VOORGESCHIEDENIS EN INVENTARIS VAN HET ARCHIEF VAN DE BANK VAN LENING
VOORGESCHIEDENIS Op 6 april 1804 wordt bij de magistraat ter tafel gebracht een gedrukt biljet met de aankondiging van de publieke verpachting der bank van lening, ingezonden door de rentmeester P.J. Adan. De bedoeling hiervan is, dat de vergadering twee leden met de secretaris zal afvaardigen naar die verpachting. Er wordt besloten aan dit verzoek niet te voldoen. (Resolutien 1804, p. 204, 206, 201-218) Deze voorgenomen verpachting ging uit van de commissie van administratie over alle goederen en domeinen door de Franse aan de Bataafse republiek afgestaan bij transactie van 5 januari 1800. (z.g. Commissie van Breda). Het recht der verpachting van de Bank, behoorde derhalve oorspronkelijk aan de Markies van Bergen (Resolutien 1804, blz. 239-244, request aan het Staatsbewind 246, 248-250). In antwoord op een request wordt bij besluit van het Staatsbewind der Bataafse Republiek d.d. 17 mei 1804, het recht der verpachting aan het stedelijk bestuur van Bergen op Zoom toegewezen. (Resolutie a.w., blz. 266-268). Door de stad wordt op 1 juli de Bank van Lening voor 20 jaren verpacht aan Govert Augustijn. Dit contract is door de Franse regering met ingang van 1 januari 1812 verbroken. Na het herstel der onafhankelijkheid wordt vanaf 1 januari 1816 de Bank wederom verpacht aan Govert Augustijn, met de bepaling, dat wegens de onderbreking van 1 januari 1812 tot 1 januari 1816, de pachttermijn niet ultimo juni 1824, doch ultimo december 1828 zou eindigen (pachtsom ƒ 910,- per jaar). Art. 3 van het Kon. Besluit van 10 september 1815 inzake de Bank van Lening luidt: “Dat tevens de zelve Bank van Lening weder zal terugkeren onder het toezicht van het stedelijk bestuur en hare voordelen ten bate van de stadskasse zullen komen, in gelijker voege als zulks laatstelijk op het tijdstip der inlijving van genoemde stad met het Franse Rijk plaats gevonden heeft “. Na afloop van zijn pachttermijn (30 december 1828) wordt Govert Augustijn provisioneel als bankhouder gehandhaafd, totdat de regering omtrent het beheer der Bank zou hebben beslist. Op 9 januari 1829 berichten H.H. Ged. Staten, dat Z.M. heeft bewilligd, dat men in 1829 nog met de verpachting der Bank van Lening op de thans bestaande voet kan blijven voortgaan. Daarop vraagt de Raad op 20 februari 1829 nogmaals een verpachting aan bij Z.M. de Koning voor de tijd van 10 jaren, nader gevolgd door een verzoekschrift aan H.H. Ged. Staten d.d. 29 mei 1829. Blijkens de notulen voor de raad d.d. 14 augustus 1829 was Z.M. wel genegen dit verzoek voorwaardeliljk toe te staan. Blijkbaar waren de hogere instanties het niet eens want er kwam geen antwoord. De raad verzoek op 20 november d.a.v. continuatie der verpachting op de oude voet voor één jaar, doch bij Kon. Besluit van 7 december 1829 wordt het herziene reglement voor de verpachting goedgekeurd. Nu doet echter niemand een bod, van welk feit op 31 december 1829 kennis wordt gegeven aan de Gouverneur der Provincie. Wel stelt de pachter Augustijn voor om voorlopig door te gaan, totdat op de een of ander wijze in de uitoefening der Bank zal zijn voorzien, doch de Raad heeft hiertegen bezwaar. Op 5 februari 1830 gelasten H.H. Ged. Staten dat pachter Augustijn provisioneel 3 maanden de Bank zal voorzetten, terwijl inmiddels overleg wordt gepleegd aangaande enkele bezwarende artikelen, doch nu wenst Augustijn over die drie maanden geen pacht te betalen. Hierop volgt een breedvoerige correspondentie. Nogmaals