Interventie
Voorwaardelijke Interventie in Gezinnen (VIG)
Samenvatting Doel De hoofddoelen van de Voorwaardelijke Interventie in Gezinnen (VIG) zijn dat de ouders in staat zijn een veilige leefomgeving bieden voor hun kinderen in en om het huis en dat het gezin (weer) toegankelijk is voor hulp zonder externe dwangmiddelen. Doelgroep VIG is bedoeld voor multiprobleemgezinnen met een kind jonger dan zestien jaar die problemen hebben op meerdere leefgebieden. De gezinnen hebben veel teleurstellende ervaringen met hulpverleners waardoor ze wantrouwend zijn en zorg mijden. Aanpak VIG is een vorm van intensieve hulp in de thuissituatie aan multiprobleemgezinnen. Elk gezin krijgt een coach toegewezen die gedurende maximaal zes maanden 24 uur per dag en zeven dagen per week beschikbaar is. De coach werkt gefaseerd en verleent hulp op zeven leefgebieden: opvoeding, veiligheid, huisvesting, administratie, gezondheid, overlast en scholing/werk. In eerste instantie neemt de coach de regie over in het gezin. Vervolgens leert hij het gezin om gaandeweg steeds meer zelf te gaan doen. Aan het eind draagt hij het gezin over aan een andere hulpverlener, die vrijwillige hulp biedt. Materiaal Spirit, FlexusJeugdplein en RadarUitvoering (2010). Methodiekbeschrijving VIG. Amsterdam: Radar. Onderzoek effectiviteit Tijdens een eerste pilot met VIG is er een procesevaluatie uitgevoerd. Na begeleiding van 24 gezinnen blijkt 62% van de (in totaal 535) doelen die in de plannen van aanpak van de gezinnen zijn gesteld, behaald te zijn. Bij ongeveer 20% van de doelstellingen is een ontwikkeling ingezet, maar is het eindresultaat nog niet behaald. Met betrekking tot het belangrijkste aandachtsveld, de relatie tussen ouder en kind, wordt ongeveer 70% van de doelstellingen gehaald. Goede resultaten zijn er ook op de terreinen administratie (63%), scholing/werk (65%) en gezondheid (69%). Voor het gezin in zijn geheel, de moeder en de kinderen, wordt ook ongeveer 70% van de doelstellingen gehaald; voor de (vaak afwezige) vaders is dat slechts 40%. Samenwerking met en overdracht naar andere hulpverle-ningsinstanties blijken het moeilijkste haalbaar (20%). Ontwikkeld door RadarUitvoering Mike Heuves Putsebocht 75 3073 HD Rotterdam E-mail:
[email protected] Telefoon: 010 - 290 89 99 / 06 - 51 62 30 38 Website: www.radaradvies.nl
Erkenning Erkend door Deelcommissie jeugdzorg en psychosociale/pedagogische preventie d.d 18-02-2011 Oordeel: Goed onderbouwd Toelichting: Dat VIG het element 'dwang en drang' inzet en juist niet vraaggericht werkt vindt de commissie erg verfrissend. Daarbij wordt een moeilijk bereikbare doelgroep bereikt. De samenwerking met andere organisaties heeft hierbij een duidelijke meerwaarde. De referentie naar dit document is: Heuves, M en C. Bartelink. (april, 2010). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'Voorwaardelijke Interventie in Gezinnen (VIG)'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies
1. Toelichting naam van de interventie VIG is opgezet als Vroegtijdige Interventie in Gezinnen. In de loop van de tijd is VIG vooral een laatste kans interventie geworden voor gezinnen die hulp vermijden of waar eerdere hulpverlening te weinig effect heeft gesorteerd. Dit is mogelijk omdat het hulpverlening onder dwang betreft. Het gezin kan te maken krijgen met sancties als ze geen medewerking verleent aan de hulpverlening, zoals een korting op de uitkering of uithuisplaatsing van de kinderen. Vandaar dat de letters VIG tegenwoordig staan voor Voorwaarde-lijke Interventie in Gezinnen.
2. Risico en/of probleem waar de interventie zich op richt De Voorwaardelijke Interventie in Gezinnen (VIG) is gericht op multiprobleemgezinnen en start als er zorgen zijn over de ontwikkeling en/of veiligheid van een of meerdere kinderen in het gezin die jonger zijn dan 16 jaar. Er kan sprake zijn van (een vermoeden van) verwaarlozing of mishandeling van de kinderen. Ook kan het zijn dat de kinderen overlast veroorzaken, niet of onregelmatig naar school gaan of gedragsproblemen of (beginnend) crimineel gedrag vertonen. Multiprobleemgezinnen kampen met tal van problemen op de volgende leefgebieden: l
Opvoeding. In vrijwel alle gezinnen is sprake van opvoedingsproblematiek en pedagogische onmacht.
l
Ouders, veelal alleenstaande moeders, oefenen nauwelijks gezag over hun kinderen uit en houden geen toezicht. Veiligheid van de kinderen. Deze komt in het geding door onveilige situaties in huis (bijvoorbeeld loshangende bedrading), mishandeling of verwaarlozing, ouders die hun kind niet stimuleren of passend on-derwijs ontzeggen. Huiselijk geweld komt regelmatig voor.
l
l
l
l
l
Huisvesting. De huisvestingsituatie van de gezinnen is over het algemeen slecht te noemen: achterstallig onderhoud, weinig huisraad, te kleine woning of een dreigende uithuiszetting. Administratie. In vrijwel alle gezinnen is sprake van hoge schulden. Ook hebben ouders zelf nauwelijks meer overzicht over hun financiele situatie. De kinderen leven onder het bestaansminimum. Overlast. De relatie tussen de gezinnen en hun omgeving is vaak problematisch. Vaak is het gedrag van de kinderen de oorzaak van overlast, de ouders zijn het gezag kwijt en weten vaak niet hoe ze de kinderen moeten aansturen. Buren klagen over lawaai, rommel en verwaarlozing van de omgeving. Gezondheid. De meeste gezinnen hebben te maken met gezond-heidsproblemen. Psychosomatische klachten komen veelvuldig voor, evenals lichamelijke klachten als overgewicht en diabetes. Ook kampen ouders en kinderen met psychische problemen. Scholing/werk. Een groot aantal van de ouders is zeer laagopgeleid. Er is veel schoolverzuim. De afstand tot de arbeidsmarkt is voor het merendeel van de gezinnen groot. Veel ouders zijn niet gemotiveerd om te gaan werken.
Multiprobleemgezinnen hebben vaak een lange geschiedenis met hulpverle-ning die weinig effect heeft gehad, waardoor ze wantrouwend zijn geworden en hulpverleningsinstanties mijden (Kalsbeek, 2008). Gedwongen hulp is nodig om te voorkomen dat de problemen binnen en buiten het gezin verder escaleren met als mogelijk gevolg uithuiszetting, uithuisplaatsing van de kinderen, steeds grotere overlast voor de omgeving of de start van een criminele carrière van de kinderen.Naar schatting heeft 0,5% tot 5% van de gezinnen te kampen met een opeenstapeling van problemen. De indruk bestaat dat het percentage multiprobleemgezinnen in de grote steden en onder allochtone gezinnen hoger ligt (Van der Steege, 2009).
3. Doel van de interventie De hoofddoelen van VIG zijn a) de ouders in staat zijn een veilige leefomgeving te bieden voor hun kinderen in en om het huis en b) het gezin is (weer) toegankelijk voor hulp zonder externe dwangmiddelen. Deze hoofdoelen zijn verder uitgewerkt in de volgende subdoelen: l l l l l
l
De De De De
ouders hanteren een duidelijke dagelijkse routine, bieden structuur en houden toezicht op de kinderen; gedragsproblemen van de kinderen zijn verminderd; ouders kunnen rondkomen van het inkomen waarover zij be-schikken; kinderen gaan naar school en hebben een vrijetijdsbesteding;
De ouders worden bij de opvoeding van de kinderen ondersteund door familie, buren of andere bekenden uit het netwerk; De gezinsleden veroorzaken geen overlast meer.
