RECIDIVISTEN VOORKOMEN IS BETER DAN GENEZEN
EEN ONDERZOEK NAAR DE OORZAAK VAN HET TOENEMENDE AANTAL RECIDIVISTEN BIJ PROJECT VROEG EROPAF
Ursela Rijnders Studentnummer: 4355140 Datum: 05-02-2014 Herexamen NCOI Opleidingsgroep HBO Bachelor Maatschappelijk werk en dienstverlening
Docent Jacqueline Nollet
Voorwoord Mijn naam is Ursela Rijnders en in het kader van mijn opleiding Maatschappelijk werk en dienstverlening, heb ik deze eindopdracht gemaakt. De aanleiding voor deze opdracht was mijn stage bij Vroeg Eropaf en mijn interesse voor het outreachend werken. Met de opgedane kennis en ervaring, kon ik met dit onderzoek een bijdrage leveren aan de dienstverlening van Doras. Graag wil ik iedereen bedanken die mij gesteund heeft bij het maken van mijn allereerste onderzoeksopdracht. Met name wil ik Saskia van Rij bedanken voor haar vertrouwen in mij. Dankzij haar fantastische hulp en onmetelijke geduld heb ik deze opdracht kunnen afronden. Speciale dank gaat uit naar Alida en Jelle voor hun aanmoediging en ondersteuning bij het maken van deze opdracht.
Managementsamenvatting Doras is de instelling voor maatschappelijke dienstverlening in Amsterdam Noord dat in 2000 is opgericht. Inwoners van Amsterdam Noord kunnen met praktische, sociale en maatschappelijke vragen en problemen terecht bij Doras. Deze instelling is het knooppunt voor alle maatschappelijke diensten in Amsterdam Noord. Op 1 juli 2007 is het project Vroeg Eropaf geïntroduceerd. De outreachende aanpak van Vroeg Eropaf heeft tot doel dat bewoners die hulp nodig hebben maar zelf de weg niet vinden, toch met de hulpverlening in aanraking komen. Primair doel is het voorkomen van ontruimingen en het informeren en ondersteunen van cliënten zodat herhaling wordt voorkomen. Sinds 2011 signaleert het management vaker recidivemeldingen, waardoor de effectiviteit van de outreachende aanpak ten dele verloren gaat. De verwachting is dat de oorzaak ligt aan de (lange) wachttijd van cliënten die naar de vervolghulp zijn doorverwezen of uitval van cliënten gedurende de vervolghulp. Met bovenstaand gegeven is de hoofdvraag als volgt geformuleerd: In hoeverre sluit de vervolghulp aan bij de mensen die gebruik gemaakt hebben van het traject Vroeg Eropaf zodanig dat recidive voor her-aanmelding bij Vroeg Eropaf voorkomen kan worden? De hoofdvraag heeft het volgende tot doelstelling: In oktober 2013 liggen er concrete aanbevelingen om het vervolgtraject resultaatgericht aan te pakken. Het onderzoek betreft een kwantitatief dossieronderzoek. Dit heeft betrekking op cliënten die door woningcorporaties zijn aangemeld vanwege een betalingsachterstand van twee maanden. Over het eerste kwartaal van 2012 zijn 43 huurders bereikt en al deze cliëntdossiers zijn onderzocht. De doelgroep betreft volwassenen van 18 jaar en ouder en zijn bewoners uit Amsterdam Noord. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat negen cliënten waren doorverwezen naar vervolghulp en 44% van het totaal geen hulp wilde. De gemiddelde wachttijd bleek 3 weken te zijn, waarbij alle cliënten naar de vervolgafspraak waren gegaan. De reden voor uitval bij twee cliënten gedurende het traject voor schuldhulp waren een verhuizing en een scheiding. Eén cliënt heeft het schuldhulptraject afgerond en van de overige 7 was deze nog gaande. Van het totaal aantal bereikte cliënten bleek 33% aangemerkt als recidivist. Na heraanmelding waren 3 cliënten alsnog doorverwezen naar vervolghulp, 3 cliënten wilden wederom geen hulp en 4 cliënten werden niet bereikt. Conclusie en aanbeveling: Het toenemende aantal recidivisten is niet gelegen in de vervolghulp, maar betreft voornamelijk cliënten die niet in de vervolghulp terechtkomen en die hulp weigerden. De aanbeveling is om de hulpverleners van Vroeg Eropaf een training te geven over het aanspreken en motiveren van cliënten, zodat het bereik van Vroeg Eropaf groter wordt en er meer cliënten doorstromen naar vervolghulp.
