Voorkomen is beter dan genezen Preventief werken aan gezondheid via: - de leefstijl - de sociale en fysieke leefomgeving - de beschikbaarheid van gezondheidszorgvoorzieningen
Borculo, Maart 2013
1
Inhoudsopgave (leeswijzer) INLEIDING SAMENVATTING KADERS DOELSTELLING GEZONDHEIDSBELEID GEZONDHEID GERELATEERDE BELEIDSONTWIKKELINGEN DENKRICHTING VOOR UITVOERINGSPROGRAMMA FINANCIEN Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Definities van volksgezondheid en preventie Gezondheid van cijfers naar programmapunten Gezondheidsbeleid en andere beleidsterreinen Uitvoering gezondheidsbeleid 2009 - 2012
2
INLEIDING Op grond van de Wet publieke gezondheid is de gemeenteraad verplicht eens per 4 jaren een lokaal gezondheidsbeleidsplan vast te stellen. Hierin moet worden opgenomen wat de gemeentelijke doelstellingen zijn en welke acties hiervoor worden ondernomen ter realisering van de doelen. Vooral dient hierbij gedacht te worden aan de werkterrreinen jeugdgezondheidszorg, ouderengezondheidszorg en algemene infectieziektebestrijding. Het college van burgemeester en wethouders moet de totstandkoming en de continuiteit van en de samenhang binnen de publieke gezondheidszorg bevorderen. Ook bevordert het college de afstemming met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening. Onze doelstelling/taak is op een integrale manier de gezondheid van onze inwoners te beschermen en te bevorderen.Dit willen we onder andere doen door mensen aan te sporen tot een actieve en gezonde levensstijl. Dit is belangrijk voor maatschappelijke participatie, sociale activering en samenhang en bevordering van welzijn. Wij willen dit zoveel mogelijk vanuit een wijk, kerngerichte benadering. Uitgangspunt is de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de inwoners. Op langere termijn verwachten wij hierbij een kostenbesparing op zorg te kunnen bereiken. De Achterhoek is een regio met samenhang, een eigen identiteit en veel onderlinge betrokkenheid. Dat zijn goede ingrediënten om de komende jaren, zo nodig samen te blijven investeren in een gezondere leefstijl voor alle inwoners met extra aandacht voor de kwetsbare groepen in combinatie met de toepassing van bewezen effectieve leefstijlinterventies. Dit beleidsplan is dan ook tot stand gekomen in samenwerking met de gemeenten in de regio Achterhoek en de GGD. Het nog op te stellen uitvoeringsplan wordt gebaseerd op de lokale beleidskaders en de regionale overeenkomsten. De uitvoering vindt zoveel mogelijk lokaal, kernen wijkgericht plaats. De adviezen van onafhankelijke (nationale) adviesorganen geven aan dat: - de kosten van ons zorgstelsel uit de hand lopen door vooral ook de vergrijzing; - de sociaal economische gezondheidsverschillen, dat zijn de tweedeling tussen gezonde en ongezonde mensen en de kloof tussen rijk en arm, nog steeds groeien; - de landelijke aanpak moet verschuiven van “zorg en ziekte” naar werken aan “gezondheid en gedrag”(van zz naar gg), met een hoofdrol voor preventie en gerichte leefstijlinterventies; - gezondheidszorg een gezamenlijke taak is van “preventie”, “verzorging en ondersteuning” en “geneeskundige behandeling”. De onderlinge samenhang vergt samenwerking en regie. De bronnen voor dit opgestelde beleidsplan zijn: - de speerpunten uit de landelijke preventienota “Gezondheid dichterbij” (mei 2011); - het sociaal profiel van de provincie Gelderland dat in juni 2012 is vastgesteld; - de nationale en regionale Toekomst Verkenning Volksgezondheid 2010 (VtV); - de vierjaarlijkse GGD monitor en de adviezen van de Raad voor volksgezondheid en zorg (RVZ). Procedure Het beleidsplan Volksgezondheid wordt als beleidskader in de colleges van de acht gemeenten van de regio Achterhoek besproken en ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeenteraden. Dit zal op verschillende tijdstippen gebeuren. Na de vaststelling van dit beleidskader wordt een (regionaal) uitvoeringsplan opgesteld voor de projecten die gezamenlijk door acht of een deel daarvan worden opgepakt, waarbij nader wordt bepaald welke initiatieven mogelijk alleen op lokale schaal worden opgepakt. Het uitvoeringsprogramma wordt door het college vastgesteld. Daarin worden de inhoudelijke onderwerpen apart uitgewerkt. Regionale projecten hebben een schaalvoordeel. Er wordt aansluiting gezocht bij Achterhoek 2020. Bij de verdere uitwerking heeft elke gemeente dus ruimte voor een lokale invulling.
3
SAMENVATTING Er zijn grote groepen mensen die te weinig bewegen, nog steeds roken, veel drinken en meer eten dan goed voor ze is. In combinatie met stress leidt een ongezonde leefstijl tot suiker-, harten vaatziektes en/of overgewicht met allerlei fysieke en psychische aandoeningen. Preventie van vermijdbare ziekten De Wet publieke gezondheid (Wpg) stelt gemeenten (mede)verantwoordelijk voor de preventie van de gezondheid, inclusief de zogeheten “welvaartziektes”. Iedereen weet dat voorkomen beter is dan genezen. De welvaartsziektes: - zijn het gevolg van de moderne, en steeds vaker kant en klare, voeding met een forse toename aan vetten, zouten en suikers. - worden versterkt door het gebrek aan beweging in ons doen en laten (auto en digitalisering). - zijn chronisch en drukken een zwaar stempel op de rest van je leven. - zijn (en dat is het goede nieuws…) vermijdbaar, maar dat kost mensen moeite en kwetsbare groepen worden het snelst getroffen. Gedragsverandering Voor preventie is een ander gedrag nodig. Iedereen vindt zijn eigen gezondheid belangrijk en is daar zelf verantwoordelijk voor. Toch neemt de omvang van de moderne ziektes toe. Het is moeilijk om gezond te leven. Verkeerde voeding ligt overal voor het grijpen. Gasgeven (autorijden) gaat mensen makkelijker af dan stappen (wandelen) of trappen(fietsen). Samenwerking Preventie vergt een intersectorale aanpak, met een gezamenlijke inzet van beschikbare budgetten/ financieringsbronnen. De gemeente is het overheidsorgaan, dat de regie voert. Voor een doelmatige bescherming en bevordering van de gezondheid moeten de vele instellingen, instanties en organisaties duurzaam gaan samenwerken. Deze partners dienen hun eigen belangen ondergeschikt te maken aan dit algemene belang. Rol GGD
De GGD is voor de uitvoering van het gezondheidsbeleid de wettelijk aangewezen instantie. Zij werken op regionale schaal voor, namens en in opdracht van de gemeenten. De GGD krijgt haar geld via de gemeenten. We hebben de lijn ingezet dat de GGD geen uitvoeringsorganisatie moet zijn, maar een adviserende en ondersteunende. KADERS Randvoorwaarden en uitgangspunten zijn: 1. Mensen zijn en blijven zelf verantwoordelijk voor hun eigen gezondheid en krijgen waar dat nodig is ondersteuning van de gemeente om die eigen verantwoordelijkheid te kunnen nemen. 2. De uitvoering van de ondersteuning moet zoveel mogelijk aansluiten bij de wijk- en kerngerichte aanpak en bij de 3 transities. 3. Wij sluiten hierbij aan bij de door de raad vastgestelde Visienota transities Sociaal Domein. 4. De regie voor het ontwikkelen en uitvoeren van een lokaal gezondheidsbeleid ligt bij de gemeente. Dit is van belang voor de verbinding van de Volksgezondheid met de andere beleidsterreinen (Wmo, jeugd, onderwijs, sport, arbeid, verkeer, milieu, ruimtelijke ordening, openbare orde en veiligheid, rampenbestrijding). 5. Het beleid is gericht op de hele bevolking, met als doelgroepen: a. De verschillende leeftijdscategorieën; 4
b. c. d. e.
Inwoners met een relatief lage sociaal economische status; laaggeletterden; uitkeringsgerechtigden en ouderen (voor het eerst nu expliciet in de Wpg art. 5a).
6. Interventies richten zich op drie gezondheidsfactoren: a. leefstijl, met als speerpunten: overgewicht, diabetes, depressie, roken en schadelijk alcoholgebruik. Naast deze landelijke onderwerpen is seksuele gezondheid (van vooral jeugd en risicogroepen) een aanvulling. b. fysieke en sociale (en virtuele) omgeving, moet minimaal voldoen aan de wettelijke normen voor de verschillende milieuonderdelen en bevordert, waar mogelijk,daarmee een duurzaam leefmilieu van de volksgezondheid . c. beschikbaarheid van gezondheidszorgvoorzieningen, waarbij de gemeente het aanbod stimuleert op de volgende onderdelen: o de aanwezigheid van 1e en 2e lijnszorgvoorzieningen voor zijn inwoners; o de doorverwijzing van de 1e lijn naar de 0e lijn (gemeentelijke sport en welzijnsvoorzieningen) o samenwerking in de zorgketen. 7. Over de hele preventieketen is de GGD adviseur volksgezondheid voor de gemeente. Dit vraagt: o enerzijds regie door de gemeente (met ook stuurkracht) over de GGD. o en anderzijds een sterke adviesfunctie van de GGD onder andere op het terrein van verstrekking van epidemiologische gegevens. 8. Voor de effectieve ketengerichte aanpak wordt de samenwerking met Caransscoop (de Regionale Ondersteuningsstructuur van de 1e lijnszorg), de 1e lijn zelf en de zorgverzekeraar(s) verstevigd en vergroot1. 9. Gemeenten geven als werkgever zelf het goede voorbeeld door intern de gezondheid van bijvoorbeeld hun medewerkers te stimuleren en te bevorderen. Zij draagt dit ook uit richting het bedrijfsleven. DOELSTELLINGEN GEZONDHEIDSBELEID Gezonde mensen leven beter en als geheel met elkaar in een gezonde samenleving met betaalbare zorg. De inzet van ons college is gericht op het voorkomen van ziekten via: - gezondheidsbescherming en –bevordering; - ziektepreventie voor alle inwoners; - specifieke aandacht voor kwetsbare groepen en “hun” knelpunten om daar winst te boeken; - het beperken van een tweedeling in de gezondheidszorg. Van alle overheden staat de gemeente het dichtst bij de burger. Gemeenten hebben samen goed zicht op de maatschappelijke problemen en ontwikkelingen. Bestuurlijk (Rijk/ provincies/ gemeenten) gezien, is de gemeente dan ook het juiste niveau voor de regie en aansturing van de publieke gezondheid2. Op het niveau van de leefgemeenschappen zijn verbindingen te maken
Zie volksgezondheidstoekomstverkenning 2010 samenwerking ten behoeve van vermindering van de gezondheidsverschillen; zie ook het advies van de Raad voor Volksgezondheid en Zorg/RVZ, dec. 2011 pag. 31; het is van belang dat gemeenten en zorgverzekeraars samen gezondheidsplannen op wijk/buurtniveau gaan maken en uitvoeren” en collectieve preventie een plek krijgt in de eerstelijnsgezondheidszorg (RVZ, dec. 11 pag. 31). 1
Bron: VNG, “Toekomstvisie op publieke gezondheid; maatschappelijke vraagstukken centraal- verbinden verschillende beleidsdomeinen”; feb. 2009 2
5
tussen verschillende factoren die van invloed zijn op gezondheid en de partijen en partners die daarbij een rol spelen. Wat betreft de meetbaarheid van de doelstellingen is er landelijk nog steeds onderzoek naar de vraag of, en in hoeverre, de doelstellingen op het gebied van volksgezondheid meetbaar gemaakt kunnen worden. Daar blijken aardig wat haken en ogen aan te zitten3. Het beoogde effect van een betere gezondheid is: - meer kwaliteit van leven; - meer kans op meedoen in de samenleving; - minder kans op armoedeval en - minder zorg en Wmo kosten De maatschappij wordt nu geconfronteerd met de (financiële) gevolgen van het minder gezonde leven uit het verleden. De overheveling van verantwoordelijkheden uit de Algemene wet bijzondere ziektekosten(Awbz) naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de transitie van de jeugdzorg en de participatiewet maken het belang van gezondheidspreventie groter. Nu investeren in de preventie zal zich op lange termijn terugverdienen in de eigen gemeentelijke portemonnee. Dit plan heeft als doel de richting te geven voor de kortere en mogelijk langere termijn. Kortdurende gedragsinterventies hebben echter weinig effect: het bereiken van het effect op de volksgezondheid via een fundamentele gedragsverandering is een kwestie van lange adem. In het uitvoeringsprogramma, wat volgt op vaststelling van dit plan, gaat het om de concrete invulling van de korte termijn interventies en hoe de resultaten gemeten (kunnen) worden. Een resultaat voor de korte termijn kan bijvoorbeeld zijn een stijging van het percentage mensen (jeugd, 55+) dat sport en beweegt. GEZONDHEID GERELATEERDE BELEIDSONTWIKKELINGEN Deze nota is gebaseerd op de laatste ontwikkelingen in de volksgezondheid op landelijk, provinciaal en regionaal niveau. In het kader hieronder een korte schets (zie de bijlagen voor meer informatie): Kinderen, jongeren, mensen met een sociaal lagere status en laaggeletterden zijn vatbaar voor het ontwikkelen van welvaartsziekten. Kinderen en jongeren staan bloot aan veel verleidingen ten aanzien van eten, roken en alcohol en reageren daar nog impulsief op. Door groepsdruk, de marketing van dit soort producten en de verslavende werking van sommige artikelen zijn zij niet altijd in staat om de effecten van ongezond gedrag voor later te overzien. Beschadiging van het jonge brein ligt op de loer. In een lagere sociaal economische klasse valt dit samen met een aantal ongunstige factoren waardoor die groep een kortere levensverwachting heeft dan mensen uit een hogere economische klasse. Het leven in een minder gunstige sociale context maakt dat de mensen daar moeilijker bereikt kunnen worden en de informatie minder eigen maken. Mensen met een sociaaleconomische lagere status gedragen zich relatief vaker ongezond, omdat het korte termijngenot het wint van de gezondheidswinst later. Daarbij komt nog het feit dat ongezond voedsel vaak goedkoper is dan gezond voedsel. (Bron: RVZ, achtergrondstudie “welvaartsziektes: andere ziekten, andere aanpak” dec. 2011 pag. 13).