4. Doelgroep van de interventie Voor wie is de interventie bedoeld VIG richt zich op multiprobleemgezinnen; vooral op gezinnen die moeilijk te bereiken zijn door hulpverleners. Kenmerkend voor deze gezinnen is dat ze hulp vermijden of weigeren en wantrouwend zijn omdat de geboden hulp in het verleden te weinig resultaten heeft opgeleverd. In de definitie van VIG is een gezin een multiprobleemgezin als er problemen zijn in de opvoeding van het kind en er daarnaast problemen zijn op tenminste vier van de volgende leefgebieden: l l l l l l
huisvesting; financiën (administratie en schulden); overlast; veiligheid kinderen; gezondheid; scholing/werk.
In multiprobleemgezinnen is de balans tussen draagkracht en draaglast ernstig verstoord (Bakker et al, 1998). Indicatie- en contra-indicatiecriteria Gezinnen kunnen bij VIG worden aangemeld door partijen die zich zorgen maken over gezinnen die met zoveel problemen kampen, dat de opvoeding van de kinderen eronder lijdt en hun ontwikkeling ernstig bedreigd wordt. Vaak zijn ze besproken in een netwerk Jeugd of een ander signaleringsnet-werk, soms melden gezinnen zichzelf aan. VIG hanteert de volgende indicatiecriteria (Veenbaas, 2008; Spirit et al., 2009): 1 Er bestaat de mogelijkheid om dwang en drang toe te passen: VIG accepteert daarom gezinnen alleen als één of beide ouder(s) een uitkering (WWB) hebben, als er sprake is van een kind met een ondertoezichtstel-ling (OTS), een melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling is gedaan, een OTS en/of een uithuisplaatsing van een of meerdere kinderen dreigt of er sprake is van een dreigende uithuiszetting. 2 Er is minstens één kind onder de 16 jaar in het gezin waarbij ernstige zorgen over de ontwikkeling bestaan. 3 Het gezin heeft problemen met de opvoeding van de kinderen en daar-naast op minstens vier van de volgende leefgebieden: de veiligheid van de kinderen, huisvesting, administratie (schulden), overlast, gezondheid, scho-ling/werk. 4 Het gezin is niet (meer) toegankelijk voor vrijwillige hulpverlening of de aanwezige hulpverlening heeft te weinig effect gesorteerd. 5 Eventuele gediagnosticeerde psychiatrische problemen of verslavings-problemen zijn onder controle of cliënten ondergaan hiervoor een be-handeling. De ouders moeten in principe in staat zijn hun kinderen zelf op te voeden.
VIG hanteert de volgende contra-indicaties: 1. Doorkruising lopend justitieel onderzoek Bij de aanmelding van een gezin bij VIG wordt op verzoek van justitie geke-ken of er een justitieel onderzoek loopt tegen één van de gezinsleden. Deze gezinnen kunnen voor de duur van de justitiële procedure niet in
traject worden genomen, omdat de hulp door VIG het justitieel onderzoek in de weg kan staan. 2. De politie adviseert hulpverleners om niet alleen het gezin binnen te gaan vanwege grote onveiligheid Dit is bijvoorbeeld het geval als een gezinslid vuurwapengevaarlijk is. Met de politie is de afspraak gemaakt dat zij VIG voor de start een bericht stuurt of het gezin in kwestie in dit opzicht onveilig is of niet. 3. Er loopt een dreigende uithuiszetting van het gezin waaraan vastgehouden wordt en die niet onderhandelbaar is in het kader van VIG; of het gezin is dakloos.Indien een gezin geen onderdak heeft, heeft het geen zin om VIG in te zetten omdat alle energie van het gezin dan uit zal gaan naar het vinden van de juiste huisvesting (Spirit et al., 2009). Toepassing bij migranten De methodiek is niet speciaal voor migranten ontwikkeld. Wel is ongeveer 80% van de VIG gezinnen allochtoon. De helft hiervan is van Marokkaanse of Afro-Caribische afkomst, en ruim een derde van alle aanmeldingen betreft een veelheid aan nationaliteiten (Jeugdinstituut VU, 2009). Indien nodig wordt gebruik gemaakt van tolken
5. Aanpak Opzet van de interventie VIG is een vorm van intensieve hulp bij gezinnen thuis. Een gezin krijgt een (gezins)coach toegewezen die 24 uur per dag en zeven dagen per week beschikbaar is voor het gezin en het gezin meerdere keren per week bezoekt. De coach heeft een caseload van vijf gezinnen tegelijkertijd. VIG duurt maximaal zes maanden. Drie, zes en negen maanden na afsluiting neemt de coach telefonisch contact op met het gezin om te monitoren of alles goed gaat en de vervolghulp op gang is gekomen. De coach neemt bij de start van VIG de regie in het gezin over. In de hulp die de coach biedt, staat niet de vraag van het gezin centraal, maar het probleem zoals de coach dat constateert. De coach geeft telkens aan wat er moet gebeuren, welke acties hij van de gezinsleden verwacht en voert deze voor en met hen uit. Telkens legt hij daarbij de relatie met de veiligheid en de opvoeding van de kinderen. Het saneren van schulden is bijvoorbeeld nodig om te zorgen dat de ouders weer (gezond) eten kunnen kopen voor hun kinderen. Naarmate het verloop van VIG vordert neemt de regierol van de coach af en neemt het gezin de regie voor zover mogelijk weer over. De coach van VIG werkt met drang en dwang. De coach oefent voortdurend drang op de gezinsleden uit. Dit doet hij door de gezinsleden duidelijk te instrueren wat te doen en creatief te zoeken naar win-winsituaties door acties te ruilen ('Als jij de afwas doet, bel ik in de tussentijd voor jou de woningbouw'). Een vertrouwensrelatie met het gezin is in eerste instantie niet nodig, vaak ontstaat deze in de loop van de tijd doordat de coach met het gezin concrete resultaten boekt. Ook schetst de coach telkens de consequenties van gedrag van gezinsleden ('Als jij niet zorgt dat de kinderen 's ochtends op tijd op school komen, geeft de gezinsvoogd een schriftelijke aanwijzing'). Ook oefent hij - zeker in het begin - in samenwerking met anderen een strikte controle op de gezinsleden uit. Hij gaat onverwachts langs, schakelt de wijkagent en de school in bij het maken van afspraken met de gezinsleden, vraagt hen contact te zoeken als de gezinsleden zich niet aan die afspraken houden en controleert letterlijk of de afwas is gedaan en de slaapkamers schoon zijn. Drang uit zich ook in het niet laten vallen van gaten in de hulpverlening. VIG stopt pas als de vervolghulp gestart is. Eén van de uitgangspunten van VIG is: "Waar u niet kan, zullen wij u helpen, waar u niet wilt, zullen wij u dwingen". De dwang bestaat eruit dat wanneer gezinnen niet voldoende meewerken, zij door de klantmanager van de WWB, Bureau jeugdzorg of de woningbouwcorporatie op de volgende manieren berispt kunnen worden: 1: Ouder(s) krijgt(en) een waarschuwing van de gezinsvoogd. Ouders kunnen bijvoorbeeld de waarschuwing krijgen dat wanneer zij niet meewerken om hun opvoedingsvaardigheden te verbeteren en als de veiligheid van het kind in het gezin gevaar blijft lopen, dat het kind uit huis geplaatst zal worden. 2: Afstemming op de uitkering/ schriftelijke aanwijzing van de gezinsvoogd Werken zij dan nog niet genoeg mee dan kunnen zij op hun uitkering gekort worden of kunnen de kinderen uit huis geplaatst worden. 3: Bij niet meewerken volgt een melding bij het AMK om een onderzoek te starten naar de veiligheid van de kinderen of een verzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming voor een (V)OTS. 4: De woningcorporatie geeft aan een procedure tot uithuiszetting te starten als het gezin niet voldoende meewerkt en stopt met overlast veroorzaken.
