Voorstudie sectormonitor beeldende kunst Eindrapport
Teunis IJdens
Tilburg, januari 2009
© IVA Beleidsonderzoek en Advies
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding 3 Doel en aanpak 3 Afbakening en terminologie 3 Onderdelen van de monitor 5
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Uitwerking van onderdelen van de sectormonitor 6 Beeldend kunstenaars 6 Infrastructuur van de sector 7 Economie van de sector 8 Participatie en educatie 11 Opleidingen in de beeldende kunst 12 Sectoraal overheidsbeleid 13 Opinies van deskundigen 15
3 3.1 3.2
Volgende stappen 16 Proefeditie sectormonitor 2009 16 Ontwikkeling van een webportaal 16
Bijlagen 17 Literatuur 25
2
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
1
Inleiding
1.1
Doel en aanpak Het ministerie van OCW heeft behoefte aan geregeld te actualiseren informatie en kennis over de structuur en dynamiek van de beleidssector beeldende kunsten. Het wil hier een zogenaamde branchemonitor voor te laten ontwikkelen. Deze zal niet alleen periodiek, bijvoorbeeld om de twee jaar, voorzien in informatie- en kennisbehoeften van het ministerie van OCW, maar ook van nut zijn voor andere ‘spelers’ in het beleidsveld, zoals bijvoorbeeld belangenorganisaties van marktpartijen, kenniscentra, kunstfondsen en provincies en gemeenten. Het ministerie van OCW heeft het IVA gevraagd om een voorstudie te doen naar de opzet en haalbaarheid van een dergelijke branchemonitor. Gezien het belang dat andere spelers (stakeholders) met het ministerie van OCW delen, ligt het voor de hand om te zoeken naar een opzet waarbij verschillende partijen bijdragen aan de bedoelde monitor. Om die reden is een begeleidingscommissie samengesteld die naast vertegenwoordigers van het ministerie van OCW tevens bestaat uit vertegenwoordigers van een aantal belangrijke partijen die bij de ontwikkeling en uitvoering van het beeldende kunstbeleid betrokken zijn: het Fonds BKVB, de Mondriaan Stichting, Kunstenaars&CO, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Raad voor Cultuur.1 De sectormonitor beeldende kunst is niet bedoeld als alternatief voor periodiek onderzoek naar diverse aspecten van de sector dat reeds wordt uitgevoerd. De monitor brengt informatie die uit verschillende bronnen komt op gezette tijden bij elkaar, diept bepaalde aspecten eventueel uit en voegt indien nodig informatie toe. De nadruk ligt op de ordening en het toegankelijk maken van relevante informatie: op de monitor als product, niet op monitoronderzoek als dataverzameling. Er wordt in de eerste plaats gebruik gemaakt van reeds beschikbare informatie. Als het nodig is, wordt aanvullend en nieuw onderzoek ten behoeve van de monitor gedaan. Het ministerie van OCW wil wel bezien hoe periodiek onderzoek op het gebied van de beeldende kunst, dat tot nu toe in opdracht van het ministerie wordt uitgevoerd, op een goede manier in de sectormonitor kan worden geïntegreerd. Dit betreft bijvoorbeeld de jaarlijkse statistiek van landelijke subsidies voor beeldend kunstenaars en van landelijk gesubsidieerde kunstopdrachten en kunstaankopen (IVA) en het vierjaarlijkse onderzoek naar de economische positie van beeldend kunstenaars (SEO). Onderzoek in opdracht van andere partijen levert echter ook informatie op die in de sectormonitor kan worden opgenomen, zoals het onderzoek naar de kunstmarkt in opdracht van de Stichting Artes, de Federatie Kunstbemiddeling en de Nederlandse Galerie Associatie dat mede door het ministerie van OCW en de Mondriaan Stichting gefinancierd is. Het is de bedoeling dat onderzoek om de zoveel tijd te herhalen. Dit rapport is een voorstel voor de inhoudelijke aanpak van de monitor. Geadviseerd wordt om in 2009 een eerste (proef)editie van de monitor te maken. Het ministerie van OCW zal nader besluiten over deze en andere vervolgstappen.
1.2
Afbakening en terminologie Sector beeldende kunst In voorbereidende gesprekken met vertegenwoordigers van het ministerie en in de eerste bespreking van de begeleidingscommissie is het terrein al beperkt tot de hedendaagse beeldende kunst. Beeldende kunst, bouwkunst en vormgeving worden in het kunstbeleid van de rijksoverheid weliswaar onder één noemer gebracht maar vormen qua maatschappelijke en economische organisatie toch heel verschillende sectoren. Hedendaagse beeldende kunst betreft volgens een 1
Leden van de begeleidingscommissie waren: Lydia Jongmans (VNG), Madeleine van Lennep (Raad voor Cultuur), Gitta Luiten
(Mondriaan Stichting), Lex ter Braak (Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst), Joost Heinsius (Kunstenaars&CO) en Robert Oosterhuis en Ernest Slot (OCW).
3
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
gangbare definitie kunst die na 1945 gemaakt is. Het betreft een buitengewoon diverse verzameling van uitingen, van ‘traditionele’ schilderkunst, sculptuur, grafiek en monumentale kunst tot fotografie, performance, videokunst, (nieuwe) mediakunst en maatschappelijke en politieke kunstprojecten.2 Deze definitie gaat volledig uit van de productie en het aanbod van beeldende kunst. De afbakening van distributie en presentatie (bijvoorbeeld door galeries en kunstmusea) en receptie (kopen, lenen, bezoeken en waarderen) zal hier zoveel mogelijk bij moeten aansluiten. Verschillen in distributie tussen hedendaagse kunst en oudere kunst zullen wel worden belicht waar dat nodig is en zullen zeker aan de orde komen als het gaat om de publieke belangstelling en waardering voor hedendaagse beeldende kunst in vergelijking met moderne beeldende kunst voor 1945 en met oudere beeldende kunst. Monitor Onder monitor verstaan we hier een regelmatig te publiceren rapportage over ontwikkelingen en trends in de sector beeldende kunst. Voor de monitor wordt gebruik gemaakt van informatie die via diverse bronnen beschikbaar komt en wordt nieuwe of aanvullende informatie verzameld. Ontwikkelingen ‘in de tijd’ zijn gemakkelijker zichtbaar te maken door middel van cijfers (kwantitatief) dan door middel van tekst en beeld (kwalitatief), maar een monitor hoeft niet en kan ook dikwijls niet louter op kwantitatieve informatie gebaseerd te zijn. Monitoren impliceert wel dat bepaalde ontwikkelingen en trends telkens op dezelfde manier worden beschreven of ‘gemeten’ om een geldige vergelijking ‘in de tijd’ mogelijk te maken. Dit vraagt om stelselmatig gebruik van beschikbare informatiebronnen en stelselmatige verzameling van nieuwe informatie. Monitoren is daarom vaak synoniem aan monitoronderzoek. In dit geval zien we de monitor echter vooral als product dat tot stand komt door redactie en bewerking van beschikbare informatie en door onderzoek. Branche- of sectormonitor beeldende kunst We stellen voor om in plaats van een branchemonitor beeldende kunst te spreken van een sectormonitor beeldende kunst. De term branche heeft gewoonlijk uitsluitend betrekking op de economische aspecten van een sector of activiteit,3 terwijl de informatiebehoefte van het ministerie en van andere stakeholders ook betrekking heeft op culturele aspecten van de sector beeldende kunst en op het bereik en de resultaten van het sectorale overheidsbeleid. Bovendien heeft de term branche (bedrijfstak) strikt genomen betrekking op een groep ondernemers of bedrijven die rechtstreeks met elkaar concurreren in het aanbieden van dezelfde soort producten of diensten. Volgens deze definitie vormen bijvoorbeeld beeldend kunstenaars één bedrijfstak (branche), galeries een andere branche en musea weer een andere branche. Afzonderlijke branches kunnen samen een bedrijfskolom (of ‘waardeketen’) vormen: van producenten (beeldend kunstenaars) tot detailhandel (galeries). Er wordt wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de economische organisatie en dynamiek van bedrijfstakken en er zijn bepaalde methoden ontwikkeld voor de analyse van bedrijfstakken en waardeketens.4 De sectormonitor beeldende kunst kan daar voor wat betreft de economische aspecten (bedrijfskolom, markt) van profiteren, maar dient tevens informatie te bieden over culturele aspecten van de sector en over bereik en resultaten van het sectorale overheidsbeleid. Voor de beschrijving en analyse van die aspecten kunnen andere, (cultuur)sociologische en beleidswetenschappelijke begrippenkaders van nut zijn.
2
Vgl. Raad voor Cultuur (2003). Vooradvies ‘Cultuur, meer dan ooit’ (p. 4).
3
Zie bijvoorbeeld de branchemonitor voor de ontwerpsector (BNO 2007) en de brancheverkenning onder architectenbureaus
die in 2005 voor het laatst is uitgevoerd in opdracht van de BNA (Buiren & Gietema 2005). Beide onderzoeken hebben uitsluitend betrekking op economische aspecten van de sector: omzet, marktsegmenten, werkgelegenheid en dergelijke. 4
Bijvoorbeeld het klassieke Structure, Conduct, Performance (SCP) model (Scherer & Ross 1990; Caves 1987). De analyse van
bedrijfstakken volgens dit model richt zich op de structuur van de markt (structure), op de strategie van aanbieders (conduct) en op de economische prestaties die daaruit voortkomen (performance).
