Voorinventarisatie arbeidsomstandighedenbeleid gevaarlijke stoffen in de tandtechnische en tandheelkundige branche
Fase 1 onderzoek in het kader van het project VASt van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Vereniging van Laboratoriumhoudende Tandtechnici (V.L.H.T.)
Nederlands Tandtechnisch Genootschap (N.T.G.)
Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (N.M.T.)
Organisatie van Nederlandse Tandprothetici (O.N.T.)
Vereniging van Dentale Industrie Benelux (INDENT)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Vereniging van Groothandelaren in de Tandheelkundige branche (VGT) 16 november 2004 Ir. M.C.H.M. Fleuren, projectleider Arbo Unie.
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
1
ONT
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
2
Vereniging van Laboratoriumhoudende Tandtechnici
Inhoudsopgave
Pagina
- Lijst van gebruikte afkortingen - Voorwoord - Inleiding - Leeswijzer - Hfdst. 1: Welke gevaarlijke stoffen zijn er in gebruik - Hfdst. 2: Kennis en ervaren behoeftes in de branche - Hfdst. 3: Geconstateerd niveau van risicobeheersing binnen de branche 12 - 3.1 inleiding - 3.2 tandheelkundige praktijk - 3.3 tandprothetici - 3.4 orthodontische laboratoria - 3.5 tandtechnische laboratoria - tandtechnische laboratoria algemeen 14 - specifieke bedrijfsprocessen - Bijlage bij 3.5: MMA - 3.6 Groothandelsbedrijven 24 -Hfdst. 4: Eindconclusie
4 5 6 7 8 10
- Bijlagen:
- Deelnemers voorinventarisatie - Projectgroepleden
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
12 12 14 14 14 15 23 25 27 29
3
Lijst van gebruikte afkortingen VASt:
project Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
SZW:
ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
SOMS:
Strategie Omgaan met Stoffen; project van de ministeries SZW, VROM en andere gericht op het omgaan met stoffen
VGT:
Nederlandse Vereniging van Groothandelaren in de Tandheelkundige Branche
VIB:
veiligheidsinformatieblad
MMA:
methylmethacrylaat (component van kunsthars)
MAC-waarde:
Maximale Aanvaarde Concentratie (nederlandse norm voor blootstelling c.q. de concentratie van een stof in de lucht op de werkplek)
Eindgebruikers:
werknemers en werkgevers van ondernemingen in de branche zijnde tandtechnische laboratoria en tandheelkundige praktijken.
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
4
Voorwoord De brancheverenigingen in de tandheelkundige en tandtechnische branche zijn in de afgelopen jaren op diverse fronten aan het werk geweest met het faciliteren van Arbobeleid op het gebied van stoffen. In onderling overleg binnen de branche is er gezocht naar verdere verbetermogelijkheden. Het project VASt van het Ministerie van SZW is door de branches aangegrepen om hier verder invulling aan te geven. Het VASt project onderscheidt twee fasen: ¾ Fase 1: een voorinventarisatie fase om te bepalen welke verbetermogelijkheden er zijn en daarbij passende acties te ontwerpen. Dit leidt dan tot het opzetten van een actieplan met concrete verbeteracties. ¾ Fase 2: Het uitvoeren van het actieplan. Deze rapportage beschrijft het resultaat van fase 1. De voorinventarisatie is uitgevoerd onder leiding van een projectgroep bestaande uit vertegenwoordigers namens de besturen van desbetreffende branche organisaties. Daarnaast hebben vele leden van de branches hun medewerking verleend in de zin van het aanleveren van schriftelijke informatie, het tijd vrijmaken voor de interviews en bedrijfsbezoeken, het deelnemen aan de workshop waarin de bevindingen en acties getoetst en aangevuld werden. Een woord van dank gaat uit naar alle deelnemers (zie bijlage) die op een zeer betrokken en open wijze hebben meegewerkt aan dit traject. Het project is in een hoog tempo uitgevoerd, alle deelnemers hebben in een kort tijdsbestek tijd vrijgemaakt om hun bijdrage te leveren. Dit geeft aan dat de leden zeer bereid zijn om te investeren in het belang van de branche. Dit is zeker iets om trots op te zijn in een tijd waarin ieder uur productiviteit zwaar weegt.
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
5
Inleiding Dit verslag beschrijft het resultaat van een project binnen de tandtechnische en tandheelkundige branche ter bevordering van het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Hierin is samengewerkt met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waar tevens een deel van de kosten worden gedragen (project Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen, kortweg VASt). Een projectgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de brancheverenigingen heeft zorggedragen voor de aansturing van dit project, ondersteund door een externe adviseur/projectleider. Er is een voorinventarisatie uitgevoerd om te bepalen welke stoffenproblematiek er in de branches is en hoe het arbeidsomstandighedenbeleid met betrekking tot stoffen op dit moment in de branche is vormgegeven. Hiervoor is een steekproef van ondernemingen bezocht. Op basis van de bevindingen is een concept actieplan opgesteld en in een workshop besproken met een vertegenwoordiging van de eindgebruikers en branchebesturen. Op basis daarvan is deze definitieve rapportage en het actieplan opgesteld. Dit is het eindresultaat van het fase 1 project in het kader van VASt. Dit eindresultaat zijnde een advies over de mogelijke verbeteracties kan voor de branche aanleiding zijn om een tweede fase in te gaan. Dit verslag vormt voor de branches en SZW de basis, om te bepalen of er een fase 2 opgestart zal worden en welke acties daarin dan zullen worden meegenomen. Daarvoor zal dan een nieuw projectvoorstel moeten worden opgesteld gebaseerd op de aanbevelingen in dit actieplan uit fase 1. Deze voorinventarisatie heeft een begrensd aandachtsgebied gehad. Wat betreft het toepassingsgebied is uitgegaan van de reguliere praktijksituaties. Bijzondere specialistische situaties zijn niet opgenomen in het bereik van dit project. Daarbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan specialistische tandheelkundige behandelingen in ziekenhuizen (volledige anesthesie). Ook zijn niet alle in de branches voorkomende stoffen en processen meegenomen. Vertrekpunt zijn de producten die zijn opgenomen in de VGT database en zijn geclassificeerd als ‘gevaarlijk’ in de zin van de wet Milieugevaarlijke stoffen. Dit houdt in dat producten die hier niet onder vallen, ook niet in de beoordeling zijn meegenomen. Aangezien geneesmiddelen binnen de (strenge) richtlijnen van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening vallen zijn deze producten om die reden niet in deze beoordeling meegenomen. Ook zijn radioactieve stoffen en biologische agentia niet meegenomen in de voorinventarisatie. Binnen de branche wordt in andere kaders wel aandacht besteed aan de arborisico’s van deze producten (richtlijnen).