Inhoudsopgave Voorwoord Managementsamenvatting 1 Inleiding................................................................................................................................. 5 1.1 De organisatie .................................................................................................................... 5 1.2 Outreachend werken .......................................................................................................... 5 1.3 Vroeg Eropaf ...................................................................................................................... 7 1.4 Aanleiding .......................................................................................................................... 8 1.5 Doelstelling ........................................................................................................................ 8 1.6 Onderzoeksmethode en doelgroep .................................................................................... 9 1.7 Beschrijving van de hoofdstukken ...................................................................................... 9 2 Het hulpverleningstraject ..................................................................................................... 10 2.1 Inleiding............................................................................................................................ 10 2.2 Verloop bereikte cliënten .................................................................................................. 10 2.3 Wachttijd .......................................................................................................................... 10 2.4 Uitval ................................................................................................................................ 11 2.5 Afgerond schuldhulpverleningstraject ............................................................................... 12 2.6 Recidivisten ...................................................................................................................... 12 2.7 Samenvatting ................................................................................................................... 13 3 Analyse ............................................................................................................................... 14 3.1 Inleiding............................................................................................................................ 14 3.2 Resultaat .......................................................................................................................... 14 3.3 Mogelijke oplossing .......................................................................................................... 14 3.4 Validiteit ........................................................................................................................... 14 4 Conclusie en aanbevelingen ............................................................................................... 15 4.1 Inleiding............................................................................................................................ 15 4.2 Conclusie ......................................................................................................................... 15 4.3 Aanbeveling ..................................................................................................................... 15 Literatuurlijst Bijlage I: Schema methodisch hulpverlenen voor outreachend werken
1 Inleiding 1.1 De organisatie Stichting Doras is in 2000 opgericht als de instelling voor maatschappelijke dienstverlening in Amsterdam Noord. Doras typeert zichzelf als een cliëntgerichte organisatie, met deskundige en betrokken medewerkers. Ze levert een eenduidig, herkenbaar, gratis en laagdrempelig aanbod van maatschappelijke dienstverlening, dat is afgestemd op de veranderende vraag van kwetsbare burgers. Doras staat garant voor kwaliteit en werkt efficiënt, flexibel en slagvaardig. Afgelopen jaren heeft Doras integraal en outreachend werken een centrale plaats gegeven binnen haar dienstverlening. Deze aanpak gaat ze de komende beleidsperiode verder uitwerken. Daarbij benaderen medewerkers de meervoudige problemen van cliënten in samenhang en in samenspraak met de cliënt en zoeken ze naar passende oplossingen. Professionals maken daarbij gebruik van de kracht van bewoners zelf en hun omgeving. Doras is ervan overtuigd dat door een vroege signalering van problemen en een tijdige aanpak in veel gevallen verergering wordt voorkomen. Daarom gaan medewerkers op mensen af van wie ze signalen ontvangen of bij wie ze problemen of isolement vermoeden. De hulp- en dienstverleningsvisie van Doras vloeit voort uit de missie van stichting Doras. De missie van Doras is het bevorderen van maatschappelijke participatie en sociale integratie van burgers, waardoor maatschappelijke uitval wordt voorkomen. Bijzondere aandacht is er voor hen die de greep op de eigen situatie kwijt zijn of dreigen te verliezen. Doras werkt daarbij vanuit het perspectief van de klant en van diens behoeften, met respect voor de eigen identiteit van ieder individu. Efficiëntie, flexibiliteit, slagvaardigheid en een zorgvuldige werkwijze kenmerken de organisatie. Door de wijkgerichte en integrale benadering is de dienstverlening nog scherper afgestemd op de vaak complexe vraag van de cliënt. De komende jaren gaat Doras deze aanpak verdiepen en haar medewerkers verder toerusten op integraal en outreachend werken (beleidsplan Doras 2011-2014, Amsterdam, 2011). 