Voorkomen is beter dan Genezen verslag van het Noord-Hollandse project ACB Kenniscentrum RVM Noord-Holland
Colofon: Voorkomen is Beter dan Genezen
Verslag van het Noord-Hollandse project Van ACB Kenniscentrum en de RVM Noord-Holland © ACB Kenniscentrum Ewoud Butter kabelweg 37 1014 BA Amsterdam www.acbkenniscentrum.nl 020 62794 60
[email protected] Het project is tot stand gekomen dankzij financiële bijdragen van de provincie Noord-Holland en van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
2
Inhoudsopgave
1. Ter inleiding
4
2. Achtergronden (polarisatie en radicalisering)
7
3. Radicalisering en polarisatie in Noord-Holland
13
4. Beschrijving van het project
15
5. Resultaten
18
5.1. Deelnemende moskeeën en islamitische verenigingen
18
5.2. Introductie en uitwerking van het project
18
5.3. Versterken van het sociale netwerk van de moskeeën
21
5.4. Trainingen aan moskeebesturen
21
5.5. Training Melden Helpt
22
5.6. Voorlichtingsbijeenkomsten voor ouders en intergenerationele bijeenkomsten
23
5.7. Thematische bijeenkomsten voor jongeren
26
5.8. Interreligieuze en interculturele (buurt)bijeenkomsten
28
6. Reflectie en conclusies
31
6.1. Het proces
31
6.2. Resultaten: uitvoering van activiteiten
32
6.3. Inhoudelijk
35
6.4. Tot slot
38
3
1.
Ter inleiding
De moord op Theo van Gogh op 2 november 2004 en de daaropvolgende polarisatie en maatschappelijke spanningen baarden politiek en maatschappelijk middenveld zorgen. Dat leidde ertoe dat overheid, wetenschap en maatschappelijke organisaties beleid en activiteiten gingen ontplooien om radicalisering en polarisatie tegen te gaan. Dat gold ook voor migrantenorganisaties. Direct na de moord op Van Gogh namen zij initiatieven tot debatten en kleinschalige activiteiten rondom het thema radicalisering. ACB Kenniscentrum, dat in 2005 was gestart zich te verdiepen in het thema radicalisering, bood hierbij geregeld ondersteuning. Op 19 oktober 2006 presenteerde het Amsterdamse Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES) het onderzoeksrapport Processen van radicalisering. Waarom sommige Amsterdamse moslims radicaal worden. In het rapport stelden de onderzoekers Jean Tillie en Marieke Slootman dat 2% van de Amsterdamse moslims gevoelig is voor radicalisering. Het IMES had het onderzoek uitgevoerd in opdracht van de gemeente Amsterdam. De IMES-onderzoekers deden een aantal aanbevelingen om radicalisering te voorkomen. Zo zou het maatschappelijke en politieke vertrouwen onder moslims vergroot kunnen worden door bijvoorbeeld discriminatie en een negatieve bejegening van de islam tegen te gaan en door het maatschappelijk middenveld te versterken. Om het sociaal isolement van veel moslims te doorbreken zagen de onderzoekers een belangrijke rol weggelegd voor moskeebesturen en allochtone organisaties. Deze en andere aanbevelingen vormden niet alleen de basis voor het Amsterdamse antiradicaliseringsbeleid, maar waren ook een stimulans voor meer initiatieven van migrantenorganisaties, waaronder moskeeorganisaties. Tot deze laatste categorie behoorden ook de Raad van Marokkaanse Moskeeorganisaties Noord-Holland (RVM) en de Unie van Marokkaanse Moslimorganisaties Nederland (UMMON). In februari 2007 vroegen beide organisaties ACB Kenniscentrum om te ondersteunen bij de ontwikkeling en uitvoering van een project om radicalisering te voorkomen. In overleg met beide organisaties schreef ACB Kenniscentrum Voorkomen is beter dan genezen, een projectvoorstel voor 10 Amsterdamse moskeeën dat in april 2007 door de RVM werd ingediend bij de gemeente Amsterdam met het verzoek financieel bij te dragen aan de uitvoering van het tweejarige project. Het duurde uiteindelijk tot de zomer van 2009, tot de gemeente Amsterdam over de subsidieaanvraag een positief besluit had genomen: de gemeente besloot het project voorlopig voor één jaar te financieren. Een belangrijke reden voor de trage besluitvorming was dat het toenmalige Amsterdamse gemeentebestuur eerst een standpunt wilde bepalen over de scheiding van kerk en staat. Dit onderwerp was in de Amsterdamse raad gevoelig geworden nadat er veel commotie was ontstaan over de financiering van het project Marhaba en het geven van een verkapte lening aan de Milli Görüs voor de bouw van de Westermoskee. In afwachting van de beslissing van het Amsterdamse bestuur, hadden de Marokkaanse moskeeën niet stil gezeten. Zo waren er enkele kleinschalige activiteiten georganiseerd, maar ook groeide bij de niet-Amsterdamse leden van de RVM de interesse om deel te nemen aan het project Voorkomen is beter dan Genezen. Dit leidde ertoe dat ACB Kenniscentrum, mede namens de RVM en acht bij deze koepel aangesloten moskeeën, een tweejarige NoordHollandse variant van Voorkomen is Beter dan genezen in mei 2009 indiende bij de provincie Noord-Holland. In september 2009 besloot de provincie 70% van het gevraagde budget te financieren. In 2010 besloot het ministerie van Binnenlandse Zaken de resterende 30% voor zijn rekening te nemen.
4
In november 2009 kon gestart worden met het project Voorkomen is Beter dan genezen, dat bestond uit een Amsterdams deel (10 moskeeën) onder verantwoordelijkheid van de RVM en een Noord-Hollands deel (8 moskeeën) onder verantwoordelijkheid van ACB Kenniscentrum. Het gelijktijdig starten van beide projecten zorgde ervoor dat de projecten efficiënt uitgevoerd konden worden. De uitvoering van beide projecten kwam grotendeels bij de RVM te liggen die voor het project een externe projectcoördinator, Roemer van Oordt van projectbureau Zasja en een projectmedewerker – Mohammed Larbi Al Abdellaoui inhuurde. ACB Kenniscentrum deed mee aan enkele activiteiten, verzorgde diverse trainingen, fungeerde als klankbord voor de projectcoördinator en doet verslag van het Noord-Hollandse project. Na een voortvarend eerste jaar, waarin beide projecten gelijk op gingen, kwam aan het Amsterdamse project eind 2010 een voorlopig einde, omdat het nieuwe Amsterdamse gemeentebestuur twijfelde over de financiering van het tweede projectjaar. In afwachting van de Amsterdamse beslissing werd ook het Noord-Hollandse project enkele maanden op een lager pitje gezet. Toen er in het voorjaar nog geen beslissing was genomen door het Amsterdamse gemeentebestuur, werd besloten het Noord-Hollandse project, los van het Amsterdamse, verder af te ronden. In het najaar van 2011 besloot het Amsterdamse gemeentebestuur alsnog over te gaan tot financiering van projectbureau Zasja voor de uitvoering van het tweede Amsterdamse projectjaar, zij het in sterk afgeslankte vorm. Leeswijzer en verantwoording In dit rapport wordt (methodisch) verslag gedaan van het Noord-Hollandse project. Het project is daarnaast geëvalueerd door een extern bureau, KplusV. Deze evaluatie was bij het schrijven van dit verslag nog niet beschikbaar. Hieronder een leeswijzer. In hoofdstuk 2 wordt achtergrondinformatie gegeven, wordt een theoretisch kader geschetst waaruit het project is vorm gegeven en worden de gehanteerde begrippen gedefinieerd. In hoofdstuk 3 volgt een korte weergave van onderzoek naar radicalisering, discriminatie en polarisatie in de provincie Noord-Holland, de provincie waarin het project heeft plaats gevonden. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving van het project Voorkomen is Beter dan Genezen gegeven, In hoofdstuk 5 wordt een beschrijving gegeven van de 9 belangrijkste activiteiten en de resultaten van deze activiteiten. En in hoofdstuk 6 tenslotte tenslotte wordt in hoofdlijnen gereflecteerd op het proces, de activiteiten en de resultaten. Ook wordt ingegaan op enkele inhoudelijke zaken, in het bijzonder op de wijze waarop over het thema radicalisering en polarisatie wordt gedacht, op de verschillen tussen de moskeeën in Amsterdam en in kleinere gemeenten en over de verhouding tussen oudere en jongere vrijwilligers en bestuursleden. Verantwoording De hoofdstukken met achtergrondinformatie, de hoofdstukken 2 en 3 zijn voornamelijk gebaseerd op literatuuronderzoek en eigen onderzoek van ACB Kenniscentrum. De hoofdstukken 5 en 6 zijn gebaseerd op de uitgebreide voortgangsrapportages die door de projectleider Roemer van Oordt zijn geschreven, op diverse overleggen met projectleider Van Oordt en de projectmedewerker Mohammed Larbi Al Abdellaoui, op feedback van deelnemers en op eigen waarnemingen tijdens actieve of passieve deelname aan verschillende activiteiten.
5
Opmerking: in het rapport worden de deelnemende organisaties vaak moskeeorganisaties genoemd. Dit is in lijn van de naam van de RVM (Raad voor Marokkaanse Moskeeorganisaties Noord-Holland), maar het is niet voor alle deelnemende organisaties een passende omschrijving. Niet alle organisaties beschouwen zichzelf primair als ‘moskee’, maar noemen zich bijvoorbeeld ‘ islamitische vereniging’. Wel bieden ze allemaal de gelegenheid tot bidden, hebben ze een imam en bieden zij Koranlessen en lessen in de Arabische taal aan. Amsterdam , 30 november 2011
6
2.
Achtergronden (polarisatie en radicalisering)
In dit hoofdstuk wordt achtergrondinformatie gegeven, wordt een theoretisch kader geschetst waaruit het project is vorm gegeven en worden de gehanteerde begrippen gedefinieerd. De teksten uit deze paragraaf zijn grotendeels gebaseerd op eerdere publicaties van ACB Kenniscentrum (Radicaal Anders van Lisa Arts en Ewoud Butter uit 2008 en Orthodox, radicaal, extremist van Lisa Arts en Ewoud Butter uit 2009). Het zijn termen die je dagelijks in de krant kunt lezen: polarisatie, radicalisering, extremisme en terrorisme. In dit hoofdstuk geven we aan wat wij onder deze begrippen verstaan. Polarisatie: gewenste en ongewenste vormen Volgens de Van Dale betekent polarisatie “de vorming van tegenstellingen, van uitersten, van tegengestelde polen”. Er wordt de laatste jaren in overheidspublicaties een onderscheid gemaakt tussen gewenste en ongewenste vormen van polarisatie. Gewenste polarisatie Niet iedere vorm van polarisatie is altijd even ongewenst. In het maatschappelijke debat moet altijd ruimte zijn voor tegengestelde en soms zelfs onverenigbare standpunten. Dergelijke vormen van polarisatie kunnen bijdragen aan meningsvorming en het bespreekbaar maken van problemen. Voor groepen die zich willen emanciperen is polarisatie een beproefde strategie om de politieke en maatschappelijke agenda te beïnvloeden. Deze vormen van polarisatie worden door het kabinet en lokale overheden niet bedoeld wanneer zij verklaren polarisatie tegen te willen gaan. Ongewenste polarisatie Als ongewenste vorm van polarisatie definieert het kabinet “de verscherping van tegenstellingen tussen groepen in de samenleving die kan resulteren in spanningen tussen deze groepen en toename van de segregatie langs etnische en religieuze lijnen”(Actieplan Polarisatie en Radicalisering). In de Trendanalyse Polarisatie en Radicalisering onderscheidt het kabinet de volgende ‘lagen’ van ongewenste polarisatie: -
een negatieve houding: bevolkingsgroepen hebben negatieve ideeën over elkaar, deels als vooroordeel door gebrek aan kennis en contact, deels op grond van ervaringen. Dit kan gepaard gaan met negatieve emoties ten opzichte van (leden van) andere bevolkingsgroepen. Men ervaart ‘spanningen’ of voelt zich bedreigd. Tenslotte kan polarisatie zichtbaar worden door gedrag. Denk aan bekladding en bedreigingen. Maar ook subtieler gedrag zoals vermijden, stigmatiseren, beledigen en pesten.
Volgens het kabinet kunnen processen van verwijdering en confrontatie zich op drie niveaus afspelen: -
(boven)nationaal (media en internet), buurt (directe confrontatie en overlast) en individueel (discriminatie, gevoelens van onveiligheid en uitsluiting).
Polarisatie wordt niet alleen zichtbaar in processen van segregatie of confrontatie, maar kan ook zichtbaar worden in het taalgebruik dat gehanteerd wordt in de klas, op de werkvloer en op websites. Taalgebruik heeft invloed op de emoties, de houding en op het gedrag van bevolkingsgroepen, en ook op de wijze waarop onderwerpen op de politieke agenda komen.