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
6
Leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt aangegeven welke risicovolle producten binnen de branche toegepast worden (inventarisatie van gevaarlijke stoffen). Hoofdstuk 2 geeft in algemene termen aan wat de kennis en behoeftes binnen de branche op dit terrein zijn. Hoofdstuk 3 gaat in op het geconstateerde niveau van risicobeheersing binnen de bezochte bedrijven. Tot slot wordt in hoofdstuk 4 een eind conclusie gegeven over de aspecten die in het kader van het actieplan aangepakt kunnen worden. Dit is nader uitgewerkt in een concept actieplan dat u aantreft als bijlage van deze rapportage.
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
7
Hoofdstuk 1: welke gevaarlijke stoffen zijn er in gebruik Op basis van de database van veiligheidsinformatiebladen die wordt beheerd door de VGT, is een eerste analyse gepleegd om te bepalen welke potentieel gevaarlijke producten in de branche gebruikt worden. Daarbij heeft het accent op de gezondheidsrisico’s gelegen. Veiligheidsrisico’s zoals brand en explosiegevaar zullen wel in algemene zin in hoofdstuk 3 worden behandeld. De doelstelling van de analyse van de VIB database was het bepalen van de meest relevante producten/productgroepen waar risico’s op de werkplek van te verwachten zijn. Het risico wordt bepaald door de eigenschappen/gevaren van de stof (schadelijkheid) enerzijds en anderzijds de mate waarin medewerkers er mee in aanraking komen (de blootstelling). Een selectie van een beperkte groep van producten die gevaren veroorzaken is niet mogelijk gebleken. Een zorgvuldige selectie van producten die een nadere beoordeling vergen, vraagt een grotere investering dan in het bestek van deze voorinventarisatie mogelijk was. Dit wordt veroorzaakt door: ¾ De VIB database blijkt veel meer producten met gevaarlijke eigenschappen te bevatten dan verwacht. Een sortering op risico-aspecten levert zodoende nagenoeg geen differentiatie op. ¾ Binnen de VIB’s is weinig informatie opgenomen over de toepassing van de producten. Een selectie op basis van processtap is zodoende ook niet mogelijk. ¾ Gegevens over de gebruikshoeveelheid van het product zijn niet beschikbaar. Er kunnen dus producten in de database voorkomen die nagenoeg niet of in zeer kleine hoeveelheden in de branche worden gebruikt. Zodoende kan ook geen selectie worden uitgevoerd op basis van ‘te verwachten blootstelling’. Om een indruk te geven van de hoeveelheid gevaarlijke producten die voorkomen in de databank: ¾ In totaliteit zijn er ca. 2.500 producten in de VIB databank geregistreerd, waarvan 1.250 met gevaarlijke componenten (volgens de EEG Stoffenrichtlijn). ¾ Er zijn 235 producten die ernstige schadelijke effecten kunnen veroorzaken (geclassificeerd als zeer vergiftig, vergiftig of schadelijk) ¾ Er zijn ruim 40 producten die zijn geclassificeerd als kankerverwekkend. Het feit dat veel producten een ‘zware’ classificatie hebben vanuit de VIB betekent niet dat er automatisch ook grote gevaren in de praktijk te verwachten zijn. De VIB is gebaseerd op eigenschappen van de stoffen in het product en hun gehalte in het product, waarbij de gebruikshoeveelheid en de toepassing buiten beschouwing worden gelaten. Zo zijn er veel producten met gevaarlijke eigenschappen die inmiddels in een gebruiksvorm zijn gebracht, waardoor blootstelling nagenoeg nihil zal zijn (amalgaam in capsules, toepassen in gelvorm). Ook zijn er producten die in minieme hoeveelheden worden toegepast (bijvoorbeeld etsen, lijmen, e.d.).
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
8
Samenvattend kan gesteld worden dat een prioriteitstelling vanuit de database een zeer grote inspanning vergt. Gegevens zullen hiervoor geactualiseerd moeten worden en daarnaast moet de VIB informatie worden verrijkt met gegevens over het gebruik van het product (welk bedrijfsproces, welke hoeveelheid). Daarnaast kan gesteld worden dat de gebruikers in de branche te maken krijgen met veel producten waar waarschuwingen op staan. Dit maakt het voor hen in de praktijk moeilijk om te bepalen met welke waarschuwingen zij echt rekening moeten houden en welke voor kennisgeving aangenomen kunnen worden.
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
9
Hoofdstuk 2: Kennis en ervaren behoeftes in de branche Beschikbaarheid van informatie (VIB database) Binnen de branche is stoffeninformatie in de vorm van de VIB database van VGT beschikbaar. Deze informatie is zeer goed bereikbaar en bij vele werkgevers bekend. De kwaliteit van deze informatie voldoet goed aan de wettelijke eisen. Een tweede aspect is het beheer van deze informatie. Gebleken is dat niet alle producten voorkomen en dat niet voldoende geborgd is dat wijzigingen in het assortiment worden bijgewerkt in de database. VGT als beheerder is hierin afhankelijk van de handelsbedrijven. Deze moeten actief mutaties doorgeven en dat gebeurt niet altijd. Niet alle leveranciers c.q. producenten geven adequate informatie. Een belangrijk probleem voor de eindgebruikers is het ingewikkelde karakter van de VIB informatie. Voor eindgebruikers blijkt het interpreteren van de VIB praktisch onmogelijk. De VIB wordt beschouwd als informatie voor specialisten en deze zijn bij eindgebruikers zelden binnen bereik. De toepasbaarheid is dus voor eindgebruikers gering. Kennis bij de gebruikers Het enige punt dat bij de gebruikers echt een thema is, is de MMA voor de laboratoria en kwik/amalgaam in de tandartspraktijk. Deze komen beide voort uit de zeer actieve benadering van deze problematiek in samenwerking tussen overheid en brancheorganisaties in de afgelopen jaren. Verder is er nagenoeg geen interesse voor stoffenproblematiek bij de werkgevers en werknemers in de branche. De VIB database en de voorloper CD-ROM, zijn redelijk bekend binnen de branche, maar lang niet bij iedereen. Wanneer gebruikers iets willen weten benaderen zij vrij snel de leverancier/groothandel. De vraag vanuit gebruikers naar dergelijke informatie is gering. Als zij al een vraag hebben dan heeft dat in de regel te maken met RI&Everplichtingen of een bezoek van de Arbeidsinspectie. De behoefte komt dus voort uit het moeten voldoen aan een verplichting c.q. een aangekondigde controle, niet omdat men zich zorgen maakt over de risicoaspecten van een product. Gebruikers geven aan dat de toegankelijkheid van de informatie c.q. VIB database te wensen overlaat. Dit heeft te maken met het technische karakter van de informatie, maar zeker ook met de vaardigheden van de eindgebruikers in de omgang met de database. Er zijn ook gevaarlijke producten waarover geen informatie beschikbaar is in de database. Deze ervaringen van de eindgebruikers werpen een drempel op om actief gebruik te maken van de VIB-informatie. Bij de grotere werkgevers in de branche tref je een map aan waarin gebruiksaanwijzingen en soms ook geprinte VIB’s zijn opgenomen. In enkele gevallen is dit ook nog vertaald naar een lijst op de werkplek met daarop de gebruikte producten en de gevaarsaanduidingen. Al met al is dit echter vrij ‘dode’ informatie: werknemers en werkgevers vertalen dit niet naar praktisch te nemen maatregelen. Als er in VIB of andere informatie wordt gewaarschuwd voor risico’s wordt dit in de regel ‘ter informatie’ aangenomen. Zelfs als er een waarschuwing ‘kankerverwekkend’ staat leidt dit niet automatisch tot vervolgvragen wat er mee moet gebeuren. Ook de, vaak onmogelijke, maatregelen die in de VIB worden aangegeven leiden er niet toe dat werkgever zich afvraagt hoe daar nu mee omgegaan moet worden.
