VOORSCHIFTEN BESTEMMINGSPLAN SPORTLAAN
Inhoudsopgave Inleidende bepalingen...................................................................................................... 5 Artikel 1 Begripsbepalingen ...................................................................................................5 Artikel 2 Wijze van meten ......................................................................................................8 Artikel 3 Algemene beschrijving in hoofdlijnen.....................................................................9 Bestemmingsbepalingen ............................................................................................... 10 Artikel 4 Wonen....................................................................................................................10 Artikel 5 Maatschappelijke doeleinden.................................................................................13 Artikel 6 Verkeersdoeleinden ...............................................................................................15 Artikel 7 Groengebied...........................................................................................................16 Artikel 8 Water......................................................................................................................17 Artikel 9 Archeologisch waardevol gebied...........................................................................18 Algemene bepalingen .................................................................................................... 20 Artikel 10 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening...........................................20 Artikel 11 Algemene vrijstellingsbevoegdheid...................................................................21 Artikel 12 Overgangsbepalingen ........................................................................................22 Artikel 13 Slotbepaling .......................................................................................................23
Inleidende bepalingen Artikel 1
Begripsbepalingen In deze voorschriften wordt verstaan onder:
a.
het plan: het bestemmingsplan Sportlaan van de gemeente Alkmaar;
b.
de plankaart: de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 blad, tekeningnummer BP-001, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
c.
bestemmingsvlak: een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
d.
bestemmingsgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
e.
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
f.
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
g.
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
h.
bebouwing: een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
i.
bebouwingsvlak: een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak;
j.
bebouwingsgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bebouwingsvlak;
k.
indelingslijn: een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn ten behoeve van het indelen van een bebouwingsvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
l.
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
m.
bouwperceelsgrens: een grens van een bouwperceel;
n.
bebouwingspercentage: een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
o.
bestaand: a. bestaand bouwwerk: een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een melding of bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd; b. bestaand gebruik: het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
p.
peil: a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
q.
hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;
r.
bijgebouw: een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
s.
aan- of uitbouw: een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
t.
woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;
u.
woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
v.
aan huis verbonden beroep: een praktijkruimte, kantoor, atelier, kapsalon, schoonheidssalon of hondentrimsalon en naar de aard daarmee gelijk te stellen functies welke in een woning worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
w.
woonschip/drijvende woning: een zich op het water bevindend object, dat (nagenoeg) voortdurend dient als woning;
x.
ligplaats: een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig;
y.
bedrijfswoning/dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
z.
detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
aa.
horecabedrijf: een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;
bb.
hotel: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
cc.
pension: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten;
dd.
café: een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
ee.
restaurant: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
ff.
discotheek/bar-dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen;
gg.
seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een vorm alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
hh.
archeologische waarden: vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context. Zowel grote complexen/structuren zoals nederzettingsterreinen, als afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid. In de Monumentenwet 1988 valt dit onder de algemene betekenis van het begrip monument. (Bron: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.0: Woordenlijst; Monumentenwet 1988 Art. 1)
ii.
archeologische opgravingen: het verrichten van graafwerkzaamheden met als doel het opsporen of onderzoeken van monumenten, waardoor verstoring van de bodem optreedt. (Monumentenwet 1988 Art.1)
jj.
archeologisch Programma van Eisen: kennisgeving van Burgemeester en Wethouders aan de initiatiefnemer en eventueel de beoogde uitvoerder van archeologisch onderzoek, waarin de inhoudelijke vraagstelling en aanwijzingen voor de praktische uitvoering van archeologisch onderzoek wordt omschreven, conform de hiertoe vastgestelde wettelijke normen. (Bron: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.0: Woordenlijst)
kk.
archeologisch rapport: verslag van een archeologisch onderzoek naar archeologische waarden, opgesteld volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen zoals de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
Artikel 2
Wijze van meten Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
a.
de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend;
b.
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
c.