7
Een proces van radicalisering kan worden vooraf gegaan of versterkt door vormen van ongewenste polarisatie. Wat is radicalisme? Het begrip ‘radicaal’ wordt nu vaak op één hoop gegooid met extremisme en fundamentalisme en het wordt geassocieerd met geweld en met angst. Om begripsverwarring te voorkomen wordt hieronder omschreven wat verstaan kan worden onder radicalisme, radicalisering en extremisme. 1. Neiging tot ingrijpende hervormingen Volgens de Van Dale is radicalisme niets meer of minder dan “de neiging tot diep ingrijpende hervormingen”. In die zin was Martin Luther King een radicaal en hetzelfde geldt voor al die leiders van emancipatiebewegingen die geweldloos hun doelstellingen wilden bereiken. 2. Gevaar voor de democratische rechtsorde In het Nederlandse antiterrorisme beleid wordt radicalisme verbonden met politiek en sociale veiligheid. Hierbij wordt meestal een definitie van de AIVD gevolgd, die vanuit haar eigen perspectief tot de volgende definitie van radicalisme kwam: "Het (actief) nastreven en/of ondersteunen van diep ingrijpende veranderingen in de samenleving, die een gevaar kunnen opleveren voor (het voortbestaan van) de democratische rechtsorde (doel), eventueel met het hanteren van ondemocratische methodes (middel), die afbreuk kunnen doen aan het functioneren van de democratische rechtsorde (effect)." 1 Hans Moors en Menno Jacobs plaatsen een aantal kanttekeningen bij deze definitie van de AIVD.2 Zo is het volgens hen onjuist radicalisme per definitie te verbinden met bedreiging van of risico’s voor de veiligheid. Dit leidt volgens hen tot een discours waarin vijandbeelden zijn ingebakken. Wat is radicalisering? Radicalisering is het proces van toenemend radicalisme bij een persoon. Het gaat om een complex proces, waarin een persoon gefaseerd een compromisloze levenswijze ontwikkelt en waarin radicale gedachtes over verandering en hervorming vorm krijgen. Men construeert op die manier een nieuwe identiteit en een nieuw zelfbeeld. In het antiterrorisme beleid wordt radicalisering vooral gezien als een proces waarbij de legitimiteit van de democratische samenleving en haar regels in toenemende mate ter discussie worden gesteld en waarbij de uiterste vorm van radicalisme (extremisme) beschouwd wordt als tegenpool van democratie. Wat is extremisme? Radicalisering leidt tot extremisme wanneer de radicalisering zo ver is doorgeschoten dat democratische waarden en processen worden afgewezen en de eigen ideologie als de universeel geldende wordt beschouwd, die eventueel met geweld aan anderen moet worden opgelegd. Extremisme is dus de laatste fase van het radicaliseringproces, waarin kan worden overgegaan op terroristische handelingen, al dan niet met democratische middelen. Terrorisme Over terrorisme wordt gesproken wanneer sprake is van “het uit ideologische motieven dreigen met, voorbereiden of plegen van op mensen gericht ernstig geweld, dan wel daden
1 Uit: Van Dawa tot jihad, De diverse dreigingen van de radicale islam tegen de democratische rechtsorde, www.aivd.nl (2004). Deze definitie gaat uit van concrete acties en attitudes van mensen. Dit is logisch, aangezien de AIVD pas kan ingrijpen bij actie en nog maar weinig kan ondernemen bij het vermoedelijk aanwezig zijn van bepaalde radicale gedachtes. 2 Moors en Jacobs (2009).
8
gericht op het aanrichten van maatschappijontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.”3 Wie wordt extremist? Er is geen blauwdruk te geven van een extremist. Radicalisering komt onder alle leeftijdsgroepen voor, maar het meest in de leeftijdsgroep tussen 15 en 30 jaar. In het Actieplan Polarisatie en Radicalisering 2007-20114 wordt gesteld dat de meerderheid mannelijk is, maar dat het aantal vrouwen toeneemt. Radicalen zijn van uiteenlopende opleidingsniveaus, al wordt in de Trendanalyse Polarisatie en Radicalisering geconstateerd dat het aantal hoger opgeleiden onder hen de laatste jaren is toegenomen. Onder moslimradicalen zijn vooral Marokkaanse en bekeerde autochtone jongeren sterk vertegenwoordigd. Zij zoeken zingeving, binding, erkenning en politieke rechtvaardigheid (Buijs c.s. 2006). De Britse geheime dienst MI5 publiceerde in 2008 een rapport waarin veel gangbare stereotypen over islamitische extremisten ter discussie werden gesteld. Gedragswetenschappers van de Britse geheime dienst onderzochten de dossiers van enkele honderden personen waarvan bekend is dat zij betrokken zijn bij, of nauw verbonden zijn met, gewelddadige extremistische activiteiten, variërend van fondsenwerving tot het plannen van zelfmoordaanslagen in Groot-Brittannië. De resultaten waren verrassend. Zo bleek uit het onderzoek van MI5 dat de meesten van de door hen onderzochte extremisten op religieus vlak nog beginnelingen zijn. Ze hebben weinig religieuze kennis van de islam. Volgens MI5 zouden er zelfs duidelijke aanwijzingen zijn dat een stabiele religieuze identiteit bescherming biedt tegen gewelddadige radicalisering.5 Oorzaken Factoren die mensen gevoelig maken voor radicalisering. Er worden in de literatuur verschillende factoren genoemd die van invloed kunnen zijn op de gevoeligheid van mensen voor radicaliseringprocessen. Dit zijn: • • • • • •
Het gevoel achtergesteld of gemarginaliseerd te worden. Teleurgesteld zijn over het leven, over de woonsituatie, het werk en de financiële positie. Kloof met de wereld(en) van volwassenen. Slechte familiale bindingen en een gering democratisch gehalte van het milieu waarin een jongere opgroeit. Geen aansluiting kunnen vinden bij maatschappelijke instituties (overheid, gezin, school, leeftijdsgenoten, kerk/moskee, vrijetijds organisaties). Gevoelens van ervaren onrechtvaardigheid of identificatie met personen of groepen waarvan men vindt dat ze worden achtergesteld of bedreigd. Dit soort gevoelens kunnen worden versterkt door: o Stigmatisering en discriminatie. o Beeldvorming in de media. o Internationale (politieke) situatie.6
3
Website NCTb: http://www.nctb.nl/onderwerpen/wat_is_terrorisme/wat_is_terrorisme.aspx. Uitgave van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 5 Allochtonenweblog, 21 augustus 2008. 6 De jongeren voelen zich solidair met moslims in Tsjetsjenië, Irak of de Palestijnse gebieden en zij voelen zich tegelijkertijd machteloos omdat er in hun ogen internationaal gezien niets of te weinig gebeurt om hun ‘broeders’ bij te staan. De trend is ontstaan om te spreken over ‘het westen’ en ‘dé islam’, als twee tegenover elkaar staande beschavingen. Het westen doet in de ogen van veel jongeren niet genoeg om de positie van de islam veilig te stellen: sterker nog, het westen draagt bij aan een verslechterende situatie. 4
9
• •
Onvoldoende weerbaar tegen radicale invloeden; bijvoorbeeld door niet over het vermogen te beschikken om alternatieve antwoorden te vinden op vragen van zingeving en ervaren onrecht. Voor moslimjongeren kan daarnaast sprake zijn van factoren die voortkomen uit de migratie van hun ouders. De eerste generatie migranten, uit Turkije en Marokko vaak analfabeet, blijkt soms niet bij machte hun kinderen te begeleiden in een geïndustrialiseerde, geseculariseerde omgeving met andere opvattingen.
Bij veel radicaliserende jongeren is er sprake van een combinatie van factoren. De onderzoekers Buijs, Demant en Hamdy (2006)7 dichten extremisten de volgende vijf (ideologische) kenmerken toe8: • • • • •
ze voelen zich bedreigd en hebben de neiging de dreiging van de vijand uit te vergroten; ze verwerpen de bestaande wereldorde; ze hebben een utopisch beeld van een goede wereld; ze hebben het idee te horen tot een uitverkoren groep mensen die de utopie kan verwerkelijken; en ze kunnen (zuiverend) geweld gebruiken om de doeleinden te bereiken.9
Voorkomen van radicalisering: het Amsterdamse model Bij jongeren die radicaliseren ontstaat een behoefte waarin extremistische groeperingen zouden kunnen voorzien. De gemeente Amsterdams gebruikt daarom als basis voor haar beleid een verklaringsmodel waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de voedingsbodem voor radicalisering, ‘de vraag’ en ‘het aanbod’ (zie schema).
Figuur 110 Allereerst is er de vraag onder islamitische jongeren die invulling willen geven aan hun islamitische identiteit en tegelijkertijd te maken hebben met een generatiekloof, een gebrekkige religieuze infrastructuur en beperkte beheersing van het Arabisch (als brontaal van de Koran).
7
Buijs, Demant, & Hamdy (2006). Daarbij staat bijvoorbeeld uniformiteit tegenover diversiteit; bevel tegenover dialoog; onverdraagzaamheid tegenover tolerantie. 9 Tillie en Slootman (2006). 10 Figuur gebruikt door de Informatiehuishouding Radicalisme van Amsterdam 8
10
Deze jongeren kunnen te maken krijgen met een aanbod van jihadi’s die hun extremistische ideologie actief verspreiden via internet, audio, cd’s, video’s en prediking. De mate waarin jongeren open staan voor dit aanbod of er juist weerbaar tegen zijn wordt mede bepaald door de voedingsbodem. Hiertoe worden bijvoorbeeld gerekend: discriminatie, uitsluiting/isolement, en de (emotionele) nabijheid van internationale conflicten, geen politieke vertegenwoordiging, dubbele standaarden en onrechtvaardigheidgevoel. Hoe kun je ervoor zorgen dat het aanbod van het jihadisme niet beantwoordt aan de vraag van de zoekende jongeren? Door de vraag te verminderen? Nee, daar heb je geen vat op. Het aanbod tegen te gaan? Ook dit is juridisch vaak moeilijk (vrijheid van meningsuiting en godsdienst) en technisch onhaalbaar. Met een alternatief aanbod te komen? Dat kan eventueel, maar de vraag is in hoeverre je daarmee de jongeren bereikt die je wilt bereiken. De voedingsbodem kan tot op zekere hoogte beïnvloed worden evenals de weerbaarheid van de jongeren en hun gemeenschappen. De vraag is dan wel waar je begint. Radicalisering kan worden voorkomen door in te zetten op het aanpakken van de voedingsbodem en het vergroten van de weerbaarheid. Door jongeren weerbaar te maken en negatieve ontwikkelingen in de samenleving (discriminatie) die maken dat jongeren hun binding met de samenleving verliezen, aan te pakken, zou de vraag naar het radicale gedachtegoed kunnen verminderen. De aanpak is preventief en curatief van aard, gericht op ‘denkers’. Extremisten, ‘doeners’, behoeven een repressieve aanpak. Drie thema’s Op basis van de resultaten van hun onderzoek hebben Tillie en Slootman van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES) acht beleidsaanbevelingen ter voorkoming van radicalisering geformuleerd. De preventieve beleidsaanbevelingen worden verdeeld in drie hoofdthema’s: 1. de vergroting van maatschappelijk vertrouwen, 2. de vergroting van politieke vertrouwen, en 3. de vergroting van religieuze weerbaarheid. Ad. 1: Hierbij is onder meer van belang dat de diversiteit in de moslimgemeenschappen wordt benadrukt en ook die van religieuze- en niet religieuze gemeenschappen. Het tegengaan van de kloof tussen moslims en niet-moslims speelt daarbij een rol; een proces waarbij moskeeën een belangrijke partner kunnen zijn. Verder doen de onderzoekers de volgende suggesties: a. Ervoor zorgen dat men minder het gevoel heeft dat de islam een politiek strijdpunt is, en dat minder negatief wordt gedacht over de manier waarop het islamdebat gevoerd wordt; b. Ervoor zorgen dat het gevoel gediscrimineerd te worden afneemt; c. Zorgen dat sociaal isolement afneemt en meer mensen tevreden zijn over hun sociale relaties; Ad. 2: Zowel het politieke vertrouwen als het vertrouwen in het bestuur dienen vergroot te worden. Daarbij is het belangrijk dat (etnische/religieuze) organisaties serieus worden genomen en worden beschouwd als volwaardige (gespreks)partners. Ook moet jongeren een platform worden geboden om hun mening naar voren te brengen. Hiernaast is essentieel dat jongeren worden betrokken bij besluitvorming en dat naar hun wensen wordt geluisterd. De onderzoekers benadrukken tevens dat ervoor gezorgd dient te worden dat organisatienetwerken hechter worden. Dit wil zeggen dat er een sterk maatschappelijk middenveld ontwikkeld moet worden. Dergelijke netwerken zouden kunnen zorgen voor zowel een maatschappelijk als een politiek vertrouwen. Ad. 3: Bij het vergroten van religieuze weerbaarheid dient ervoor gezorgd te worden dat de diversiteit van de islam meer zichtbaar wordt. Ook moeten de invloeden van orthodoxe religieuze denkbeelden volgens de onderzoekers worden gerelativeerd. Conservatieve
11
denkbeelden, traditionele kleding en bepaalde religieuze uiterlijkheden dienen niet geproblematiseerd te worden. Naast de bovenstaande preventieve beleidsaanbevelingen zijn de onderzoekers met drie aanbevelingen gekomen die gericht zijn op de wijze van omgang met radicale jongeren: 1. Moskeeën dienen het contact met radicaliserende jongeren niet af te breken. Daarom dienen moskeeën ondersteund te worden in hun omgang met (mogelijk radicaliserende) jongeren. 2. Radicaliserende jongeren dienen meer bij de samenleving betrokken te worden. Om die reden is het in gesprek blijven met deze jongeren belangrijk. Op deze manier kunnen zij in aanraking blijven komen met andere ideeën. 3. Moskeebesturen toerusten met kennis om radicalisering te herkennen; moskeebesturen leren hoe er met radicalisering kan worden omgegaan, zodat jongeren zich niet gaan isoleren. Bij alle bovengenoemde aanbevelingen zijn moskeeën, naast overige maatschappelijke- en overheidsinstanties, belangrijke partners.