Vanaf 2007 is het landelijk beleid gericht op: overgewicht, diabetes, depressie, roken en schadelijk alcoholgebruik. De landelijke preventienota “Gezondheid Dichterbij” van 2011 legt de nadruk meer dan voorheen op eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid voor de gezondheid, met “bewegen” en “jeugd” als thema’s. Dit kwam terug in de landelijke beleidsbrief sport uit 2011. “Gezondheid Dichterbij” onderstreept dat gemeenten het eerst aan zet zijn als het gaat om preventie. Gemeenten worden geacht meer te kunnen doen met minder middelen.
3
Bron: RVZ, achtergrondstudie “sturen op gezondheidsdoelen” juni 2011
6
Terugtrekking Rijk De nadruk op de eigen verantwoordelijkheid en de nieuwe rol van de lokale overheid heeft inmiddels geleid tot het stopzetten van landelijke leefstijlcampagnes zoals “stoppen-met-roken”. Bezuinigingen zijn doorgevoerd op kennisinstituten en onderzoeksinstellingen. In vergelijking met medicijnontwikkeling is relatief weinig geïnvesteerd in bewezen effectieve preventieve programma’s. Preventieve producten zijn geweerd uit het basispakket van de zorgverzekeraars; er waren bijvoorbeeld al verregaande afspraken over de opname van de Beweegkuur in de polis. Specialisten hebben gewaarschuwd dat het stopzetten van voorlichtingsprogramma’s een risico voor terugval heeft. De Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ4) heeft het over een tekortkoming in het zorgverzekeringsstelsel als dat gericht is op zorg (hoge kosten) en niet op gezondheid (lage kosten) met preventie dus. De Volksgezondheidstoekomstverkenning 2010 (VTV) meldt niet voor niets dat gemeentelijke gezondheidsbevordering op deze manier naar verwachting geen substantiële bijdrage zal leveren aan de vermindering van deze volksgezondheidsproblemen. Het advies van de VTV is: I. het verder verspreiden van effectief gebleken preventieprojecten in gemeenten en II. het beter op elkaar afstemmen van preventie en behandeling. DENKRICHTING VOOR UITVOERINGSPROGRAMMA Korte interventies hebben een beperkt effect. Het beleid zal ook moeten leiden tot programma’s van langere duur met een breed politiek draagvlak, voldoende (financiële) middelen en (zorg) partijen, die de interventie duurzaam uitvoeren. Uitgangspunten voor de interventies in het op te stellen uitvoeringsprogramma: - intersectoraal (binnen de zorg en tussen sectoren/organisaties); - bewezen effectief; - kostenprikkelend; - gericht op de landelijke speerpunten; - aansluitend bij initiatieven in de wijk/buurt/kern; - aansluitend bij de doelgroep, met extra aandacht voor kwetsbare mensen. Regie De GGD ontvangt haar geld via de gemeenten. Dit maakt dat de gemeenten samen de regie kunnen voeren. De ruimte voor het voeren van regie in een beleidsterrein met zo veel partners, partijen, instellingen, mede overheden, instituten, raden en adviesorganen is beperkt. Wij hebben de lijn ingezet dat de GGD geen uitvoeringsorganisatie moet zijn maar een adviserende en ondersteunende. De geldstroom van het Rijk wordt eerder minder dan meer. Omdat de gemeenten zelf weinig geld hebben, is het zaak samen te zoeken naar slimme verbindingen. Dit kan enerzijds door samenwerking in de regio en anderzijds door integrale lokale samenwerking met bundeling van middelen, daar waar dit kan. De GGD zal ook haar bijdrage moeten blijven leveren om middelen zo efficiënt en effectief mogelijk in te zetten. Nieuwe projecten vragen om een monitoring en evaluatie. Voor de gewenste regie is nader onderzoek nodig over de volgende vragen: - hoe kan de GGD vanuit de gemeente(n) optimaal worden aangestuurd? - hoe om te gaan met de dubbele rol van gemeenten als opdrachtgever en opdrachtnemer? - welke rol krijgen de portefeuillehouders volksgezondheid en hun ambtelijke vooroverleg in de diverse transitieprocessen binnen de Achterhoek? - waar ligt de link tussen lokaal gezondheidsbeleid en het Wmo-beleid en hoe komt die in beeld?
4
Bron: RVZ, achtergrondstudie “welvaartsziektes: andere ziekten, andere aanpak” dec. 2011, pag. 19 7
-
welke gezondheidsgegevens wil de gemeente?, en hoe? (geografisch georiënteerd aanleveren via bijvoorbeeld buurt/wijkscans / gezondheidsmonitors GGD / registraties Wmo / registraties zorgverzekeraar / gezondheidsgegevens 1e lijn/ ziekenhuizen etc).
Voor de uitvoering van de eigen taken en de verbinding naar de andere beleidsterreinen zijn ook een aantal acties nodig: - gebruik blijven maken van mogelijkheden van combinatiefunctionarissen en/of buurtsportcoaches; - de integrale Jeugdgezondheidszorg afstemmen met het CJG en de transitie Jeugdzorg; - Stimuleren van de ketenzorg: core-care-cure.( bescherming,zorg en genezing) Intern betekent dit aansluiten bij de Wmo (beleid en uitvoering) ,Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Extern de zorgverzekeraars betrekken bij preventie (voor zover die dat toestaan) en werken aan versterken van de eerstelijnszorg. - Mogelijke actiepunten genoemd in de bijlage voor het uitvoeringsporogramma. FINANCIEN Tot op heden worden de activiteiten op het terrein van volksgezondheid gefinancierd binnen bestaande budgetten en de reguliere taken die diverse organisaties al in hun aanbod hebben, zoals bijvoorbeeld de GGD en Yunio. Ook wordt deelname van jeugd aan sportactiviteiten gestimuleerd door het subsidieëren op basis van het aantal jeugdleden. Daarnaast vindt sportstimulering plaats door het organiseren van activiteiten door de Sport Federatie Berkelland. Voorkomen is beter dan genezen. Wij hechten dus aan het grote belang van preventie. Op de eerste plaats natuurlijk in het gezondheids belang van onze inwoners. Daarnaast gaan wij ervan uit dat ons dit ook financieel voordeel oplevert. Door de drie decentralisaties worden wij immers steeds meer financieel verantwoordelijk voor de kosten van (gezondheids) zorg. Wij willen daarom voor de uitvoering van het nog op te stellen uitvoeringsprogramma structureel € 10.000,00 beschikbaar stellen.
8
BIJLAGE 1: DEFINITIES VAN VOLKSGEZONDHEID EN PREVENTIE Volksgezondheid Volgens de World Health Organisation (WHO) is gezondheid een optelsom van het sociaal, psychisch en lichamelijk welbevinden van de mens. De vier maatgevende determinanten (factoren) zijn: 1. erfelijke en biologische factoren, 2. leefstijl, 3. sociale en fysieke omgeving en 4. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van zorgvoorzieningen. Gemeenten hebben geen invloed of rol op de eerste factor. Dit beleidskader is gericht op de overige drie, waarbij het concreet gaat om zaken als wonen, milieu, veiligheid, inkomen, onderwijs, arbeid, recreatie, welzijn en sociale contacten. De gezondheid van een mens is voor een groot deel het gevolg van zijn gedrag (leefstijl), waar hij zelf verantwoordelijk voor is. De leefstijl wordt voor een groot deel bepaald door zijn omgeving. De sociale omgeving heeft invloed op de groepsnormen en -waarden. De sociaal economische positie heeft invloed op de bereikbaarheid en het eten van gezond en gevarieerd voedsel. Op dit vlak is de consumptie van kant-en-klaar producten vaak ongezond door het hoge gehalte aan vetten, zout en suikers. De fysieke omgeving bepaalt de mogelijkheden die er zijn voor gezond of ongezond leven: “hoe dichtbij is de snackbar?”. Naast deze sociale en fysieke omgeving krijgt ook de virtuele omgeving invloed, via het internet. Deze zorgt er ook voor dat het zittende leven wordt versterkt en in enkele gevallen dat mensen (jongeren) het onderscheid tussen fictie en werkelijkheid slechter onderscheiden. Preventie De definitie van preventie is herzien. De klassieke indeling in primaire, secundaire en tertiaire preventie gaf problemen bij de begrenzing van de verzekerde preventie binnen de Zorgverzekeringswet (Zvw). In navolging van het College voor Zorgverzekerden (CVZ) geldt nu ook voor dit beleidsplan de vierdeling in universele, selectieve, geïndiceerde en zorg gerelateerde preventie (zie kader).
9
De klassieke definiëring van preventie: o Primaire preventie is het voorkomen van ziekten en bevordering gezondheid; o Secundaire preventie is vroegtijdige signalering van ziekten; o Tertiaire preventie is tekorten in de gezondheidstoestand tegemoet komen, zelfredzaamheid verhogen, kwaliteit van leven verbeteren. De nieuwe definities van het CVZ: o Universele preventie is gericht op de hele bevolking om het ontstaan van ziekte of risicofactoren te voorkomen of te verminderen; o
Selectieve preventie richt zich (ongevraagd) op (hoge) risicogroepen in de bevolking en bevordert de gezondheid met behulp van specifieke preventieprogramma's. Het opsporen en toe leiden naar de zorg is onderdeel van een dergelijk programma;
o
Geïndiceerde preventie richt zich op individuen die veelal nog geen gediagnosticeerde ziekte hebben, maar wel risicofactoren of symptomen. Geïndiceerde preventie heeft tot doel het ontstaan van ziekte of verdere gezondheidsschade te voorkomen door een interventie/behandeling.
o
Zorg gerelateerde preventie is gericht op individuen met een ziekte op meerdere gezondheidsproblemen. Deze preventie heeft tot doel het individu te ondersteunen bij zelfredzaamheid, ziektelast te reduceren en 'erger' te voorkomen. Hieronder deze vier in één plaatje:
o
Er is ruimte voor samenwerking tussen gemeente/GGD en zorgverzekeraar daar waar selectieve preventie en geïndiceerde preventie elkaar raken.
10
BIJLAGE 2:
GEZONDHEID VAN CIJFERS NAAR PROGRAMMAPUNTEN
Gezondheid Chronische ziekten Diabetes Mellitus (%) Hartinfarct (%) Gewrichtsslijtage (%) Dementie prevalentie in 2011 (aantal) Dementie verblijf in 2011 (aantal) Dementie verwachte prevalentie in 2030 (aantal) Dementie verwachte verblijf in 2030 (aantal) Valongevallen in de afgelopen 3 maanden (%) SOA
Leeftijds groep 65+ 65+ 65+ hele bevolking hele bevolking hele bevolking hele bevolking 65+ hele bevolking
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre O.IJsselstreek
Winterswijk
Achterhoek 16 5 36 tein ceabkthceeb
Bron en jaar MO, 2010 MO, 2010 MO, 2010 TNO, 2010
14 7 42 444
14 3 31 745
16 7 35 706
19 6 36 887
21 6 39 529
17 8 37 458
13 5 35 595
14 4 33 526
133
223
212
266
159
138
179
158
TNO, 2010
778
1243
1159
1644
1063
876
969
708
TNO, 2010
233
373
348
493
319
263
291
212
TNO, 2010
19
14
14
15
15
19
13
16
Toename SOA (Chlamydia, Gonorroe en Syfilis) in 2011 t.o.v. 2010 in de regio Gelre-IJssel*
15
MO, 2010 SOA, 2011
11
Kwaliteit van leven Ervaren gezondheid Goed ervaren gezondheid (%)
Leeftijdsgroep Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre O.IJsselstreek Winterswijk Achterhoek
klas 2 en 4 97 97 98 97 98 19 t/m 64 jaar 90 87 89 89 87 65+ 70 78 74 65 63 Psychische gezondheid (MHI-5) Psychisch ongezond 19 t/m 64 jaar 7 10 10 10 12 (% met zorgelijke score 65 jaar en 13 12 12 13 20 op vragen naar ouder psychisch welbevinden) Psychosociale problemen (SDQ) Indicatie voor Middelbare 13 10 11 11 9 psychosociale scholieren, problemen klas 2 en 4 (% met zorgelijke score op vragen naar psychosociale problemen; scoort als grensgeval of verhoogd op SDQ) Depressie Heeft een verhoogd 19 t/m 64 jaar 32 34 35 33 41 risico op een angststoornis of depressie (%) Jonge mantelzorgers Groeit op met een Middelbare 34 37 40 40 37 ernstig of langdurig ziek scholieren, gezinslid (%) klas 2 en 4
97 89 70
98 88 73
98 88 76
Bron en jaar 98 ME, 2011 89 MV, 2008 71 MO, 2010
9 12
11 19
13 12
10 MV, 2008 14 MO, 2010
9
13
11
11 ME, 2011
36
37
35
35 MV, 2008
31
41
38
37 ME, 2011
12
Factoren die de gezondheid beïnvloeden: leefstijl Overgewicht Leeftijds Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre O.IJsselstreek groep Overgewicht inclusief 5 jaar 8 11 10 12 15 8 12 obesitas (%; gemeten) 14 jaar 19 18 13 15 18 15 17 Overgewicht inclusief obesitas (%; op basis van zelfrapportage)
19 t/m 64 jaar 65 jaar en ouder
44
50
48
46
54
44
54
47
Bron en jaar 11 JGZ, 20102012 16 JGZ, 20102012 49 MV, 2008
61
64
64
63
59
58
66
59
64
MO, 2010
20
17
15
15
15
16
MJ, 2009
80
83
83
84
82
82
ME, 2011
25
28
21
24
27
23
MV, 2008
52
59
47
56
49
51
MJ, 2009
63 64
64 69
46 55
59 64
54 57
56 61
ME, 2011 MV, 2008
42
41
39
43
42
41
MJ, 2009
64 69
68 69
67 69
70 68
72 64
69 67
ME, 2011 MV, 2008
69
72
77
73
75
74
MV, 2008
17
17
12
18
14
14
ME, 2011
Bewegen Beweegt minder dan 7 4 t/m 11 15 10 27 uur per week (%) jaar Voldoet niet aan klas 2 & 4 81 78 80 Nederlandse Norm Gezond Bewegen (% dat niet iedere dag minimaal 1 uur beweegt) Voldoet niet aan 19 t/m 64 20 21 21 Nederlandse Norm jaar Gezond Bewegen (% dat minder dan 5 dagen per week minimaal 30 minuten beweegt) Voeding Eet niet dagelijks 0 t/m 11 50 43 53 groente (%) jaar klas 2 & 4 55 51 54 19 t/m 64 57 55 62 jaar Eet niet dagelijks fruit 0 t/m 11 42 41 36 (%) jaar klas 2 & 4 70 63 71 19 t/m 64 67 68 64 jaar Eet minder dan twee 19 t/m 64 79 74 75 keer per week vis (%) jaar Ontbijt minder dan vijf klas 2 & 4 14 12 11 dagen per week (%)
Winterswijk 9 14
Achterhoek
13
Ontbijt niet dagelijks (%) 19 t/m 64 jaar Ontbijt minder dan 6 65 jaar en dagen per week (%) ouder Roken Rookt soms of dagelijks klas 2 & 4 (%) Rookt (%) 19 t/m 64 jaar Passief roken (% dat 0 t/m 11 thuis is blootgesteld aan jaar rook in de zeven dagen klas 2 & 4 voorafgaand aan het onderzoek) Alcohol Drinkt alcohol (% dat klas 2 alcohol heeft gedronken vier weken voorafgaand aan het onderzoek) Binge-drinken klas 4
17
15
18
27
21
19
21
23
20
MV, 2008
4
4
4
3
7
6
5
7
5
MO, 2010
22
18
19
14
14
17
18
17
17
ME, 2011
23
25
21
20
20
26
24
26
23
MV, 2008
9
8
6
8
6
7
7
7
7
MJ, 2009
31
31
30
32
31
27
33
33
31
ME, 2011
20
20
20
13
14
15
18
17
17
ME, 2011
59
55
60
49
45
63
57
54
56
ME, 2011
29
28
MV, 2008
22
22
MO, 2010
(% dat tenminste eenmaal vijf of meer glazen alcohol bij een gelegenheid heeft gedronken, vier weken voorafgaand aan het onderzoek) Voldoet niet aan advies 19 t/m 64 29 29 26 24 29 35 26 Gezondheidsraad (% jaar dat meer dan 7 (vrouw) 65 jaar en 22 21 21 23 18 25 20 of 14 (man) glazen ouder alcohol per week drinkt) Seksualiteit Heeft wel eens geslachtsgemeenschap gehad (%) Gebruikt niet altijd een condoom bij geslachtsgemeenschap (%)
klas 2 & 4
15
14
19
16
16
11
15
18
15
ME, 2011
klas 2 & 4
7
6
8
8
7
4
6
9
7
ME, 2011
14