1.2 Outreachend werken - erbovenop, ernaast, ervandaan en eropaf Door de eeuwen heen heeft de samenleving altijd maatschappelijke 'uitvallers' gekend: mensen die buiten de structuren van de samenleving vielen. In elke tijdsgeest, met elke veranderende maatschappelijke situatie kregen ze andere benamingen, werden ze anders bejegend en bestonden er andere ideeën over wat goed voor hen zou zijn. Als de gedachte achter outreachend werken in deze historische context wordt geplaatst, dan blijkt dat dit gedachtegoed beslist niet nieuw is. In de middeleeuwen werden reeds de eerste fundamenten gelegd voor de latere armenzorg en het sociaal werk. Deze fundamenten bestonden uit een eeuwenlang volgehouden sociaalchristelijke motivatie om naastenliefde te betonen en goede werken te verrichten (van Doorn, van Etten en Gademan, 2008, p. 31). Aan het einde van de middeleeuwen beschikten vrijwel alle steden in Nederland niet alleen over kloosters waar armen werden opgevangen, maar ontstonden er ook gasthuizen en andere instellingen voor armenzorg. De uitbreiding van het aantal instellingen maakte het ook mogelijk om onderscheid aan te brengen tussen verschillende categorieën hulpbehoevenden en deze afzonderlijk van elkaar op te vangen: gaandeweg ontstonden er taakverdelingen tussen instellingen en ging men zich specialiceren. In de eeuwen direct na de middeleeuwen kwam langzamerhand de stedelijke cultuur op, de werkgelegenheid groeide en er ontstond een welvarendere elite en een standenmaatschappij. Daarmee veranderde ook de tijdsgeest. Armen werden meer als een sociaal probleem gezien en soms zelfs als een gevaar. De nieuwe motieven in de armenzorg werden het aanleren van arbeidsdiscipline, ordehandhaving en opvoeding (Van der Linden, 2007: p. 33). Pagina 5 van 17
Halverwege de achttiende eeuw ontstond er een hausse aan nieuwe verenigingen, maatschappijen en instellingen, die aan de basis stonden van het moderne sociale werk. De pioniers die aan de wieg stonden van deze nieuwe initiatieven waren in de regel particuliere weldoeners afkomstig uit de 'betere kringen': uit de maatschappelijke bovenlaag. Deze pioniers werden onder andere gedreven tot sociaal werk omdat deze periode het beschavingspeil van de samenleving steeds meer werd afgelezen van de manier waarop armen, wezen, zieken en gehandicapten werden behandeld. Een voorbeeld van deze nieuwe initiatieven is de 'Maatschappij tot Nut van het Algemeen'. Dit initiatief, kortweg het Nut genoemd, werd in 1784 opgericht door gegoede burgers en plaatselijke notabelen, zoals predikanten, onderwijzers, notarissen, middenstanders, huisartsen en advocaten. Zij trokken ten strijde tegen de 'onkunde en zedeloosheid' van het volk. Het Nut groeide uit tot een invloedrijke organisatie, maar vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw zakte het Nut langzaam in onder invloed van de verbetering van het onderwijs en de toegenomen welvaart. De overheid zette zich steeds meer in om sociale wetgeving uit te vaardigen. Daarmee werd de basis gelegd voor de latere verzorgingsstaat. De ideologie van de verzorgingsstaat was gebaseerd op de visie dat het verstrekken van financiële zekerheid en van hulp en zorg steeds meer werd gezien als een overheidstaak, en steeds minder werd beschouwd als een verantwoordelijkheid van de familie, buurt of particuliere initiatieven zoals de kerken. Zorg en welzijn werd langzamerhand opgevat als iets waar burgers recht op hadden en waar de overheid zorg voor moest dragen. De overheid nam een sturende rol op zich en ging meer uit van de ‘maakbaarheidsgedachte’ (Van der Linden, 2007). In de periode tussen 1914 en 1970 werden 'onmaatschappelijke' gezinnen in aparte woonwijken ondergebracht. De diepere oorzaken van onmaatschappelijkheid bleef men zoeken in de individuele tekortkomingen van de persoon of het gezin. De oplossing daarvoor was heropvoeding. In de zeventiger jaren verdwenen de speciale woonwijken voor onmaatschappelijken één voor één. Professionals namen meer afstand en via buurt- en opbouwwerk gingen zij zich richten op kansarmen in achterstandswijken (Dercksen & Verplanke, 1987). In het boek De markt van welzijn en geluk van Hans Achterhuis (1980) stelt hij zich kritisch ten aanzien van het welzijnswerk. Achterhuis opende de aanval op de, in zijn ogen, bemoeizuchtige en machtsmisbruikende professionals, die met hun hulpaanbod enkel nog meer vraag naar hulpverlening creëerden. Het boek kreeg verrassend veel bijval uit de gelederen van welzijnswerkers, die daarmee hun eigen werk en de legitimering daarvan verder ter discussie stelden. Het welzijnswerk belandde in een diepe identiteitscrisis. Bezuinigingen in de jaren zeventig en tachtig had tot gevolg dat veel van de beroepen en functies die een outreachend karakter hadden, verdwenen. Woningcorporaties, die in de regel woonmaatschappelijk werkers in dienst hadden die contact zochten met overlastveroorzakers en wanbetalers, en die desnoods de achterstallige huur contact gingen ophalen, zijn eveneens medio jaren zeventig en tachtig als beroepssoort vrijwel geheel verdwenen. In de jaren tachtig trad er verzakelijking op en er werden markttermen geadopteerd. De verzakelijking betrof zowel de werkwijze van het hulpverleningsproces, als de organisatie van de instellingen. Vormen van onvrijwillige, gedwongen of voorwaardelijke hulpverlening konden in veel sectoren, en met name binnen het maatschappelijk werk, op veel weerstand rekenen. In de negentiger jaren werd er kritiek gegeven op de afzijdige methode van werken en werd de term bemoeizorg gelanceerd (een combinatie van de termen 'bemoeizucht' en 'zorgzaam'). Het denkbeeld om van wieg tot het graf verzorgd te worden verdween en burgers dienden zich actief in te zetten om hun problemen zoveel mogelijk eerst zelf op te lossen. Geleidelijk maakte de verzorgingsstaat plaats voor de participatiestaat, waarin de burger meer eigen verantwoordelijkheid heeft. Het welzijnsbeleid is hierdoor steeds meer een taak geworden van de gemeente, in plaats van de landelijke overheid. Deze veranderde opvattingen zijn opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en deze ontwikkeling gaat tot op heden door en kent een spanningsveld met Vroeg Eropaf. Pagina 6 van 17
