Voorlezen in de buitenschoolse opvang hoe vaak, wanneer, waarom, welke boeken en nog veel meer
resultaten van een enquête platform Voorlezen in de kinderopvang Irma van Welzen
1
Inhoud
Inleiding
3
Samenvatting
4
Conclusie en aanbevelingen
5
De resultaten 3.1 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6.
De geënquêteerde buitenschoolse opvangvoorzieningen Hoe vaak wordt er voorgelezen? Boekenbezit Wanneer en waarom wordt er voorgelezen? De BSO en de (openbare)bibliotheek Behoefte aan extra informatie
6 6 7 9 11 12
Bijlage: Antwoorden op de vraag: Wat is de reactie van de kinderen op voorlezen?
2
Inleiding In 1997 bleek uit onderzoek dat in een kwart van de peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en gastoudergezinnen niet dagelijks werd voorgelezen. Actie leek gewenst en op initiatief van Stichting Lezen werd het platform ‘Voorlezen in de kinderopvang’ in het leven geroepen, met als doelstelling het voorlezen in deze instellingen te bevorderen. In eerste instantie richtten de activiteiten zich op kinderen van 0 tot 4 jaar, maar in deze nieuwe eeuw bleek het wenselijk om ook de kinderen tot 7 jaar in de doelgroep op te nemen. Enerzijds omdat 7 jaar een logische grens is, want vanaf die leeftijd gaan kinderen zelf leren lezen en vervalt hiermee de exclusiviteit van het voorlezen, anderzijds omdat het aantal kinderen dat de buitenschoolse opvang bezoekt de laatste jaren sterk toeneemt. Voor de duidelijkheid, als wij in dit onderzoek spreken over buitenschoolse opvang dan hebben we het ook over de voorschoolse, de naschoolse en de tussenschoolse opvang. Voorafgaand aan het ontwikkelen van initiatieven wilden wij goed inzicht verkrijgen in de rol van voorlezen in de buitenschoolse opvang; de frequentie, het boekenbezit, het gebruik van de (openbare) bibliotheek en de behoefte aan aanvullende informatie rondom voorlezen. Daarom leek een onderzoek op zijn plaats. In samenwerking met het Landelijk informatiepunt buitenschoolse opvang hebben wij in 2001 naar 140 BSO-instellingen een enquête gestuurd, waarvan wij, tot onze grote tevredenheid, er zestig terug ontvingen. Dit is een respons van 43%. De inzenders werden wellicht aangemoedigd door het feit dat onder de geretourneerde enquêtes vier boekenbonnen ter waarde van vijftig gulden werden verloot. Op basis van deze zestig inzendingen kunnen wij nu een kijkje nemen in de voorleespraktijken van de buitenschoolse opvang. Zoals hierboven reeds genoemd is de doelgroep van ons platform kinderen van 0 tot 7 jaar in de kinderopvang. Het is echter moeilijk het voorlezen in een instelling voor buitenschoolse opvang te specificeren tot de leeftijd van 4 tot 7, omdat veel geënquêteerden instellingsbreed reageerden of vanuit het werken met een verticale groep (in beide gevallen is de leeftijd 4 tot en met 12-jarigen). Daarom betreffen de vragen over voorlezen alle kinderen die de buitenschoolse opvang bezoeken. Het verslag start met een samenvatting, de conclusie en de aanbevelingen. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de resultaten per vraag voor u op een rijtje gezet. Heel hartelijk wil ik Margriet Chorus bedanken, met wie ik samen de vragenlijst heb samengesteld. Zij heeft ruime ervaring in dit onderzoeksveld, want zij voerde onder andere in 2000 het onderzoek naar de voorleespraktijk in de kinderopvang voor nul tot vierjarigen uit Voorlezen gaat voor *). Verder heeft Monica Hensen van het Informatiepunt buitenschoolse opvang (NIZW) een grote bijdrage geleverd aan het tot stand komen van dit onderzoek en ben ik haar en Liesbeth Schreuder (NIZW) zeer erkentelijk voor hun commentaar. Maar bovenal wil ik alle leidsters en leiders bedanken voor het invullen van deze enquête en voor hun openheid die vooral uit hun antwoorden op de vraag naar de reactie van kinderen op voorlezen duidelijk naar voren kwam. Ik hoop dat het lezen van de verrassende resultaten u inspireert om dagelijks een prentenboek uit de boekenkast te pakken en dit met enthousiasme voor te lezen aan uw geïnteresseerde toehoordertjes. Irma van Welzen *)