Factoren die de gezondheid beïnvloeden: fysieke omgeving Ventileren Woning Ventileert onvoldoende in woonkamer (%) Ventileert onvoldoende in slaapkamer (%) Ventileert onvoldoende in badkamer (%) Ventileert onvoldoende in keuken (%) Schoollokalen Geluidshinder Ondervindt ernstige geluidshinder, (%)
Leeftijds groep 19 t/m 64 jaar 19 t/m 64 jaar 19 t/m 64 jaar 19 t/m 64 jaar 4 t/m 12 jaar 19 t/m 64 jaar
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre O.IJsselstreek
57
51
49
51
60
46
53
Winterswijk
Achterhoek
57
Bron en jaar MV, 2008
53 23
21
22
23
30
21
27
26
MV, 2008 24
56
53
64
53
53
62
61
60
MV, 2008 57
52
50
44
51
57
48
50
54
MV, 2008 50
Minder dan 60% van de scholen in de regio Gelre-IJssel haalt de streefwaarde voor CO2-concentratie in de winter niet* 14
13
16
23
18
16
22
17
rVTV, 2010 18
MV, 2008
15
Factoren die de gezondheid beïnvloeden: fysieke omgeving Sociale contacten Is geen lid van een vereniging (%) Eenzaamheid Matig tot zeer ernstig eenzaam (%) Onveilig voelen Voelt zich 's avonds of 's nachts wel eens onveilig (%) Huiselijk geweld Is ooit slachtoffer geweest van huiselijk geweld (%)
Leeftijdsgr Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre O.IJsselstreek oep 4 t/m 11 19 16 17 21 18 15 19 jaar klas 2 & 4 17 16 17 21 16 11 18
Winterswijk
Achterhoek
21
18
Bron en jaar MJ, 2009
19
17
ME, 2011
19 t/m 64 jaar 65+
37
36
36
39
35
34
35
40
36
MV, 2008
42
35
37
38
42
34
36
40
38
MO, 2010
19 t/m 64 jaar
11
7
10
13
13
12
13
11
11
MV, 2008
klas 2 & 4 19 t/m 64 jaar
6 6
4 7
6 8
5 8
4 8
4 10
5 9
6 8
5 8
ME, 2011 MV, 2008
16
Bewegen Regelmatig voldoende beweging verlaagt het risico op het ontstaan van ziekten, zoals coronaire hartziekten ( veroorzaakt door vernauwing in de kransslagaders), diabetes en depressie. Daarnaast draagt voldoende beweging bij aan het voorkómen en terugdringen van overgewicht. De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) stelt dat jongeren iedere dag één uur tenminste matig intensief moeten bewegen. In de Achterhoek beweegt 84% van de 4- tot en met 11-jarigen zeven uur per week of meer en van de middelbare scholieren voldoet 82% aan deze norm. Dit is in vergelijking beter dan in de andere regio’s. De norm voor volwassenen en ouderen is minimaal vijf dagen van de week, maar bij voorkeur alle dagen, een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit. Van de volwassenen voldoet 77% aan de norm en 61% van de ouderen. De regering streeft ernaar dat er voor iedere Nederlander een passend sport- en beweegaanbod in de buurt aanwezig is, dat bovendien veilig en toegankelijk is. Om dit te realiseren moet binnen gemeenten worden samengewerkt bij diverse beleidsterreinen als volksgezondheid, jeugd, ruimtelijke ordening, welzijn en veiligheid. Daarnaast is het belangrijk om gebruik te maken van de bestaande lokale netwerken van diverse betrokken organisaties in de sportsector, onderwijs, kinderopvang, welzijn, zorg, woningcorporaties en het bedrijfsleven. Overgewicht Overgewicht komt meer voor naarmate mensen ouder zijn: van de 5-jarigen in de Achterhoek heeft 11% overgewicht, van de 14-jarigen 16%, van de volwassenen 49% en van de ouderen 64%. In de Achterhoek hebben relatief veel volwassenen en ouderen overgewicht. Overgewicht en vooral obesitas zijn een risico voor aandoeningen als diabetes, hartziekten en artrose, die weer leiden tot lichamelijke beperkingen, psychosociale problemen, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Het ministerie van VWS streeft naar een stabilisatie van het aantal volwassenen met overgewicht en een daling van het aantal kinderen met overgewicht. In de GGD regio Noord- en OostGelderland zijn beide doelstellingen nog niet gehaald. Overgewicht is dus een probleem. Een integrale en langdurige aanpak is nodig om overgewicht tegen te gaan. De sleutel voor een duurzame oplossing ligt in gezamenlijke acties van partijen en beleidssectoren om de leefomgeving gezonder te maken. Elke verandering in de fysieke en sociale omgeving die te veel eten ontmoedigt, het voedselaanbod gezonder maakt of lichamelijke activiteit bevordert, draagt bij aan de preventie van overgewicht. Voor het uitvoeringsprogramma De gemeente heeft voor bewegen en overgewicht het aanbod in beeld en streeft naar een integraal beleid met verbindingen tussen sport, gezondheid, onderwijs en ruimtelijk beleid (aantrekkelijke wandel- en fietspaden, sportvoorzieningen, beweegvriendelijke schoolpleinen etc).
Roken Roken is de belangrijkste vermijdbare oorzaak van vroegtijdige sterfte en van veel chronische ziekten, zoals longkanker, chronische longziekten en hart- en vaatziekten. Van de middelbare scholieren in de Achterhoek rookt 17%, van de volwassenen 23% en van de ouderen 10%. Ook meeroken is een risico voor de gezondheid. In de week voor het zogenaamde Electrische Monitor en Voorlichtings-onderzoek (E-MOVO) van de GGD is 7% procent van de kinderen en 31% van de middelbare scholieren thuis blootgesteld aan tabaksrook.
17
Het beleid heeft vier instrumenten: wet- en regelgeving, prijsmaatregelen, ondersteuning bij het stoppen en voorlichting en informatie. Het ministerie van VWS streefde naar een daling van 28% rokers in 2005 naar 20% in 2010. In 2010 lag het percentage rokers in Nederland echter nog op 27%. De drie pijlers van het nationale tabaksontmoedigingsbeleid zijn: - voorkómen dat mensen gaan roken, - stimuleren en ondersteunen van rokers om te stoppen en - beschermen van niet-rokers tegen tabaksrook. Voor het uitvoeringsprogramma In acht nemen regels en controle op rookvrije ruimten. Voorlichting op scholen. Alcoholgebruik Het alcoholgebruik in de Achterhoek is hoger dan in de andere regio’s van de GGD regio Noorden Oost-Gelderland. Alcohol heeft negatieve effecten op bijna alle organen van het lichaam. Naast gezondheidsschade is er te vaak ook sprake van sociale schade, zoals schooluitval en werkloosheid; en vaak in combinatie met een ander probleem zoals gedragsstoornissen (schoolverzuim en agressief gedrag). Een harde grens tussen schadelijk en niet-schadelijk alcoholgebruik bestaat niet. Jongeren verdragen alcohol slechter omdat ze nog in de groei zijn. Het drinken van alcohol op jonge leeftijd kan leiden tot hersenschade. Daarom adviseert het Trimbos-instituut om alcoholgebruik zo lang mogelijk uit te stellen, in ieder geval tot het zestiende jaar. Dit wordt naar verwachting 18 jaar. Hoe langer men wacht, hoe beter het is. Preventie van verslavingsproblemen behoort ook tot de prestatievelden van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het advies voor alcoholgebruik van de Gezondheidsraad voor volwassenen is niet meer dan twee glazen alcohol per dag voor mannen en niet meer dan één glas per dag voor vrouwen. Bijna tweederde van de volwassenen en ruim een derde van de ouderen vanaf 65 jaar gaan over de norm. Veel jongeren in de Achterhoek drinken al voor hun zestiende verjaardag. Van de 13 en 14 jarigen drinkt 17% regelmatig alcohol. Ruim de helft van de 15- en 16-jarigen heeft in de vier weken voorafgaand aan het E-MOVO onderzoek bij minstens één gelegenheid vijf of meer glazen alcohol gedronken. Het kabinet wil met een landelijk alcoholbeleid bereiken dat: - kinderen niet voor hun zestiende jaar gaan drinken, - jongeren minder gaan drinken, - minder mensen alcoholafhankelijk worden en - overmatig alcoholgebruik afneemt. Landelijk wordt een samenhangend pakket van instrumenten ingezet om schadelijk alcoholgebruik te beperken: voorlichting, wet- en regelgeving, afspraken met de alcoholbranche en accijnsheffing op alcoholhoudende drank. Gemeenten hebben verschillende mogelijkheden vanuit de Drank- en Horecawet om op lokaal niveau verdere invulling te geven aan het alcoholbeleid, zoals: - het verhogen van de leeftijdsgrens voor verkoop, - sluitingstijden van cafés koppelen aan leeftijden en - beleid rondom ontheffingen. Voor het uitvoeringsprogramma Naar vermogen anticiperen op veranderende landelijke wetgeving. Het gezondheidsbeleid op dit punt verbinden met het beleid voor de Openbare orde en veiligheid (bestrijding overlast).
18
Gebruik genotsmiddelen In de Achterhoek gebruikte 4% van de middelbare scholieren cannabis en 1% harddrugs in de vier weken voorafgaand aan het EMOVO onderzoek in 2011. Bij een eerder onderzoek in 2008 onder volwassenen gebruikte 2% cannabis en minder dan 0,6% harddrugs. De gezondheidsrisico’s van cannabisproducten (hasj, marihuana) zijn relatief onschuldig in vergelijking tot die van roken en alcoholgebruik. Cannabis heeft geen sterk verslavende werking. Het risico van afhankelijkheid neemt wel toe bij langdurig frequent gebruik. Harddrugs zoals heroïne, cocaïne, amfetamine en XTC zijn doorgaans schadelijker voor de gezondheid dan cannabis. Veel harddrugs zijn sterk lichamelijk of geestelijk verslavend. Diabetes mellitus (suikerziekte) Dit is in Nederland één van de meest voorkomende ziekten. Ongeveer 90% van de mensen heeft het zogeheten “type 2”. Risicofactoren hiervoor zijn vooral overgewicht en onvoldoende bewegen. Type 2 komt vaker voor naarmate men ouder wordt. Door de vergrijzing zal het aantal mensen met diabetes mellitus type 2 dan ook toenemen. In de Achterhoek heeft 14% van de bevolking diabetes. Op basis van de demografische ontwikkelingen zal deze groep tussen 2010 en 2020 groeien naar 17%. Diabetes kan goed met leefstijlinterventies teruggedrongen worden. Preventief is veel winst te behalen bij groepen met een hoger risico. Dit zijn: - jongeren met overgewicht, - mensen met een lage sociaal economische status, - allochtonen met een bovenmatig risico en - mensen die een voorstadium hebben maar dat nog niet weten. De rol van de gemeenten ligt in het verbinden van preventie met de 1e lijn. Gemeenten en GGD worden daarmee natuurlijke partners van de 1e lijnszorg en de Regionale Ondersteuningsstructuren (ROS’en). Voor het uitvoeringsprogramma Zicht krijgen op de samenwerking/ afstemming van het hulpverleningsaanbod. Goede voorbeelden van elders door partners laten overnemen. Depressie Mensen met depressie zijn vaak ernstig beperkt in hun sociaal en maatschappelijk functioneren en hun kwaliteit van leven gaat achteruit. Risicofactoren zijn: - vrouwelijk geslacht, - leeftijd van 25 tot 45 jaar, - familiegeschiedenis, - persoonlijkheidskenmerken als excessieve geremdheid en geringe zelfwaardering, - armoede, - traumatische ervaringen, - weinig sociale steun en - de aanwezigheid van een ziekte In de Achterhoek heeft ruim een op de drie volwassenen en ouderen een risico op depressies of angststoornis. Bij middelbare scholieren komen dit soort gevoelens voor bij 13%. Dit percentage is iets lager dan elders in de regio Noord- en Oost-Gelderland.Toch vinden wij dit percentage erg hoog. Wij hebben een onderzoek gedaan naar depressie onder jongeren. Voor depressiepreventie stelde het ministerie van VWS in de nota ‘Kiezen voor gezond leven’ het doel als volgt: meer mensen krijgen preventieve hulp tegen depressies. Volgens het Rijksinstituut
19
voor Volksgezondheid en Milieu(RIVM) lijkt deze doelstelling landelijk gehaald. Voor de regio Noord- en Oost-Gelderland is het niet bekend of dat zo is. Voor het uitvoeringsprogramma Vanuit het onderzoek naar depressie onder jongeren in de gemeente nagaan of het aantal jongeren met depressieve gevoelens kan worden verminderd. Ouderengezondheidszorg (Wpg art. 5a) De gemeente is volgens de Wpg verantwoordelijk voor het monitoren, signaleren en voorkómen van gezondheidsproblemen bij ouderen. Ook vanuit de Wmo, die tot doel heeft te bevorderen dat iedereen kan meedoen aan de maatschappij en zelfstandig kan blijven wonen, is een goede gezondheid voor ouderen van belang. Op 1 januari 2012 was 19% van de inwoners van de Achterhoek 65-plus. In de komende jaren zal dit aantal toenemen. Het aantal 80-plussers zal in de periode 2010-2030 zelfs bijna verdubbelen van 13.800 tot 25.500. Voor een verbetering van de volksgezondheid is het van belang dat er gezonde jaren bijkomen. Mensen moeten dan niet al te veel hinder hebben van ouderdomskwalen en fysieke beperkingen die hen verhinderen om aan het maatschappelijke leven deel te nemen. Met maatregelen in de ruimtelijke ordening en het regisseren van samenwerking kunnen gemeenten bijdragen aan een fysieke en sociale omgeving waarin ouderen lang zelfstandig kunnen blijven functioneren. Voor het uitvoeringsprogramma Voorzieningenniveau ouderproof maken/houden. De voortschrijdende extramuralisering volgen en nagaan of en zo ja hoe de gemeente hierop moet/kan inspelen. Zorg op maat leveren voor thuiswonende mensen met dementie. Ouderen stimuleren te bewegen via voorzieningen dicht bij huis: sport/ wandelen/ winkel etc. Aandacht vragen voor valpreventie. Stimuleren van zorgvoorzieningen via de digitale snelweg (e-health). In de “going concern” sfeer aandacht blijven vragen voor bereikbaarheid en toegankelijkheid van voorzieningen. Seksuele gezondheid Van de middelbare scholieren (klassen 2 en 4) heeft 15% geslachtsgemeenschap gehad. Bijna de helft van deze groep gebruikt niet altijd een condoom. Jongeren in de Achterhoek gebruiken vaker een condoom dan die elders in de regio GGD Noord- en Oost-Gelderland. Sinds 2007 worden jaarlijks meer seksueel overdraagbare aandoeningen vastgesteld bij bezoekers van het soa-spreekuur van GGD Noord- en Oost-Gelderland. Seksuele gezondheid gaat zowel over de fysieke gezondheid als over gedrag op het gebied van relaties en seksualiteit. Het bevorderen van de seksuele gezondheid vloeit voort uit de Wpg, waarvoor gemeenten en GGD’en verantwoordelijk zijn. Het is goed om de preventie van seksueel risicogedrag te richten op kwetsbare groepen bij zowel jongeren als volwassenen. Het gaat dan om laagopgeleide jongeren, allochtonen, mannen die seks hebben met mannen en (jeugd)prostituees en hun klanten. Voor jongeren onder de 25 jaar met vragen over hun seksuele gezondheid bestaan er de Sense-consulten. In de regio Noord- en Oost- Gelderland worden in vergelijking met elders relatief weinig Sense-consulten uitgevoerd. De gemeenten kunnen een bijdrage leveren aan het vergroten van de bekendheid van Sense-consulten onder inwoners en lokale professionals.
