VOORSCHRIFTEN Veiligheid, Gezondheid en Milieu
BUKO Velserweg 2 1942 LD Beverwijk Postbus 519 1940 AM Beverwijk 0251 - 26 27 27 Dit boekje is een uitgave van de afdeling Kwaliteit, Arbo & Milieu (KAM) van BUKO. Document KAM/00-OD-11 | Revisie 20-05-2015/05
[email protected] buko.nl
TELEFOONNUMMERS & ADRESGEGEVENS Landelijk alarmnummer: Als het zonder sirene kan:
Centraal emailadres KAM: Correspondentieadres KAM:
Dit VGM boekje is verstrekt op
112 0900 - 88 44 (geen spoed, wel politie)
[email protected]
BUKO Facilitaire Diensten T.a.v. afdeling Kwaliteit, Arbo & Milieu Velserweg 2, Beverwijk Postbus 519, 1940 AM Beverwijk
aan:
Dit VGM boekje is verstrekt door: BUKO Bouw & Winkels BUKO Bouwsystemen BUKO Huisvesting BUKO Infrasupport BUKO Transport ECO Toilet
in het vervolg van dit boekje aangeduid als BUKO, tenzij nadrukkelijk anders is vermeld.
2
INHOUDSOPGAVE 1.1 1.2 1.3
Welkom bij BUKO Doel van deze VGM-voorschriften Beleidsverklaring VGM
5 13 14
2. Veiligheid 2.1 De Arbowet 2.2 VCA-certificering 2.3 Respecteren van wet- en regelgeving 2.4 Controleprocedure & sanctiereglement 2.5 Inspectie SZW (voorheen ardbeidsinspectie) 2.6 VGM-actieplan 2.7 Legitimatie & veiligheidspaspoort 2.8 Persoonlijke hygiëne, orde & netheid 2.9 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) 2.9.1 Gehoor 2.9.2 Hoofd 2.9.3 Luchtwegen 2.9.4 Ogen 2.9.5 Handen 2.9.6 Voeten 2.9.7 Valbescherming 2.9.8 Werkkleding 2.10 Toolboxmeetings 2.11 Werkplekinspecties 2.12 VGM-projectplannen 2.13 Melden van (bijna)ongevallen 2.14 EHBO en BHV 2.15 Brandbestrijding & brandpreventie 2.16 Ontruiming & evacuatie 2.17 Verzamelplaats bij calamiteiten 2.18 Werken bij storm 2.19 Werken met gevaarlijke stoffen 2.20 Verkeersveiligheid 2.21 Wegafzettingen & verkeersvoorzieningen 2.22 Verkeersovertredingen 2.23 Werken met de vorkheftruck 2.24 BUKO Bedrijvenpark 2.25 Werken met machines en installaties
Voorschriften VGM
16 16 17 19 20 21 24 25 26 27 30 32 35 38 39 40 42 48 49 50 51 52 54 56 58 58 59 60 62 62 63 63 65 67
3
2.26 Keuring van machines en installaties 2.27 Veilig en gezond tillen 2.28 Veilig hijsen 2.29 Hijsgereedschap en uitvalbeveiliging 2.30 Aanslaan van de last 2.31 Gebruik portofoon bij hijswerkzaamheden 2.32 Hand- en armseinen bij hijswerkzaamheden 2.33 Werken met de autolaadkraan 2.34 Werken met de hydraulische kipper 2.35 Werken met graafmachines en shovels 2.36 Bijladen van accu’s van verkeerslichtinstallaties 2.37 Werken langs de weg 2.38 Werken met asbest 2.39 Gebruik van hogedrukreiniger ECO Toilet 2.40 Overdrukinstallaties 2.41 Lading met verontreinigde grond 2.42 Werken met een bovenloopkraan 2.43 Werken met hoogwerkers 2.44 Specifieke voorschriften petrochemie 2.45 Plaatsen units in de petrochemie 2.46 Werken in nabijheid van hoogspanningsmasten 2.47 Werken met laserapparatuur 2.48 Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA) 2.49 VGM-gedragsobservaties
69 70 72 73 74 77 77 79 82 86 86 87 88 89 89 92 94 95 97 101 102 104 107 109
3. Gezondheid 3.1 Werktijden, rij- en rusttijden 3.2 ziek- en herstelmeldingen, ziekteverzuim 3.3 Arbodienst 3.4 Bedrijfsarts & spreekuur 3.5 Preventief Medisch Onderzoek (PMO) 3.6 Rookbeleid 3.7 Meldpunt pesterijen en intimidatie 3.8 Defibrillator 3.9 Biologische agentia 3.10 Beeldscherm werkplekken
110 110 110 110 111 111 112 114 115 116 117
4. Milieu 118 4.1 Afvalscheiding 118 4.2 Geluid, lucht, water 119 4.3 Opslag gevaarlijke stoffen 119 4.4 Verantwoord bosbeheer: FSC en PEFC 120 4.5 CO2 footprint 124 4
1.1
WELKOM BIJ BUKO
BUKO is een familiebedrijf ontstaan in 1962 in Beverwijk. Als grote dienstverlenende organisatie is BUKO onder meer actief voor de grote bouw- en wegenbouwondernemingen, gemeenten en provincies, industriële bedrijven, instellingen in de zorg, het onderwijs, de kinderopvang, de detailhandel en organisaties op het gebied van sport, evenementen en recreatie. De kernactiviteiten van BUKO zijn onder andere: • Tijdelijke huisvesting en bouwsystemen. • Plaatsing en schoonmaak van mobiele toiletten. • Transportwerkzaamheden. • Verkeersvoorzieningen en wegafzettingen. • Materieelvoorzieningen. • Portofoons, communicatievoorzieningen. • Defibrillatoren. De BUKO strategische doelstellingen zijn onder andere: • • • • •
Verhogen van klantentevredenheid. Versterken van medewerkerstevredenheid. Uitbreiden van marktaandeel. Verbeteren van voorraad/bedrijfsmiddelen management. Implementeren van kwaliteit.
BUKO is actief werkzaam met het INK-managementmodel. De 9 aandachtsgebieden van dit managementmodel zijn voor ons een hulpmiddel om onze gehele organisatie te overzien bij het verbeteren van onze processen en bedrijfsresultaten.
Voorschriften VGM
5
Dit hulpmiddel is opgebouwd uit negen aandachtspunten die van achteren naar voren worden gelezen (oftewel van rechts naar links). Waar het uiteindelijk om gaat is het bereiken van ondernemingsresultaten die de continuïteit van onze organisatie veilig stellen (9. Bestuur en financiers). Deze resultaten zijn in grote mate afhankelijk van de tevredenheid van ons personeel (7. Medewerkers), van onze klanten en leveranciers (6. Klanten en Partners) en van onze maatschappelijke omgeving (8. Maatschappij). Zij bepalen immers of wij een prestatie leveren die gewaardeerd wordt. Die prestatie is het resultaat van sturing van onze bedrijfsprocessen (5. Management van Processen). De procesbesturing wordt beïnvloed door de manier waarop wij omgaan met onze strategie en beleid (2. Strategie & Beleid), met ons personeel (3. Management van Medewerkers) en met de middelen die ons ter beschikking staan (4. Management van Middelen). Deze organisatorische aspecten, tot slot, staan of vallen met de inhoud en sturing van het leiderschap (1. Leiderschap). Deze aandachtsgebieden komen terug in o.a. onze jaarplannen, rapportages, functioneringsgesprekken en BUKO actielijsten (Plan – Do – Check – Act). Daarmee realiseren en borgen we structurele verbeteringen en vernieuwingen, zowel op korte als op lange termijn.
6
Daarnaast zijn de volgende factoren van belang om de “zachte kant” van onze organisatie te ontwikkelen, die minstens zo belangrijk is als de “harde kant”.
Harde factoren zijn nodig voor succes, zachte zijn bepalend Inspireren Elkaar enthousiast maken om de unieke kracht en de positie van onze organisatie te versterken. Mobiliseren Het in beweging zetten om de doelstellingen en plannen van onze organisatie te realiseren; daadwerkelijk uitvoeren van onze plannen. Het accent ligt op samenwerking tussen medewerkers, partners en andere belanghebbenden en het op het juiste moment op de juiste plaats inzetten van kennis, inzichten, geld en middelen. Waarderen Met elkaar bepalen wat er écht toe doet om de toegevoegde waarde te leveren. Meetbare en niet-meetbare aspecten. Oog hebben voor elkaar, respect en tonen van vertrouwen. Elkaar waarderen voor de bijdragen die eenieder heeft. Belonen van baanbrekende bijdragen. Reflecteren Meten is weten. We staan stil bij hetgeen is bereikt en leren van de manier waarop we dat hebben aangepakt. Met een open blik gaan we na of er andere aanpakken mogelijk waren geweest en wat de achterliggende oorzaken zijn van het wel of niet behalen van resultaten.
Voorschriften VGM
7
Onze principes Kennismaken met BUKO is kennismaken met onze principes. Ze beschrijven hoe we met elkaar en onze klanten omgaan. We doen het netjes of niet We werken veilig, netjes en goed. Conform de regelgeving en conform de afspraken. Altijd en overal. Zonder uitzondering. We zijn service- en resultaatgericht Goede service en goede resultaten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dankzij onze service behalen we goede resultaten en dankzij deze resultaten is ons bedrijf sterk en gezond. En als sterk en gezond bedrijf (her) investeren wij in onze diensten en producten. Maar ook in onze medewerkers blijven we investeren. Zo blijven we aan de top in de branches waarin we actief zijn. We nemen weloverwogen beslissingen Onze horizon gaat verder dan de waan van de dag. We houden oog voor de lange termijn. We geloven in kansen pakken, maar nemen geen onnodige risico’s voor vluchtig gewin. BUKO staat voor een doordachte bedrijfsvoering en een gezonde, gestage groei. Langetermijnrelaties vormen de basis Stakeholder, klant, collega of leverancier: wij investeren in onze relaties. Wederzijds vertrouwen vormt in onze visie het beste fundament om op voort te bouwen. In goede én in minder goede tijden. Bovendien: weten wat je aan elkaar hebt komt niet alleen de resultaten, maar ook het werkplezier ten goede.
8
we doen het netjes of niet. Een man een man, een woord een woord. Afspraak is afspraak. Zorgvuldig werken. Alles netjes achterlaten. Altijd volgens de voorschriften werken. Veiligheid boven alles. Oog voor omgeving en milieu. Blinkend materieel. Veel recyclen, weinig afval. Wij zijn BUKO. Punt.
wij zijn
Voorschriften VGM
9
we zijn service- en resultaatgericht. Hart voor kwaliteit, oog voor efficiency. Betrokkenheid tonen. Denken als een ondernemer, handelen als een vakman. Investeren in vakkennis. Investeren in klantrelaties. Investeren in elkaar. Slagvaardig zijn. Scherp blijven. Kansen zien en pakken. Altijd kijken wat er beter kan. Wij zijn BUKO. Punt.
wij zijn
10
we nemen weloverwogen beslissingen. Verder kijken dan de waan van de dag. Gezonde en gestage groei. Doordachte bedrijfsvoering. Slim oplossen. Herinvesteren. Geen onnodige risico’s voor vlug gewin. Oog voor wat duurzamer, zuiniger, efficiënter, beter kan. Elkaar versterken door kennis en succes te delen. Meewerken aan een succesvolle, groeiende serviceorganisatie. Wij zijn BUKO. Punt.
wij zijn
Voorschriften VGM
11
langetermijnrelaties vormen de basis. Op elkaar kunnen bouwen. Zorgen dat klanten graag terugkomen. Anticiperen op wensen en zorgen van partners. Goed om je heen kijken. Goed luisteren. Scoren als teamprestatie zien. De lijnen kort houden en de deur open. Bereikbaar zijn. Klaarstaan - ook bij spoed of nood. Samen werken aan werkplezier. Bouwen aan wederzijds respect en vertrouwen. Met klanten, leveranciers én collega’s. Wij zijn BUKO. Punt.
wij zijn
12
1.2
DOEL VAN DEZE VGM-VOORSCHRIFTEN
Deze voorschriften veiligheid, gezondheid en milieu (VGM) zijn een onderdeel van het beleid van BUKO. Dit boekje is een samenvatting van de VGM-regels en wordt aan alle BUKO medewerkers overhandigd tijdens de introductie, alsmede aan personeel van derden werkzaam voor BUKO tijdens de opstart van een project. De complete en bedrijfsspecifieke voorschriften liggen ter inzage bij ieder BUKO bedrijf (bij de leidinggevenden). Iedereen die werkzaam is voor BUKO wordt geacht bekend te zijn met deze voorschriften en zich er aan te houden. Het doel hiervan is het voorkomen van persoonlijke en bedrijfsmatig onverantwoorde handelingen en situaties: • Voorkomen van letsel • Voorkomen van materiële schade • Voorkomen van milieuverontreiniging Bij het niet nakomen van de VGM-voorschriften is de leidinggevende genoodzaakt om de controle procedure en het sanctiereglement in werking te laten treden zoals beschreven in hoofdstuk 2.4. Certificeringen Onze producten en dienstverlening voldoen aan de gestelde eisen van kwaliteit, veiligheid, gezondheid en milieu. E.e.a. houdt in dat we bij BUKO een veelvoud van certificaten onderhouden, waaronder ISO 9001, ISO 14001, VCA en FSC/ PEFC-certificaten.
Voorschriften VGM
13
1.3
BELEIDSVERKLARING VGM
BUKO voert een beleid en handelt als een organisatie die met betrekking tot Veiligheid, Gezondheid en Milieu (VGM) vertrouwd kan worden. Het creëren en handhaven van veilige en milieuverantwoorde arbeidsomstandigheden zijn in onze organisatie geïntegreerde doelstellingen. Onze organisatie en dienstverlening is op een dusdanige wijze ingericht dat de veiligheid en gezondheid van onze werknemers en van derden is gewaarborgd en zij niet worden blootgesteld aan onaanvaardbare risico’s. Dit is vastgelegd in onze regels, voorschriften en procedures, die zijn bepaald door de meest recente inzichten en de laatste stand der technieken. Wij voldoen aan wettelijke voorschriften, alsmede aan alle vergunningsvoorwaarden van opdrachtgevers. Tevens streven wij naar een continue verbetering op het gebied van Veiligheid, Gezondheid en Milieu. Duurzaamheid en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen vormen belangrijke speerpunten binnen ons beleid. Mogelijk nadelige gevolgen van onze bedrijfsactiviteiten voor onze omgeving proberen wij voortdurend te beperken. We richten ons nadrukkelijk op het duurzamer maken van onze bedrijfsvoering, onze producten en onze diensten. De houtproducten die wij inkopen en verkopen zijn zoveel mogelijk PEFC- of FSC-gecertificeerd. Wij respecteren de eisen welke worden gesteld door PEFC en FSC ten aanzien van de Chain of Custody, waarmee wij als belangrijke schakel in de keten onze bijdrage kunnen leveren aan een verantwoord en duurzaam bosbeheer. Binnen ons bedrijf weet iedereen zich gebonden aan de regels met betrekking tot Veiligheid, Gezondheid en Milieu. Dit is de individuele en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van alle medewerkers. Om dit te bereiken worden middelen ter beschikking gesteld en instructies, voorlichting en richtlijnen gegeven. Tevens zijn de taken en bevoegdheden van de medewerkers op deze gebieden vastgelegd.
14
De directie zal zich door een regelmatig en gestructureerd overleg op de hoogte houden van de uitvoering en naleving van dit beleid en aan de hand van de opgedane ervaring haar beleid zonodig bijstellen. Als centraal aanspreekpunt binnen de organisatie is hiervoor een Manager KAM aangesteld. Het ondernemingsbeleid van BUKO is erop gericht persoonlijk letsel, branden, schaden en blootstellingen aan gevaarlijke stoffen te voorkomen, alsmede negatieve effecten op het milieu zoveel mogelijk te beperken. Wij zijn ervan overtuigd dat een gezamenlijk beleid met betrekking tot Veiligheid, Gezondheid en Milieu door iedereen ondersteund zal worden.
T.M.C. Burger Algemeen directeur BUKO
Voorschriften VGM
15
2. VEILIGHEID 2.1
DE ARBOWET
De Arbeidsomstandighedenwet, in de volksmond Arbowet genoemd, is gericht op de bescherming van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van werknemers. In de Arbowet zijn zowel verplichtingen van de werkgever als van de werknemer opgenomen. De verplichtingen van de werkgever omvatten onder andere zaken als: • • • • • •
Voeren en verwezenlijken van een arbobeleid. Geven van voorlichting en onderricht. Inventariseren en evalueren van veiligheids- en gezondheidsrisico’s. Voorkomen van ongevallen. Melden van ongevallen en beroepsziekten aan de Inspectie SZW. Voorkomen van gevaar voor derden (bijvoorbeeld bezoekers).
Verplichtingen van de werknemers betreffen onder andere: • • • • • •
Meewerken aan voorlichting en onderricht. Zorgvuldig naleven van de VGM-voorschriften. Juist gebruik maken van persoonlijke beschermingsmiddelen. Veilig omgaan met arbeidsmiddelen en gevaarlijke stoffen. Aangebrachte beveiligingen niet veranderen of verwijderen. Aoorkomen van ongevallen, melden van opgemerkte gevaren voor de veiligheid of gezondheid.
De Arbowet stelt de werkgever in eerste plaats verantwoordelijk voor het naleven van de wettelijke voorschriften. De werknemer is echter verantwoordelijk voor het nakomen van de aan hem toebedeelde verplichtingen. Hierdoor is de werknemer mede verantwoordelijk voor de manier van werken in de onderneming waar hij in dienst is.
16
2.2 VCA-CERTIFICERING
De VGM Checklist Aannemers, kortweg VCA, is ontwikkeld om de veiligheid, gezondheid en het milieu op de werkplek te verbeteren. VCA is bedoeld voor aannemers die bij opdrachtgevers werkzaamheden verrichten die risicovol zijn of waarbij sprake is van risicovolle omstandigheden. Meer aandacht voor veiligheid, gezondheid en milieu heeft wel degelijk effect. Mensen blijken minder vaak ziek te worden. Ook blijkt dat we bedrijfsongevallen kunnen voorkomen. De VCA-checklist bestaat uit 47 vragen over veiligheid, gezondheid en milieu. Een aantal van die vragen zijn “must” vragen en een aantal vragen zijn “aanvullende vragen”, afhankelijk van het soort VCA-certificaat. VCA maakt een onderscheid tussen VCA* (gericht op directe beheersing van VGM tijdens het uitvoeren van werkzaamheden op de werkvloer), VCA** (alsmede gericht op de VGM-structuur, zoals beleid, organisatie en verbetermanagement) en VCA-P (aanvullende eisen voor bedrijven die specifieke werkzaamheden verrichten in de petrochemie). Een bedrijf komt alleen voor een VCA*-certificaat in aanmerking als tenminste alle 25 “mustvragen” positief worden beoordeeld. Om voor een VCA**certificaat in aanmerking te komen dienen zowel 33 “mustvragen” als minimaal 6 van de 14 “aanvullende vragen” positief te worden beoordeeld. Voor het VCA-P-certificaat dienen 43 “mustvragen” en minimaal 2 van de 4 resterende “aanvullende vragen” positief te worden beoordeeld. VCA-certificeringen VCA*
25 mustvragen
Geen aanvullende vragen
VCA**
33 mustvragen
Tenminste 6 van de 14 aanvullende vragen
VCA-P
43 mustvragen
Tenminste 2 van de 4 aanvullende vragen
De beoordeling gebeurt door een onafhankelijke certificerende instelling. Een certificaat is drie jaar geldig, mits het bedrijf aan de eisen blijft voldoen. De certificerende instelling beoordeelt dit minimaal eenmaal per jaar.
Voorschriften VGM
17
VCA-Basisveiligheid De BUKO bedrijven zijn VCA-gecertificeerd. In het kader van deze VCA-certificering zijn al onze operationele medewerkers in vaste loondienst in het bezit van een geldig diploma Basisveiligheid VCA voorzien van een VCA-logo. Indien men bij aanname niet beschikt over dit diploma, dient de medewerker binnen 3 maanden na indiensttreding het diploma Basisveiligheid VCA te behalen. VCA-VOL Operationeel medewerkers die een leidinggevende functie vervullen dienen in het bezit te zijn van een geldig diploma Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden VCA voorzien van een VCA-logo. Indien men bij aanvang van de functie niet beschikt over dit diploma, dient de medewerker binnen 3 maanden na indiensttreding het diploma Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden VCA te behalen. Onderaannemers Onderaannemers zijn bedrijven die in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de BUKO bedrijven bepaalde werkzaamheden uitvoeren. Om zeker te stellen dat ook deze groep over voldoende VGM-kennis en kunde beschikt wordt daar waar mogelijk gebruik gemaakt van VCA-gecertificeerde onderaannemers. Het criteria “VCA-certificaat” is een belangrijk onderdeel van onze onderaannemerselectie. Tijdelijke krachten Tijdelijke krachten (inleenkrachten, medewerkers van uitzendbureaus, etc.) beschikken bij voorkeur over een geldig diploma Basisveiligheid VCA en medewerkers met leidinggevende taken over een geldig diploma VCA-VOL. Bij vergelijkbare capaciteiten en vakbekwaamheid gaat de voorkeur nadrukkelijk uit naar die medewerkers die in het bezit zijn van bovengenoemde diploma’s. Indien mogelijk worden VCU-gecertificeerde uitzendbureaus ingeschakeld. Bij de selectie van uitzendbureaus is “VCU-certificaat” een belangrijk selectiecriterium.
18
2.3
RESPECTEREN VAN WET- EN REGELGEVING
Deze VGM-voorschriften zijn gebaseerd op wettelijke bepalingen en interne regels van BUKO. Volg ze op en houd je aan de geldende regels. Indien een medewerker zich niet aan de geldende regels houdt kan dit niet alleen leiden tot onveilige situaties maar tevens tot het verlies van het VCA-certificaat voor het hele bedrijf. Werk naast de algemene instructies die in dit boekje zijn vermeld altijd conform de werk- en bedieningsinstructies die op de werkzaamheden van toepassing zijn. In de werk- en bedieningsinstructies zijn de eventueel noodzakelijke veiligheidsmaatregelen verwerkt. Het dragen van de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) is voor een ieder verplicht. Het zich niet houden aan veiligheids-, gezondheids- en milieuvoorschriften, alsmede het niet of onvoldoende gebruik maken van PBM’s kan, na voorafgaande schriftelijke waarschuwing, leiden tot sancties of ontslag. Meld onveilige situaties direct bij de leidinggevende, deze zal de nodige verdere acties opstarten. De afdelingen KAM en/of HRM kunnen daarna maatregelen nemen om de situatie te verbeteren. Je mag alleen werkzaamheden uitvoeren die tot je taak behoren en waartoe je opdracht hebt gekregen. Twijfel je aan de veiligheid, raadpleeg dan direct je leidinggevende. Wanneer je meent dat er op je werkplek sprake is van een onveilige situatie die door BUKO niet of niet snel genoeg wordt opgelost (bijvoorbeeld na twee keer bespreken van de onveilige situatie tijdens het werkoverleg), kun je de afdeling KAM benaderen voor ondersteuning en bemiddeling. De afdeling KAM ziet toe op de uitvoering van het Arbobeleid en adviseert de directie omtrent de uitvoering van dit beleid.