De resultaten van dit onderzoek worden gepubliceerd in het boek ‘ dat naar verwachting uitkomt in het voorjaar van 2002, ISBN
9050508332 3
januari 2002
4
1. Samenvatting Slechts iets meer dan een kwart van de kinderen in de buitenschoolse opvang wordt dagelijks voorgelezen. Wij kunnen verder op basis van de cijfers het vermoeden uitspreken dat in de groepen van 4 tot en met 6 jarigen de leid(st)ers relatief vaker dagelijks voorlezen (circa 50%). Dat is minder dan de voorleesfrequentie in de kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en gastouderopvang. Wij spreken van een vermoeden omdat slechts 16% van de geënquêteerden heeft gereageerd vanuit een groep van 4 tot en met 6 jarigen. Bij andere BSO-voorzieningen werd instellingsbreed geantwoord (dus alle groepen bij elkaar genomen) of vanuit een verticale groep daar aanwezig. Meestal (82%) leest de BSO-leid(st)er alleen voor als een kind erom vraagt. De meeste centra voor buitenschoolse opvang beschikken over een eigen collectie boeken die gevarieerd is samengesteld uit voorleesboeken, kijk- en doeboeken, prentenboeken enzovoort. De instellingen hebben meestal geen apart boekenbudget (slechts 8% heeft dat wel). Boeken worden aangeschaft uit het speelgoed- of meubilairbudget. De buitenschoolse opvang is overigens wel tevreden met het beschikbare budget (72%). De leid(st)ers schaffen boeken aan na overleg met collega’s en de kinderen, en op basis van recensies in vakbladen en gidsen in het kader van de Kinderboekenweek. Centra voor buitenschoolse opvang maken in 67% van de gevallen gebruik van de openbare bibliotheek. Men leent er boeken en ook brengt 40% van de leid(st)ers wel eens met de kinderen een bezoek aan de bieb. Slechts 10% maakt gebruik van de thema- en wisselcollecties die vele bibliotheken te bieden hebben, en enkelen vragen aan de bibliothecaris advies bij de aanschaf van boeken. De bibliotheek van de basisschool wordt nauwelijks gebruikt. BSO-leid(st)ers willen graag informatie, tips en ideeën ontvangen over wat je allemaal met boeken in de buitenschoolse opvang kunt doen en hebben ook behoefte aan gerichte voorbeeldlijsten voor het samenstellen van een gevarieerde collectie in de buitenschoolse opvang. Is het dan zo dat de meeste kinderen voorlezen helemaal niet leuk vinden als dit slechts in 25% van de instellingen dagelijks gebeurt? Het antwoord op de vraag ‘Waarom leest u voor?’ geeft een totaal ander beeld. 90% van de leid(st)ers antwoordt op deze vraag: ‘omdat kinderen het heerlijk vinden om voorgelezen te worden’. Leidsters lezen vaak voor om een kind tot rust te brengen of om af te leiden. Op de vraag of men wil vermelden welke reacties kinderen geven op voorlezen komen aanduidingen als ’leuk, rust, ontspanning, als ze erom vragen, heerlijk, gezellig, intiem, luisteren aandachtig’, opvallend vaak voor. Van de 57 reacties is er slechts één die vermeldt: ‘Er is weinig vraag naar. Ook toen de leid(st)ers het regelmatig deden kwam er weinig vraag van de kinderen’. Als wij het onderzoek in één zin samenvatten dan blijkt dat er weinig wordt voorgelezen, terwijl tegelijkertijd naar voren komt dat kinderen voorlezen heerlijk vinden.