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
10
Dit wil zeker niet zeggen dat de werkgevers niet genegen zijn om aan hun zorgplichten te voldoen. De indruk bestaat dat bij veel werkgevers wel degelijk de wens en bereidheid is om de noodzakelijke maatregelen te treffen. Veel van de werkgevers en ook de werknemers hebben ook het gevoel dat ze er alles aan gedaan hebben wat redelijkerwijs verlangd kan worden c.q. noodzakelijk is. Deze opvatting maakt dan ook dat zij niet echt een vraag hebben naar meer of betere informatie. Men heeft het vertrouwen dat de risico’s in voldoende mate zijn beperkt. Wanneer er verder wordt ingegaan op mogelijke verbeteringen op de werkplek is er sprake van weerstand. Deze neemt af wanneer wordt gesproken over best-practices die bij collega’s gebruikt worden. Dan blijkt er wel degelijk een behoefte te ontstaan. Als er gesproken wordt over oplossingen in de praktijk voelt de werkgever zich wel aangesproken. Hun eigen gevoel van “ik heb er alles aan gedaan” wordt ter discussie gesteld: als anderen het beter hebben opgelost dan moet ik ook nog verbeteren. Samenvattend kan gesteld worden dat: ¾ er zeker een bewustzijn is dat er gewerkt wordt met producten waar je voorzichtig mee moet zijn ¾ medewerkers en leiding hebben meestal geen inzicht in de aard van de risico’s (wat kan je er van krijgen en wanneer ben je voldoende beschermd) ¾ er is op grote schaal bereidheid voor het nemen van maatregelen (afzuiging, zuurkast, persoonlijke beschermingsmiddelen), maar nagenoeg geen inzicht in de mate waarin deze doeltreffend zijn (men laat zich leiden door leveranciers) of volgens de stand van de techniek (hoe ze zich verhouden tot collega’s) ¾ de bezochte werkplekken een behoorlijk hoog niveau van voorzieningen kent (zie hoofdstuk 4) ¾ de restrisico’s zowel door werkgever als werknemer als zeer aanvaardbaar worden gezien (we hebben er aan gedaan wat we konden doen) ¾ vanuit dit perspectief nagenoeg geen vragen of behoeftes leven bij de eindgebruikers ¾ er weerstand is tegen aanvullende adviezen/maatregelen: bij werkgevers vanuit het oogpunt van haalbaarheid (redelijkerwijs kan niet nog meer verlangd worden), bij werknemers vanuit het oogpunt van werkbaarheid (valt niet mee te werken) ¾ er interesse/vraag ontstaat wanneer wordt aangereikt dat er in de praktijk goede oplossingen beschikbaar zijn. Wat zij kunnen overzien bepaalt de norm die ze voor zichzelf hanteren.
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
11
Hoofdstuk 3: Geconstateerde niveau van risicobeheersing binnen de branches 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt voor de verschillende branches aangegeven welke risico’s en desbetreffende beheersniveaus zijn aangetroffen in de voorinventarisatie. Om dit hanteerbaar te maken zijn voor de diverse soorten van ondernemingen de bedrijfsactiviteiten ingedeeld in ‘processtappen’. Hiermee wordt een verzameling van werkzaamheden bedoeld die veelal op een specifieke plaats/ruimte in de onderneming worden uitgevoerd. Per processtap zijn de risico aspecten in kaart gebracht en is bekeken wat de gebruikelijke werkwijze is binnen de branche. Per processtap is onderstaand op hoofdlijnen aangegeven welke risico’s uit het oogpunt van gevaarlijke stoffen te verwachten zijn. Per stap wordt een subjectieve ‘waardering’ (“risicoscore”) van het te verwachten risico aangegeven op een schaal van 1 tot 5: ¾ 1 betekent: bij normale omstandigheden geen risico te verwachten en ¾ bij 5 zijn strikte maatregelen nodig om risico’s te voorkomen. Deze inschatting is niet gebaseerd op blootstellingsgegevens/- metingen of een andere kwantitatieve bepaling, aangezien dat in het bestek van deze voorinventarisatie niet mogelijk was. Er is wel gebruik gemaakt van beschikbare meetrapporten MMA en een enkel ander arbeidshygiënisch onderzoek (lit.2 & 3). 3.2 Tandheelkundige praktijk Er zijn 3 tandartspraktijken bezocht (klein, middel en groot). Binnen de tandartspraktijken zijn de gevaren van stoffen geen issue voor de eindgebruikers. Kwik is een bekend risico, mede ook door de milieueisen (amalgaamafscheider). Er wordt behoedzaam mee omgegaan en de verpakkingen dragen bij aan een veilig gebruik. Het gebruik van amalgaam lijkt te worden vervangen door composiet. Ten aanzien van de andere producten maakt men zich in het geheel geen zorgen. De gedachte daarbij is dat het allemaal producten zijn die bij de patiënt worden toegepast en dus gezondheidstechnisch geen kwaad kunnen. Onderstaand volgen de belangrijkste bedrijfsprocessen die een risico op blootstelling aan gevaarlijke stoffen met zich meebrengen. 1) Desinfectie (risicoscore 2) Aandachtspunt is hier het gebruik van baden met desinfectantia (voor instrumenten, desinfectie van afdrukken e.d.). Deze kunnen schadelijke producten bevatten die extra eisen stellen aan de afzuiging van dampen en het vermijden van huidcontact. Dit geldt ook voor het reinigen van oppervlakken en apparatuur. Ook in de thermodesinfector worden middelen gebruikt waarmee contact vermeden moet worden. Zowel het inademen van dampen als het huidcontact zijn routes die kunnen leiden tot gezondheidsschade. Kennis van de risico’s is vereist om de juiste keuzes te maken in de te gebruiken technieken en producten en bijbehorende beschermende maatregelen (ventilatie/afzuiging, huidbescherming).