Voorschriften VGM
19
2.4
CONTROLEPROCEDURE & SANCTIEREGLEMENT
Iedere medewerker van BUKO is verplicht te werken volgens de geldende VGM-voorschriften. Indien geconstateerd wordt dat een medewerker niet aan de voorschriften voldoet, gaat onderstaande controleprocedure en sanctiereglement van kracht. Dit geldt tevens bij het overschrijden van de algemene gedragsregels die direct een stagnatie van de werkzaamheden tot gevolg hebben, zoals ontoelaatbare uitspraken aan de klant op de bouwlocaties. De volgende medewerkers zijn bevoegd en bekwaam om het sanctiereglement toe te passen: • Directieleden. • Managementleden. • Bedrijfsleiders. • Hoofduitvoerders. • Projectleiders. • Productieleiders. • Medewerkers van de afdeling KAM. • Medewerkers van de afdeling HRM. Bij het toekennen van sancties wordt gebruik gemaakt van het standaard formulier Veiligheidsovertreding (F.026). De sancties worden als volgt toegekend: Wanneer
Maximale sanctie
Eerste keer
Mondelinge waarschuwing. Kopie van het ingevulde formulier Veiligheidsovertreding (F.026) in het personeelsdossier.
Tweede keer
Schriftelijke waarschuwing, kopie in personeelsdossier.
Derde keer
Aangetekende schriftelijke waarschuwing, waarin aangegeven dat de volgende overtreding kan leiden tot 5 werkdagen onbetaalde schorsing. Kopie in personeelsdossier.
Vierde keer
Schorsing, 5 werkdagen, onbetaald. Dit wordt aangetekend bevestigd met kopie in personeelsdossier, waarin aangegeven dat de volgende overtreding kan leiden tot ontslag op staande voet.
Vijfde keer
Ontslag op staande voet.
20
2.5
INSPECTIE SZW (VOORHEEN ARBEIDSINSPECTIE)
De Inspectie SZW (voorheen Arbeidsinspectie) heeft als taak toe te zien op handhaving van de Arbeidsomstandighedenwet. Zij handhaven dit op een actieve wijze, door het uitvoeren van inspecties. Maar ook op reactieve wijze, naar aanleiding van bijvoorbeeld de melding van ongevallen en klachten. In beide gevallen ligt de nadruk op het opsporen en opheffen van misstanden (hoge risico’s voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers). Tijdens bedrijfsinspecties door de Inspectie SZW kunnen onder andere de volgende onderwerpen aan de orde komen: • • • • • • • •
De veiligheid van machines gereedschappen en dergelijke. Het veilig en gezond gebruik van (gevaarlijke) stoffen. De organisatie en inhoud van de RI&E. De aanwezigheid van een ziekteverzuimbeleid. De aanwezigheid van een contract met de Arbodienst. De bedrijfshulpverlening. De wijze waarop het toezicht is geregeld. De invulling van het Arbobeleid (zoals het veilig werken op hoogte, het juist opstellen van ladders, of het dragen van de juiste PBM’s zoals een veiligheidshelm).
Ambtenaren van de Inspectie SZW hebben toegang tot alle bedrijven en mogen daar onder andere: • • • •
Beproevingen en metingen doen. Foto’s en tekeningen maken. Monsters nemen. Voorwerpen (of gedeelten daarvan) meenemen voor onderzoek.
Werkgever, werknemers en zelfstandigen zijn verplicht aan ambtenaren van de Inspectie SZW alle gegevens en inlichtingen te verstrekken.
Voorschriften VGM
21
Indien de Inspectie SZW tijdens de inspecties of onderzoeken overtredingen constateert kan zij, afhankelijk van de betreffende wet en de aard en ernst van de overtreding, de volgende handhavende instrumenten (sancties) inzetten: • • • • • • •
Het maken van een afspraak over het opheffen van de overtreding. Het geven van een officiële waarschuwing. Het geven van een bevel tot onmiddellijke stillegging van het werk of werkzaamheden. Het stellen van een eis tot naleving van de wet. Het aanzeggen van een bestuurlijke boete. Het aanzeggen van een proces-verbaal (strafrechtelijk). Het aanzeggen van een last onder dwangsom.
De sanctie(s) en de voorgeschreven maatregel(en) worden altijd schriftelijk door de Inspectie SZW bevestigd en de Inspectie SZW controleert steekproefsgewijs in een volgende inspectie of de vereiste maatregelen zijn genomen. Als dat niet het geval is, worden nieuwe sancties (dwangmaatregelen) ingezet. De sancties zullen dan zwaarder zijn. Als er overtredingen zijn geconstateerd wordt een waarschuwing gegeven of een boeterapport aangezegd. Als er sprake is van ernstig gevaar voor personen kan het werk worden stilgelegd. Ook wordt er afgesproken binnen welke termijn de overtreding moet worden opgeheven. De Inspectie SZW controleert altijd of overtredingen daadwerkelijk zijn opgeheven.
Lik op stukbeleid – de werknemer beboet De Inspectie SZW kan direct een boete opleggen bij overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet of de Arbeidstijdenwet, dit is het zogenaamde ‘Lik op stukbeleid’. Dit geldt in het geval van de Arbowet ook voor werknemers. Als een werknemer zich niet aan geldende regels houdt, waaronder de VGMvoorschriften uit dit boekje, kan de Inspectie SZW ook aan de werknemer een boete opleggen. De Inspectie SZW gaat hiertoe over bij het niet of onjuist gebruiken van ter beschikking gestelde noodzakelijke beveiligingen of persoonlijke beschermingsmiddelen door een werknemer, waardoor direct ernstig gevaar bestaat voor de werknemer zelf of voor andere personen dan de werknemers. De maximale boete voor een werknemer bedraagt € 450.
22
Voorbeelden van overtredingen zijn: • Niet gebruiken van de veiligheidshelm of andere PBM’s. • Onbevoegd weghalen van beveiligingen, zoals leuningwerk langs een vloerrand of de kap van een cirkelzaagmachine. • Meerijden op mobiele arbeidsmiddelen die hiervoor niet zijn ingericht. • Zwaarder belasten van hijs- en hefgereedschap dan is toegestaan. • Onbevoegd bedienen van bepaalde machines, bijvoorbeeld een hijskraan waarvoor een certificaat van deskundigheid verplicht is. De werkgever BUKO kan in deze situaties ook een boete worden aangezegd, tenzij BUKO kan aantonen dat: • De noodzakelijke middelen ter beschikking zijn gesteld. • De bijbehorende voorlichting en instructie is gegeven. • De toezichthoudende taak goed is ingevuld, bijvoorbeeld door de onveilige medewerker op zijn afwijkende gedrag aan te spreken en zonodig een sanctiebeleid toe te passen (bijvoorbeeld een schriftelijke VGM-waarschuwing). De hoogte van het boetebedrag kan een inspecteur niet zeggen. Dit wordt later door de boete-oplegger bepaald maar kan oplopen tot duizenden euro’s.
Indien de inspectie SZW je werkplek bezoekt: •
Vraag dan altijd naar zijn/haar legitimatie. Stel zeker dat het een inspecteur van de Arbeidsinspectie betreft en niet een ongewenste bezoeker.
•
Vraag om een visitekaartje (of noteer zijn naam en telefoonnummer op de trajectmap), zodat we achteraf indien nodig contact kunnen opnemen met de inspecteur.
•
Stel bij een bezoek van een inspecteur van de Arbeidsinspectie op de werkplek altijd zo spoedig mogelijk je leidinggevende hiervan op de hoogte.
Voorschriften VGM
23
2.6 VGM-ACTIEPLAN
Om de risico’s op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu zoveel mogelijk te kunnen beheersen is bij elk BUKO bedrijf een risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) uitgevoerd. Elke 3 jaar wordt er een nieuwe RI&E uitgevoerd. De tijdens de RI&E geïnventariseerde risico’s leveren belangrijke informatie ten behoeve van het VGM-actieplan. Om op gestructureerde wijze inhoud te geven aan VGM-zaken wordt jaarlijks een VGM-actieplan opgesteld waarmee de organisatie wordt geïnformeerd over de geplande VGM-activiteiten. Dit actieplan wordt uitgewerkt door de directie in samenspraak met de afdelingen KAM en HRM en vervolgens, indien van toepassing, ter beoordeling voorgelegd aan de Ondernemingsraad. De directie is verantwoordelijk voor het tot uitvoer brengen van het VGMactieplan en het beschikbaar stellen van de daartoe noodzakelijke middelen. In het VGM-actieplan zijn minimaal de volgende zaken opgenomen: • Ongevallenstatistiek. • Opleidingen/cursussen van werknemers m.b.t. VGM-aspecten. • Verwijzing naar de risico-inventarisatie en -evaluatie (RIE). Om de voortgang in de uitvoering van het VGM-actieplan te bewaken wordt het plan doorgenomen met de Ondernemingsraad (indien van toepassing). De stand van zaken per actiepunt wordt vastgelegd, evenals eventueel aanvullende maatregelen, waarvan verslag wordt gedaan in het VGMjaarverslag. Het VGM-actieplan ligt bij elk BUKO bedrijf ter inzage bij de afdeling KAM en/of de directie.
24
2.7
LEGITIMATIE & VEILIGHEIDSPASPOORT
Van iedere medewerker van BUKO, dus inclusief tijdelijke krachten, wordt verwacht dat hij/zij zich te allen tijde kan legitimeren door middel van een geldig legitimatiebewijs, dat wil zeggen:
paspoort of identiteitskaart Let op: Een rijbewijs geldt niet als legitimatiebewijs. Van elke medewerker in dienst van BUKO dient een kopie van een geldig paspoort of identiteitskaart aanwezig te zijn in het personeelsdossier. Indien je je legitimatiebewijs laat verlengen, stel personeelszaken dan in het bezit van een kopie van het vernieuwde legitimatiebewijs. Veiligheidspaspoort Operationele medewerkers die werkzaamheden verrichten in de buitendienst en de beschikking hebben gekregen over een veiligheidspaspoort (het “groene boekje” van de SSVV, Stichting Samenwerken Voor Veiligheid) dienen dit te allen tijde bij zich te hebben. Diverse opdrachtgevers geven alleen toegang tot hun bedrijfsterrein aan medewerkers met een veiligheidspaspoort. In het veiligheidspaspoort staan de persoonlijke gegevens van de houder op het gebied van VGM-(bedrijfs)opleidingen, trainingen en medische keuringen. Het vereenvoudigt de toegangscontrole tot bedrijfsterreinen van opdrachtgevers. Veiligheidspaspoorten van medewerkers die in dienst zijn van BUKO worden uitgegeven en/of geregistreerd door de afdeling HRM. Het is de verantwoording van de houder van het veiligheidspaspoort dat alle introducties, poortinstructies, veiligheidsopleidingen en relevante medische keuringen hierin zijn vermeld.
Voorschriften VGM
25
2.8
PERSOONLIJKE HYGIËNE, ORDE & NETHEID
BUKO stelt hoge eisen aan persoonlijke hygiëne. Onder persoonlijke hygiëne verstaan we een verzorgd uiterlijk, zoals fris, gekamd, geschoren, gewassen, schone kleding, schoenen verzorgd, e.d. Een goed verzorgde persoonlijke uitstraling wordt door onze klanten op prijs gesteld en helpt mee de uitstraling van de BUKO organisaties op een verantwoord niveau te brengen en te houden. Daarnaast stelt BUKO hoge eisen aan orde en netheid op zowel klantlocaties als eigen locaties, alsmede aan onze transportmiddelen om de aflevering van onze kwaliteitsproducten en diensten aan onze klanten te garanderen en veiligheid te bevorderen en te handhaven. Daarom is iedereen persoonlijk verantwoordelijk zich volledig aan de VGM-regels te houden, waaronder: • • • •
Ruim na het uitvoeren van werkzaamheden het gereedschap, de materialen en middelen op. Schaftgelegenheden/kantines, toiletten en wasgelegenheden dienen schoon en hygiënisch te worden gehouden. Laat geen etensresten en koffiebekertjes slingeren! Werk ordelijk. Leg materiaal en gereedschap zodanig neer dat men er niet over kan struikelen of zich eraan kan verwonden.
Orde betekent dat alles ligt waar het hoort en niets overbodig is! • • •
26
Ruim rommel direct op, deponeer afval in de daarvoor bestemde bakken en ruim gemorste producten direct op. Het is verboden te roken tenzij nadrukkelijk anders is aangegeven. Het meebrengen of nuttigen van alcoholische dranken en/of drugs tijdens het werk, alsmede het onder invloed verschijnen op het werk, is ten strengste verboden en kan aanleiding zijn voor ontslag op staande voet.
2.9
PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN (PBM’S)
Wanneer dien je een PBM toepassen en welke? Het antwoord op deze vragen komt uit de risico-inventarisatie en -evaluatie. • De werkgever moet eerst proberen de gevaren bij de bron te bestrijden. • Als dat niet mogelijk is, moet de werkgever zoeken naar een collectieve bescherming. • Als ook een collectieve bescherming niet mogelijk is, mag de werkgever overgaan tot het verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen. Bij BUKO worden de gevaren en risico’s voor veiligheid, gezondheid en milieu zoveel mogelijk bij de bron bestreden. Op basis van de gevaren en risico’s die niet of onvoldoende bestreden kunnen worden, is per functionaris een functie gerelateerd pakket PBM’s samengesteld. Dit is vastgelegd in de PBM-matrix (ter inzage beschikbaar bij de afdeling KAM).
Voorschriften VGM
27
Afhankelijk van de aard van de uit te voeren werkzaamheden worden de volgende standaard PBM’s noodzakelijk geacht: Soort bescherming
Persoonlijk beschermingsmiddel (PBM) Helm oorkappen
Gehoor Beugel oorkappen Otoplastieken (bij voortdurende blootstelling) Hoofd
Veiligheidshelm
Luchtwegen
Filtermaskers (stof en gas) Veiligheidsbril
Oogbescherming
Gelaatsscherm (werken met hogedrukspuit en/of bij slijpwerkzaamheden)
Handbescherming
Werkhandschoenen
Voetbescherming
Veiligheidsschoenen
Valbescherming
Harnasgordels, randbeveiliging of steigers Werkkleding volgens bedrijfsregeling
Werkkleding
Veiligheidsvest Rijkswaterstaat (nabij verkeer) Broek met reflecterende strepen (RWS - tussen zonsondergang en zonsopgang, nabij verkeer)
28
De standaard PBM’s worden aan iedere medewerker bij indiensttreding gratis verstrekt, afgestemd op de aard van de functie. Op een daarvoor bestemd formulier wordt door de medewerker getekend voor ontvangst. Daarna vindt verstrekking plaats naar behoefte en met goedkeuring van de desbetreffende leidinggevende en/of de afdeling KAM. Indien voor specifieke werkzaamheden in de petrochemie aanvullende PBM’s noodzakelijk zijn worden deze voor aanvang van de werkzaamheden verstrekt. Je bent verplicht PBM’s te dragen waar deze zijn voorgeschreven in de veiligheidsregels of staan aangegeven op borden. De hierboven genoemde standaard PBM’s dien je zelf van locatie naar locatie mee te nemen. PBM’s voor onderaannemers Onderaannemers dragen er zelf zorg voor dat de benodigde PBM’s vóór aanvang van de BUKO werkzaamheden aan hun medewerkers beschikbaar zijn gesteld. De desbetreffende medewerkers van onderaannemers zijn verantwoordelijk voor het zorgvuldig naleven van onze VGM-voorschriften. Indien geconstateerd wordt dat hieraan niet wordt voldaan, dan zal de onderaannemer dan wel zijn medewerkers geïnstrueerd worden onze werkplaats te verlaten en zullen alle kosten/vertragingen die hieruit voortvloeien aan de onderaannemer in rekening worden gebracht.
Voorschriften VGM
29
2.9.1 GEHOOR Eén van de belangrijkste zintuigen van de mens is het gehoor. Hiermee kunnen we met andere mensen communiceren. Als het gehoor te lang blootgesteld wordt aan teveel lawaai, zal het beschadigd worden.
Gehoorbeschadiging is niet te genezen! Ga verstandig om met je gezondheid en bescherm je gehoor tegen geluidsbelasting. Lawaai met een geluidsniveau boven de 80 decibel (80 dB) geeft een verhoogde kans op blijvende gehoorbeschadiging. Bij geluidsniveaus boven 80 dB is een werkgever verplicht gehoorbescherming ter beschikking te stellen. Een werknemer is verplicht om gehoorbescherming te dragen bij die werkzaamheden en/of verblijf in die ruimten waar het geluidsniveau 85 dB of hoger is. Vuistregel Ga op 1 meter afstand van elkaar staan. Indien men elkaar niet of moeilijk kan verstaan zonder stemverheffing bedraagt het geluidsniveau 85 dB of meer. Het is een fabel dat alleen lawaaidoofheid ontstaat als men de hele dag in herrie werkt! Ook bij een gedeelte van de dag in herrie staan is het risico op gehoorbeschadiging aanwezig. Lawaaidoofheid ontstaat niet van de ene op de andere dag, maar gaat sneller dan je denkt. In de afbeelding op de volgende pagina is aangegeven hoe lang je in een bepaalde geluidssterkte kan werken zonder gehoorbeschadiging op te lopen. Als het geluid dus 95dB is loop je na een kwartier al kans op gehoorbeschadiging!
30
Het is verplicht om in de volgende situaties gebruik te maken van deugdelijke gehoorbeschermingsmiddelen: • Bij alle elektrische zaag- of slijpwerkzaamheden. • Bij alle laswerkzaamheden in de constructiewerkplaats. • Bij alle overige werkzaamheden in de fabriek, in de loodsen, met de autolaadkraan van de kippers of op locaties waarbij het geluidsniveau 85 dB of meer bedraagt. • Indien het dragen van gehoorbescherming verplicht is gesteld door middel van aanduiding van het gebodsbord. Er zijn diverse soorten gehoorbescherming. Het soort bescherming dat door BUKO wordt verstrekt is afgestemd op de risico inventarisatie en -evaluatie per werksituatie. Hieronder een overzicht van de soorten gehoorbescherming en het beschermingsniveau. Soort gehoorbescherming
Beschermingsniveau
Schuimrolletjes
10 - 15 dB
Beugel met dopjes
10 - 15 dB
Helm oorkappen
15 - 20 dB
Beugel oorkappen
20 - 30 dB
Otoplastieken
> 25 dB (variabel)
Bij twijfel over de gehoorbescherming, of indien het gehoorbeschermingsmiddel is beschadigd, meld dit dan direct aan de leidinggevende.
Voorschriften VGM
31
2.9.2 HOOFD
Een veel voorkomend ongeval in de bouw betreft hoofdletsel. Dit wordt meestal veroorzaakt door vallende of omvallende voorwerpen, stoten van het hoofd of het in aanraking komen met een zwaaiende last tijdens hijswerkzaamheden. Het dragen van een veiligheidshelm voorkomt niet het incident, maar kan wel het letsel voorkomen of beperken. De Arbowet zegt dat:
•
•
De werkgever een veiligheidshelm ter beschikking moet stellen en erop toe moet zien dat de helm wordt gedragen en dat deze in een goede staat verkeert. De werknemer verplicht is de veiligheidshelm te dragen.
Het is verplicht om in de volgende situaties een deugdelijke veiligheidshelm te dragen:
• • • •
Bij alle buiten werkzaamheden op de projectlocaties (algehele helmplicht). Bij alle hijswerkzaamheden (ook met de autolaadkraan): iedereen in het draaibereik van de kraan is verplicht een veiligheidshelm te dragen. Bij alle voorkomende werkzaamheden waarbij de kans bestaat op vallende voorwerpen. Indien het dragen van een veiligheidshelm verplicht is gesteld door middel van aanduiding van het gebodsbord.
Voor werknemers in de buitendienst (zoals monteurs, stelleurs, chauffeurs) maakt de veiligheidshelm deel uit van het persoonsgebonden pakket PBM’s. Bij beschadiging of vervaldatum van de veiligheidshelm wordt een nieuwe veiligheidshelm verstrekt tegen inlevering van de oude helm. Op werkplaatsen van BUKO (bijvoorbeeld in de werkplaatsen op de werf. productie, e.d.) zijn bij de leidinggevende veiligheidshelmen aanwezig voor algemeen gebruik. 32
Informatie in de veiligheidshelm Iedere veiligheidshelm moet het CE-keurmerk bevatten. In iedere helm dient volgens NEN-EN 397 de volgende gegevens onuitwisbaar in de helmklep te zijn aangebracht: • •
Het materiaal waarvan de helmschaal is gemaakt. De productiedatum van de helm. Die is te herkennen aan een cirkel waarin de maanden en het jaar zijn aangegeven. In de gebruiksaanwijzing dient de uiterste gebruikstermijn zijn aangegeven. Aan de hand hiervan kan worden nagegaan of de helm aan vervanging toe is. De maataanduiding. De naam van de fabrikant. De modelbenaming.
• • • Keuren & vervangen van veiligheidshelmen
Een helm die vervormd is door een vallend voorwerp mag niet meer gebruikt worden. De gebruiksdeur van een onbeschadigde helm is onder andere afhankelijk van het materiaal waarvan de helm is gemaakt. In onderstaand overzicht is de gebruiksduur en eigenschappen van helmen samengevat:
Soort materiaal
Vervangen na …jaar
Textiel-versterkt fenolhars
10
Glasvezel versterkte polyester
10
Polycarbonaat
5
Polyamide
5
ABS (Acrylnitril Butadien Styreen)
5
Polyetheen
3
Voorschriften VGM
33
Indien de helm gemaakt is van polyetheen dan betekent dit dat de helm 3 jaar gebruikt kan worden na de in de helm vermelde productiedatum (houdt er rekening mee dat een polyetheen helm al maximaal 12 maanden kan zijn opgeslagen bij de fabrikant/leverancier). Bij BUKO wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de 3M Peltor helm. Deze helm is voorzien van een sensor die aangeeft wanneer de helm vervangen moet worden. Vervang deze helm zodra de kleur van de rode sensor boven op de helm helemaal wit is geworden.
Tips voor gebruik van de veiligheidshelm
•
•
• •
34
Leg de veiligheidshelm nooit op de hoedenplank van de auto. Door het scherpe zonlicht loopt de kwaliteit van de helm snel terug. Bij onverwachts remmen schiet de helm als een projectiel door de auto. Het binnenwerk maakt deel uit van de helm. Helm en binnenwerk vangen een groot deel van de klap op, die anders door de nekwervels zou moeten worden opgevangen. Een goede instelling van het binnenwerk is daarom erg belangrijk. Zorgvuldig instellen verhoogt ook het draagcomfort. Als een helm een harde klap heeft gehad of van hoogte is gevallen, vervang hem dan. Plak geen stickers op de helm. De lijm van de sticker kan het kunststof aantasten. Het BUKO logo wat op de 3M Peltor helm is gedrukt is speciaal gemaakt van daarvoor geschikt materiaal zodat deze sticker de helm niet kan aantasten.
2.9.3 LUCHTWEGEN
Ademhalingsbescherming zorgt ervoor dat de lucht bij inademen vrij is van schadelijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen. De beschermingsmiddelen worden onderscheiden in onafhankelijke en afhankelijke beschermingsmiddelen. Bij de onafhankelijke beschermingsmiddelen wordt schone lucht met voldoende zuurstof aangevoerd. Bij de afhankelijke ademhalingsbescherming wordt de omgevingslucht van schadelijke stoffen ontdaan door filtering. Schadelijke dampen en stoffen kunnen het lichaam binnenkomen door inademen, inslikken of via de huid. Ademhalingsbescherming moet worden gebruikt in het geval er vervuiling in de omgevingslucht is, oftewel om inademen van schadelijke dampen en stoffen te voorkomen. Het is verplicht om in de volgende situaties gebruik te maken van deugdelijke (stof)filtermaskers: • • •
Indien er sprake is van een grote hoeveelheid stof die vrijkomt (bijvoorbeeld tijdens vegen). Bij alle elektrische zaag- en schuurwerkzaamheden waar geen of onvoldoende afzuiginstallatie aanwezig is. Indien het dragen van een stoffiltermasker verplicht is gesteld door middel van aanduiding van een gebodsbord.