Voor het uitvoeringsprogramma Blijven zorgen voor optimale mogelijkheden voor het melden van signalen van kindermishandeling, huiselijk en seksueel geweld.
20
Milieu en fysieke zaken voor het uitvoeringsprogramma Nieuwe voorzieningen worden in goed overleg ruimtelijk geordend met aandacht voor de volksgezondheidsaspecten zoals: - bereikbaarheid en toegankelijkheid openbare ruimten en gebouwen. - gevolgen en complicaties van fijnstof, geluidshinder, milieuoverlast, megastallen etc. - opkomende infectieziekten zoals Q koorts. - voor (gevolgen) UMTS- en GSM masten (voorlichting inwoners). Bestrijding eikenprocessierups. Gebiedsgerichte onderzoeken bedrijfsterreinen, oude woonwijken en dergelijk op te verwijderen asbest. Aandacht voor een gezond binnenmilieu in woningen en/of scholen. Voorbeeld van een praktische aanpak bij een mogelijk risico op infectieziekten. Vergunningverlener controleert of er kritische punten zijn op dit vlak. Bij twijfel, hoe gering ook, wordt de aanvraag met de GGD besproken alvorens de vergunning te verstrekken. In overleg met de GGD worden verbeteringen aangebracht om de risico’s te minimaliseren.
21
BIJLAGE 3 Gezondheidsbeleid en andere beleidsterreinen
22
Toelichting op de Wpg en de Wmo a. Wet publieke gezondheid(Wpg) Per 1 december 2008 is de Wet publieke gezondheid (Wpg) van kracht. Deze wet geeft uitvoering aan de Internationale Gezondheidsregeling van mei 2005 en is gericht op infectieziektenbestrijding. De wet bevat eveneens de gemeentelijke taken op het terrein van de volksgezondheid. De collectieve preventie richt zich op bewaking, bescherming en bevordering van de gezondheid van de bevolking en van specifieke groepen; hieronder valt ook het voorkomen en vroegtijdig opsporen van ziekten. Ook dient de gemeente zorg te dragen voor continuïteit, samenhang en afstemming binnen de collectieve preventie zelf en met de curatieve gezondheidszorg. De gemeenten dienen de GGD in stand te houden. De GGD voert deze (wettelijke) taken uit. Gezondheidsonderzoek Jeugdgezondheidszorg Ouderengezondheidszorg Gezondheidsbevordering Medische milieukunde Technische hygiënezorg Infectieziektebestrijding Psychosociale hulp bij rampen. Volksgezondheid kent geen wettelijke afdwingbare eisen met sancties. De bevorderingstaken van de Wpg zijn minder dwingend voor gemeenten dan de uitvoeringstaken die veel andere wetten opdragen. De publieke gezondheid legt het binnen gemeenten en/of het gemeentelijke apparaat gemakkelijk af tegen sociale zaken, ruimtelijke ordening en de Wet maatschappelijke ondersteuning (RVZ dec. 2011). Gezondheidsbevordering kan echter niet los worden gezien van andere wettelijke taken. b. Wet maatschappelijke ondersteuning(Wmo) De Wmo en het gezondheidsbeleid zijn twee gemeentelijke beleidsterreinen die elkaar raken. Preventie en inzet van voorliggende (collectieve) Wmo voorzieningen zijn meer en meer noodzakelijk in plaats van veel duurdere (individuele) zorg aanspraken. Het vormt tevens een te verwachten uitkomst van de Kanteling in werkwijze waarbij de eigen verantwoordelijkheid en eigen kunnen meer dan voorheen wordt aangesproken. Maatschappelijke ondersteuning kan bijdragen aan de bevordering van de gezondheid. Andersom draagt gezondheidsbevordering bij aan maatschappelijke participatie. De meeste prestatievelden binnen de Wmo vallen onder de fysieke en sociale omgevingsfactoren, die bestaan uit factoren als wonen, veiligheid, inkomen,onderwijs, welzijn en sociale contacten. Ook heeft de Wmo indirect invloed op een aantal leefstijlfactoren, door bijvoorbeeld het bevorderen van het verslavingsbeleid (prestatieveld 9), maar ook door het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning (prestatieveld 3). Het verlenen van voorzieningen aan mensen met beperkingen of problemen ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer valt onder de (gezondheids)zorg (prestatieveld 6). Preventie, cure en care zijn opeenvolgende stadia in het (ziekte)proces. Binnen de prestatievelden van de Wmo gaat het om preventie, zorg en welzijn (care), en wonen. De Wpg gaat vooral over preventie en tot op zekere hoogte behandeling (cure). De raakvlakken tussen de Wmo en de Wpg liggen vooral op het preventieve vlak (bron: notitie Wcpv-Wmo 2006).
23
Overeenkomsten en verschillen Wpg en Wmo Initiatief
Doel Doelgroep Kernfuncties Soorten taken Beleidsterrein Verantwoording Financiering Regie
Wpg -Bij de maatschappij: het Rijk en de gemeenten -Maatschappelijke hulpvraag -Collectief belang (publiek domein) -Actief, ongevraagd, anticiperend
De gezondheid van alle burgers bevorderen Alle burgers Gezondheidsbescherming, gezondheidsbevordering en ziektepreventie Beleidsbevorderings- en uitvoeringstaken Raakt diverse beleidsterreinen Nota Lokaal gezondheidsbeleid 4 jaarlijks Hoofdzakelijk overheid (gemeente)
Branche
Gematigd decentraal, regie gedeeltelijk bij gemeenten Preventie, cure
Soorten preventie
Universele, selectieve preventie
Gezondheidsaspecten
Fysieke, sociale en psychische
Wmo -Bij de gemeenten en het individu -Naast maatschappelijke hulpvraag, ook individuele hulpvraag -Consumentenbelang (private partijen) -Zowel actief, ongevraagd, anticiperend, als passief, gevraagd en reactief Alle burgers maatschappelijk mee laten doen Alle burgers Maatschappelijke ondersteuning Beleids-, bevorderings- en uitvoeringstaken Raakt diverse beleidsterreinen Nota WMO 4 jaarlijks Hoofdzakelijk overheid (gemeente) Sterk decentraal, regie volledig bij gemeenten Preventie, care/ ondersteuning/welzijnen wonen Selectieve, geïndiceerde preventie Sociale, psychische en fysieke (nadruk op welbevinden, de psychosociale kant van gezondheid)
De nationale en regionale Volksgezondheid toekomstverkenning (VTV) 2010 Samenvatting Met de volksgezondheid in Nederland gaat het redelijk goed, afgaande op cijfers in deze editie van de Volksgezondheid Toekomst Verkenningen (VTV). Zo is de levensverwachting van Nederlanders de laatste jaren toegenomen. Toch bevat deze verkenning geen pleidooi om in het volksgezondheidbeleid gas terug te nemen. Integendeel. De verkenning leert dat investeren in gezondheid mogelijk en wenselijk blijft en voor de Nederlandse economie zelfs onontbeerlijk. De VTV 2010 bevat een schat aan gegevens over de gezondheid van Nederlanders en de inspanningen om die te bevorderen. Het zet op een rij wat is bereikt en wat er dankzij lopend beleid de komende jaren verwacht mag worden. Bovenal laat deze verkenning zien dat Nederland kan en moet blijven investeren in de gezondheid van burgers. Omdat gezondheid een groot goed is, maar ook omdat een vergrijzende economie gezonde burgers broodnodig heeft. De levensverwachting van Nederlanders is nog steeds lager dan die van ons omringende en vergelijkbare landen. Bovendien bestaat er een zorgwekkend verschil tussen laag opgeleide en hoog opgeleide Nederlanders, en dat verschil wordt ondanks veel maatregelen in het verleden niet kleiner. 24
De frequentie van ongezonde leefgewoonten van Nederlanders neemt niet of nauwelijks af. Over de afgelopen onderzoeksperiode viel alleen op het gebied van roken lichte winst te melden, maar dat neemt niet weg dat Nederlanders nog steeds meer roken dan inwoners van landen om ons heen. Daar komt nog bij dat bijna de helft van de Nederlanders te zwaar is, en ruim tien procent lijdt zelfs aan ernstig overgewicht. Richtlijnen voor gezonde voeding worden op grote schaal niet gehaald, net als die voor lichamelijke beweging. Het toch al zorgwekkende verschil tussen de levensverwachting van laag en hoog opgeleide Nederlanders blijkt nog dubbel zo groot wanneer wordt gekeken naar het aantal jaren dat mensen zonder lichamelijke gezondheidsbeperkingen leven. Laag opgeleide Nederlanders leven gemiddeld 14 jaar korter zonder beperkingen dan hoog opgeleiden. Ook dit verschil is in de afgelopen jaren niet afgenomen. Investeren in volksgezondheid is investeren in de samenleving en de economie als geheel, en daarmee een cruciale prioriteit voor de overheid. REGIONALE TOEKOMSTVERKENNING 2010 Kernboodschappen De regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rVTV) geeft inzicht in de gezondheidssituatie in de regio Noord- en Oost-Gelderland. Bij de samenstelling van de rVTV is gebruik gemaakt van diverse gegevens- en informatiebronnen over gezondheid, ziekte, zorg en preventie, binnen en buiten de GGD. Dit rapport levert de feitelijke onderbouwing voor keuzes in het gezondheidsbeleid zowel op regionaal als op gemeentelijk niveau. Dit onderdeel bevat de belangrijkste bevindingen van de rVTV en sluit af met een zestal aanbevelingen voor gezondheidsbeleid in de regio Noord- en Oost-Gelderland. Levensverwachting en sterfte vergelijkbaar met landelijk gemiddelde De levensverwachting in de regio Noord- en Oost-Gelderland is 80,0 jaar en het sterftecijfer is gemiddeld 72,3 per 10.000 mensen per jaar. Beide getallen komen overeen met het landelijk gemiddelde. Wel is de sterfte aan ziekten van de ademhalingsorganen en door vervoersongevallen in deze regio relatief hoog ten opzichte van de gemiddelde sterfte in Nederland. Diabetes, gewrichtsslijtage en coronaire hartziekten komen het meest voor Op basis van gegevens uit zorgregistraties is diabetes met 44,2 patiënten per 1.000 inwoners de meest voorkomende chronische aandoening in de regio Noord- en Oost Gelderland. Hierna volgen gewrichtsslijtage en coronaire hartziekten met respectievelijk 43,8 en 43,5 patiënten per 1.000 inwoners. De meest zelf gerapporteerde aandoeningen zijn migraine (ernstige hoofdpijn, 10,8%), gewrichtsslijtage (9,9%) en een (ernstige) rug aandoening (8,7%). Gewrichtsslijtage komt vooral bij ouderen voor. Aantal ouderen groeit Het percentage 80-plussers zal in de regio Noord- en Oost-Gelderland in de periode 2010-2040 meer dan verdubbelen van 4 naar 9%. Daarmee stijgt niet alleen het aantal ouderen dat woont in verzorgingshuizen en verpleeghuizen, maar ook het aantal zelfstandig wonende ouderen. Een groot deel van hen is vrouw en alleenstaand. Van de ouderen heeft driekwart te maken met één of meer chronische aandoeningen. Door de vergrijzing van de bevolking zullen tot 2020 chronische aandoeningen als coronaire hartziekten, gezichtsstoornissen, chronische bronchitis en dementie met 20 tot 25% toenemen. Dementie is één van de tien aandoeningen met de grootste ziektelast, die bovendien voor mensen in de omgeving veel gevolgen heeft. Bij een groeiend aantal ouderen neemt de behoefte aan mantelzorg, professionele zorg en speciale voorzieningen toe. Het is een goede zaak dat al veel gemeenten zich vanuit het gezondheidsbeleid richten op de ondersteuning van mantelzorg, valpreventie en preventie van eenzaamheid.