4
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
Sector en sectorbeleid De monitor heeft zowel betrekking op ontwikkelingen in de sector als op het overheidsbeleid ten aanzien van de sector. De monitor biedt geen evaluatie van het beleid maar draagt daar wel feitenmateriaal voor aan. 1.3
Onderdelen van de monitor De termen monitor en periodiek onderzoek impliceren dat men geregeld, op gezette tijden, informatie wil hebben over de stand van zaken in de sector om in de gaten te kunnen houden (monitoren) wat verandert en niet verandert, wat nieuw is en wat er al was en wat beter wordt of slechter. Die informatie moet betrekking hebben op aspecten waar het ministerie van OCW en andere partijen in de sector belang aan hechten. Wat willen of moeten het ministerie van OCW en andere stakeholders weten om de stand van zaken op bepaalde onderdelen van de sector te kunnen beoordelen, om belangrijke ontwikkelingen en veranderingen te kunnen vaststellen en om de inspanningen, het bereik en de resultaten en effecten van beleid te kunnen beoordelen? Voorgesteld wordt om de volgende onderdelen (hoofdstukken) in de sectormonitor op te nemen: - beeldend kunstenaars - de infrastructuur van de sector; - de economie van de sector; - beeldende kunstparticipatie en -educatie; - opleidingen in de beeldende kunst; - overheidsbeleid ten aanzien van de sector; - beoordeling van de sector door een deskundigenpanel. Het betreft geen systematische maar een pragmatische indeling. Bij het ministerie, bij gemeenten en provincies, bij de fondsen en in het veld is vooralsnog vooral behoefte aan periodiek te actualiseren kennis over deze onderwerpen. Bij de uitwerking van de opzet zal blijken dat sommige onderdelen elkaar gedeeltelijk overlappen, maar dat is onvermijdelijk. In hoofdstuk 2 van dit rapport worden per onderdeel vragen gesteld waarover de monitor informatie zou moeten bevatten. ‘Internationalisering’ is een belangrijk onderwerp in de (beeldende) kunstwereld en in het kunstbeleid van de (rijks)overheid. Dit thema vormt geen afzonderlijk onderdeel van de monitor. Het staat dwars op de bovengenoemde indeling en komt per onderdeel aan de orde waar dat relevant en nodig is voor een goed begrip van ontwikkelingen in de sector.
5
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
2
Uitwerking van onderdelen van de sectormonitor
2.1
Beeldend kunstenaars 1 2 3 4 5
Hoeveel beroepsmatig werkzame beeldend kunstenaars zijn in Nederland gevestigd? Welke geografische spreiding kent de populatie beeldend kunstenaars? Hoe is de populatie beeldend kunstenaars samengesteld Welke disciplines en genres worden door deze kunstenaars beoefend? Hoe is het gesteld met de ‘zichtbaarheid’ van Nederlandse beeldend kunstenaars in het buitenland?
1
Hoeveel beroepsmatig werkzame beeldend kunstenaars zijn in Nederland gevestigd? Schattingen van het aantal beeldend kunstenaars in Nederland lopen uiteen van ongeveer 7.000 (CBS 2007) tot tenminste 12.000 (IJdens & Mariën 2008). Het laatste woord over het aantal beeldend kunstenaars in Nederland is nog niet gesproken. De monitor geeft de argumenten, criteria en resultaten van verschillende schattingen weer. Dat betreft vooral definities van ‘beroepsmatig werkzaam’ en het gebruik van verschillende bronnen voor deze schattingen.5
2
Welke geografische spreiding kent de populatie beeldend kunstenaars? Amsterdam telt van de 50 grootste steden van Nederland niet alleen absoluut maar ook procentueel verreweg het hoogste aantal kunstenaars (Marlet & Van Woerkens 2008: 231). Arnhem komt procentueel op de tweede plaats. Het is goed mogelijk dat Arnhem die tweede plaats te danken heeft aan het aantal beeldend kunstenaars, maar dat is niet bekend. Het ontbreekt aan enigszins nauwkeurige informatie over de geografische spreiding van beeldend kunstenaars in Nederland en over het procentuele aandeel van beeldend kunstenaars in de bevolking van de 50 grootste gemeenten en van de provincies. De monitor verschaft deze informatie en geeft ook het aandeel van beeldend kunstenaars in de kunstenaarspopulatie van deze steden en van de provincies en in hun hoger opgeleide beroepsbevolking. Tevens geeft de monitor zo mogelijk informatie over het aantal Nederlandse beeldend kunstenaars in het buitenland.
3
Hoe is de populatie beeldend kunstenaars samengesteld? De monitor verschaft informatie over de samenstelling van de populatie beeldend kunstenaars in Nederland naar opleiding, leeftijd, geslacht, nationaliteit en herkomstgroepering. Het laatste kenmerk geeft volgens de definitie van het CBS weer ‘met welk land een persoon een feitelijke verwantschap heeft, gegeven het geboorteland van de ouders of van zichzelf’.
4
Welke disciplines en genres worden door deze kunstenaars beoefend? De monitor geeft een beeld van de disciplines en genres van beeldende kunst die door kunstenaars, naar hun eigen zeggen, worden beoefend. Daarbij wordt een standaardindeling van disciplines en genres toegepast met de mogelijkheid om ‘anders, namelijk …’ in te vullen.
5
Het begrip ‘beroepskunstenaar’ speelt een belangrijke rol in de Wet werk en inkomen kunstenaars (Wwik) en bij het be-
roepsmatigheidsonderzoek dat in het kader van de Wwik wordt uitgevoerd door Kunstenaars&CO. CBS verstaat onder ‘werkzame beroepsbevolking’ alle in Nederland gevestigde personen van 15-64 jaar die betaald werk hebben van twaalf uur of meer per week. De ‘werkloze beroepsbevolking’ bestaat uit mensen van 15-64 jaar die zoeken naar een baan van twaalf uur of meer per week, daarvoor beschikbaar zijn en geen werk hebben of een baan van minder dan twaalf uur per week. Deze definities worden gebruikt voor de werkloosheidsstatistiek. In het rapport Kunstenaars in Nederland (CBS 2007) zijn kunstenaars geteld op basis van het in de Enquête Beroepsbevolking (EBB) door de respondent zelf opgegeven beroep. Kunstenaarsberoepen zijn door CBS ingedeeld op basis van de Standaard Beroepsclassificatie. Werkzame personen zijn in dit rapport ‘personen die betaald werk hebben voor tenminste 1 uur per week’. In het rapport wordt het aantal beeldend kunstenaars in Nederland op 7.000 geschat. De schatting van 12.000 beeldend kunstenaars is gebaseerd op het aantal personen dat in een bepaalde periode ‘zichtbaar’ wordt in het landelijk subsidiestelsel voor beeldende kunst (IJdens & Marien 2008).
6
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
5
2.2
Hoe is het gesteld met de ‘zichtbaarheid’ van Nederlandse beeldend kunstenaars in het buitenland? De positie van hedendaagse Nederlandse beeldende kunst in het buitenland is af te meten aan de deelname van in Nederland gevestigde kunstenaars en van in het buitenland woonachtige Nederlandse kunstenaars aan tentoonstellingen, beurzen en biënnales in het buitenland, aan de bespreking van hun werk in internationale tijdschriften en aan de vermelding van kunstenaars in internationale ‘hitlijsten’ zoals die van Kunstkompass. Voor de ranglijst die Elsevier jaarlijks presenteert van (Nederlandse) kunstenaars weegt internationale zichtbaarheid ook zwaar mee. Voor de monitor kunnen dezelfde bronnen gebruikt worden, maar is ook informatie op te nemen over internationale activiteiten die door kunstenaars zelf vermeld worden.
Infrastructuur van de sector 1 2 3 4
Hoe groot is de sector in Nederland (aantal organisaties en werkzame personen)? Uit welke onderdelen bestaat de infrastructuur en wat is de omvang van die onderdelen? Welke organisatorische samenhang kent de sector? Welke geografische spreiding kent de sector?