De VIG interventie richt zich op zeven leefgebieden: veiligheid en opvoeding van de kinderen, financiën (schulden, schuldsanering, aanleren administratieve vaardigheden), huisvesting (staat van de woning, omgang met duurzame goederen, huurgedrag, gedrag in de buurt), overlast (in woongedrag en in de buurt/wijk), gezondheid en scholing en werk. Instroom Gezinnen komen voor VIG in aanmerking nadat Bureau jeugdzorg, het Advies en Meldpunt Kindermishandeling, de Raad voor de Kinderbescherming, Dienst Werk en Inkomen (DWI), het Centrum voor Jeugd en Gezin of de woningbouw hen heeft aangemeld bij de manager van de uitvoerende organisatie van VIG. Er wordt dan beoordeeld of het gezin voldoet aan de indica-iecriteria. Fasering VIG bestaat uit vier fasen: de onderzoeksfase, de overnamefase, de leerfase en de afsluitfase. In principe duurt de onderzoeksfase 2 weken, de overname-fase 8 weken, de leerfase 12 weken en de afsluitfase 2 weken. Die fasen verlopen niet altijd precies in deze aantallen weken, als een gezin bijvoorbeeld op een bepaald leefgebied snel vorderingen maakt, gaat de coach eerder aan de slag met de leerfase. In de onderzoeksfase maakt de coach een sterkte/zwakte analyse (draagkracht versus draaglast) voor elk gezinslid op de verschillende leefgebieden. Hiervoor zijn verschillende checklists en analyse-instrumenten beschikbaar. Op basis hiervan stelt hij een plan van aanpak op met (SMART geformuleerde) doelen voor elk gezinslid. De onderzoeksfase duurt twee weken. In deze fase is de coach (bijna) dagelijks in het gezin. De coach stelt meteen orde op zaken. Hij maakt duidelijke afspraken met de gezinsleden over welk gedrag toelaatbaar is (bijvoorbeeld dat geweld gebruiken of illegaal wiet verbouwen niet mag) en schetst wat de consequenties zijn als de afspraken geschonden worden (bijvoorbeeld een melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of aangifte bij de politie). De coach brengt het netwerk van het gezin in kaart en gaat mee naar gesprekken met instanties. In alle gemeenten waar VIG ingezet kan worden, zijn er samenwerkingsafspraken met verschillende organisaties, zoals DWI, de Raad voor de Kinderbescherming, bureau jeugdzorg, politie en de gemeentelijke kredietbank. Door de samenwerkingsafspraken ontstaan korte lijnen en kunnen de coaches snel en effectief probleemoplossend te werk gaan voor de gezinnen. In de overnamefase neemt de coach binnen het gezin letterlijk de regie over. In deze fase gaat het er in de eerste plaats om dat de veiligheid van het kind in het gezin (weer) zeker gesteld is. De coach draagt hiervoor zorg door concrete zaken die bedreigend zijn voor de kinderen direct zelf aan te pakken, bijvoorbeeld opgestapelde vuilnis/ongedierte (laten) verwijderen of van tien katten die een gezin heeft er acht naar het asiel te brengen. De gezinsleden gaan met de coach samen met allerlei praktische zaken aan de slag, zoals: ervoor zorgen dat kinderen op tijd opstaan om naar school te gaan, het op orde brengen van de administratie en het in kaart brengen van eventuele schulden en het opruimen en opknappen van de woning. De coach neemt taken over en fungeert als voorbeeld voor de gezinsleden. Hij doet de ouders voor wat goede manieren zijn om hun kinderen op te voeden, het huis op orde te brengen en te houden en contacten met instanties aan te gaan, etc. De coach doet het gewenste gedrag eerst voor en vervolgens voert hij de benodigde acties samen met de gezinsleden uit. De overnamefase heeft ook tot doel om aangeleerde hulpeloosheid van gezinsleden (gedachten van gezinsleden dat er toch nooit iets zal veranderen) en wantrouwen tegen hulpverleners om te buigen naar positievere verwachtingen over de mogelijkheden van hulp. Dit doet hij vooral door snelle en concrete resultaten te boeken (een schoon huis, uitvoeren van reparaties). De coach legt in deze fase contact met de betrokkenen bij het gezin, zoals familie, politie, woningbouwvereniging, leerplicht, bureau jeugdzorg en de jeugdgezondheidszorg. De coach bezoekt het gezin in deze fase dagelijks tot meerdere keren per week. In de leerfase krijgen ouders langzaam maar zeker de verantwoordelijkheid voor het gezin weer terug. Tijdens de overnamefase hebben ze gemerkt dat er een verandering mogelijk is. De praktische aanpak van de coach draagt eraan bij dat het gezin hoop op verandering krijgt en dat ze zicht krijgen op de vaardigheden die nodig zijn om te veranderen. Tijdens de leerfase is de bedoeling dat zij onder begeleiding van de coach steeds meer zelf hun leven op orde brengen en houden. Na het overnemen en samen doen tijdens de overnamefase, gaan de gezinsleden in deze fase steeds meer zelf doen. De coach geeft het goede voorbeeld, geeft instructies aan de gezinsleden hoe zij problemen kunnen aanpakken, oefent het gedrag met hen en laat hen de acties zelf uitvoeren. Zo moeten de ouders leren zelf het huis schoon de houden, de dagelijkse routine te hanteren, zelf gesprekken met instanties te voeren en telefoontjes te plegen. De coach stimuleert, controleert en geeft gerichte feedback aan de gezinsleden op het getoonde gedrag. Om ervoor te zorgen dat ouders steeds beter in staat zijn zelf hun leven vorm te geven, benadrukt de coach de kleine dingen die goed gaan in het gezin en geeft daarvoor complimenten. De coach komt tijdens deze fase één à twee keer per week in het gezin.
In de afsluitfase bouwt de coach de hulp af. De gezinsleden hebben ervaren dat de hulp door de coach van VIG concrete veranderingen in hun situatie heeft opgeleverd. Vanaf 12-16 weken wordt gewerkt aan het opstarten van vervolghulp, die doet de coach in overleg met de gezinsleden. Hij draagt (delen van) zijn taak over in persoonlijke contacten met de hulpverlener die de vervolghulp uitvoert, de gezinsleden zijn hierbij aanwezig. De coach is wekelijks of minder in het gezin. RapportageNa de onderzoeksfase is er een Plan van Aanpak opgesteld. De coach rapporteert vervolgens maandelijks in een schriftelijke rapportage over de vorderingen aan de verwijzer (de instantie die het gezin heeft aangemeld). Bij het afronden van de hulp stelt de coach een eindrapportage op waarin hij aangeeft welke doelen bereikt zijn en welke (eventueel) nog gerealiseerd moeten worden. Deze laatste worden meegenomen door de vervolghulpverlener Inhoud van de interventie De VIG interventie richt zich op zeven leefgebieden. Hieronder volgt een korte beschrijving hoe de VIG coach per leefgebied te werk gaat (Spirit et al, 2010). 1.Opvoeding. In de overnamefase is de coach bezig met het creëren van rust, reinheid, en regelmaat voor de kinderen en het aanbrengen van structuur en routine. Hij neemt zelf een actieve rol in de opvoeding op zich. Hij is aanwezig op de momenten die voor ouders lastig te hanteren zijn, bijvoorbeeld tijdens het eten, voor schooltijd of bij het naar bed brengen van de kinderen. De coach doet de principes van positief opvoeden voor, bijvoorbeeld het belonen van gewenst gedrag en negeren van ongewenst gedrag. De coach stelt gedragsregels voor de omgang met elkaar binnen het gezin op. Hij gaat na wie er in de familie of naaste omgeving steun kan bieden aan de ouders in de opvoeding. Ook kijkt hij of de ouders op een andere manier ontlast kunnen worden, bijvoorbeeld door de kinderen een aantal dagen per week aan te melden voor naschoolse dagopvang. In de leerfase ondersteunt de coach de gezinsleden bij het volhouden van de aangebrachte structuur en routine. Hij stimuleert, controleert en springt bij waar nodig. De coach geeft feedback aan de ouders wanneer zij te maken hebben met lastige opvoedingssituaties en oefent opvoedingsvaardigheden met hen, zoals het hanteren van structuur en regelmaat, het handhaven van regels en belonen en gepast straffen. In de afsluitingsfase vindt overdracht naar de vervolghulpverlener plaats. 