12
3. Radicalisering en polarisatie in Noord-Holland ACB Kenniscentrum heeft in 2009 onderzoek gedaan naar de mate waarin verschillende Noord-Hollandse gemeenten, welzijnsinstellingen, politie en migrantenorganisaties) in hun werkgebied processen van polarisatie, radicalisering en discriminatie tegenkomen en wat ze daar tegen doen. Het onderzoek werd in 2009 uitgevoerd in samenwerking met verschillende Noord-Hollandse anti-discriminatiebureaus.11 In 2010 werd deze monitor geactualiseerd.12 De belangrijkste conclusies van beide onderzoeken waren: Polarisatie • Jongerenwerkers en zelforganisaties signaleren een toename van spanningen tussen bevolkingsgroepen. Ze maken zich zorgen over taalgebruik en omgangsvormen. Sleutelfiguren zien polarisatie als probleem. Zij signaleren dit vooral tussen Marokkaanse en autochtone Nederlanders. Zij zien dit als probleem omdat het wij-zij denken erdoor versterkt wordt en dit allerlei gevoelens van onveiligheid in de hand werkt. Jongerenwerkers beamen dit. • ROC’s worden door respondenten genoemd als broedplaats voor spanningen. • 75% van de gemeenten meent dat er geen sprake is van polarisatie tussen groepen. Tegelijkertijd geeft een meerderheid aan hier niet voldoende een beeld van te hebben. Radicalisering (het gaat om islamitisch en rechts extremisme, dieren- en links activisme). • Meldingen in Noord-Holland betreffen vooral extreemrechts en in enkel geval dierenactivisten. • Uit eerder onderzoek (2007) blijkt dat onder andere in Kennemerland groepen jongeren rondlopen met extreemrechtse sympathieën en dat in 17 van de 26 gemeenten in Noord-Holland Noord sprake was van overlast door zogenaamde Lonsdale jongeren (2007). • Er wordt melding gemaakt van bedreiging, bekladding, vernieling, mishandeling en het verspreiden van verboden geschriften. In Haarlem, Huizen en Edam zijn moskeeën in brand gestoken, in Hilversum zijn auto’s in brand gestoken door dierenactivisten. In Alkmaar is brand gesticht in een Turks verenigingsgebouw. • Radicalisering van moslimradicalen beperkt zich tot de fase van ‘interesse voor’ extremistisch gedachtegoed. • Jongerenwerkers kennen soms wel jongeren die radicaliseren, maar ze komen meestal niet in het reguliere jongerenwerk terecht. Een aantal sleutelfiguren geeft aan radicaliserende moslims te kennen. Volgens deze sleutelfiguren weten organisaties meestal onvoldoende hoe hiermee om te gaan. • Drie gemeenten maken melding van min of meer radicaliserende groepen, het gaat hierbij om moslims (2 keer) en extreemrechtse jongeren. Deze gemeenten zijn gestart met beleidsontwikkeling en/of een verkennend onderzoek.
11
L. Arts, F. Ulichki (2009) Monitor polarisatie, radicalisering en discriminatie in Noord-Holland, een nulmeting, Amsterdam: ACB Kenniscentrum 12 L. Arts, F. Ulichki (2010) Monitor polarisatie, radicalisering en discriminatie in Noord-Holland, Amsterdam: ACB Kenniscentrum
13
Discriminatie • Discriminatie is een hardnekkig verschijnsel. 12% van de inwoners van NoordHolland voelt zich wel eens gediscrimineerd • De meldingen die geregistreerd worden, vormen slechts een topje van de ijsberg. • Jongerenwerkers signaleren een groeiende frustratie onder jongeren, die met discriminatie te maken krijgen. Beleid Voor polarisatie en radicalisering hebben gemeenten geen specifiek beleid. Er bestaat wel veel algemeen beleid, gericht op jongerenvoorzieningen, arbeidsparticipatie, scholing, welzijnswerk etc., dat kan bijdragen aan het voorkomen van radicalisering en polarisatie. Iets meer dan vorig jaar is er onder gemeenten bewustzijn over de onderwerpen radicalisering en polarisatie, maar desalniettemin brengen de onderwerpen toch nog een behoorlijke weerstand teweeg. Het grotere bewustzijn is het resultaat van meer aandacht voor de onderwerpen, o.a. vanuit het ACB Kenniscentrum, maar ook zeker vanuit het landelijke programma van het ministerie van BZK. Discriminatie is in een aantal gevallen wel specifiek onderdeel van beleid.
14
4. Beschrijving van het project ‘Voorkomen is Beter Dan Genezen, Noord-Holland’ is een project waarbij de jongeren, hun ouders en de moskeeën die bij de RVM zijn aangesloten centraal staan. Hieronder een korte beschrijving van het project. Algemene doelstellingen 1. Signaleren en tegengaan van mogelijke maatschappelijke, politieke en religieuze radicalisering onder moslimjongeren (jongens en meiden). 2. Voorkomen dat jongeren en hun ouders met de rug naar de samenleving gaan staan, of erger, zich tegen de samenleving gaan afzetten. 3. Bevorderen van de participatie binnen de samenleving op verschillende terreinen door deze jongeren en hun ouders. 4. Ouders informeren en betrekken. 5. Laagdrempelig informatie en steun bieden aan jongeren en hun ouders die vormen van radicalisering signaleren bij hun kinderen of vrienden. 6. Jongeren weerbaar maken tegen radicale stromingen door hen genuanceerde informatie te bieden over de werking van de democratie en de mogelijkheid van het naast elkaar bestaan van verschillende interpretaties van levensbeschouwingen, waaronder de islam. 7. Jongeren en ouders weerbaar maken tegen discriminatie en uitsluiting. 8. Moskeebesturen ondersteunen, begeleiden en trainen in het versterken van hun maatschappelijke inzichten en taken, zodat ze de hier opgroeiende moslimjongeren beter verstaan en bereiken en eveneens in staat zijn bruggen te slaan met andere bevolkingsgroepen. 9. Harmonieus samenleven van verschillende bevolkingsgroepen bevorderen en islamofobie en polarisering tegengaan door middel van het bevorderen van samenwerking. Die samenwerking krijgt vorm door meer openheid te geven over ontwikkelingen in de moskee, achtergrondinformatie te bieden over de islam en gezamenlijk bijeenkomsten te organiseren en projecten te ontwikkelen. 10. Maken van een verslag zodat ontwikkelde kennis ook voor anderen toegankelijk wordt. Doelgroepen Primair: Islamitische jongeren (jongens en meisjes) in Noord-Holland en hun ouders (mannen en vrouwen) die bezoekers zijn van bij de Raad van Moskeeën Noord-Holland aangesloten moskeeën in Zaandam, Beverwijk, Haarlem, Uithoorn, Langedijk, IJmuiden, Amstelveen en Purmerend en de besturen en vrijwilligers van betrokken moskeeën. Het project staat uiteraard ook open voor bezoekers van de moskeeën die niet van Marokkaanse herkomst zijn. Secundair:
buurtbewoners, welzijnsinstellingen, jongerenwerk, jeugdhulpverlening, politie, onderwijs, migrantenorganisaties, lokale overheid
15
Beschrijving van de activiteiten Aan het begin van het project zijn de volgende activiteiten gepland: 1. Het vergroten van de kennis en vaardigheden van de betrokken moskeebesturen door middel van twee trainingen voor moskeebestuurders om radicalisering te leren herkennen en te weten hoe men ermee om kan gaan. Ook zijn trainingen van belang om adequater te kunnen reageren op vragen en signalen uit de achterban en om beter te kunnen omgaan met vragen uit de ‘buitenwereld’ waaronder de media. Daarbij is expliciet aandacht voor het bereiken en betrekken van jongeren. De trainingen worden in samenwerking met ACB Kenniscentrum aangeboden in twee weekenden. In het vervolg van het project kunnen de besturen rekenen op coaching en begeleiding. 2. Een Training Melden helpt, helpt melden aan vrijwilligers van moskeeën. Deze training is ontwikkeld door het ACB Kenniscentrum in samenwerking met 4 Artikel 1organisaties, vervolgens getest bij een aantal migrantenorganisaties in Noord Holland, en succesvol bevonden. De reden om deze training te ontwikkelen is de lage meldingsbereidheid van discriminatie. De training moet ertoe leiden dat de trainees mensen in hun omgeving stimuleren om actie te ondernemen tegen discriminatie. 3. Voorlichting geven aan en gesprekken voeren met ouders in de (afzonderlijke) moskeeën over onder meer de gevolgen van radicalisering. 4. Ontwikkelen en onderhouden van een netwerk van (overheids)organisaties, onderwijsinstellingen, jeugdzorg, zelforganisaties en instellingen in de buurt van de moskeeën, die kunnen helpen bij het bieden van alternatieven en perspectieven aan jongeren. Daarbij kan gedacht worden aan het vergroten van kansen in onderwijs en op de arbeidsmarkt. Tevens is genoemd het bieden van diverse (sport- en culturele)activiteiten. Ook is het contact met overheidsinstanties van belang om het politieke vertrouwen en het vertrouwen in bestuur te vergroten. 5. Het organiseren van een debat/thema bijeenkomsten voor jongeren per moskee. 6. Het initiëren per moskee van een interreligieuze en interculturele (buurt)bijeenkomst om de sociale samenhang en het onderlinge begrip te stimuleren. Relatie doelstellingen - deelactiviteiten Hieronder wordt in het kort geschetst op welke wijze de afzonderlijke activiteiten bijdragen aan de eerder genoemde doelstellingen. Activiteit --------------
Training moskeebestuurders
Melden helpt, Help melden
Bijeenkomsten met ouders
Netwerk
Bijeenkomsten met jongeren
Interreligieus en intercultureel
Doelstelling
1 2 3 4 5 6 7 8 9
X X X
X X
X
X X X X X
X
X X X X X X
X
X X
X X
X
X
Werkgebied Het project ging van start bij 8 Noord-Hollandse moskeeën die bij het bestuur van de RVM hebben aangegeven geïnteresseerd te zijn in deelname. Gelijktijdig werden activiteiten
16
georganiseerd in 10 Amsterdamse moskeeën. Daar waar mogelijk en zinvol wordt gestimuleerd deel te nemen aan elkaars activiteiten. Uitvoering / organisatie ACB Kenniscentrum is verantwoordelijk voor het Noord-Hollandse project. De uitvoering ligt voor het grootste deel in handen van de Raad van Marokkaanse Moskeeën NoordHolland (RVM), die hiervoor een externe projectleider, Roemer van Oordt (bureau Zasja) heeft ingehuurd. Van Oordt kent de problematiek, het werkveld en de afzonderlijke organisaties RVM, UMMON en ACB Kenniscentrum al lange tijd. Zijn kennis, netwerk en het vertrouwen dat hij geniet, maken hem een geschikte kandidaat. De coördinatie en administratie vindt plaats vanuit moskee Al Kabir (stichting Ibno Khaldoun) in Amsterdam. Ook de landelijke moskeekoepel UMMON zal betrokken zijn bij het project, zodat de opgedane ervaringen ook elders in het land kunnen worden toegepast. De UMMON is een landelijke organisatie, waarbij ongeveer 90 Marokkaanse moslimorganisaties zijn aangesloten. De UMMON is vertegenwoordigd in het landelijke Contactorgaan Moslims en Overheid. Daarnaast wordt een ondersteunende medewerker, Mohammed Larbi Abdellaoui, aangesteld. Vrijwilligers van de moskeeën ontvangen een onkosten- en/of vrijwilligersvergoeding. Onderling wordt de volgende taakverdeling afgesproken: De RVM - stelt de projectleider en de projectmedewerker aan, die vervolgens uitvoering geven aan het project, zoals in het projectplan is vastgelegd -mobiliseert achterban en vrijwilligers -geeft intern bekendheid aan het project -werft mensen voor trainingen/bijeenkomsten/netwerken - stellen, tegen een vergoeding, hun ruimtes beschikbaar ACB Kenniscentrum - begeleidt het project, doet inhoudelijk verslag en verzorgt (mede) de trainingen. Stuurgroep Inhoudelijk worden de medewerkers aangestuurd door een stuurgroep, waarin vertegenwoordigers van de deelnemende moskeeën zijn vertegenwoordigd, alsmede de UMMON, de Raad van Moskeeën, ACB Kenniscentrum en de provincie Noord-Holland.