1.3 Vroeg Eropaf Doras biedt een aantal producten waarbij een preventieve outreachende aanpak centraal staat. De kern van deze aanpak is om mensen die niet om ondersteuning kunnen, durven of willen vragen actief te benaderen. Ook worden cliënten die uitvalsgedrag vertonen actief benaderd, met als doel ze binnen de dienstverlening te houden, op afspraken te doen verschijnen en hen te activeren. Outreachend werken is zodoende een vorm van positieve bemoeizorg, die Doras in toenemende mate gaat inzetten om problemen vroegtijdig en integraal aan te pakken. Een voorbeeld hiervan is het project Vroeg Eropaf, dat in Amsterdam Noord op 1 juli 2007 is geïntroduceerd. Primair doel is het voorkomen van ontruimingen en het informeren en ondersteunen van cliënten zodat herhaling wordt voorkomen. Het secundaire doel is het in kaart brengen van de psychosociale problematiek van de cliënten en het zo nodig toeleiden en bemiddelen naar de juiste organisatie voor verdere ondersteuning of hulpverlening. Door een nauwe samenwerking van het stadsdeel, de gemeente (DWI), de woningcorporaties en Doras werd het mogelijk om bewoners in Noord met een huurachterstand vroegtijdig te benaderen. Het belangrijkste doel van Vroeg Eropaf is contact leggen met de huurder. Daarnaast vinden binnen Vroeg Eropaf de volgende werkzaamheden plaats: zicht krijgen op huurachterstand; indien mogelijk treffen van betalingsregeling; in kaart brengen achterliggende problematiek; toeleiden naar vervolghulp. De werkwijze van Vroeg Eropaf in Amsterdam Noord is als volgt: Wanneer de huurder niet bekend is of een gesloten casus heeft dan wordt er standaard een aankondigingsbrief gestuurd waarin de huurder gevraagd wordt om contact op te nemen met Vroeg Eropaf. In deze brief wordt ook een vooraankondiging gemaakt van het eerste huisbezoek. Wanneer na 5 (werk)dagen niet gereageerd is op de brief dan wordt er zonder overleg met de huurder een huisbezoek gepland. Mocht de huurder thuis niet zijn aangetroffen dan wordt er een tweede brief achtergelaten. In deze brief wordt gemeld dat medewerkers van Vroeg Eropaf langs zijn geweest, vervolgens wordt de huurder verzocht nogmaals contact met Vroeg Eropaf op te nemen. Mocht de huurder niet reageren op de tweede brief dan wordt na 5 (werk)dagen het tweede huisbezoek gepland. Wanneer de huurder ook het tweede huisbezoek niet thuis is aangetroffen wordt de derde brief achtergelaten. In deze brief wordt gemeld dat dit het laatste huisbezoek was, mogelijke consequenties van het niet betalen van de huur en de mogelijkheid om ondersteuning te krijgen van Stichting Doras. Het model voor methodisch hulpverlenen voor outreachend werken is in bijlage I in een schematisch overzicht weergegeven (overgenomen uit: van Doorn, van Etten en Gademan, 2008, p. 200). Vroeg Eropaf kent een outputfinanciering op grond van ‘bereikt’. Er is sprake van ‘bereikt’ wanneer er persoonlijk contact is geweest, een huisbezoek heeft plaats gevonden en de volgende punten kunnen worden teruggerapporteerd: oorzaak betalingsachterstand plan van aanpak structurele oplossing inlopen betalingsachterstand Sinds medio 2012 is Heropaf gestart. Bij Heropaf wordt na 6 maanden gekeken of de bereikte huurders nog structureel hun betalingsregeling en huur betalen. Mocht dit niet het geval zijn dan wordt er weer contact gezocht met de huurder. Door het starten van Heropaf komt er meer zicht op de wijze waarop de huurder zich houdt aan de gemaakte afspraken. Pagina 7 van 17
Anno nu is de samenwerking naast de woningcorporaties uitgebreid met zorgverzekeraars, energiebedrijven en Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam.
1.4 Aanleiding De outreachende aanpak van Vroeg Eropaf heeft tot doel dat bewoners die hulp nodig hebben maar zelf de weg niet vinden, toch met de hulpverlening in aanraking komen. Het primaire doel – zoals in de vorige paragraaf is vermeld – is het voorkomen van ontruimingen en het informeren en ondersteunen van cliënten, zodat herhaling wordt voorkomen. Aangezien het management sinds 2011 vaker recidivemeldingen signaleert, verliest Vroeg Eropaf hiermee deels zijn effectiviteit. Het gevolg is dat recidivisten dieper in de schulden komen te zitten en het voor hen moeilijker wordt om uit de situatie te komen. Vermoed wordt dat het probleem bij de wachttijd ligt en/of door uitval van cliënten gedurende het hulpverleningstraject. Het management heeft mij uitgenodigd om onderzoek te doen naar het verloop van het hulpverleningstraject en aanbevelingen te geven om het aantal recidivisten terug te dringen. 1.5 Doelstelling De doelstelling van dit onderzoeksrapport is om na te gaan wat er ten grondslag ligt aan het toenemende aantal recidivemeldingen. Het is bekend dat als een cliënt gedurende het hulpverleningstraject uitvalt, dit een vergroot risico is om als recidive weer te worden aangemeld bij Vroeg Eropaf. Door te kijken naar het verloop van het hulpverleningstraject, kan er inzicht verkregen worden over de oorzaak van het toenemende aantal recidivemeldingen. Bij succes zal de dienstverlening bij Doras beter afgestemd zijn op de cliënt en verhoogt dit de professionaliteit van de hulpverleners binnen de organisatie. Met dit streven voor ogen, is de doelstelling als volgt geformuleerd: In oktober 2013 liggen er concrete aanbevelingen om het vervolgtraject resultaatgericht aan te pakken. De hoofdvraag die hieruit voorvloeit is als volgt: In hoeverre sluit de vervolghulp aan bij de mensen die gebruik gemaakt hebben van het traject Vroeg Eropaf zodanig dat recidive voor her-aanmelding bij Vroeg Eropaf voorkomen kan worden? Om tot beantwoording van de hoofdvraag te komen, zal antwoord gegeven worden op de volgende deelvragen: 1) Wat is het verloop van bereikte cliënten na contact met Vroeg Eropaf? 2) Hoeveel wachttijd zit er tussen de doorverwijzing van Vroeg Eropaf en de vervolghulp? 3) Als er sprake is van uitval, wat is daarvan de reden? 4) Hoeveel cliënten hebben het hulpverleningstraject volledig doorlopen? 5) Hoeveel cliënten zijn als recidive aangemeld na het eerste contact bij Vroeg Eropaf? 6) In welke fase van het hulpverleningstraject komen de meeste recidive voor? Het definitieve onderzoeksrapport zal aan het management van Doras worden voorgelegd.