2.Veiligheid van de kinderen In de onderzoeks- en overnamefase taxeert de coach met de checklist "Veilig thuis" (Ten Berge & Bakker, 2005) hoe het staat met de veiligheid van de kinderen binnen het gezin. De coach laat het gezin weten dat mishandeling en verwaarlozing van de kinderen niet geaccepteerd worden. Vervolgens gaat hij met het gezin aan de slag om de veiligheid van de kinderen te vergroten door de ouders te trainen in opvoedingsvaardigheden. De coach laat voorbeeldgedrag voor een goede opvoeding zien, zoals het duidelijk stellen van grenzen, complimenteren en belonen van gewenst gedrag. De coach maakt duidelijke afspraken over het gedrag dat hij van ouders wil zien met betrekking tot de veiligheid van de kinderen. Als de mishandeling of verwaarlozing niet stopt, brengt hij de gezinsvoogd op de hoogte en waarschuwt de ouders dat er een machtiging uithuisplaatsing aangevraagd zal worden bij de kinderrechter. De coach en de gezinsleden gaan aan de slag met het aanbrengen van een dagelijkse routine en regelmaat in het gezin. In de leerfase oefenen de ouders met opvoedingsvaardigheden als het stellen van grenzen, het instrueren van gedrag, positieve aandacht geven, belonen en gepast straffen. 3.Administratie In de overnamefase zorgt de coach dat er eerst een overzicht komt van de financiële situatie van het gezin. Hij zoekt samen met de ouders de rekeningen uit; neemt contact op met schuldeisers en schuldhulpverlening. De coach legt samen met de ouders contacten, zodat hij kan voordoen (modelling) hoe ouders zelf in een later stadium op een goede manier contact met instanties kunnen onderhouden. In de leerfase leren ouders zelf contact op te nemen met instanties; ze ordenen hun rekeningen in mappen; en volgen bijvoorbeeld een cursus budgetbeheer. De gezincoach heeft hierbij een coachende rol; hij geeft feedback aan ouders en oefent de benodigde vaardigheden voor gesprekken met instanties. In de afsluitingsfase is het schuldhulpverleningstraject opgestart. 4.Huisvesting Op het gebied van huisvesting zorgt de coach ervoor in de overnamefase dat er snel op orde op zaken gesteld
wordt: het huis wordt schoongemaakt en opgeknapt, en indien nodig wordt huisraad aangevuld. Vaak wordt er Bijzondere Bijstand aangevraagd of een fonds voor de aanschaf van meubilair, huisraad of voor klein onderhouden aan de woning. Daarna leert hij de ouders tijdens de leerfase hoe zij hun huis op orde en schoon kunnen houden en hoe zij hun kinderen leren hun eigen kamer op te ruimen. Ook leert de coach de ouders hoe zij contact kunnen leggen met de woningbouw als er een reparatie nodig is. Indien nodig zorgt de coach er in de afsluitingsfase voor dat het gezin een vaste contactpersoon bij de woningbouw heeft wanneer zij problemen met hun huis ondervinden. 5.Overlast In de overnamefase helpt de coach om te bemiddelen met bijvoorbeeld buren, de woningbouw of de wijkagent. Hij laat zien wat normaal woongedrag is, bijvoorbeeld welke regels ouders zouden moeten stellen als het gaat om gedrag van hun kinderen op straat, zoals dat de kinderen niet tot 's avonds laat in de buurt rondzwerven. De coach maakt afspraken met de woningbouw en de wijkagent om het gezin in de gaten te houden. De woningbouw en de wijkagent kunnen bij de coach melden als zij signaleren dat het mis gaat. In de leerfase traint de coach het gezin in wat normaal woongedrag is, bijvoorbeeld door geluidsoverlast te beperken en afval in daarvoor bestemde containers te deponeren in plaats van het op niet-toegestane plaatsen te dumpen. Hij helpt de ouders om de overlast met kinderen en buren te bespreken, zodat voor de ouders duidelijk wordt welke grenzen zij hun kinderen moeten stellen en wat hun buren van hen verwachten als het gaat om overlast. In de afsluitingsfase is een vaste contactpersoon bij de woningbouw gerealiseerd en persoonlijk contact met de wijkagent. Deze hebben een controleren de functie: zij houden in de gaten of het gezin niet opnieuw overlast in de buurt veroorzaakt en spreken het gezin tijdig aan op hun gedrag. 6.Gezondheid In de overnamefase doet de coach gezond gedrag voor. Onder andere zorgt hij ervoor dat er ontbijt is, dat de kinderen op tijd naar bed gaan, dat er gezond wordt gekookt en dat de kinderen lopend of op de fiets naar school gaan. Vervolgens leert de coach de ouders tijdens de leerfase wat gezond gedrag is en waar zij op moeten letten als het gaat om de gezondheid van hun kinderen, bijvoorbeeld gezond koken en zorgen voor voldoende lichaamsbeweging. Bij vermoedens van beperkte cognitieve capaciteiten van de ouder(s) wordt zo snel mogelijk een intelligentietest voor de ouders aangevraagd, bijvoorbeeld via de sociale dienst. De coach krijgt daarmee in beeld in hoeverre de ouders daadwerkelijk in staat zijn nieuw gedrag te leren. Bij vermoedens van psychische problemen van het kind (of de ouders) wordt diagnostisch onderzoek aangevraagd en evt. passende hulp geregeld. In de afsluitingsfase gaan de kinderen naar een sportactiviteit, is het gezin aangemeld bij een huisarts en tandarts en heeft het een zorgverzekering. 7.Scholing en werkIn de overnamefase neemt de coach contact op met de school van de kinderen. De coach vergroot hun betrokkenheid bij school door met de ouders naar ouderavonden te gaan en pakt eventueel verzuim samen met de school en de ouders aan. Voor ouders met een gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal wordt een cursus Nederlands gezocht. Ook is er actief contact met de klantmanager van de sociale dienst. In de leerfase gaan de ouders samen met de coach naar ouderavonden, rapport besprekingen en leren ouders zelf contact op te nemen met de school als zij vragen hebben. Waar mogelijk helpt de coach hen om zelf in een inkomen te voorzien en niet langer afhankelijk te zijn van een bijstandsuitkering. Dit betekent dat hij ouders leert solliciteren en dat zij deelnemen aan een scholings-, activerings- of reintegratietraject. In de afsluitingsfase gaan de kinderen (weer) naar school, is naschoolse opvang of een kinderdagverblijf geregeld; volgen de ouders een cursus Nederlands en is voor de kinderen indien nodig een beter passende school gevonden.
6. Materialen en links Er is een handleiding voor coaches: Spirit, FlexusJeugdplein en RadarUitvoering (2010). Methodiekbeschrijving VIG. Amsterdam: Radar. Er zijn geen aparte materialen voor migranten ontwikkeld
7. Verantwoording van de doelen, de doelgroep en de aanpak Multiprobleemgezinnen VIG richt zich op multiprobleemgezinnen. Het Nederlands Jeugdinstituut definieert een multiprobleemgezin als volgt: 'Een multiprobleemgezin is een gezin van minimaal één ouder en één kind dat langdurig kampt met een combinatie van sociaaleconomische en psychosociale problemen. Het gaat om gezinnen waarin naast problemen met de kinderen ook andere problemen spelen waarvoor hulp nodig is. Bovendien hebben deze
gezinnen ook problemen met de hulpverlening zelf, bijvoorbeeld omdat ze die afwijzen of voortijdig afbreken, of omdat ze weigeren eraan mee te werken. Kenmerkend voor multiprobleemgezinnen is dus dat ze zowel problemen in het gezin hebben als problemen met de hulpverlening (www.nji.nl).' Multiprobleemgezinnen kampen met problemen op meerdere leefgebieden, zoals het voeren van een huishouding, armoede en/of schulden, conflicten met buren, familie en instanties, individuele (psychische) problematiek van de gezinsleden, relatieproblemen tussen de (ex-)partners en problemen in de opvoeding van de kinderen. Kenmerkend voor multiprobleemgezinnen is dat: l l
l
l l
er veel problemen zijn die voordoen op meerdere leefgebieden; de problemen complex zijn: de verschillende probleemgebieden lopen door elkaar heen en beïnvloeden elkaar; de gezinsleden sterk en negatief aan elkaar gebonden zijn: ze kunnen niet met elkaar maar ook niet zonder elkaar leven; tussen de verschillende generaties spanningen en conflicten bestaan; de gezinnen vermijden of verlammen de zorg doordat ze weerstand bieden, medewerking weigeren of weinig gemotiveerd zijn (www.nji.nl).