5
2. Conclusie en aanbevelingen In de buitenschoolse opvang daalt het dagelijkse voorlezen vergeleken met de kinderopvang voor 0 tot en met 4 jarigen van ruim 60% tot slechts 25%. Hoe ouder de kinderen zijn, hoe minder ze worden voorgelezen. De voorleespraktijk is tegenstrijdig met het enthousiasme dat uit de antwoorden naar het ‘waarom van voorlezen’ en ‘de reactie op voorlezen’ naar voren komt. In de meeste gevallen wordt er voorgelezen op verzoek, hetgeen op zich logisch lijkt in een instelling voor buitenschoolse opvang, waar vrije keuze van de kinderen voor invulling van hun vrije tijd voorop staat. De vraag is echter of (jonge) kinderen beseffen dat zij gewoon om voorlezen mogen vragen aan de leid(st)er. Het zou ook kunnen dat (voorlees)wensen van jonge kinderen in een verticale groep moeilijker gehoord worden, omdat oudere kinderen meer aandacht vragen. Gezien het feit dat leid(st)ers massaal aangeven dat hun kinderen het voorlezen zeer op prijs stellen, zouden zij niet alleen op vraag van het kind moeten reageren, maar een wat actievere houding ten opzichte van boeken en voorlezen moeten innemen. Een enthousiasmerende houding van de leid(st)er tegenover boeken en een eigen initiatief ‘kom zal ik gezellig een boekje gaan voorlezen over die spannende…’ zal de drempel verlagen om samen een boekje te lezen. Voorlezen zou tot de dagelijkse praktijk van de BSO moeten horen als de kinderen het zo op prijs stellen. Een tweede aanbeveling betreft het boekenbudget. Het feit dat de meeste instellingen geen apart boekenbudget hebben, betekent dat door de aanschaf van boeken ‘er twee keer minder kan worden gezwommen’, zoals een leidster het verwoordt. De keuze voor boeken en voorlezen zou door de instelling al in een pedagogisch beleidsplan moeten worden gemaakt. De visie op het belang van voorlezen kan dan onder andere worden omgezet in een geoormerkt boekenbudget. Een apart boekenbudget zou kunnen voorkomen dat centra voor buitenschoolse opvang zich genoopt voelen om afgeschreven boeken aan te schaffen bij de bibliotheek. Mooie nieuwe boeken tezamen met een wisselende collectie bibliotheekboeken zijn aantrekkelijker (voor)leesmateriaal dan oude boeken, zowel voor de leid(st)ers als voor de kinderen. Zeker voor grote instellingen is het makkelijk om een eigen centrale bibliotheek op te bouwen, waaruit groepen hun eigen keuze kunnen maken als aanvulling op een eigen vaste collectie. Verder zou een structureel contact tussen bibliotheek en BSO op het terrein van wisselcollecties, advies, schrijversbezoeken, kinderboekenweekactiviteiten en deelname aan de kinderjury, ook een positieve uitwerking op plezier in lezen en voorlezen kunnen hebben. Het onderzoek toont aan dat in potentie er voor de buitenschoolse opvang nog veel uren (voor)leesplezier in het verschiet liggen. Kinderen vinden het gezellig, het ontspant en geeft rust, allemaal aspecten die bij de opvang na schooltijd een belangrijke rol spelen. Het is belangrijk dat onder andere deze positieve kanten van het voorlezen in de voorlichting voor de buitenschoolse opvang naar voren worden gebracht en er gerichte informatie over voorlezen en boeken voor de BSO beschikbaar komt. Want voorlezen in de BSO is ‘Leuk! Te gek! Gezellig!’.
6