Stoffiltermaskers Er zijn verschillende soorten stoffiltermaskers met verschillende beschermingsniveaus. Op het stoffiltermasker staat een type nummer, namelijk P1, P2 of P3. Hoe hoger het cijfer achter de P, hoe hoger de beschermingswaarde:
Voorschriften VGM
35
Type
Beschermingsniveau Biedt bescherming tegen grof stof, hinderlijk fijn stof, vaste onschadelijke stofdeeltjes.
P1
Deze filtermaskers zijn alleen geschikt tegen stof dat niet-giftig is en tegen lage stofconcentraties. Bij het werken met een niet-schadelijke stof waarbij de MAC-waarde 10 mg/m3 bedraagt, biedt een P1 masker voldoende bescherming. MAC-waarde betekent: Maximaal Aanvaarde Concentratie. Een MAC-waarde is een door de overheid vastgestelde grenswaarde van een stof op de werkplek, gedurende een normale werkdag.
Biedt bescherming tegen vaste en vloeibare deeltjes, grof stof, hinderlijk fijn stof, lasrook, schadelijk fijn stof, glasvezel, loodstof en loodrook, olienevels, schadelijke drijfgassen. P2
P3
Deze filtermasker geven bescherming tegen schadelijke stofdeeltjes, zowel vast als vloeibaar. Deze maskers zijn geschikt voor bescherming tegen schadelijk fijnstof met een MAC-waarde van 0,1 mg3 tot 10 mg/m3. Biedt bescherming tegen vaste en vloeibare deeltjes, sporen, bacteriën, enzymen, deeltjes van radioactieve en verdacht kankerverwekkende stoffen. Een P3-masker is geschikt voor bescherming tegen giftig fijnstof met een MAC-waarde kleiner dan 0,1 mg/m3, waaronder asbest en hardhoutstoffen.
Binnen onze organisatie wordt hoofdzakelijk gewerkt met vurenhout. Houtstof van vurenhout heeft een MAC-waarde van 2 mg/m3. Het dragen van een P2-stoffiltermasker biedt veelal voldoende bescherming indien er onvoldoende afzuigmogelijkheden zijn. Echter indien er sprake is van houtbewerkingen met een aanzienlijk hogere blootstelling aan houtstof (zoals tijdens veeg werkzaamheden) of het verwerken van hout waar giftig fijnstof kan vrijkomen op locaties waar onvoldoende afzuigmogelijkheden zijn, dan is het gebruik van een P3-filtermasker noodzakelijk.
36
Gasfiltermaskers Het dragen van deugdelijke gasfiltermaskers is verplicht in de volgende situaties: • Bij verfspuitwerkzaamheden. • Indien het dragen van een gasfiltermasker verplicht is gesteld door middel van aanduiding van het gebodsbord.
De filterbus die in het gasfiltermasker is aangebracht heeft een beperkte levensduur, afhankelijk van de aard en frequentie van het gebruik. Let er bij het gebruik van een gasfiltermasker goed op dat de juiste gasfilterbus is geplaatst, controleer de houdbaarheidsdatum en controleer de verzegeling van de bus. Type
Kleur band
Beschermingsniveau
A
Bruin
Gassen en dampen van organische oplosmiddelen
B
Grijs
Gassen en dampem van anorganische stoffen
E
Geel
Zwaveldioxide
K
Groen
Ammoniak
Hg
Paars
Kwik
CO
Zwart
Koolstofmonoxide
NO
Blauw
Nitreuze dampen
Re
Oranje
Reactorfilter, radioactief, jodium
Voorschriften VGM
37
2.9.4 OGEN
Het is verplicht om in de volgende situaties een deugdelijke veiligheidsbril te dragen: •
•
•
Bij alle voorkomende werkzaamheden in de loodsen en op de bouwlocaties waarbij de kans bestaat op het wegspringen van scherpe deeltjes, in het bijzonder bij elektrische zaag- en slijpwerkzaamheden; Bij het werken met vloeistoffen die in de ogen kunnen spatten. In enkele gevallen moet zelfs een compleet gelaatsscherm worden gebruikt, bijvoorbeeld bij het werken met de hogedrukspuit; Indien het dragen van een veiligheidsbril verplicht is gesteld door middel van aanduiding van het gebodsbord.
Tips voor gebruik van de veiligheidsbril • •
•
38
Bewaar veiligheidsbrillen bij voorkeur bij een temperatuur tussen de 5°C en de 40°C en bij een luchtvochtigheidsgraad van minder dan 90%. Laat de bril niet in aanraking komen met schuurmiddelen of oplosmiddelen. Reinig de lenzen en monturen met water en zeep. Wrijf zo min mogelijk over de glazen en maak de bril droog met deppende beweging (dit voorkomt krassen en beschadigingen). Inspecteer de veiligheidsbril regelmatig. Door putjes of krassen en beschadigde monturen kan de bescherming aanzienlijk worden verminderd. In dat geval moet de bril worden vervangen. De leidinggevenden dragen zorg voor vervanging; zij inspecteren de PBM’s tijdens de werkplekinspecties.
2.9.5 HANDEN
Handen zijn betrokken bij vrijwel alle handelingen tijdens het werk. Daarom vormen zij een kwetsbaar geheel en is er aanzienlijk risico op handletsel. Het dragen van deugdelijke werkhandschoenen voorkomt beschadiging van handen als gevolg van scherpe voorwerpen. Het dragen van ringen en andere sieraden is niet verboden, maar wordt sterk afgeraden. Het risico een vinger ernstig te beschadigen of zelfs te verliezen is groot. Het is verplicht om in de volgende situaties veiligheidshandschoenen te dragen: •
• •
Bij alle voorkomende werkzaamheden in de loodsen, op de werf, in de fabriek en op de projectlocaties waarbij de kans bestaat op snijwonden aan vingers (scherpe kanten, glas, splinters). Bij las werkzaamheden. Indien het dragen van veiligheidshandschoenen verplicht is gesteld door middel van aanduiding van het gebodsbord.
Het is belangrijk om het soort veiligheidshandschoen af te stemmen op de werkzaamheden die worden gedaan. Hoe groter de risico’s, hoe degelijker en betrouwbaarder de handschoenen moeten zijn. De veiligheidshandschoenen die bij BUKO worden verstrekt zijn afgestemd op de risico’s van onze werkzaamheden zoals vastgesteld tijdens de RI&E. Zo zijn er bijvoorbeeld thermo handschoenen beschikbaar die isolerend werken tijdens kou en Kevlar grip handschoenen die zijn voorzien van een geruwde latex coating en extra bescherming bieden tegen snijgevaar (bijvoorbeeld tijdens (de)montage van golfplaten).
Voorschriften VGM
39
2.9.6 VOETEN
Veiligheidsschoenen en -laarzen beschermen tegen voetletsel door stoten of doordat er iets op de voeten valt. Het is verplicht om in de volgende situaties deugdelijke veiligheidsschoenen te dragen met stalen neus en stalen tussenzool (S3): • • • • •
Bij alle voorkomende werkzaamheden in de loodsen en in de fabriek. Bij alle voorkomende werkzaamheden op de werf. Bij alle voorkomende werkzaamheden op bouwlocaties. Direct bij het verlaten van een vrachtauto/kipper/kraan. Indien het dragen van veiligheidsschoenen verplicht is gesteld door middel van aanduiding van het gebodsbord.
Er zijn in Europa afspraken gemaakt over richtlijnen waaraan veiligheidsschoenen en laarzen moeten voldoen. Deze normen worden aangeduid met een S-codering. S-codering
Beschermingsniveau
S1
Veiligheidsschoenen met een stalen neus, geschikt voor een droge omgeving.
S2
Veiligheidsschoenen met een stalen neus, voorzien van waterdicht overleder.
S3
Veiligheidsschoenen met een stalen neus en een stalen tussenzool, voorzien van waterdicht overleder.
S4
Veiligheidslaarzen met een stalen neus.
S5
Veiligheidslaarzen met een stalen neus en een stalen tussenzool.
40
Draag S3-schoenen of S5-laarzen Op de BUKO werklocaties is het dragen van deugdelijke S3-schoenen cq S5-laarzen verplicht. De S-codering is aangegeven op de veiligheidsschoen of veiligheidslaars. In verband met enkelbescherming wordt geadviseerd om hoge schoenen te dragen. Om de levensduur van veiligheidsschoenen te verlengen wordt geadviseerd de schoenen na gebruik niet geforceerd te drogen, dus niet bij de verwarming laten drogen. Controleer je veiligheidsschoenen regelmatig. Als deze versleten zijn (bijvoorbeeld de stalen neus is niet meer beschermd, de zool zit los e.d.), dan voldoen deze schoenen niet meer aan de veiligheidseisen en dienen ze te worden vervangen. Veiligheidsschoenen behoren tot het pakket PBM’s. Het vervangen van de schoenen organiseert de leidinggevende. De leidinggevende controleert het dragen van deugdelijke veiligheidsschoenen maandelijks tijdens de werkplekinspecties.
Voorschriften VGM
41
2.9.7 VALBESCHERMING
Bij werkzaamheden boven de 2,5 meter is er sprake van werken op hoogte. Bij werken op hoogte is het gebruik van valbeveiliging verplicht. Harnasgordels Bij werkzaamheden op hoogte moeten valbeveiligingsmiddelen worden gebruikt. Indien er geen collectieve valbeveiliging is aangebracht (bijvoorbeeld steigers of randbeveiliging) is het dragen van een goedgekeurde harnasgordel met valdemper verplicht (individuele valbeveiliging). Alleen goedgekeurde harnasgordels met valdempers mogen worden gebruikt. Harnasgordels dienen jaarlijks door een daartoe bevoegd deskundig persoon te worden gecontroleerd. Geen notities maken op de harnasgordels Het is niet toegestaan om met stift e.d. notities te maken op de harnasgordels. Bestanddelen van oplosmiddelen (stift, verf e.d.) kunnen het bandmateriaal en de stiksels aantasten waardoor verzwakking van het materiaal optreedt. Deze beschadigingen zijn veelal aan een verharding van het bandmateriaal te herkennen. Tijdens de jaarlijkse keuring worden harnasgordels die zijn voorzien van notities met stift of verfspatten afgekeurd, ongeacht de leeftijd of de goede staat van de harnasgordel. Steigers Vaste stalen steigers mogen uitsluitend door een erkende steigerbouwer worden opgebouwd en afgebroken. Ook wijzigingen mogen uitsluitend door hem worden uitgevoerd. Vaste metalen steigers moeten worden geaard. Steigers dienen te zijn voorzien van leuningen, kantplanken en werkvloeren. Laat nooit materiaal en gereedschap op werkvloeren achter (valen struikelgevaar!).
42
Indien een bouwlift wordt gebruikt is deze uitsluitend bestemd voor transport en materiaal, en NIET voor personen! Indien een steiger is aangebracht ten behoeve van de valbeveiliging dient de steiger te zijn voorzien van een groene steigerkaart (of “scafftag”). Neem bij twijfel over de functionaliteit van de steiger, of indien de steiger niet voorzien is van een groene steigerkaart, direct contact op met de uitvoerder ter plaatse of met de direct leidinggevende. Rolsteigers Raadpleeg de montagehandleiding en de gebruiksaanwijzing van de fabrikant alvorens een rolsteiger op te bouwen of te gebruiken. De montagehandleiding en gebruiksaanwijzing dienen bij de rolsteiger aanwezig te zijn. Een rolsteiger moet rechtop opgebouwd worden, niet liggend, volgens de voorschriften van de fabrikant. De maximale vloerhoogte van een rolsteiger is 8 meter voor buitenwerk en 12 meter voor binnenwerk. De wielen van een rolsteiger moeten geblokkeerd zijn alvorens de steiger beklommen mag worden. Het gebruik van rolsteigers boven windkracht 6 is verboden. Een elektrisch geleidende rolsteiger mag niet worden gebruikt in de nabijheid van onder spanning staande delen. Hijswerktuigen mogen niet aan de rolsteiger worden vastgemaakt, tenzij de fabrikant aangeeft dat het wel mag. Nadat een rolsteiger is opgebouwd dient deze te worden gecontroleerd door een ervaren persoon. Beklim rolsteigers uitsluitend via de binnenzijde. Rolsteigers moeten jaarlijks per onderdeel worden gecontroleerd door een deskundig persoon en na goedkeuring worden voorzien van een goedkeuringssticker.
Voorschriften VGM
43
Per type rolsteiger dienen alle onderdelen bij elkaar gehouden te worden. Het is verboden een rolsteiger te verplaatsen met personen of materiaal aanwezig op de steiger. Ladders Een ladder is een draagbaar klimmaterieel bestaande uit stijlen (de ladderbomen), sporten en beslag. Er zijn enkele en meerdelige niet vrijstaande ladders (schuif- en optrekladders, telescopische ladders en opsteekladders) en meerdelige vrijstaande ladders (A-ladders of reformladders) en vouwladders. Valongevallen met ladders kunnen ernstige gevolgen hebben. Het aantal valongevallen kan worden teruggebracht als het gebruik van de ladder als werkplek op hoogte wordt beperkt. Het gebruik van een ladder als werkplek op hoogte wordt beperkt tot omstandigheden waarin het gebruik van andere, veiligere arbeidsmiddelen niet gerechtvaardigd is in verband met: • •
Het geringe risico. Vanwege de korte gebruiksduur en/of de bestaande kenmerken van de locaties die de werkgever niet kan veranderen.
Uitsluitend in die situaties waarin aannemelijk kan worden gemaakt dat wij beperkt worden in de keuze en/of in het gebruik van alternatieve arbeidsmiddelen, mag de ladder (eventueel in combinatie met PBM’s) als werkplek worden ingezet. Die beperkingen dienen dan te zijn vastgelegd in de RI&E. Daarin moet de afweging worden toegelicht en leiden tot de conclusie dat de keuze van een veiliger arbeidsmiddel dan een ladder op bezwaren stuit.
44
Voor het uitvoeren van werkzaamheden vanaf een ladder hanteert de Inspectie SZW het “redelijkerwijs principe”. Op basis van dit principe is het NIET toegestaan om een ladder als werkplek te gebruiken indien: Het is NIET toegestaan om een ladder als werkplek te gebruiken indien: • • • • • • •
De stahoogte hoger is dan 7,5 meter. De statijd langer bedraagt dan 4 uur. De kracht bij de uit te voeren werkzaamheden groter is dan 100 N. De reikwijdte meer bedraagt dan één armlengte. Bij windkracht 6 of meer. Materiaal van meer dan 5kg vervoerd moet worden. Materiaal groter dan 1 m2 vervoerd moet worden.
Neem bij het opstellen van een ladder de volgende voorschriften in acht: •
•
• •
Indien een ladder wordt gebruikt om toegang te verkrijgen tot een verdieping: stel de ladder zodanig op dat de beide trapbomen minimaal 1 meter uitsteken boven de plaats waartoe de ladder toegang geeft. Plaats de ladder in een hoek van 65 à 75 graden (niet te steil, niet te vlak), zodanig dat deze niet kan omvallen of wegglijden. Ladders moeten voorzien zijn van antislipvoeten. Plaats de ladder op een vlakke, niet gladde, draagkrachtige en stabiele ondergrond. De ladder mag, bijvoorbeeld door wegzakken in de grond, niet op de sporten of treden rusten. De ladder dient zonodig te worden vastgebonden.
Voorschriften VGM
45
•
•
•
Plaats de ladder op een veilige plek. Dus niet voor deuropeningen/ in passages. Als dat toch nodig is: dan voorzorgsmaatregelen treffen (uitvoerder informeren, omgeving afzetten, trap borgen tegen omvallen). Zorg ervoor dat tijdens het werk twee voeten op de standplaats kunnen blijven staan en je niet te ver buiten de ladder hoeft te reiken (meer dan één armlengte reiken is te ver). Laat de ladder niet onbeheerd bruikbaar achter. Voorkom oneigenlijk gebruik, bijvoorbeeld door kinderen.
Daarnaast is bij het gebruik van ladders het volgende van belang: • • • •
•
•
46
Houd bij het beklimmen of afdalen steeds de handen aan de sporten. Er mag slechts één persoon tegelijk op de ladder. Ladders moeten voorzien zijn van antislipvoeten. Ladders worden jaarlijks gekeurd. Op elke goedgekeurde ladder dient een keuringssticker te zijn aangebracht waarop de geldigheid van de keuring is vermeld. Controleer de ladder vóór elk gebruik visueel op gebreken en/of beschadigingen. Indien gebreken of beschadigingen worden geconstateerd, of indien de keuringssticker ontbreekt, neem dan direct contact op met de leidinggevende. Ga zorgvuldig en netjes om met de ladders; voorkom gooien/vallen. De zwakke plekken die kunnen ontstaan bij ladders door onzorgvuldig gebruik zijn niet altijd direct zichtbaar; daarmee breng je niet alleen jezelf maar ook je collega’s in gevaar.
Trappen Een trap is een draagbaar klimmaterieel met een vaste lengte, bestaande uit stijlen (bomen) en (platte) treden. De trap kan zijn voorzien van een platform (bordestrap). We onderscheiden enkele oploopbare trappen (zoals bordes- en schilderstrappen) en dubbel oploopbare trappen. Bij BUKO maken we regelmatig gebruik van de dubbele trap, voorzien van een hooggeplaatste drukvaste spredstandbeveiliging die tevens functioneert als comfortabel stavlak. Als de dubbele trap is voorzien van een platform wat als hoogste standplaats dient, dan moet dit platform voorzien zijn van de veiligheidsbeugel. Deze veiligheidsbeugel is wettelijk verplicht. De verticale afstand gemeten tussen het platform en de steunbeugel dient tenminste 60 cm te bedragen; dit komt overeen met 3 treden. Een trap zonder beugel mag nooit hoger dan de derde trede van boven worden gebruikt. De veiligheidsbeugel is neerklapbaar omdat de beugel geen beletsel mag vormen tijdens transport en opslag. Het is niet toegestaan de verplichte veiligheidsbeugels te verwijderen van de dubbele trappen!
Voorschriften VGM
47
2.9.8 WERKKLEDING
Werkkleding wordt bij indiensttreding aan iedere medewerker die daarvoor in aanmerking komt verstrekt. De werkkleding die wordt verstrekt is afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. De kleding en schoenenpakketten zijn functie gerelateerd. Op een speciaal daarvoor bestemd formulier wordt door de medewerker getekend voor ontvangst. Daarna vindt periodiek verstrekking plaats om zorg te dragen dat iedere medewerker: • •
Geëigende PBM’s ter beschikking heeft. Bij kan dragen qua kleding aan een positief bedrijfsimago.
Bij werkzaamheden waarbij de kans bestaat dat hete stoffen, hete voorwerpen of chemicaliën op het lichaam kunnen komen dient men werkkleding zodanig te dragen dat armen en benen volledig bedekt zijn, het gehele jaar door (dus ook in de zomermaanden).
Bij het uitvoeren van brandgevaarlijke werkzaamheden, zoals lassen, is het dragen van een lasoverall en lasschoenen verplicht. Indien je werkzaamheden verricht in nabijheid van het verkeer, is het verplicht een oranje of veiligheidsvest RWS (Rijkswaterstaat) te dragen. Bij werk‑ zaamheden langs het spoor is het dragen van een geel veiligheidsvest RWS verplicht.
Iedereen wordt geacht de ter beschikking gestelde werkkleding dagelijks te dragen. Het is daarnaast vanzelfsprekend dat de BUKO werkkleding schoon en verzorgd is en als zodanig positief bijdraagt aan onze bedrijfsuitstraling.
48
2.10 TOOLBOXMEETINGS
Minimaal tien keer per jaar wordt er een toolboxmeeting gehouden. Een toolboxmeeting is een korte bijeenkomst (15-20 minuten), waarbij door de afdelingsleiding steeds één onderwerp op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu wordt besproken. Ook medewerkers kunnen hiervoor onderwerpen aandragen. Alle chauffeurs, medewerkers in de fabriek en op de bouwlocaties zijn verplicht om de toolboxmeeting bij te wonen. Dus ook medewerkers van onderaannemers, inleenkrachten, stagiairs, etc. zijn verplicht tot het bijwonen van toolboxmeetings. Waar en wanneer de toolboxmeeting wordt gehouden, wordt vooraf door de betreffende leidinggevende doorgegeven. Ook onze onderaannemers worden geacht periodiek veiligheidsbesprekingen te verzorgen met hun medewerkers. Indien nodig kunnen wij aan een bespreking deelnemen dan wel het verslag daarvan gebruiken om vast te stellen wie er aan deelnamen, wat er besproken werd en welke VGM-acties overeengekomen werden. Na afloop van de toolboxmeeting wordt de aanwezigheid geregistreerd op het daarvoor bestemde registratieformulier. De leidinggevende draagt zorg voor het registreren en uitvoeren van de uit de toolboxmeetings voortvloeiende actiepunten. De actielijst en/of de status van de actiepunten is op te vragen bij de afdelingsleiding. De verslagen van de toolboxmeetings en de uitgevoerde actiepunten worden na afloop ingeleverd bij de afdeling KAM. Maandelijks wordt een analyse gemaakt van de geconstateerde tekortkomingen, de ondernomen acties en de eventueel benodigde preventieve maatregelen.
Voorschriften VGM
49
2.11 WERKPLEKINSPECTIES
Minimaal één keer per maand wordt er op elke werklocatie cq bij elke ploeg een werkplekinspectie gehouden. Een werkplekinspectie (WPI) wordt uitgevoerd door de afdelingsleiding (zoals productieleiders, uitvoerders, chef werkplaats e.d.) en door de directie. Directieleden houden minimaal twee keer per jaar een werkplekinspectie. Het aantal werkplekinspecties wordt mede bepaald door het aantal projectlocaties. Aan de hand van een checklist wordt een bepaalde afdeling of bepaald werkgebied geïnspecteerd op veiligheids-, gezondheids- en milieuaspecten. Er wordt hierbij niet alleen gekeken naar de technische veiligheid, maar ook naar het menselijke (veiligheids-) gedrag zoals het naleven van voorschriften, het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, etc. De ingevulde checklist wordt ingeleverd bij de afdeling KAM en actiepunten worden, evenals bij de toolboxmeetings, geregistreerd, tot uitvoer gebracht en geanalyseerd met behulp van een actielijst. Een ieder is verplicht om tijdens werkplekinspecties medewerking te verlenen en de gestelde vragen naar waarheid te beantwoorden. Naast de werkplekinspecties die door onze medewerkers worden uitgevoerd, heeft de Inspectie SZW het recht om zonder aankondiging vooraf werken te bezoeken. Indien de Inspectie SZW opmerkingen aangaande de veiligheid, gezondheid en welzijn maakt, wordt hiervan rapport opgesteld en zijn wij verplicht om binnen een gestelde termijn passende maatregelen te nemen. De Inspectie SZW heeft het recht om, indien zij tijdens een werkplekinspectie ernstige overtredingen constateert, zowel aan ons bedrijf als aan de betreffende medewerker(s) een sanctie op te leggen (stillegging werk, boete). Het uitvoeren van de werkzaamheden volgens de geldende regels en voorschriften is daarom in ieders belang.