Meervoudige problematiek leidt tot verhoogd risico kinderen Multiprobleemgezinnen kampen met een opeenstapeling van problemen en risicofactoren. Hierdoor raakt de balans tussen draaglast en draagkracht verstoord. Als het evenwicht tussen draaglast en draagkracht verstoord is, kan dit een belemmering voor de ontwikkeling van het kind gaan vormen (Bakker et al, 1998). Kinderen die opgroeien in een gezin dat gekenmerkt wordt door veel en complexe problemen op verschillende leefgebieden lopen bijna per definitie een verhoogd risico op het ontwikkelen van gedrags- en ontwikkelingsproblemen. De kinderen krijgen in hun jonge leven al te maken met allerlei problemen, zoals chaos thuis, geen gas, water en licht, niet of regelmatig te laat op school komen en geen avondeten. Deze problemen en andere kenmerken van multiprobleemgezinnen (zoals eenoudergezin, gezinnen met veel agressie en mishandeling en een problematische partnerrelatie tussen de ouders) staan op de 'lijstjes' met risicofactoren. Dit zijn - empirisch bewezen - factoren die een statistisch grotere kans op een probleem in de ontwikkeling van het kind teweegbrengt. De problemen bestaan vooral als er weinig beschermende factoren zijn en de risicofactoren in het leven van het kind beginnen te stapelen. Een enkele risicofactor laat in onderzoek vaak een zwak verband zien met het ontstaan van problemen. Als een kind blootstaat aan vier of meer risicofactoren vertienvoudigt de kans op het voorkomen van psychische en gedragsproblemen bij het kind (Hermanns, 2001). Problemen van kinderen, ouders en omgeving beïnvloeden elkaar Multiprobleemgezinnen kenmerken zich door problemen op meerdere leefgebieden, die complex en onderling verweven zijn. De basiszorg aan de kinderen is niet op orde: er is geen structuur, regelmaat en routine, de kinderen krijgen regelmatig geen eten, ruiken onaangenaam, dragen geen kleding passend bij het seizoen, gaan regelmatig niet of te laat naar school en worden onvoldoende gestimuleerd, verwaarloosd of mishandeld. Dit zorgt voor een onveilige opvoedingssituatie voor kinderen. Het lukt ouders niet beter voor hun kinderen te zorgen, onder andere omdat ze vooral bezig met hun eigen problemen: schulden, een dreigende uithuiszetting, vuilnis en rotzooi in huis, relatieproblemen en een eigen belast verleden. Daardoor zijn ze het overzicht volledig kwijt en hebben ze geen ruimte de kinderen de benodigde basiszorg, veiligheid, stimulans en begrenzing te bieden. Ook is hun inzicht in de ontwikkeling van kinderen beperkt of missen ze de vaardigheden om leeftijdsadequaat met het kind om te gaan. De kinderen ontwikkelen hierdoor emotionele en gedragsproblemen problemen (soms al crimineel gedrag) en leerachterstanden: Deze problemen maken het opvoeden voor de ouders nog lastiger, doordat de kinderen een steeds groter beroep doen op de gebrekkige kennis en vaardigheden van ouders. De gezinnen zijn moeilijk te bereiken voor hulpverleners. Ze hebben vaak al veel hulp gehad, veelal waren dit teleurstellende ervaringen doordat de hulp weinig bijdroeg aan de oplossing van hun problemen, instanties langs elkaar heen werkt of hulpverleners ingrepen op een manier waar zij het niet mee eens waren. Dit resulteert in een afwachtende of zelfs vijandige houding tegenover hulpverleners. Daarom vermijden deze gezinnen hulp of breken de hulp voortijdig af. Regelmatig is er sprake van problemen die van generatie op generatie zijn overgedragen omdat ouders hun negatieve verwachtingen over hulpverleners aan hun kind doorgeven (Jeugdinstituut VU &Hogeschool INHOLLAND, 2009). Bieden van een veilige opvoedingssituatie en weer bereikbaar voor hulp Een uithuisplaatsing van de kinderen wordt haast onvermijdelijk als de problemen in gezin, die leiden tot ernstige gedragsproblemen van de kinderen en opvoedingsproblemen, niet doorbroken worden. Daarom is het
belangrijkste doel van VIG dat de ouders leren hun kinderen (weer) voldoende veiligheid te bieden. Door de complexiteit van de problemen is intensieve en langdurige hulp nodig. Doordat multiprobleemgezinnen zorg vermijden of voortijdig afhaken, is drang en dwang nodig. De aanpak met drang en dwang maakt op langere termijn hulpverlening zonder externe dwang weer mogelijk. Werkzame bestanddelen VIG Diverse onderzoeken naar gezinsinterventies in Nederland hebben inmiddels geleid tot de algemene conclusie dat in multiprobleemgezinnen het meeste bereikt kan worden met intensieve, langdurige hulp in de thuissituatie van het gezin (Kalsbeek, 2008; Loeffen et al., 2001; Orobio de Castro et al., 2002; Tabibian, 2006; Van den Berg & De Graaf., 2007; Van der Steege, 2009; Veerman et al., 2004). VIG sluit hierbij aan. De coach van VIG biedt intensieve hulp in de directe leefomgeving van het gezin. Dit voorkomt dat gezinnen in een training aangeleerde vaardigheden zelf moeten zien over te brengen naar de thuissituatie. Bij multiprobleemgezinnen is deze transfer vaak moeilijk tot stand te brengen (Van der Steege, 2007). De inzet van krachtige professionals De multiproblematiek en de afwijzende of vermijdende houding van de gezinnen vraagt een daadkrachtige benadering van de coach. Daarom is het van belang dat de coach over de nodige levenservaring beschikt (coaches zijn minimaal 30 jaar), goed is opgeleid en wordt begeleid bij de uitvoering van de methodiek (zie ook Van der Steege, 2007). Coaches hebben bij de uitvoering van VIG regelmatig teamoverleg en werkbegeleiding, waarin zij casuïstiek bespreken. Dit zorgt voor een goede uitvoering van de methodiek, voorkomt dat ze in een gezin ingezogen worden en helpt om te reflecteren op welke aanpak het beste kan werken gezien de problemen van het gezin. De complexe en hardnekkige problematiek in combinatie met de negatieve houding ten aanzien van de hulpverlening maakt het nodig dat de geduld en doorzettingsvermogen heeft (Van Gerwen & De Beer, 2010; White et al, 2008). De coach heeft een directieve benadering. Hij geeft het gezin duidelijk aan wat de problemen zijn, welke doelen het moet behalen en wat het daarvoor moet doen. Dit zorgt ervoor dat het gezin ook weer overzicht krijgt. Ook helpt hij - zeker in het begin - mee om orde op zaken te stellen, geeft gerichte instructies en is 7 x 24 uur bereikbaar voor het gezin en heeft een lage caseload, zodat hij beschikbaar kan zijn op alle momenten dat het gezin zijn ondersteuning nodig heeft. Dit laatste is een van de acht succesfactoren die White et al (2008) onderscheiden in de hulp aan overlastgevende multiprobleemgezinnen. Een andere succesfactor die White et al. (2008) noemen is een vast aanspreekpunt voor het gezin. De coach is gedurende de inzet van VIG de contactpersoon voor het gezin, het netwerk, andere hulpverleners en instanties om het gezin heen. Door als contactpersoon voor het gezin richting instanties te fungeren creëert de coach overzicht voor het gezin in de vele hulp die het vaak ontvangt. Intensieve samenwerking tussen de coach en andere instanties zorgt voor afstemming van de hulp en voorkomt dat het gezin hulpverleners tegen elkaar uitspeelt. De coach sluit VIG in het gezin ook pas af, wanneer de hulp is overgedragen aan de vervolghulpverlener. Soms betekent dit dat de hulp van VIG met een periode verlengd wordt. Contacten met het sociale netwerk van het gezin zijn van belang om het isolement van het gezin op te heffen en het netwerk te versterken, zodat het netwerk mogelijk ook een bijdrage kan leveren aan de veiligheid en opvoeding van de kinderen en de (praktische en emotionele) ondersteuning van ouders. Gebruik maken van drang en dwang De (geringe) motivatie van de gezinnen speelt geen enkele rol bij het al dan niet inzetten van VIG. Multiprobleemgezinnen zijn per definitie niet gemotiveerd een nieuwe hulpverlener toegang te verschaffen. De coach maakt daarom gebruik van drang en dwang om de situatie in het gezin te verbeteren. Ook dit is een van de acht succesfactoren van White et al (2008). Drang kan bestaan uit het overtuigen van het gezin, gebruik van krachtige overreding, het creëren van