3. De resultaten 3.1. De geënquêteerde buitenschoolse opvangvoorzieningen (BSO’s) Naar 140 instellingen voor buitenschoolse opvang hebben wij een enquête gestuurd, hiervan ontvingen wij er 60 retour. Dit is een respons van 43%. Wij begonnen de vragenlijst met een vraag naar de soort groep, het aantal kinderen en de leeftijdsopbouw. Bij de vraag naar het aantal kinderen werden aantallen ingevuld van 10 tot 85 kinderen. Aangezien een groep uit niet meer dan maximaal 20 kinderen mag bestaan, bleek dat men soms voor één groep en soms instellingsbreed heeft geantwoord. Dit bracht voor ons het probleem met zich mee dat wij niet met grote zekerheid kunnen vaststellen hoeveel leidsters hebben geantwoord voor bijvoorbeeld een groep van 4 tot en met 6-jarigen, aangezien de groep 4 tot en met 12 jarigen mogelijk ook dergelijke groepen bevat. In onderstaand schema ziet u de antwoorden. Welk soort groep heeft u? Aantal kinderen ........ Leeftijdsopbouw ........ N=60 Leeftijdsopbouw / aantal kinderen 20 kinderen 10-18 kinderen 21-31 kinderen 32-85 kinderen Totaal
4t/m6
4t/m8
4t/m12
6t/m8
8
2 1 1 3 7
15 6 3 12 36
2
1 1 10
2
7t/m9
7t/m12 totaal
%
1
2 1 1
1
4
48% 13% 12% 27% 100%
29 8 7 16 60
3.2. Hoe vaak wordt er voorgelezen? Belangrijk was de vraag naar de voorleesfrequentie. Het blijkt dat 7% van de kinderen die de buitenschoolse opvang bezoeken nooit wordt voorgelezen en slechts een 26%van de kinderen dagelijks één tot twee keer wordt voorgelezen! Als we dit koppelen aan de leeftijdsgroepen, dan blijkt dat de voorleesfrequentie in de groep van 4 tot en met 6 jarigen veel hoger ligt. Maar zoals hierboven in paragraaf 3.1. reeds besproken is het moeilijk hierover cijfermatige uitspraken te doen. Het percentage stijgt tot circa 50%. Het schema hieronder toont de resultaten, gekoppeld aan de in 3.1. genoemde leeftijdsopbouw. Hoe vaak leest u voor? _N=60 Soort groep & leeftijd/ voorleesfrequentie Dagelijks een paar keer Dagelijks één keer Drie keer per week Één keer per week Minder dan één keer per wk Nooit (bijna) Totaal
4t/m6 4t/m8
4t/m12 6t/m8
3 3 3 1
1 2 2 2
1 6 12 7 9
1 1
10
7
1 36
2
7t/m9
1 1
7t/m12 totaal %
1 1
5 11 15 12 13
8% 18% 25% 20% 22%
2 4
4 60
7% 100%
7
3.3. Boekenbezit Slechts 5% van de BSO-instellingen heeft geen eigen collectie boeken. Bij 60% heeft iedere groep een rij boeken staan en bij een derde geldt dit voor de instelling als geheel. Heeft u een eigen collectie boeken ter beschikking? N= 60 Ja, in iedere groep Ja, in de BSO-instelling als geheel Nee Zowel in de groep, als in de BSOinstelling
60% 30% 5% 5%
Wat betreft de aantallen en het soort boeken dat deze eigen ‘bibliotheek’ bevat, heeft 90% in ieder geval spelletjes en knutselboeken met een gemiddelde van 7 exemplaren in huis. Maar wat betreft het aantal ligt de nadruk op voorleesboeken met gemiddeld 47 exemplaren, vervolgens heeft 80% prentenboeken in huis met een gemiddelde van 10 exemplaren. Wat voor soort boeken zijn dat? Meer antwoorden mogelijk _ Soort boeken
voorleesboeken, romans, korte verhalen informatieve boeken rijmpjes, versjes en liedjes Prentenboeken doe/praktijk/ideeënboeken spelletjes/knutselboeken Stripboeken Tijdschriften • andere boeken, namelijk: (aantal keren genoemd) atlas kookboeken grimerenboeken abonnement Disney boekenclub sprookjesboeken zoek/kijk boeken collectie uit de bibliotheek abonnement Barbie boekenclub
gemiddeld aantal ex. per groep of instelling 47
Percentage van groepen of instellingen die dit soort boeken in bezit hebben 87%
10 5 10 7 7 39 ?
60% 58% 80% 70% 90% 68% 53%
2 4 2 2 1 1 1 1
Over de aanschaf van boeken beslist het merendeel van de ondervraagden in overleg met collega´s en de kinderen. Informatie die behulpzaam kan zijn bij de selectie van boeken zijn artikelen en recensies in vakbladen (48%) en de Voorleesgids of Kinderboekenmolen of ander materiaal van de Kinderboekenweek (47%). Een derde van de instellingen raadpleegt ook de folders van de Kinderboekenuitgevers.