1
Hoe groot is de sector beeldende kunst in Nederland? Een voor de hand liggende vraag die alleen (bij benadering) te beantwoorden is op basis van gegevens in het bedrijvenregister van de Kamer van Koophandel en in het LISAbestand van bedrijfsvestigingen. De KvK heeft een eigen classificatie, die niet helemaal overeenkomt met de standaardbedrijfsindeling (SBI) van het CBS die in het LISA-bestand gebruikt wordt. In beide indelingen ontbreken specificaties die nodig zijn voor een nauwkeurige telling van organisaties op het gebied van de beeldende kunst: musea zijn bijvoorbeeld alle musea, inclusief de natuurhistorische; het hoger onderwijs omvat onder meer de kunstacademies. Uit de genoemde bestanden zijn dus alleen gegevens te halen voor zover de gehanteerde bedrijfsindeling aanduidingen bevat die eenduidig op beeldende kunstbedrijven slaan, bijvoorbeeld ‘kunstuitleencentra’ en ‘kunstgalerieën en expositieruimten’. Voor gegevens over andere organisaties (bijvoorbeeld kunstenaarsinitiatieven, CBK’s, musea voor hedendaagse kunst) moet uit andere bronnen geput worden. Daarvoor zou een classificatie van bedrijven in aanvulling op de KvK-indeling en de SBI ontwikkeld moeten worden en/of een classificatie die uitgaat van duurzaam beschikbare informatiebronnen (bijvoorbeeld de Museumgids, het adressenbestand van BK-informatie, gegevens van de Hbo-raad, en dergelijke). Zie bijlage II voor relevante categorieën van de SBI en een voorbeeld van de indeling van activiteiten in de sector beeldende kunst.
2
Uit welke onderdelen bestaat de infrastructuur en wat is de omvang van die onderdelen? Zie hierboven bij 1. De indeling van de sector naar functies, zoals de Raad voor Cultuur in een aantal adviezen deed, was toegesneden op de advisering en besluitvorming over de Cultuurnota (oude stijl). Beleidsgevoelige classificaties lenen zich niet goed voor onderzoek naar de organisatie van een sector. Dat geldt bijvoorbeeld voor instellingen die volgens de nieuwe Cultuurnota een ‘ontwikkelingsfunctie’ hebben of als sectorinstituut met zogenaamde besteltaken worden aangemerkt. Voor de monitor moet een duurzame standaardindeling worden ontwikkeld en toegepast die niet direct afhankelijk is van beleidsdefinities. Het aantal soorten organisaties waarover informatie wordt opgenomen, is uit te breiden naarmate meer bronnen ontsloten worden.
3
Welke organisatorische samenhang kent de sector? Dit gaat over twee aspecten. Ten eerste de min of meer formele bundeling van organisaties binnen landelijke samenwerkingsverbanden, overlegplatforms, koepels, brancheorganisaties en dergelijke. Dat zijn ‘verenigingsachtige’ verbanden of platforms waar afzonderlijke organisaties zich bij aansluiten en het gaat dus om de ‘organisatiegraad’ van de sector. De monitor zou informatie moeten bevatten over de aard en activiteiten van de belangrijkste verbanden en over belangrijke ontwikkelingen die zich in de ‘georganiseer-
7
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
de’ beeldende kunstwereld voordoen. Dit zou ook georganiseerde relaties van de Nederlandse infrastructuur met het buitenland moeten omvatten: de deelname van Nederlandse kunstinstellingen en verenigingen aan internationale verbanden. Ten tweede gaat het in principe ook over andere relaties tussen organisaties, over ‘interorganisationele netwerken’. Hoe en op welke gronden vormen zich clusters van organisaties en welke veranderingen doen zich voor in het netwerk van organisaties? Deze tweede vraag is wel relevant, maar vergt uitgebreid onderzoek en heeft geen prioriteit bij de opzet van de monitor.6 4
2.3
Welke geografische spreiding kent de sector? De sectormonitor dient informatie te bieden over de geografische spreiding van de organisatorische infrastructuur van de sector. De geografische spreiding van de infrastructuur is te beschrijven op basis van diverse beschikbare adressenbestanden. De monitor geeft inzicht in de geografische structuur van de sector en van de positie van bepaalde geledingen van de sector (bijvoorbeeld galeries versus kunstenaarsinitiatieven) in die structuur.
Economie van de sector 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Hoeveel geld gaat er om in de sector? Hoe groot is de vraag naar beeldende kunst en wat geven consumenten eraan uit? Hoe is de vraag naar beeldende kunst samengesteld? Waaráán besteden consumenten hun uitgaven voor beeldende kunst? Wáár besteden consumenten hun uitgaven voor beeldende kunst? Hoeveel werkgelegenheid biedt de sector? Hoe staat het met de inkomenspositie van kunstenaars? Waar halen kunstenaars hun inkomsten vandaan (regionaal, landelijk, internationaal)? Wat is de financiële positie van beeldende kunstinstellingen en –bedrijven?
1
Hoeveel geld gaat er om in de sector? De beschikbare economische statistiek bevat geen informatie over de economische betekenis van beeldende kunst. Gegevens hiervoor moeten uit diverse bronnen bij elkaar worden gehaald. De vraag is vooral of er bepaalde vaste parameters te selecteren zijn waar continue datastromen bij horen zodat herhaalde metingen van dezelfde economische kenmerken van de sector mogelijk zijn.7 Om inzicht te kunnen verschaffen in veranderingen in de economische omvang van de sector, moet – net als bij de beschrijving van de infrastructuur – een bepaalde standaard worden ontwikkeld en moet gebruik gemaakt worden van duurzame informatiebronnen. De monitor kan beginnen bij ‘bedrijfstakken’ van de beeldende kunst waarover het gemakkelijkst informatie te verkrijgen is, bijvoorbeeld via lopend periodiek onderzoek naar de inkomensvorming van beeldend kunstenaars (Brouwer & Zijderveld 2004) en onderzoek naar de vraag naar en de aanbieders van beeldende kunst (Bosch e.a. 2007; Van der Valk 2007). Daar zijn stapsgewijs andere onderdelen aan toe te voegen, mits daar van tevoren dus een plan van aanpak voor wordt ontwikkeld.
6
Het is niet mogelijk het ‘hypernetwerk’ van de beeldende kunstwereld in Nederland in de monitor te beschrijven. Je zou
kunnen beginnen met het netwerk van meerjarig gesubsidieerde landelijke beeldende kunstinstellingen: welke verbindingen zijn er tussen deze instellingen onderling en tussen deze instellingen en andere organisaties in de beeldende kunst via bestuursleden, directies, stafleden en leden van commissies? Welke personen spelen een belangrijke verbindende rol? Het onderzoek Circuits van deskundigen (De Nooy & Toussaint 1999) kan als voorbeeld gelden. 7
Het onderzoek De economische betekenis van sport (Policy Research Corporation 2008) kan maar ten dele als voorbeeld
gelden. Dit rapport is gebaseerd op een groot aantal ongelijksoortige bronnen van uiteenlopende kwaliteit en continuïteit. Het is een ad hoc onderzoek dat bovendien ten doel heeft om het economische belang van de sector onder de aandacht van politici en beleidsmakers te brengen. Zoiets wordt wel een advocacy rapport genoemd. De sectormonitor beeldende kunst mag dat niet zijn.
8
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
2
Hoe groot is de vraag naar beeldende kunst en wat geven consumenten eraan uit? De economische vraag naar beeldende kunst wordt gevormd door aankopen en huur van beeldende kunstwerken door particulieren en bedrijven en instellingen (inclusief overheden), uit opdrachten voor werken van beeldende kunst en uit betaalde bezoeken aan tentoonstellingen van beeldende kunst in musea en andere presentatie-instellingen en aan beeldende kunstevenementen zoals beurzen en biënnales. Het gaat zowel om eenmalige of incidentele aankopen en opdrachten door particulieren of bedrijven, als om aankopen van particuliere verzamelaars, musea, andere collectioneurs en opdrachten van ‘institutionele’ opdrachtgevers zoals de Rijksgebouwendienst. Het betreft hedendaagse kunst die voor het eerst verkocht wordt en hedendaagse kunst die uit de tweede hand, al dan niet via veilingen of de kunsthandel verkocht wordt. En het betreft Nederlandse ingezetenen die hedendaagse kunst kopen/lenen/bezoeken of kunstopdrachten verlenen in Nederland én in het buitenland, en buitenlanders die kunstwerken kopen in Nederland of opdrachten verlenen aan in Nederland gevestigde kunstenaars. Dat is heel veel, te veel voor de sectormonitor. Voor de monitor moet gekozen worden voor dat deel van de vraag waarover betrekkelijk eenvoudig cijfermatige informatie (aantallen, bedragen) te verkrijgen is. Het ligt voor de hand om ook hier in de eerste plaats voort te bouwen op de in 2007 uitgevoerde onderzoeken naar kunstkopers en –leners en naar aanbieders van beeldende kunst in Nederland. In de tweede plaats biedt het Aanvullend Voorzieninggebruik Onderzoek (AVO) gegevens over het kopen en lenen van beeldende kunst door de bevolking van Nederland. Dit is aan te vullen met informatie uit de MuseumMonitor© over het aantal betaalde bezoeken aan kunstmusea, maar daarbij doet zich het probleem voor dat de kassa’s van musea geen onderscheid maken tussen bezoekers die in Nederland gevestigd zijn en buitenlandse bezoekers. De monitor zal zich voorlopig dus moeten beperken tot een indicatie van de vraag naar beeldende kunst zoals die wordt ‘gemeten’ via de omzetcijfers en aantallen klanten van galeries en kunstuitlenen en via het aantal betaalde bezoeken aan kunstmusea . Tevens zijn gegevens van de Kunstkoop te gebruiken om een beeld te geven van het (belangrijke) deel van beeldende kunstmarkt dat door deze subsidieregeling wordt bestreken.