win-winsituaties ('ik doe iets voor jou, als jij iets voor mij doet'), door het verbinden van aanzienlijke nadelen aan bepaalde opties en het schetsen van de negatieve consequenties van bepaalde keuzes (Van Gerwen & De Beer, 2010). De coach oefent dwang uit via een waarschuwing door de uitkeringsinstantie, een schriftelijke aanwijzing van een gezinsvoogd of een dreigende uithuisplaatsing van de kinderen. Onderzoek van Boermans (2009) naar de toepassing van dwang en drang in een liberale samenleving als de onze sluit hierbij aan. Boermans legitimeert drang en dwang door te stellen dat de overheid niet pas kan ingrijpen als de kinderen al schade hebben geleden. De overheid dient in te grijpen als de welzijnsrechten van de kinderen worden geschonden en hun burgerschapsopvoeding in gevaar komt. De overheid dient daarbij in te grijpen én de beslissingsruimte van de ouders zoveel als mogelijk intact te laten. De coach van VIG opereert in dit spanningsveld. Hij is directief:hij spoort de gezinsleden direct aan de problemen op te lossen en gebruikt daarbij drang en dwang. Tegelijkertijd geeft hij het gezin zo snel als mogelijk de regie over het functioneren geleidelijk terug (van overnamefase naar leerfase). Naarmate VIG vordert is drang en dwang minder nodig. Omdat gezinnen hebben ervaren dat
hun inspanningen en de inzet van de coach effect heeft, zijn ze meer bereid om zelf verantwoordelijkheid te nemen en problemen aan te pakken. Daardoor is het niet of minder noodzakelijk dat de coach nog gebruik maakt van drang en dwang. Dit maakt aan het eind van VIG ook mogelijk dat de coach de hulp overdraagt aan hulpverleners die geen gebruik kunnen maken van drang en dwang. Aan de slag op alle leefgebieden De problemen in multiprobleemgezinnen bevinden zich op alle leefgebieden. De coach van VIG zet tegelijkertijd in op al die gebieden: veiligheid en opvoeding van de kinderen, gezondheid, werk en scholing, administratie, huisvesting en overlast. Daarbij schept de coach orde in de chaos en gaat als eerste met de meest urgente, praktische problemen aan de slag. Pas wanneer hierin weer enige orde is, ontstaat er ruimte voor ouders om andere problemen aan te pakken. Als de situatie in het gezin minder chaotisch is en ouders weer overzicht hebben, gaat de coach aan de slag met het trainen van basale opvoedingsvaardigheden als positieve aandacht geven, gepast straffen, grenzen stellen, instructies geven en toezicht houden. Vaak is daarna vervolghulp nodig om ouders te helpen zich de geleerde vaardigheden verder eigen te maken en ervoor te zorgen dat ze op langere termijn beklijven. Meer regelmaat en routine in het gezin leidt vaak tot verbetering van het gedrag van de kinderen en een meer veilige situatie voor hen om in op te groeien. Dit sluit aan bij de uitgangspunten uit de theorie van Maslow. De coach zet allereerst in op de basale behoeften van de gezinsleden aan 'brood, bed en bad'. Ma-slow gaat ervan uit dat eerst in basisbehoeften moet zijn voorzien, voordat mensen toekomen aan behoeften van een hogere orde, zoals behoefte aan veiligheid, relaties (gehecht en geliefd zijn), waardering en zelfactualisatie (RadarUitvoering, 2008). Daarnaast motiveert praktische hulp de gezinsleden. De inzet van de coach leidt al snel tot concrete resultaten waarna ze meer geneigd zijn te werken aan gedrag en vaardigheden. Ook het versterken van het sociale netwerk is een belangrijk aandachtspunt bij VIG. Daarmee doorbreekt een coach het sociale isolement van het gezin. Hierbij motiveert hij onder meer ouders om het kind gebruik te laten maken van kinderopvang of een sportvereniging. Een voordeel van deelname aan dergelijke activiteiten is dat het ouders ontlast en een positieve invloed heeft op het welzijn en de ontwikkeling van het kind. Kleine stappen via voordoen - samen doen -zelf doen De analyse van de problemen van elk gezinslid leidt tot een duidelijk over-zicht, waardoor een gefaseerd plan opgesteld kan worden om deze aan te pakken. Dit gefaseerde plan bestaat uit haalbare doelstellingen die de coach elke maand bijstelt . Door haalbare en korte termijn doelen houdt het gezin overzicht over de hulp en doet het succeservaringen op. Hierdoor verandert de blik op hun eigen kunnen en neemt het zelfvertrouwen toe. Een gefaseerde aanpak is een van de algemeen werkzame factoren van interventies (Van Yperen et al., 2010). De sociale leertheorie gaat ervan uit dat mensen leren door observatie, imitatie en ervaring. Gedrag kan versterkt of verzwakt worden door het te belonen of bestraffen. Complimenteren is een vorm van beloning. Het negeren van negatief gedrag kan gezien worden als een straf. De coach maakt in het contact met ouders gebruik van deze principes om hen nieuw gedrag te leren (zie Hermans, Eelen en Orlemans, 2007). De coach zet ze in bij alle leefgebieden waaraan hij samen met het gezin werkt. In de overnamefase ligt de nadruk op overnemen en voordoen, oftewel het 'modellen' van gedrag. Naarmate de hulp van VIG vordert, gaat de coach samen met de gezinsleden dit soort activiteiten uitvoeren. Hij bespreekt deze voor en oefent met de gezinsleden welk gedrag ze kunnen laten zien in bijvoorbeeld een gesprek met de sociale dienst. In de leerfase laat de coach de gezinsleden zelf de benodigde taken uitvoeren. Vaak gaat hij nog wel mee en geeft de gezinsleden achteraf (positieve) feedback. Ook controleert hij of de benodigde taken worden uitgevoerd en de gezinsleden zich aan de gemaakte afspraken houden. De coach benadert daarbij de ouders op dezelfde manier als dat hij verwacht dat ouders naar hun kind zullen doen. Dat betekent dat hij hen positief bekrachtigt als zij gewenst gedrag laten zien, zodat ouders ook leren om hun kind te prijzen voor positief gedrag. De coach negeert negatieve momenten zoveel mogelijk in de overtuiging dat het beter werkt om ouders te belonen voor de vaardigheden die zij al hebben of nieuw aangeleerd hebben. Werkzame factoren/mechanismen l
inzet van krachtige professionals die betrokken, directief en instructief zijn, over doorzettingsvermogen beschikken en een lage caseload hebben;
l
toepassing van drang en dwang;
l
een vast aanspreekpunt voor de gezinsleden, het netwerk en instanties; de coach gaat aan de slag op alle leefgebieden waar de problemen zich voordoen;
l
praktische problemen worden direct aangepakt zodat het gezin snel resultaat ziet;
l
routine en regelmaat aanbrengen in het gezin;
l
l
gefaseerde aanpak met kleine stapjes, zodat de gezinsleden succeservaringen opdoen; van voordoen via samen doen naar zelf doen;
l
benadrukken van positieve aspecten in het gedrag van de ouders;
l
warme en persoonlijke overdracht naar de vervolghulpverlener;
l
l
aanleren basale opvoedingsvaardigheden als: belonen van gewenst gedrag, instrueren van gedrag, gepast straffen, afspraken maken en toezicht houden.
8. Samenvatting van de onderbouwing VIG bestaat uit de inzet van intensieve hulp in de eigen leefomgeving van multiprobleemgezinnen. De coach gaat directief te werk, maakt gebruik van drang en dwang en gaat op alle leefgebieden aan de slag. De coach schept orde in de chaos, brengt routine en regelmaat aan en gaat daarna aan de slag met een aantal basale opvoedingsvaardigheden. Hij maakt daarbij gebruik van voordoen, samen doen en laat de gezinsleden geleidelijk weer zelf de regie nemen. Dit leidt tot een situatie waarin de kinderen veilig kunnen opgroeien, zich adequaat ontwikkelen en het gezin weer toegankelijk wordt voor hulp zonder externe dwangmiddelen.
9. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van opleiding Het profiel van een coach ziet er als volgt uit: l
De coach heeft een leeftijd van minimaal 30 jaar. De coach heeft een HBO denk- en werkwijze en een ruime ervaring in het begeleiden van (criminele) jongeren en multiprobleemgezinnen.
l
Belangrijke vaardigheden van de coach zijn dat hij/zij in staat is om pro-bleemanalyses te maken en haalbare doelen te formuleren. Daarnaast moet de coach in staat zijn om te sturen, te bemiddelen en beschikken over didactische vaardigheden.