wordt op 10 mei 1830 de verpachting aangeboden, tevergeefs echter, wat tengevolge heeft dat men de vroegere correspondentie hervat. Bij Kon. Besluit van 19 januari 1831 no. 31, krijgt de stad machtiging de verpachting der Bank van Lening voorlopig tot 31 december 1831 uit te stellen en de vorige pacht tot dat tijdstip te verlengen. Op 12 september 1831 wordt de Bank met ingang van 1 januari 1832 voor de tijd van zes jaren verpacht aan A. Feber voor ƒ 50,- per jaar. De raad verzoekt Ged. Staten zulks niet goed te keuren en hem te machtigen om onderhands te verpachten voor niet minder dan ƒ 400,-. Dit wordt op 18 oktober 1831 toegestaan, doch het plan mislukt, waarop de raad verzoekt de voorwaarden te stellen,zoals die in ‘s-Hertogenbosch voorgeschreven zijn en aldaar een succesvolle verpachting tengevolge hebben gehad. Op 20 januari wordt besloten op deze wijze 17 februari 1832 de verpachting te doen geschieden. Uit een schrijven van 21 maart 1832 aan H.H. Ged. Staten, zien we dat 24 februari 1832 nogmaals een verpachting plaats heeft. Pachter is C.L.F. Trensdorff ad ƒ 30,- per jaar. Als deze geen borgen kan stellen, wordt voor diens rekening op 16 maart d.a.v. tot een derde verpachting overgegaan, doch er komt niemand opdagen. Met machtiging van Ged. Staten d.d. 27 maart 1832 wordt Trensdorff in rechte vervolgd, wat weer een hele correspondentie met zich brengt.
0219 - Bank van Lening_inventaris_GELDEND
2/6
Bij Kon. Besluit van 11 juli 1832 no. 79 wordt het reglement weder herzien en gelasten Ged. Staten opnieuw een verpachting te beproeven. Op 1 oktober 1832 zal deze worden beproefd, voor de periode ingaande 1 januari 1833. Hoe deze verpachting is afgelopen, wordt later bekend, de notulen zwijgen er n.l. voorlopig over. Op 7 maart 1834 is er echter sprake van de commissie over de Bank van Lening binnen deze stad benoemd. Trensdoff bovengenoemd, verzoekt op 8 juli 1834 hem van de pacht der Bank van Lening te ontslaan. Hiertoe wordt besloten behoudens de voldoening van een jaar pacht ad ƒ 30,- en de kosten der dagvaardiging. Blijkens een schrijven van H.H. Ged. Staten d.d. 2 september 1834 is de Bank gesupprimeerd geweest en wordt bericht verzocht of die sluiting al dan niet ongerief veroorzaakt, waar men op 30 september 1834 vanuit Bergen op Zoom bevestigend antwoordt. Opnieuw wordt op 6 april 1835 besloten op 15 mei d.a.v. de verpachting der Bank van Lening te beproeven voor het tijdvak 1 juli 1835 – 30 juni 1841. Pachter wordt Adrianus Feber voor ƒ 25,- per jaar. Dit wordt goedgekeurd door H.H. Ged. Staten op 26 mei 1835. Op 3 mei 1841 wordt besloten maandag 24 mei de Bank wederom voor zes jaren te verpachten aan A. Feber, nu voor ƒ 50,- per jaar. Wanneer deze termijn is verstreken wordt overgegaan tot een exploitatie der Bank van gemeentewege.
Het archief van de Bank van Lening was geheel bewaard. Hieronder waren honderden delen met beleenbriefjes en registers van beleende en geloste panden. Het ging niet aan dit geheel van onbelangrijke registers, dat bovendien een grote ruimte innam, te bewaren. Het hoofdbestanddeel gevormd door notulen, correspondentieregisters, rekeningen en enkele exemplaren van een journaal (de laatste als merkwaardigheid) zijn bewaard. Het beheer der Stedelijke Bank van Lening berustte in handen van een commissie bestaande uuit een voorzitter en vier leden uit de raad der gemeente. De uitvoering van de taak berustte in handen van een directeur, bijgestaan door een schatter en een pandberger. De Bank is 15 september 1900 opgeheven.