Pagina 8 van 17
1.6 Onderzoeksmethode en doelgroep Voor dit onderzoek is gekozen voor kwantitatief onderzoek in de vorm van een dossierstudie. Hiervoor is gekozen omdat de benodigde data al beschikbaar was en geeft de mogelijkheid om kennis en informatie op detailniveau te verzamelen en te bestuderen. Naast de bruikbaarheid heeft dit ook tijdwinst als voordeel. Hoewel het houden van schriftelijke enquêtes wel ter sprake is gekomen, is voor deze onderzoeksmethode niet gekozen. Dit zou een tijdrovende klus zou worden en de ervaring leert dat deze wijze van onderzoeken een lage respons oplevert. Gezien de beperkte omvang van de eindopdracht, is ervoor gekozen om dossiers van cliënten te onderzoeken die alleen door een woningcorporatie aangemeld waren. De periode betreft het eerste kwartaal van 2012 en telt een totaal van 43 cliëntdossiers. De doelgroep voor dit onderzoek zijn bewoners uit Amsterdam Noord en betreft volwassenen van 18 jaar en ouder. Deze cliënten zijn door de woningcorporatie bij Vroeg Eropaf aangemeld naar aanleiding van een betalingsachterstand van twee maanden. Dit op grond van 'bereikt' volgens de outputfinanciering van Vroeg Eropaf. 1.7 Beschrijving van de hoofdstukken In hoofdstuk 2 wordt het hulpverleningstraject bekeken, vanaf het eerste contact met Vroeg Eropaf tot en met het doorlopen van het traject voor schuldhulp. Ten slotte wordt er gekeken naar het percentage van recidivisten uit de onderzoeksgroep en in welke fase deze het meest voorkomen. Hoofdstuk 3 vormt de analyse van de gevonden resultaten en geeft een eerste aanzet op een mogelijke oplossing. Ten slotte wordt in hoofdstuk 4 de conclusie en aanbeveling beschreven.
Pagina 9 van 17
2 Het hulpverleningstraject 2.1 Inleiding Om inzicht te krijgen over het toenemende aantal recidivisten, wordt er naar een aantal elementen in het hulpverleningstraject gekeken. De verwachting is dat de oorzaak te vinden is bij de (lange) wachttijd of uitval van cliënten gedurende het hulpverleningstraject. Alle dossiers worden onderzocht vanaf het eerste contact met Vroeg Eropaf tot en met het afronden van het schuldhulpverleningstraject. Vervolgens wordt onderzocht wat het percentage recidivisten is en in welke fase van het hulpverleningstraject de meeste recidivisten voorkomen. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting van de gevonden resultaten.
2.2 Verloop bereikte cliënten In het eerste kwartaal van 2012 zijn er bij Vroeg Eropaf 43 cliënten bereikt volgens de outputfinanciering van Doras. Deze cliënten zijn door woningcorporaties bij Vroeg Eropaf aangemeld vanwege een betalingsachterstand van twee maanden. Om inzicht te krijgen over hoeveel cliënten zijn doorverwezen naar de vervolghulp, is onderzocht wat het verloop is nadat Vroeg Eropaf een cliënt heeft bereikt. Verloop bereikte cliënten
Aantal
20
19
15 10
8
7
5
2
2
2
2
1
0 Vervolg w il geen hulp
regeling getroffen door VEOA
naar SHV doorverw ezen
naar SR doorverw ezen
advies gegeven
in traject WSNP
contact verbroken
onjuiste melding
Zoals bovenstaande grafiek te zien is, heeft Vroeg Eropaf van de 43 bereikte cliënten in totaal negen doorverwezen naar de vervolghulp. Zeven van hen zijn doorverwezen naar schuldhulpverlening en twee cliënten naar de Sociaal Raadslieden. Vroeg Eropaf heeft twee cliënten ondersteuning gegeven om een betalingsregeling te treffen en aan twee anderen advies hierover. Negentien van de bereikte cliënten heeft aangegeven geen vervolghulp te willen. Dit is 44% van het totaal aantal bereikte cliënten. 2.3 Wachttijd Doras heeft de maximale wachttijden na de aanmelding voor dienstverlening genormeerd. Als uitgangspunt geldt dat de dienstverlening aan cliënten zo snel mogelijk en binnen de geldende wachttijden start. Gebeurt dat niet, dan is er sprake van een wachtlijst. Doras beoogt het doel een wachtlijstvrije organisatie te zijn. De beleidsvoornemens hiervoor zijn: - en backoffice; overleg met partners en opdrachtgevers (beleidsplan Doras 2011-2014). De maximale afgesproken wachttijd is binnen 14 dagen een afspraak te hebben. Pagina 10 van 17
Een mogelijke oorzaak van het toenemende aantal recidivemeldingen, kan gelegen zijn in de wachttijd tussen Vroeg Eropaf en de vervolghulp. Hierop zijn de dossiers onderzocht op het aantal dagen tussen het laatste contact bij Vroeg Eropaf en het eerste contact bij de vervolghulp.