50
2.12 VGM-PROJECTPLANNEN
Een VGM-Projectplan (Veiligheid, Gezondheid & Milieu) is een plan van aanpak voor grote projecten of projecten waar bijzondere VGM-risico’s aanwezig zijn. Een VGM-Projectplan wordt opgesteld door de projectleider in samenspraak met de afdeling KAM in de volgende gevallen: Opstellen VGM-projectplan indien: •
De geraamde duur van de totstandbrenging van het bouwwerk meer dan 30 werkdagen beslaat en op die bouwplaats meer dan 20 werknemers tegelijkertijd arbeid zullen gaan verrichten, of;
•
Met de totstandbrenging van het bouwwerk meer dan 500 mensdagen zullen zijn gemoeid, of;
•
Voor projecten met een kleinere omvang indien er sprake is van bijzondere gevaren die niet tot de dagelijkse bedrijfsvoering horen.
Daarnaast worden er VGM-Projectplannen opgesteld als dit is overeengekomen met de opdrachtgever. De projectleider bespreekt vóór aanvang van de werkzaamheden van het project samen met de werknemers de specifieke risico’s die aan het project zijn verbonden. Hierbij wordt het soort project besproken, de werkwijze, de specifieke VGM-risico’s en de te gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen. Elke daarbij aanwezige medewerker, dus inclusief medewerkers van onderaannemers, dient die bijeenkomst bij te wonen en wordt verzocht daarna de presentielijst te ondertekenen. Dit worden “start-werk-vergaderingen” genoemd. Indien bij specifieke projecten het gebruik van aanvullende persoonlijke beschermingsmiddelen noodzakelijk is, zullen aan de betrokken werknemers voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden de benodigde PBM’s en bijbehorende instructies ter beschikking worden gesteld.
Voorschriften VGM
51
2.13
MELDEN VAN (BIJNA)ONGEVALLEN
Het melden van ongevallen, bijna-ongevallen en onveilige situaties is van groot belang om ongevallen met persoonlijk letsel te kunnen voorkomen! Roep bij een ongeval met persoonlijk letsel direct de hulp in van een medewerker met een EHBO- of BHV-diploma. Het overzicht met de EHBO-ers en BHV-ers is op diverse plaatsen in het bedrijf opgehangen en vermeld op de interne telefoonlijsten. Bij ernstige ongevallen direct 112 bellen en de receptie waarschuwen. Bij ongevallen met chemicaliën de veiligheidsinformatiebladen raadplegen. Deze zijn te vinden bij de plaats van gebruik en bij de afdeling KAM. Volg de instructies op van de veiligheidsinformatiebladen en geef ambulancepersoneel zonodig de veiligheidsinformatiebladen mee. Na een incident vult de leidinggevende samen met degene die EHBO heeft verleend en overige de betrokkenen, het Meldingsformulier (bijna) ongeval (00-F.025) in. Dit formulier dient binnen 24 uur na het ongeval in het bezit te zijn gesteld van de afdeling KAM. In de volgende gevallen wordt door de afdeling KAM de Inspectie SZW van het ongeval op de hoogte gesteld: • • •
52
Ongeval met dodelijke afloop. Ongeval met kans op blijvend lichamelijk/geestelijk letsel. Ongeval met als gevolg een ziekenhuisopname langer dan een dag.
Ook bijna-ongevallen melden Meld ook bijna-ongevallen en onveilige situaties bij de leidinggevende. De leidinggevende vult het Meldingsformulier (bijna) ongeval (00-F.025) in en levert dit formulier binnen 24 uur na het bijna-ongeval in bij de afdeling KAM. Het melden van bijna-ongevallen en onveilige situaties is van groot belang om ongevallen met persoonlijk letsel te kunnen voorkomen! Ook medewerkers van onderaannemers zijn verplicht (bijna-)ongevallen en onveilige situaties te melden bij onze uitvoerder of de afdelingsleiding. Meldingsformulier Zorg ervoor dat er altijd een blanco exemplaar van het Meldingsformulier (bijna) ongeval (00-F.025) voorhanden is. Blanco exemplaren van de meldingsformulieren zijn aanwezig bij de leidinggevende of op te vragen bij de receptie of bij de afdeling KAM. Dit is één formulier voor het melden van alle soorten ongevallen en incidenten, dus: • Bijna-ongevallen. • Ongevallen met persoonlijk letsel. • Ongevallen met materiële schade. • Ongevallen met milieu schade.
Voorschriften VGM
53
2.14
EHBO EN BHV
EHBO is de afkorting van Eerste Hulp Bij Ongevallen. Daaronder wordt verstaan: het bieden van hulp aan één of meer slachtoffers, voordat een deskundige ter plaatse is. In principe mag iedereen eerste hulp verlenen. Echter: een eerstehulpverlener zonder enige ervaring weet niet precies wat hij moet doen. Iemand die een EHBO-opleiding heeft gevolgd weet dat wel. Zo iemand heeft geleerd met geringe hulpmiddelen eenvoudige handelingen te verrichten. Dus schakel indien mogelijk de hulp in van een gediplomeerde EHBO-er. Op elke vestiging van BUKO is op duidelijk zichtbare locaties, bijvoorbeeld bij de ingang, in de kantine en op de telefoonlijsten, een overzicht aanwezig van de gediplomeerde EHBO-ers ter plaatse. Bij het verlenen van eerste hulp zijn de volgende algemene regels van belang: Verlenen van eerste hulp: 1] Let op gevaar en voorkom nog meer ongevallen. 2] Benader de getroffene en ga na wat hij mankeert. 3] Zorg dat hij blijft ademen. 4] Stelp ernstige bloedingen. 5] Help iemand waar hij ligt (verplaats het slachtoffer alleen als er nieuwe ongelukken dreigen). 6] Stel hem gerust. 7] Laat zakelijke informatie geven aan hulpverleners, zoals arts, ambulance en politie (bij voorkeur door een BHV-er). Meld elk ongeval bij de leidinggevende en vul samen het Meldingsformulier (bijna) ongeval in (00-F.025).
54
Een bedrijfshulpverlener (BHV-er) is een medewerker van het bedrijf die weet wat er moet gebeuren als er bijvoorbeeld brand uitbreekt, het gebouw ontruimd moet worden of als er iemand flauwvalt. Een BHV-er beschikt ook over aantoonbare kennis van levensreddende eerste hulp, maar niet elke BHV-er hoeft een EHBO-diploma te bezitten. Het is de intentie van BUKO de volgende getrainde EHBO-ers en BHV-ers beschikbaar te hebben:
EHBO-er:
1 per 25 medewerkers
BHV-er:
1 per 50 medewerkers
Voorschriften VGM
55
2.15
BRANDBESTRIJDING & BRANDPREVENTIE
Brandgevaarlijke werkzaamheden, zoals het aanbrengen van dakbedekking, mogen uitsluitend uitgevoerd worden met toestemming van de productieleiding of de directie. Alle brandbare materialen moeten uit de directe omgeving zijn verwijderd. Zorg dat er een gevulde en goedgekeurde brandblusser binnen handbereik is en ga na waar andere brandblussers en de telefoon zich bevinden. Brandgevaarlijke werkzaamheden mogen uitsluitend tussen 07:00 en 16:00 uur worden uitgevoerd, tenzij de productieleider of de directie nadrukkelijk toestemming heeft verleend voor het uitvoeren van dergelijke werkzaamheden buiten de bovengenoemde tijden. Op al onze bedrijfslocaties geldt een rookverbod (zie ook hoofdstuk 3.6). Roken is uitsluitend toegestaan op die locaties waar dat nadrukkelijk is aangegeven. Weet waar de brandblusmiddelen op de eigen afdeling te vinden zijn en ken de werking van deze middelen. Bel bij brand direct het alarmnummer 112 en bel de receptie. Zet direct machines stil en ventilatoren uit. Begin indien mogelijk zelf met het blussen van de brand. Op de volgende bladzijde staan belangrijke aandachtspunten bij het blussen van beginnende brand. Wanneer dit niet mogelijk is: verlaat het gebouw volgens de kortste vluchtroute en ga naar de verzamelplaats (zie 2.16 Ontruiming & evacuatie).
56
Aandachtspunten bij het blussen van brand:
Vlammen en rook verhinderen het blussen.
Blus daarom altijd met de wind mee.
Niet in de vlammen spuiten.
Blus van onderen naar boven.
Maak bij kleine brandjes de blusser niet in één keer leeg.
Bij kleine brandjes met korte stoten blussen.
Probeer grotere branden niet te blussen door in je eentje een aantal blusser leeg te spuiten.
Doe het gezamelijk en gebruik meerdere blussers tegelijk.
Probeer een brand nooit vanuit het midden te blussen.
Dood de brand door van voren naar achteren te spuiten.
Richt bij olie- of benzinebranden nooit vanaf boven op het vuur.
Probeer een poederwolk over de gehele brand te leggen. Voorschriften VGM
57
2.16
ONTRUIMING & EVACUATIE
Voor een snelle ontruiming van een gebouw zijn voldoende en duidelijk aangegeven vluchtwegen en uitgangen noodzakelijk. De deuren moeten in de vluchtrichting kunnen draaien en mogen onder geen beding worden geblokkeerd of tijdens werktijden op slot zitten! Voldoende verlichting, goed zichtbare transparantverlichting met het opschrift UIT of NOODUITGANG en (nacht-)noodverlichting dragen er toe bij dat paniek wordt voorkomen. Elke BUKO vestiging beschikt over een calamiteitenkaart die op duidelijk zichtbare locaties is opgehangen op de werkplekken. Deze calamiteitenkaart wordt tevens bij indiensttreding verstrekt aan nieuwe medewerkers (vaste en tijdelijke arbeidskrachten). Op de calamiteitenkaart zijn de nooduitgangen en vluchtwegen aangegeven, de namen en telefoonnummers van de EHBO-ers en BHV-ers ter plaatse en de locatie van de verzamelplaats.
Houd uitgangen, vluchtwegen en nooduitgangen vrij van obstakels. Zij mogen nooit geblokkeerd worden, ook niet aan de buitenzijde!
Stel je op de hoogte van de vluchtwegen en nooduitgangen. Controleer regelmatig de noodroutes op de mogelijkheid tot vluchten (kunnen de deuren open). Met regelmaat wordt de ontruiming geoefend op basis van ons bedrijfsnoodplan. Het bedrijfsnoodplan is in te zien bij de receptie en/of bij het hoofd BHV-er per bedrijfslocatie.
2.17
VERZAMELPLAATS BIJ CALAMITEITEN
Op elke BUKO bedrijfslocatie is een vaste verzamelplaats voor calamiteiten aangewezen. Deze is aangegeven op de calamiteitenkaart van de desbetreffende vestiging. Stel je hiervan op de hoogte (een kopie van de calamiteitenkaart per vestiging is op te vragen bij de receptie) en ga bij calamiteiten en ontruiming te allen tijde naar de desbetreffende verzamelplaats. Meld je daar bij de BHVorganisatie die verdere instructies zal geven. 58
2.18
WERKEN BIJ STORM
Bij stormachtige wind is het uitvoeren van werkzaamheden op hoogte niet toegestaan. Vanaf windkracht 8 spreken we over stormachtige wind. Onder werken op hoogte wordt verstaan: alle werkzaamheden boven 2,5 meter van de grond. Een ieder is verantwoordelijk voor de door hem/haar uit te voeren werkzaamheden. Onder zeer dringende omstandigheden kan in overleg met de uitvoerder ter plaatse na akkoord van je direct leidinggevende met behulp van valbeveiliging worden gewerkt.
Let in noodgevallen extra goed op en gebruik valbeveiliging! Bij windkracht 6 en hoger dient het hijsen van platen met grote oppervlakten te worden gestaakt. Vanaf windkracht 10 (zware storm) dienen ALLE werkzaamheden buiten te worden gestaakt. Bij het opslaan van losse onderdelen buiten de gebouwen dient men rekening te houden met wijzigende weersomstandigheden, waaronder storm. Controleer daarom regelmatig of de opslag van materialen op de juiste wijze geschiedt. Windkr.
M/s
Km/h
Benaming
5
08,0 - 10,7
29 - 38
Vrij krachtige wind
6
10,8 - 13,8
39 - 49
Krachtige wind
7
13,9 - 17,1
50 - 61
Harde wind
8
17,2 - 20,7
62 - 74
Stormachtige wind
9
20,8 - 24,4
75 - 88
Storm
10
24,5 - 28,4
89 - 102
Zware storm
11
28,5 - 32,6
103 - 117
Zeer zware storm
12
> 32,6
> 117
Orkaan
Voorschriften VGM
59
2.19
WERKEN MET GEVAARLIJKE STOFFEN
Wanneer je werkt met gevaarlijke stoffen (zoals verf, lijm, oplosmiddelen e.d.) heb je recht op inzage van het veiligheidsinformatieblad van de desbetreffende stof. Kopieën van deze bladen zijn aanwezig op de werklocatie of anders op kantoor bij de afdeling KAM. Lees voordat je met een gevaarlijke stof voor het eerst gaat werken altijd eerst het gevaar etiket. Een gevaar etiket dient tenminste te vermelden: • • • • •
De chemische naam van de stof. Het gevaar symbool met de bijbehorende gevaar naam. Waarschuwingszinnen die op bijzondere gevaren van de stof duiden (R-zinnen). De in acht te nemen veiligheidsaanbevelingen (S-zinnen). Naam en adres van de producent die het product in de handel brengt.
Een overzicht van de R- en S-zinnen is aanwezig op de werklocatie of anders opvraagbaar bij de afdeling KAM. Voor de opslagruimte van de verfmiddelen gelden de volgende verplichtingen: •
•
• •
Er moet voldoende ventilatie mogelijk zijn om gevaarlijke concentraties van ontvlambare dampen af te voeren. Het is verboden de ventilatie in de verfopslagruimte af te sluiten. Blikken of emmers verf dienen gesloten te worden opgeslagen. Indien blikken of emmers open staan vindt namelijk uitdamping plaats van gevaarlijke dampen. De toegangsdeur van de opslagruimte dient gesloten te worden indien er geen medewerkers in de ruimte aanwezig zijn. Het is verboden andere materialen dan verfmiddelen in de opslagruimte op te slaan.
Binnen de EG-landen worden standaard gevaar symbolen aan de diverse gevaar categorieën toegekend. Om praktische redenen worden de gevaar categorieën in chemiekaartenboeken niet altijd voluit genoemd, maar met een letteraanduiding weergegeven. Elke medewerker van BUKO moet in staat zijn de gevaar symbolen en gevaar categorieën te herkennen.
60
Gevaar symbolen en gevaar categorieën gevaarlijke stoffen: Gevaarsysmbool
Gevaar categorie Ontplofbaar (explosief) [E] Product kan exploderen als er een ontstekingsbron (vonk, vlam, warmte) bij komt. Oxiderend [O] Product kan bij contact met andere (brandbare) stoffen heftig reageren en ervoor zorgen dat die stoffen gaan branden. Giftig [T T+] Product kan bij opname door de mond, via de huid of bij inademen ernstig gevaar opleveren en dodelijk zijn. Acute gezondheidseffecten [Xi Xn] Product kan bij opname via de mond of de huid en bij inademen irritatie op leveren, sommige producten kunnen schadelijk zijn. Corrosief, bijtend [C] Product heeft een vernietigend effect op lichaamsweefsels als huid, ogen en slokdarm en veroorzaakt brandwonden. Milieugevaarlijk [N] Product is als het in het milieu terecht komt schadelijk voor de organismen en veroorzaken bijv. sterfte van vissen of bijen. Ontvlambaar [F/F+] Product kan gemakkelijk vlam vatten als het in contact komt met een ontstekingsbron (brandende sigaret, lucifer, vonk). Zowel vaste stoffen als vloeistoffen en gassen kunnen ontvlambaar zijn. Lange termijn gezondheidsgevaar Product kan bij opname via de mond of de huid of bij inademen mogelijk kankerverwekkend zijn of op een andere manier schadelijk voor de gezondheid. Gassen onder druk Dit zijn samengeperste gassen en vloeibaar gemaakte gassen in gasflessen. Blootstellen aan hoge temperaturen kan brand of ontploffen tot gevolg hebben.
Voorschriften VGM
61
2.20 VERKEERSVEILIGHEID
Bestuurders van voertuigen dienen te beschikken over een geldig rijbewijs en zijn verantwoordelijk voor het op de juiste wijze beladen van hun voertuig. Dit geldt ook bij het gebruik van aanhangwagens. Zorg ervoor dat een kopie van je geldige rijbewijs aanwezig is in het personeelsdossier bij de afdeling HRM. Bestuurders van voertuigen dienen zich te houden aan de algemene wettelijke verkeersregels. Het is verboden de maximale snelheden te overschrijden. Let er op dat de maximum snelheid vaak op bedrijfsterreinen anders kan zijn. Een bekeuring wordt op de respectievelijke chauffeur verhaald. Het dragen van de autoveiligheidsgordel is verplicht. Parkeren is alleen toegestaan op de daarvoor bestemde locaties. Vaak gelden op bedrijfsterreinen speciale parkeerregels, informeer hiernaar. Meldt schade aan bedrijfsvoertuigen direct bij je leidinggevende en bij de administratie. Voor chauffeurs van vrachtwagens gelden aanvullende eisen, zie hiervoor het BUKO Chauffeurshandboek (KAM/00-OD-13).
2.21
WEGAFZETTINGEN & VERKEERSVOORZIENINGEN
Bij alle werkzaamheden langs de weg is het verplicht een gesloten oranje veiligheidsvest of veilgheidsjas RWS (Rijkswaterstaat) te dragen (met reflecterende strepen). Draag bij werkzaamheden langs het spoor gele RWS veiligheidskleding. Verkeersmaatregelen mogen alleen worden geplaatst, gewijzigd en verwijderd na toestemming van de wegbeheerder en/of de opdrachtgever. Het is NIET toegestaan om het verkeer aanwijzingen te geven: dit mag alleen door de politie worden gedaan.
62
2.22 VERKEERSOVERTREDINGEN
De boetes voor verkeersovertredingen die aan jezelf te wijten zijn, zoals fout parkeren, snelheidsovertredingen, door rood licht rijden, enzovoorts zijn voor eigen rekening. Hetzelfde geldt ook wanneer je je papieren (zoals rijbewijs en tachograaf informatie) niet bij je hebt of deze niet in orde zijn. Maak hiervan altijd melding bij je leidinggevende.
2.23
WERKEN MET DE VORKHEFTRUCK
Voor horizontaal en verticaal transport op onze bedrijfslocaties worden regelmatig vorkheftrucks ingezet. Vorkheftrucks zijn praktisch in gebruik, maar kennen ook behoorlijke veiligheidsrisico’s. Bij een gebruik van een vorkheftruck gelden de volgende voorschriften voor bestuurders:
Eisen bestuurder vorkheftruck: •
De bestuurder dient ten minste 16 jaar oud te zijn en tot zijn 18e jaar mag de bestuurder uitsluitend een vorkheftruck besturen onder adequaat deskundig toezicht. • De bestuurder dient vertrouwd te zijn met de bedieningsvoorschriften en het bedrijfsverkeersreglement. • De bestuurder moet kunnen bepalen wat het maximale hefvermogen en de maximale hefhoogte van de heftruck is. • De bestuurder dient na instructie de benodigde vaardigheden te bezitten; dat wil zeggen: - Bij voorkeur door middel van het volgen van een vakopleiding (geldig heftruckcertificaat). - Bij uitzondering na instructie door de verantwoordelijkeleidinggevende en met een persoonlijke schriftelijke verklaring hiervan door de directie waarvan een afschrift aanwezig is in het personeelsdossier. Een diploma/ certificaat haalt niet alle gevaren weg, maar reduceert ze wel.
Voorschriften VGM
63
Aandachtspunten bij het werken met vorkheftrucks • •
• • • • • • • • • •
•
64
De heftruck heeft een veiligheidsgordel voor de bestuurder; draag deze altijd. Centreer de last goed op de vorken en rijd nooit met een onstabiele lading (d.w.z. niet goed opgestapeld of losse lading die niet goed is vastgezet). Door het rijden met een onstabiele lading kan de lading vallen, iemand lichamelijk letsel oplopen en de lading beschadigen. Rijd met de vorken zo laag mogelijk boven de grond (ongeveer op scheenbeen hoogte 15 – 20 cm boven de grond). Niet rijden met een uitgeschoven mast omdat de heftruck dan instabiel wordt. Houd armen en benen binnen de kooi omdat ze anders bekneld kunnen raken. Pas de snelheid aan als de last het uitzicht belemmert: rijd dan zo veel mogelijk achteruit. Houd afstand: tenminste 3 trucklengtes tussen je heftruck en die van je voorganger. Op hellingen: achteruit rijden en nooit keren op een helling. Geen personen op de vorken omhoog brengen!!! Tenzij met behulp van een speciale werkbak. Meerijden is slechts toegestaan op de daartoe ingerichte veilige plaatsen, met veiligheidsgordel. Mocht de heftruck gaan kantelen: het stuur goed vasthouden (gordel om), spring dan nooit van de heftruck af, deze zou op je kunnen vallen. Voer altijd een begincontrole uit voordat je gaat rijden met een heftruck. De heftruck wordt periodiek onderhouden en minstens eenmaal per jaar gekeurd door een daartoe erkende keurmeester. Heb je vragen over het onderhoud of de inspectie van de heftruck, naam dan contact op met je leidinggevende. Na gebruik: - Vorken met de punt op de grond. - Wielen recht vooruit. - Op de parkeerrem. - Sleutels verwijderen zodat onbevoegden de heftruck niet in werking kunnen stellen.
2.24
BUKO BEDRIJVENPARK
Omdat medewerkers van BUKO regelmatig op het terrein van het BUKO Bedrijvenpark in Beverwijk werkzaamheden verrichten (bijvoorbeeld laden en lossen), zijn hieronder de belangrijkste voorschriften van dit terrein samengevat. Toegangsbeleid BUKO Bedrijvenpark • • • • •
Het BUKO Bedrijvenpark is verboden voor onbevoegden. De normale openingstijden van het terrein zijn: Maandag t/m vrijdag, van 07:00 tot 17:00 uur. Bezoekers dienen zich te allen tijde direct te melden bij de receptie. Een ieder die het terrein betreedt dient zich te kunnen legitimeren door middel van een geldige ID-kaart of paspoort. Medewerkers van onderaannemers die werkzaamheden gaan verrichten op het terrein dienen in het bezit te zijn van een geldig VCA-diploma (Basisveiligheid of VOL-VCA). Men dient dit aan te kunnen tonen middels het veiligheidspaspoort of een VCA-pas van het opleidingsinstituut. BUKO controleert deze gegevens in het VCA Centraal Diploma Register.
Bedrijfsverkeersreglement BUKO Bedrijvenpark • • • • •
• •
De maximale snelheid op het terrein is 15 km/uur. De algemene verkeersregels zijn op dit terrein van toepassing. Let op heftrucks; deze hebben voorrang boven het overige verkeer. Het is verboden om een voertuig te parkeren op een plaats die is gereserveerd voor een ander voertuig. Het is verboden om in een rijdend voertuig een walkman met kop-/ oortelefoon te gebruiken en/of mobiel te bellen (handsfree bellen is wel toegestaan). Bestuurders zijn verplicht, wanneer ze betrokken zijn bij een aanrijding of een andere schade dit onmiddellijk te melden bij de receptie. BUKO heeft het recht om personen definitief de toegang tot het bedrijfsterrein te ontzeggen. Indien een BUKO medewerker zich niet aan het reglement houdt, treedt de controleprocedure en het sanctiereglement van BUKO in werking (zie hoofdstuk 2.4).
Voorschriften VGM
65
VGM terreinregels BUKO Bedrijvenpark Altijd dragen: • Veiligheidsschoenen S3. • Beschermende werkkleding.
Dragen waar dit is aangegeven: • Gehoorbescherming. • Veiligheidshelm. • Adembescherming. • Veiligheidsbril. • Handschoenen. • Harnasgordel met valstopapparaat. • Veiligheidsvest. Niet toegestaan: • Roken op de werkplek. • Gebruik van alcohol en drugs. • Het bedienen van elektrische apparatuur door onbevoegden. • Filmen en fotograferen.