25
Meer risico op gezondheidsachterstand bij bepaalde bevolkingsgroepen Mensen met een lage opleiding en weinig inkomsten hebben een kortere levensverwachting en een slechtere gezondheid dan mensen die beter zijn opgeleid en meer verdienen. Zo leven laagopgeleiden gemiddeld zes à zeven jaar korter dan hoogopgeleiden. Een andere groep die naar verhouding minder gezond is, zijn mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Deze bevolkingsgroepen hebben een minder gunstige leefstijl, minder gunstige omgevingsfactoren en mede hierdoor een minder goede gezondheid. Het aantal mensen met een laag inkomen en het aantal niet-westerse allochtonen in de regio Noord-en Oost-Gelderland zal in de toekomst toenemen. Oude en nieuwe infectieziekten steken de kop op Na een jarenlange dalende trend is het aantal tuberculosepatiënten in de regio Noord- en OostGelderland gestegen van 41 nieuwe gevallen in 2008 tot 54 nieuwe gevallen in 2009. Dit is het gevolg van de toename van immigranten en asielzoekers uit landen waar veel tuberculose voorkomt. Ook het aantal mensen met een seksueel overdraagbare aandoening (soa) is in de afgelopen jaren toegenomen. De GGD constateerde in 2007 bij 294 bezoekers van het soa-spreekuur een soa; in 2009 was dit aantal gestegen tot 387. De verwachting is dat deze trend zich voortzet. Hoewel het aantal melkgeitenbedrijven in de regio relatief hoog is, is de verspreiding van Q-koorts tot nu toe beperkt gebleven, namelijk 13 slachtoffers ten opzichte van 2.357 in heel Nederland. Evenals in de rest van Nederland neemt de ziekte van Lyme sinds 1994 toe. Besmette teken brengen deze ziekte over. In 2009 waren er in de helft van de gemeenten in de regio Noord-en Oost-Gelderland minimaal 200 besmettingen per 10.000 inwoners ten opzichte van 50-200 besmettingen per 10.000 inwoners landelijk. Leefstijl en omgevingsfactoren voor verbetering vatbaar Mensen kunnen door hun leefstijl hun gezondheid beïnvloeden. Maar ook de omgeving, het milieu, kan op iemands gezondheid van invloed zijn. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste feiten: • roken is nog steeds de belangrijkste vermijdbare oorzaak van ziekte en sterfte. In de regio Noord- en Oost-Gelderland rookt 17% van de middelbare scholieren en 24% van de volwassenen; • overgewicht is na roken de belangrijkste oorzaak van ziekte en sterfte. In deze regio komt overgewicht meer voor en het neemt verder toe dan landelijk; • alcoholgebruik onder jongeren neemt af in deze regio, maar is nog steeds te hoog. Bijna de helft van de vierdeklassers drinkt in een periode van vier weken bij minstens één gelegenheid vijf of meer glazen alcohol en één op de drie volwassenen overschrijdt de norm voor verantwoord alcoholgebruik; • bewegen verkleint de kans op vroegtijdig overlijden en het risico op het ontstaan van diverse ziekten. In deze regio voldoen de meeste middelbare scholieren en een kwart van de volwassenen niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen; • Gezonde voeding verkleint het risico op het ontstaan van diverse ziekten, zoals hart- en vaatziekten, kanker en diabetes. De meerderheid van de regionale bevolking kan op dit terrein gezondheidswinst boeken omdat men onvoldoende groente, fruit en vis eet; • veilig vrijen is van belang om soa te voorkomen. In deze regio heeft één op de zes middelbare scholieren ervaring met geslachtsgemeenschap. De helft van deze groep gebruikt niet altijd een condoom; • huiselijk geweld kan lichamelijk geweld, geestelijk geweld, seksueel geweld of verwaarlozing van kinderen zijn. Ongeveer één op de dertien volwassenen geeft aan slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Zowel slachtoffers, daders als kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld, hebben baat bij goede begeleiding; • ventilatie verbetert de kwaliteit van het binnenmilieu. In het binnenmilieu kunnen verschillende stoffen voorkomen die schadelijk zijn voor de gezondheid, zoals tabaksrook, radon, vocht en allergenen. De meerderheid van de woningen en scholen in de regio wordt onvoldoende geventileerd; • geluidshinder is een groeiend probleem. Blootstelling aan geluid kan hinder veroorzaken en leiden tot lichamelijke klachten en verminderde prestaties. Eén op de vijf volwassenen in de regio ondervindt ernstige geluidshinder. Het wegverkeer en de buren zijn de belangrijkste geluidsbronnen. AANBEVELINGEN VOOR GEZONDHEIDSBELEID Geef meer aandacht aan preventie De urgentie van preventie is nog steeds groot. De door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestelde preventie doelstellingen zijn noch landelijk noch in de regio Noord- en Oost-Gelderland 26
allemaal gehaald. Het aantal volwassenen en jongeren met overgewicht stabiliseert landelijk, maar stijgt in onze regio. Te veel inwoners roken zelf of roken mee met anderen in hun omgeving. Het aantal alcohol drinkende jongeren en volwassen probleemdrinkers is nog altijd te hoog. Steeds meer inwoners kampen met diabetes. Landelijk krijgen meer inwoners preventieve hulp tegen depressies; voor de regio Noord- en Oost-Gelderland zijn daarvan geen cijfers bekend. De Handleiding Gezonde Gemeente (2010) geeft gemeenteambtenaren en lokale professionals van preventieorganisaties handvatten om de thema’s roken, depressie, overgewicht, alcohol en seksuele gezondheid op te nemen in het lokale gezondheidsbeleid. Belangrijke elementen zijn een integrale aanpak en een gezonde leefomgeving. Voorts is het van belang om meer inwoners met een lage sociaaleconomische status en meer inwoners van niet-westerse afkomst te bereiken. Gebruik meer erkende interventies In de regio Noord- en Oost-Gelderland wordt geen optimaal gebruik gemaakt van de landelijk beschikbare, erkende interventies. Steeds meer interventies zijn door de Erkenningscommissie van het Centrum Gezond Leven (CGL) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) beoordeeld op kwaliteit en effectiviteit. Vooral het aantal interventies dat is erkend als ‘goed beschreven’ of ‘theoretisch goed onderbouwd’ is de afgelopen jaren flink gegroeid. Daarnaast is door het CGL een beperkt aantal interventies erkend als ‘waarschijnlijk effectief’ of ‘bewezen effectief’. Sommige landelijk erkende interventies worden al wel regionaal ingezet, vele andere nog niet. Regionale preventieorganisaties gebruiken niet-beoordeelde interventies, waarvan weinig bekend is over de werkzaamheid. De organisaties kunnen kwaliteit en effectiviteit van deze niet-beoordeelde regionale interventies inzichtelijk maken, door ze goed te evalueren en voor erkenning in te dienen bij het CGL. Pas integraal gezondheidsbeleid toe Via integraal gezondheidsbeleid kan de gemeente het haar inwoners gemakkelijk maken om zich gezond te gedragen (bijvoorbeeld door voldoende speeltuintjes, zitbanken en fietspaden aan te leggen en door geen alcohol te schenken op plekken waar jeugd komt). Daarnaast kan de gemeente mensen die dat nodig hebben, stimuleren, gebruik te maken van diverse voorzieningen (bijvoorbeeld door mensen via het zorgloket hierop te attenderen). Gemeenten hebben twee belangrijke bestuurlijke instrumenten om het integraal gezondheidsbeleid vorm te geven. De eerste is de nota lokaal gezondheidsbeleid, waaraan verschillende beleidsterreinen van een gemeente hun inbreng kunnen leveren. Als tweede biedt de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) diverse mogelijkheden. Dat komt onder andere omdat deze wet gericht is op het vergroten van de leefbaarheid, op goede informatieverstrekking en op mensen die onvoldoende zelfredzaam zijn. De kern van de Wmo is dat iedereen kan meedoen in de samenleving. Geef kwetsbare mensen extra aandacht Het is belangrijk dat gemeenten, om gezondheidsachterstanden aan te pakken, bij de uitvoering van hun gezondheidsbeleid expliciet aandacht besteden aan mensen uit kwetsbare groepen. Dit zijn onder andere mensen met een laag inkomen en mensen met een niet-westerse achtergrond, maar ook mensen die niet zelfredzaam zijn. De gemeente kan mensen uit deze kwetsbare groepen ondersteunen met speciale voorzieningen en regelingen. Verbeter samenhang tussen gemeentelijk gezondheidsbeleid en eerstelijnszorg Gemeenten kunnen de preventieve en curatieve zorg stimuleren om met elkaar af te stemmen en samen te werken. De gemeente kan partners uit de eerstelijnszorg, die een functie vervullen in bestaande structuren, zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), een Stichting Welzijn Ouderen of een gezondheidscentrum, bij elkaar brengen. Mogelijke thema’s voor samenwerking zijn opvoedingsondersteuning, valpreventie, aanpak overgewicht, diabetes, overmatig alcoholgebruik, vroege opsporing psychische problematiek, voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten en ondersteuning van jongeren die opgroeien met een ernstig of langdurig ziek familielid. Versterk netwerkbenadering tussen gemeenten onderling Netwerkbenadering of ‘concerted action’ betekent dat gemeenten een gezamenlijk en samenhangend actieprogramma opstellen, gebaseerd op de best beschikbare kennis. Partners die een belangrijke taak hebben bij de uitvoering van dit actieprogramma zijn vertegenwoordigd en er is sprake van een 27
eenduidige regie. De gemeente voert de regie, desgewenst met ondersteuning van de GGD. Hierbij zijn politieke wil en een lange adem belangrijke randvoorwaarden. BELEIDSNOTA’S Hier volgen samenvattingen van belangrijke landelijke, provinciale en regionale beleidsnota’s op basis waarvan de gemeenten hun lokaal gezondheidsbeleid (mede) vorm en inhoud kunnen geven. De landelijke beleidsnota volksgezondheid In de nota Gezondheid dichtbij (mei 2011) benoemt de minister de landelijke prioriteiten die aanknopingspunten bieden voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid. Deze moeten gemeenten in hun eigen nota’s in acht nemen. Het kabinet staat voor eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht van mensen. De kabinetsvisie is uitgewerkt in drie thema’s: 1. Vertrouwen in gezondheidsbescherming 2. Zorg en sport dichtbij in de buurt 3. Zelf beslissen over leefstijl De vijf speerpunten uit de preventienota 2006 blijven belangrijk. Dit zijn overgewicht, diabetes, depressie, roken en schadelijk alcoholgebruik. Het accent ligt op bewegen. Uitgangspunten van het kabinet Gezondheid moet weer iets van de Nederlander zelf worden. Dat betekent terughoudendheid met ge- en verboden, ongevraagd advies en keuzebeperkingen vanuit de overheid. Er komt een omslag van ‘gezond moeten leven’ naar ‘makkelijker toegankelijk maken van gezonde keuzes’. Vertrouwen in gezondheidsbescherming Verschillende risicofactoren voor de gezondheid kunnen mensen zelf niet of moeilijk beïnvloeden, bijvoorbeeld op het terrein van crisisbeheersing en infectieziektebestrijding. Zorg en sport dichtbij in de buurt Herkenbare en toegankelijke zorgvoorzieningen in de buurt of digitaal bereikbaar (eHealth) kunnen bijdragen aan het bevorderen van gezondheid. Evenals tijdige signalering van gezondheidsrisico's en toepassing van effectieve interventies en innovatieve behandelwijzen. Het kabinet wil dat iedereen veilig kan sporten, bewegen en spelen in de buurt. Hiervoor zijn voldoende en laagdrempelige voorzieningen nodig. Het kabinet geeft hier samen met gemeenten, de sportsector en private partijen een positieve impuls aan. Beweegmogelijkheden in de buurt die aansluiten bij de wensen van ouderen, moeten worden gestimuleerd. Er dient tevens aandacht te zijn voor eenzaamheid van ouderen en voor goede voeding. Zelf beslissen over leefstijl Als het om leefstijl gaat, schrijft de overheid mensen zo min mogelijk voor wat ze wel of niet mogen. Mensen maken zelf keuzes. Die keuzes worden gemaakt in een omgeving waarin de gezonde keuze gemakkelijk is. Diverse maatschappelijke sectoren en gemeentelijke beleidsterreinen dragen hieraan bij. Extra aandacht voor jeugd De jeugd heeft de toekomst. Hier besteedt het kabinet extra aandacht aan. Naast bevordering van (het aanleren van) een gezonde leefstijl, vroege signalering van risico's en inzet op weerbaarheid om dagelijkse verleidingen te weerstaan, vindt het kabinet dat het stellen van grenzen en het stimuleren van een gezonde basis bij de jeugd gerechtvaardigd zijn. Het kabinet zet in op het positief stimuleren van gezond gedrag en op het ontwikkelen van weerbaarheid. Hierbij verdienen drie thema’s extra aandacht: 1. gezond gewicht, door sport, spel en bewegen en een verantwoord voedingspatroon 2. riskant en problematisch middelengebruik, en 3. seksuele gezondheid. 28