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; voorzover in de voorschriften een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansarde-kappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;
d.
de oppervlakte van een bouwwerk: buitenwerks en tot het peil;
e.
de inhoud van een bouwwerk: boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
f.
de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel: vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bebouwingsvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
Artikel 3
Algemene beschrijving in hoofdlijnen Algemeen De beschrijving in dit artikel is beperkt tot algemene regels voor de toepassing van nadere eisen en vrijstellingen en de afstemming op andere wetten en verordeningen en geldt voor alle bestemmingen. Voorzover ten behoeve van de afzonderlijke bestemmingen een beschrijving in hoofdlijnen noodzakelijk is geacht, is deze opgenomen bij het betreffende artikel. Toetsingscriteria In het navolgende worden de algemene criteria gegeven welke worden gehanteerd bij het kunnen stellen van nadere eisen, en/of het verlenen van vrijstelling. Nadere eisen De nadere eisen met betrekking tot de bebouwing kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: − de bezonning, privacy en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; − het straat- en bebouwingsbeeld; − de bouwvorm van karakteristieke panden; − de beleving en de bescherming van groen, collectieve tuin en water; − de verkeersveiligheid; − de parkeerruimte; − de sociale veiligheid. Vrijstellingsbevoegdheid De toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid dient beperkt te blijven tot incidentele gevallen, waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: − de bezonning, privacy en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; − het straat- en bebouwingsbeeld; − de bouwvorm van karakteristieke panden; − de beleving van groen en water; − de verkeersveiligheid; − de parkeerruimte op eigen terrein; − de sociale veiligheid. Afstemming Bij de uitvoering van het bestemmingsplan worden de beleidsdoelstellingen, waaronder die ten aanzien duurzaam bouwen, van de nota "Visie op wonen in Alkmaar 2002-2006" en van het Milieubeleidsplan 2001-2005 gehanteerd.
Bestemmingsbepalingen Artikel 4 1
Wonen Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, b. private dan wel collectieve tuinen. c. ondergrondse parkeervoorzieningen d. een ontsluiting voor bestemmingsverkeer parkeergarage, voor zover aangeduid op de plankaart; e. een openbare voetgangersverbinding. Onder het wonen is een aan huis verbonden beroep uitsluitend begrepen voor zover het vloeroppervlak ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel betreft met een maximum van 60 m2. Detailhandel kan uitsluitend deel uitmaken van een beroep aan huis voor zover dit een geïntegreerd en ondergeschikt deel is van de beroepsuitoefening. In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen Toetsingsfunctie Bebouwingsbeeld Voor het bebouwingsbeeld gelden de volgende uitgangspunten: − het gemeentebestuur streeft naar een samenhang van het bebouwingsbeeld per straatzijde of cluster; Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door een samenhang in het aantal aaneen gebouwde woningen, de goothoogte en de bouwhoogte per straatzijde of cluster; − de situering van de hoofdgebouwen dient door gevelrichting en plaatsing de stedenbouwkundige inrichting zoals deze wordt gevormd door de richting van het wegtracé‚de vorm van de collectieve tuin en dergelijke, te ondersteunen; − er dient een herkenbaar onderscheid te zijn tussen hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen. Aan- en uitbouwen dienen door maatvoering en/of situering ondergeschikt aan de hoofdgebouwen te blijven; − openbare nutsvoorzieningen dienen zodanig te worden gesitueerd en/of ingeplant, dat de directe woonomgeving voldoende wordt gevrijwaard van visuele en andere hinder. Uitvoeringsfunctie Aan huis verbonden beroepen De woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis verbonden beroep, voorzover dit niet leidt tot een verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate waarin het woonklimaat onevenredig wordt aangetast. Private en Collectieve tuin De op de plankaart aangegeven globale aanduiding "doorgaande voetgangersverbinding", is indicatief voor het principe van de inrichting van de collectieve tuin, aangegeven met "T(c)", met dien verstande dat daarbij eveneens rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van hoogteverschillen, pergola's, fonteinen, andere verfraaiingselementen, speelelementen en dergelijke. De inrichting van de collectieve tuin dient overwegend te worden bepaald door groen en beplanting, mede gericht op de versterking en aanvulling
van het groene karakter van de Alkmaarder Hout. In de bij een woning behorende oftewel private tuin, is geen bebouwing toegestaan op de gedeelten aangeduid als "T(p)". Parkeren Voor de gehele bestemming geldt dat het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein ten minste 1.5 per woning zal bedragen. In het parkeren op eigen terrein zal worden voorzien door middel van parkeergarages, grotendeels onder de woningen. De parkeergarages zijn ondergronds gelegen; op de gronden aangegeven met "gebouwde parkeergarage" mag de afgewerkte dakconstructie maximaal 0.80 m boven het maaiveld uitsteken (peil Sportlaan) , waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van de voornoemde groene inrichting. De toegang dient te voldoen aan de globale aanwijzingen als aangeduid op de plankaart. De afstand van gebouwde ondergrondse parkeervoorzieningen tot aan de bestemmingsgrens ‘maatschappelijke doeleinden (r)’ bedraagt ten minste 5 meter. 3