8
Op welke manier wordt er beslist over de aanschaf van nieuwe boeken? Meer antwoorden mogelijk in overleg met collega’s, ouders in overleg met de kinderen op basis van advies van de bibliotheek in overleg met de scholen op basis van advies van de (kinder)boekhandel op basis van recensies en artikelen in vakbladen op basis van recensies en artikelen in kranten of algemene tijdschriften op basis van informatie uit de Voorleesgids, Kinderboekenmolen of ander materiaal van de Kinderboekenweek (CPNB) op basis van informatie uit de gids Boek en Jeugd (Biblion) op basis van folders van kinderboekenuitgever anders, namelijk: Niet ingevuld
68% 55% 5% 10% 48% 18% 47%
3% 30% 18% 2%
opmerkingen bij het antwoord • anders, namelijk: • Vaak op rommelmarkt • Via een moeder die bij de bibliotheek werkt krijgen wij afgeschreven boeken • In de winkel kijken naar leuke boeken • Op basis van eigen ervaring (groepsleiding) • Die wij zelf leuk vinden voor kinderen • Lid van de Leesleeuw*) • Wij krijgen oude boeken van ouders • Tegenaan lopen in de winkel • Spontane acties • Indien ergens interesse in is • Op basis van ervaring Bijna driekwart van de leid(st)ers is tevreden met het beschikbare budget. Slechts 8% heeft een speciaal boekenbudget en in 85% van de gevallen worden de boeken bekostigd uit het budget voor materialen als speelgoed en meubilair. Is er een budget voor aanschaf van nieuwe boeken? _ N=60 Ja, we hebben per jaar een boekenbudget 8% Aanschaf van boeken wordt betaald uit het budget 85% voor materialen zoals speelgoed of meubilair Nee, we reserveren geen geld voor de aanschaf van 5% boeken Niet ingevuld 2% *)
Als lid van Leesleeuw ontvangt men verspreid over het jaar een aantal jeugdboeken. Men kan zich abonneren per leeftijdscategorie.
9
10
opmerkingen bij het antwoord • Ja, we hebben per jaar een boekenbudget van …………gulden (8% heeft dit ingevuld) • dit wisselt (= voldoende) • fl.150 (=voldoende) • fl. 100 (= onvoldoende) • fl. 100 (= onvoldoende omdat we net begonnen zijn) • ? (voldoende, we maken er alleen veel te weinig gebruik van) • Als wij boeken willen aanschaffen is hier geld voor Voldoet het budget voor boeken? _N = 60 Ja, het is voldoende Nee, het is onvoldoende Niet ingevuld
72% 17% 11%
opmerkingen bij het antwoord • Ja, het is voldoende: • Hoewel je altijd meer wilt • Het is een kwestie van keuzes, twee boeken is twee keer minder zwemmen 3.4. Wanneer en waarom wordt er voorgelezen Bij buitenschoolse opvang ligt het accent op vrijetijdsbeleving, de wensen van het kind staan voorop. Dit verklaart de uitkomst dat in 82% van de gevallen wordt voorgelezen als het kind erom vraagt (op verzoek) en 12% voorleest op een vast tijdstip. Bij kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en gastoudergezinnen daarentegen wordt in de helft van de gevallen meestal op een vast tijdstip voorgelezen. Wanneer leest u voor? Meer antwoorden mogelijk _ N=60 op een vaste tijd als een kind erom vraagt (op verzoek) Zowel op een vaste tijd als wanneer een kind erom vraagt
12 % 82 % 6%
Je zou kunnen denken dat kinderen voorlezen niet zo leuk vinden, omdat dit niet zoveel gebeurt. Zeker als je bedenkt dat in 82% van de gevallen alleen dan wordt voorgelezen als een kind erom vraagt. Uit de ‘waarom’ vraag blijkt echter het tegendeel: 90% geeft aan dat kinderen voorlezen heerlijk vinden en in 72% van de gevallen wordt ook voorgelezen om een kind tot rust te brengen of af te leiden, hetgeen impliceert dat hier de leid(st)er wat vaker het initiatief neemt om te gaan voorlezen, vaker dan je uit het antwoord op vorige vraag kunt opmaken.