Ouders en opvoeders zijn als eerste verantwoordelijk voor het gezond opgroeien van hun kinderen. Ze hebben een voorbeeldfunctie en moeten consequent normen en grenzen stellen. Publiek private samenwerking (PPS) Het kabinet ziet publiek private samenwerking van betrokken partijen (gemeenten, bedrijfsleven, gezondheidsorganisaties en onderwijs) als een kansrijk middel om de gezonde keuze maximaal aantrekkelijk en toegankelijk te maken. Gemeenten aan zet De gemeente is de bestuurslaag die het dichtste bij de burger staat. Daarom zijn gemeenten beter in staat om maatwerk te leveren, in te spelen op de leefwereld van de burgers en rekening te houden met de specifieke lokale omstandigheden. Steeds meer participatievoorzieningen worden naar gemeenten overgeheveld. Voor effectief beleid is het van belang het beleidsplan Wmo goed af te stemmen met de nota gezondheidsbeleid. De uitgangspunten van het kabinet kunnen goed worden gebruikt door gemeenten. Dit betekent: - Inzetten op spelen, bewegen en sporten; - Jeugd benoemen als belangrijke doelgroep voor het lokaal gezondheidsbeleid; - Stimuleren van publiek private samenwerking op lokaal niveau; - Verbindingen leggen tussen verschillende beleidsterreinen en gezondheid; - Een bijdrage leveren aan het realiseren van ‘gezondheid in de buurt’. Gezondheidsbevordering Gezondheidsbevordering is vooral een taak van de gemeenten die daarvoor, via het Gemeentefonds, financiële middelen ontvangen. De rijksoverheid heeft ondersteuningsprogramma's voor lokaal gezondheidsbeleid opgezet. De komende jaren wordt gestopt met (massamediale) campagnes. Preventie van welvaartsziekten effectief en efficiënt georganiseerd; advies Raad voor Volksgezondheid & Zorg, dec. 2011 De organisatie van preventie van welvaartsziekten staat in geen verhouding tot de ziektelast. Meer effectiviteit en efficiency in de organisatie van preventie van welvaartsziekten begint met versterking van het eigenaarschap bij de landelijke en de lokale overheid en bij zorgverzekeraar. Landelijk en lokaal zal preventie van welvaartsziekten steviger worden aangepakt. Het aandeel van ongezonde leefstijl in de ziektelast van kanker, diabetes en hart- en vaatziekten (31% voor mannen, 23% voor vrouwen, vooral bij laag opgeleiden) zal daardoor afnemen. Mensen leven langer in gezondheid. Publieke gezondheid en curatieve zorg worden niet langer als aparte domeinen gezien. Gemeente en zorgverzekeraars zullen samen gezondheidsplannen op wijk/buurtniveau gaan maken en uitvoeren, ook op locaties die nog niet eerder waren ontdekt. Daarvoor komt, onder voorwaarden, 1% van het budget voor curatieve zorg beschikbaar. AANBEVELINGEN 1.Versterk het eigenaarschap van gezondheid bij zorgverzekeraars Maak ook voor verzekeraars sturen op gezondheidsdoelen tot uitgangspunt: a. Stel een preventiefonds in, gefinancierd uit premiemiddelen. Dit fonds wordt gevuld met 1% van de premiemiddelen van de Zvw. Met dit bedrag wordt lokaal/regionaal gezondheidsbeleid betaald b. Onderzoek gezondheidsprikkels in de ex ante ( “van te voren”) risicoverevening. 29
c. Verruiming van de mogelijkheden voor geïndiceerde preventie in het basispakket voor de zorgverzekering. 2. Versterk het gezondheidsbeleid van de gemeente a. Creëer met een “weetplicht” van gemeenten een juist gevoel van urgentie; Gemeenten zijn de formele eigenaar van volksgezondheid op lokaal niveau, maar systematische preventie van welvaartsziekten (zoals bij infectieziekten) is er nog onvoldoende. Er lijkt weinig gevoel van urgentie. Toch is de gemeente de aangewezen partij om leiding te geven aan een brede aanpak binnen de gemeentelijke organisatie en aan mobilisering van andere partijen (scholen, bedrijfsleven, sport, zorg). b. Centraliseer de huidige subsidiemiddelen voor de implementatie van preventieve interventies bij het RIVM. c. Gemeenten moeten GGD’en ruimte geven voor ontwikkeling en toepassing van hun professionaliteit op het terrein van welvaartsziekten. 3. Neem zelf een actieve rol Stimulansen voor gemeenten en verzekeraars zijn kosteneffectiever als de Minister duidelijke visie en opvattingen over het belang van gezondheid uitdraagt. a. Wees duidelijk over welvaartsziekten. b. Verruim de gezondheidsbescherming. c. Verhoog de accijns op tabak en alcohol en onderzoek de mogelijkheden om met een vettax en/of een hogere BTW op voedsel gezond gedrag te bevorderen. Samenvatting Welvaartsziekten, dus gezondheidsschade door leefgewoonten die samenhangen met de moderne welvaart, komen er in het preventiebeleid bekaaid vanaf, in vergelijking met infectieziekten en ongevallen. Dit is niet in verhouding met de omvangrijke ziektelast die ze veroorzaken. Betere leefgewoonten zouden niet alleen de levensverwachting, maar ook het aantal gezonde jaren en het aantal jaren zonder beperking of chronische aandoeningen kunnen vergroten. Nu zien we dat de levensverwachting (veel) sterker stijgt dan het aantal jaren zonder beperking of chronische ziekte. Preventie heeft in dit perspectief van stijgende zorgvraag dus ook grote maatschappelijke voordelen, in termen van productiviteit en participatie, betaald en onbetaald. Preventie is een van de oplossingen voor de stijgende zorguitgaven en de knelpunten op de arbeidsmarkt die nu snel op ons afkomen. TRANSITIE JEUGDZORG In het Regeerakkoord 2010 is een ingrijpende wijziging van het jeugdstelsel afgesproken. Het kabinet brengt uiterlijk in 2016 alle vormen van jeugdzorg onder verantwoordelijkheid van gemeenten. Zo kunnen gemeenten sturen op lokaal samenhangende zorg voor gezinnen en jeugdigen. Conform de Bestuursafspraken 2011–2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor de huidige provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg incl. de jeugdbescherming en de jeugdreclassering, de jeugdzorgPlus (gesloten jeugdzorg), geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ), zorg voor jeugd met een licht verstandelijk beperking (jeugd-LVB). Met de verschuiving van de jeugdzorg naar gemeenten wil het kabinet er voor zorgen dat het jeugdstelsel eenvoudiger wordt. Dat is nodig om een snellere en effectievere inzet van ondersteuning of hulp mogelijk te maken. De jeugdzorg moet beter aansluiten bij de eigen kracht en de sociale netwerken van jeugdigen en hun ouders of verzorgers. Ook moet voorkomen worden dat ouders en jeugdigen verdwalen in het systeem. Het nieuwe stelsel kent door één wettelijk kader en één financieringssysteem voor de jeugdzorg meer doelmatigheid en maakt meer integrale zorg in geval van meervoudige problematiek beter mogelijk. Gemeenten krijgen een grote mate van beleidsvrijheid. (bron: transitieagenda jeugdzorg, maart 2012; gezamenlijke agenda van Rijk/VNG/IPO) 30
TRANSITIE DECENTRALISATIE BEGELEIDING Hierbij gaat het om de overheveling van extramurale begeleiding, incl. vervoer naar de Wmo. Vanaf 2014 worden gemeenten hiervoor verantwoordelijk. Deze decentralisatie biedt kansen om de ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie dichterbij de inwoners te organisaren. Gemeenten zijn in staat de eigen kracht en mogelijkheden van de inwoners en hun sociale netwerk aan te spreken en maatwerk in de directe omgeving te realiseren.Ook kunnen zij verbindingen leggen met andere Wmovoorzieningen en andere gemeentelijke domeinen zoals reintegratie, de bijstand en het woonbeleid. Begeleiding wordt zo meer doelmatig en effectief georganiseerd. Er gelden geen individuele rechten en een verzekerde zorgplicht maar een gemeentelijke compensatieplicht conform art. 4 van de Wmo. Het gaat op dit moment landelijk in de Awbz om circa 180.000 mensen met een CIZ-indicatie voor extramrale begeleiding. In de Awbz worden zes groepen onderscheiden: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
ouderen met somatische en of psychogeriatrische problematiek volwassenen met psychische problematiek mensen met een verstandelijke beperking mensen met een zintuigelijke beperking mensen met een lichamelijke of chronische ziekte en jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen. TRANSITIE PASSEND ONDERWIJS
Het kabinet wil dat leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, beter worden geholpen. Scholen zijn vanaf 1 augustus 2014 verplicht een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. De Tweede Kamer heeft in maart 2012 ingestemd met het wetsvoorstel passend onderwijs. Het wetsvoorstel ligt nu ter goedkeuring in de Eerste Kamer. De geplande bezuiniging van € 300 miljoen op passend onderwijs gaat niet door. Dit is besloten in het Begrotingsakkoord 2013. De 5 fracties in de Tweede Kamer (VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie) en het demissionaire kabinet hebben daarover in april 2012 overeenstemming bereikt. Voor elk kind een passende onderwijsplek. Ook kinderen die extra aandacht nodig hebben, zoals leerlingen met een handicap of een gedragsstoornis, hebben recht op goed onderwijs. Op dit moment moeten ouders vaak zelf op zoek naar een passende onderwijsplek voor hun kind. Vanaf augustus 2014 moeten scholen ervoor zorgen dat er voor elk kind dat extra ondersteuning nodig heeft een passende plek is (zorgplicht). Dat kan zijn op de school waar de ouders hun kind hebben aangemeld, maar ook op een andere school die beter kan inspelen op de ondersteuning die het kind nodig heeft, in het regulier of in het speciaal onderwijs. De school van aanmelding is ervoor verantwoordelijk om de leerling een passende plek aan te bieden. De landelijke indicatiestelling en de rugzak verdwijnen. In plaats daarvan organiseren en financieren de samenwerkende scholen de ondersteuning die een kind in de klas nodig heeft. De schoolbesturen werken samen in een samenwerkingsverband om dit te realiseren (bron: site passend onderwijs, Rijksoverheid)
31
Conceptwetsvoorstel Jeugdwet,18 juli 2012 De evaluatie van de Wet op de jeugdzorg en de analyse van de parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg laten belangrijke tekortkomingen van het huidige stelsel zien: - een te grote druk op gespecialiseerde zorg; - tekortschietende samenwerking rond kinderen en gezinnen; - afwijkend gedrag wordt onnodig gemedicaliseerd; - het kosten opdrijvend effect als afgeleide van deze knelpunten. Dit wetsvoorstel voorziet in een decentralisatie van alle ondersteuning, hulp en zorg voor jeugd en ouders naar gemeenten, zowel bestuurlijk als financieel. Gemeenten zijn hierdoor beter in staat om integraal beleid te ontwikkelen en maatwerk te bieden, afgestemd op de lokale situatie en uitgaand van de mogelijkheden en de behoeften van de individuele jeugdigen en hun ouders. Door de verantwoordelijkheid voor een positief opvoed- en opgroeiklimaat, voor preventie, voor vroegsignalering tot en met de (zware) gespecialiseerde zorg en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering bij gemeenten te leggen, wordt het makkelijker verbindingen te leggen tussen zorg, onderwijs, werk en inkomen, sport en veiligheid. De regering wil een samenleving met daarin een jeugdstelsel dat de zorgrelaties tussen mensen onderling vooropstelt. Zorgrelaties tussen mensen, binnen het gezin, in familie-, buurt- of andere informele of gemeenschapsverbanden vormen een belangrijk en natuurlijk vehikel voor sociale cohesie en een bron van sociaal kapitaal. Zorgen voor elkaar versterkt de individuele en collectieve vermogens in de samenleving; een zichzelf versterkend proces. De overheid dient dit proces zoveel als mogelijk te faciliteren en er daarbij voor te waken dat zij deze zorgtaken niet overneemt. Die cultuuromslag leidt er ook toe dat we anders tegen de zorg aankijken dan we gewend zijn. Het gaat om een visie op de pedagogische civil society waarin ieder kind een veilige omgeving om zich heen heeft, waarin de school, de naschoolse opvang, de sportclub en de buurt een belangrijke rol spelen. Investeren in een positieve opvoeding, talentontwikkeling en een succesvolle schoolloopbaan ligt aan de basis van welbevinden, economische zelfstandigheid en democratisch burgerschap. Eén gezondheidsmonitor voor lokaal en landelijk beleid Om de verschillende landelijke en lokale gegevensbronnen regionaal, landelijk en in de tijd met elkaar te kunnen vergelijken is het nodig die gegevensverzamelingen op elkaar af te stemmen. Om dit mogelijk te maken werken het RIVM, GGD Nederland en het CBS nauw samen. Met als doel: één gezondheidsmonitor met vergelijkbare gegevens op alle niveaus. Het CBS verzamelt jaarlijks gegevens over gezondheid van de gehele bevolking via een landelijke gezondheidsenquête. Door gegevens samen te voegen over vier jaar kunnen regionale vergelijkingen worden gemaakt. Voor de lokale monitors werken de GGD’en met gestandaardiseerde vragenlijsten aan efficiënter en betere kwaliteit van onderzoek. De omvang van deze gegevensverzameling is uniek. De Lokale en Nationale Monitor gezondheid (LNM) bestaat uit de Monitor Jeugdgezondheid: kinderen van0 tot 19 jaar, de Monitor Volksgezondheid: volwassenen van 19 tot 65 jaar en de Monitor Gezondheid Ouderen:ouderen vanaf 65 jaar. In verband met verschillen in de manier waarop gegevens worden verzameld en verschillende uitvraagmomenten is het niet mogelijk op basis van de LNM landelijke cijfers te berekenen voor bijvoorbeeld de VTV. Met één gezondheidsmonitor behoort dit tot de verleden tijd. Gestart wordt met de harmonisering van de monitors voor volwassenen en ouderen. De monitor voor jeugd volgt later . Met de in gang gezette ontwikkeling krijgen gemeenten: • De beschikking over referentiecijfers op landelijk, regionaal en lokaal niveau door afstemming en samenvoeging van gegevensbronnen. • Vergelijkbare cijfers door uniformiteit in cijfers en begrippen en uniforme werkwijzen van GGD’en. • Ruimte voor lokale invulling: verdiepend onderzoek en analyses op lokaal niveau. • Via verrijking de beschikking over meer gegevens voor beleid. Kortom, meer doelmatigheid en efficiëntere werkwijzen, waarbij GGD´en en CBS gebruikmaken van elkaars expertise. (bron: GGD Nederland 32