3
Hoe is de vraag naar beeldende kunst samengesteld? Dit betreft de segmenten waarui de vraag naar hedendaagse beeldende kunst bestaat, bijvoorbeeld op basis van het onderscheid tussen kopers, leners en (louter) bezoekers, tussen incidentele consumenten en verzamelaars, het onderscheid naar prijsklasse en het onderscheid tussen soorten (genres) beeldende kunst. Gegevens over de Kunstkoop zijn te gebruiken om een beeld te geven van de voorkeur van het publiek voor bepaalde soorten beeldende kunst, naar discipline, genre en prijsklasse.
4
Wáár besteden consumenten hun uitgaven voor beeldende kunst? Welk deel van de bestedingen van consumenten komt rechtstreeks bij de kunstenaar terecht (aankopen uit atelier, rechtstreekse opdrachten) en welk deel wordt besteed bij galeries, kunstuitlenen, musea, via internet en bij andere distributiekanalen voor beeldende kunst? De vraag naar het geografische bereik van kopers, leners en bezoekers en van opdrachtgevers is hier eveneens onder te brengen: besteden ze hun geld alleen aan kunst in de eigen stad of regio of ook daarbuiten: landelijk of zelfs buiten de grenzen?
5
Hoeveel werkgelegenheid biedt de sector? Zie vraag 1 bij de infrastructuur. Naast het feitelijke aantal werkzame personen, inclusief zelfstandige beeldend kunstenaars, gaat het hier in principe ook om het aantal banen, het aantal fte’s en het aantal vacatures bij bedrijven en instellingen die de sector vormen. Dat zal niet allemaal haalbaar zijn. Het feitelijke aantal werkzame personen, gesteld dat die informatie voor een deel van de sector te achterhalen is, zal als indicator van de werkgelegenheidsontwikkeling in de sector moeten dienen. Informatie over aantallen fte’s en over vacatures zijn alleen via aanvullend onderzoek onder instellingen en bedrijven te verkrijgen.
9
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
6
Hoe staat het met de inkomenspositie van beeldend kunstenaars? De inkomensvorming van beeldend kunstenaars verdient als thema aparte aandacht vanwege het belang dat het altijd heeft gehad. Wat verdienen beeldend kunstenaars met de verkoop en verhuur van hun werk en aan honoraria voor opdrachten en projecten? Wat verdienen ze met ander werk dat verwant is aan hun vak (lesgeven, organiseren, adviseren en dergelijke)? Wat verdienen ze met ander werk buiten de kunst? En wat zijn hun inkomsten uit uitkeringen, waaronder de Wwik? De sectormonitor zal wat voor wat betreft de inkomensvorming van kunstenaars ook inzicht moeten bieden in het relatieve aandeel van de particuliere markt, de overheidsmarkt en van overheidssubsidies in de inkomensvorming van kunstenaars. Deze vragen zijn alleen te beantwoorden op grond van periodiek onderzoek onder beeldend kunstenaars, zoals het enquête die SEO om de vier jaar in opdracht van OCW uitvoert. De belangrijkste resultaten van het onderzoek zijn in de monitor op te nemen.8 De Kunstenmonitor van de Hbo-raad biedt onder meer inzicht in de inkomenspositie van pas (anderhalf jaar tevoren) afgestudeerde kunstenaars (De Vries & Ramakers 2004). Laatste cijfers over het kunstonderwijs staan in de HBO-Monitor 2007 (Ramaekers 2008).9 Ook hieruit zijn gegevens voor de monitor te halen.10
7
Waar halen kunstenaars hun inkomsten vandaan? Over de geografische structuur van de markt voor beeldende kunst is weinig bekend, afgezien van de geografische spreiding van bijvoorbeeld galeries, kunstuitleencentra en van beeldend kunstenaars die subsidie aanvragen bij het Fonds BKVB en die gebruik maken van de Wwik. In het SEO-onderzoek naar de inkomensvorming van beeldend kunstenaars worden geen vragen gesteld over de geografische ‘reikwijdte’ van beeldend kunstenaars: welk deel van hun inkomsten uit verkoop, opdrachten en verhuur uit de regio komt waar ze gevestigd zijn, uit delen van Nederland buiten de eigen regio en uit het buitenland (en welk buitenland).
8
Wat is de financiële positie van beeldende kunstinstellingen en –bedrijven? Het EIM-onderzoek naar aanbieders van beeldende kunst (Van der Valk 2007) bevat informatie over de omzet en andere aspecten van de bedrijfsvoering van galeries en kunstuitleencentra in Nederland. Het CBS verzamelt gegevens over de bedrijfsvoering van musea en het Museum Analyse Systeem (MAS), dat nog in ontwikkeling is, zal ook informatie opleveren over de kunstmusea, mits voldoende musea aan het MAS deelnemen. Naar de financiële positie van meerjarig door het rijk, de provincies en de grotere gemeenten gesubsidieerde beeldende kunstinstellingen wordt geen periodiek onderzoek gedaan. Informatie daarover is in principe uit jaarrekeningen van deze instellingen te halen en te verrijken met een aanvullende enquête.
8
Om herhaalde bevraging van dezelfde populatie beeldend kunstenaars voor verschillende doelen te vermijden, is het wen-
selijk om de SEO-enquête uit te bouwen tot een meer omvattende beeldend kunstenaarsenquête die informatie oplevert voor verschillende onderdelen van de sectormonitor beeldende kunst of om nieuw periodiek beeldend kunstenaarsonderzoek op te zetten dat in de plaats komt van de huidige SEO-enquête. Dit is in de eerste plaats ter beslissing van het ministerie van OCW, opdrachtgever van dat onderzoek. Er zijn echter ook andere partijen die belang hebben bij periodiek onderzoek naar de beroepspraktijk en de inkomensvorming van beeldend kunstenaars, zoals bijvoorbeeld Kunstenaars&CO, het ministerie van SZW en de kunstacademies. 9
Van de afgestudeerden autonome beeldende kunst (dagopleiding) heeft 63 procent betaalde werkzaamheden. Deze betaald
werkenden hebben een bruto maandloon van gemiddeld € 1.032 (hbo totaal: € 2.176) en 87 procent van hen heeft een maandloon onder het minimum inkomen (hbo totaal: 12 procent). Gegevens in het Statistisch supplement van de HBOMonitor 2007 op de website van het hbo-raad. 10
De continuïteit van de Kunstenmonitor is in het geding vanwege de geringe respons.
10
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
2.4
Participatie en educatie 1 2 3 4 5 6 7 8
Hoe groot is het publiek voor beeldende kunst? Hoe groot is het publiek voor verschillende soorten beeldende kunst? Via welke kanalen neemt het publiek kennis van beeldende kunst? Hoe is het publiek samengesteld (demografisch kenmerken)? Hoeveel mensen beoefenen actief beeldende kunst in hun vrije tijd (amateurs)? Hoe is de populatie van amateurkunstenaars samengesteld? Hoeveel mensen nemen deel aan kunsteducatie op het gebied van de beeldende kunst? Hoe is de populatie van deelnemers aan beeldende kunsteducatie samengesteld?
1
Hoe groot is het publiek voor hedendaagse beeldende kunst? Het publiek voor beeldende kunst valt niet volledig samen met de economische vraag naar beeldende kunst die in paragraaf 2.3 aan de orde kwam en onder de titel ‘participatie en educatie’ worden ook andere vragen gesteld dan onder de titel ‘economie van de sector’. Het SCP publiceert geregeld onderzoeksrapportages over het bereik van de kunsten (De Haan & Knulst 2000; Van den Broek e.a. 2005) en cultuurparticipatie wordt ook geregeld onderzocht door een aantal grote gemeenten, waaronder Amsterdam, Rotterdam, Den Bosch en Almere. Gegevens over het museumpubliek komen beschikbaar via de administratie van de Museumjaarkaart en de MuseumMonitor©. Het eerder aangehaalde vraagonderzoek in opdracht van de Stichting Artes geeft inzicht in het aantal klanten van galeries (10.000 personen kochten werk via de Kunstkoop) en kunstuitleencentra (ruim 700 e-mailadressen van leden) en de administratie van kunstuitleencentra en van de Kunstkoop is ook op andere manieren als bron van gegevens te gebruiken.11 Al met al is er waarschijnlijk genoeg materiaal om in de monitor een redelijk betrouwbaar beeld te geven van de omvang van het publiek voor beeldende kunst: kopers, leners en bezoekers. Cijfers over de publieke belangstelling die tot uiting komt in particuliere opdrachten aan beeldend kunstenaars zijn niet beschikbaar. Er is geen landelijke subsidieregeling voor particuliere kunstopdrachten die vergelijkbare informatie op zou leveren als de Kunstkoop over particuliere kunstaankopen en in het AVO worden wel vragen gesteld over het kopen en lenen van kunst en over het kijken naar kunstprogramma’s op televisie, maar niet over opdrachtgeverschap.12
2
Hoe groot is het publiek voor verschillende soorten beeldende kunst? Het vraagonderzoek onder klanten van galeries en kunstuitleencentra geeft onder meer inzicht in de motieven van kunstkopers en –leners en in hun voorkeur voor een breed en gevarieerd aanbod of juist voor meer gespecialiseerd aanbod. Kunstkoopgegevens kunnen gebruikt worden om te analyseren van welke kunstenaars werk verkocht wordt aan veel verschillende kopers en welke kopers juist veel werk kopen van een klein aantal kunstenaars. Een deel van het aanbod via de Kunstkoop kan door deskundigen getypeerd worden naar genre, en daarmee kan ook iets gezegd worden over de voorkeur van het publiek. Voor wat het bezoek aan kunstmusea en presentatie-instellingen betreft is informatie te halen uit museumenquêtes (de MuseumMonitor©) en uit bezoekcijfers voor afzonderlijke tentoonstellingen. Bezoekcijfers van verschillende tentoonstellingen van een vast bestand van kunstmusea en presentatieinstellingen kunnen gebruikt kunnen worden als indicator van de ‘smaak’ van het publiek.