Orde en netheid: • Zorg voor orde en netheid op de werkplek. • Deponeer afval in de daarvoor bestemde afvalbakken. • Houd vluchtwegen en blusmiddelen vrij. • Ruim de werkplek op (tussentijds en bij einde van de werktijd). • Parkeren alleen in de daarvoor bestemde vakken. • Voor bezoek aan kantine/kantoor: handen en eventueel gelaat wassen.
66
2.25
WERKEN MET MACHINES EN INSTALLATIES
Bij het werken met machines en elektrisch handgereedschap loop je het risico in aanraking te komen met draaiende of bewegende delen van de machine, getroffen te worden door wegvliegende deeltjes of het risico op elektrocutie door in aanraking te komen met spanningvoerende delen. Aandachtspunten bij gebruik van elektrisch handgereedschap •
•
•
•
• • • • • • • • • • •
Controleer steeds voor elk gebruik visueel het elektrisch handgereedschap op mogelijke gebreken en op de aanwezigheid van een geldige keuringssticker (zie hoofdstuk 2.26 Keuring van machines en installaties). Meldt gebreken direct bij de leiding. Zorg ervoor dat je géén nieuw gereedschap in gebruik neemt zonder ingegraveerd registratienummer van BUKO. Raadpleeg bij twijfel altijd eerst je leidinggevende. Gebruik gereedschappen alleen voor het werk waarvoor ze bestemd zijn. Defecte gereedschappen moeten worden gerepareerd door daartoe deskundige personen. Repareer nooit zelf een defect van elektrisch materieel maar meldt dit bij je leidinggevende. Gebruik de voorgeschreven beschermingsmiddelen. Elektrische handslijpmachines moeten zijn voorzien van een dodemansknop. Deze mag je nooit vastzetten of verwijderen. Bij boormachines dien je rekening te houden met eventueel vastlopen, waardoor de machine uit je handen kan slaan. Probeer snoeren van de vloer te houden en op te hangen. Leg stekkers niet in plassen. Plaats verdeelkasten zo dicht mogelijk bij het voedingspunt. Gebruik goede aarding. Bij gebruik van kabelhaspels deze altijd geheel afrollen. Zorg voor voldoende gereedschap en voorkom improviseren. Zorg ervoor dat je tijdens het werk zo min mogelijk hoeft te bukken of te reiken. Verwijder olie, vet en vuil van het gereedschap voor aanvang van het werk. Houd de werkvloer vrij van los gereedschap. Houd gereedschap en materiaal weg van bordesranden en vloeropeningen.
Voorschriften VGM
67
Aandachtspunten bij gebruik van machines en installaties •
•
•
• •
•
• • • • •
68
Het bedienen van machines en installaties mag uitsluitend door daartoe bevoegde personen of na overleg met en toestemming van een productieleider of de directie. Werk altijd volgens de werk- en bedieningsinstructies. Deze zijn aanwezig bij de machine of op te vragen bij de leiding. En draag daarbij te allen tijde de voorgeschreven PBM’s. Zorg ervoor dat je bevoegd, geïnstrueerd en getraind bent voordat je gebruik gaat maken van elektrische of mechanische gereedschappen en hulpmiddelen. Schakel alle werk- en stroomschakelaars uit bij het schoonmaken van machines. Het uitvoeren van reparaties en het opheffen van storingen aan in werking zijnde machines of installaties is verboden. Schakel altijd de werkschakelaars uit bij reparaties en onderhoud aan machines. Dit is nodig om onverwachts inschakelen te voorkomen. Geef storingen aan apparatuur of installaties, voor zover deze niet veilig, snel en eenvoudig zelf zijn op te lossen, direct door aan een productieleider of aan je direct leidinggevende. Grijp nooit in een draaiende machine om een hapering te corrigeren. Zet hiertoe de machine stil en de werkschakelaars uit. Overtuig jezelf bij het in werking stellen van de machine of installatie dat dit zonder risico voor jezelf en voor anderen kan geschieden. Het openen of verwijderen van beschermkappen en andere beveiligingen van de in bedrijf zijnde machines of installaties is verboden. Het is verboden beveiligingen of eindschakelaars op apparatuur of machines te veranderen of te verwijderen. De medewerker draagt volledige verantwoordelijkheid voor schades aan materieel die ontstaan als gevolg van nalatigheid, onoplettendheid, onachtzaamheid, of gebruik met een tekort aan motorolie, brandstof, koelmiddel, etc. Hetzelfde geldt ook voor gereedschappen en andere middelen die aan de zorg van de medewerker zijn toevertrouwd en vermist of beschadigd worden.
2.26
KEURING VAN MACHINES EN INSTALLATIES
Alle vast opgestelde machines en het elektrisch handgereedschap dat door ons gebruikt wordt, moet minstens eenmaal per jaar worden gekeurd. Deze arbeidsmiddelen (zowel draagbaar als vast opgesteld) worden jaarlijks gekeurd aan de hand van de NEN 3140 norm. Deze keuringen worden georganiseerd en gecoördineerd door de BUKO keurmeesters die bevoegd en bekwaam zijn om elektrische handgereedschappen te keuren en een register bijhouden van de machines en gereedschappen, waarin per registratienummer (wat overeenkomt met het op de machine/het gereedschap ingegraveerde BUKO registratienummer) is aangegeven wanneer het materieel is goedgekeurd, tot wanneer de keuring geldig is en wie het gereedschap op dat moment in beheer heeft. Keuringssticker Al het goedgekeurde materieel is voorzien van een geldige goedkeuringssticker. Ook materieel van onderaannemers moet aan deze eisen voldoen.
B MRT A PR N FE K WA LITE
20 JA 16 2017 2018 2019 20 20
OKT NOV DE C SEP UR EK E D
Zodra een elektrisch handgereedschap door een BUKO I JUN JUL AUG ME OE keurmeester is goedgekeurd wordt dit voorzien van de ronde IT G D G TOT BUKO keuringssticker waarop is aangegeven tot wanneer de keuring geldig is. De vast opgestelde machines worden jaarlijks door een externe keuringsinstantie gekeurd. Ook zij maken gebruik van een keuringssticker waarop is aangegeven tot wanneer de keuring geldig is. Als een vast opgestelde machine of een elektrisch handgereedschap niet voorzien is van een geldige keuringssticker of indien de machine/het gereedschap voorzien is van een blokkeringsticker dan mag deze machine cq dit handgereedschap niet gebruikt worden. Informeer hierover direct de leidinggevende. Indien de machine of het gereedschap voorzien is van een reparatiesticker informeer dan bij de afdelingsleiding over de aard van de tekortkomingen en de staat van reparatie.
Voorschriften VGM
69
2.27
VEILIG EN GEZOND TILLEN
Onze rug krijgt het zwaar te verduren als de spieren om de wervelkolom worden overbelast. Dan kan beschadiging van de rug optreden. Rug aandoeningen kunnen ontstaan als je langdurig in een bepaalde houding zit of staat, bijvoorbeeld wanneer je enige tijd een zwaar voorwerp moet vasthouden. Je gebruikt dan lange tijd achter elkaar dezelfde spieren, waardoor de bloedvoorziening belemmerd raakt. Het kan ook zijn dat de gewrichten te lang in dezelfde houding zijn gebleven.
Rugklachten: je hebt ze zo en komt er moeilijk van af! In principe kan iedereen een rugaandoening krijgen. Toch is de kans erop groter bij beroepen waarbij het om zwaar lichamelijk werk gaat. Bijvoorbeeld tijdens het monteren of demonteren van keten en bij chauffeurs die lang in dezelfde houding achter het stuur zitten en daarna moeten laden en lossen. Hoeveel mag een persoon tillen? Om schade aan het lichaam te voorkomen hebben werkgevers- en werknemersorganisaties afspraken gemaakt over het aantal kilo’s dat een persoon mag tillen. Deze afspraken zijn vastgelegd in beleidsregels en de Inspectie SZW controleert op de naleving hiervan:
Het maximale gewicht dat één persoon met de hand mag tillen is 25 kg. Het maximale gewicht dat twee personen samen mogen tillen is 50 kg.
Hoe kunt u rugklachten voorkomen? Probeer tillen te vermijden: het lijkt misschien een open deur, maar probeer zo weinig mogelijk te tillen en zoveel mogelijk hulpmiddelen te gebruiken.
70
Wat te doen als je toch moet tillen? Maak gebruik van de hulpmiddelen, zorg ervoor dat je niet vaak hoeft te tillen. Dat geldt zeker voor voorwerpen die zwaarder zijn dan 25 kg. Maak dan gebruik van de beschikbare apparatuur en hulpmiddelen, zoals heftrucks, takels, jukken, hijskranen, karretjes, etc. Gebruik ze! Draag de juiste kleding: met warme spieren is het beter werken dan met spieren die koud zijn. Te nauwe kleding, bijvoorbeeld smalle broekspijpen, belemmeren de beweging. Zorg voor een veilige werkplek: de werkplek moet zodanig zijn ingericht dat de kans op rugletsel zo klein mogelijk wordt. Controleer regelmatig dat dit ook inderdaad het geval is en pas op met gladde vloeren. Let op met voorwerpen waarover je kunt struikelen, zet ze niet in de looproute. 10 Gouden regels voor verstandig tillen: 1. Buk en til niet onnodig, gebruik waar mogelijk hulpmiddelen. 2. Verstandig tillen kost net zoveel tijd als onverstandig tillen: doe het dus met verstand. 3. Bedenk vooraf hoe en waarheen je de last gaat verplaatsen, zodat je rekening kunt houden met eventuele moeilijkheden 4. Bepaal vooraf het gewicht van de last; til niet te veel ineens. Vraag je collega’s om hulp bij zware en grote voorwerpen. 5. Ga steeds recht voor de last staan en til nooit met gedraaide rug: verplaats je voeten als je moet draaien. 6. Bepaal het zwaartepunt van de last en zoek een goede balans alvorens met het echte tillen te beginnen. 7. Til met twee handen, hou de last zo dicht mogelijk bij het lichaam, voorkom dat je moet reiken en til niet hoger dan schouderhoogte. 8. Buig door de knieën, hou de rug zoveel mogelijk recht, til rustig en beweeg langzaam. Gebruik vooral je buik- en beenspieren. Hetzelfde geldt voor het neerzetten van de last. 9. Zorg dat de weg vrij is van obstakels als je moet lopen met de last, gebruik bij gladde vloeren stroeve schoenen. 10. Luister naar je lichaam en neem signalen serieus. Zorg dat je lichaam fit blijft. Beginnende klachten kunnen snel erger worden. Je voelt zelf het beste wat je rug wel en niet kan hebben. Voorschriften VGM
71
2.28
VEILIG HIJSEN
Hijsgereedschappen zoals kettingen, hijsbanden en takels worden jaarlijks gecontroleerd en bij goedkeuring voorzien van een kleurcode of sticker met jaartal. De jaarlijkse controle wordt visueel gedaan door een deskundig persoon. Eénmaal per vier jaar wordt hijsmaterieel beproefd door een daartoe erkende instantie. Verder dienen voor veilig hijsen de volgende regels in acht te worden genomen: • • • • • • •
•
• • •
Controleer vóór elk gebruik visueel of de staat waarin het hijsgereedschap verkeert geschikt is voor gebruik. De aangegeven werklast mag nooit worden overschreden. Gebruik geen touw als hijsmateriaal (mag wel als stuurlijn worden gebruikt). De werkplek onder de last moet deugdelijk zijn afgezet zodat niemand zich onder de last kan begeven. Dragen van een veiligheidshelm bij hijswerkzaamheden is verplicht. Bij complexe hijswerkzaamheden is een hijsplan verplicht. Hijswerkzaamheden moeten worden beëindigd bij windsnelheden boven windkracht 6 (zie 2.18 Werken bij storm). Bij onweer: de kraan en zijn omgeving verlaten. De kans op letsel voor diegene die onder de kraan staat is dan zeer groot. Immer, er ontstaat bij hijskranen een directe verbinding via de staalkabel naar beneden! Gebruik goed passend hijsgereedschap voor het aanslaan en hijsen van een last. Hijsgereedschap moet zowel aan of om de last als aan de kraanhaak op de juiste wijze worden aangeslagen. Gebruik geen beschadigde hijsbanden. Voorkom scherpe hoeken door gebruik te maken van hoekbeschermers of stophout, dit om extra slijtage of knappen van draad of kabel te voorkomen. Hijsen van gas- en zuurstofflessen is alleen toegestaan als deze goed zijn vastgemaakt in een flessenbak of korf.
Veilig hijsen = Vakmanschap bewijzen Meer specifieke voorschriften over het gebruik van hijsmiddelen zijn opgenomen in het Chauffeurshandboek van BUKO.
72
2.29 HIJSGEREEDSCHAP EN UITVALBEVEILIGING Bij het toepassen van hijsgereedschap zijn de volgende veiligheidspunten van groot belang. • • • • • •
Elk hijsgereedschap dient voorzien te zijn van een geldige certificaat. Hijsgereedschappen dienen in goede staat te zijn. Controleer altijd de op het hijsgereedschap aangegeven capaciteit. Controleer de hijspunten aan de last. Volg de instructies op. Draag er zorg voor dat hijsgereedschap en/of hijspunten niet beschadigen.
Gebruik van uitvalbeveiligingen bij kanaalplaat-, stenen- en blokkenklemmen is verplicht indien men hoger hijst dan 1 meter!
Voorschriften VGM
73
2.30
AANSLAAN VAN DE LAST
Het aanslaan van lasten mag alleen geschieden door personen die hiermee vertrouwd zijn en tenminste 18 jaar zijn. Lasten die zodanige gebreken vertonen (bijvoorbeeld ondeugdelijk bevestigde hijsogen) dat bij hijsen gevaar bestaat voor vallen door bezwijken van de gehele last of delen ervan, mogen niet worden aangeslagen en gehesen. Voor het aanslaan en hijsen van lasten moet goed passend hijs- en hefgereedschap worden gebruikt. Het hijs- en hefgereedschap moet zowel aan of om de last, als aan de kraanhaak, op de juiste wijze worden aangeslagen zodat het onverwacht vallen van de last of delen daarvan zowel tijdens het oppakken of neerzetten als tijdens overige hijsbewegingen niet kan plaatsvinden. Let bij het aanslaan van een last op het volgende 1] Bij het aanslaan van een last moet worden zorggedragen dat het hijs- en hefgereedschap niet kan beschadigen door buiging over scherpe kanten. Op plaatsen waar beschadiging dreigt moeten kantbeschermers worden toegepast. 2] Persklemmen van staalkabels mogen niet op buiging noch op openscheuren worden belast. 3] Indien de bevestigingsorganen van het hijs- en hefgereedschap (ringen, lussen e.d.) door hun te kleine afmetingen niet om de kraanhaak kunnen worden aangebracht, moet tussen kraanhaak en het hijs- en hefgereedschap een voldoende sterke, lange en passende voorloop, voorzien van een veiligheidshaak, worden aangebracht. Dit geldt ook indien men wil voorkomen dat een onhandelbaar grote en zware kraanhaak (met kraanhaak en mantelblok) zijdelings door een wandopening of onderdeks in een schip moet worden weggetrokken. 4] Bij het aanslaan van een uit langwerpige voorwerpen samengestelde last (zoals buizen, pijpen, rond hout e.d.) moeten maatregelen zijn getroffen die voorkomen dat er delen uit de hijs schieten. Dit kan door middel van het toepassen van een hijsbalk. De last moet zoveel mogelijk in horizontale stand worden gehouden.
74
5] Bij het aanslaan van lasten moet het hijs- en hefgereedschap zodanig worden bevestigd dat de bevestigingsorganen, zoals eindschalmen, ringen, ogen en lussen of de stroppen, tijdens het hijsen niet worden overbelast als gevolg van een verkeerde stand of een verkeerde ondersteuning. Indien het bevestigingspunt te klein is om voldoende ruimte aan de bevestigingsorganen of de stroppen te bieden, moeten deze via één of meer voldoende grote en sterke sluitings worden verzameld en door middel hiervan aan de kraanhaak worden bevestigd. 6] Indien de parten van het hijs- of hefgereedschap met elkaar een hoek vormen, moet de buitenhoek zo klein mogelijk worden gehouden. Dit omdat bij het groter worden van deze buitenhoek de kracht in de parten toeneemt. Belasting bij hijsen • • •
•
•
De buitenhoek mag nimmer groter zijn dan 60°. De binnenhoek mag nooit groter zijn dan 120°. In geval van hijsen aan 2 of meer oogbouten of oogsnoeren mag de buitenhoek niet groter zijn dan 45°. Indien kettingen of hijsbanden gestropt worden aangeslagen dient de werklast te worden gereduceerd met 20% dan wel de werklast te worden vermenigvuldigd met een belastingsfactor van 0,8. Bij gebruik van ketting- en staalkabelsamenstellen is de totale werklast afhankelijk van onder andere: - De wijze van aanslaan. - Het aantal parten. - De buitenhoeken. - De sterkte van het enkele part. - Symmetrische of asymmetrische verdeling van de kast.
Voorschriften VGM
75
Berekenen van de werklast bij wijze van aanslaan: Enkel 0° Factor 0,8
Diameter ketting
Werklast
2-sprong 0° - 45° Factor 1,12
Werklast
Eindloos
45° - 60° Factor 0,8
Factor 1,6
Factor 2x2
Werklast
Werklast
Werklast
6
800
1.120
800
1.600
4.000
7
1.200
1.680
1.200
2.400
6.000
8
1.600
2.240
1.600
3.200
8.000
10
2.500
3.550
2.500
5.000
12.500
13
4.000
5.600
4.000
8.000
20.000
16
6.300
9.000
6.300
12.500
32.000
18
8.000
11.200
8.000
16.000
40.000
20
10.000
14.000
10.000
20.000
50.000
22
12.000
17.000
12.000
24.000
60.000
26
16.000
22.400
16.000
32.000
80.000
32
25.000
35.500
25.000
50.000
125.000
23
12.800
17.920
12.800
25.800
84.000
28
20.000
28.000
20.000
40.000
100.000
36
32.000
44.800
32.000
64.000
160.000
40
40.000
56.000
40.000
80.000
200.000
45
50.400
70.560
50.400
100.800
252.000
50
64.000
89.600
64.000
128.000
320.000
56
80.000
112.000
80.000
160.000
400.000
76
2.31
GEBRUIK PORTOFOON BIJ HIJSWERKZAAMHEDEN
Maak afspraken met de machinist over het gebruik van de portofoon. Zorg ervoor dat er altijd maar één medewerker is die de aanwijzingen geeft! Houd de informatie kort en duidelijk. Noem hierbij altijd de naam van de machinist. Blijf informatie geven tijdens het werken met de kraan, bijvoorbeeld: zwenken, stok (gelijk aan hand- en armseinen). Spreek een referentiepunt af en gebruik dit in plaats van links/rechts.
2.32
HAND- EN ARMSEINEN BIJ HIJSWERKZAAMHEDEN
Gebruik tijdens het hijsen de algemeen geldende hand- en armseinen. Een overzicht van deze hand- en armseinen is opgenomen op de volgende bladzijde.
Voorschriften VGM
77
78
2.33
WERKEN MET DE AUTOLAADKRAAN
Bij elke autolaadkraan is door de leverancier een bedieningshandleiding geleverd. Bestudeer de bedieningshandleiding bij de kraan zorgvuldig. Het onvoldoende bestuderen van de handleiding kan leiden tot dodelijke ongevallen of ernstige schade. Neem deze daarom eerst zorgvuldig door voordat je de autolaadkraan gaat gebruiken en volg de aanwijzingen voor gebruik, bediening en onderhoud van de kraan precies op. In deze paragraaf worden een aantal belangrijke VGM-regels beschreven voor veilig werken met de autolaadkraan. Algemeen •
Uitsluitend personen met de nodige vakkennis en kraanervaring mogen de autolaadkraan gebruiken. Werk nooit met de kraan als je ziek, uitgeput, of onder invloed van medicijnen, alcohol of drugs bent. • Je mag de autolaadkraan uitsluitend in de open lucht, of in ruimtes met voldoende ventilatie gebruiken. Als je de kraan gebruikt in een afgesloten ruimte, kun je stikken door de uitlaatgassen van het voertuig. • Gebruik de kraan nooit tijdens sterke wind of storm. Bij windsnelheden hoger dan windkracht 8 (zie 2.18 Werken bij storm) gedraagt de kraan zich onvoorspelbaar. • Gebruik de kraan NOOIT tijdens onweer. • Gebruik de kraan alleen op een vlakke bodem. De maximaal toegestane helling voor de kraan staat in de technische gegevens. De kraan kan ongecontroleerd gaan bewegen als de helling groter is dan toegestaan. • Gebruik de autolaadkraan uitsluitend voor het laden en lossen van vrachten. • De autolaadkraan dient te allen tijde ingevouwen te zijn dan wel plat op de bak te liggen bij het rijden. • Gebruik bij het aanpikken van de last uitsluitend goedgekeurde ladders. • Hef nooit personen met de autolaadkraan! Uitsluitend kranen die zijn uitgerust en goedgekeurd met een hoogwerkbak voor het heffen van personen, mogen gebruikt worden om personen te heffen. • De belastingsplaat en lastdiagram op de kraan geven aan welke lasten je maximaal kunt heffen in het werkbereik van je kraan. Je kraan is beveiligd tegen overbelasting met een Lastmoment-beveiliging (LMB). Gebruik de LMB-overbrugging uitsluitend om de kraan uit een geblokkeerde positie te halen. • Gebruik de LMB-overbrugging nooit om bewust de kraan te belasten! • Verander nooit de instelling van de veiligheidsventielen! Voorschriften VGM
79
Voorbereidingen voor gebruik • • • •
Zorg ervoor dat er geen onbevoegde personen binnen het werkbereik van de autolaadkraan zijn! Baken het werkbereik af, bijv. met markeringsbakens en doe de waarschuwingslichten van het voertuig aan. Zorg dat de onderdelen van de kraan niet in contact kunnen komen met een elektriciteitsleiding, ter voorkoming dat je wordt geëlektrocuteerd! Houd de volgende minimumafstand tussen de kraan en bovengrondse elektriciteitsleidingen:
Spanning (Volt)
Minimumafstand tot geïsoleerde leiding
Minimumafstand tot niet geïsoleerde leiding
< 500 V (woonhuizen)
0,5 meter
2 meter
500-40000 V (trein, tram)
1,5 meter
4 meter
>40000V (hoogspanning)
(komt niet voor)
6 meter
Aandachtspunten bij gebruik van de autolaadkraan •
• •
80
Zet het voertuig op de handrem! Anders kan het voertuig gaan schuiven tijdens het heffen. Gebruik nooit de steunpoten als handrem, ook dan kan het voertuig gaan schuiven. Zet een veiligheidshelm op. Controleer of de bodem voldoende stevig is. Controleer ook of de bodem niet ondergraven is. Let op riolering, kelders, graafwerkzaamheden enz. de kraan en de steunpoten mogen niet kunnen wegzakken!