Bebouwingsbepalingen a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende bepalingen: 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bebouwingsvlak worden gebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op de plankaart aangegeven hoogte in meters en het aangegeven aantal lagen; waar nader aangegeven wordt deze hoogte gemeten boven een plint, zijnde het bovengronds gelegen gedeelte van de in lid 2 genoemde parkeergarage, dan wel een andere onderbouw, waarvan de hoogte maximaal 0.80 m bedraagt; 3. de hoogtescheidingsgrenzen op de plankaart zijn indicatief, met dien verstande dat in een bebouwingsvlak deze grenzen verschoven mogen worden tot een afstand van minimaal 8 meter van de bebouwingsgrens, en dat niet meer dan 60% van de totale hoeveelheid van de bebouwingsvlakken hoger mag zijn dan drie lagen; 4. de woningen worden plat afgedekt; 5. de goot- en bouwhoogte mag worden overschreden voor bebouwing ten behoeve van technische voorzieningen. b. Voor het bouwen van ondergrondse parkeervoorzieningen gelden de volgende bepalingen: 1. ondergrondse parkeervoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd, zij het dat tot de bestemming ‘maatschappelijke doeleinden (r)’ een minimale afstand van 5 meter wordt aangehouden; 2. voor zover de gronden zijn aangeduid met “gebouwde parkeervoorzieningen” mag de afgewerkte dakconstructie maximaal 0.80 m boven het maaiveld uitsteken; 3. voor het overige dienen de parkeervoorzieningen geheel ondergronds te worden uitgevoerd. c.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt, onverminderd het bepaalde in artikel 43 van de Woningwet, de volgende bepaling: op tuinen en erven mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd welke zijn genoemd in artikel 43 van de Woningwet, alsmede de in lid 2 voor de collectieve tuin genoemde bouwwerken, en voorts een gebouwde erfafscheiding met een hoogte van ten hoogste 3.50 m op de grens met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden"
4
Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan: a. de plaats van hoofdgebouwen en de parkeergarages, indien de afstand tot het perceel van het naastgelegen gebouw minder dan 3 m bedraagt; b. de plaats van hoofdgebouwen en de parkeergarages indien niet in de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens wordt gebouwd; c. de goot- en bouwhoogte en afdekking van hoofdgebouwen met het oog op de samenhang van het bebouwingsbeeld per straatzijde of cluster; d. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 3, sub a, onder 1 en toestaan dat uitkragende delen worden gebouwd zoals een luifel, een balkon of een erker.
6
Gebruiksbepalingen Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken dan wel te laten gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
7
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
8
Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
Artikel 5 1
Maatschappelijke doeleinden Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor "maatschappelijke doeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. M: recreatieve, sportieve, religieuze-, medische-, sociale-, culturele- en onderwijsinstellingen; b. M(r): recreatieve instellingen in de vorm van in een woongebied passende horeca in de vorm van c. een café‚ en/of restaurant als bedoeld in artikel 1, en zalenverhuur; d. groenvoorzieningen en water; e. parkeervoorzieningen; f. openbare nutsvoorzieningen, In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen Toetsingsfunctie Voor de op de plankaart met "karakteristiek" (K) aangegeven bebouwing wordt gestreefd naar handhaving van de hoofdvorm, zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en kapvorm.
3
Bebouwingsbepalingen a. Ten aanzien van hoofdgebouwen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden gelden de volgende bepalingen: 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden gebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte bedragen, onverminderd het bepaalde in lid 2, ten hoogste de op 3. de plankaart aangegeven maten. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6 m, met dien verstande dat de hoogte van perceel- en erfafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt, en op de grens met de bestemming "Wonen" ten hoogste 3.50 m.
4
Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan: a. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde; b. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en kapvorm van de met "karakteristiek" aangegeven bebouwing, in die zin dat aangesloten dient te worden bij de bouwvorm van het bestaande pand; c. de aard van het in lid 1, sub a en b omschreven gebruik teneinde overlast voor de woonomgeving te voorkomen.
5
Vrijstelling van de bestemmingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 3, sub a, onder 1 voor het bouwen buiten het bebouwingsvlak, met inachtneming van de toetsingscriteria in artikel 3.