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
12
2) Toepassen van vulmateriaal (composiet, amalgaam) en lijmen (risicoscore 2) De giftige eigenschappen van kwik in amalgaam zijn goed bekend. Ten aanzien van composieten en ook de lijmen is sprake van een risico op overgevoeligheid als er contact met of inademing van deze producten optreedt. Doordat met kleine hoeveelheden gewerkt wordt en de patiënt ook in contact komt met deze middelen, bestaat automatisch het gevoel dat de risico’s nagenoeg nihil zijn. Tijdens het aanmaken en opbrengen is er echter sprake van blootstelling van assistente en tandarts aan de niet uitgeharde componenten die de gevaarlijke eigenschappen hebben. Er zijn verschillende methodes/verpakkingsvormen waarin een product wordt toegepast. Sommige daarvan brengen extra risico’s met zich mee. In algemene zin zijn er inmiddels mogelijkheden waarmee contact met het product nagenoeg vermeden kan worden. De keuze die de tandarts neemt in te gebruiken materialen en methoden en de zorgvuldigheid van werken (gedragsaspect) zijn bepalend voor de blootstellingsrisico’s. Te verwachten is dat composiet het toepassen van amalgaam nagenoeg volledig zal gaan vervangen. Tandartsen verschillen in de mate waarin zij dit product entameren. Het promoten van ‘veilige’ verpakkingsvormen en werkmethodieken levert dus een beperking van het risico op. 3) Hanteren van resten/afvalmateriaal (risicoscore 2) Amalgaam is een bekend gevaarlijk product. Een goede omgang met restanten vraagt derhalve aandacht, aangezien deze, ten onrechte, gelet op de kleine hoeveelheden niet gevaarlijk geacht worden. Lege verpakkingen van de verschillende gebruikte producten, met soms restanten van het oorspronkelijke materiaal, worden bij elkaar verzameld. Hierbij is aandacht nodig voor het gescheiden houden van onverenigbare producten. Zorg voor een goed geventileerde plaats om deze resten op te slaan. 4) Opslag (risicoscore 1) Er is nauwelijks sprake van opslag van gevaarlijke stoffen. Het betreft steeds kleine hoeveelheden. Ventilatie en goede scheiding van producten is toch aan te bevelen. Er worden sommige zeer reactieve producten gebruikt die ‘lekken’ en onbedoeld contact tot risico’s kunnen leiden. Etsmiddelen, fluorwaterstof zijn daarbij zeker een aandachtspunt. 5) Ontwikkelen röntgenfoto’s -Hiervan is geen beoordeling gemaakt. In toenemende mate wordt overgeschakeld op digitale technieken. In algemene zin kan gesteld worden dat het promoten van digitale technieken uit het oogpunt van stoffen de voorkeur heeft.
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
13
3.3 Tandprothetici Er werden twee tandprothetici bezocht. In essentie verschillen deze qua risico’s niet van de beschreven risico’s bij de tandtechnische laboratoria. Daarbij moet wel worden aangetekend dat deze relatief nieuwe branche met kleine ondernemingen vaak niet zal beschikken over voorzieningen die in de (grotere) tandtechnische laboratoria wel voorhanden zijn. Zie voor de risico’s en aanbevelingen verder onder tandtechnische laboratoria. 3.4 Orthodontische laboratoria Hiervoor geldt in feite hetzelfde als beschreven onder Tandprothetici. Zie voor de risico’s en aanbevelingen verder onder tandtechnische laboratoria. 3.5 Tandtechnische laboratoria Er werden 4 tandtechnische laboratoria bezocht. Daarnaast is informatie ingewonnen bij de Arbeidsinspectie en de groep die zich heeft beziggehouden met een pilottraject voor ‘de stoffenmanager’. Verder is informatie gehaald uit diverse onderzoeksrapporten, met name gericht op de beoordeling van de MMA-belasting (zie hiervoor specifieke bijlage MMA). Tandtechnische laboratoria algemeen Op de eerste plaats kan aangegeven worden dat er binnen de bezochte laboratoria veel voorzieningen getroffen zijn op het gebied van zuurkasten en afzuiging in relatie tot de MMA problematiek. Hierbij valt ook de bereidheid van de werkgevers op om hiervoor voorzieningen te treffen. Er wordt evenwel vaak niet het rendement mee bereikt dat mogelijk is. Veel werkzaamheden vinden buiten het bereik van de voorzieningen plaats en er zijn grote verschillen in de mate waarin er een ‘gedisciplineerde cultuur’ heerst ten aanzien van ‘schone werkplek’ en arbeidshygiëne. Er is bij de gebruikers weinig inzicht in de mate van effectiviteit van de afzuiging. Ten aanzien van de gebruikte hulpstukken zijn inventieve hulpmiddelen in gebruik die niet bekend zijn bij andere eindgebruikers. Bij nieuwe en grotere laboratoria is een centraal afzuigsysteem gebruikelijk, bij oudere of kleinere praktijken wordt met losse units gewerkt al dan niet met recirculatie. Deze laatste hebben in de regel een veel geringere zuigkracht. Tot slot valt op dat er aanzienlijke verschillen zijn in het gebruiken van ‘moderne’ c.q. kostbare technieken. Er zijn laboratoria die door nieuwe technieken toe te passen risico’s geheel geëlimineerd hebben, terwijl voor hetzelfde proces (nog) ambachtelijke technieken worden toegepast in andere laboratoria, waardoor daar wel degelijk risico’s aanwezig zijn. De investering die vereist is, maar ook het vertrouwd zijn met en verknocht zijn aan bepaalde technieken, weerhoud werkgevers en werknemers er van om nieuwe technieken in te zetten. Een speciaal aandachtspunt vormt de infectiepreventie en andere biologische risico’s. Schoonmaken c.q. desinfecteren van afdrukken en retourprotheses/modellen, voordat deze in het laboratorium verder bewerkt gaan worden, is een vereiste. Hierover dienen
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
14
sluitende afspraken gemaakt te worden met de aanleverende tandartsen (zie praktijkrichtlijn). Specifieke bedrijfsprocessen De volgende indeling wordt voorgesteld om de processtappen binnen de laboratoria te onderscheiden: Bedrijfsproces:
Maken van een volledige tandprothese Processtappen Desinfectie vervaardigen van gipsmodel