• • • • • • •
•
Gebruik op een bodem die niet stevig genoeg is, de stempelplaten onder de steunpoten voor extra draagkracht. Let hierbij op de volgende zaken: - Zorg dat je de steunpoten kunt zien als je ze bedient. - Pas op dat je de steunpoten niet op je voet laat zakken. - Plaats oploopblokken onder de wielen op een gladde bodem (bijv. door bevriezing). - Controleer of de hefgereedschappen en hefhulpstukken in goede staat zijn! - Controleer of er geen obstakels zijn binnen het werkbereik. Controleer steeds of er geen onbevoegde personen in het werkbereik van de kraan zijn! Zorg dat je altijd de last kunt zien. Laat bij onvoldoende zicht op de last iemand anders aanwijzingen geven. Verrijd het voertuig nooit als er een last aan de kraan hangt. Loop of sta nooit onder een hangende last. Ga bij het bedienen nooit onder de kraangiek of de last staan. Als de kraangiek een hoge positie heeft (hefarm boven 70 °), laat dan de arm niet op volle snelheid zakken. De kraan kan ongecontroleerd gaan bewegen. Pas in het bijzonder op als de LMB een voorwaarschuwing geeft! Bedien de kraan met rustige en vloeiende hendelbewegingen.
Aandachtspunten bij beëindigen bediening autolaadkraan • • • • • • • •
•
Vouw de kraan in. Trek de steunpoten en steunpootbalken in. Vergrendel de steunpoten en steunpootbalken. Controleer of de vergrendelingen goed functioneren. Schakel het bedieningssysteem uit. Rijd daarna pas weg met het voertuig. Verrijd het voertuig nooit als er een last aan de kraan hangt! Voordat je gaat rijden: let erop dat de hoogte en breedte van de kraan in transportpositie geen gevaar kunnen opleveren voor doorrijd hoogtes van viaducten, tunnels enz. Let op bovengrondse elektriciteitsleidingen!
Voorschriften VGM
81
2.34 WERKEN MET DE HYDRAULISCHE KIPPER
Het werken met een kipper brengt risico’s met zich mee. De volgende instructies dienen daarom streng nageleefd te worden ter verhoging van de veiligheid van de chauffeur. • • • •
• •
• • •
• • • •
• •
82
Overtuig je ervan dat er geen persoon in de nabijheid van de kipper staat voordat je gaat kippen. Overtuig je ervan dat er geen persoon langs de kipper staat wanneer je de multikap of het hydraulische zijbord gaat bedienen. Bedien de kipper nooit in een onvoldoende verlichte ruimte. Overtuig je ervan dat de klep ontgrendeld is voordat je gaat kippen. Indien de klep manueel ontgrendeld moet worden ga dan tijdens het ontgrendelen nooit in het bereik van de klep staan, omdat de klep kan openschieten. Indien je de deuren van een dubbele Franse klep wil openen en je merkt dat er een grote spanning op de deuren werkt, neem dan eerst de oorzaak van deze spanning weg. Indien je naar achter gaat kippen met een in het midden geopende dubbele Franse klep, moeten de deuren altijd aan de laadbak vergrendeld worden. Zorg er voor dat de veiligheidspennen onder de sluitingshaken geplaatst zijn, omdat het pendelen van de klep tijdens het kippen kan leiden tot ernstige schade. Open of ontgrendel nooit een deur, klep of bord van een gekipte laadbak. Kippen met een gesloten klep kan aanleiding geven tot kantelen. Indien je tijdens het kippen merkt dat de lading niet loskomt, laat de kipper dan op ± 20° gekipt staan en loop met een grote boog om de kipper heen om de oorzaak te onderzoeken. Voordat je belemmeringen verwijdert moet je de laadbak laten zakken. Ga nooit onder een gekipte laadbak staan voordat je hem ondersteund hebt met de (op de laadbak aangebrachte) veiligheidssteun. Laat de vrachtwagen nooit achter met een gekipte laadbak. Overtuig je ervan dat de lading goed verdeeld is om kantelen en overschrijding van de maximale asbelasting te voorkomen. Indien de lading teveel naar voren ligt kan het hydraulisch systeem tijdens het kippen overbelasten. Overtuig je ervan dat de wagen op een vlakke vaste ondergrond staat om kantelen te voorkomen. Wanneer je denkt dat er gevaar bestaat dat de kipper kantelt, laat dan de laadbak direct zakken en onderzoek de oorzaak.
•
• • • •
Let ’s winters op met een lading die tijdens het transport tegen de laadbak kan vastvriezen. Dit vastvriezen kan er de oorzaak van zijn dat de kipper kantelt of het hydraulisch systeem overbelast wordt. Spring nooit uit een kantelende kipper maar plaats je stevig in je stoel en houd het stuur stevig vast. Nooit de lading uit de kipper schudden door te rijden en te remmen. Verhoog nooit de werkdruk waardoor er beschadiging van het hydraulisch systeem kan optreden. Zorg ervoor dat de kipper goed onderhouden is. Een goed onderhoud is een investering in tijd en veiligheid.
Voorschriften VGM
83
Samenvatting veiligheidsregels kippers ter voorkoming van incidenten en ongevallen:
NOOIT rijden met uitgekipte laadbak.
NOOIT werken onder een niet ondersteunde laadbak.
Nooit zich in het werkgebied van de machine bevinden.
84
NOOIT de multikap openen als er zich een persoon langs de laadbak bevindt.
NOOIT de zijdeur openen als er zich een persoon langs de laadbak bevindt.
NOOIT rijden met een ongelijk verdeelde lading.
NOOIT kippen op een ongelijke of zachte ondergrond.
Voorschriften VGM
85
2.35
WERKEN MET GRAAFMACHINES EN SHOVELS
Grondverzetmachines (waaronder graafmachines en shovels) worden veel gebruikt in de wegenbouw. Het werken met deze, vaak zeer wendbare, machines vraagt niet alleen vakmanschap van de machinist, maar ook van medewerkers die in de directe omgeving van de machines moeten werken. Om ongevallen te voorkomen gelden de volgende regels: • • • • • • •
Rijd nooit mee op grondverzetmachines! Dit is ten strengste verboden! Kom niet binnen de draaicirkel van de machine als je geen werk met de machine of vlak daarnaast hoeft uit te voeren. Zorg ervoor dat de machinist je altijd kan zien. Benader de machine dus altijd vanaf de cabinezijde. Blijf altijd op een veilige afstand naast een achteruitrijdende machine. Vrachtauto’s moeten een goed hoorbaar achteruitrijdsignaal hebben. Wees bij het laden van vrachtauto’s bedacht op overstort. De lading kan dan namelijk op de cabine of naast de auto vallen. Chauffeurs moeten tijdens het laden in de cabine blijven.
2.36
BIJLADEN VAN ACCU’S VAN VERKEERSLICHTINSTALLATIES
Voor het opladen van accu’s voor o.a. verkeerslichtinstallaties dienen de volgende voorschriften in acht genomen te worden: • • • • • •
86
Zet de hoofdschakelaar uit voordat je de accu’s gaat opladen. Zet een gelaatscherm op en trek een zuurschort aan. Voordat je de accu’s aansluit altijd de ruimte voldoende ventileren i.v.m. de kans op knalgas. Er mag niet worden gerookt. Laat ook geen brandende peuken op het terrein achter. Door het accuzuur wordt de kleding aangetast. Draag daarom altijd een zuurbestendige broek. Laat de roldeur open tijdens het bijvullen.
2.37
WERKEN LANGS DE WEG
De volgende zaken zijn van belang bij wegwerkzaamheden: •
• • • • • • • • • • • • • • •
Draag altijd een oranje goedgekeurd RWS veiligheidsvest dat schoon is. Draag bij werkzaamheden langs het spoor een geel RWS veiligheidsvest. Bij werkzaamheden tussen zonsondergang en zonsopgang dien je tevens een broek met reflecterende strepen te dragen. Zet altijd de zwaailampen aan als je op een ongebruikelijke plaats stilstaat. Probeer het parkeren van de auto op fietspaden zoveel mogelijk te voorkomen. Zet de auto zover mogelijk in de berm en kijk uit met uitstappen. Zet de auto nooit te dicht op de werkzaamheden, houd wat ruimte vrij tussen de auto en waar je aan het werk bent i.v.m. aanrijdgevaar. Let altijd goed op het verkeer. Let op de veiligheid van jezelf en op de veiligheid van je collega, waarschuw als de ander iets niet ziet aankomen. Bescherm jezelf indien mogelijk door gebruik te maken van afzettingen. Zorg op de snelweg bij (vracht)wagens met pech voor wegsignalering, zo wordt het verkeer ver van te voren gewaarschuwd. In onveilige situaties of op onveilige/drukke wegen kan in overleg met de wegbeheerder een rijstrook afgesloten worden. Zorg ervoor dat de te gebruiken bebakeningsmaterialen in goede staat van onderhoud verkeren. Zorg er verder voor dat alle bebakeningsmiddelen stabiel staan en dus niet kunnen omvallen, wegglijden of door de wind verdraaien. Plaats alle borden duidelijk zichtbaar: het beginpunt van het werkvlak moet goed zichtbaar zijn. Houd rekening met onder meer bochten en viaducten: rijd zelf langs de afzetting en bekijk of alles goed en duidelijk zichtbaar staat. Wees duidelijk in je optreden tegenover weggebruikers en probeer correct te blijven. Plaats bij mist alleen wegafzettingen na goedkeuring van de wegbeheerder. Wees creatief en kom zelf met suggesties voor het bevorderen van de veiligheid van jezelf en van het verkeer.
Voorschriften VGM
87
2.38
WERKEN MET ASBEST
Asbest is een minerale vezel die, al of niet gebonden aan andere materialen (vooral in het verleden) is verwerkt in een scala van producten (bijvoorbeeld daken, vloeren, wanden, vensterbanken, bekledingsisolatie om leidingen, enz.). Bij het slopen of verwijderen wordt het asbesthoudende product bijna altijd beschadigd. Indien hierbij asbestvezels vrijkomen kunnen deze zich, via inademen, duurzaam in het lichaam vestigen. Ze kunnen op den duur leiden tot (ongeneeslijke) ziekten zoals: • Asbestose (stoflongen, verlaging van de longcapaciteit waardoor overbelasting van het hart kan optreden). • Longkanker. • Mesothelioom (kanker van het long-, borst- of buikvlies). Iedere blootstelling aan asbest houdt risico’s in, hoe klein ook de dosis. De periode tussen blootstelling en het zich mogelijk openbaren van de ziekte kan 10 tot 60 jaar zijn. Vanwege de ernstige gezondheidsrisico’s geldt een verbod op het beroepsmatig gebruik van asbest. Het asbest dat in het verleden is aangebracht zal echter nog verwijderd moeten worden. Daarom is beroepsmatige blootstelling aan asbest nog tientallen jaren mogelijk. Voor deze asbestverwijdering (of sloop) gelden strenge wettelijke voorschriften.
88
2.39
GEBRUIK VAN DE HOGEDRUKREINIGER ECO TOILET
Op de vrachtwagens van ECO Toilet wordt gebruik gemaakt van een hogedrukreiniger. Bij het gebruik van deze hogedrukreiniger (de druk is kleiner dan 100 bar) zijn de volgende voorschriften van belang. •
• • • • • • •
De installatie moet altijd zijn voorzien van een duidelijke schriftelijke instructie. Bovendien mogen deze installaties uitsluitend worden gebruikt door voldoende opgeleid en geïnstrueerd personeel. Elektrische apparatuur binnen de afzetting moet zijn afgeschermd tegen binnendringen van water. De te bespuiten voorwerpen mogen niet ongewild in beweging kunnen komen: ze moeten zonodig zijn vastgezet (niet door erop te gaan staan). Er mag niet vanaf een ladder worden gewerkt met een hogedrukreiniger. Houd de spuitlans goed vast met beide handen. Er is een behoorlijke “terugslag”. Draag een veiligheidsbril. De waterstraal mag nooit op mensen en dieren gericht worden. De waterstraal mag nooit in open vuur of bijtende vloeistoffen gericht worden vanwege de dan vrijkomende hitte of waterdamp.
2.40 OVERDRUKINSTALLATIES De meeste vrachtwagens van BUKO zijn uitgerust met een overdrukinstallatie. De overdruk is speciaal vervaardigd om in combinatie met een juist afgesloten cabine te zorgen voor aanvoer van gefilterde (en dus schone) lucht in de cabine. Door de hierdoor ontstane overdruk wordt het binnendringen van vervuilde omgevingslucht in de cabine voorkomen. De overdrukinstallatie beschermt de chauffeur tegen schadelijke gassen, dampen en stofdeeltjes. Bij elk vervoer van verontreinigde grond (boven klasse 2T, 0F) dient de overdruk ingeschakeld te worden, evenals de klimaatregeling installatie (airco).
Voorschriften VGM
89
De bescherming t.g.v. het gebruik van de overdrukinstallatie is alleen voldoende indien: • De juiste filter is geïnstalleerd (afhankelijk van de soort verontreiniging). • Er genoeg overdruk wordt gecreëerd in de cabine. • De recirculatieklep is afgesloten. Om te zorgen dat tijdens transport van verontreinigde grond de chauffeur optimaal is beschermd, moet voordat het transport van verontreinigde grond plaatsvindt de volgende procedure worden doorlopen. 1] Installatie nieuwe filter • • • •
•
Voordat het transport plaatsvindt moeten nieuwe filters worden geïnstalleerd: - Een stoffilter. - Een actief koolfilter. Op de filter moet de datum van installatie worden genoteerd. In het logboek moeten de gegevens van de filter worden genoteerd. Het logboek moet altijd in het voertuig bewaard worden. Stoffilters bieden bescherming tegen stofdeeltjes, in de klassen P1, P2 en P3. Er bestaan 3 soorten stoffilters: P1, P2 en P3. Het P1 filter biedt minimale bescherming, terwijl het P3 filter zelfs tegen asbeststof beschermt. Actieve koolfilters bieden bescherming tegen gassen en dampen in de gevarenklassen T1, T2 en T3. De filters bestaan uit actief kool die de gassen en dampen absorberen. Het actief kool kan maar een beperkte hoeveelheid gassen en dampen absorberen, totdat het filter verzadigd is.
2] Keuring van de overdrukinstallatie De keuring van de overdrukinstallatie moet gebeuren in de garage van BUKO. De monteurs hebben hiervoor een speciale ‘overdrukmeter’ beschikbaar. Voor het keuren van de overdruk moeten de volgende stappen doorlopen worden: • De ventilator in de vrachtwagen moet aangezet worden. • De recirculatieklep moet gesloten worden, evenals de ramen en deuren van de auto. • De overdruk in de auto moet met de overdrukmeter gemeten worden.
90
3] Indien de overdruk groter is dan 100 Pa Noteer de gemeten overdruk in het logboek. 4] Indien de overdruk kleiner is dan 100 Pa Zorg dat de overdruk in de cabine groter dan 100 Pa wordt, bijvoorbeeld via het dichtplakken van luchtgaten in de deuren. Indien de overdruk na reparatie groter dan 100 Pa is, moet de gemeten overdruk in het logboek worden genoteerd. 5] Bij transport van verontreinigde grond • • • •
Schakel de overdrukinstallatie in terwijl de recirculatieklep en de ramen gesloten zijn. Schakel de klimaatregelinginstallatie in (airco) zodat de gemiddelde temperatuur in de cabine 22 graden Celsius is en blijft. Noteer per dag in het logboek: - De datum wanneer onder overdruk is gereden. - De soort verontreiniging (indien bekend). - De instantie waarvoor gereden werd (opdrachtgever of aannemer). - Een paraaf. Indien tijdens het transport in de cabine een geur van de verontreiniging wordt waargenomen, betekent dit dat de actief koolfilter is verzadigd. De volgende acties moeten dan worden genomen: - Het transport dient onmiddellijk gestaakt te worden. - De filters dienen te worden vervangen.
Wisselen van de filters uit de overdrukinstallatie De filters zijn niet onbeperkt houdbaar. Stoffilters raken op een gegeven moment vol met stof en laten daardoor geen lucht meer door. Dit wordt gemerkt doordat de overdruk in de cabine zakt. Met een vol filter wordt geen 100 Pa overdruk gehaald. Actief koolfilters raken verzadigd met gassen en dampen, en laten daarna de gassen en dampen door zonder ze af te vangen. Indien de chauffeur in de cabine een geur van de verontreiniging waarneemt, betekent dit dat de actief koolfilter is verzadigd.
Voorschriften VGM
91
Gebruikte filters kunnen een scala van gevaarlijke en giftige stoffen bevatten. Tijdens het verwisselen van filters kunnen deze stoffen vrijkomen. De chauffeurs mogen daarom nooit zelf de filters vervangen, dit moet altijd door een medewerker van de garage gebeuren. Tijdens het verwisselen van de filters gebruikt de garagemedewerker de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen: • Een saneringsoverall. • Chemicaliënbestendige handschoenen. • Ademhalingsbescherming. Verwijderde filters dienen behandeld te worden als chemisch afval.
2.41
LADING MET VERONTREINIGDE GROND
In verontreinigde grond kunnen zich gevaarlijke en voor de gezondheid schadelijke stoffen bevinden. De mogelijke gevaren van het werken met verontreinigde grond zijn: • Blootstelling aan stoffen die schadelijke effecten voor de gezondheid tot gevolg kunnen hebben. • Het ontstaan van brand of een (gaswolk)explosie, doordat in de grond vluchtige en/of brandgevaarlijke stoffen aanwezig zijn. De in de verontreinigde grond aanwezige stoffen kunnen hun schadelijke werking uitoefenen nadat zij op een of andere manier in het lichaam zijn opgenomen, terwijl een beperkt aantal stoffen juist werkzaam is op de plaats waar het lichaam ermee in aanraking komt. De mate van giftigheid van verschillende stoffen kan sterk verschillen. Opname door het lichaam kan plaatsvinden: • Via de ademhalingsorganen. • Via de huid. • Via de mond en het spijsverteringskanaal. De risico’s voor de veiligheid en gezondheid lopen per verontreiniging sterk uiteen. Enerzijds hangt dat samen met de toxische of explosiegevaarlijke eigenschappen, anderzijds met de gehalten, de duur van de blootstelling en de fysische eigenschappen van de betreffende stoffen. Deze eigenschappen bepalen samen het gevaar van de blootstelling en de kans dat er explosieve mengsels ontstaan.
92
Aangezien niet altijd bekend is hoe sterk en met welke verontreinigingen de grond verontreinigd is, dienen chauffeurs die verontreinigde grond vervoeren de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid in acht te nemen. Dit ter vermijding van gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van henzelf en/of anderen. Een belangrijke regel is dat de chauffeur in de verontreinigde zone (daar waar de bodem verontreinigd is) zijn auto niet mag verlaten. Speciale voorzieningen voor de vrachtwagen De cabines van het materieel op een verontreinigde locatie moeten tijdens de werkzaamheden binnen de verontreinigde zone of de schoonmaakzone stofdicht worden afgesloten en voorzien van: • Een goed werkende overdrukinstallatie met een adequaat type filter tegen de verontreinigde stoffen. • Een klimaatsbeheersingsinstallatie (airco). • Telecommunicatie apparatuur. • EHBO-middelen. Nadat de vrachtwagen geladen is met verontreinigde grond, dient deze lading te worden afgedekt met de hydraulische kleppen. Medische keuring De chauffeurs die verontreinigde grond vervoeren moeten een jaarlijkse ‘saneringskeuring’ ondergaan bij de Arbodienst (ook wel chemiekeuring genoemd). Tijdens deze keuring wordt beoordeeld of de gezondheidstoestand van de chauffeur het transport van verontreinigde grond toelaat. De keuring wordt geregistreerd in het veiligheidspaspoort. Schoonmaken van de laadbak Het schoonmaken van de laadbak dient in principe plaats te vinden voordat de locatie waar de verontreinigde grond gelost is verlaten wordt. Deze locaties hebben daarvoor meestal voorzieningen en medewerkers die deze schoonmaak verzorgen.
Voorschriften VGM
93
In de praktijk blijkt dat de schoonmaak regelmatig door de eigen chauffeurs dient te gebeuren. In dit geval mag de chauffeur dit alleen uitvoeren indien hij de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt: • Een goed sluitende overall met rits zonder zakken of openingen. De overall moet goed aansluiten over de werkschoenen of laarzen. Indien de overall is vervuild dient deze op de verontreinigde locatie achtergelaten te worden. • Bij schoonspoelen of nat schoonborstelen van de laadbak dient ten minste vloeistofdichte overkleding en een gelaatsscherm gedragen te worden. • Veiligheidslaarzen of –schoenen. • Werkhandschoenen met lange schacht van voldoende sterkte en ondoordringbaarheid voor aanwezige verontreinigingen. • Een halfgelaatsmasker met ABEK- en P3-filter. • Oog- of gezichtsbescherming indien contact mogelijk is met verontreinigd water. Deze persoonlijke beschermingsmiddelen moeten beschikbaar zijn op de loslocatie. Indien dit niet het geval is vraag deze PBM’s dan op bij je leidinggevende of bij de afdeling KAM.
2.42
WERKEN MET EEN BOVENLOOPKRAAN
Bovenloopkranen mogen uitsluitend worden gebruikt door personen van tenminste 18 jaar of ouder, die na een gedegen instructie (mede op basis van de gebruikershandleiding) met de bediening ervan vertrouwd zijn. Dit dient schriftelijk door de directie te worden bevestigd aan de betreffende medewerkers. Houd bij het gebruik van bovenloopkranen de volgende maatregelen in acht: • Controleer dagelijks de hijsgereedschappen. • Rijd alleen dan met een last in de kraan wanneer het kraanboek/de hijstabel dat toestaat. • Beperk de hijsbewegingen boven de omgeving tot een minimum. • Niet over personen hijsen. • Waarborg een goede communicatie tussen de bij het hijsen van een last betrokken personen. • Hijs niet aan emballagemateriaal zoals touw/binddraad (tenzij de fabrikant aangeeft dat dit verantwoord is). • Hijs klein materieel nooit in de stroppen maar in speciale hijscontainers. 94
2.43
WERKEN MET HOOGWERKERS
Om te kunnen werken op moeilijk bereikbare plaatsen kan een hoogwerker worden gebruikt. Een hoogwerker is een verplaatsbaar hefwerktuig, ingericht voor het heffen van personen en verrichten van werkzaamheden. Hoogwerkers mogen uitsluitend worden gebruikt door personen van tenminste 18 jaar of ouder, die na een gedegen instructie (mede op basis van de gebruikershandleiding) met de bediening ervan vertrouwd zijn. Dit dient aantoonbaar te zijn door middel van een geldig hoogwerkercertificaat of anders schriftelijk door de directie te zijn bevestigd aan de betreffende medewerker. Het heffen en verplaatsen moet met de nodige voorzichtigheid gebeuren. Het in- of uitstappen op hoogte is niet toegestaan. Met een hoogwerker mogen in de regel geen hijswerkzaamheden worden verricht. Slechts handgereedschappen en/of benodigde materialen mogen worden vervoerd. Deze mogen niet buiten de werkbak uitsteken. Bij kans op aanrijdingen moeten er afzettingen worden geplaatst, bijvoorbeeld met hekken of kegels. Zonodig moet het verkeer in overleg met de wegbeheerder worden omgeleid. Een hoogwerker is in de regel voorzien van een werkbak met 1,10 meter hoog leuningwerk. Dit voldoet aan de eisen die het Arbobesluit stelt om valgevaar vanaf een werkbordes te voorkomen, zonder gebruik te hoeven maken van een veiligheidsgordel. In de volgende situaties kan het noodzakelijk zijn om toch een harnasgordel te gebruiken: • Bij rijden met de werkbak op hoogte. • Bij hoogwerkertypes waarbij de werkbak als gevolg van zijn constructie tijdens de vlucht bloot staat aan hoge versnellingen en/of vertragingen. • Bij gebruik van zwaar gereedschap en/of ander fysiek belastende werkzaamheden waarbij het bovenlichaam zich buiten het leuningwerk kan bevinden. Dit dient per locatie door de verantwoordelijke uitvoerder te worden beoordeeld.