11
Waarom leest u voor? Meer antwoorden mogelijk _ om een kind tot rust te brengen of af te leiden _om de groep bezig te houden om de groep in te leiden in een thema Omdat de kinderen /het kind het heerlijk vind(t)(en) om voorgelezen te worden
72% 33% 43% 90%
De populariteit van voorlezen en het rustgevende karakter daarvan worden bevestigd door de 57 verschillende antwoorden die wij kregen op de volgende open vraag. Wat is de reactie van de kinderen op voorlezen/ Wat vinden de kinderen van voorlezen? Enkele reacties uit de 57 antwoorden (voor de volledige lijst zie bijlage 1). • • • • • • • • • • • • •
• •
De kinderen worden graag voorgelezen, ze genieten van de sfeer rondom en in het boek. Ze vinden het vaak wel leuk, met name de jongere kinderen. Voorlezen vinden ze heerlijk, vanaf ± 7 jaar willen ze liever zelf lezen. Kinderen willen van alles vertellen naar aanleiding van een boek – ze vinden het heerlijk om even rustig te zitten en weg te dromen, ze vertellen ook over boeken die ze thuis lezen. Als we beginnen protesteren er eerst een paar, maar na een paar tellen zitten ze met open mond te luisteren en willen ze alleen maar meer. Leuk! Te Gek! Gezellig! Voorlezen vinden ze erg leuk, ze kijken op maandag altijd uit naar de voorleesjuf van de bibliotheek en zijn erg teleurgesteld als ze niet komt. Gaan zich vervelen als we in de grote groep voorlezen; kleine groepjes van dezelfde leeftijd werkt iets beter; korte concentratie; nu al een tijdje niet gedaan. Ben het wel van plan, dan lenen we boeken voor een half jaar. Ze komen tot rust na een dag school. Verdrietige kinderen kun je door middel van voorlezen troosten Kinderen vinden het gezellig (ook omdat ze dan meer persoonlijke aandacht krijgen). Soms praten ze door over een onderwerp, soms gaan ze gelijk weer spelen. Prettig, rustgevend, spannend. Heerlijk. Na een hele dag op school lekker rustig tegen je aan zitten en dan voorlezen! Ze willen meerdere boeken voorgelezen hebben. In de jongere groepen lezen we wel voor, maar of individueel of in kleine groep, zelden voor de hele groep. In de oudere groep hebben ze volgens mij geen tijd/geduld om te luisteren. Ze zitten zelf vol met ideetjes en plannen om te gaan spelen. Héél soms voor één kind dat nieuw is of verdrietig… (of aan het einde van de middag en andere kinderen zijn al weg en opgehaald). De jongsten van 4 jaar vinden het erg leuk vooral als ze zelf ‘mee’ kunnen lezen (uit de plaatjes het verhaal weten). De oudere pakken liever doe-boeken. Nadat ik deze vraag aan de kinderen gesteld heb was dit hun reactie: ‘leuk – grappig – spannend’ of ‘heb ik geen zin in’ zei een jongetje eerlijk.
Enkele steekwoorden de wij uit deze lijst kunnen halen zijn: ‘rust, ontspanning, als ze erom vragen, heerlijk, gezellig, intiem, luisteren aandachtig’. Er is slechts één reactie van een BSO waarbij men zegt: • Er is weinig vraag naar. Ook toen de leidsters het regelmatig deden kwam er weinig vraag van de kinderen. Hier werkt (helaas) het initiatief van de leidster niet en zijn de kinderen niet geïnteresseerd.
12
3.5. De BSO en de (openbare) bibliotheek Van de schoolbibliotheek wordt door de buitenschoolse opvang weinig gebruik gemaakt (5%). Waarschijnlijk omdat weinig BSO’s een directe relatie hebben met een school. In de helft van de gevallen leent men boeken uit de openbare bibliotheek en in 40% van de gevallen brengt men samen met de kinderen wel eens een bezoekje aan de bibliotheek. Vijf keer werd de bibliotheek gebruikt om afgekeurde boeken te kopen om de eigen boekenvoorraad mee aan te vullen. Weinig wordt er gewerkt met speciale themacollecties die veel bibliotheken kunnen aanbieden. Buiten het lenen van boeken lijkt er niet vaak een structureel samenwerkingsverband te bestaan tussen openbare bibliotheek en de buitenschoolse opvang. De bibliotheek kan adviseren bij de opbouw van de collectie en er kunnen samen activiteiten worden ontwikkeld rondom boeken en voorlezen. De bibliotheek is dé instantie die de buitenschoolse opvang kan helpen invulling te geven aan alle aspecten die te maken hebben met boeken, (voor)lezen en informatievoorziening voor jonge kinderen. Maakt u in uw groep gebruik van de openbare bibliotheek? _ N=60 Ja 68% Nee 32% of van een schoolbibliotheek? N=60 Ja Nee Geen antwoord
5% 90% 5%