0219 - Bank van Lening_inventaris_GELDEND
3/6
INVENTARIS
1
Reglement der Beleenbank te Bergen op Zoom, 9 april 1847
1 deel
2
Plannen ener negociatie 1 juli 1847 ; 6 mei 1862
1 omslag
3
Reglement van orde voor de vergaderingen van het kollegie van Administratie over stadsbeleenbank te Bergen op Zoom,12 mei 1847
1 deel
4-6
Handelingen van de Administratie van de stadsbeleenbank te Bergen op Zoom, 1847-1900
3 delen
4 5 6
23 maart 1847 - 23 juni 1864 12 juli 1864 - 12 januari 1897 25 februari 1897 - 26 september 1900
7
Brievenboek van het collegie van Administratie over de stadsbeleenbank te Bergen op Zoom, vanaf 26 december 1886 tot 2 november 1900 1 deel
8
Diverse correspondentie aan de Administratie van de stadsbeleenbank te Bergen op Zoom, over de jaren 1897 en 1898 1 omslag
9
Huurcontracten, maart 1894 en 7 februari 1900
10-38
Rekeningen van ontvangsten en uitgaven der stadsbeleenbank te Bergen op Zoom afgelegd door de directeur Petrus Johannes Jacobs, 1847-1876 29 delen 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
1 omslag
1 juli tot 31 december 1847 (duplo) 1848 (duplo) 1849 (duplo) 1850 (duplo) 1851 (duplo) 1852 (duplo) 1853 (duplo) 1855 1856 1857 1858 1859 1860 1861 1862 1863 1864 1865 1866 1867 1868 1869 1870 1871 1872 1873
0219 - Bank van Lening_inventaris_GELDEND
4/6
36 37 38 39-48
Rekening van ontvangsten en uitgaven der stadsbeleenbank te Bergen op Zoom afgelegd door de directeur C.E. Jacobs, 1877-1886 10 delen 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
49-57
1877 1878 1879 1880 1881 1882 1883 1884 1885 1886
Rekening van ontvangsten en uitgaven der stadsbeleenbank te Bergen op Zoom afgelegd door de directeur F.J. Geers, 1887-1896 9 delen 49 50 51 52 53 54 55 56 57
58-60
1874 1875 1876
1887 1888 1889 1890 1891 1892 1894 1895 1896
Rekening van ontvangsten en uitgaven der stadsbeleenbank te Bergen op Zoom afgelegd door de directeur G. Andriessen, 1897-1900 3 delen 58 59 60
1897 1898 1900
61
Register van ontvangsten en uitgaven van de stadsbeleenbank te Bergen op Zoom,15 september 189715 september 1900 1 deel
62
Verzameling staat van geloste panden overgenomen van Adriaan Feber voormalig pachter der bank van lening te Bergen Op Zoom, juli 1847-28 september 1848 1 deel
63
Verzameling van beleende en geloste panden over de jaren 1862-1898 (weekoverzicht). N.B. de jaren 1887, 1889, 1894 en 1897 ontbreken
1 omslag
64
Verzameling van beleende en geloste panden over de jaren 1860-1886 (maandoverzichten)
1 omslag
65
Register van beleningen in de stadsbeleenbank te Bergen op Zoom, 27 maart 1854-10 april 1854 1 deel
0219 - Bank van Lening_inventaris_GELDEND
5/6
66-67
Register van beleende panden, 1870-1897 66 67
68-69
70
7 maart 1870-14 februari 1873 2 september 1896-30 juni 1897
Register van geloste panden, 1857-1899 68 69
2 delen
2 delen
28 februari 1857-20 juni 1859 14 februari 1896-27 juni 1899
Liquidatiebescheiden van de stadsbeleenbank te Bergen op Zoom over het jaar 1900
0219 - Bank van Lening_inventaris_GELDEND
1 omslag
6/6