procede
handelingen aanmaken gips gips op afdruk
nat droog
slijpen schoonmaken
vervaardigen van individuele lepel
vervaardigen van definitieve prothese
Lepel platen op gipsmodel slijpen schoonmaken aanbrengen was/waswal
persen
gieten
reparaties en rebasing
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
gipsmodel (zie boven) uitbranden aanmaken kunsthars in pers aanbrengen gelmodel uitbranden gieten uitharden afwerken: slijpen polijsten slijpen aanmaken kunsthars aanbrengen hars slijpen polijsten
15
Bedrijfsproces
Vervaardigen kroon PMK
Processtappen
procede
Desinfectie vervaardigen van gipsmodel nat droog
handelingen Desinfecteren van afdruk Aanmaken gips gips op afdruk Slijpen schoonmaken
vervaardigen kroon
waspatroon modelleren inbedmassa aanmaken Inbedden Uitbranden handmatig machine
Gieten uitbedden (stralen)
uitwerken kroon
goud porselein
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
Polijsten aanbrengen porselein Bakken aanbrengen glazuur Bakken metaal polijsten
16
Bedrijfsproces:
regulatie
Processtappen
procede Desinfectie vervaardigen van gipsmodel
handelingen aanmaken gips gips op afdruk
nat droog
slijpen schoonmaken
vervaardigen van individuele lepel (evt.)
aanbrengen lepel platen op gipsmodel slijpen schoonmaken
modelleren
buigen van draad fixeren
vervaardigen van definitieve regulator
strooien uitharden afwerken: slijpen polijsten
reparaties en rebasing
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
slijpen aanmaken kunsthars aanbrengen hars slijpen polijsten
17
Bedrijfsproces:
maken van een frame
Processtappen
procede Desinfectie vervaardigen van gipsmodel
handelingen aanmaken gips gips op afdruk
nat droog
slijpen schoonmaken
vervaardigen van individuele lepel
lepel platen op gipsmodel slijpen schoonmaken aanbrengen was/waswal
frame modelleren
modeleermodel maken (inbedmassa) metalen frame modelleren vuurvast model maken uitbranden
uitwerken frame
gieten uitharden afwerken: slijpen electrolytisch glanzen en/of vergulden polijsten
reparaties en rebasing
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
slijpen aanmaken kunsthars aanbrengen hars slijpen polijsten
18
Dit is samen te vatten in: 1. Vervaardigen van gipsmodellen (alle laboratoria) 2. Modelleren van werkstuk 3. Maken eindproduct a. Maken van definitieve prothese/orthodontisch instrument b. Maken van definitieve brug/implantaat c. Maken van porselein kroon d. Maken van gouden kroon 4. Reparatiewerk/rebasing 5. Schoonmaak/onderhoud/desinfectie 6. Opslag Per processtap zijn de risico-aspecten in kaart gebracht en is bekeken wat de gebruikelijke werkwijze is binnen de branche. Voor de volgende bedrijfsprocessen zijn er, afhankelijk van de werkwijze en gebruikte technieken risico’s te verwachten: 1) Vervaardigen van gipsmodellen (risicoscore 2) Hier is het risico beperkt. De aanname is dat het gips in principe geen gevaarlijke componenten bevat. Er resteert dan het risico van fijn stof. In de meeste gevallen is sprake van luchtverversing/reiniging waarmee stof dat ontstaat wordt bestreden. Het risico ligt vooral in piekbelastingen die optreden bij het vullen van de voorraad bakken (uit een zak in de bak laten vallen) en bij het aanmaken van de gips. Best practice aanwijzing: zorg ervoor dat voorraad niet boven heuphoogte wordt geplaatst (ook uit ergonomisch/veiligheidskundig oogpunt), zorg voor locale afzuiging bij stort/aanmaak. Het afslijpen van de werkstukken geeft weinig stofvorming. Ook het voortdurend dagelijks schoonhouden van de ruimte (natte reiniging) is van belang om stofverspreiding en gebruik van sterke schoonmaakmiddelen te voorkomen. Voorkom het met geweld schoonblazen (perslucht) van werkstukken en kleding. Niet beoordeeld: de gipsmodellen worden (soms) ingespoten om het oppervlak af te sluiten.
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
19
2) Modelleren van werkstuk (risicoscore 4) Met deze stap wordt bedoeld: van gipsafdruk tot aan het gieten/persen van het eindproduct. Hier wordt gebruik gemaakt van lichtuithardende platen, gelvormige kunststoffen en kunststof massa’s. Het risico wordt hier bepaald door enerzijds methylmethacrylaten en anderzijds stofvormig materiaal waarin kwarts aanwezig kan zijn. Voor alle niet uitgeharde kunstharsproducten geldt dat huidcontact en inademing van de damp zoveel als mogelijk vermeden dient te worden. Het bewerken van de producten (stofvorming) moet onder adequate afzuiging gebeuren vanwege het risico op kwartshoudend stof. Er zijn geen metingen bekend ten aanzien van het stofniveau bij diverse handelingen en onder verschillende omstandigheden (gebruik van voorzieningen). In sommige praktijksituaties bleek vrijwel alles onder afzuiging danwel zuurkast/tafelcouveuse te gebeuren. Echter in veel gevallen wordt het vullen van de pers en het uitharden buiten het bereik van afzuiging uitgevoerd. Er zijn keuzes te maken in het gebruik van producten. Het werken met gel en vervolgens gieten van de kunsthars is een alternatief voor het aanmaken van kunsthars en deze met de hand aanbrengen in de pers (huidcontact en inademing MMA kan daarmee voor een deel als risico geëlimineerd worden (best practice). Wanneer de kunsthars wel aangemaakt moet worden, dient dit uiteraard onder afzuiging te gebeuren. Bij verspanende werkzaamheden wordt soms in een couveuse gewerkt, maar meestal in de open ruimte in de buurt van een zodanig sterke afzuiging dat het fijnstof ook ingevangen wordt. Daarmee wordt dan ook bereikt dat restanten van vrije MMA worden afgezogen. De mate waarin binnen het bereik van de afzuiging gewerkt wordt, verschilt sterk per individu (werkwijze, zithouding, schoonhouden van zeef) en beschikbare voorzieningen (aanzuigkracht afzuigmond en hulpstukken die zorgen dat het werkstuk dicht bij de afzuigopening bewerkt kan worden).