Wachttijd 80
72
70
Aantal dagen
60 50 37
40 30 20
19
35
34 20
18
12
10
1
0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
Cliënten
Bij één cliënt is de wachttijd opgelopen tot 72 dagen na doorverwijzing van Vroeg Eropaf naar de schuldhulpverlening. De cliënt was door revalidatie niet eerder in staat om het schuldhulpverleningstraject te starten. Hierdoor is de gemiddelde wachttijd opgelopen tot 39,2 dagen. Wordt deze buiten beschouwing gelaten om zo een meer reëel beeld over de wachttijd te krijgen, dan komt het aantal dagen wachttijd voor vervolghulp op 22 dagen te staan. Anders gezegd is de gemiddelde wachttijd voor een cliënt ongeveer drie weken.
2.4 Uitval Cliënten hebben zelf de keuze of zij gebruik maken van schuldhulpverlening. Geheel vrijblijvend is deze echter niet. De ervaring leert dat de schuldhulpverlening veel inzet van de cliënt vraagt. Daarnaast heeft de overheid bepaalde voorwaarden gesteld aan deze vorm van hulpverlening. Eén van deze voorwaarden is het volgen van een budgetcursus, dat bestaat uit vier bijeenkomsten (Folder schuldhulpverlening, Doras, 2013). Om te achterhalen of uitval gedurende de wachttijd of tijdens het schuldhulpverleningstraject de (mede-)oorzaak is voor het toenemende aantal recidivisten, wordt het antwoord gezocht op de reden van uitval als hier sprake van is. Dossieronderzoek heeft uitgewezen dat alle doorverwezen cliënten bij de vervolghulp zijn aangekomen. Kortom, gedurende de wachttijd is er geen sprake geweest van uitval. Twee cliënten hebben het schuldhulpverleningstraject niet afgerond. Eén cliënt is naar een ander stadsdeel verhuisd, waardoor deze het traject voor schuldhulp bij Doras niet kon afronden. Dit is omdat de maatschappelijke dienstverlening van Doras alleen voor bewoners uit Amsterdam Noord is. De andere cliënt moest uit het schuldhulpverleningstraject stappen, vanwege diens scheiding en de wet- en regelgeving hieromtrent. Na de scheiding heeft deze cliënt het schuldhulpverleningstraject weer aangevangen.
Pagina 11 van 17
2.5 Afgerond schuldhulpverleningstraject Voor het totaalbeeld wordt onderzocht wat de stand van zaken is van cliënten die de schuldhulpverlening zijn ingegaan. De dossiers zijn onderzocht op het aantal cliënten waarvan het traject nog gaande is en het aantal cliënten die het traject hebben afgerond. Hieruit is naar voren gekomen dat van de 43 cliënten die in het eerste kwartaal van 2012 door Vroeg Eropaf zijn doorverwezen, 9 cliënten de schuldhulpverlening zijn ingegaan. Hiervan is één cliënt verhuisd, zoals aangegeven in de vorige paragraaf. Van 7 cliënten is het schuldhulpverleningstraject nog gaande. Dit betekent dat er één cliënt is die het traject voor schuldhulp heeft afgerond, wat inhoudt dat er een schuldenregeling is getroffen. Er zijn twee officiële schuldregelingen, te weten: Saneringskrediet bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam (GKA). Dit wordt ook wel “het minnelijk traject” genoemd. De Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Dit wordt ook wel “het wettelijke traject” genoemd. Het schuldsaneringskrediet is een lening van de kredietbank aan de cliënt. Met het kredietbedrag, biedt de kredietbank de schuldeisers een akkoord aan. Voorwaarde voor het slagen van een sanering is dan ook dat al de schuldeisers akkoord gaan. Het krediet betaalt de cliënt vervolgens binnen drie jaar af aan de kredietbank. Als de cliënt gedurende drie jaar maximaal heeft afgelost en ook aan de overige voorwaarden heeft voldaan, is de cliënt na drie jaar schuldvrij. Als een saneringskrediet niet lukt dan komt een cliënt mogelijk in aanmerking voor toelating tot de wettelijke schuldsanering, de WSNP. Deze wet biedt mensen met financiële problemen uitzicht op een schuldvrije toekomst. De rechter beslist of de cliënt een wettelijke schuldsanering krijgt en hoeveel en hoelang er afgelost moet worden.