Ouderengezondheidszorg In 2009 is in de Wet Publieke Gezondheid een nieuw artikel gevoegd. Op het niveau van lokale overheden kan het beste worden aangesloten bij de behoeften van de ouderen zelf. Bij de uitvoering van artikel 5a Wpg is het dan ook belangrijk dat de ouderen zelf centraal gesteld worden. Op het gebied van ouderengezondheidszorg worden al veel activiteiten aangeboden en ouderen maken vaak ook gebruik van bestaande (lokale) voorzieningen zowel binnen de zorg (huisartsenzorg, thuiszorg) als daar buiten (maatschappelijke ondersteuning). Het is dus niet zo zeer een kwestie van het ontwikkelen van een nieuw aanbod als wel dat gemeenten bestaande voorzieningen en structuren beter op elkaar moeten laten aansluiten, waarbij de gemeenten vanuit een regierol de betreffende partijen beter met elkaar verbinden. Het is van belang om aan te sluiten bij de behoeften van ouderen en het al aanwezige aanbod. De kunst is om vanuit het gezondheidsbeleid verbindingen te leggen tussen de sectoren preventie,curatie en welzijn. Informatie over gezondheidsbevordering en preventie is te vinden op www.loketgezondleven.nl (Bron: Brief minister 2009 / Reminder: aanhaken bij Ouderengezondheidszorg,GGD Nederland) Beleidsbrief Sport: “Sport en Bewegen in Olympisch perspectief” VWS, mei 2011 Visie sport- en beweegbeleid Sporten en bewegen zijn voor veel mensen een populaire vorm van vrijetijdsbesteding. Het is goed voor de gezondheid maar vooral ook leuk om te doen. Wekelijks zijn miljoenen mensen direct of indirect betrokken bij sport- en beweegactiviteiten. Ze nemen zelf deel aan deze activiteiten, leveren hier als vrijwilliger een actieve bijdrage aan of ze leven mee met (top)sporters langs de lijn, of via de media. Sporten en bewegen dragen bij aan sociale en educatieve doeleinden zoals de ontwikkeling en weerbaarheid van kinderen, het leren over sportiviteit en respect, maatschappelijke participatie, maar ook aan het verbeteren van de leefbaarheid in de buurt. Het kabinet hecht veel waarde aan sport en bewegen als basis voor een gezonde en actieve leefstijl, waarbij de keuzevrijheid en veiligheid van mensen voorop staat. Topsport heeft een grote toegevoegde waarde voor de samenleving. Het levert ons, behalve medailles, een gevoel van trots op en het inspireert tot het verleggen van de eigen grenzen. Topsportevenementen brengen een enorme publieke belangstelling met zich mee. Het werven en organiseren van evenementen kan een grote maatschappelijke en economische meerwaarde hebben. De evenementen dragen onder andere bij aan het nationale trots, Holland Branding, toerisme, het stimuleren van vrijwilligerswerk en het professionaliseren van de topsport. Prioriteiten voor nieuw beleid Er zijn drie prioriteiten te benoemen voor het sport- en beweegbeleid waar dit kabinet de komende jaren het verschil wil gaan maken: 1. Sport en bewegen in de buurt De ambitie van het kabinet is dat iedere Nederlander, jong of oud, met of zonder beperking, veilig kan sporten en bewegen in de eigen buurt. Om te bereiken dat het lokale sport- en beweegaanbod aansluit op de vraag van bewoners is het belangrijk dat er lokaal slimme verbindingen gelegd worden tussen onder andere sport, school, zorg, welzijn en het bedrijfsleven. 2. Werken aan een veiliger sportklimaat Om veilig en met plezier te kunnen sporten, 3. Uitblinken in sport Het kabinet ondersteunt de ambitie van de georganiseerde sport om als Nederland bij de beste 10 topsportlanden van de wereld te horen. Het kabinet wil daarnaast de economische betekenis van sport beter benutten, zowel in de breedtesport als in de topsport. Sport is namelijk een goed platform voor innovatie en biedt kansen voor 33
ondernemerschap en export. De gouden driehoek van sport, bedrijfsleven en wetenschap moeten we versterken en van meer economische betekenis laten zijn. Ten slotte omarmt dit kabinet de Olympische ambitie van Nederland en heeft het streven om de Olympische en Paralympische Spelen van 2028 naar Nederland te halen. Extra middelen bestrijding Overgewicht bij kinderen In het Begrotingsakkoord 2013 is afgesproken dat van de extra middelen voor preventie en palliatieve zorg (€ 100 miljoen vanaf 2013) een bedrag van € 26 miljoen zal worden besteed aan het tegengaan van obesitas bij kinderen De middelen zullen worden ingezet voor het versterken en intensiveren van bestaande programma’s gericht op het bevorderen van een gezonde leefstijl van de jeugd. De inzet is primair gericht op voeding en bewegen, maar daar waar mogelijk wordt - aansluitend bij de omslag in het leefstijlbeleid - een verbredingslag gemaakt naar andere leefstijlthema’s. Hoofdlijnen zijn: - Jongeren op gezond gewicht: intensiveren op en ook na 2014 continueren van het Convenant Gezond Gewicht, door eerder op te schalen en de aansluiting met de lokale zorgsector te verbeteren (€ 3 miljoen). Hierbij kan het gaan om obesitas maar ook om andere eetstoornissen zoals anorexia. - Gezonde school: de aanpak behelst zowel de doorontwikkeling van de gezonde schoolmethode, als ook het meer inzetten op de “voorschool”, een doorlopende leerlijn gezond gewicht, behoud van kennis over voeding en gezond gedrag (waaronder bewegen) binnen het primair onderwijs en het verspreiden van interventies gericht op een gezonde schoolomgeving (€ 5 miljoen). - Geoormerkte verhoging van de Sportimpuls (onderdeel van het programma Sport en Bewegen in de Buurt) voor het kopiëren van interventies die gericht zijn op de aanpak van overgewicht bij kinderen (€ 2 miljoen). - Impuls individueel contactmoment voor adolescenten (vanaf 14 jaar) en evt. aanvullende (collectieve) activiteiten voor leerlingen in voortgezet en middelbaar onderwijs door de jeugdgezondheidszorg (€ 15 miljoen). - Betere informatievoorziening via centra voor Jeugd en Gezin over een gezonde leefstijl aan ouders en jeugd (stichting opvoeden.nl) (€ 1 miljoen) (bron: brief VWS, 25 juni 2012) Handreiking Gezonde Gemeente De digitale Handreiking Gezonde Gemeente is dé verzamelplaats van informatie voor gemeentelijk gezondheidsbeleid. U vindt informatie, tips en voorbeelden om uw beleidsproces in te richten en om de preventie van gezondheidsproblemen in de gemeente concreet te maken Wat vindt u in deze handreiking?
Context en randvoorwaarden van gemeentelijk gezondheidsbeleid. Beleidscyclus met de belangrijkste aandachtspunten tijdens het voorbereiden, het formuleren van doelen, het uitvoeren en het evalueren. Zes themadelen om de preventieve aanpak lokaal concreet te maken van: roken, overgewicht, depressie, alcohol, seksuele gezondheid en letsel. Interventieoverzichten met aanbevolen interventies per thema. Checklists om snel de informatie te selecteren die voor u van belang is. De mogelijkheden voor advies en ondersteuning bij gemeentelijk gezondheidsbeleid op rij en tips voor het gebruik van de handreiking.
(bron: www.loketgezondleven.nl)
34
Zichtbare schakel: wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt. Nieuwsbericht | 07-06-2012 De ministeries van Binnenlandse Zaken en (Volksgezondheid, Welzijn en Sport stellen via het gemeentefonds structureel € 10 miljoen beschikbaar voor projecten rond wijkverpleegkundigen. Door het geld rechtstreeks aan gemeenten beschikbaar te stellen kunnen wijkverpleegkundigen gebiedsgericht ingezet worden. Gemeenten kunnen per stad, wijk of buurt maatwerk bieden. Het ZonMw programma 'Zichtbare schakel: wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt' wordt hiermee in een nieuwe vorm voortgezet. Dat programma werd begeleid en gefinancierd via een rijksbijdrage aan ZonMw, een zelfstandig bestuursorgaan voor zorgonderzoek en zorginnovatie. Uit een tussenrapportage van het programma blijkt dat de wijkverpleegkundige een grote betekenis heeft in het tijdig signaleren van dreigende gezondheidsproblemen of overbelasting van mantelzorgers. De inzet leidt tot betere samenwerking tussen de diverse (zorg)organisaties in de buurt. De meeste samenwerking speelt zich af tussen de huisarts, de thuiszorg en welzijnsorganisaties Centra voor jeugd en gezin in gemeenten, een samenwerkingsproject met gemeentelijke rekenkamers, 13 juni 2012 Het CJG is geen zelfstandige organisatie, maar is ontworpen als een netwerkorganisatie waarbinnen jeugdgezondheidszorg (Jgz) voor 0- tot 19-jarigen wordt aangeboden, en opvoed- en opgroeiondersteuning aan kinderen tot 23 jaar en hun ouders/verzorgers. In en rond het CJG werken bestaande instellingen die met jeugd te maken hebben (zoals onderwijsinstellingen, Bureau Jeugdzorg, welzijnswerk, buurtwerk, jongerenwerk, de jeugdgezondheidszorg, politie en justitie, Haltbureaus enzovoort) met elkaar samen. Op die manier moeten CJG’s voorkomen dat ouders en kinderen worden geconfronteerd met hulpverleners die niet op de hoogte zijn van elkaars werkzaamheden. Het CJG heeft tot doel om snel, goed en gecoördineerd advies te bieden, en vervolgens te zorgen voor hulp op maat. In het onderzoek hebben wij samen met gemeentelijke rekenkamercommissies gekeken naar de manier waarop 42 gemeenten hun CJG’s organisatorisch en financieel hebben vormgegeven. Ook hebben we onderzocht in hoeverre er samenwerking tot stand is gekomen binnen het netwerk van hulpverleners en wat daarvan de resultaten zijn. Conclusie: Gemeenten en hulpverleners hebben de afgelopen jaren veel energie gestoken in het realiseren van CJG-inlooppunten. De uitvoering van deze afspraken staat vaak nog in de kinderschoenen en als het gaat om de verantwoording daarover moet er nog het nodige gebeuren. Het is, zo benadrukken gemeenten en hulpverleners, nog te vroeg om de CJG’s af te rekenen op hun prestaties. Belangrijkste bevindingen Uit het onderzoek komen verscheidene zaken naar voren die bij de CJG’s nog ontbreken c.q. verbetering behoeven. Wat bij de CJG’s vooralsnog ontbreekt, is om te beginnen een referentiekader aan de hand waarvan de doelmatigheid en doeltreffendheid van een CJG kan worden beoordeeld en waar nodig aan- of bijgestuurd kan worden. Wij hebben in de eerste plaats vastgesteld dat vaak niet of onvoldoende in toetsbare termen is geformuleerd welke taken het CJG precies heeft en welk maatschappelijk effect de gemeente daarmee wil bereiken. Een verbeterpunt betreft verder de bekendheid van het CJG. Deze blijkt in veel gemeenten nog onvoldoende. Een goede risicosignalering en zorgcoördinatie worden belemmerd doordat er onvoldoende gebruik wordt gemaakt van domein overstijgende instrumenten zoals de digitale verwijsindex risicojongeren (waarmee kan worden opgespoord welke professionals contact hebben met een kind) en gezamenlijk casusoverleg. Ook zijn in veel gemeenten nog niet alle relevante partners betrokken bij de risicosignalering en bij de afspraken over zorgcoördinatie. Een ander verbeterpunt betreft de eenheid van het CJG. Veel CJG’s hebben nog te zeer het karakter van een bedrijfsverzamelgebouw, waarin elke hulpverlener denkt en handelt vanuit zijn eigen organisatie of zorgdomein. Een gezamenlijke ‘CJG-identiteit’ is er over het algemeen nog niet. Om het CJG (of een organisatie zoals het CJG) op termijn zijn beoogde ‘poortwachtersfunctie’ te kunnen laten vervullen in het nieuwe stelsel van jeugdzorg, is gegeven de bevindingen in het onderzoek aandacht vereist voor de volgende ontwikkelpunten: versterken van de sturingskracht van de gemeente; versterken van de signaleringsfunctie; verbreden van de zorgcoördinatie; 35
ontwikkelen van de CJG-identiteit (externe bekendheid en interne betrokkenheid); aandacht voor potentiële tegenstelling binnen het CJG tussen preventie en hulp bij zware problematiek.