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
20
3) Maken van eindproduct a. Maken definitieve prothese/orthodontisch instrument (risicoscore 3) Hier wordt het model omgezet naar het definitieve product. Voor volledige protheses en regulatieplaatjes betekent dit een aanzienlijk risico op blootstelling aan MMA. Aanmaken gebeurt in de zuurkast. Vervolgens vinden een aantal handelingen plaats die tot aanzienlijke belasting leiden, aangezien deze (deels) buiten het bereik van afzuiging gebeuren. Zie hiervoor ook processtap 2 “modelleren”. In de orthodontie is bij het strooien aanzienlijke piekbelasting te verwachten en is bewust werken met afzuiging een vereiste. Een goed voorbeeld is een hulpmiddel/opzetstuk in de vorm van een geperforeerd blad waardoor lucht wordt afgezogen direct bij het werkstuk. Een dergelijk hulpstuk tast de handelingsvrijheid niet aan. Daarnaast is er risico op het ontvlammen van de brandbare MMA vloeistof. De flacon en aangemaakte polymeer staat vaak in de directe nabijheid van de brandervlam, die vrijwel altijd in het directe werkgebied aanwezig is. Ook het met de vinger aanwrijven van nog niet uitgehard polymeer komt regelmatig voor. Het afwerken van de prothese levert naar verwachting relatief weinig blootstelling op. Wel is de hygiëne van de polijstmachine een aandachtspunt vanwege het feit dat deze bewerking ook gebeurt op protheses die reeds gebruikt zijn. Schoonmaken c.q. desinfecteren van retourprotheses voordat deze in het laboratorium bewerkt gaan worden is hiervoor een remedie. b. Maken van definitieve frames/brug (risicoscore 3) Naast de onder 3a genoemde risico’s van de kunststoffen, is hier aandacht vereist voor het lassen en solderen. Voorzover valt af te leiden uit de informatie van de VIB database, worden de gebruikte edelmetalen ongevaarlijk geacht, ook bij het handmatig smelten en solderen. Verschillende metalen met gevaarlijke eigenschappen, die voorheen in legeringen voorkwamen, zijn inmiddels uitgebannen. Toch geven eindgebruikers aan dat er nog onedele metalen in omloop zijn. Hierover is echter geen informatie in de VIB database gevonden. Als algemene richtlijn kan gesteld worden dat bij open smeltprocessen een goede afzuiging gewenst is. Dit ook vanuit het oogpunt van andere stoffen die in de omgevingslucht in het laboratorium aanwezig zijn en ten gevolge van de hete oppervlakken/gedeeltelijke verbranding omgezet kunnen worden. Er wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van laserapparatuur. De daarbij vrijkomende damp wordt in het apparaat afgezogen en na filtering terug in de ruimte gebracht. Extra aandacht is vereist voor het galvaniseren. Vanwege de giftige eigenschappen dient dit in de zuurkast toegepast te worden. Zorg dat deze vloeistoffen niet met
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
21
andere producten in aanraking kunnen komen of met hete oppervlakken, ook niet bij calamiteiten! Vooral zuren vormen een uiterst gevaarlijke combinatie! c. Maken van porselein kroon (risicoscore 2) Hierbij worden producten toegepast met zeer gevaarlijke eigenschappen (w.o. kunsthars, kwartshoudend materiaal, sterk etsend materiaal). De hoeveelheden zijn zeer klein waardoor de blootstelling en daarmee gezondheidsrisico’s klein geacht worden. Wel is aandacht vereist voor schoonmaak, opruimen van restanten e.d. algemene hygiënische aspecten. Huidcontact is een zwaar aandachtpunt uit het oogpunt van giftige eigenschappen (w.o. etsgel) en er kan overgevoeligheid ontstaan bij contact met de huid. Persoonlijke hygiëne is dus ook van groot belang. Er wordt gebruik gemaakt van een tafeloven voor de uitharding. De uitdampproducten worden niet afgezogen. Het is niet bekend in welke mate hierin relevante hoeveelheden gevaarlijke stoffen vrijkomen. In ieder geval is voldoende ruimteventilatie uit dit oogpunt een vereiste, het voorzien in locale afzuiging is uit algemeen oogpunt zeker gewenst. d. Maken van gouden kroon (risicoscore 3) Hiervoor kunnen de aanwijzingen ten aanzien van 3b worden gehanteerd. 4) Reparatiewerk/rebasing (risicoscore 4) In grote lijnen is dit te vergelijken met de risico’s genoemd onder 3. Het product wordt aangemaakt op de werktafel waarbij de afstand tot de afzuiging een kritische factor is. Er moet gewezen worden op het adequaat gebruik van de afzuiging. 5) Schoonmaak/onderhoud (risicoscore 3) Het schoonhouden van de werkruimte is een absoluut vereiste in het tandtechnisch laboratorium. Het stof dat vrijkomt bevat mogelijk kwarts en moet zodoende nat, danwel via een stofzuiger met zeer goed filter worden opgeruimd. Het gebruik van de centrale afzuiging om resten weg te zuigen heeft de voorkeur. Voorzover zelf onderhoud van installaties en vervanging van filters uitgevoerd wordt is van belang dat medewerkers op de hoogte zijn van het feit dat daarin een verzameling van gevaarlijke producten zit en daarom uiterst zorgvuldig gehandeld moet worden. Als stofvorming op kan treden dient een stofmasker P3 voorhanden te zijn. Restanten van gebruikte materialen en eventuele vloeistoffen worden bij voorkeur door het (geschoold) laboratoriumpersoneel opgeruimd. Zij zijn bekend met de risico’s en de eisen die er zijn ten aanzien van de afvoer van het afval. Het gebruik van desinfectiemiddelen en het in contact komen van desinfectiemiddelen met onverenigbare andere producten (m.n. zuren) kan tot risico’s leiden. Dit kan optreden in opslag of tijdens gebruik. Polyaminen, chloorhoudende producten en aldehyden bevattende producten worden toegepast voor specifieke reiniging. Alcohol en huishoudelijke schoonmaakmiddelen worden voor ruimte en tafeloppervlakte reiniging gebruikt.