17
5. Resultaten13 5.1.
Deelnemende moskeeën en islamitische verenigingen
Aanvankelijk hadden acht moskeeën toegezegd deel te willen nemen aan het project. Het ging om de volgende moskeeën. Moskee As-Salam Al-Houda Ar-Rahmaan Stichting Marokkaanse Gemeenschap El Mohsinine Islamitisch Cultureel Centrum As Saada Islamitische Vereniging Taâluf
Gemeente Zaandam Beverwijk Haarlem Uithoorn Langedijk IJmuiden Amstelveen Purmerend
Tijdens de uitvoering van het project bleek gaandeweg dat het om uiteenlopende redenen niet voor iedere organisatie mogelijk was volop deel te nemen aan het project. Voor enkele verenigingen gold bijvoorbeeld dat problemen met de huisvesting te veel tijd en energie van het bestuur vroegen. Dit betekende dat de deelname van met name de moskeeën uit Haarlem, IJmuiden en Zaandam gering is geweest. Dit werd grotendeels gecompenseerd door de andere moskeeën die juist veel actiever dan vooraf gedacht deelnamen aan het project. Ook zijn in het laatste jaar twee nieuwe verenigingen gevraagd mee te gaan doen: moskee As-Saghir uit Edam/Volendam en stichting Kleurrijk Saendelft (i.o.) uit Assendelft/Koog aan de Zaan. Met laatstgenoemde organisatie zijn inmiddels twee drukbezochte bijeenkomsten georganiseerd. Voor de volledigheid worden hier ook de Amsterdamse moskeeën genoemd die deelnamen aan het project: Al Mouahidine, Al Ihsan, Al Karama, Al Hidjra, As-Sounna, Badr, Al Kabir, Al Moutaquine, Al Mohsinien en Ar-Rayaan.
5.2. Introductie en uitwerking van het project 30 oktober 2009: eerste informatieve bijeenkomst Om het project toe te lichten, vond op vrijdag 30 oktober 2009 een informatieve bijeenkomst plaats in de Amsterdamse moskee Al Mouahidine. Deze bijeenkomst werd in de maand oktober (dus voor de daadwerkelijke start van het project) inhoudelijk voorbereid. Voor de bijeenkomst waren alle betrokken moskeeën uitgenodigd. Tijdens de bijeenkomst werden de achtergronden, het doel en de deelactiviteiten nader toegelicht en besproken. Ook kwam aan de orde hoe de financiën voor het project ingezet zouden worden. Afgesproken werd dat het project officieel van start zou gaan op 2 november 2009.
13
Dit hoofdstuk is grotendeels gebaseerd op de voortgangsrapportages van projectleider Roemer van Oordt en interviews met Roemer van Oordt en projectmedewerker Mohammed Larbi Al Abdellaoui.
18
Over de achtergronden en het doel voerden Ewoud Butter (ACB Kenniscentrum) en Dris Boujoufi (UMMON) het woord. Aangezien het meer dan twee jaar heeft geduurd voordat er duidelijkheid kwam over de financiering van het project, was het noodzakelijk de achtergronden, de doelstellingen en het belang van het project te onderstrepen. Butter schetste vooral de bestuurlijke achtergronden, gaf de gangbare en ook in dit verslag besproken definities van radicalisering, extremisme en polarisatie en ging in op het overheidsbeleid inzake de samenwerking met moskeeën en de scheiding van kerk en staat, terwijl Boujoufi meer inging op het belang van het project voor de aangesloten moskeeën en de kansen die het project voor de toekomst zou kunnen bieden. Daarna gaf projectleider Roemer van Oordt (Zasja) een uitgebreide toelichting op de werkwijze die binnen het project zal worden gehanteerd en op de verschillende activiteiten. Daarbij kwam onder meer aan de orde dat de RVM en het ACB respectievelijk eindverantwoordelijk zijn voor het Amsterdamse en het Noord-Hollandse deel van het project, zij gezamenlijk de projectleider en -medewerkers aansturen en in samenspraak de financiën beheren. Vermeld werd verder dat het ACB Kenniscentrum samen met de projectleider de trainingen verzorgt en verantwoordelijk is voor de nulmeting en de verslaglegging. Ook de samenstelling en de rol van de stuurgroep kwamen ter sprake. Tenslotte bespraken de aanwezigen het voorstel om per moskee of per cluster van moskeeën (afhankelijk van de wens van de aangesloten moskeeën) een jongerencontactpersoon aan te stellen die in samenwerking met de projectleider en de projectmedewerker van de RVM de activiteiten die gericht zijn op jongeren (2, 6, 7, 8 en 9) vormgeeft en werd afgesproken dat voor de activiteiten 1, 3, 4, 5 en 10 de projectleider en de projectmedewerker samenwerking met de besturen van de deelnemende moskeeën zoeken. Wat betreft de Noord-Hollandse moskeeën werden de volgende twee clusters voorgesteld: 1) Al Taaluf (Purmerend), Al Mouahidine (Langedijk), As-Salaam (Zaandam), Al Houda (Beverwijk) en Islamitisch Cultureel Centrum (IJmuiden). 2) Ar Rahmaan (Haarlem), AS-Saada (Amstelveen) en Stichting Marokkaanse gemeenschap (Uithoorn). Bij deze eerste gezamenlijke bijeenkomst waren één of meerdere vertegenwoordigers van de volgende moskeeën aanwezig: Al Mouahidine, Al Ihsan, Al Karama, Al Hidjra, As-Sounna, Badr, Al Kabir, Al Moutaquine, Al Mohsinien (allen uit Amsterdam), Al Mohsinine (Langedijk), At-Taaluf (Purmerend), As-Saada (Amstelveen), Al Houda (Beverwijk) en de Stichting Marokkaanse Gemeenschap Uithoorn. De enige afwezigen waren Arrayaan (Amsterdam), As-Salam (Zaandam), Ar-Rahmaan (Haarlem) en Islamitisch Cultueel Centrum (IJmuiden). Tweede bijeenkomst: 28 december 2009 De tweede gemeenschappelijke bijeenkomst vond plaats op 28 december 2009, opnieuw bij moskee Al Mouahidine. Inmiddels waren al een groot aantal moskeeën door de projectleider en de projectmedewerker/medewerkers van ACB Kenniscentrum bezocht. Belangrijkste doel van deze bijeenkomst was om na te gaan of de doelstellingen en de mogelijkheden van het project voor alle deelnemende moskeeën duidelijk waren. Vervolgens werd het overleg praktisch ingevuld: er werden afspraken gemaakt met de moskeeën die nog niet persoonlijk waren bezocht en er werden vervolgafspraken gemaakt met de moskeeën over de samenstelling en de planning van het specifieke activiteitenpakket. Uitwerken plannen per moskee Met iedere moskee zijn vanaf eind 2009 afspraken gemaakt hun wensen en behoeften in kaart te brengen. Ook zijn er ook concrete afspraken gemaakt over de samenstelling en de planning van het specifieke activiteitenpakket per moskee. Dit gebeurde niet alleen via contacten via telefoon en/of mail, maar ook door bij de moskeeën op bezoek te gaan, zodat er een beter beeld van de lokale situatie ontstond, die sterk per moskee bleek te verschillen.
19
Tijdens de gesprekken met de moskeebestuurders en/of vrijwilligers en betrokken jongeren kwamen de volgende knelpunten aan de orde: a) Bijna alle moskeeën hebben/hadden op één of andere manier problemen met de huisvesting: veel moskeeën hebben te maken met ruimtegebrek dan wel ongeschikte ruimten om activiteiten, bijvoorbeeld voor jongeren te organiseren. Een meerderheid van de moskeeën is bezig met het op zijn minst behouden, maar bij voorkeur met het uitbreiden van de bestaande huisvesting, of is intensief op zoek naar een nieuwe locatie In Noord-Holland betrof dat moskeeën in de gemeenten IJmuiden, Langedijk, Amstelveen, Uithoorn, Purmerend, en Beverwijk. Sinds kort beschikken Al Houda (Beverwijk) en Taâluf (Purmerend) over nieuwe huisvesting. De moskee in Langedijk wordt begin volgend jaar geopend en in Amstelveen is een nieuw pand aangekocht. SMGU is in overleg met de gemeente over mogelijke opties; uitbreiding van het pand waar ze nu zitten (afhankelijk van toekomstige bestemming) of serieus op zoek naar een nieuwe plek. b) Voor sommige moskeebestuurders bestond de behoefte aan een overzicht van mogelijke jongerenactiviteiten om jongeren meer bij de moskee te betrekken. Door de projectleiding zijn suggesties gedaan voor mogelijke jongerenactiviteiten (zie overzicht bijlage 1 van de voortgangsrapportage). c) Een aantal moskeebesturen wilde een grootschalig debat over en met jongeren organiseren in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen 2010. Aan dit verzoek is gehoor gegeven. Vanuit de projectorganisatie is in samenwerking met de jongerencommissie van moskee Badr een debat georganiseerd op 18 februari 2010, waar ook vertegenwoordigers en bezoekers van alle aangesloten moskeeën uit Noord-Holland aan deelnamen (zie paragraaf 5.8) d) Nagenoeg alle moskeebesturen en andere betrokkenen hebben aangegeven behoefte te hebben aan diverse vormen van training. Op grond van de behoeften van de moskeebestuurders is samen met ACB Kenniscentrum een training samengesteld die in het weekend van 24 en 25 april 2010 werd gegeven (zie paragraaf 5.4 ). e) In verschillende moskeeën is de verhouding tussen de eerste en de tweede generatie een punt van aandacht. Enerzijds geven moskeebestuurders aan meer jongeren bij de moskee te willen betrekken, tegelijkertijd worden grote problemen met de oudere generatie moskeebezoekers voorzien als er meer aandacht en ruimte komt voor jongeren en de bijbehorende activiteiten. Soms gaat het daarbij om invloed, soms om financiële middelen en soms om een combinatie daarvan. Maar er is ook veel onderling onbegrip over de manier waarop je een moskee zou kunnen besturen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over het opknippen en delegeren van taken en beperkte beschikbaarheid, naast werk en gezin. Aan dit onderwerp is in afzonderlijke gesprekken meermalen aandacht besteed. Daarnaast is er tijdens de training op 24 en 25 april aandacht aan het onderwerp besteed – ook om te stimuleren dat er ervaringen konden worden uitgewisseld. Aan de moskeeën was gevraagd aan de training zowel een oudere als een jongeren deel te laten nemen. f) Sommige moskeebesturen gaven aan sowieso moeite te hebben met het bereiken en betrekken van jongeren. In het trainingsaanbod is daar dan ook specifiek aandacht aan besteed. Daarnaast kunnen moskeebesturen die daar goede ervaringen mee hebben als voorbeeld dienen voor andere moskeeën. g) Een aanzienlijk deel van de moskeebesturen heeft veel behoefte aan de uitbreiding van de sociale kaart/netwerk. In de trainingen en in de praktijk is daar door de projectleider, de projectmedewerker en de trainers veel aandacht aan geschonken. h) Nagenoeg alle deelnemende moskeeën hebben aangegeven graag van (een specifiek deel van) het aanbod gebruik te willen maken. Sommigen - mede door bovengenoemde
20
knelpunten - in beperkte vorm en bij voorkeur in clustervorm en/of gezamenlijk; anderen meer in een voortrekkersrol. i) Nagenoeg alle deelnemende moskeeën onderkennen het belang van de doelstellingen van het project en willen zich de komende periode inzetten om het eerste gezamenlijke RVMproject tot een succes te maken.
5.3.
Versterken van het sociale netwerk van de moskeeën
Gedurende het project is meermalen, tijdens gezamenlijke bijeenkomsten, tijdens de trainingen voor bestuurders en in persoonlijke gesprekken benadrukt dat het voor moskeeën van belang is goede contacten te onderhouden met ‘de omgeving’. Dan gaat het niet alleen om goede contacten met omwonenden, maar ook met de lokale overheid en de politiek, de media of met vertegenwoordigers van andere religies. Voor moskeeën die meer willen zijn dan alleen een gebedshuis, maar ook een maatschappelijke rol voor zichzelf zien weggelegd is het ook van belang contacten te onderhouden met bijvoorbeeld scholen, welzijnsinstellingen, politie, arbeidsbemiddeling, zorginstellingen en buurt- en bewonersorganisaties. De moskeeorganisaties die hieraan behoefte hadden, kregen ondersteuning bij het in kaart brengen van hun sociale kaart en zij kregen ondersteuning bij contacten met vooral gemeenten en uiteenlopende organisaties. Bij enkele moskeeën bleef deze vorm van ondersteuning beperkt tot een aantal telefoontjes en mailtjes, bij de meeste moskeeën is er daarnaast sprake geweest van meerdere afspraken bij de moskee of bij de lokale overheid of één van de partnerorganisaties van de moskee. Er zijn gesprekken gevoerd met welzijnsinstellingen, jongerenorganisaties, ambtelijke en politieke vertegenwoordigers van gemeenten, met scholen en sportclubs en met vertegenwoordigers van migrantenorganisaties en religieuze gemeenschappen. Er is gekeken naar intensieve(re) vormen van samenwerking met mogelijke partners en het benutten van mogelijke financieringsbronnen voor sociaal-maatschappelijke activiteiten die door de moskeeën georganiseerd worden. In enkele gemeenten heeft dit geleid tot duidelijk meer en betere contacten met gemeente en instellingen. Dat gold zeker in Amstelveen en Uithoorn en Assendelft. Daarnaast heeft het project ook bijgedragen aan het versterken van het netwerk, de interactie en de samenwerking tussen de deelnemende moskeeën onderling. Samenwerking was er niet alleen inhoudelijk, maar ook financieel: zo is er via het interne netwerk financiële steun vanuit RVM gegeven aan de moskeeën in Taâluf en Langedijk.