6
Gebruiksbepalingen Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken dan wel te laten gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
7
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
8
Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
Artikel 6 1
Verkeersdoeleinden Doeleindenomschrijving De gronden op de plankaart aangewezen voor "verkeersdoeleinden" zijn bestemd voor de volgende doeleinden: a. wegen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen; b. voet- en fietspaden; c. bermen, water en bermsloten; d. groenvoorzieningen; e. openbare nutsvoorzieningen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen Uitvoeringsfunctie De inrichting van de in de bestemming begrepen gronden dient met name te zijn afgestemd op een verblijfsfunctie en op de ontsluiting van de aangrenzende gronden en zijn of zullen worden ingericht als 30 km/uur-gebied. Binnen de bestemming wordt uitgegaan van een herinrichting van het bestaande wegprofiel, en mogelijke handhaving van de bestaande toegangsgebouwen voor de aansluitende sportvoorzieningen. Bij deze herinrichting worden aanwonenden en andere belanghebbenden vooraf in de gelegenheid gesteld in te spreken.
3
Bebouwingsvoorschriften a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen: 1. de inhoud bedraagt niet meer dan 25 m2 per gebouw; 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: de bouwhoogte van bouwwerken, anders dan voor de verkeerstechnische uitrusting bedraagt maximaal 3 m.
4
Gebruiksbepalingen Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken dan wel te laten gebruiken in strijd met de in lid 1 omschreven doeleindenomschrijving.
5
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
6
Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 4 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
Artikel 7 1
Groengebied Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor "groengebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. water; c. voet- en fietspaden; d. speelvoorzieningen; e. openbare nutsvoorzieningen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen Uitvoeringsfunctie De inrichting van de gronden dient overwegend te worden bepaald door gras, beplantingen en water, mede gericht op een versterking van de ecologische verbinding als aangeduid op de kaart "groen" in de plantoelichting, hoofdstuk 5.4 Groen, water en natuur. Paden en speelplekken zijn daarin begrepen.
3
Bebouwingsbepalingen a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen: 1. de inhoud bedraagt niet meer dan 25 m2 per gebouw; 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: de hoogte bedraagt niet meer dan 6 m.
4
Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan: a. de plaats van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen, verblijf en onderhoud en gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen. b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5
Gebruiksbepalingen Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken dan wel te laten gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
Artikel 8 1
Water Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor "water" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. water, oeverstroken en groenvoorzieningen; b. vaste en beweegbare oeververbindingen, voorzover aangegeven met "brug voor langzaam verkeer"; Ligplaatsen ten behoeve van woonschepen/drijvende woningen zijn niet in de bestemming begrepen.
2
Bebouwingsbepalingen Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen gebouwen of bouwwerken mogen worden opgericht.
3
Gebruiksbepalingen Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken dan wel te laten gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
4
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 3, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
5
Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 3 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
Artikel 9 1
Archeologisch waardevol gebied Doeleindenomschrijving Het gehele plangebied bestaat uit terrein met een middelmatige archeologische verwachting. Deze gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), bestemd voor het behoud van de cultuurhistorische en archeologische waarden.
2
Bouwvoorschriften Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling: bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 5.000 m² zullen uitsluitend worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
3
Aanlegvergunningen a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijk vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de voorschriften bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen: 1. het ontgronden, het afgraven of ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur over een oppervlakte van meer dan 5.000 m²; 2. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m, tenzij deze worden uitgevoerd in het kader van archeologische opgravingen volgens een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld archeologisch Programma van Eisen. 3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, bomen en houtgewas. b. Het in lid 3.a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: 1. het normale onderhoud betreffen; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. c.
4
De in lid 3.a. bedoelde vergunning wordt uitsluitend verleend, indien: 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en archeologische waarden van het gebied; of 2. door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Gebruiksvoorschriften a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming. b. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4.a., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
5
Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 3.a. en lid 4.a. wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Algemene bepalingen Artikel 10 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. richtlijnen voor de verlening van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen (artikel 2.5.1); b. invloed van de omgeving op een bouwwerk (artikel 2.5.2); c. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer (artikel 2.5.3); d. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (artikel 2.5.4); e. ruimte tussen bouwwerken (artikel 2.5.17); f. erf- en terreinafscheidingen (artikel 2.5.18); g. bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen (artikel 2.5.19); h. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen (artikel 2.5.30).
Artikel 11 Algemene vrijstellingsbevoegdheid Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in artikel 3, vrijstelling te verlenen van: a. de op de plankaart of in de voorschriften gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft; c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 25 m2 bedraagt.
Artikel 12 Overgangsbepalingen 1
Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken Bestaande bouwwerken die in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de bouwaanvraag geschiedt binnen twee jaar na het tenietgaan.
2
Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik Het bestaande gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met de aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming en dat in enigerlei opzicht afwijkt van het plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zo lang en voorzover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.
Artikel 13 Slotbepaling Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel: "Voorschriften deel uitmakende van het plan Sportlaan, gemeente Alkmaar." Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ........(PM)........
De voorzitter,
De secretaris,