Voorschriften VGM
95
Controleer vóór gebruik van een hoogwerker de volgende aandachtspunten. 1. • • •
Ondergrond opstellocaties Ondergrond moet vlak en draagkrachtig zijn. Niet opstellen boven putten, leidingen of op geroerde grond. Stempels uitzetten volgens de gebruikershandleiding.
2. • • •
Rijden met werkbak op hoogte Alleen op een vlakke ondergrond rijden. Met beperkte rijsnelheid. Hoogte volgens gebruikershandleiding (hoe lager hoe veiliger).
3. Wind • Hoogwerker gebruiken t/m windsnelheid 12,5 m/s (krachtige wind, ± windkracht 6) (tenzij gebruikershandleiding anders zegt). 4. Communicatie/aanrijdgevaar • Voorkom aanrijdgevaar met andere mobiele machines (zoals hijskranen). • Zorg voor een sluitende communicatie. • Zet zonodig het werkgebied af met verkeersmiddelen. 5. Juist gebruik • Gebruik de hoogwerker niet als hijskraan. • Neem slechts handgereedschappen mee en materialen die niet te zwaar zijn en niet buiten de werkbak steken. 6. Bestuurder • De bestuurder dient een gedegen opleiding/instructie te hebben gevolgd voor het bedienen van de hoogwerker. • De bestuurder dient 18 jaar of ouder te zijn. • De bestuurder mag de hoogwerker slechts bedienen vanaf de daarvoor bestemde positie. 7. Valgevaar • Draag in de werkbak een gordel met korte lijn en lijnklem. • Ga niet op leuningen staan en stap niet uit de werkbak op hoogte.
96
2.44
SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN PETROCHEMIE
Iedereen die zich op een petrochemische locatie begeeft dient zich te houden aan de geldende veiligheids- en gedragsregels van de opdrachtgever ter plaatse. Deze regels worden aan eenieder verstrekt die het terrein voor de eerste maal betreedt met een tijdelijke of permanente toegangspas, ook getoond in een voorlichtingsfilm. Bezoekers krijgen bij binnenkomst een informatiefolder waarin de belangrijkste regels staan vermeld. Een samenvatting van enkele belangrijke zaken op petrochemische locaties zijn: • • • • • • • •
Het gebruik van open vuur door personen of bedrijven is verboden. Er mag alleen worden gerookt in speciaal daarvoor bestemde ruimtes. Het is verboden om alcohol of drugs te gebruiken of in het bezit te hebben, en/of onder invloed te verkeren van alcoholhoudende dranken en/of drugs. Eten en drinken mag alleen in de daarvoor bestemde (sociale) ruimte of kantine. Het is verboden om op geïsoleerde en ongeïsoleerde leidingen te lopen of te klimmen. Het is op het hele terrein verboden te fotograferen, te filmen of videoopnames te maken. Je dient op verzoek van beveiligingsmedewerkers een legitimatiebewijs te kunnen tonen. Op de petrochemische locaties zijn alle eisen en regels van de Wegen Verkeerswet (WVS) en het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) van toepassing en is men verplicht om deze regels op te volgen. Belangrijke zaken hieruit zijn: - De maximumsnelheid bedraagt 20 tot 30 km/uur voor zover geen verdergaande beperkingen zijn aangegeven. - Je dient je strikt te houden aan wegafzettingen en aan alarm- en stopsignalering. - Het voeren van verlichting is op de doorgaande terreinwegen van zonsondergang tot zonsopgang van toepassing voor alle voertuigen die deelnemen aan het verkeer. - Het volume van de autoradio moet zodanig afgesteld zijn, dat alarmsignalen hoorbaar zijn. - Reparaties aan privé-voertuigen op het terrein van de opdrachtgever zijn niet toegestaan, tenzij dit noodzakelijk is om in of op het privévoertuig het terrein te kunnen verlaten. - Bij het verlaten van een voertuig moet de motor altijd worden uitgeschakeld. Voorschriften VGM
97
- Tijdens het autorijden mag niet handsfree gebeld worden: handsfree bellen in een stilstaande wagen op een veilige locatie. - Parkeer nooit op, voor of nabij brandwaterhydranten, brandblussers, brandmelders, brandschermen, blusputten, nooddouches, inen uitgangen van fabrieken en tankparken, brandweergarages, gasalarmeringspalen en afsluitbomen die gebruikt worden voor het afzetten van wegen, geplaatste wegbebakening bij wegopbrekingen, vluchtwegen en veiligheidsmiddelen. Het dragen van deugdelijke, in de petrochemie verplicht gestelde, werkkleding en een standaardpakket persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) is verplicht in fabrieken, installaties, werkplaatsen, platwegen, leidingtrace’s, tankenparken, bulk laad- en losplaatsen, nieuwbouwlocaties en verder alle plaatsen waar dit aangegeven is.
•
Het standaardpakket PBM’s voor de petrochemie bestaat uit: Standaardpakket PBM’s petrochemie Overall of tweedelig werkpak, vervaardigd van niet-vlamonderhoudend en antistatisch materiaal Overjas met reflecterende strepen en/of regenkleding vervaardigd van nietvlamonderhoudend en antistatisch materiaal Veiligheidshelm Veiligheidsschoenen Veiligheidsbril waarmee de ogen volledig worden beschermd T-shirt of trui met lange mouwen
98
• •
Daarnaast gelden bij een aantal fabrieken specifieke eisen, zoals vluchtmaskers en gasdetectie. In de auto’s dienen ten minste de volgende zaken aanwezig zijn: Standaard aanwezig in de auto’s op petrochemische locaties Één veiligheidshesje, in vrachtwagens twee P2 poederblusser Voor alle mede passagiers dient een veiligheidsgordel aanwezig te zijn
•
•
• •
• •
Op de petrochemische locatie is met veiligheidszone-indeling aangegeven welke verboden en verplichtingen gelden en welke (extra) PBM’s verplicht zijn in de betreffende zone. Voor het verrichten van werkzaamheden in fabrieken en installaties is een werkvergunning vereist, die wordt verstrekt door een daartoe geautoriseerde medewerker. Zorg ervoor dat de werkplek in fabriek, installatie, werkplaats of kantoor, goed toegankelijk en opgeruimd is. Alleenwerken brengt soms onaanvaardbare risico’s met zich mee. Om deze risico’s te beheersen gelden de volgende regels: - Voer werkzaamheden waarbij acuut gevaar aanwezig is en waarbij een ongeval mogelijk niet onmiddellijk wordt gesignaleerd nooit alleen uit. - Zorg bij werkzaamheden met matig gevaar, waarbij je lange tijd niet gehoord of gezien wordt, voor adequate en passende communicatiemiddelen, zoals telefoon of portofoon. Gooi afval in de voor dit doel geplaatste afvalbakken of containers. Het afval dient op de ter plaatse aangegeven wijze gescheiden te worden. Stel je vóór aanvang van de werkzaamheden op de hoogte van: - De dichtstbijzijnde plaats waar medewerkers aanwezig zijn om een onveilige situatie of incident te melden of om advies te vragen. - De plaats van de dichtstbijzijnde telefoon, blusmiddelen, nooddouche en brandmelder. - De plaatsen van nooduitgangen en noodtrappen. - De windrichting van de dichtstbijzijnde veilige verzamelplaats.
Voorschriften VGM
99
Wat te doen bij het horen van een alarmsignaal in de petrochemie Hoe te handelen bij een alarmsignaal op petrochemische locaties Indien je in een kantoor bent: in het kantoor blijven, ramen en deuren sluiten en nadere instructies afwachten via de interne communicatie; Bij het verlaten van de werkplek moet open vuur worden gedoofd en elektrische of dieselgedreven apparatuur worden uitgeschakeld. Tijdens het verlaten van de werkplek andere medewerkers op het alarmnummer attenderen. De betreffende fabriek verlaten, dwars op de windrichting en verzamelen op een bij de fabriek aangegeven verzamelpunt en nadere instructies afwachten. Indien je in of op een voertuig rijdt: bij wegafzettingen met signaalpalen "Stoppen/ gasgevaar" direct langs de kant van de weg parkeren en de motor, verlichting en radio van het voertuig uitzetten; Indien het voertuig in het bedreigd gebied aanwezig is: direct het voertuig verlaten en dwars op de windrichting naar de dichtstbijzijnde verzamelplaats begeven.
•
•
100
Alle medewerkers, zowel eigen als van onderaannemers, die werkzaamheden gaan verrichten op een petrochemisch terrein dienen in het bezit te zijn van een geldig diploma Basisveiligheid VCA of VCA-VOL. Houd je aan de op het terrein geldende Life Saving Rules.
2.45
PLAATSEN UNITS IN DE PETROCHEMIE
Voor het plaatsen van units op petrochemische locaties gelden speciale voorschriften. Deze zijn uitgebreid beschreven in de werkinstructie “Plaatsen van units op petrochemische locaties”. Dit document is aanwezig bij de BUKO uitvoerder of op te vragen bij de afdeling KAM. Een aantal aandachtspunten: •
Voor het lossen van units dient gebruik te worden gemaakt van een goedgekeurde aluminium ladder. De ladder dient een brede uitloop te hebben met aan de onderzijde een steunbalk. De chauffeur dient ervoor te zorgen dat de ladder tegen wegglijden beschermd is. Boven windkracht 6 of meer mag de ladder niet gebruikt worden.
•
De chauffeur/monteur mag niet op de unit klimmen. Na het aanhaken van de hijskettingen haalt de chauffeur de ladder weg en hijst de unit van de vrachtwagen (afstandbediening). Daarbij dient de chauffeur voldoende afstand te houden van de te hijsen unit (minimaal 2 meter).
•
Indien er werkzaamheden moeten plaatsvinden op hoogte, dient gebruik te worden gemaakt van goedgekeurde harnasgordels. De units mogen niet via een ladder worden beklommen, maar via een vooraf opgestelde goedgekeurde vaste steiger. De harnasgordels dient bevestigd te worden aan twee speciaal daarvoor ontwikkelde palen in de hoekpunt van de unit. Aan elke paal dient een valbeveiliger te worden bevestigd die vervolgens elk aan de harnasgordel worden bevestigd.
Voorschriften VGM
101
2.46
WERKEN IN NABIJHEID VAN HOOGSPANNINGSMASTEN
In het dichtbevolkte Nederland zijn er veel bovengrondse lijnen, bijvoorbeeld van het elektriciteitsnet of van trein of tram. Aanraken van elektriciteitslijnen kan elektrocutie veroorzaken. Het te dicht naderen van een lijn kan leiden tot overslag door de lucht. Vandaar dat: • Arbeidsmiddelen zodanig moeten worden opgesteld dat er geen gevaar optreedt van elektrocutie. Machines waarvoor gevaar van omvallen bestaat (zoals hijskranen) moeten zodanig worden ingezet dat zij bij omvallen buiten de gevarenzone blijven. • Elektriciteitslijnen zoveel mogelijk buiten de bouwplaats moeten worden geleid of spanningsloos worden gemaakt. • Als dit niet mogelijk is moeten er hekken of waarschuwingsborden worden geplaatst. Het moet duidelijk zijn waar de gevarenzone zich bevindt. • Deze is zo’n 35 tot 78 meter breed, afhankelijk van het masttype, en wordt aangegeven door de lijnbeheerder.
102
Veilige afstand Specifieke afmetingen van de gevarenzone worden op verzoek door de lijnbeheerder van de energiemaatschappij verstrekt. De gevarenzone van een hoogspanningslijn wordt bepaald door: • De hoogte van de lijn boven maaiveld. • De horizontale afstand van de lijn tot de hartlijn van het leidingnet. • De positie van de lijn in maximaal uitgewaaide toestand; de vereiste vrije ruimte. Deze is afhankelijk van de spanning op de hoogspanningslijn en is als volgt: Vrije ruimte
50 kV
110 kV
150 kV
220 kV
380 kV
3 meter
4 meter
4,2 meter
5 meter
6 meter
Contact opnemen met de lijnbeheerder Op het eerste gezicht lijken alle luchtnetten vrij goed op elkaar. Op uiterlijke kenmerken van de leiding kan echter het spanningsniveau niet zomaar worden vastgesteld. Het is dus noodzakelijk om bij werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten vooraf contact op te nemen met de lijnbeheerder. Indien er een vooropname wordt uitgevoerd neemt de BUKO hoofduitvoerder hierover contact op met de opdrachtgever. Indien er geen vooropname heeft plaatsgevonden; neem dan eerst contact op met de BUKO projectleider zodat die e.e.a. kan navragen bij de opdrachtgever vóór aanvang van het werk. Werken binnen de gevarenzone Als het noodzakelijk is om binnen de gevarenzone te werken mag dat alleen onder toezicht van de werkverantwoordelijke van het energiebedrijf. Deze werkverantwoordelijke stelt de veiligheidsmaatregelen vast en controleert de daadwerkelijke uitvoering ervan. Mogelijke maatregelen die door het energiebedrijf worden vastgesteld: • Spanningloos maken van de lijnen (geheel of gedeeltelijk). • Hoogtebeperkingen stellen aan materieel, zodat de veilige maximum hoogte niet wordt overschreden. • Schriklatten of –balken aanbrengen aan beide zijden van de te passeren leidingen. • Aarden van machines tegen opbouw van inductiespanningen. • De giekbewegingen van de machine mechanisch laten begrenzen. Voorschriften VGM
103
2.47
WERKEN MET LASERAPPARATUUR
Laserapparatuur wordt met regelmaat gebruikt op onze bouwlocaties voor maatvoering. Er zijn verschillende soorten lasers die risico’s met zich mee kunnen brengen voor het verbranden van de huid en de ogen. Ogen zijn zeer kwetsbaar voor laserlicht Het meest kwetsbare orgaan voor laserlicht is het oog. Bescherming tegen laserstralen is vergelijkbaar met UV-bescherming. Afhankelijk van de kracht van de laser kan alle energie die in een laserbundel aanwezig is op een zeer klein oppervlak op het netvlies terecht komen. Deze “puntbron” kan schade aan het netvlies veroorzaken. Dit is afhankelijk van de duur van de blootstelling en van de golflengte van het licht. Laserbril Een laserbril biedt bescherming tegen blootstelling aan laserlicht. Voor laserbrillen gelden specifieke normen. Deze moeten voldoen aan de NEN-EN 207 norm. Indien je een laserbril gebruikt, controleer dan altijd vooraf of deze aan de NEN-EN 207 norm voldoet, dit moet vermeld zijn op de bril. Raadpleeg bij vragen of twijfel altijd direct je leidinggevende. Aandachtspunten voor veilig gebruik van laserapparatuur • • • •
•
•
104
Lees vóór gebruik de bijgeleverde instructies van de fabrikant en volg deze op. Kijk nooit direct in een laserbundel. Voorkom opstelling op ooghoogte en houdt rekening met de omgeving. Gebruik geen waterpas of andere optische versterkers op dezelfde hoogte als de laserapparatuur, want de lens hiervan kan de laserbundel zodanig focussen dat er een groot vermogen ontstaat met gevaar voor blijvende oogschade. Voorkom overbodige spiegelende oppervlakken. Plaats geen glimmende voorwerpen of gereedschap in de laserbundel en voorkom weerkaatsing van de laserbundel op horloges en sieraden. Werk zoveel mogelijk in helder omgevingslicht: de pupil is dan kleiner en minder kwetsbaar.
Meestal klasse 1 of 2 lasers Op grond van maximaal toelaatbare lichtniveaus zijn lasers wat betreft hun stralingsgevaar ingedeeld in risicoklassen. Per klasse worden eisen gesteld aan het apparaat en aan de wijze van gebruik. De lasers die wij in gebruik hebben zijn meestal apparaten van klasse 1 of 2. Controleer vóór gebruik altijd de klasse van de laser! Deze staat vermeld op het apparaat. Klasse
Omschrijving
Maatregelen
1 Veilig
Zeer laag vermogen lasers of ingekaste lasers. Lasers in het zichtbare en nietzichtbare spectrum die onder normale gebruiksomstandigheden veilig voor de ogen en de huid zijn. Ook wanneer optische instrumenten worden gebruikt.
Geen bijzonderheden.
1M Opletten
Bij normaal gebruik veilig in het golflengtegebied van 302,5 tot 4000nm. Gevaarlijk bij het gebruik van optische instrumenten, zoals divergerende lenzen binnen 10cm van de laser opening.
Voorkom dat met optische instrumenten in de laserbundel wordt gekeken.
2 Veilig
Laag vermogen zichtbare lasers, die veilig zijn zolang er korter dan 0,25 seconde (knipper reflex) in de bundel wordt gekeken. De bundel van deze lasers valt in het golflengtegebied van 400 tot 700nm. Veilig omdat men tijdens normaal gebruik tijdig het hoofd weg draait van de bron en er direct een oogreflex optreedt (binnen 0,25 sec.).
Zorg dat de laserbundel boven of beneden ooghoogte is ingesteld.
2M Opletten
Als bij klasse 2: de bundel van deze laser valt in het golflengtegebied van 400 tot 700nm. Deze lasers zijn echter gevaarlijk bij het gebruik van optische instrumenten.
Zorg dat de laserbundel boven of beneden ooghoogte is ingesteld. Voorkom dat met optische instrumenten in de laserbundel wordt gekeken.
Voorschriften VGM
105
Klasse
3R Potentieel gevaar
3B Direct gevaar
4 Zeer gevaarlijk
106
Omschrijving
Maatregelen
Leveren gevaar op in het golflengtegebeid tussen 302,5 en 10nm wanneer er direct in de laserbundel wordt gekeken. De maximale emissie (AEL = Accessible Emission Limit) is in het zichtbare golflengtegebied vijf maal hoger dan voor klasse-2-lasers en in de andere golflengtegebieden vijf maal hoger dan voor klasse-1-lasers.
Scherm de bundel af, voorkom dat deze zichtbaar is. Draag een laserbril. Leg een logboek aan met registratie van de laser, gebruiker en gebruik. Zorg voor voldoende opleiding van de gebruiker. Zorg voor een medisch dossier (PAGO, na ongeval). Gevaarsignalering op de toegangsdeur.
De bundel van lasers uit deze klasse levert in zowel het zichtbare als in het niet-zichtbare gebied een direct gevaar op wanneer in de bundel wordt gekeken. Verstrooide teruggekaatste bundel zijn normaal gesproken veilig op 13 cm afstand van het ‘spiegelende’ oppervlak als de blootstellingtijd korter is dan 10 sec.
Deze lasers leveren onder alle omstandigheden direct gevaar op, ook de verstrooide teruggekaatste bundels. Ze kunnen letsel veroorzaken aan ogen en huid, maar er kan ook brand ontstaan.
Scherm de bundel af, voorkom dat deze zichtbaar is. Draag een laserbril. Leg een logboek aan met registratie van de laser, gebruiker en gebruik. Zorg voor voldoende opleiding van de gebruiker. Zorg voor een medisch dossier (PAGO, na ongeval). Zorg voor gevaarsignalering op de toegangsdeur. Regel sleutelgebruik voor de laser en/of voor de ruimte. Zorg voor een zichtbare emissie indicator op de laseroutput. Scherm de bundel af, voorkom dat deze zichtbaar is. Draag een laserbril. Leg een logboek aan met registratie van de laser, gebruiker en gebruik. Zorg voor voldoende opleiding van de gebruiker. Zorg voor een medisch dossier (PAGO, na ongeval). Zorg voor gevaarsignalering op de toegangsdeur. Regel sleutelgebruik voor de laser en/of voor de ruimte. Zorg voor een zichtbare emissie indicator op de laseroutput.
2.48
LAATSTE MINUUT RISICO ANALYSE (LMRA)
Een LMRA (Laatste Minuut Risico Analyse) wordt ook wel een stopmoment of start-werk-analyse genoemd. Dit is een laatste check die we uitvoeren vóór we aan het werk gaan. Een korte risicoanalyse, net voor de start van de werkzaamheden. Een LMRA is een korte risicobeoordeling die je zelf uitvoert voordat je je werkzaamheden daadwerkelijk gaat verrichten. Op het laatste moment dus. Voor het uitvoeren van een LMRA hoeft geen formulier te worden ingevuld. Het uitvoeren van een Laatste Minuut Risico Analyse hoeft niet langer dan een minuut te duren. Het gaat erom dat je vlak voordat je met het uitvoeren van de taak begint, nadenkt over de risico’s, deze wegneemt of aanvaardbaar maakt. Een LMRA kan op ieder moment van elke dag, op de werkplek en direct voor aanvang van de werkzaamheden worden uitgevoerd. Dus niet alleen nadat de standaard voorzorgsmaatregelen zijn genomen, maar ook bij verandering van de werkzaamheden, weersomstandigheden, na een voorval op het werk of na een korte werkonderbreking. Het doel van een LMRA is het identificeren van de gevaren op de eigen werkplek en het terugdringen van risico’s en gevaarlijke omstandigheden die tot een incident kunnen leiden. Zodat ongevallen voorkomen worden. Door oplettend te zijn en goed te reageren op veranderingen op de eigen werkplek die je veiligheid negatief beïnvloeden. De LMRA vervangt niet de klassieke risicoanalyse. Het dient enkel als een extra beveiliging die wordt ingebouwd bovenop de reeds bestaande preventiemaatregelen. Het is beter vooraf nog eens goed na te denken over eventuele gevaren, in plaats van de gevolgen van deze gevaren te ervaren
Voorschriften VGM
107
Doorloop tijdens een LMRA steeds de volgende 3 stappen vóórdat je aan je taak begint:
Werkcheck
Stap 1: Beoordeel het risico. Wat ga ik doen? Waar en wanneer? Wat kan er fout gaan? Wat kan mij overkomen?
• Werkplek veilig? • Werkmethode goed? • Gereedschap OK? • Valbeveiliging OK? • Overige PBM’s OK? • Opstelling kraan OK? • Omgevingsrisico’s? • Vluchtweg vrij? • EHBO middelen? • Blusmiddelen? • ...
Stap 2: Denk hierover na. Wat is de oorzaak van het risico? Hoe kan ik dat voorkomen? Welke middelen heb ik daarvoor?
Stap 3: Onderneem actie. Wat ga ik doen om het gevaar te voorkomen? Heb ik hulp nodig van mijn collega’s of leidinggevende? Voer de maatregelen uit! Neem leerzame lessen mee naar de volgende toolboxmeeting.
Bij twijfel: niet starten met werken, overleg met je leidinggevende! 108
2.49 VGM-GEDRAGSOBSERVATIES Ter voorkoming van ongevallen worden allerlei maatregelen getroffen, zoals het toepassen van beveiligingen, het aanbrengen van veiligheidssignalering en het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen. Deze voorzorgsmaatregelen zijn noodzakelijk, maar blijken in de dagelijkse praktijk lang niet altijd het beoogde effect op te leveren. Om onze medewerkers nog bewuster te maken van de gevaren die de werkzaamheden met zich mee brengen en welke positieve rol zij daarin zelf nog meer kunnen vervullen door hun houding en gedrag, wordt er gewerkt met een observatieprogramma voor het verbeteren van VGM-bewustzijn en gedrag. Met behulp van een observatieprogramma voor operationele medewerkers en leidinggevenden worden diverse elementen bekeken die aan het VGM-gedrag ten grondslag liggen. Onze vier BUKO principes vormen daarin de rode draad:
Medewerkers die VGM-gedragsobservaties uitvoeren worden daarover vooraf geïnformeerd en geïnstrueerd door de afdelingsmanager. De medewerker die een observatie heeft uitgevoerd spreekt de collega aan op zijn/haar gedrag, maar vraagt daarbij ook waarom hij/zij dit zo doet en bespreekt maatregelen ter voorkoming van ongewenst gedrag in de toekomst. Deze gesprekken worden op een positieve manier uitgevoerd, en niet op een autoritaire of negatieve manier. Zodat voorkomen wordt dat er een negatieve manier van aanspreken bijblijft in plaats van de boodschap het voortaan anders te doen. Het uiteindelijke doel van deze gedragsobservaties is het (verder) voorkomen van ongevallen en letsels.