5.4.
Trainingen aan moskeebesturen
Vaardigheidstraining voor moskeebestuurders 24 en 25 april 2010 Aantal deelnemers: 25 Bijna alle moskeeën namen deel en de meeste met een vertegenwoordiger van de eerste en een vertegenwoordiger van de tweede generatie. De training werd gegeven door de projectleider en drie medewerkers van ACB Kenniscentrum. De volgende thema’s werden besproken:
21
o o o
o o
Achtergronden van polarisatie en radicalisering; o wat is het, wat zijn oorzaken en hoe kun je het herkennen? Bespreking van de sociale kaart: o Wat is een sociale kaart? Wat is het belang? Wat zijn belangrijke partners in je sociale netwerk? Hoe onderhoud je contacten? Media en communicatie: o Voor de organisaties: het belang van een transparante organisatie;interne en externe communicatie; de rol van de media; het belang van een website en voorlichting; o Voor de jongeren (en hun ouders): het belang van mediawijsheid Introductie in projectmatig werken Discussie over de wijze waarop jongeren meer bij de moskee en evt. het bestuur zijn te betrekken
In de paragrafen 6.2. en vooral 6.3. wordt inhoudelijk dieper ingegaan op enkele thema’s die tijdens de training aan de orde kwamen. Training voor docenten en bestuurders Locatie: Moskee Taaluf te Purmerend; Datum: 30 september 2011 Dit was een vierdaagse training, waarvan een dag vanuit het project werd verzorgd en een deel door ISESCO, een Marokkaanse organisatie die zich onder andere richt op het ontwikkelen van materialen en methodieken waardoor de lessen eigen taal en cultuur beter aansluiten op het West-Europese onderwijs. De training was bedoeld voor docenten die les (eigen taal, voornamelijk Arabisch en cultuur) geven aan jongeren in moskeeën. Er waren 20-30 deelnemers, waaronder ook enkele moskeebestuurders. Deze docenten hebben veel contact met kinderen en jongeren in de moskee. Ze geven lessen waaraan veel ouders en jongeren behoefte hebben. Het gaat hierbij niet alleen om het overbrengen van kennis over het Arabisch en de islam, maar ook over het functioneren als moslim in een overwegend niet-islamitische omgeving. Hierbij spelen vragen als: hoe kunnen islamitische kinderen een evenwichtige identiteit ontwikkelen en wat is hierbij de rol van de docent? Hoe kan radicalisering voorkomen worden? Hoe kunnen ze enerzijds kracht halen uit hun islamitische achtergrond en tegelijkertijd deelnemen aan de Nederlandse samenleving met respect voor andersdenkenden? En, op wat voor manier kunnen docenten een brug slaan tussen de opvattingen die soms thuis heersen over opvoeding en de wijze waarop kinderen op Nederlandse scholen worden opgevoed? Op deze vragen werd in de training die werd verzorgd door Ewoud Butter (ACB Kenniscentrum) en Mohammed Larbi Abdellaoui (RVM) uitgebreid ingegaan.
5.5.
Training Melden Helpt
Ongelijke behandeling komt vooral voor op basis van leeftijd, sekse, religie, etnische afkomst of seksuele geaardheid. Discriminatie vergroot spanningen tussen groep mensen en ontwricht de samenleving. Een effectieve bestrijding van discriminatie kan alleen vorm krijgen wanneer er van alle gevallen melding en aangifte wordt gemaakt. Deze cursus is opgezet om mensen te stimuleren altijd stappen te ondernemen wanneer zij menen gediscrimineerd te zijn. De training Melden helpt, help Melden is opgezet om mensen te stimuleren altijd stappen te
22
ondernemen wanneer zij menen gediscrimineerd te zijn. Ze worden daartoe aangezet en erbij geholpen door zogenaamde intermediairs discriminatiemelding. Melden helpt, help melden richt zich op die tussengroep: de intermediairs. Voor hen is er door ACB Kenniscentrum in samenwerking met drie lokale bureaus discriminatiezaken een korte, doelgerichte cursus ontwikkeld. Het hoofddoel van de cursus is vrijwilligers kennis en handvatten geven om (binnen hun organisatie) te kunnen functioneren als intermediair discriminatiemelding. Na afloop van de cursus beschikken de intermediairs over de volgende vaardigheden: - discriminatie herkennen en bewustzijn van het effect van een melding; - anderen kunnen overtuigen van het nut van een melding of aangifte; - reageren en handelen als er sprake is van discriminatie; - een aantal gesprekstechnieken toepassen; - globale kennis hebben van de wetgeving en klachtbehandeling door Bureau Discriminatie, Politie en Openbare Ministerie kunnen toepassen. - adequaat mensen doorverwijzen. Aan de training werd door vijf van de acht participerende moskeeën deelgenomen. Daarnaast waren en twee vertegenwoordigers van stichting Kleurrijk Saendelft (i.o.) aanwezig. Tijdens de training werd vooral veel gewerkt met praktijkvoorbeelden. Eén daarvan betrof een dreigbrief die op het eerste gezicht vanuit streng orthodox-christelijk hoek in het voorjaar van 2010 aan verschillende moskeeën was verstuurd.
5.6. Voorlichtingsbijeenkomsten voor ouders en intergenerationele bijeenkomsten In overleg met de moskeeën zijn er op verschillende locaties bijeenkomsten voor ouders of voor ouders en kinderen/jongeren georganiseerd. Dit laatste type bijeenkomst worden hier als ‘intergenerationeel’ aangeduid. De bijeenkomsten liepen uiteen wat betreft thema’s en aantal bezoekers. De meeste bijeenkomsten bestonden uit een inleiding, gevolgd door een discussie. Deze discussies gingen vaak alle kanten op. Behalve over radicalisering ging het ook over discriminatie, over schoolkeuze, slechte begeleiding, op straat gaan hangen. Er zijn twee grote bijeenkomsten georganiseerd: één over de rol van het islamitisch onderwijs bij de identiteitsontwikkeling van jongeren en een bijeenkomst waarop het einde van het schooljaar werd gevierd. Deze laatste bijeenkomst viel buiten het project. Omdat de centrale persoon op de bijeenkomst de uit Marokko afkomstige imam Al Qazabri was, hebben RVM en ACB Kenniscentrum besloten deze bijeenkomst vanwege de scheiding kerk staat buiten het project te houden. De bijeenkomst wordt in dit verslag toch genoemd omdat het een bijeenkomst was waar alle moskeeën aan deelnamen en waar over relevante thema’s (opvoeding, maatschappelijke verantwoordelijkheid) werd gesproken. Een kort overzicht van de bijeenkomsten die voor ouders, ouderen en ouderen en jongeren samen zijn georganiseerd. 6 mei 2010: Doelgroep: Thema´s: Vorm Aantal deelnemers:
Discussiebijeenkomst moskee Saada (Amstelveen) Voornamelijk ouders/ouderen Herkennen van en omgaan met radicalisering, onderwijs en opvoeding, maatschappelijke rol van de moskee Inleiding door Roemer van Oordt en discussie ongeveer 25
23
20 mei 2010: Doelgroep: Thema´s: Vorm: Aantal deelnemers: 31 mei 2010 Doelgroep: thema’s: Vorm:
Aantal deelnemers:
12 juni 2010 Doelgroep Thema’s: Vorm: Aantal deelnemers: Opmerking:
17 juni 2010: Doelgroep: Thema´s: Vorm: Aantal deelnemers: 15 oktober – 19 november 2010 Aantal sessies: Thema’s:
Vorm: Aantal deelnemers:
Discussiebijeenkomst moskee Mohsinin (Langedijk) Voornamelijk ouders/ouderen Herkennen van en omgaan met radicalisering, onderwijs en opvoeding, maatschappelijke rol van de moskee Inleiding door Roemer van Oordt en discussie rond de 20 Debat over de rol van (islamitisch) onderwijs bij de identiteitsontwikkeling van (moslim)jongeren in Amsterdamse Badrmoskee met deelname uit Amsterdam en Noord-Holland intergenerationeel over de rol van islamitisch onderwijs bij identiteitsontwikkeling van moslimjongeren Drie inleiders: Bart Voorzanger: gaf van 2002-2005 als zij-instromer les op verschillende islamitische basisscholen. Over zijn ervaringen als docent schreef hij het boek ‘De ongelukkige klas’; Hendrik Verweel was directeur Islamitisch College Amsterdam; Saïd Amrani, bestuurslid moskee Badr en tevens godsdienstdocent op een islamitische basisschool. Daarna vond een debat plaats waaraan behalve de inleiders ook Mohammed Boutchich (lid ouderraad Islamitisch College Amsterdam) en een leerlinge van het ICA 80, voornamelijk vaders, maar in de loop van de avond ook steeds meer jongeren (jongens en meisjes) Afsluitende bijeenkomst koranlessen Ouders en kinderen van aangesloten moskeeën over het belang van ouderbetrokkenheid en hoe om te gaan met andere geloven; verder feestelijke afsluiting schooljaar; in het zonnetje zetten van kinderen, docenten en vrijwilligers inleidingen, onder andere van de uit Marokko afkomstige imam Al Qazabri en Fatima Elatik, stadsdeelvoorzitter Amsterdam Oost. circa 300 kinderen en hun ouders Deze bijeenkomst is niet vanuit het project georganiseerd. Omdat er wel over voor het project relevante thema’s is gesproken, wordt hij in dit verslag wel genoemd. Discussiebijeenkomst SMGU (Uithoorn) Ouderen Herkennen van en omgaan met radicalisering, onderwijs en opvoeding, maatschappelijke rol van de moskee Inleiding door Roemer van Oordt en discussie rond de 15 Voorlichtingscyclus moskee El Mouahidine (Amsterdam) 12 (6 voor mannen en 6 voor vrouwen) van 1,5 tot 2 uur Introductie: kennismaking en inventarisatie; veranderingen in de puberteit en opvoedingsstijlen; vrije tijd, consumptiemaatschappij en verslaving; ouderparticipatie op school; herkennen van en omgaan met radicalisering; afsluiting, conclusies en evaluatie. Inleidingen door Roemer van Oordt, Mohammed Larbi Al Abdellaoui en medewerkers van Al Kantara Tussen de 10 en 15 uit Noord-Hollandse moskeeën
24
26 december 2010: Doelgroep: Thema’s Vorm: Aantal deelnemers:
Informatiebijeenkomst over het Nederlandse onderwijssysteem bij moskee Taâluf Intergenerationeel Het Nederlandse onderwijssysteem, CITO-toets en schoolkeuze Inleiding door gastspreker en discussie tussen de 30 en 40
27 januari 2011 Doelgroep Thema’s Vorm Aantal deelnemers:
Voorlichtingsbijeenkomst schoolkeuze bij SMGU ism Saada Intergenerationeel Het Nederlandse onderwijssysteem, CITO-toets en schoolkeuze Inleiding door Roemer van Oordt en discussie rond de 25
12 mei 2011 Doelgroep Thema Vorm Aantal deelnemers:
Discussiebijeenkomst bij Taaluf Intergenerationeel Opvoedingsondersteuning Inleiding door gastspreker en discussie 25
30 september 2011
Training Radicalisering, identiteit, preventie en moskee in Moskee Al Houda, Beverwijk; intergenerationeel en interetnisch (Marokkaans, Somalisch, Nederlands, Egyptisch) wat is radicalisering, is er alleen sprake van islamitische radicalisering, wat zijn de oorzaken, wat is de relatie met identiteitsvorming? Hoe herken je radiclaisering (islamitisch en extreemrechts) en wat is de rol van de media? Inleiding door Mohammed Larbi Abdellaoui; daarna discussie 35
Doelgroep Thema’s:
Vorm: Aantal deelnemers:
25
5.7
Thematische bijeenkomsten voor jongeren
In overleg met de moskeeën zijn er verschillende bijeenkomsten met en voor jongeren op verschillende locaties georganiseerd. De bijeenkomsten gingen over uiteenlopende onderwerpen: radicalisering, onderwijs, positie van de islam in Nederland, media, discriminatie, religie en cultuur, identiteit, politiek, welzijn en ten slotte het MiddenOostenconflict. 25 maart 2010: Doelgroep: Thema´s: Vorm Aantal deelnemers: 2 april 2010: Doelgroep Thema’s Vorm: Aantal deelnemers: 13 april 2010: Doelgroep Thema’s
Discussiebijeenkomst moskee Saada (Amstelveen) Voornamelijk jongeren Identiteitsvraagstukken, rol van moskee in maatschappelijk werk, radicalisering, invloed vanuit Amsterdamse predikers/rekruteurs op jongeren in Amstelveen. Inleiding door Roemer van Oordt en discussie rond de 15 Discussiebijeenkomst moskee Mohsinin (Langedijk) Voornamelijk jongeren Identiteit, religie en cultuur, onderwijs, welzijnswerk, discriminatie, groepsvorming en Lonsdalejongeren Inleiding door Roemer van Oordt en discussie tussen de 10 en 15
Vorm: Aantal deelnemers:
Discussiebijeenkomst SMGU (Uithoorn) Voornamelijk jongeren Belang van onderwijs en opvoeding, de invloed van internet, onderlinge samenhang in de buurt en Lonsdalejongeren Inleiding door Roemer van Oordt en discussie een kleine 20
22 augustus 2010: Doelgroep Thema’s Vorm: Aantal deelnemers:
Discussiebijeenkomst bij moskee Taâluf, Purmerend Voornamelijk jongeren Identiteitsvorming en rol moskee bij opvoeding en vrijetijdsbesteding Inleiding door gastspreker en discussie tussen de 30 en 40
28 december 2010
Discussiebijeenkomst bij SMGU ism Saada over het PalestijnsIsraëlisch conflict Voornamelijk Jongeren Geschiedenis van het conflict, actuele situatie en antisemitisme rond de 15
Doelgroep Thema’s Aantal deelnemers: 25 februari 2011: Doelgroep: Thema’s: Vorm: Aantal deelnemers:
Jongerendebat in het kader van de Provinciale Statenverkiezingen in Amsterdam Voornamelijk jongeren Hoofddoek issue in Noord-Holland (provinciehuis), verdedigen van kernwaarden en vrijheden, wat kan de provincie doen voor jongeren, verkiezing Eerste Kamer Debat met deelname van kandidaten voor de Provinciale Staten van de politieke partijen en veel inbreng vanuit de zaal 75
26
11 juli 2011: Doelgroep: Thema’s: Vorm: Aantal deelnemers:
Discussiemiddag voor meiden bij moskee Taâluf Meiden (Hoofddoek)discriminatie en identiteit Gastspreekster en discussie/debat Tussen de 25 en 30
28 oktober 2011 Doelgroep Thema Vorm Aantal deelnemers:
Discussiebijeenkomst bij SMGU ism Saada Jongeren Invloed van media op beeldvorming Inleiding door Roemer van Oordt en discussie ongeveer 15 jongeren
21 november 2011: Doegroep: Vorm:
Discussiebijeenkomst met jongeren uit Assendelft Intergenerationeel/vooral jongeren Inleiding door Roemer van Oordt en debat met deelname van de politie en het jongeren- en welzijnswerk Radicalisering en polarisatie, (gevoel van ) discriminatie, optreden politie en winkeliers, gedrag jongeren zelf, gebrek aan eigen ruimte, belang identiteit en religie 40, waarvan 30 jongeren
Thema’s Aantal deelnemers: Spin-off: Uithoorn
Naar aanleiding van het project is de SMGU (Uithoorn) vanaf december 2009 een programma gestart voor en door jongeren bij SMGU dat gericht is op het voorkomen van criminaliteit, polarisatie en radicalisering. Zeer geregeld, vaak op dinsdag en vrijdagavond krijgt een groep van 15 tot 30 jongeren voorlichting en informatie in de vorm van lezingen, debatten en discussies. Na de zomervakantie van 2010 is er nog regelmatig bij deze issues stilgestaan en verder werden er vanuit de projectleiding voor deze groep afzonderlijke bijeenkomsten georganiseerd (zie boven).