2.6 Recidivisten Recidive betekent letterlijk herhaling (Wikipedia). Voor Vroeg Eropaf is een recidivist een cliënt die wederom is aangemeld met een betalingsachterstand van twee maanden. Om te onderzoeken wat de reden is van het toenemende aantal recidivisten, is van de 43 bereikte cliënten het aantal recidivsten geteld. Verder is gekeken naar het verloop bij het eerste contact met Vroeg Eropaf en tot slot het verloop na heraanmelding. aanta l
Recidivisten Verloop bij 1e contact Wil geen hulp Regeling getroffen Sociaal Raadslieden Contact verbroken Advies gegeven Totaal
7 3 1 2 1 14
In de tabel hierboven wordt zichtbaar dat zeven cliënten bij het eerste contact hebben aangegeven geen hulp te willen. Voor drie van hen hebben medewerkers van Vroeg Eropaf een betalingsregeling getroffen, maar konden de cliënten zich niet aan de regeling houden. Eén cliënt is doorverwezen naar de Sociaal Raadslieden. Twee cliënten hebben het contact verbroken en aan één cliënt is advies gegeven. Van het totaal aantal bereikte cliënten zijn er 14 aangemerkt als recidivist, oftewel 33%.
Pagina 12 van 17
Recidivisten Verloop na heraanmelding Wil geen hulp Niet bereikt Schuldhulpverlening Advies gegeven Met werkgever opgelost Zelf regeling getroffen Totaal
aanta l 3 4 3 2 1 1 14
Vroeg Eropaf heeft nogmaals contact gezocht met deze cliënten om hen hulp aan te bieden. Uit het dossieronderzoek is toen naar voren gekomen dat drie van hen opnieuw aangeeft geen hulp te willen. Vroeg Eropaf heeft aan twee cliënten advies gegeven. Eén cliënt heeft de betalingsachterstand samen met diens werkgever weten op te lossen en één cliënt had zelf een betalingsregeling getroffen. Vroeg Eropaf heeft drie cliënten kunnen doorverwijzen naar schuldhulpverlening. Vroeg Eropaf heeft vier cliënten ditmaal niet weten te bereiken. 2.7 Samenvatting Vroeg Eropaf heeft in het eerste kwartaal van 2012 een totaal van 43 cliënten bereikt volgens de outputfinanciering. Deze cliënten waren door woningcorporaties aangemeld met een betalingsachterstand van twee maanden. 19 cliënten (44%) hebben aangegeven geen hulp te willen en voor 8 cliënten is door Vroeg Eropaf een betalingsregeling getroffen. Verder zijn 9 cliënten doorverwezen naar vervolghulp, waarvan de gemiddelde wachttijd ongeveer drie weken is. Bij 2 cliënten was er sprake van uitval. Van 7 cliënten is het schuldhulpverleningstraject nog gaande en 1 cliënt heeft het schuldhulpverleningstraject volledig doorlopen. Van het totaal aantal bereikte cliënten is 33% als recidivist aangemerkt.
Pagina 13 van 17
3 Analyse 3.1 Inleiding Van de gevonden resultaten uit het vorige hoofdstuk wordt op beschrijvende wijze een analyse gegeven, wordt er gekeken naar een mogelijke oplossing en bespreken we de valideit van dit onderzoek. 3.2 Resultaat Sinds 2011 signaleert het management een toenemend aantal recidivemeldingen bij Vroeg Eropaf. Met dit onderzoek wordt antwoord gezocht op de hoofd- en deelvragen, met als doel concrete aanbevelingen te doen om het vervolgtraject resultaatgericht aan te pakken. Uit de resultaten is naar voren gekomen dat ondanks de wachttijd van drie weken – dat een week langer is dan de maximale afgesproken wachttijd – dit niet heeft geleid tot een toenemend aantal recidivisten. De reden hiervoor is ook niet te vinden door uitval gedurende het schuldhulpverlenngstraject. Daarentegen komt uit dit onderzoek wel naar voren dat 33% van de cliënten als recidivist werd aangemerkt. Het merendeel waren cliënten die aan Vroeg Eropaf bij het eerste contact hebben laten weten geen hulp te willen of waarvoor een betalingsregeling was getroffen. Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de oorzaak van het toenemende aantal recidive niet gezocht moet worden in de vervolghulp, maar dient de aandacht eerder gericht te worden op de groep die niet in de vervolghulp komt. Dit betekent dat de resultaten van dit onderzoek niet in relatie staan tot de gestelde onderzoeksvragen. Anders gesteld: er is geen causaal verband gevonden tussen de wachttijd en/of uitval gedurende de vervolghulp en het toenemende aantal recidivisten.
3.3 Mogelijke oplossing Om het toenemende aantal recidivisten terug te dringen, wordt de aandacht voor oplossingen verplaatst naar de groep die niet in de vervolghulp komt. Hierbij kan gedacht worden aan de motivatie van deze cliënten. Outreachcliënten voldoen per definitie niet aan het traditionele beeld van de gemotiveerde cliënt die zelf contact zoekt met hulpverleners met een hulpvraag. Soms willen potentiële cliënten in eerste instantie niets anders dan met rust gelaten worden. Of ze willen wel iets veranderen, maar dat is dan soms iets anders dan wat de hulpverlener graag veranderd zou willen zien. Meestal ontstaat de motivatie om het gedrag of levensstijl te veranderen pas in de interactie. Veranderen is in de regel een moeizaam en langdurig proces, waarbij terugval op de loer ligt. Voor outreachend werkers is het essentieel om gedegen kennis te hebben van de wijze waarop mensen tot verandering kunnen komen en van strategieën om veranderingsbereidheid te beïnvloeden. Theorieën over gedragsverandering en motiveringsstrategieën om cliënten te verleiden om een veranderingsproces in te gaan, bieden daarvoor goede aangrijpingspunten (van Doorn, van Etten en Gademan, 2008, p. 152).