Provincie Gelderland Sociaal beleid De provincie Gelderland draagt op een flexibele en vraaggerichte manier bij aan het aanpakken van de grote maatschappelijke uitdagingen. Ze zet zich in voor leefbaarheid, actief burgerschap, gezondheid, zorg, en jeugd. De dynamiek van maatschappelijke ontwikkelingen is groot en op onderdelen ongewis. Er zijn vele betrokken actoren van uiteenlopende aard: overheden en politiek, marktpartijen, maatschappelijke organisaties, burgers, particuliere initiatieven en groeperingen. De sociaal-maatschappelijke opgaven zijn omvangrijk en complex, maar de rol van de provincie op sociaal terrein is beperkt. De eerste beleidsverantwoordelijkheid ligt bij gemeenten en maatschappelijke organisaties en oplossingen moeten vrijwel altijd tot stand worden gebracht in samenwerking en partnerschap. De bijdrage van de provincie sluit daar op aan, zij signaleert en agendeert. Doelen en resultaten liggen dan ook niet voor vele jaren vast maar sluiten aan op de kansen en ontwikkelingen van het moment. De provincie Gelderland brengt de maatschappelijke vraagstukken in beeld waarbij een lokale aanpak (alleen) niet volstaat of waar tijdelijke extra ondersteuning of extra impuls nodig is. De provincie brengt partijen bij elkaar en draagt bij aan een gemeenschappelijke aanpak. De uitvoering van het nieuwe Sociaal Profiel start per 2013, 2012 was een transitiejaar waarin aandacht was voor afbouw, ombouw, opbouw en voorbereiding. De provincie signaleert twee trends die uitgangspunt zijn voor het nieuwe sociaal profiel van de provincie Gelderland. De transformatie; Mensen worden meer aangesproken op hun eigen keuzes en verantwoordelijkheden en moeten zelf in beweging komen om opgewassen te raken tegen de gewone (of ongewone) gebeurtenissen in het leven. Als tweede ziet de provincie een wijzigende bevolkingssamenstelling. Tekorten op de arbeidsmarkt, arbeidsmigratie, ontgroening en vergrijzing van de bevolking maken dat er nieuwe uitdagingen op ons afkomen. De demografische ontwikkelingen worden nog eens versterkt door een langzaam voortschrijdende urbanisatie: jonge gezinnen trekken steeds meer naar grotere stedelijke omgevingen. Provinciaal Beleidskader Jeugd 2013-2016….de toekomst! Arnhem, 27 juni 2012 De Gelderse doelen op hoofdlijnen zijn: 1. kinderen en opvoeders centraal 2. de jeugdzorg transformeren 3. samen doen 4. ervaring en kennis gebruiken en delen en het goede behouden De provincie voert de wet uit en verbetert daar waar kan. Gemeenten zijn als ontvangende partij verantwoordelijk voor het nieuwe stelsel. Zij voeren de regie over de inrichting en uitvoering van het nieuwe stelsel. Zij moeten de ruimte krijgen een visie te ontwikkelen en aan te geven hoe zij de jeugdzorg willen integreren in het nieuwe stelsel voor jeugd. Daarbij zullen verbindingen worden gelegd met bestaande en nieuwe (gedecentraliseerde) gemeentelijke taken. Verder moeten zij alles in gereedheid brengen om de jeugdzorg te ontvangen en tot een slagvaardige uitvoering van het nieuwe stelsel te komen. Om deze functies optimaal te kunnen vervullen, worden op lokaal en op bovenlokaal niveau verbindingen aangegaan. Zo worden voor de verschillende opgaven passende schaalgroottes gecreëerd. Iedere gemeente, iedere regio, werkt in haar eigen kaders en transitieplannen uit op welke wijze zij deze rol invulling geven; welke keuzes worden gemaakt en welke inzet wordt gepleegd. Provincie: zorgvuldig beëindigen van taken, zorgvuldig overdragen door kennis te delen De provincie wil gemeenten bij dit proces ondersteunen. Wij willen gemeenten helpen door vanuit onze ervaring met de jeugdzorg mee te denken en mee te werken, waar mogelijk, nodig en gewenst. In het overdrachtsproces staat voor ons zorgvuldigheid voorop. Kinderen mogen niet de dupe worden van de overdracht. Gelderland Sport De provincie wil met haar sportbeleid investeren in een gezond, vitaal en aantrekkelijk Gelderland. Meer sportende inwoners die er een gezonde en een actieve leefstijl op na houden. Ook wil de provincie eraan 36
bijdragen van Gelderland een “Sportland” te maken en sporttalenten de ruimte geven zich tot topsporter te ontwikkelen. Vanaf 1 augustus 2012 kunnen bedrijven, gemeenten en (sport)organisaties gebruik maken van de nieuwe subsidieregeling Gelderland Sport! De provincie Gelderland stelt subsidies beschikbaar voor sportieve bewegingsruimte, actieve senioren, sport en gezondheid bij jeugd, talentontwikkeling en sportevenementen in de kernsporten judo, volleybal, wielersport, paardensport en atletiek (inclusief wandelen); Kennis en innovatie en vitale werknemers. (bron: www.Gelderland.nl) Regio Achterhoek Achterhoek Agenda 2020 Een innovatief, ambitieus en duurzaam plan voor de toekomst van de Achterhoek dat naadloos aansluit op agenda’s en toekomstvisies van provincie, rijk en Europa. Op 30 november 2011 ondertekenden 150 partijen (overheid, ondernemers en maatschappelijke organisaties, de drie 0’s) het Convenant Achterhoek 2020, dat hun samenwerking en inspanning voor de agenda 2020 bekrachtigde. De Agenda werkt vanuit vier thema’s: Innovatieve & duurzame economie, Slim & snel verbinden, Vitale leefomgeving en Kansrijk platteland. Het gezondheidsbeleid van de Achterhoekse gemeenten heeft de meeste raakvlakken met de werkplaats Vitale Leefomgeving. T.a.v. gezondheid wordt er vanuit de Vitale werkplaats gewerkt aan 2 thema’s; Gezondheid en zelfmanagement en Met een Gezonde jeugd naar een Vitale Toekomst. Regionale aanpak transitie decentralisaties In Regioverband is de wens en het voornemen geuit de decentralisaties gezamenlijk op te pakken. Het bundelen van krachten bespaart kosten, samen hebben de gemeenten meer kennis en kwaliteit in huis, gezamenlijke inkoop levert financiële voordelen op, regionaal werkende aanbieders hoeven niet met elke gemeente afspraken te maken, dit maakt het mogelijk zoveel mogelijk middelen voor de directe zorg te reserveren en zo min mogelijk voor overhead en een gezamenlijke lobby richting Den Haag en provinvcie is sterker. Regionale samenwerking hoeft niet in te houden dat er geen lokale keuzes gemaakt kunnen worden. De gemeenten kiezen voor een projectmatige aanpak. Integrale Jeugdgezondheidszorg Gemeenten zijn gezamenlijk met de GGD en de thuiszorgorganisaties aan het onderzoeken hoe de organisatie van de jeugdgezondheidszorg te veranderen. Het gaat niet slecht maar een andere, integrale organisatievorm is beter uitgerust op de toekomst en de ontwikkelingen rond de jeugdzorg. Voor het onderzoek naar een nieuwe wijze van organisatie zullen gezamenlijke randvoorwaarden moeten worden gesteld: 1. de jeugdige en zijn ouders/verzorgers staan centraal 2. er is sprake van een doorlopende lijn van preventieve zorg en monitoring jeugdigen van -9 maanden tot 23 jaar. 3. verplichtingen en wettelijke kaders staan aan de basis van een model integrale jgz 4. optimale aansluiting op de (door)ontwikkeling van het CJG: een voor jeugdigen en ouders/verzorgers herkenbaar lokaal loket 5. optimale aansluiting bij de jeugdzorg 6. er is bij voorkeur één uitvoeringsorganisatie Jgz binnen het CJG 7. de Jgz levert conform de door gemeenten gestelde kaders, budget en verantwoordingsplicht 8. minstens budgettair neutraal ten opzichte van de huidige situatie. Wel is er ruimte voor pilots. Op basis van een onderzoeksrapport zijn de aanbevelingen van de stuurgroep en de reacties van GGD en thuiszorg besproken in het portefeuillehouders overleg volksgezondheid (juli en okt. 2012) Binnen het Algemeen Bestuur van de GGD is inmiddels duidelijk geworden dat een definitieve nieuwe vorm vooralsnog niet haalbaar is, zulks in afwachting van de transitie jeugdzorg. Wel is er ruimte voor uitvoering van pilots gecreëerd op lokaal/regionaal niveau. 37
BIJLAGE 4 Uitvoering gezondheidsbeleid 2009-2012 In de nota lokaal gezondheidsbeleid 2009-2012 staat vermeld dat er tweejaarlijks een voortgangsrapportage aan de gemeenteraad ter kennisname wordt aangeboden. In verband met de naderende volgende nota lokaal gezondheidsbeleid hebben wij u gemeld dat wij u om praktische redenen tegelijk met deze nota zullen rapporteren over de uitvoering van het gezondheidsbeleid over de volledige periode 2009 tot en met 2012. We hebben destijds aangesloten bij de speerpunten van de Rijksnota “Kiezen voor gezond leven”, waarbij als vijf grootste gezondheidsbedreigers zijn genoemd” Roken; schadelijk alcoholgebruik; overgewicht; diabetes, depressie. Op basis van de GGD-onderzoeken is toen besloten om naast de reguliere door de GGD en Yunio uit te voeren preventietaken, vooral aandacht te besteden aan: - Alcoholmatiging jeugd - Terugdringen van overgewicht (jeugd, volwassenen) - Vroegtijdig signaleren en voorkomen van eenzaamheid (ouderen) - Vroegtijdig signaleren en voorkomen van bewegingsproblemen (ouderen) Voor het gemeentelijk uitvoeringsprogramma is hierbij uitgegaan van de activiteiten die diverse organisaties al in hun aanbod hebben. Vanuit onze visie op sport wordt deelname van de jeugd gestimuleerd, mede door het subsidiëren op basis van het aantal jeugdleden. Ook vindt sportstimulering plaats door het organiseren van activiteiten door de Sport Federatie Berkelland. Bij de GGD en Yunio gaat het hierbij om de uitvoering van hun wettelijke basistakenpakket op het gebied van collectieve preventie, infectieziektebestrijding en jeugdgezondheidszorg. Daarnaast verstrekken wij jaarlijks subsidie voor de uitvoering van het zogenaamde maatwerkdeel, dat zich met name richt op de thema’s taal, opvoeding en voeding. Ons college streeft er naar steeds gezondheidsaspecten integraal mee te nemen bij beslissingen op allerlei terreinen die direct van invloed zijn op de gezondheid van de bevolking. In het format van de B en W –adviezen is hiervoor het onderdeel “gezondheidsaspecten” standaard opgenomen. Alcoholmatiging Jeugd Vanaf 2005 is het project ‘Alcoholmatiging Jeugd in de Achterhoek’ uitgevoerd. Het project heeft goede resultaten geboekt. Het aantal kinderen dat op de basisschool wel eens alcohol drinkt, is fors afgenomen, evenals hoe vaak en hoe veel zij drinken. Het aantal jongeren onder de 16 dat alcohol drinkt, is eveneens zeer sterk gedaald. In 2003 was in de Achterhoek het actueel gebruik in klas 2 van het voortgezet onderwijs nog 56%, in 2011 17%. Voor klas 4 was dit resp. 86% en 71%. In klas 4 is vooral zichtbaar dat zodra kinderen 16 zijn, alcoholgebruik begint. Veel vijftienjarige 4e klassers drinken nog niet; eenmaal 16 drinken zij snel vaak en veel. Wij hebben tot en met 2011 meegedaan in het regionale project. Om de investeringen van de afgelopen jaren niet verloren te laten gaan hebben we borgingsafspraken gemaakt. Het doel van de borging is dat via een onderhoudsbasis van activiteiten minimaal de behaalde resultaten worden vastgehouden. De borging houdt in dat de betrokken organisaties IrisZorg, Halt, politie en GGD activiteiten vanuit hun basistaken blijven uitvoeren. Ook wij houden de aandacht voor alcoholmatiging jeugd vast. Deze activiteiten zijn vastgelegd in een borgingsnotitie. In 2012 hebben we gesprekken gevoerd met de bedrijven/instellingen/verenigingen waar jongeren beneden 16 jaar zonder problemen alcohol kunnen krijgen. Dit bleek uit een in 2011 gehouden mysteryshoponderzoek. We zetten de gesprekken met alle secoren die alcohol verkopen in 2013 voort in combinatie met het geven van voorlichting over de uitvoering van de Nieuwe Drank- en Horecawet. Hierbij hopen wij te komern tot een betere handhaving van het alcoholverstrekkingenbeleid aan jongeren. 38
De herziene Drank- en Horecawet is vanaf 2013 van kracht en geeft de gemeente nieuwe bevoegdheden en verantwoordelijkheden om een preventief alcoholmatigingsbeleid te voeren. Bewegen voor ouderen Door Betula worden met behulp van vrijwilligers sport- en spelactiviteiten georganiseerd. (Zwemmen, koersbal en gym) Verminderen van eenzaamheid bij ouderen Vanaf 2009 is door Betula een ouderenadviseur, nu welzijnsconsulent, ingezet met als belangrijke pijler de (persoonlijke) ondersteuning van ouderen in hun welzijn in de breedste zin van het woord. De pijler spitst zich toe op het afleggen van huisbezoeken voor individuele ondersteuning, het signaleren van knelpunten en/of leemtes en de coördinatie van de seniorenvoorlichting. Door vrijwillige ouderenadviseurs/seniorenvoorlichters worden jaarlijks huisbezoeken afgelegd waarbij zij informatie geven op het gebied wonen, welzijn, zorg en financiën. Daarnaast coördineert Betula de maaltijdverstrekking aan ouderen. Vrijwilligers bezorgen maaltijden, gecombineerd met een dagelijks praatje. Wanneer de deelnemer niet thuis wordt aangetroffen of de deur niet open doet, meldt de vrijwilliger dit bij Betula. Van hieruit wordt dan actie ondernomen. Dit heeft een belangrijke signaleringsfunctie. Ook is door Betula het project noabercontact gestart. Het project bevordert en regelt contact tussen vragers, die behoefte hebben aan contact, begeleiding of praktische hulp en plaatsgenoten, bij voorkeur in wijk of buurt. Daarnaast worden er regelmatig, ontspanningsmiddagen en eetcafés georganiseerd voor ouderen en alleenstaanden. Huiselijk geweld Tot en met 2010 hebben wij geparticipeerd in het project Huiselijk Geweld Achterhoek. Doel van het project was het zo snel mogelijk signaleren, opsporen en blijvend stoppen van huiselijk geweld en hulp bieden aan slachtoffers, daders en kinderen. Het onderwerp huiselijk geweld heeft binnen de gemeente en diverse hulpverleningsinstellingen inmiddels een duidelijke structuur gekregen. Hierbij bestaan korte lijntjes met het Steunpunt Huiselijk Geweld. Daarnaast is de burgemeester belast met het nemen van besluiten over het tijdelijk huisverbod. Het onderwerp staat nog steeds geregeld op de agenda van het ambtelijk overleg Openbare Geestelijke Gezondheidszorg. (OGGz) Op dit moment is de invoering van de wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling actueel. Hartveilig wonen. Bij een acute stilstand in de bloedsomloop, telt iedere minuut, waarvan 6 minuten cruciaal zijn. Belangrijke tijd verstrijkt tot professionele hulpverleners arriveren. Begin 2010 zijn wij gestart met het project Hartveilig wonen ofwel “burenhulp”. Het project gaat over de gecoördineerde inzet van geschoolde gecertificeerde AED-vrijwilligers bij een hartstilstand. De gezondheidswinst is in de eerste minuten na een circulatiestilstand te behalen. Daarbij spelen reanimeren, het gebruik van een AED (Automatische Externe Defibrillator) in combinatie met een vrijwilligersnetwerk een belangrijke rol. Er moeten hiervoor voldoende AED’s op openbare plaatsen beschikbaar zijn. De vrijwilligers worden ingezet door middel van het Landelijke Reanimatie Oproepsysteem (LROS) vanuit de gemeenschappelijke meldkamers. Vrijwilligers uit de directe omgeving van de patiënt krijgen in voorkomende situaties een sms-bericht met een bijbehorende tekst. Over 2012 waren 546 vrijwillige hulpverleners beschikbaar en 48 openbare AED’s. In 2012 zijn er 29 reanimatiemeldingen met vrijwilligers gedaan. De gemiddelde leeftijd van het slachtoffer lag rond 62 jaar. 39
Het slagingspercentage is 22 procent. Dit is een aanzienlijke gezondheidswinst ten aanzien van de situatie voor invoering van het project. Wij hebben voor het aanjagen van het project over de jaren 2011, 2012 en 2013 een tegemoetkoming in de kosten toegezegd tot en met 2013. Wij gaan er hierbij vanuit dat na 2013 het systeem zelfstandig verder gaat, zonder gemeentelijke financiële ondersteuning. Depressiepreventie jongeren In 2012 hebben wij in samenwerking met de GGD en AGORA Academische werkplaats een onderzoek uitgevoerd naar depressiepreventie bij jongeren. De hoofdvraag was hoe het aantal jongeren in Berkelland met depressieve gevoelens verminderd kan worden. In Berkelland heeft 1 op de 10 middelbare scholieren last van depressieve gevoelens (voorstadium van depressie) De volgende oorzaken worden hiervoor aangegeven: Het missen van een luisterend oor thuis, het hebben van een zorgtaak thuis ( door ziekte/verslaving van gezinsleden), echtscheidingsproblematiek en eenzaamheid vanwege gebrekkige sociale aansluiting. Over dit onderwerp is een minisymposium georganiseerd, waarbij door 45 aanwezigen van diverse organisaties is gezocht naar mogelijkheden om depressie bij jongeren in Berkelland nog beter te voorkomen. Hiervoor zijn een aantal verbeterpunten aangedragen. Zo liggen er verbetermogelijkheden bij de toeleiding vanuit scholen naar professioneel aanbod. Hiervoor is bijvoorbeeld een snelle intake en voldoende terugkoppeling belangrijk. Daarnaast kunnen ouders en docenten beter ondersteund worden in het signaleren van problemen en het bieden van een luisterend oor. Ook liggen er kansen door beter aan te sluiten bij de belevingswereld van jongeren zelf en hun vrienden. De gemeente kan mogelijk als medefinancier meer invloed uitoefenen op de aanwezigheid en kwaliteit van het preventie-aanbod.
40