Voorschriften VGM
109
3. GEZONDHEID 3.1
WERKTIJDEN, RIJ- EN RUSTTIJDEN .
Je wordt geacht op de hoogte te zijn van de werktijden en de wettelijk voorgeschreven rij- en rusttijden. Bij twijfel, informeer bij je leidinggevende.
3.2
ZIEK- EN HERSTELDMELDINGEN, ZIEKTEVERZUIM
Ziek- en herstelmeldingen dienen te geschieden volgens de werkinstructie Ziek- en herstelmelding. Een kopie van deze instructie is op te vragen bij de afdeling HRM. Bij ziek- en herstelmeldingen wordt de Arbodienst geïnformeerd. Het is mogelijk dat de Arbodienst je tijdens de ziekte thuis een bezoek brengt of je een uitnodiging stuurt voor een bezoek aan de bedrijfsarts. Je verblijfadres tijdens je ziekteverzuim dient daarom bekend te zijn bij de administratie. Indien dit afwijkend is van je woonadres, geef dit dan door bij de ziekmelding.
3.3 ARBODIENST Werkgevers zijn wettelijk verplicht om de benodigde deskundigheid op Arbo gebied in huis te hebben of te halen. Het gaat dan om: bedrijfsartsen, verpleegkundigen, arbeidshygiënisten, ergonomen, enz. Verplichte taken waarvoor elke werkgever een gecertificeerde Arbodienst moet inschakelen. Een Arbodienst is een onafhankelijke instantie die onze organisatie adviseert en ondersteunt bij de zorg voor veiligheid, gezondheid en welzijn van onze medewerkers. Met name bij het uitvoeren van risico inventarisaties en –evaluaties, medische keuringen en ziekteverzuimbegeleiding speelt de Arbodienst een belangrijke rol. De BUKO bedrijven zijn aangesloten bij meerdere Arbodiensten. Je leidinggevende of de afdeling HRM kan je informeren over de Arbodienst die voor jou van toepassing is.
110
3.4
BEDRIJFSARTS, SPREEKUUR
Elke medewerker van BUKO kan de bedrijfsarts raadplegen. Voor meer informatie kun je terecht bij je leidinggevende.
3.5
PREVENTIEF MEDISCH ONDERZOEK (PMO)
Een PMO is een Preventief Medisch Onderzoek (vroeger ook wel PAGO genoemd; Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek). Met behulp van een vragenlijst, die de medewerker vooraf ontvangt van de Arbodienst, wordt de gezondheidstoestand van de medewerker onderzocht door een verpleegkundige en door de bedrijfsarts van de Arbodienst. Elke medewerker van BUKO ontvangt minimaal 1 x per 5 jaar een schriftelijke uitnodiging van de Arbodienst voor deelname aan de PMO. Dit vrijwillig onderzoek is gericht op de aard van de werkzaamheden die de werknemer uitvoert. De zwaarte van het onderzoek is dus afhankelijk van de risico’s van de functie. De uitslag van het PMO wordt door de Arbodienst opgestuurd naar het huisadres van de medewerker. De werkgever krijgt geen uitslag van het PMO. Het is aan de medewerker of hij BUKO van het resultaat van het onderzoek op de hoogte wil stellen. BUKO kan de werknemer dus nooit verplichten de uitslag van een PMO door te geven. De uitslag is medisch geheim. Wel kan de Arbodienst, als de directie van BUKO dat wenst, een “Bedrijfsrapport” samenstellen met de algemene bevindingen uit de PMO’s. De gegevens in dit rapport worden te allen tijde anoniem in kaart gebracht. Een “Bedrijfsrapport” bevat een algemene samenvatting van de belangrijkste conclusies die uit de PMO’s van de afgelopen 2 jaar naar voren zijn gekomen.
Voorschriften VGM
111
3.6 ROOKBELEID
Meeroken is schadelijk voor de gezondheid. Op 1 januari 2004 is het recht op een rookvrije werkplek in werking getreden. Werkgevers zijn verplicht om ervoor te zorgen dat werknemers kunnen werken zonder hinder of overlast te ondervinden van tabaksrook. Het recht op een rookvrije werkplek beperkt zich niet tot werkkamers maar omvat alle ruimten waar werknemers kunnen komen zoals trappen, hallen, gangen, toiletten, vergaderruimten, kantines en dergelijke. Ook bedrijfswagens zijn werkplekken en moeten rookvrij zijn. Het recht op een rookvrije werkplek is niet hetzelfde als een algeheel rookverbod. Een werkgever kan namelijk voor rokers een speciale afgesloten rookruimte maken mits deze geen overlast veroorzaakt naar omliggende ruimten. Het maken van een speciale rookruimte is echter niet verplicht. Er kan voor gekozen worden een bedrijf geheel rookvrij te maken. Werkgevers die tekort schieten kunnen een boete krijgen van € 300 voor de eerste overtreding tot € 2.400 bij herhaling. Algeheel rookverbod Bij BUKO is ervoor gekozen een algeheel rookverbod in te stellen voor: • • • •
Het gehele kantoor (dus inclusief kantine, hallen, gangen, toiletten, vergaderruimten, enz..). Alle werkplaatsen / hallen. Alle bedrijfsvoertuigen. Alle (project)locaties (binnen of buiten) die zijn gemarkeerd met een rookverbod bord.
Het rookbeleid is van toepassing op alle medewerkers maar ook op alle bezoekers, klanten, leveranciers e.d. die zich op onze bedrijfslocatie bevinden. Roken is alleen toegestaan buiten in de open lucht, in een gebied waar géén rookverbod van toepassing is, in de daarvoor aangewezen rookruimte op het terrein en alleen tijdens de geldende pauze- en rusttijden.
112
Stoppen met roken Dat roken slecht is voor de gezondheid is niet nieuw. Naast het gegeven dat rokers een grotere kans hebben om ziek te worden, is ook de conditie minder, moet men vaker hoesten en is men vaker verkouden. Tips en suggesties om te stoppen met roken Probeer de momenten en situaties waarin je gewend was een sigaret te roken te vermijden. Ga bijvoorbeeld na het eten direct van tafel. Probeer net na het stoppen je veel te begeven in rookvrije ruimtes en probeer rokerige ruimtes tijdelijk te vermijden. Probeer na het stoppen meer te gaan sporten, dit om het gevoel van "gezond bezig zijn" te versterken. Drink veel water en fruitsappen en probeer cafeïne te vermijden, dus geen cola en geen koffie. Poets na het eten gelijk je tanden in plaats van een sigaret op te steken wat je eerder gewend was. Als je stopt, zorg dan dat je hele omgeving op de hoogte is, zodat je ook een sociale druk hebt.
Voorschriften VGM
113
3.7
MELDPUNT PESTERIJEN EN INTIMIDATIE
Intimidatie, agressie, geweld of discriminatie op het werk leidt tot spanningen en een slechte werksfeer. Dit kan zo erg worden dat werknemers niet meer goed functioneren, zich ziek melden of zelfs ontslag nemen.
Bij BUKO wordt intimidatie, agressie, geweld of discriminatie niet geaccepteerd! Indien hier toch sprake van is wordt de dader op zijn gedrag aangesproken en gaat het sanctiereglement van kracht (waarschuwing, schorsing of in ernstige situaties ontslag op staande voet). Vertrouwenspersoon Er is per BUKO vestiging een vertrouwenspersoon aangesteld waar BUKO medewerkers melding kunnen maken van intimidatie, agressie, geweld of discriminatie. Neem hierover contact op met de HRM contactpersoon van je vestiging. Deze vertrouwenspersoon: • Is het eerste aanspreekpunt van werknemers die te maken hebben met ongewenst gedrag. • Begeleidt en ondersteunt deze werknemers. • Kan werknemers doorverwijzen naar andere instanties. • Kan een bemiddelaar inschakelen. • Kan leidinggevenden en managers adviseren over het voorkomen van ongewenst gedrag. • Kan voor werknemers een officiële klacht indienen bij de Inspectie SZW. Indien je te maken hebt met ongewenst gedrag, neem dan direct contact op met je vertrouwenspersoon en/of met de afdeling HRM.
114
3.8 DEFIBRILLATOR
Op elke bedrijfslocatie van BUKO is een AED (Automatische Externe Defibrillator) aanwezig. Een defibrillator is een apparaat waarmee we door het toedienen van een elektrische schok het hart van een bewusteloze patiënt zonder ademhaling soms weer op gang kunnen helpen. De defibrillator kan levensreddend zijn. Indien binnen 6 minuten een omstander een eerste stroomstoot toedient, voordat de ambulance arriveert, stijgt de overlevingskans tot 70%. De AED is een type defibrillator dat speciaal is ontwikkeld voor gebruik door bedrijven, sportcentra, winkelcentra en andere publieke locaties. Ook particulieren kunnen een AED aanschaffen. De AED is volledig geautomatiseerd en geeft in duidelijk Nederlands gesproken instructies aan wat je moet doen.
Iedereen mag en kan een AED gebruiken om een medemens met hartstilstand te helpen. De AED analyseert zelf de hartslag en adviseert een schok toe te dienen wanneer daadwerkelijk sprake is van een hartstilstand. Alleen dan wordt de schokknop geactiveerd. Fouten en misbruik zijn uitgesloten.
Voorschriften VGM
115
3.9
BIOLOGISCHE AGENTIA
Biologische agentia is een verzamelnaam van micro-organismen zoals schimmels, bacteriën, parasieten en virussen. Deze kunnen schadelijk zijn voor de mens, vooral waar gewerkt wordt met dierlijke producten, in de schoonmaak en in de afvalverwerkende industrie. Bij het schoonmaken van ECO toiletten is er sprake van een verhoogd risico om in aanraking te komen met biologische agentia. Er zijn op basis van Europese richtlijnen 4 categorieën: Groep
Gezondheidsrisico
1
Een agens waarvan het onwaarschijnlijk is dat het bij de mens een ziekte kan veroorzaken.
2
Een agens dat bij de mens een ziekte kan veroorzaken en een gevaar voor de werknemer kan opleveren. Er bestaat gewoonlijk een effectieve behandeling.
3
Een agens dat bij de mens een ernstige ziekte kan veroorzaken en een groot gevaar voor de werknemers kan opleveren. Er is een kans dat het zich onder de bevolking verspreidt, doch gewoonlijk bestaat er een effectieve behandeling.
4
Een agens dat bij de mens een ernstige ziekte veroorzaakt en een groot gevaar voor de werknemers oplevert. Er is een grote kans dat het zich onder de bevolking verspreidt.
Neem bij het schoonmaken van de ECO toiletten de volgende maatregelen om blootstelling te voorkomen: • •
• •
116
Draag de ter beschikking gestelde werkkleding. Gebruik de juiste ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s), doe dit op de werkwijze zoals is uitgelegd door de leidinggevende en is omschreven in het ECO Toilet chauffeurshandboek. Zorg voor de correcte controle van ontsmetting, reiniging, opslag en vernietiging van PBM’s. Werk schoon en netjes, dan voorkom je al een heleboel!
3.10
BEELDSCHERM WERKPLEKKEN
Voor een goede werkhouding bij beeldscherm werkplekken zijn de onderstaande punten van belang: • •
•
• •
•
Werk met een rechte rug, goed gebruikmakend van instelbare rugleuning; de onderrug moet optimale steun hebben. Voorkom spiegeling in het scherm door lichte voorwerpen in kantoor (bijvoorbeeld verlichting). Plaats het scherm zodanig dat het dag- of zonlicht niet op het beeldscherm valt. Plaatst het scherm niet in de richting van het raam. Zorg dat de onderarm minstens haaks staat op de bovenarm; desnoods iets naar beneden gericht. Stel de instelbare armsteunen zo in dat bij hangende bovenarmen de ellebogen erop steunen. Stel de werktafel op dezelfde hoogte in als de armleuningen van de stoel. Werk met de bovenbenen horizontaal: onderbeen minstens haaks op het bovenbeen, de voeten rustend op de vloer of op een voetensteun dat op de juiste hoogte is ingesteld. Ga recht voor het toetsenbord en beeldscherm zitten, met een oogafstand van 50 tot 70 cm. De kijkhoek moet zo zijn dat het midden van het scherm ongeveer 10 cm onder ooghoogte valt.
Onderstaande tekening geeft aan wat onder een goede werkhouding wordt verstaan:
Voorschriften VGM
117
4. MILIEU 4.1 AFVALSCHEIDING BUKO hecht veel waarde aan het milieu. Ook dit behoort tot onze gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ons streven is dan ook het milieu zo min mogelijk te belasten. Van onze medewerkers verwachten wij dat zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met het milieu. Dit houdt onder meer in dat een ieder actief is in het opruimen van rommel, schoonhouden van materieel, goed omgaat met milieu belastende stoffen en onderdelen. Deze milieu belastende stoffen dienen gedeponeerd te worden in de daarvoor bestemde afvalbakken/containers, die door erkende milieu-zorgbedrijven worden afgevoerd. Hieronder staat een overzicht van de milieubelastende stoffen en overig afval binnen onze organisatie. Bij voorkeur gebruiken wij milieuvriendelijke stoffen. Afvalscheiding Hout Metaal, aluminium, koper Glas Gevaarlijk afval (TL-balken, verfresten, accu’s, toners, batterijen) Bouw- en sloopafval Huishoudelijk afval Papier en karton Oliehoudend afval (poetsdoeken, oliefilters)
De afvalscheidingregels kunnen verschillen per BUKO vestiging. Stel je op de hoogte van de scheidingsregels die gelden op de vestiging. Deze scheidingsregels hangen op een zichtbare locatie bij de afvalbakken/containers of zijn op te vragen bij de leidinggevende of de afdeling KAM.
118
4.2
GELUID, LUCHT, WATER
Op al onze locaties hebben we te maken met milieuvergunningen. In deze milieuvergunningen zijn voorschriften opgenomen ten aanzien van geluidbelasting, en lucht-, water- en bodemverontreining. Op naleving van de voorschriften in deze vergunningen wordt streng gecontroleerd door het bevoegd gezag (bijvoorbeeld de provincie, de gemeente of door Rijkswaterstaat).
4.3
OPSLAG GEVAARLIJKE STOFFEN
Corrosieve stoffen
Giftige stoffen
Ontvlambare vaste stoffen
Ontvlambare vloeistoffen
Oxiderende stoffen
Niet alle producten kunnen bij elkaar staan, omdat sommige combinaties tot gevaarlijke situaties kunnen leiden (zoals explosie of brand). In het volgende overzicht is met een rode markering aangegeven welke stoffen NIET bij elkaar mogen worden opgeslagen.
Oxiderende stoffen Ontvlambare vloeistoffen Ontvlambare vaste stoffen Giftige stoffen Corrosieve stoffen Een aantal aandachtspunten bij de opslag van gevaarlijke stoffen: • • •
Vloeistofverpakkingen moeten in een lekbak worden geplaatst. Gasflessen moeten buiten worden bewaard in een goed geventileerde ruimte. Gebruikte filters van overdrukinstallaties dienen behandelt te worden als chemisch afval, en dienen afzonderlijk te worden opgeslagen en afgevoerd. Voor de opslag van verfstoffen: zie ook 2.19 Werken met gevaarlijke stoffen. Voorschriften VGM
119
4.4
VERANTWOORD BOSBEHEER: FSC EN PEFC
Steeds meer van onze opdrachtgevers stellen bij de inkoop van houtproducten de eis dat deze aantoonbaar uit duurzaam beheerde bossen afkomstig moet zijn. Aantoonbaar duurzaam hout Herbruikbaarheid, levensduur en de fysieke aspecten tijdens de montage en demontage zijn sinds het ontstaan van de bouwkeet belangrijke factoren die een grote rol hebben gespeeld in de ontwikkeling hiervan. De in het verleden geïnvesteerde huisvesting bij BUKO bevatten reeds deze duurzaamheidsaspecten. De volgende stap die BUKO gezet heeft in de ontwikkeling van duurzame huisvesting is om gebruik van duurzaam hout aantoonbaar te maken in een FSC- en PEFC-traject. BUKO is FSC- en PEFC-gecertificeerd, in nauwe samenwerking met onze toeleveranciers van houtproducten. In dit Chain of Custody (CoC) certificaat staat het beheersen van de gehele keten die het hout aflegt centraal, dus vanaf het bos tot aan de eindgebruiker. Zowel FSC- als PEFC-certificaat i.v.m. onze kwaliteitseisen We hebben beide certificaten [zowel FSC als PEFC] omdat niet al onze houtproducten onder één van beide keurmerken leverbaar zijn. Dit heeft te maken met de kwaliteitseisen die BUKO stelt aan de houtproducten en de mate waarin deze leverbaar zijn. Aan elk onderdeel van onze producten stellen wij hoge eisen aan duurzaamheid (herbruikbaarheid), veiligheid (constructieve onderdelen), fysieke belasting van onze medewerkers (gewicht van de onderdelen) en visuele aspecten. Een goede kwaliteit van onze producten die in juiste verhouding staan tot prijs en toepassing ervan, is voor ons bepalend voor de keuze van onze houtmaterialen. Van boom tot verwerking; verantwoord inkopen Bij alle houtproducten die wij inkopen staat op onze inkooporder vermeld of het om een FSC- of een PEFC-keurmerk gaat. Voordat wij de bestellingen in ontvangst nemen, wordt aan de hand van de pakbon van de leverancier gecontroleerd of daadwerkelijk FSC- of PEFC-hout wordt geleverd. Vervolgens controleren wij of ook op de factuur van de 120
leverancier de juiste FSC- of PEFC-claims zijn vermeld. De door ons in ontvangst genomen FSC- en PEFC-producten moeten apart worden opgeslagen en geregi streerd. De hele keten “vanaf boom tot verwerking” moet aantoonbaar zijn. Alle medewerkers van BUKO die op de een of andere manier met FSC en PEFC te maken hebben, zijn daarover geïnformeerd in een training Verschillende categorieën FSC Hieronder een overzicht van de verschillende categorieën die FSC toepast. FSC Categorie
Omschrijving
FSC 100%
Al het hout dat in het product is verwerkt (100%) is aantoonbaar afkomstig uit FSC-gecertificeerd bos. Dit kan alleen worden geclaimd als het wordt verhandeld en/of verwerkt door een bedrijf met een FSC Chain of Custody certificaat dat is benoemd als ‘FSC 100%’.
FSC Mix ..% (min. 70%)
Minimaal 70% van het hout dat in het product is verwerkt, is aantoonbaar afkomstig uit FSC-gecertificeerd bos (voor papier en andere vezelproducten zoals MDF geldt de eis van 50%). Het FSChout is dan voor maximaal 30% (bij papier en andere vezelproducten maximaal 50%) aangevuld met non-FSC-hout dat in elk geval ‘Controlled Wood’ moet zijn.
FSC Recycled 100%
FSC Recycled 100% geeft aan dat ons product uit 100% postconsumptie gerecycleerd materiaal bestaat, met artikelkenmerk FSC.
FSC Mix Credit
Dit hout is afkomstig uit het zogenaamde kredietsysteem: input = output. De input aan FSC wordt dan ook als output zo geclaimd, waarbij de overige vezels die in het product zijn verwerkt moeten voldoen aan FSC gecontroleerde bronnen en/of hergebruikt (gerecycled) materiaal.
FSC Recycled Credit
Dit gerecycled houtproduct is afkomstig uit het zogenaamde kredietsysteem: input = output. De input aan FSC wordt dan ook als output zo geclaimd, waarbij de overige vezels die in het product zijn verwerkt moeten voldoen aan FSC gecontroleerde bronnen en/of hergebruikt (gerecycled) materiaal.
Voorschriften VGM
121
FSC Categorie
Omschrijving Onder speciale voorwaarden mag in een FSC-Mixed product naast FSC-gecertificeerd materiaal, voor een deel hout of houtvezel worden verwerkt dat niet afkomstig is uit FSC-gecertificeerd bos. Dit hout moet dan wel uit een gecontroleerde bron’ komen. Dit wordt FSC Controlled Wood genoemd.
FSC Controlled Wood [bij BUKO niet van toepassing]
Dit hout is dan in ieder geval: - Niet illegaal. - Niet afkomstig uit ‘oerbos’. - Niet afkomstig uit gebieden met sociale conflicten. - Niet genetisch gemodificeerd. - Niet afkomstig uit conversie (uit kaalkap waar geen natuurlijk bos meer terugkomt). Door de toepassing van FSC Controlled Wood wordt voorkomen dat in een FSC Mixed product hout uit controversiële bronnen is verwerkt. FSC Controlled Wood mag niet verkocht worden aan een eindgebruiker maar alleen aan FSC-gecertificeerde bedrijven. FSC Controlled Wood is alleen bedoeld voor toepassing in een FSCgecertificeerd product (dus in combinatie met FSC-gecertificeerd materiaal).
Database FSC-gecertificeerde bedrijven Op de volgende website is de database beschikbaar van FSC-gecertificeerde bedrijven: info.fsc.org
122
Verschillende categorieën PEFC PEFC maakt bij houtproducten geen onderscheid in categorieën. Er geldt maar één formele claim: x% PEFC-gecertificeerd. Het percentage dat op een afleverdocumt van onze leveranciers staat geeft aan hoeveel procent van het hout uit een duurzaam gecertificeerd bos afkomstig is. PEFC Categorie
Omschrijving
70% PEFCgecertificeerd
Het vermelde percentage van het hout dat in het product is verwerkt, is aantoonbaar afkomstig uit PEFC-gecertificeerd bos. Om producten met een PEFC-logo te mogen labellen geldt als eis dat het hout uit ten minste 70% PEFC-gecertificeerd materiaal moet bestaan.
100% PEFCgecertificeerd
Voor onze gerecycleerde materialen geldt dat deze 100% afkomstig zijn uit postconsumptie gerecycled materiaal, met artikelkenmerk PEFC.
Database PEFC-gecertificeerde bedrijven Op de volgende website is de database beschikbaar van PEFC-gecertificeerde bedrijven: www.pefcnederland.nl/certificaten-database
Voorschriften VGM
123
4.5 CO2 FOOTPRINT
Door het inzichtelijk maken van ons energieverbruik en bijbehorende specifieke, meetbare en realistische doelstellingen voor reductie, zijn wij in staat om bewust en transparant onze CO2 uitstoot te verlagen. Onze CO2 prestaties zijn voor al onze stakeholders openbaar via de volgende website: www.duurzameleverancier.nl BUKO neemt diverse maatregelen om deze doelstelling te behalen en onze CO2 uitstoot te verminderen, zoals: •
Gebruiken van zuinige vrachtauto’s met een lage emissie (inzet van euro 6 voertuigen).
•
Onderzoeken van mogelijkheden voor het gebruik van alternatieve brandstoffen en/of andere aandrijftechnieken (zoals hybride of elektrisch aangedreven voertuigen).
•
Efficiënt inrichten van onze logistieke planning en het optimaliseren van ons routesysteem; ritten combineren met als doel kilometerbesparing, verder optimaliseren van een track-and-trace systeem wat reeds succesvol is geïmplementeerd bij ECO Toilet.
•
Trainen en begeleiden van onze chauffeurs in zuinig rijden. BUKO organiseert hiervoor elk jaar een opleidingsdag voor al haar vrachtwagenchauffeurs waarmee niet alleen zuinig maar ook veilig rijden speerpunten zijn.
•
Terugdringen van afval en energieverbruik. Zo is bijvoorbeeld het verlichtingsniveau aangepast op de werksituaties en zijn de verlichtingsarmaturen vervangen door energiezuinige verlichting.
124