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
22
6) Opslag (risicoscore 2) De hoeveelheden waarin gevaarlijke producten worden opgeslagen zijn relatief gering. Grote calamiteiten zijn dan ook niet te verwachten. Er zijn stoffen die niet bij elkaar mogen komen vanwege gevaarlijke reacties. De kennis daarover ontbreekt en is, voor niet op dit terrein geschoolde mensen, ook nauwelijks te herleiden. Bijlage bij 3.5: MMA Informatie uit bedrijfsbezoeken MMA wordt in verschillende processtappen gebruikt. Iedereen weet dat er iets aan de hand is met MMA, maar welke risico’s de stof heeft is nagenoeg onbekend. Dat de handelingen het beste in de zuurkast gedaan kunnen worden is ook bekend, maar ieder geeft daar een eigen vertaalslag aan: geldt alleen voor aanmaken, kleine handelingen kunnen ook op de tafel bij de afzuiger, enz. Bij gebrek aan duidelijkheid vult ieder lab en iedere medewerker dat op zijn eigen manier in. Beschikbare gegevens Diverse studies van Atrium Arbodienst en Commit hebben de blootstelling aan deze stof in kaart gebracht. Tevens werd daarbij bekeken welke vorm van beheersmaatregelen effectief zijn of niet. De conclusies waren kort gezegd: ¾ De gemiddelde blootstelling over een dag lijkt niet boven de wettelijke grenswaarde te komen ongeacht de getroffen beheersmaatregelen (daar zijn wel enkele voorwaarden aan verbonden). ¾ Bij vele handelingen treden piekbelastingen op. Afhankelijk van de beheersmaatregelen leidt dit wel of niet tot risico’s. ¾ Het werken in zuurkast, tafelzuurkast/couveuse of met puntafzuiging is in de meeste gevallen toereikend om het blootstellingsniveau voldoende terug te dringen. Wat betreft het laatste geldt wel dat gezorgd moet worden dat voldoende dicht bij de puntafzuiging gewerkt wordt. Tevens wordt het recirculeren van afzuiglucht na reiniging met koolstoffilters ten sterkste ontraden. Dit vereist extra maatregelen om te kunnen garanderen dat de filter zijn werk goed blijft doen. ¾ Werken onder ‘afzuigkappen’ of wandafzuiging is geen adequate beheersmaatregel. Let op, vele kleine handelingen vinden vaak buiten het bereik van de zuurkast of afzuiging plaats (aandrukken, reparaties, ontluchten, e.d.). Deze kunnen aanzienlijke piekbelastingen voor betrokkene opleveren. 3.6
Groothandelsbedrijven
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
23
Er werden twee grotere groothandels bezocht. In feite is er sprake van logistieke centra. De producten gaan niet uit de verpakking. Blootstelling aan gevaarlijke stoffen kan optreden door lekkage/uitdampen uit de verpakkingen of bij calamiteiten. De kennis over de risico aspecten van de producten en de daarvan afgeleide voorschriften is bij de groothandels in goede mate aanwezig. Het niveau van risico beheersing is goed te noemen. Er is inzicht in de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen en deze worden op een bewuste manier opgeslagen. Voor de vergiftige stoffen en ook voor brandgevaarlijke producten zijn speciale opslagplaatsen gecreëerd. Het afvoeren van restanten en producten die nooit meer gebruikt zullen worden is ook aandachtspunt op veel plaatsen. Aandachtspunten groothandels Het onvoldoende scheiden van producten in de opslag. De hoeveelheden die worden opgeslagen zijn beperkt, grote calamiteiten zijn niet te verwachten. Kennis over mogelijke reacties van producten onderling (bij calamiteiten) is niet aanwezig. Hiervoor is een eenvoudige handreiking gewenst (bijvoorbeeld door een kleurcodering). Dit vraagstuk zien we tevens optreden bij de ‘eindgebruikers’ ofschoon de hoeveelheden daar helemaal klein zijn. Ook deze zijn echter gebaat bij eenvoudige handreiking inzake veilig opslaan van voorraden.
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
24
Hoofdstuk 4. Eindconclusies Beschikbaarheid van informatie Van de meeste producten is goede veiligheidsinformatie beschikbaar (VIB) via de internetsite van de VGT. Ondanks de goede beschikbaarheid van VIB’s, is gebleken dat binnen de branche weinig inzicht bestaat in de risico’s en desbetreffende beheersmaatregelen. Gebruikers ervaren de beschikbare informatie als niet hanteerbaar, vanwege het zeer technische karakter ervan. Het vergt teveel expertise om de informatie te interpreteren. Zowel bij werknemers als werkgevers overheerst het gevoel dat de risico’s in voldoende mate beheerst zijn. Er is dan ook nagenoeg geen vraag naar meer of betere informatie. Uit de inventarisatie komt naar voren dat werkgevers wel veel voorzieningen treffen vanuit een algemene zorgvuldigheid. Echter het inzicht in een effectieve toepassing er van, laat sterk te wensen over. Risico’s op de werkplek Binnen de tandtechnische en de tandheelkundige branche wordt gewerkt met een groot aantal producten met gevaarlijke eigenschappen (ca 1250 gevaarlijke producten). Op hoofdlijnen: ¾ Vergiftige stoffen (bij inademing, opname huid of mond) waaronder kwik, fluorwaterstof, cyanides. ¾ Aantasting van de huid en risico op oogletsel (contact met water, oplosmiddelen, desinfectantia/ schoonmaakmiddel en zuren) ¾ Risico voor overgevoeligheid zowel door huidcontact als door inademing van damp (kunststoffen, lijmen) en ook door latex handschoenen. ¾ Risico voor aantasting van de longen (afgezien van overgevoeligheidsreacties) door inademing van stoffen (kwartshoudend stof, gipsstof, slijpstof van kunsthars, metaaldampen en ontledingsproducten die vrijkomen uit ovens, verbrandingsgas van gasbrander en soldeer/lasgereedschap). ¾ Oplosmiddelen, desinfectantia, lijmen en monomeren van kunsthars worden opgenomen door inademing en huidcontact en kunnen naast eerdergenoemde effecten ook schadelijke reacties geven in zenuwstelsel en andere organen. Bovenstaand zijn de potentiële risico’s aangegeven. Of dit werkelijk tot schade leidt wordt bepaald door de mate van blootstelling aan/opname van deze stoffen. Er zijn weinig meetgegevens over de belasting die optreedt. Het zijn in de regel geen grote hoeveelheden die verwerkt worden. Vanwege het ontbreken van blootstellingsgegevens is op basis van waarnemingen op een aantal bedrijven een subjectieve inschatting gemaakt van de mate waarin blootstelling aan de producten kan optreden. De inschatting is dat bij een adequaat gebruik van doorgaans aanwezige voorzieningen, het risico goed beheerst kan worden. Daarbij dient opgemerkt te worden dat het voorzieningenniveau in de regel hoog is, maar dat er ook situaties zijn waarbij deze ten dele ontbreken. Dit wordt deels veroorzaakt door financiële