27
5.8.
Interreligieuze en interculturele (buurt)bijeenkomsten
18 februari 2010 Doelgroep: Thema´s: Vorm
Aantal deelnemers: 5 maart 2010 Doel: Aantal deelnemers: Thema’s: Vorm:
27 augustus 2010 Doelgroep: Vorm: Aantal bezoekers:
Verkiezingsdebat over de toekomst van (moslim)jongeren in Amsterdam ( 18 februari 2010) intergenerationeel; De zaal was goedgevuld (200 deelnemers), waarvan een groot aantal vertegenwoordigers van de aan het project deelnemende moskeeorganisaties. Centrale thema’s waren: wat gaan de politieke partijen doe voor kwetsbare jongeren en wat is maatschappelijke rol van de moskee De vertegenwoordigers van alle aanwezige politiek partijen kregen 2 minuten om aan te geven waar hun inspanningen voor jongeren de komende vier jaar uit gaan bestaan. Daarbij moest vooral aandacht zijn voor zaken die door andere partijen niet worden opgepakt. Daarna werd met elkaar en de zaal gediscussieerd aan de hand van stellingen.14 De discussie was levendig. Daarbij kwamen veel frustraties van moskeebezoekers boven tafel over discriminatie en een te laag schooladvies voor de middelbare school. 200 gesprek met de gedeputeerde Rob Meerhof gesprek over project en problematiek tussen vertegenwoordigers RVM en de provinciale gedeputeerde Rob Meerhof 8 Radicalisering, polarisatie, maatschappelijke rol van de moskee Het gesprek vond plaats in het kader van een werkbezoek dat gedeputeerde van de provincie Noord-Holland, Rob Meerhof, aan ACB Kenniscentrum bracht. Samen met ACB Kenniscentrum adviseur Rachid Jamari gaf projectmedewerker Mohamed Larbi Al Abdelaoui namens de RVM achtergrondinformatie en de relevante ontwikkelingen rondom het project Voorkomen is Beter dan Genezen. Eén van de deelnemende organisaties, de islamitische vereniging Taâluf, presenteerde zichzelf en zijn sociale en maatschappelijke activiteiten die mede in het kader van het project vorm krijgen. Open dag in moskee Taâluf Intercultureel/interreligieus Open inloop en kennisuitwisseling 75
14 Stelling 1: Het wordt tijd voor professioneel islamitisch welzijnswerk, georganiseerd vanuit de
moskee en gesubsidieerd door de overheid. Stelling 2: De moskee kan een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van de maatschappelijke positie van moslima’s. Stelling 3: Zolang er geen sprake is van bedreiging van de democratische rechtsorde geldt in Nederland onverkort de vrijheid van godsdienst. En ook een orthodoxe beleving van de islam - met alle uitingsvormen - hoort daar bij. Stelling 4: Bestrijding van discriminatie is onmisbaar om extremisme onder jongeren te voorkomen, en ook voor het voorkomen van marginalisering en polarisatie in de volgende generatie. Stelling 5: Op alle scholen, ook openbare, moet meer aandacht komen voor de verschillende religies en levensbeschouwingen, en dus zeker ook voor de islam. Stelling 6: het onderwijsniveau schiet tekort De discussie was levendig. Stellingen 1 t/m 3 leverden vooral felle discussies op tussen politieke partijen, bij stelling 4 en 5 nam de zaal enthousiast deel.
28
28 augustus 2010 Doelgroep: Vorm: Aantal bezoekers:
Kennismaking met de islam en de moskee tijdens de Ramadan bij moskee Mohsinin (Langedijk) Intercultureel/interreligieus Open inloop en kennisuitwisseling rond de 40
31 augustus 2010 Doelgroep: Vorm Aantal bezoekers:
Informatieve bijeenkomst voor de buurt in Uithoorn (SMGU) Intercultureel/interreligieus Open dag met gezamenlijke maaltijd (middag/avond) rond de 50
3 september 2010:
Debat en iftar ‘Jongeren op een Kruispunt’ in Amsterdam bij Boks het Voor Elkaar (3 september 2010) interetnisch, jongeren en ouderen over identiteit, radicalisering, polarisatie, rol media en internet en opvoedingsondersteuning Paneldiscussie onder leiding van Roemer van Oordt met Rabab Moultain (bestuurslid Ibn Khaldoun/moskee al Kabir, lid van de kerngroep van de Poldermoslima Hoofddoekbrigade), Monique Leygraaf (docent theologie en levensbeschouwing en lector multireligiositeit aan de Hogeschool IPABO), Mohammed el Feddali (beleidsadviseur, projectleider en procesbegeleider gemeente Hoorn, afdeling Jeugd en Onderwijs) , Welmoet Boender, (promoveerde op rol die de imam speelt in moskeeën in Nederland; werkt bij Stichting Oikos, verbonden aan het Kenniscentrum Religie & Ontwikkeling) en Ewoud Butter (programmamanager ACB Kenniscentrum en oprichter van het weblog Republiek Allochtonië); daarna debat met zaal 220
Doelgroep: Thema’s: Vorm:
Aantal deelnemers: 25 september 2011: Doelgroep: Thema: Vorm:
Aantal bezoekers: 25 november 2011: Doelgroep: Thema: Vorm:
Opening van de nieuwe ruimte van vereniging Al Houda in Beverwijk Buurtbewoners, instellingen, gemeentebestuur sociale cohesie, samenwerking Gemeente, instellingen en buurtbewoners waren uitgenodigd om het nieuwe pand van Al Houda te bezoeken. De burgemeester van Beverwijk, de heer van Leeuwen en vertegenwoordigers van de moskee hielden een korte toespraak. Verschillende etnische groepen die van de moskee gebruik maken, gaven op een kleine informatiemarkt informatie over hun cultuur, het land van herkomst en de islam Ook werden er rondleidingen gegeven in het nieuwe gebouw van Al Houda. naar schatting: 200 bezoekers Slotbijeenkomst bij vereniging Al Taalouf met presentatie van de resultaten van het project en een debat over de maatschappelijke rol van de moskee Deelnemers aan het project, gemeentebestuurders, instellingen De maatschappelijke rol van moskeeën, het project Voorkomen is Beter dan Genezen Inleidingen van Nico Landman, (hoofddocent Arabisch en islamitische Studies aan de Universiteit Utrecht), Roemer van Oordt (projectleider Voorkomen is Beter dan Genezen) en Mohammed Larbi Al Abdellaoui (secretaris RVM). Daarna discussie met de zaal onder leiding van Miep van Diggelen (ACB Kenniscentrum) en met bijdragen van onder andere de wethouders Keijzer en Helm uit Purmerend en Welmoet
29
Aantal deelnemers:
Boender (Universiteit van Utrecht). Een verslag van de bijeenkomst is te vinden op de website van ACB Kenniscentrum en op het weblog Republiek Allochtonië. 70 deelnemers. Verschillende deelnemende moskeeën en verenigingen waren vertegenwoordigd en ook enkele Amsterdamse moskeeën en de UMMON. Namens het gemeentebestuur van Purmerend namen twee wethouders deel. Ook waren er lokale welzijnsinstellingen en de politie vertegenwoordigd.
December 2011: Opening moskee Langedijk Tijdens het schrijven van dit verslag moet nog één geplande bijeenkomst worden uitgevoerd. Dit betreft de opening van de nieuwe moskee in Langedijk. Deze opening is uitgesteld tot eind 2011, mogelijk begin 2012. Om de opening te vieren zullen buurtbewoners, gemeente en maatschappelijke instellingen worden uitgenodigd. Thema’s als polarisatie, radicalisering en opvoeding zullen onderwerp van discussie zijn.
30
6. Reflectie en conclusies In dit slothoofdstuk wordt op hoofdlijnen gereflecteerd op het proces, de activiteiten en de resultaten. Ook wordt ingegaan op enkele inhoudelijke zaken, in het bijzonder op de wijze waarop over het thema radicalisering en polarisatie wordt gedacht, op de verschillen tussen de moskeeën in Amsterdam en in kleinere gemeenten en over de verhouding tussen oudere en jongere vrijwilligers en bestuursleden.
6.1.