3
Via welke kanalen neemt het publiek kennis van beeldende kunst? De monitor kan informatie bieden over veranderingen in de wijze waarop het publiek kennis neemt van beeldende kunst als daar geregeld onderzoek naar gedaan wordt. Dat betreft dan onderzoek waarin via galeries, kunstuitleencentra, musea en presentatie-instellingen gegevens worden verkregen over bezoekcijfers en aantallen kopers en leners, of onderzoek waarin een representatief panel van burgers wordt bevraagd over de wijze waarop ze kennis nemen van beeldende kunst. Dat laatste gebeurt ten dele in het eerder aangehaalde cultuurparticipatieonderzoek van het SCP. Naast de bovengenoemde distributiekanalen zal de verspreiding van beeldende kunst via internet niet mogen ontbreken. Internet is allang een belangrijk medium
11
Het rapport vermeldt niet hoe groot de klantenpopulatie van galeries en kunstuitlenen zonder dubbeltellingen is.
12
Enige informatiebron over de omvang van dit deel van de (particuliere) kunstmarkt is de periodieke SEO-enquête onder
beeldend kunstenaars, maar die biedt alleen gegevens over het aandeel van opdrachten in het inkomen van kunstenaars, géén informatie over het aantal particuliere opdrachtgevers.
11
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
voor beeldend kunstenaars. Het is zeker ook een ondersteunend medium voor galeries, kunstuitleencentra en musea geworden. Maar wat betekent internet voor de consumenten van beeldende kunst?
2.5
4
Hoe is het publiek samengesteld (demografische kenmerken)? Hierover komt voldoende informatie beschikbaar via het SCP-onderzoek naar cultuurparticipatie, via museumenquêtes en via het vraagonderzoek onder klanten van galeries en kunstuitleencentra. De administratie van de Kunstkoop bevat gegevens over woonplaats van particuliere kunstkopers. De Museummonitor© biedt informatie over het aantal buitenlandse museumbezoekers en de landen waar ze vandaan komen.
5
Hoeveel mensen beoefenen actief beeldende kunst in hun vrije tijd (amateurs)? Kunstfactor, sectorinstituut voor de amateurkunst, produceert hierover informatie. Het is ook een vaste vraag in het SCP-onderzoek naar (actieve) cultuurparticipatie.13
6
Hoe is de populatie van amateurkunstenaars samengesteld? Zie hierboven: dezelfde bronnen.
7
Hoeveel mensen nemen deel aan kunsteducatie op het gebied van de beeldende kunst? De Kunstconnectie, landelijk sectorinstituut voor (buitenschoolse) kunsteducatie, en Cultuurnetwerk Nederland, landelijk expertisecentrum voor cultuureducatie, produceren hier geregeld informatie over. Kunsteducatie (kunstzinnige vorming) is tevens een vast onderdeel van het SCP-onderzoek naar (actieve) cultuurparticipatie.
8
Hoe is de populatie van deelnemers aan beeldende kunsteducatie samengesteld? Zie hierboven: dezelfde bronnen.
Opleidingen in de beeldende kunst 1 2 3 4 5 6 7 8
Hoe groot is het aanbod van (beroeps)onderwijs in de beeldende kunst? Hoe is dit aanbod samengesteld? Hoeveel studenten volgen een opleiding in de beeldende kunst? Hoeveel studenten starten jaarlijks een opleiding in de beeldende kunst? Hoeveel studenten beëindigen jaarlijks een opleiding in de beeldende kunst? Hoe is de populatie van studenten in de beeldende kunst samengesteld? Wat doen afgestudeerden na hun opleiding en hoe voorzien ze in hun levensonderhoud? Aanbod van en vraag naar faciliteiten voor de ontwikkeling van kunstenaars na hun opleiding?
1
Hoe groot is het aanbod van (beroeps)onderwijs in de beeldende kunst? Een sterke sector beeldende kunst heeft behoefte heeft aan goed opgeleide kunstenaars én aan goed opgeleide professionals op het gebied van presentatie en distributie, beschouwing en educatie. Hoe verwerven diverse beroepsbeoefenaren en professionals in de wereld van de beeldende kunst de competenties en kwalificaties de ze nodig hebben om hun werk goed en met succes te kunnen doen? Dit betreft het aanbod aan beroepsopleidingen en postacademische opleidingen voor beeldend kunstenaars (autonome kunst) alsmede het aanbod aan beroepsgerichte en academische opleidingen voor een aantal inhoudelijke functies in de beeldende kunst, zoals curator, conservator, kunstcriticus, kunsthistoricus, docent tekenen of beeldende kunst in het voortgezet onderwijs of in de buitenschoolse kunsteducatie, en dergelijke. Het gaat grotendeels om Hbo- en Wo-opleidingen waarover veel gegevens beschikbaar zijn bij de Hbo-Raad, de VSNU en andere landelijke instellingen die het aanbod van opleidingen registreren. Verder gaat het om een klein aantal postacademische opleidingen (werkplaatsen). De selectie van informatie in de monitor zal gebaseerd moeten zijn op een matrix van relevante beroepen/functies en opleidingen. Voor een aantal veel voorkomende functies bestaat wellicht geen specifieke opleiding; de voor deze functies vereiste kwalificaties en com-
13
Recente gegevens over amateurkunst in Cultuur+Educatie 20, Amateurkunst in de lage landen. Het SCP is in opdracht van
het ministerie van OCW gestart met een groot (maar eenmalig) onderzoek naar kunstbeoefening door amateurs.
12
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
petenties worden langs andere wegen verworven.
2.6
2
Hoe is dit aanbod samengesteld? Voor de monitor is het aanbod van opleidingen in de beeldende kunst te groeperen naar de functies waarvoor ze opleiden en naar het niveau van de opleiding.
3
Hoeveel studenten volgen een opleiding in de beeldende kunst? Gegevens over aantallen studenten per opleiding worden bijgehouden door de Hbo-raad, de VSNU en andere landelijke instellingen: zie hierboven bij 1.
4
Hoeveel studenten starten jaarlijks een opleiding in de beeldende kunst? Gegevens over aantallen eerstejaars per opleiding worden bijgehouden door de Hbo-raad, de VSNU en andere landelijke instellingen: zie hierboven bij 1.
5
Hoeveel studenten beëindigen jaarlijks een opleiding in de beeldende kunst? Gegevens over aantallen afstudeerders en uitvallers per opleiding worden bijgehouden door de Hbo-raad, de VSNU (universiteiten) en andere landelijke instellingen: zie hierboven bij 1.
6
Hoe is de populatie van studenten in de beeldende kunst samengesteld? Gegevens over achtergrondkenmerken van studerenden worden bijgehouden door de HBOraad, de VSNU en andere landelijke instellingen: zie hierboven bij 1. Deze gegevens verschaffen ook inzicht in het aantal buitenlandse studenten aan Nederlandse kunstopleidingen. Mochten gepubliceerde en via websites beschikbare gegevens niet voldoende gespecificeerd zijn voor opleidingen in de beeldende kunst, dan zijn deze waarschijnlijk via secundaire analyse van desbetreffende databestanden te produceren.
7
Wat doen afgestudeerden na hun opleiding en hoe voorzien ze in hun levensonderhoud? De Hbo-Monitor en in het bijzonder de Kunstenmonitor van de Hbo-raad verschaffen informatie over de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden. Zie punt 7 bij de economie van de sector.
8
Welke faciliteiten worden kunstenaars na hun opleiding geboden om zich verder te ontwikkelen en hoeveel kunstenaars maken daar gebruik van? Dit betreft het aanbod en bereik van faciliteiten zoals de postacademische werkplaatsen, bepaalde voorzieningen van de fondsen en van Kunstenaars&CO, de Wwik, mogelijkheden voor bijscholing en overige faciliteiten. De monitor richt zich hierbij in het bijzonder op faciliteiten ter bevordering van de beroepsintreding en de uitkeringsonafhankelijkheid van jonge, pas afgestudeerde kunstenaars en op faciliteiten voor hun artistieke ontwikkeling na de kunstopleiding.