3.4 Validiteit Dit onderzoek heeft zich gericht op dossiers van cliënten die door woningcorporaties waren aangemeld met een betalingsachterstand van twee maanden. Inmiddels is de samenwerking uitgebreid met ziektekostenverzekeraars, energiebedrijven en de Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam (DBGA). Dit heeft echter geen invloed op de onderzoeksresultaten, aangezien de populatie bij Vroeg Eropaf dezelfde blijft. Hiermee kunnen de resultaten van de analyse gegeneraliseerd worden en als representatief beschouwd worden.
Pagina 14 van 17
4 Conclusie en aanbevelingen 4.1 Inleiding Voor dit onderzoek werd antwoord gezocht op de volgende hoofdvraag: In hoeverre sluit de vervolghulp aan bij de mensen die gebruik gemaakt hebben van het traject Vroeg Eropaf zodanig dat recidive voor her-aanmelding bij Vroeg Eropaf voorkomen kan worden? In oktober 2013 liggen er concrete aanbevelingen om het vervolgtraject resultaatgericht aan te pakken. Om het traject Vroeg Eropaf resultaatgericht aan te pakken. 4.2 Conclusie Van het verloop van bereikte cliënten geeft 44% aan geen hulp van Vroeg Eropaf te willen. De onderzochte wachttijd blijkt gemiddeld 3 weken te zijn voor vervolghulp, waarbij alle cliënten naar de vervolgafspraak zijn gegaan. De reden voor uitval bleek een verhuizing en een scheiding te zijn. Eén cliënt heeft het schuldhulpverleningstraject volledig doorlopen, van de overige doorverwezen cliënten is deze nog gaande. Dit alles heeft geen antwoord gegeven op het toenemende aantal recidivisten. Van de onderzochte dossiers is 33% aangemerkt als recidivist. Dit zijn cliënten die bij het eerste contact met Vroeg Eropaf hebben aangegeven geen hulp te willen of waarvoor een betalingsregeling is georganiseerd. De conclusie is dat de vervolghulp aansluit bij de mensen die gebruik hebben gemaakt van het traject Vroeg Eropaf en dit niet tot een toename van het aantal recidivisten heeft geleid. Voor dit onderzoek is de aandacht voornamelijk uitgegaan naar de wachttijd voor cliënten en de uitval gedurende het hulpverleningstraject. De verwachting was dat in deze fasen de oorzaak te vinden was voor het toenemende aantal recidivisten. Achteraf blijkt dit onjuist te zijn en betekent dat de hoofdvraag voor dit onderzoek niet correct is geformuleerd. Door de goede verslaglegging van de medewerkers van Vroeg Eropaf, waren de gezochte gegevens in de dossiers eenvoudig terug te vinden. 4.3 Aanbeveling De aanbeveling is om de focus van outreachend werken te richten op cliënten die niet in de vervolghulp terechtkomen. Geadviseerd wordt de hulpverleners bij Vroeg Eropaf een training ‘motiveren’ te geven met theorieën over gedragsverandering en motiveringstechnieken. Outreachend werken is volop in ontwikkeling, wat betekent dat er in de loop der tijd nieuwe theorieën en methoden worden ontwikkeld. De hulpverleners dienen over een groot instrumentarium te beschikken, zodat zij dit instrumentarium weloverwogen, naar behoefte en flexibel kunnen inzetten voor hun cliënten (van Doorn, van Etten en Gademan, 2008, p. 172). Hiermee kan als resultaat worden bereikt dat het aanbod voor hulpverlening beter aansluit op (potentiële) cliënten. Als meer cliënten in een vroeg stadium in behandeling komen, wordt herhaling voorkomen en zal hierdoor het aantal recidivisten afnemen.
Pagina 15 van 17
Literatuurlijst Algemene brochure Doras, Doras, Amsterdam, 2010. Folder Schuldhulpverlening, Doras, Amsterdam, januari 2013. Hulp- en dienstverleningsvisie Stichting Doras, Amsterdam, december 2004. Miller, W.R. en Rollnick, S. (2012), Motiverende gespreksvoering. Theologische uitgeverij Ekklesia. Snellen, A. (2012), Basismodel voor methodisch hulpverlenen in het maatschappelijk werk. Bussum: Coutinho. Ter Horst, J. (2011), Rapporteren in de hulp- en dienstverlening. Bussum: Coutinho. Van Doorn, L., van Etten, Y. & Gademan, M. (2008) Outreachend werken. Handboek voor werkers in de eerste lijn. Bussum: Coutinho. Verhoeven, N. (2011), Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Voorbereid en Eropaf! Doras beleidsplan 2011-2014, Doras, Amsterdam, 2011. Vroeg Eropaf rapportage 2010, Doras, Amsterdam, 2010. www.wikipedia.nl Zoest, C. Van (2010), Kwaliteitszorg voor non-profitorganisaties. Met succes overleven in een concurerende markt. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
Pagina 16 van 17
Bijlage I: Schema methodisch hulpverlenen voor outreachend werken
Pagina 17 van 17