Indien ja bij de vorige vragen, op welke manier maakt u gebruik van de openbare of schoolbibliotheek? Meer antwoorden mogelijk we lenen boeken uit de (school)bibliotheek 50% we maken gebruik van wissel- of 1% themacollecties we gaan wel eens met de kinderen op 40% bezoek in de bibliotheek we maken ieder kind lid van de bibliotheek 2% _we vragen advies aan de bibliothecaris van 7% de (school)bibliotheek bij de aanschaf van boeken _anders, namelijk 5% niet ingevuld 37% opmerkingen bij het antwoord • anders namelijk: • we kopen afgekeurde boeken daar (5) • we lenen videobanden • voorstellingen bezoeken in de bibliotheek • op maandag komt de voorleesjuf van de bibliotheek met de nieuwste boeken • oudere kinderen mogen alleen boeken lenen
13
3.6. Behoefte aan extra informatie Voor het platform ‘Voorlezen in de kinderopvang’ was het ook belangrijk om er achter te komen of men speciale behoefte heeft aan extra informatie over voorlezen in de BSO. Tweederde wil wel informatie, tips en ideeën ontvangen over wat je allemaal met boeken in de buitenschoolse opvang kunt doen en meer dan de helft heeft behoefte aan gerichte voorbeeldlijsten voor het samenstellen van een gevarieerde collectie in de buitenschoolse opvang. Hebt u behoefte aan steun of tips bij de aanschaf van boeken of voorlezen in de buitenschoolse-opvang Meer antwoorden mogelijk _ja, tips over voorlezen en voorleestechnieken ja, voorbeeldlijsten voor het samenstellen van een gevarieerde collectie in de buitenschoolse opvang ja, informatie/tips/ideeën over wat je allemaal met boeken in de buitenschoolse opvang kunt doen ja, een internetsite over (voor)lezen of boeken voor kinderen nee, ik heb geen behoefte aan informatie hierover
35% 57%
63%
17% 25%
14
Bijlage 1 Wat is de reactie van de kinderen op voorlezen/ Wat vinden de kinderen van voorlezen? 1. De kinderen worden graag voorgelezen, ze genieten van de sfeer rondom en in het boek. 2. Ze vinden het vaak wel leuk, met name de jongere kinderen. 3. Meestal worden ze er zeer ontspannen van, de sfeer verandert positief (ik zeg erbij ze moeten er wel zin in hebben). 4. De meeste kinderen vinden het prachtig als je voorleest. 5. Als je voor de hele groep voor wil lezen, reageren veel kinderen negatief, maar als je dan toch voorleest, genieten de kinderen er ontzettend van. 6. Als ikzelf het initiatief neem om voor te lezen in de groep vinden ze dit niet leuk. Kinderen tussen de 5 en de 7 jaar vinden dit heel leuk. 7. De kinderen vinden het vaak heel gezellig en intiem om voorgelezen te worden. 8. Leuk. 9. Kinderen genieten ervan, ze vinden het leuk. 10. Als ze er om vragen vinden ze het leuk en gaan dan in op het verhaal. 11. Voorlezen vinden ze heerlijk, vanaf ± 7 jaar willen ze liever zelf lezen. 12. Ze vinden het heerlijk en gezellig om tegen je aan te zitten en zich in te leven in het verhaal. 13. Ze vinden het leuk zolang het een kort verhaaltje is. Het concentratievermogen is niet optimaal. 14. Afhankelijk van het verhaal vinden de kinderen het leuk. De meeste kinderen luisteren aandachtig naar ‘t verhaal, sommigen hebben niet de rust om naar een lang verhaal te luisteren, deze zijn liever zelf bezig. 15. Gezellig, rustgevend, individuele aandacht, luisteren naar verhalen is leuk. 16. Verschillend. Sommigen reageren positief, anderen kunnen moeilijk luisteren. 17. Kinderen willen van alles vertellen naar aanleiding van een boek – ze vinden het heerlijk om even rustig te zitten en weg te dromen, ze vertellen ook over boeken die ze thuis lezen. 18. Ze vinden dit prettig, een veilig gevoel. Een stukje rust. Leven helemaal mee met het verhaal. Fantasie wordt hierdoor geprikkeld. 19. Als we beginnen protesteren er eerst een paar, maar na een paar tellen zitten ze met open mond te luisteren en willen ze alleen maar meer. 20. Zij vinden dat heel prettig omdat zij dan lekker lui kunnen liggen en verder niets anders doen dan luisteren. 21. Leuk! Te Gek! Gezellig! 22. Ze worden er rustig van, ze vragen er ook naar. 23. Ze genieten ervan en willen altijd nog een verhaaltje. 24. Voorlezen vinden ze erg leuk, ze kijken op maandag altijd uit naar de voorleesjuf van de bibliotheek en zijn erg teleurgesteld als ze niet komt. 25. Leuk! Ze vragen er vaak om. 26. Gaan zich vervelen als we in de grote groep voorlezen; kleine groepjes van dezelfde leeftijd werkt iets beter; korte concentratie; nu al een tijdje niet gedaan. Ben het wel van plan, dan lenen we boeken voor een half jaar. 27. De meeste kinderen reageren positief. Een enkel kind vindt het saai, kan zich niet concentreren. 28. Ze komen tot rust na een dag school. Verdrietige kinderen kun je door middel van voorlezen troosten. 29. Kinderen vinden het gezellig (ook omdat ze dan meer persoonlijke aandacht krijgen). Soms praten ze door over een onderwerp, soms gaan ze gelijk weer spelen. 30. Ze vinden het leuk, gaan vaak helemaal op in het verhaal, ze ontspannen. 31. Over het algemeen wordt het als rustgevend ervaren.