Sectoraal overheidsbeleid 1 2 3 4 5 6
Welke overheden voeren beleid op het gebied van de beeldende kunst? Wat geeft de overheid (rijk, provincies en gemeenten) uit aan beeldende kunst? Aan welke doelen worden overheidsgelden voor beeldende kunst besteed? Op welke wijze worden overheidsgelden besteed (welke instrumenten en kanalen)? Wat is het bereik van beleidsmaatregelen en subsidieregelingen? Wat zijn resultaten en effecten van het overheidsbeleid?
1
Welke overheden voeren beleid op het gebied van de beeldende kunst? Dit betreft de afbakening van de monitor voor wat betreft het overheidsbeleid: wat valt er onder sectoraal overheidsbeleid en welke overheden voeren beleid ten aanzien van de beeldende kunst? Op rijksniveau gaat het bijvoorbeeld niet alleen om het ministerie van OCW (kunstonderwijs en kunstbeleid) maar ook om de ministeries van SZW (Wwik) en van VROM (percentageregeling voor kunstopdrachten). Verder gaat het om alle provincies en om de grote gemeenten. Bij de gemeenten beperkt de monitor zich tot de 36 grote gemeenten die vanaf 2009 een decentralisatieuitkering beeldende kunst ontvangen. Voor de sectormonitor zal een database aangelegd moeten worden met gegevens over het beleid van de betrokken overheden: ministeries, provincies en gemeenten.
13
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
2
Wat geeft de overheid (rijk, provincies en gemeenten) uit aan beeldende kunst? Een voor de hand liggende vraag die lastig te beantwoorden is op basis van beschikbare stukken, omdat rijksoverheid, provincies en gemeenten (ook onderling) geen uniforme indeling van begroten en administreren van feitelijke uitgaven kennen en uitgaven voor (hedendaagse) beeldende kunst dikwijls ook niet specificeren, of deze sector op verschillende manieren afbakenen. Uitgaven van de 36 grote gemeenten die vanaf 2009 een decentralisatie-uitkering ontvangen worden volgens de Mei-circulaire 2008 van het Gemeentefonds inzichtelijk gemaakt via horizontale verantwoording en via de gegevens die ze verstrekken voor de CBS-statistiek Uitgaven overheid cultuur, sport en recreatie. Deze gemeenten wordt verder gevraagd om beleidsinformatie aan het Rijk te verschaffen om overlap te voorkomen en afstemming te bewerkstelligen. Tevens wordt verwacht dat zij meewerken aan onderlinge informatie-uitwisseling en ‘waar mogelijk’ ook aan benchmarking. De ontwikkeling van de sectormonitor kan aansluiten bij dit proces, het bevorderen en ervan profiteren. Provincies zijn apart te bevragen over hun uitgaven voor beeldende kunst. Gegevens over uitgaven van provincies en gemeenten zijn aan te vullen met gegevens van de rijksoverheid (OCW, SZW, Rijksgebouwendienst).
3
Aan welke doelen worden overheidsgelden voor beeldende kunst besteed? Een duurzame standaardindeling van uitgavenposten is te ontwikkelen aan de hand van beschikbare documentatie van de rijksoverheid (OCW en andere ministeries), de typering van instrumenten in de VNG-handreiking Beleidsinstrumenten beeldende kunst (2006) en informatie over het beeldende kunstbeleid van provincies. Informatie over bestedingsdoelen van het rijk (OCW en andere rijksgeldstromen) en van provincies zijn rechtstreeks bij deze overheden te verkrijgen. Secundaire analyse van door gemeenten verstrekte gegevens ten behoeve van de CBS-statistiek Uitgaven overheid cultuur, sport en recreatie kan informatie opleveren over bestedingsdoelen van uitgaven voor beeldende kunst van de 36 gemeenten die vanaf 2009 een decentralisatieuitkering ontvangen, maar waarschijnlijk is daar ook een aanvullende enquête voor nodig.
4
Op welke wijze worden overheidsgelden besteed (welke instrumenten en kanalen)? Beleidsinstrumenten en maatregelen zijn in hoofdlijnen te typeren naar bijvoorbeeld doelgroep (individuele kunstenaars, andere individuele begunstigden en rechtspersonen) en naar aard van de financiële relatie (meerjarig, éénjarig of op projectbasis). Dit moet met de indeling van uitgavenposten (hierboven bij 3) een sluitende en duurzame classificatie van overheidsuitgaven aan beeldende kunst opleveren.
5
Wat is het bereik van beleidsmaatregelen en subsidieregelingen? Hoeveel kunstenaars, andere individuele personen, instellingen en bedrijven doen een beroep op overheidsmaatregelen en subsidieregelingen op het gebied van de beeldende kunst? Hoeveel daarvan komen feitelijk in aanmerking voor subsidie of voor andere vormen van overheidssteun? In welke mate en op welke manier overlappen verschillende beleidsmaatregelen elkaar qua bereik? En hoe staat het met de verdeling (spreiding) van subsidies? De Statistiek BK biedt informatie over het bereik van landelijke subsidieregelingen voor beeldende kunst. De Mondriaan Stichting en het ministerie van OCW (Cultuurnota) hebben informatie over organisaties die subsidie aanvragen en krijgen. En er is ook informatie te verkrijgen over het bereik van de Wwik onder beeldend kunstenaars. Er zijn al met al voldoende bronnen om het bereik van landelijke beleidsmaatregelen voor beeldende kunst vast te stellen en te analyseren. De vraag is, welke informatie over het bereik van landelijke beleidsmaatregelen standaard in een sectormonitor beeldende kunst wordt opgenomen en hoe de beschikbare gegevens doelmatig te verzamelen en te verwerken zijn. Om verschillende redenen lijkt het niet haalbaar om het bereik van provinciale en gemeentelijke beleidsmaatregelen onder beeldend kunstenaars en beeldende kunstorganisaties goed in beeld te brengen.
14
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
6
2.7
Wat zijn resultaten en effecten van het overheidsbeleid? Van sommige beleidsmaatregelen zullen wel outputgegevens en resultaten worden gedocumenteerd en effecten worden onderzocht, van andere niet. De monitor bevat een inventarisatie van de verantwoordingsinformatie van betrokken ministeries en landelijke fondsen en een review van onderzoek naar resultaten en effecten van sectorale beleidsmaatregelen van rijk, provincies en grote gemeenten. Het aantal onderzoeken zal van jaar tot jaar variëren en deze onderzoeken zullen qua probleemstelling en aanpak ook sterk uiteenlopen.
Opinies van deskundigen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Over Over Over Over Over Over Over Over Over Over Over Over Over Over Over Over Over Over Over Over Over
het aantal beeldend kunstenaars in Nederland de kwaliteit van het aanbod van eigentijdse Nederlandse kunst de verscheidenheid van de eigentijdse Nederlandse kunst afstemming en samenwerking tussen kunstinstellingen en –bedrijven de geografische spreiding van de organisatorische infrastructuur de inkomenspositie van beeldend kunstenaars de financiële positie van kunstinstellingen en -bedrijven de omvang van het publiek voor beeldende kunst de samenstelling van het publiek voor beeldende kunst de voorkeuren van het publiek voor beeldende kunst de omvang van het onderwijsaanbod in de beeldende kunst de kwaliteit van het onderwijsaanbod het aantal beeldende kunststudenten het rendement van opleidingen faciliteiten voor de ontwikkeling van kunstenaars na hun opleiding de omvang en verdeling van overheidsuitgaven voor beeldende kunst de beleidsmiddelen die door de overheid worden ingezet het bereik van het overheidsbeleid (kunstenaars en instellingen) effecten van het overheidsbeleid (diverse maatregelen) de positie van de hedendaagse Nederlands beeldende kunst in het buitenland de internationale oriëntatie van de Nederlandse hedendaagse beeldende kunst
Dit is een voorlopige lijst van onderwerpen waarover de mening gevraagd kan worden van een representatief panel van deskundigen in Nederland. Het primaire uitgangspunt van de sectormonitor beeldende kunst is, dat deze monitor zoveel mogelijk feitelijke, objectieve en kwantificeerbare informatie over de sector beeldende kunst bevat. Diverse gebruikers zullen deze informatie op uiteenlopende wijze gebruiken en interpreteren. Het feitelijke aantal beeldend kunstenaars in Nederland kan voor de één bijvoorbeeld een bekend en geaccepteerd feit zijn maar voor de ander een schokkend gegeven. Als de monitor zich beperkt tot dit soort informatie, wordt de vraag ‘of het goed gaat’ met de sector helemaal bij de gebruikers van de monitor gelegd, die elkaar om de oren kunnen slaan met de feiten die hun goed uitkomen of die ze anderen kunnen aanwrijven. De monitor zou aanzienlijk aan betekenis en aantrekkelijkheid winnen, als hij ook de resultaten van een periodiek opinieonderzoek onder een behoorlijk groot, representatief panel van deskundigen in Nederland over een aantal relevante issues in de sector zou bevatten. Die issues moeten zoveel mogelijk aansluiten bij de voorgaande onderdelen, van het aantal beeldend kunstenaars in Nederland tot de merites van het overheidsbeleid, maar de onderwerpen kunnen ook nader afgestemd worden op de actualiteit.