Het proces
Draagvlak onder moskeebestuurders Vooraf werd het draagvlak onder de deelnemende moskeeën als één van de grootste risicofactoren gezien. De RVM en de afzonderlijke moskeeën hadden weliswaar aangegeven graag aan het project te willen deelnemen, toch was het de vraag in hoeverre de bestuurders en vrijwilligers zich konden en wilden inspannen om van het project een succes te maken. Hiervoor waren een aantal redenen. Allereerst zijn de RVM en de haar lidorganisaties geen professionele organisaties, maar draaien zij grotendeels op vrijwilligers. Het zijn kwetsbare organisaties, die voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van de vrijwillige inzet van laag opgeleide eerste generatie migranten. Voor zover moskeeën de beschikking hebben over vrijwilligers van de tweede of derde generatie, is het bij deze vrijwilligers vaak de vraag hoeveel tijd ze naast werk of studie kunnen vrij maken voor de moskee. Ook hebben moskeekoepels, en dat geldt zeker voor de Marokkaanse koepels in Nederland, niet een traditie van het langdurig en intensief samenwerken aan projecten. Veel samenwerkingsverbanden en projecten sneuvelden vaak halverwege door onderlinge kinnesinne, gebrek aan professionaliteit of andere bestuursproblemen. Verder lag het onderwerp gevoelig: radicalisering van moslims werd aanvankelijk door enkele moskeebestuurders niet als een probleem gezien waar moskeeën iets aan moesten doen. In hun moskeeën kwamen ze namelijk meestal geen geradicaliseerde jongeren tegen. Daarnaast ervoeren sommigen radicalisering als een probleem dat eenzijdig bij moslims op het bordje werd gelegd. Alsof andere groepen niet te maken hadden met radicalisering. Ook was sommige moskeebestuurders aanvankelijk de scheiding tussen Kerk en Staat niet duidelijk. Zij dachten bijvoorbeeld dat de overheid via het project invloed zou willen uitoefenen op de preken van de imam of de religieuze beleving van de bezoekers. Tot slot was het de vraag hoeveel prioriteit ze aan het project konden of wilden geven. Sommige moskeeën zijn immers al blij wanneer ze kunnen overleven. Bij deze moskeeën gaat alle tijd en energie zitten in het verwerven van voldoende geld bij de bezoekers om het gebouw en de imam te kunnen bekostigen. Zij fungeren vooral als een gebedshuis. Andere moskeeën hebben meer ambities en zien voor zichzelf ook een maatschappelijke taak weggelegd. Zij hebben meerdere prioriteiten: zo organiseren deze moskeeën ook maatschappelijke activiteiten en nemen deel aan maatschappelijke of politieke discussies. Ook worden er inzamelingsacties georganiseerd, voor de verbouwing van de moskee of de bouw van een nieuwe, maar ook bijvoorbeeld naar aanleiding van een natuurramp in het buitenland of de hongersnood in Somalië. In 2011 werd in de actieve moskeeën ook veel aandacht besteed aan het (dreigende) verbod op het rituele slachten: er werden bijeenkomsten georganiseerd, ook met andere islamitische gemeenschappen en de joodse gemeenschap en er werden handtekeningenacties op touw gezet. Ondanks deze risicofactoren is het boven verwachting gelukt het merendeel van de moskeeën aan het project te laten deelnemen. Hiertoe is veel geïnvesteerd in de communicatie met de afzonderlijke moskeeën. Er is steeds gestreefd naar zoveel mogelijk
31
transparantie over doelstelling, werkwijze en financiering. Dat gebeurde tijdens bijeenkomsten, maar ook telefonisch, via de mail en in de stuurgroep van het project waarin namens het RVM-bestuur drie bestuurders zaten. Zeer waarschijnlijk is in dit verband een positieve factor geweest dat de RVM met Roemer van Oordt voor het project een projectleider heeft ingehuurd die het werkveld en de organisaties weliswaar goed kende, maar tegelijk als niet-moslim ook een buitenstaander was en niet tot een religieuze of etnische substroming binnen de organisatie behoort. Het was daardoor waarschijnlijk gemakkelijker het vertrouwen van de deelnemers te verwerven. Verder is het vertrouwen van de afzonderlijke moskeeën gewonnen door het project niet als een dichtgetimmerd plan te presenteren, maar hen de ruimte te laten om per moskee een eigen, kleine of ruimere invulling aan het project te geven. Tussentijds konden plannen worden bijgesteld. Na afloop van bijeenkomsten werden deze mondeling met bestuurders en vrijwillige geëvalueerd en werden in overleg afspraken gemaakt over mogelijke vervolgactiviteiten. Ook is er aandacht besteed aan het principe van de scheiding van Kerk en Staat en werd duidelijk gemaakt dat het project zich vanwege dit principe alleen op de maatschappelijke activiteiten van de moskeeën richt en niet op de religieuze. Tot slot is er - voor zover mogelijk - geïnvesteerd in het broze onderlinge vertrouwen en de samenwerking tussen de verschillende moskeeën. Dit leidde ertoe dat de meeste moskeebestuurders het project uiteindelijk voldoende belangrijk vonden om er tijd voor vrij te maken en toonden zij zich ook geïnteresseerd in samenwerking en het bezoeken van elkaars bijeenkomsten. Het interne netwerk heeft er bovendien toe geleid dat sommige moskeeën elkaar onderling tips en financiële steun gaven bij de aankoop van een gebouw of een verbouwing. Voor een drietal moskeeën gold dat hun deelname beperkt bleef tot het bijwonen van een aantal trainingen of bijeenkomsten. Dit werd gecompenseerd door meer tijd te investeren in de andere moskeeën en ook door ruimte te bieden in 2011 aan twee nieuwe verenigingen: in Edam/Volendam en Assendelft/Koog aan de Zaan. Vooral de laatste heeft hiervan gebruik gemaakt.
6.2.
Resultaten: uitvoering van activiteiten
Geplande versus uitvoerde deelprojecten en activiteiten Deelprojecten en/of activiteiten
Gerealiseerd?
Trainingen voor moskeebestuurders Training Melden helpt, helpt melden Voorlichting geven aan en gesprekken voeren met ouders
Ontwikkelen en onderhouden van een netwerk van maatschappelijke partners rondom moskeeën Organiseren van debatten/themabijeenkomsten voor jongeren
32
Gepland: 2 Uitgevoerd: 2 Ja Gepland: 8 Uitgevoerd: 9 en een extra cyclus van 12 bijeenkomsten in Amsterdam met deelname van moskeeën uit N-H Ja Gepland: 8 Uitgevoerd: 9 en extra cyclus in Uithoorn
Deelprojecten en/of activiteiten
Gerealiseerd?
Organiseren van interreligieuze en interculturele (buurt)bijeenkomst
Gepland: 8 Uitgevoerd: 8 ; gepland staat nog een 9e bijeenkomst in Langedijk
Is de beoogde doelgroep bereikt? De focus van het project lag op het bereiken van jongeren en hun sociale omgeving, waaronder hun ouders en sociale netwerk. Tijdens de eerste fase van het project werd vooral gewerkt met de bestuurders van de deelnemende moskeeën. Anders dan in Amsterdam bleek de vertegenwoordiging van jongeren in de provinciale moskeebesturen voldoende om hun inbreng, wensen en behoeften te kanaliseren. De inzet op kleine, informele bijeenkomsten, die inhoudelijk vooral toespitsten op het wegnemen van de voedingsbodem van processen van radicalisering en polarisatie, werkte goed. Vooral via mond op mond reclame nam het aantal deelnemers aan deze bijeenkomsten gaandeweg het project gestaag toe. De dynamiek die dat binnen het project veroorzaakte, wordt door de projectleider beschouwd als één van de belangrijkste resultaten. Een vergelijkbaar proces was zichtbaar bij de ouders. Na aanvankelijke scepsis over het belang van de thematiek, raakten zij in de loop van het project steeds meer betrokken en geïnteresseerd in de bijeenkomsten. De bestuurders van de moskeeën zijn via de trainingen nagenoeg allemaal bereikt. Zoals eerder aangegeven hebben een aantal besturen zelf weinig initiatief genomen om in hun eigen moskee activiteiten te organiseren. Dat werd gecompenseerd door een zeer actieve rol van de anderen en door betrokkenheid van de gemeenschappen uit Assendelft en Koog aan de Zaan. Meerwaarde trainingen Om de wisselwerking tussen de generaties te bevorderen werd tijdens de trainingen zoveel als mogelijk gewerkt in duo’s van jongeren en ouderen per moskee. Deze intergenerationele kruisbestuiving werkte in de praktijk naar beide kanten zeer positief. Jongeren krijgen overdracht van kennis en vaardigheden die nodig zijn om met de ‘moskeegemeenschap’ om te gaan en ouderen zien hoe jongeren in de praktijk leiding willen geven (niet 24 uur per dag, maar een beperkt aantal uren voor afgebakende taken) en vergroten hun vaardigheden. Het was bijzonder dat er open en constructieve gesprekken plaatsvonden tussen de generaties
33
Meerwaarde jongerenbijeenkomsten Deze bijeenkomsten vormden de kern van het project. Het ging daarbij zowel om formele als informele bijeenkomsten. Thema’s die daarbij aan de orde kwamen waren; identiteitsontwikkeling; het belang van (islamitisch)onderwijs, het verschil tussen religie en cultuur, de politieke situatie in Nederland en in het Midden-Oosten, de invloed van internet, scheiding tussen Kerk en Staat, opvoedingsondersteuning (bij wie ligt de verantwoordelijkheid?), (hoofddoek)discriminatie, wat is radicalisering en hoe herken je het, polarisatie versus sociale samenhang, het belang van onderlinge kennisoverdracht en wat is de invloed van media in het algemeen en internet in het bijzonder. Gedurende het project is de deelname aan de bijeenkomsten toegenomen. Bij de eerste informele bijeenkomsten bij de moskeeën waren gemiddeld 4 tot 6 personen betrokken. Later werden die bijeenkomsten bezocht door tussen de 10 en 30 jongeren. De algemeen toegankelijke debatten trokken tussen de 60 en ruim 200 bezoekers. Meerwaarde bijeenkomsten met ouders Ouders voorlichten over achtergronden en gevolgen van radicalisering en polarisatie en hen antwoorden geven op vragen over wat ze kunnen doen om processen van radicalisering of afsluiting bij jongeren te doorbreken, bleek te voorzien in een groeiende behoefte. Datzelfde gold voor de informatieve bijeenkomsten voor ouders die gericht zijn op onderwijs. Uit onderzoek en in de praktijk blijkt dat veel ouders met een migratieachtergrond weinig kennis hebben van het Nederlandse onderwijssysteem en de bemoeienis met de schoolcarrière van hun kinderen bij veel van hen onvoldoende vorm krijgt. Ook bestaat het beeld dat hun kinderen regelmatig een verkeerd schooladvies krijgen en daardoor op een middelbare school terecht komen waar zij eigenlijk niet thuis horen. Samen resulteren deze factoren bij een deel van deze jongeren in spijbelgedrag, schooluitval en in de meest ernstige gevallen in het gevoel van achterstelling, het nemen van een afstand tot de samenleving en isolement, met alle mogelijke gevolgen, waaronder radicalisering, van dien.
Meerwaarde netwerk Het gaat om een structureel netwerk, waarbij er sprake is van een continue uitwisseling van kennis en ervaringen en inzet van menskracht. Moskeeën moeten een natuurlijke partner worden in de keten. Moskeebestuurders denken daarbij onder meer aan het vergroten van kansen voor jongeren in het onderwijs en op de stage- en arbeidsmarkt, vooral omdat het voortijdig afbreken van de studie, problemen bij het krijgen van een stageplaats en jeugdwerkloosheid bij veel jongeren bijdraagt aan het algemene gevoel van achterstelling en marginalisering. Gevaar is dat zij daardoor steeds meer afstand nemen van de samenleving en terugtrekken binnen de eigen kleine groep met de (vergrote) mogelijkheid geïsoleerd te raken en te radicaliseren. Ook is het contact met overheidsinstanties van belang om het politieke vertrouwen en het vertrouwen in het bestuur te vergroten.
34
6.3.