15
32. Heerlijk. Na een hele dag op school lekker rustig tegen je aan zitten en dan voorlezen! Ze willen meerdere boeken voorgelezen hebben. 33. Interactief. Kinderen worden er rustig van. Raken er ook door geïnspireerd en reageren op voorlezen. 34. Ze vinden de meeste boeken die we hebben niet echt leuk (zijn ook niet echt geschikt of leuk) als er gelezen wordt blijven ze wel luisteren dus ‘t boeit wel! 35. Prettig, rustgevend, spannend. 36. Heel leuk, knuffelen. 37. Altijd leuk, luisteren aandachtig. 38. Over het algemeen worden ze er rustig van en genieten zichtbaar van het intieme moment. 39. Er is weinig vraag naar. Ook toen de leidsters het regelmatig deden kwam er weinig vraag van de kinderen. 40. a. Heel slecht als een kind er niet om vraagt, maar wij hebben tot nu ook geen rustige hoek. b. De kinderen lezen niet graag en hebben weinig belangstelling voor boeken tot nu toe. 41. Ze worden rustig, worden gestimuleerd om erover na te denken, het geeft een gezellige sfeer waartoe meer kinderen worden om ook te komen luisteren. 42. Ze vinden het heel gezellig en luisteren ook rustig. 43. In de jongere groepen lezen we wel voor, maar of individueel of in kleine groep, zelden voor de hele groep. In de oudere groep hebben ze volgens mij geen tijd / geduld om te luisteren. Ze zitten zelf vol met ideetjes en plannen om te gaan spelen. Héél soms voor één kind dat nieuw is of verdrietig… (of aan het einde van de middag en andere kinderen zijn al weg en opgehaald). 44. Ze vinden het leuk, worden er rustig van. 45. Vinden het heel prettig, leven zich helemaal in. Ze worden er rustig door. 46. Lekker! Samen lezen= ook leuk! Vooral als de kinderen net leren lezen om en om een bladzijde. 47. Jongere kinderen vinden ‘t leuk, oudere kinderen niet. Kinderen luisteren aandachtig. 48. Leuk, ontspannen, gezellig. 49. De jongsten van 4 jaar vinden het erg leuk vooral als ze zelf ‘mee’ kunnen lezen (uit de plaatjes het verhaal weten). De oudere pakken liever doe-boeken. 50. Rustgevend, ontspannend, nog een boekje voorlezen, navertellen over het verhaal dat gelezen is. 51. Nadat ik deze vraag aan de kinderen gesteld heb aan de kinderen was dit hun reactie: ‘leuk – grappig – spannend’ of ‘heb ik geen zin in’ zei een jongetje eerlijk. 52. Als ze er om vragen vinden ze het leuk. 53. Ze vinden het leuk en knus. 54. Wanneer ’n kind er om vraagt heel fijn. Voor sommige kinderen is het moeilijk om te luisteren. 55. Ze gaan er in mee; kinderen vinden het over het algemeen heel ‘spannend’ om voorgelezen te worden, denken mee (creatief-fantasie) en altijd willen ze horen hoe het afloopt. Als ik voorlees met individueel, één of twee kinderen, is het ook wel een informatief boek of kijk/voel boek. 56. De kinderen vinden het erg fijn, dit merk je omdat ze aan je lip hangen bij het verhaal voorlezen. 57. Reactie: ze komen bij je zitten, ze vinden het erg boeiend, spannend.
16