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
25
beperkingen (vooral kleine en startende ondernemingen), maar anderzijds ook doordat de noodzaak van deze voorzieningen door de bedrijven in twijfel getrokken wordt. Er is sprake van onnodige risico’s door een bepaalde mate van onachtzaamheid binnen de praktijksituaties. Er wordt niet gehandeld op basis van kennis en bewustzijn, maar vanuit een gevoel dat het geen kwaad kan. Men is ‘gewend’ aan alle waarschuwingen die er op etiket en gebruiksaanwijzingen staan en maakt geen vertaalslag naar de praktijksituatie. Hierdoor treedt onnodige blootstelling en daarmee risico op. Samenvattend ¾ Er is binnen de branches weinig vraag naar ondersteuning van hun beleid inzake stoffen; de risico’s worden als voldoende beheerst beschouwd. ¾ De informatie van de VIB wordt, uitzonderingen daargelaten, nagenoeg niet inhoudelijk gebruikt, wordt louter verzameld uit het oogpunt van wettelijke vereisten. ¾ Medewerkers en leiding/werkgevers hebben nauwelijks inzicht in de gevaarsaspecten van de producten en doeltreffendheid van de beheersmaatregelen. ¾ Het niveau van voorzieningen in de branche is desondanks hoog te noemen. De bezochte werkgevers blijken bereid te zijn om te investeren in maatregelen tegen eventuele risico’s voor hun personeel. Producten waarvan schadelijkheid bekend is worden vermeden. Er zijn in ruime mate voorzieningen beschikbaar als zuurkast, afzuiging en algemene ventilatie. Er zijn wel aanzienlijke verschillen in het technische niveau hiervan (kosten versus draagkracht). Bij inkoop laat men zich leiden door leveranciers. ¾ Werkgevers zien hun collega’s als maatstaf voor hun eigen beleid. ¾ Vanwege het ambachtelijke karakter van het werk bestaat er een aanzienlijke weerstand tegen veranderingen in het bedrijfsproces en het gebruik van voorzieningen die het werken bemoeilijken. Het hoogwaardige product staat voorop. ¾ De inschatting is dat zonder voldoende ‘dwingend’ karakter de werkgevers en werknemers moeilijk te bewegen zijn om bewuster om te gaan met de situatie (uitzonderingen daargelaten). Advies inzake verbeteracties Op basis van de hiervoor beschreven bevindingen is een samenstel van verbeteracties bepaald. Deze zijn in de vorm van een afzonderlijk actieplan in de bijlage toegevoegd. Op basis van een bespreking van de rapportage en het advies inzake het actieplan zullen de brancheorganisaties besluiten welke acties definitief gewenst zijn.
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
26
Bijlage: Deelnemers voorinventarisatie Dank gaat uit naar onderstaande deelnemers uit de branche die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van deze voorinventarisatie. Naam
Bedrijf
Branche-vereniging
dhr. R. M. Schouten
R.M. Schouten Tandtechniek B.V.
VLHT
dhr. L.J.M. Engels
Venloos Tandtechn. Laboratorium
VLHT
mw. L. Hubrechsen
TTL Rodenburg Den Haag BV
VLHT
mw. T. van ‘t Hullenaar
TTL C.B.M. van 't Hullenaar B.V.
VLHT
dhr. J. B.M. Löwenthal
Löwenthal Tandtechniek
VLHT
mw. G. van der Gaag
Secretariaat VLHT
VLHT
dhr. B.G. Kerdijk
Kerdijk Tandtechniek
ONT
dhr. H.H.M. Koers
Koers Tandprothetische praktijk
ONT
dhr. A.J. van Werkhoven
TPP van Werkhoven
ONT
dhr. P.C.C.M. van Kuijk
P.C. van Kuijk tandprothetiek
ONT
dhr. M.I. Adams
Tandprothetische Praktijk M. Adams
ONT
dhr. A.T. de Ridder
Orth. Lab Ton de Ridder
NTG
mw. W. de Ridder
Orth. Lab Ton de Ridder
NTG
dhr. R.H.M. Maters
Orthodontic Technics
NTG
dhr. H.J. van Acker
Ackdentoh TTL
NTG
dhr. F. Kroot
Frits Kroot Tandtechn. Laboratorium
NTG
dhr. N. Eikmans
Secretariaat NTG
NTG
dhr. E. Kolsteeg
VGT
VGT
dhr. C. van den Oetelaar
Dental Union
VGT
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
27
dhr. H.J. Nieuwdorp
GC EUROPE N.V. Benelux Office
Indent
dhr. J. Dijk
Vertex-dental B.V.
Indent
dhr. A. Schuurmans
NMT
NMT
dhr. E.A. Wermenbol
Tandartspraktijk Wermenbol
NMT
dhr. B.G.H.M. Franssen
Tandartspraktijk Groenveld
NMT
mw. C.M. van de Ven
Centrum voor Mondzorg Tilburg NMT
mw. I. Verkaar dhr. H. Nijlant
Henry Schein Dental
VGT
dhr. W. Terlingen
Oudheusden Dental
VGT
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
28
Bijlage Projectgroepleden Vereniging van Laboratoriumhoudende Tandtechnici (V.L.H.T.) Contact: Mw. G. van der Gaag Vereniging van Groothandelaren in de Tandheelkundige branche (V.G.T.) Contact: Hr. E. Kolsteeg Vereniging van Dentale Industrie Benelux (INDENT) Contact: Hr. J. Dijk en H.J. Nieuwdorp Min. Van Sociale Zaken en werkgelegenheid (SZW) Contact: Mevr. L. van der Vliet Mevr. J. Kloosterboer
VASt/VGT/AU/MF/rapportdef/121104/vs4
Nederlands Tandtechnisch Genootschap (N.T.G.) Contact: Hr. N. Eikmans Organisatie van Nederlandse Tandprothetici (O.N.T.) Contact: Hr. B. Kerdijk Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (N.M.T.) Contact: Hr. A. Schuurmans Projectleider Arbo Unie: Hr. M. Fleuren
29