15
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
3
Volgende stappen
3.1
Proefeditie sectormonitor 2009 Laat een proefeditie van de monitor maken met informatie die tamelijk gemakkelijk te verkrijgen is over onderdelen en vragen die hoge prioriteit hebben. Neem informatie met betrekking tot die onderdelen en vragen op over het jaar 2008 en voor zover beschikbaar over een aantal daaraan voorafgaande jaren (bijvoorbeeld 2000, 2002, 2004 en 2006). Laat de ontwikkeling van duurzame standaardindelingen voor die vragen deel uitmaken van de opdracht. Laat de opdracht uitvoeren door één bureau dat ervaring heeft met economisch én ander sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar de sector of door verschillende bureaus die respectievelijk de economische en de andere onderdelen van de monitor kunnen verzorgen. Leg de redactie van de monitor in handen van één persoon of van een klein redactieteam. Redactie en vormgeving van de sectormonitor gaan hand in hand: informatie moet effectief worden gepresenteerd, en dat betekent in het geval van een sectormonitor als deze dat er niet alleen veel aandacht besteed moet worden aan die informatie zelf maar ook aan de visualisering ervan.
3.2
Ontwikkeling van een webportaal sectorkennis beeldende kunst De monitor zal als gedrukte publicatie niet vaker verschijnen dan om de twee of drie jaar en lang niet alle informatie bevatten waar diverse partijen in de sector op een gegeven moment behoefte aan hebben. In die heterogene en veranderlijke behoefte kan niet voorzien worden via een twee- of driejaarlijkse monitor met een aantal vaste onderdelen. Het is wel mogelijk om her en der beschikbare informatie, waarvan dus slechts een deel in de monitor wordt verwerkt, voor een breed publiek toegankelijker te maken via een webportaal. Als er een sectorinstituut beeldende kunst zou zijn, zou zo’n webportaal bij uitstek een ‘product’ van dat instituut zijn. Nu er geen sectorinstituut beeldende kunst is, kan het webportaal als virtueel sectorinstituut worden ontwikkeld in samenhang met de sectormonitor. Het inhoudelijke redactieteam voor de monitor kan tevens een concept ontwikkelen voor het webportaal maar moet daartoe worden aangevuld met een deskundige in het ontwikkelen van webportalen.
16
Bijlage I. Onderdelen en informatiebronnen
Beeldend kunstenaars
Organisatorische infrastructuur
Vraag
Bestaand periodiek onderzoek
Analyse beschikbare data
Hoeveel beroepsmatig werkzame beeldend kunstenaars zijn in Nederland gevestigd?
●
●
Welke geografische spreiding kent de populatie beeldend kunstenaars?
●
●
Hoe is de populatie beeldend kunstenaars samengesteld?
●
Welke disciplines en genres van beeldende kunst worden door kunstenaars beoefend?
●
Hoe ‘zichtbaar’ zijn Nederlandse beeldend kunstenaars in het buitenland?
●
Vraag
Bestaand periodiek onderzoek
●
Analyse beschikbare data
Hoe groot is de sector bk in Nederland (aantal organisaties en werkzame personen)?
●
Uit welke onderdelen bestaat de infrastructuur en wat is de omvang ervan?
●
Welke organisatorische samenhang kent de sector?
Vraag
● Bestaand periodiek onderzoek
Analyse beschikbare data
Hoeveel geld gaat er om in de sector? Hoe groot is de vraag naar beeldende kunst en wat geven consumenten eraan uit?
Aanvullend of nieuw onderzoek
●
Welke geografische spreiding kent de sector? Economie van de sector
Aanvullend of nieuw onderzoek
Aanvullend of nieuw onderzoek ●
●
●
Hoe is de vraag naar beeldende kunst samengesteld?
●
●
●
Wáár besteden consumenten hun uitgaven voor beeldende kunst?
●
●
●
Hoeveel werkgelegenheid biedt de sector?
●
Hoe staat het met de inkomenspositie van kunstenaars?
●
Waar halen kunstenaars hun inkomsten vandaan (regionaal, landelijk, internationaal)?
●
Wat is de financiële positie van beeldende kunstinstellingen en –bedrijven?
●
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
Participatie en educatie
Opleiding en kwalificatie
Vraag
Bestaand periodiek onderzoek
Hoe groot is het publiek voor beeldende kunst?
●
Hoe groot is het publiek voor verschillende soorten beeldende kunst?
●
Via welke kanalen neemt het publiek kennis van beeldende kunst?
●
Hoe is het publiek samengesteld (demografisch kenmerken)?
●
Hoeveel mensen beoefenen actief beeldende kunst in hun vrije tijd (amateurs)?
●
Hoe is de populatie van amateurkunstenaars samengesteld?
●
Hoeveel mensen nemen deel aan kunsteducatie (beeldende kunst)?
●
Hoe is de populatie van deelnemers aan beeldende kunsteducatie samengesteld?
●
Vraag
Analyse beschikbare data
Hoe groot is het aanbod van (beroeps)onderwijs in de beeldende kunst?
●
●
Hoe is dit aanbod samengesteld?
●
Hoeveel studenten volgen een opleiding in de beeldende kunst?
●
Hoeveel studenten starten jaarlijks een opleiding in de beeldende kunst?
●
Hoeveel studenten beëindigen jaarlijks een opleiding in de beeldende kunst?
●
Wat doen afgestudeerden na hun opleiding?
● ●
●
Bestaand periodiek onderzoek
Analyse beschikbare data
Aanvullend of nieuw onderzoek
●
●
Welke overheden voeren beleid op het gebied van de beeldende kunst? Wat geeft de overheid (rijk, provincies en gemeenten) uit aan beeldende kunst?
●
Aan welke doelen worden overheidsgelden voor beeldende kunst besteed? Op welke wijze worden overheidsgelden besteed (welke instrumenten en kanalen)? Wat is het bereik van diverse beleidsmaatregelen en subsidieregelingen? Wat is er bekend over effecten van het overheidsbeleid?
18
Aanvullend of nieuw onderzoek
●
Welke faciliteiten na de opleiding voor verdere ontwikkeling? Welk bereik? Vraag
Aanvullend of nieuw onderzoek
●
Bestaand periodiek onderzoek
Hoe is de populatie van studenten in de beeldende kunst samengesteld?
Overheidsbeleid (incl. fondsen)
Analyse beschikbare data
●
●
●
●
●
●
●
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
Oordeel van deskundigenpanel
Het panelonderzoek onder een grote, representatieve groep deskundigen is nieuw en vormt een vast bestanddeel van de monitor.
19
Bijlage II. Indeling van activiteiten
Bijlage IIa. Relevante secties, bedrijfsgroepen, bedrijfsklassen en subklassen van de SBI 2008 Hieronder staan de secties, bedrijfsgroepen, bedrijfsklassen en subklassen van de SBI 2008 waar activiteiten in de sector beeldende kunst in principe bij ingedeeld zouden kunnen worden. G
Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s
46 46.18 46.49.8 46.49.9
Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) Handelsbemiddeling gespecialiseerd in overige goederen Groothandel in boeken, tijdschriften en overig drukwerk Groothandel in overige consumentenartikelen (non-food) n.e.g.
47 47.78.3 47.89.9 47.91
Detailhandel (niet in auto's en motorfietsen) Winkels in schilderijen, lijsten, prenten, kunstvoorwerpen en religieuze artikelen Markthandel in overige goederen Detailhandel via postorder en internet
J
Informatie en communicatie
58 58.1 58.11 58.13 58.14 58.19
Uitgeverijen Uitgeverijen van boeken, tijdschriften e.d. Uitgeverijen van boeken Uitgeverijen van kranten Uitgeverijen van tijdschriften Overige uitgeverijen (niet van software)
60 60.1 60.10 60.2 60.20
Programmeren en uitzenden van radio- en televisieprogramma's Verzorgen en uitzenden van radioprogramma's Verzorgen en uitzenden van radioprogramma's Verzorgen en uitzenden van televisieprogramma's Verzorgen en uitzenden van televisieprogramma's
63 63.12 63.29
Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie Webportals Overige dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie n.e.g.
N
Administratieve en ondersteunende dienstverlening
82 82.99.2 82.99.9
Overige zakelijke dienstverlening Veilingen van huisraad, kunst, antiek, machines e.d. roerende goederen Overige zakelijke dienstverlening n.e.g.
P
Onderwijs
85.32.1 85.32.2 85.32.3 85.41 85.42 85.52 85.52.2 85.59.2 85.59.9
Middelbaar beroepsonderwijs Educatie Middelbaar beroepsonderwijs en educatie (gecombineerd) Niet-universitair hoger onderwijs Universitair hoger onderwijs Cultureel onderwijs Kunstzinnige vorming van amateurs (geen dansscholen) Bedrijfsopleiding en -training Studiebegeleiding, vorming en onderwijs n.e.g.