De coaches krijgen van RadarUitvoering een specifieke training in VIG. Deze bestaat uit vier dagen een interne scholing, gevolgd door een terug-komdag. Protocol / handleiding Door gebruik te maken van de Methodiekbeschrijving (Spirit et al, 2010) is de interventie goed overdraagbaar. VIG is al op diverse plaatsen met succes geïmplementeerd. Na aanvang in Rotterdam in 2004, is de interventie ingezet in Amsterdam, Den Haag, Leeuwarden, Gouda, Nijmegen, Twenterand, Eindhoven en Culemborg. Naast RadarUitvoering wordt VIG nu ook uitge-voerd door Spirit (Amsterdam) en FlexusJeugdplein (Rotterdam). De Me-thodiekbeschrijving VIG (Spirit et al, 2010) is vaker herzien en biedt een overzicht van de methodische stappen in de verschillende fasen van de inter-ventie. Deze beschrijving is geschikt om nieuwe coaches in te werken en dient daarnaast als naslagwerk voor ervaren coaches Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking Rondom VIG is een sterke structuur voor de kwaliteitsbewaking opgezet. Onderdeel van de kwaliteitsbewaking zijn het teamoverleg met casuïstiek overleg, individuele werkbegeleiding, intervisie, rapportage, registratie en monitoring. Teamoverleg Tweewekelijks vindt er een teamoverleg plaats waarin zowel beleidsmatige zaken (uitvoeringsniveau) als casuïstiek besproken wordt. De manager zit de vergaderingen voor, zorgt voor casusoverstijgende zaken en neemt desgewenst contact op met externe organisaties voor samenwerkingsafspraken, conflictbesprekingen en het geven van voorlichting over VIG. Ook onderhoudt hij mede deze contacten. Tijdens de casuïstiekbespreking wordt expliciet stil gestaan bij de gezinnen die in de analysefase zitten (eerste twee weken), de gezinnen die in week 12-16 zitten (vaststellen welke vervolghulp er nodig is of verlenging van VIG) en de gezinnen waarbij afgesloten wordt. Individuele werkbegeleiding Daarnaast vindt er individuele werkbegeleiding plaats in een frequentie van tenminste één keer in de drie weken. Tijdens de werkbegeleiding komen de gezinnen die de coach begeleidt en het eigen leerproces aan bod. Intervisie
Intervisie vindt minimaal twee keer per jaar plaats in teamverband (maximaal acht deelnemers). De intervisie vindt plaats aan de hand van thema's, zoals bijvoorbeeld samenwerking met de geestelijke gezondheidszorg of mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding van kinderen. Rapportage Bij de start van VIG wordt een analyse van de problemen in het gezin en een sterkte-zwakteanalyse gemaakt, wat resulteert in een Plan van Aanpak. Dit plan bevat SMART-geformuleerde doelen voor de korte en lange termijn. Elke maand beschrijft de coach de vorderingen van het gezin en past waar nodig het plan aan. De coach rapporteert hiermee maandelijks aan de verwijzer. Bij het afronden van de begeleiding stelt hij een afsluitrapportage op met daarin opgenomen het aantal bereikte doelen en de doelen die eventueel nog gerealiseerd moeten worden door de vervolghulpverlener. Registratie Alle rapportages worden opgeslagen in het cliëntdossier bij de verwijzer (DWI, BJZ, AMK, RvdK en Woningbouwverenigingen). Daarnaast wordt er binnen de uitvoerende organisaties geregistreerd. MonitoringNadat een gezin is afgesloten, volgt monitoring. Deze bestaat uit het informeren bij de vervolghulpverlener hoe het er met het gezin voor staat. Ook met het gezin zelf wordt contact opgenomen. Dit gebeurt na drie, zes en negen maanden. Afspraken daarover worden vastgelegd in het eindverslag. Kosten Elke VIG coach die fulltime werkt, verleent aan vijf gezinnen hulp gedurende zes maanden. In principe kan een VIG coach op jaarbasis 10 gezinnen opstarten. Een coach werkt 36 uur per fte. Bij een caseload van 5 cliënten komt dat neer op gemiddeld 7,2 uur per week per gezin. De kosten voor één VIG traject van 6 maanden zijn circa 9.500 euro (inclusief laptop en mobiele telefoonkosten). Elke coach wordt 1 uur per week aangestuurd en begeleid door de manager. De kosten hiervan bedragen 2.000 euro per week (bruto, exclusief BTW en reiskosten). Kosten VIG traject: Inzet coach op jaarbasis ( 47 weken x 36 uur x € 50,-) € 84.600,Aansturing ( 47 weken x 1 uur x € 137.50) € 6.460,Telefoon/laptop € 2.400,Totaal € 93.460,Kosten per traject ( Instroom van 10 gezinnen op j/b per coach) € 9.346,-Kosten van de inzet VIG coach p/w € 1.988,-
10. Onderzoek naar de uitvoering van de interventies Procesevaluatie In september 2004 is de tweejarige pilot 'Vroegtijdige Interventie in criminele carrière Gezinnen in het Oude Noorden' (VIGON) gestart in Rotterdam, later ging dit VIG heten (Voorwaardelijke Interventie in Gezinnen). Het ging om een experimentele aanpak gericht op het voorkomen of het niet doorzetten van beginnende criminaliteit bij kinderen in gezinnen waar de oudste kinderen al in aanraking zijn geweest met politie of justitie. De uitvoering van VIG ging samen met een procesevaluatie van het Instituut Jeugd en Welzijn van de Vrije Universiteit in opdracht van het Programmabureau Veilig van de gemeente Rotterdam. De totale evaluatie van VIG bestaat uit drie onderdelen. De eerste evaluatie heeft plaatsgevonden in de beginperiode van de pilot (december 2004 - maart 2005; Instituut Jeugd en Welzijn, 2005a). De tweede evaluatie heeft een jaar na aanvang van de pilot plaatsgevonden (najaar 2005; Instituut Jeugd en Welzijn, 2005b). In de derde evaluatie zijn de gegevens bijgewerkt tot 1 augustus 2006 (Instituut Jeugd en Welzijn, 2006). Vanwege het experimentele karakter van de aanpak wordt in de evaluatie zowel aandacht besteed aan de resultaten van VIG als aan het proces van ontwikkeling van de methodiek en de opbouw van de organisatie en het netwerk van instellingen. In de loop van het project is de aandacht voor gezinnen met een beginnende criminele carrière verschoven naar gezinnen met meervoudige problematiek. Bereik Het bij de start van VIG overeengekomen streefcijfer betrof de afronding van 75 trajecten en het in beheer hebben van nog eens 15 trajecten per 1 september 2006. In de periode september 2004-juli 2006 zijn 73 trajecten gestart. Voor 18 gezinnen is de interventie na 6 maanden verlengd met een extra traject en voor 3
gezinnen zelfs met 2 extra trajecten, na resp. 6 en 12 maanden. Resultaten Per gezin wordt onderscheid gemaakt tussen korte termijn en lange termijn doelen. Meer dan 20 doelen per gezin is niet ongebruikelijk. Van de 535 doelen die op 1 juli 2006 voor 24 gezinnen in hun plan van aanpak geregistreerd waren, is 62% behaald, 20% lopend en 18% niet behaald (Instituut Jeugd en Welzijn, 2006). Wat betreft het belangrijkste aandachtsveld van VIG, de ouder-kindrelatie, wordt ongeveer 15% niet gehaald. Goede resultaten zijn er wel op de terreinen administratie, scholing/werk en gezondheid. De resultaten op het terrein woon- en praktische situatie zijn relatief lager. Ook de verbetering van de relatie tussen de ouders onderling verliep matig. De minste doelen worden gehaald in samenwerking en overdracht naar de vrijwillige hulpverlening. Sancties Sancties zijn met enige regelmaat toegepast, maar functioneren in de meeste gevallen vooral als 'stok achter de deur'. In de meeste gevallen volstond een waarschuwing. Tot juli 2006 is aan 15 VIG-gezinnen een officiële waarschuwing gegeven. Aan elf gezinnen is daadwerkelijk een maatregel opgelegd, dat wil zeggen een korting op de uitkering. Dit is dus één op de vijf gezinnen die aan VIG deelneemt. Knelpunten Na afloop van de evaluatie, augustus 2006, zijn 25 gezinnen uitgestroomd. Dit betekent dat er slechts 50% van de gezinnen zijn uitgestroomd in plaats van de geplande 80%. Dit heeft niet alleen te maken met de ernstige en gecompliceerde problemen van de gezinnen, maar voor met een over het algemeen moeizaam verlopende overdracht naar andere hulpverlenende instanties. Dit werd onder andere veroorzaakt door wachtlijsten, hulpverleners die niet op de hoogte waren van samenwerkingsafspraken en gezinnen die na de intensieve begeleiding door de coach, te hoge verwachtingen hadden van de vervolghulp. WaarderingOok is in de evaluatie onderzocht wat gezinnen zelf van hun deelname aan VIG vinden. Hiervoor is uitgebreid gesproken met drie gezinnen. Deze gesprekken maakten twee dingen duidelijk. In de eerste plaats menen gezinnen dat het vooral de intensiteit en de volharding in de bemoeienis van de coach die in het gezin verandering teweeg brengen. In de tweede plaats vinden deze gezinnen dat zij beter zijn gaan functioneren. De problemen zijn zeker nog niet opgelost, maar gezinnen hebben meer gereedschap in handen gekregen om hun problemen zelf aan te pakken.