Inhoudelijk:
het thema radicalisering en polarisatie Bij de introductie van het project, tijdens de trainingen en tijdens besloten en publieke bijeenkomsten bij de moskeeën is het thema radicalisering en polarisatie telkens weer besproken. In de voortgangsrapportages van projectleider Roemer van Oordt werd hieraan geregeld aandacht besteed. De tekst hieronder over radicalisering en polarisatie is grotendeels afkomstig uit zijn voortgangsrapportages. Zoals hierboven beschreven is het een thema dat gevoelig ligt. Ervaringen met radicalisering binnen de moskeeën zijn er niet of nauwelijks. Wel wordt door moskeebestuurders aangegeven dat er regelmatig (groepen) jongeren zijn die proberen ‘voet aan de grond’ te krijgen binnen de moskeeën en de zaak proberen over te nemen dan wel hun eigen parallelle structuur willen opbouwen. In hoeverre het hierbij gaat om (een aantal) aanhangers van een (echt) radicaal gedachtegoed valt moeilijk te verifiëren. Wel is de zeer orthodoxe invalshoek van het overgrote merendeel van deze jongeren opvallend. Ook meldden een aantal Amsterdamse moskeebestuurders dat zij in het verleden te maken hebben gehad met rondtrekkende ‘predikers en/of ronselaars’. Moskeebestuurders, maar ook ouders en jongeren voelen zich wanneer het woord radicalisering valt vaak in het defensief gedrongen. ‘Het komt in onze gemeente of in onze moskee niet voor’ zeggen ze dan. Of: ‘Als ik een baard ga dragen ben ik nog geen radicaal.’ Maar ook: ‘Waarom gaat het altijd over moslims wanneer het over radicalisering gaat? In Europa zijn er veel meer aanslagen gepleegd door extreemlinks of extreemrechts.’ Dit zijn citaten die illustratief zijn en gedurende het project vaak zijn gehoord. Begrippen als radicalisering en polarisatie zorgden vaak voor verwarring en moesten regelmatig worden toegelicht. Uiteindelijk ontstond er steeds weer overeenstemming. Dan vond men dat een orthodoxe moslim nog geen radicaal is, dat er zeer weinig radicale moslims zijn, maar dat het tegelijkertijd noodzakelijk is om alert te zijn op vormen van radicalisering die wel tot extremisme kunnen leiden. Tegelijkertijd werd ook steeds weer benadrukt dat moslims niet alleen dader, maar ook slachtoffer kunnen zijn. De meeste moskeeën hebben één of meerdere keren te maken gehad met bedreiging, bekladding of andere vormen van geweld. Sommige moskeeën hebben hiervan aangifte gedaan bij de politie of de media gezocht, maar daar is meerdere keren ook bewust van afgezien. Soms was dat de beslissing van het moskeebestuur, soms gebeurde dat op aanraden van de politie. De gedachte hierachter was dat de daders juist graag mediaaandacht zouden willen en dat het tot kopieergedrag zou kunnen leiden. Opvallend was de luchtige en relativerende toon waarop bestuurders van moskeeën in Uithoorn, Langedijk, Beverwijk en Purmerend over (pogingen tot) brandstichting, bekladding en intimidatie spraken. Ook opvallend was de neiging om het allemaal zelf op te lossen. Zowel in Langedijk als in Uithoorn waren vertegenwoordigers van de moskee het gesprek aangegaan met ouders van Lonsdale jongeren en waren er initiatieven ondernomen om de jongeren uit de omgeving en van de moskee onderling met elkaar in gesprek te laten komen. De politie werd daarvan achteraf op de hoogte gesteld. Ook lieten bestuurders, jongeren en ouders vaak tijdens bijeenkomsten weten dat ze te maken krijgen met verbale agressie en belediging en met verschillende vormen van discriminatie of uitsluiting. Sommige jongeren laten weten dat ze vaak worden gediscrimineerd (op straat, op het station, in winkels) op basis van hun etniciteit en/of (kenmerken van hun) religie en dat zij zich daardoor niet meer thuis voelen. Ook in dit geval wordt er vaak geen melding van gemaakt. Er blijkt bij verschillende mensen, in willekeurige volgorde sprake te zijn van meldingsangst (“ze weten ons dan echt wel wéér te vinden”), het gebrek aan vertrouwen dat er met die
35
melding iets gebeurt, of dat de media ‘er toch wel weer iets anders van maakt’. Tijdens de training ‘Helpt melden, melden helpt’ is het belang van het doen van aangifte benadrukt. Een aanzienlijk deel van de jongeren laat verder weten het politieke klimaat en de beeldvorming over de islam als dermate negatief te ervaren, dat zij veel terughoudender naar anderen zijn geworden en meer dan voorheen de neiging hebben om zich terug te trekken binnen de eigen gemeenschap van vertrouwde structuren. Maar er is ook een deel van de jongeren dat deze visie en dit beeld voor zichzelf niet herkent en hier voluit en vrij participeert en ‘nooit meer weg wil’. Verschil Amsterdam – ‘provincie’ Het bleek niet alleen uit praktische overwegingen, maar ook inhoudelijk van meerwaarde om het Amsterdamse en het Noord-Hollandse project grotendeels gelijktijdig te laten plaats vinden. Het heeft geleid tot meer contacten en samenwerking tussen de moskeeën en uitwisseling van kennis en ervaring. Meer nog dan de overeenkomsten, zijn de verschillen tussen de moskeeën in Amsterdam en in kleinere steden interessant. Daarbij valt allereerst het verschil in omvang op: Amsterdam kent een aantal grote moskeeën, terwijl de moskeeën in de provincie allemaal klein van omvang zijn. In de kleinere moskeeën wordt ook niet gesproken over het aantal bezoekers, maar over het aantal gezinnen dat lid is van de gemeenschap. Alle bijeenkomsten die in het kader van het project zijn georganiseerd stonden open voor mannen en vrouwen. Toch was de participatie van vrouwen, zowel in het Amsterdamse als in het Noord-Hollandse project, over het algemeen te laag. In de grotere moskeeën in Amsterdam zijn de vrouwen echter wel beter georganiseerd dan in de Noord-Hollandse moskeeën. In het Amsterdamse project was er daarom voldoende interesse om activiteiten te organiseren van, voor en door vrouwen. Tijdens deze bijeenkomsten waren mannen wel welkom, maar lag het accent op vrouwen. In Amsterdam is er meer sprake van etnische segregatie. Natuurlijk komen er in Marokkaanse moskeeën in Amsterdam ook andere etnische groepen (bijvoorbeeld Egyptenaren, Pakistani of autochtonen), maar kunnen de Amsterdamse moslims ook naar bijvoorbeeld Turkse, Surinaamse of Afghaanse moskeeën. In de kleinere plaatsen in de provincie is er meestal maar één moskee voor alle etnische groepen. Deze moskeeën zijn dan al snel interetnischer dan de moskeeën in Amsterdam. De voertaal in de meeste moskeeën in Noord-Holland is daardoor Nederlands. Er wordt meestal wel in het Arabisch gepreekt, maar er wordt wel altijd een Nederlandse vertaling gegeven. De imams in de provincie schijnen door de bank genomen op hun beurt weer minder theologische kennis te hebben. Wat ook opvalt is dat het generatieverschil in de kleinere plaatsen provincie minder speelt dan in Amsterdam. Er zijn bij deze moskeeën relatief meer actieve jongeren die bij hun werkzaamheden gesteund worden door de ouderen. Toch is het ‘generatieverschil’ binnen de meeste moskeeën wel een punt van zorg en dat brengt ons bij het volgende punt. Ouderen en jongeren De meeste moskeeën zijn in de jaren ’70 of ‘80 gesticht door mannen van de eerste generatie. Zij wilden in hun gemeente voor hun gezinnen een plek hun religie te beleven. Uit hun midden kozen de oprichters enkele bestuursleden die in sommige gevallen vele jaren in hun functie bleven. Ze stopten tijd en geld in de moskee en kregen er een erefunctie voor terug. In de loop der jaren is het moskeepubliek veranderd: er komen meer jonge bezoekers, die meestal beter opgeleid zijn dan de eerste generatie bestuurders en andere eisen stellen aan de organisatiegraad van de moskee, de kwaliteit van de imam en de preek. Lang niet allemaal spreken ze goed (Marokkaans)Arabisch of Berbers, wel spreken ze allemaal goed
36
Nederlands. De oude, voor de eerste generatie logische band met Marokko en de Marokkaanse religieuze (malakitische) leer is voor de tweede generatie niet altijd een logische. Daarnaast hebben de moskeeën, zeker in de kleinere plaatsen te maken met veel bezoekers met een andere etnische achtergrond. Het gaat dan om migranten of vluchtelingen uit andere islamitische landen dan Marokko, maar ook om een groeiende groep autochtone bekeerlingen. Dit stelt hogere eisen aan de moskeebestuurders en dat betekent vooral voor de oudere, vaak lager opgeleide bestuurders een belasting. In veel moskeeën is de vraag actueel: hoe kunnen we meer ruimte bieden aan nieuwe groepen, vooral jongeren, maar tegelijk de oudere, trouwe bezoekers behouden? Maar ook: hoe kunnen we de talenten van de jongeren benutten? Gedurende het project is dit regelmatig onderwerp van gesprek en discussie geweest en tijdens de training van 24 en 25 april 2010 is er een middag voor dit onderwerp vrij gemaakt. Aan deze discussie namen jongeren en ouderen deel. De discussie maakte duidelijk dat bij de meeste moskeebestuurders het nadrukkelijk de wens aanwezig is om jongeren actiever bij de moskee te betrekken. Voor de continuïteit van de moskee, maar ook vanwege hun kennis van de Nederlandse taal, hun toegang tot Nederlandse instituties en hun vaardigheden, zoals het kunnen gebruiken van moderne communicatiemiddelen. Een enkeling gaf aan huiverig te zijn voor de actieve participatie van jongeren. Dit kwam voort uit zijn ervaring met jongeren die er een meer orthodoxe geloofsbeleving op nahielden en moskeebestuurders en moskeebezoekers daar op aanspraken. Tijdens de discussie kwamen een aantal knelpunten naar voren. De eerste is dat jongeren een andere invulling geven aan vrijwilligerswerk dan ouderen. Veel vrijwilligers van de eerste generatie zijn gewend een groot deel van de week fysiek aanwezig te zijn in de moskee. Jongeren geven aan minder tijd te hebben en geven er soms ook de voorkeur aan om zaken door middel van mail of telefoon af te willen handelen. Daarnaast willen jongeren projectmatiger werken. Ze vragen een duidelijke omschrijving van taken en verantwoordelijkheden. Tijdens de discussie werd benadrukt dat het voor alle moskeeën van belang is te investeren in jongeren. Dat kan alleen wanneer de jongeren ook vertrouwen en ruimte krijgen en wanneer er meer nadruk ligt op het benutten van kwaliteiten dan op fysieke aanwezigheid in de moskee.
37
6.4.
Tot slot
Na de moord op Theo van Gogh voelden een toenemend aantal moskeebestuurders zich geroepen om activiteiten te ontwikkelen die radicalisering onder moslims zouden moeten voorkomen. Belangrijke doelstelling was hierbij te verhoeden dat islamitische jongeren in een maatschappelijk geïsoleerde positie terecht zouden kunnen komen, een positie waarin ze volgens divers onderzoek kwetsbaarder zijn voor vervreemding en radicalisering. Dit is uiteraard een verantwoordelijkheid van de gehele samenleving, van onderwijs, welzijn en arbeidsvoorziening, maar ook van de ouders en de (religieuze) gemeenschappen waar deze jongeren bij horen. Gesterkt door wetenschappelijk onderzoek van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES) van de Universiteit van Amsterdam, waarin de aanbeveling werd gedaan ook moskeeën bij het beleid tegen radicalisering te betrekken, nam de Raad voor Marokkaanse Moskeeën Noord-Holland (RVM) samen met ACB Kenniscentrum en de Unie van Marokkaanse Moskeeorganisaties Nederland (UMMON) in 2007 het initiatief voor het project Voorkomen is Beter dan Genezen. Het project richtte zich nadrukkelijk niet op de uitoefening of de interpretatie van de religie, maar op het ontwikkelen van maatschappelijke activiteiten en het vergroten van het bewustzijn van de gevaren van radicalisering. Hierbij was het principe van de scheiding van Kerk en Staat leidend. Dat laatste was ook voor de gemeente Amsterdam en de provincie Noord-Holland een belangrijke voorwaarde om in 2009 akkoord te gaan met de financiering van respectievelijk het Amsterdamse en het Noord-Hollandse deel van het project. In het najaar van 2009 zijn RVM en ACB Kenniscentrum gestart met Voorkomen is Beter dan Genezen, een project dat - voor zover bekend - uniek is in Nederland. Het ging om een project dat in meerdere opzichten kwetsbaar was en veel risicofactoren kende. Het project ging over een politiek gevoelig onderwerp (radicalisering), uitgevoerd door organisaties met een zwakke organisatiestructuur die voor een belangrijk deel nog afhankelijk zijn van bestuurders van de eerste generatie. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat er zaken zijn die beter hadden gekund. Zo was het bevredigender geweest wanneer alle moskeeën actief vanuit hun eigen moskee deel hadden genomen, wanneer de opkomst bij enkele bijeenkomsten hoger was geweest en wanneer er meer vrouwen aan de bijeenkomsten hadden deelgenomen. Ook is het jammer dat het project een aantal maanden op een lager pitje heeft gestaan, in afwachting van de voortzetting van het Amsterdamse deel van het project. Toch zijn er beduidend meer redenen om met tevredenheid op het project terug te blikken. Er zijn veel activiteiten georganiseerd waaraan enthousiast werd deelgenomen door ouderen en - gedurende het project - steeds meer jongeren. Het onderwerp ‘radicalisering’ dat aanvankelijk nog omgeven was met taboes is in verschillende islamitische gemeenschappen in Noord-Holland op de agenda gezet. Er is vaak gesproken over de oorzaken en achtergronden van radicalisering, over de wijze waarop radicalisering voorkomen kan worden en over de verantwoordelijkheid die hierbij genomen moet worden door moskeebestuurders, ouders, docenten, vrienden en vriendinnen van jongeren die dreigen te radicaliseren. Meer concreet: Moskeebestuurders zijn getraind in uiteenlopende vaardigheden om hun moskee beter te besturen
38
Jongeren -
Ouders -
zijn gestimuleerd te reflecteren op de rol van hun moskee in de samenleving15 en op het belang van het betrekken van jongeren bij hun organisatie de samenwerking tussen moskeeën en hun bestuurders is verbeterd; er is een platform ontstaan, kwetsbaar weliswaar, maar toch, waarop kennis en ervaring kan worden uitgewisseld zijn gestimuleerd zich transparanter en opener naar de omgeving op te stellen
zijn in de gelegenheid gesteld om - met de moskee als podium - open en steeds constructiever te discussiëren over onderwerpen die thuis, op school en op straat vaak taboe zijn, maar die de voedingsbodem vormen voor processen van radicalisering en polarisatie zijn beter in staat een beschermende mantel te vormen voor vrienden/kennissen/medescholieren en studenten die dreigen te vervreemden hebben ervaring opgedaan met discussiëren en debatteren zijn weerbaarder gemaakt tegen uitsluiting en discriminatie
zijn voorgelicht over achtergronden en gevolgen van radicalisering en polarisatie hebben antwoorden gekregen op vragen over wat ze kunnen doen om processen van radicalisering of afsluiting bij jongeren te doorbreken zijn meer betrokken geraakt bij de sociale omgeving van hun kinderen, waaronder school, sport en vriendenkring
Het project is voor de meeste moskeeën een stimulans geweest. Het is nu aan de moskeeën zelf om hier, zelfstandig of in onderlinge samenwerking, een vervolg aan te geven. Amsterdam, 30 november 2011
15
Goed voorbeeld hiervan is de oproep van de RVM aan de bezoekers van de aangesloten moskeeën en alle moslims in Nederland om gebruik te maken van hun democratische rechten in Nederland en bij de Tweede Kamerverkiezingen van 9 juni 2010 hun stem uit te brengen op een partij en persoon naar hun vrije keuze. In een persbericht maakte de RVM duidelijk dat deze oproep werd gedaan toen na de vrijdagspreek van 28 mei 2010 flyers aan bezoekers uitgedeeld waren met de oproep aan moslims om niet te gaan stemmen. Het persbericht stelde verder dat ook in filmpjes op internet deze boodschap onder de moslimbevolking werd verspreid
39
40