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
R
Kunst, amusement en recreatie
90 90.0 90.03
Kunst en amusement Kunst en amusement Schrijven en overige scheppende kunsten
91 91.0 91.01.2 91.01.9 91.02 91.02.1 91.02.2
Bibliotheken, archieven, musea en overige culturele activiteiten Bibliotheken, archieven, musea en overige culturele activiteiten Kunstuitleencentra Overige culturele uitleencentra en openbare archieven Musea, kunstgalerieën en –expositieruimten Musea Kunstgalerieën en –expositieruimten
S
Overige dienstverlening
94 94.11 94.12 94.2 94.20 94.99.3 94.99.4 94.99.5
Belangen- en wereldbeschouwelijke verenigingen Bedrijfs- en werkgeversorganisaties Beroepsorganisaties Werknemersorganisaties Werknemersorganisaties Steunfondsen (geen steunfondsen op het gebied van welzijnszorg) Vriendenkringen op het gebied van cultuur, fanclubs en overige kunstbevordering Overkoepelende organen en samenwerkings- en adviesorganen (niet op het gebied van gezondheids en welzijnszorg) Overige ideële organisaties n.e.g. Overige belangenbehartiging n.e.g.
94.99.6 94.99.7
22
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
Bijlage IIb. Classificatie van activiteiten naar functie en SBI-afdeling In de volgende matrix staan afdelingen van de SBI in de linkerkolom. In de rechterkolom staan activiteiten, organisaties en bedrijven in de sector beeldende kunst die in de SBI op het niveau van bedrijfsklassen, subklassen of als extra verbijzondering van subklassen zouden kunnen voorkomen. Dat gebeurt echter bij slechts een handvol activiteiten: musea, kunstgalerieën en expositieruimten, kunstuitleencentra en kunstveiling. In de SBI opgenomen activiteiten in de sector beeldende kunst zijn gecursiveerd bij de afdeling waarin ze feitelijk zijn opgenomen. Sommige activiteiten zouden in meerdere afdelingen geplaatst kunnen worden. In de ‘echte’ SBI kan dat maar één afdeling zijn. De onderstaande indeling is als voorbeeld bedoeld. SBI (afdelingsniveau)
Activiteiten (beeldende kunst)
Onderwijs
Universitaire instellingen (kunsthistorie, kunstfilosofie e.d.) Mbo-kunstonderwijs Hbo-kunstonderwijs Werkplaatsen Centra voor Kunsten (kunstzinnige vorming) Particuliere cursussen voor amateurs Particuliere kunstgidsen Educatieve websites Overige kunsteducatie, n.e.g. Overige scholing en training
Kunst en amusement
Beeldend kunstenaars Beeldende kunstcollectieven Beeldende kunstproductiebedrijven Overige beeldende kunstbeoefening
Bibliotheken, archieven, musea en overige culturele activiteiten
Presentatie-instellingen Musea Kunsthallen Kunstuitleencentra Kunstgalerieën en expositieruimten Centra voor Beeldende Kunst Kunstenaarsinitiatieven Kunstmanifestaties/festivals/biënnales Kunstmarkten Kunstbeurzen Overige fysieke openbaarmaking, n.e.g.
Uitgeverijen Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie Programmeren en uitzenden van radioen televisieprogramma's
Kunstuitgeverij (boeken, tijdschriften) Uitgeverij van audiovisueel materiaal Websites voor beeldende kunst Overige openbaarmaking van beeldende kunst via media, n.e.g. Kunstjournalistiek in kranten en tijdschriften Kunstjournalistiek op radio en televisie Kunstjournalistiek op Internet Overige kunstjournalistiek, n.e.g.
Detailhandel Handelsbemiddeling Overige zakelijke dienstverlening
Kunstgalerieën Winkels voor gereedschappen/materialen beeldende kunst Kunsthandel Kunstuitleencentra Kunstveiling Particuliere kunstmakelaars Kunstmarkten Kunstbeurzen Kunstverkoop via Internet Overige distributie, n.e.g.
Speur- en ontwikkelingswerk
Kunstwetenschappers en -filosofen Centra voor debat en reflectie Overig kunstonderzoek en -reflectie
23
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
Overige zakelijke dienstverlening
Zelfstandige promotiedeskundigen Promotiebureaus en -instellingen
Overige dienstverlening
Restauratoren, restauratie Zelfstandige adviseurs en begeleiders Adviserende en begeleidende instellingen Overige advisering en begeleiding, n.e.g. Steunfunctie-instellingen voor beeldende kunst Expertisecentra voor beeldende kunst
Belangen- en wereldbeschouwelijke verenigingen
Fondsen door de overheid ingesteld Particuliere fondsen Overige financiële ondersteuning van beeldende kunst Werknemersorganisaties/beroepsverenigingen Werkgeversorganisaties Brancheverenigingen Overige belangenorganisaties
Vervaardiging van overige goederen
Productie van gereedschappen/materialen voor beeldende kunst
24
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
Literatuur
Aarsen, E.K. van, J.A. van Dijken en N. Stroeker (2006). Evaluatie Geldstroom BKV. Nulanalyse en nulmeting. Definitief rapport. Leiden: IOO bv. Aarsen, E.K. van en N. Stroeker (2007). Midterm review Geldstroom BKV. Eindrapport. Leiden: IOO bv. BNO (2007). Branchemonitor 2006. De Nederlandse ontwerpsector in beeld en getal (2007). Amsterdam: BNO. Bosch, K., T. de Ronde e.a. (2007). Vraagonderzoek naar hedendaagse beeldende kunst. Rapport. Amsterdam: Motivaction. Braak, L. ter, en G. Luiten, red. (2007). Second opinion. Over beeldende kunstsubsidie in Nederland. Rotterdam :NAi. Broek, A. van den, e.a. (2005). Cultuurminnaars en cultuurmijders. Trends in de belangstelling voor kunsten en cultureel erfgoed. Den Haag: SCP. Brouwer, N. en C. Zijderveld (2004). De markt voor beeldende kunst. De markt en de financiële positie van beeldend kunstenaars 2001. Amsterdam: SEO. Buiren, K.H.S. en B. Gietema (2005). Brancheverkenning Architectenbureaus 2004. Amsterdam: SEO. Caves, R. (1987). American industry: structure, conduct, performance. [Sixth edition.] Englewood Cliffs NJ: Prentice-Hall. CBS (2007). Kunstenaars in Nederland. Voorburg/Heerlen: CBS. ‘Elseviers Kunst Top 100’. Elsevier 19/2008, 78-86. Gemeentefonds (2008). Meicirculaire 2008. Haan, J. de, en W.P. Knulst (2000). Het bereik van de kunsten. Den Haag: SCP. Hbo-Raad (2006). Statistisch supplement HBO-Monitor 2005. http://www.hboraad.nl/upload/bestand/HBO-Monitor-2005_Statsuppl.zip IJdens, T., M. van der Eerden en M. Rengers (2003). Literatuuronderzoek beeldende kunst en vormgeving. Inventarisatie van sociaal-wetenschappelijk onderzoek en statistische informatie over de sector beeldende kunst en vormgeving in Nederland. Rotterdam/Tilburg: EUR/IVA. IJdens, T. & H. Mariën (2008). Statistiek van landelijke subsidieregelingen voor beeldende kunst 2002-2006. Tilburg: IVA. ‘Kunstkompass’. Manager Magazine 11/2008. Marlet, G., en C. van Woerkens (2008). Atlas voor gemeenten 2008. Utrecht: Stichting Atlas voor gemeenten. McCarthy, K. F., E.H. Ondaatje et al. (2005). A portrait of the Visual Arts. Meeting the Challenges of a New Era. Santa Monica [etc]: Rand Corporation.
25
Rapport voorstudie sectormonitor bk def 28_1_2009.doc
Museumgids 2005/2006. Nooy, W. de, en M. Toussaint (1999). Circuits van deskundigen. Een onderzoek naar het netwerk van adviescommissies in de Nederlandse beeldende kunstwereld. Rotterdam: Erasmus Centrum voor Kunst- en Cultuurwetenschappen. Policy Research Corporation (2008). De economische betekenis van sport. http://www.ez.nl/dsresource?objectid=157773&type=PDF Raad voor Cultuur (2003). Vooradvies ‘Cultuur, meer dan ooit’. Den Haag: Raad voor Cultuur. Ramaekers, G.W.M (2008). HBO-Monitor 2007. Den Haag: HBO-raad. Ranshuysen, L. (2004). MuseumMonitor© 2003. Rotterdam: Bureau Letty Ranshuysen. Scherer, F.M. & D. Ross (1990). Industrial market structure and economic performance. [Third edition.] Boston [etc]: Houghton Mifflin. Valk, W.D.M. van der (2007). Onderzoek aanbieders van hedendaagse beeldende kunst 2007. Zoetermeer: EIM. VNG (2006). Handreiking beleidsinstrumenten beeldende kunst. Den Haag: VNG. Vries, de, M.R. en G.W.M. Ramaekers (2004). De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het kunstonderwijs, Kunsten-Monitor 2002. Den Haag: HBO-raad. Wils, J. en S.M. van Klaveren (2008). Wat kan er beter in de podiumkunsten? Onderzoek naar knelpunten en oplossingen in de bedrijfsvoering. Eindrapport. Leiden: Research voor Beleid. Wolfson, R., red. (2003). Kunst in crisis. Amsterdam/Middelburg: Prometheus/De Vleeshal.
26