11. Nederlandse effectstudies Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
12. Buitenlandse effectstudies Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
13. Uitvoering van de interventies VIG wordt uitgevoerd door drie organisaties: FlexusJeugdplein Rotterdam, Spirit Amsterdam en RadarUitvoering. RadarUitvoering is de uitvoerder voor alle locaties met uitzondering van Rotterdam en Amsterdam. Er zijn geen lokale varianten van de interventie. Sinds de aanvang van VIG in Rotterdam wordt de interventie ook toegepast in Amsterdam, Den Haag, Leeuwarden, Gouda, Nijmegen, Twenterand, Eindhoven en Culemborg. Landelijk biedt VIG jaarlijks ondersteuning aan zo'n 400 gezinnen.
14. Overeenkomsten met andere interventies In Nederland zijn twee sterk vergelijkbare interventies uitgevoerd. De eerste interventie heet 'Een Helpende Hand in de Wijk' (HHW) en is uitgevoerd in Alkmaar (Orobio de Castro et al, 2002). De tweede interventie heet 'Wijkgerichte Intensieve Gezinsbegeleiding (WIG), in Arnhem. (Kemper & Rutten, 2008). Beide methodieken zijn opgezet in het kader van een mede door het Minis-terie van Justitie gesubsidieerd project voor preventieve gezinsondersteuning voor jonge kinderen met risico op het ontwikkelen van een criminele carrière. Ze bieden allebei intensieve ambulante hulpverlening in de thuis-situatie aan multiprobleemgezinnen.
Beide methodieken hebben een aantal overeenkomsten met de VIG. Evenals bij VIG, is er één coach die voor andere hulpverleningsinstellingen het centrale aanspreekpunt is in multiprobleemgezinnen. De contacten met het gezin zijn in het begin zeer intensief en verminderen naarmate de interventie vordert. De gezinnen hebben zelf niet om hulp gevraagd, maar zijn gesignaleerd door externe verwijzers. Er wordt een contract opgesteld om de doelen vast te leggen. De hulpverlening geschiedt in fasen. In de beginfase wordt ook praktische hulp verleend in het structureren van huishouding en financiën. Er wordt ook systematisch gekeken naar de contacten van het gezin met school, wijk en familie. Er zijn ook enkele verschillen. WIG en HHW zijn beide bedoeld als criminaliteitspreventie, een doel dat VIG niet expliciet heeft gesteld. VIG is gedwongen hulpverlening die zich richt op gezinnen met kinderen jonger dan 16 jaar, gedurende 6 maanden. Zowel HHW en WIG richten zich op multiprobleemgezinnen waarbij minstens één kind jonger dan 12 jaar dreigt af te glijden naar crimineel gedrag. WIG en HHW zijn geen gedwongen hulpverlening, maar bemoeizorg. Het uitgangspunt in de hulp-verlening is de hulpvraag van het gezin, in tegenstelling tot VIG waar de coach de regie overneemt en bepaalt waarmee het gezin aan de slag gaat.Zowel HHW als WIG duurt langer dan VIG (resp. 1 jaar met nog 2 jaar lang een halfjaarlijkse follow-up en 9-12 maanden actieve hulp met maan-delijkse follow-up gedurende maximaal 2 jaar).
15. Lijst met aangehaalde literatuur Bakker, I., Bakker, K., Dijke, A. van & Terpstra, L. (1998). O&O in Perspectief. Utrecht: NIZW. Berg, G. van den & Graaf, M. de (2007). Weten dat het werkt. Theoretische onderbouwing van beroepsmatig pedagogisch handelen. Jeugd en Co Kennis, 1 (2), 26-34. Berge, I. ten & Bakker, A. (2005). Veilig thuis? Hulp bij het beoordelen en bespreken van veiligheid van kinderen thuis. Utrecht: NIZW. Boermans, N. (2009). Vroegtijdige gezinsinterventie door de overheid in een liberale staat. Amsterdam: Vrije Universiteit (academisch proefschrift). Gerwen, J. van & Beer, A. de (2010). Gezinscoach heeft succes met drang en dwang. Jeugd en Co Kennis, 3, 3, p. 8-18. Hermans, D., Eelen, P. & Orlemans, H. (2007). Inleiding tot de gedragstherapie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Hermanns, J. (2001). Kijken naar opvoeding: Opstellen over jeugd, jeugdbeleid en jeugdzorg. Amsterdam: SWP. Instituut Jeugd en Welzijn (2005a). Evaluatieonderzoek VIG Oude Noorden. Amsterdam, Vrije Universiteit. Instituut Jeugd en Welzijn (2005b). Evaluatieonderzoek VIG Oude Noorden. Tweede tussentijdse evaluatie. Amsterdam: Vrije Universiteit. Instituut Jeugd en Welzijn (2006). Eindevaluatie pilot VIG Oude Noorden. Amsterdam: Vrije Universiteit. Jeugdinstituut VU &Hogeschool INHOLLAND (2009).VIG: Gedwongen hulpverlening voor multiprobleemgezinnen. Amsterdam: Vrije Universiteit. Kalsbeek, A. (2008). Oorzaken van het ontstaan van multiprobleemgezinnen. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Kemper, A. & Rutten, B. (red.) (2008). Waar een WIG is, is een weg. Over wijkgerichte intensieve gezinsbegeleiding. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Loeffen, M., Butselaars, M. & Ooms, H. ( 2001). Intensieve pedagogische thuishulp in vogelvlucht. Een inventarisatie van varianten in Nederland. Utrecht: Collegio. Orobio de Castro, B., Veerman, J.W. , Bons, E. & Beer, L. de (2002). Kansen gekeerd? Criminaliteitspreventie door gezinsondersteuning. Duivendrecht/Utrecht: PI Re-search & Universiteit van Utrecht (Capaciteitsgroep Ontwikkelingspsychologie). RadarUitvoering (2008). Handboek VIG 2007/2008. Rotterdam: RadarUitvoering. Spirit, FlexusJeugdplein en RadarUitvoering. (2010). Methodiekbeschrijving VIG. Amsterdam, Radar. Steege, M. van der (2007). Intensieve Pedagogische Thuishulp komt tot wasdom. Jeugd en Co Kennis, 1 (4), 23-37. Steege, M. van der (2009). Multiprobleemgezinnen. In: Handboek kind en adolescent. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Tabibian, N. (2006). Effectiviteit van interventies voor multiprobleemgezinnen. Verwey Jonker Instituut. Veenbaas, R. (2008). Methodiek coaching in multi-probleem gezinnen. Hoofdlijnen notitie. Amsterdam: Hogeschool InHolland. Veerman, J.W., Janssens, J.M.A.M. &Delicat, J.W. (2004). Opvoeden in onmacht, of.? Een meta-analyse van
17 methodieken voor intensieve pedagogische thuishulp bij normovertredend gedrag. Nijmegen, KUN, ASCW/Praktikon. White, C., Warrener, M., Reeves, A. & La Valle, I. (2008). Family Intervention Projects: An evaluation of their design, set-up and early outcomes. London: Departement for Children, Schools and Families. Gedownload van www.dcsf.gov.uk/research/data/uploadfiles/ACF44F.pdf .Yperen, T. van, Steege, M. van der, Addink, A. & Boendermaker, L. (2010). Algemeen en specifiek werkzame factoren in de jeugdzorg. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
Deze informatie is op 29 juni 2016 gedownload van www.nji.nl.
Samenwerking erkenningstraject Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden.