Verschenen in Tertio 16: nr. 797, 20 mei 2015
ESSAY Herman De Dijn
Voorbij de ontmythologisering: leve de “mythe” “Ontmythologisering lost de ontkerkelijking helemaal niet op. Bovendien tast dit eindeloze proces zowel algemene denkbeelden als rituelen aan”, poneert Herman De Dijn. “Onze ‘moderniteit’ vereist geenszins ethische visies of praktijken die in overeenstemming zijn met pure ‘rationaliteit’. Wetenschappelijke waarheid en ‘in de waarheid leven’ vooronderstellen fundamenteel andersoortige inzichten.” In Tertio (nr. 794 van 29/’4) werd het jongste boek van jezuïet Roger Lenaers voorgesteld waarin hij zijn ontmythologisering van het christendom voortzet. Niet alleen is er geen God in den Hoge, maar ook Christus is (dus) eigenlijk slechts Jezus van Nazareth, een mens zoals wij (zij het wel niet de eerste de beste). Lenaers’ these dat de uittocht uit de kerk het gevolg is van haar gebrekkige aanpassing aan de moderniteit, impliceert dat ontmythologisering de oplossing vormde. Maar dat was en is een vergissing. Intussen weet haast iedereen dat, ook al zou de kerk zich radicaal hebben aangepast, dat toch niet zou hebben geholpen. Honest to God De ideeën en voorstellen van Lenaers deden mij sterk denken aan Honest to God van de anglicaanse bisschop John Robinson in de jaren zestig. Dat boek was een enorme hype ook bij vele katholieken; maar het heeft toen niet geholpen, niet binnen de anglicaanse kerk noch ergens anders. Al de voorstellen van Lenaers zijn min of meer en soms sinds lang gerealiseerd in allerlei vormen van vrijzinnig protestantisme. Die zijn er helemaal niet beter aan toe dan meer traditionele vormen van christendom, integendeel. Zeer vele individuen zochten en zoeken in een zich steeds meer seculariserende omgeving gewoon hun heil buiten de religie: in seks, drugs en rock-'n-roll, in therapieën allerhande, soms via een potpourri van spirituele praktijken en ronduit simplistische esoterische inzichten (waaronder reïncarnatie) die zeker niet rationeler zijn dan de klassiek religieuze. De individuen die de kerk trouw bleven of ernaar terugkeren, zoals Lenaers’ parochianen, of de jongeren die nog geïnteresseerd zijn, doen dat blijkbaar niet dankzij het opruimingswerk van de ontmythologisering. Tot wanhoop van de modernisten (maar zij niet alleen) zijn het juist haast sektarische of fundamentalistische vormen van religie die vandaag de grootste aantrekkingskracht uitoefenen. Het zijn trouwens niet alleen de geïnstitutionaliseerde godsdiensten die in de
verdrukking komen. Is het niet paradoxaal dat ook het grote verhaal van de Verlichting zelf in de laatmoderne tijd met zijn vloeibare waarden nog nauwelijks lijkt aan te spreken? “Geestelijke Oer-Liefde” Het probleem met ontmythologisering is niet alleen dat het de ontkerkelijking niet oplost. Er is gewoon geen stoppen aan eens men ermee begint. Lenaers wil de God in den Hoge vervangen door een Ultimate Reality die een dynamisch scheppende Oerwerkelijkheid is – een “geestelijke Oer-Liefde” die onvoorwaardelijke zorg zou zijn. Waarom echter zou dat voor de moderne mens meer aanvaardbaar zijn dan de vroegere scheppende God-Vader die zoals iedereen wel wist eigenlijk geen gewone vader was? Is dat toch niet weer een omfloerste (en tegelijk slappe) vorm van antropomorfisme en wishful thinking, die mijlenver afstaat van de radicaliteit van het moderne denken? Het is typisch voor de moderne, wetenschappelijke mentaliteit genadeloos door te vragen zonder rekening te houden met onze dierbaarste inzichten of verwachtingen, en verworven inzichten telkens weer radicaal in vraag te stellen. Is de spiritualistische “meta-fysica” van een geestelijke Oer-Liefde werkelijk verzoenbaar met onze huidige wetenschappelijke inzichten over de werkelijkheid, of zelfs met filosofische inzichten à la Albert Einstein en Baruch Spinoza? Komt het niet bijzonder goed uit dat de “atheïstische” werkelijkheid van Lenaers toch weer (maar voor hoelang?) de geruststellende trekken vertoont van een soort christelijke godheid en niet deze van het Nirvana uit het boeddhisme of van de onverschillige substantie van Spinoza? Waar haalt men het idee dat de (oer)werkelijkheid liefde of zorg is; lijkt ze niet veeleer wreed en destructief? Doelloze evolutie En waarom zich – zoals Lenaers zelf toegeeft – nog of vooral met Jezus identificeren, veeleer dan met Boeddha, Mohammed of een willekeurige goeroe? Waarom met de ontmythologisering stoppen bij de liefde van mens tot mens door Jezus gepredikt? Is ook de mens niet gewoon een organisme, het product van een doelloze evolutie zonder eigenlijke zin – ten minste als we radicaal rationeel durven te redeneren? Is ook de liefde niet een neurologisch en/of chemisch proces dat het resultaat blijkt van diezelfde evolutie met duidelijk dubbelzinnige, soms desastreuze effecten? Misschien zouden we beter af zijn zonder dergelijke sentimenten, zoals sommige transhumanisten denken? De moderniteit leidt zo niet alleen tot ontmythologisering van religieuze denkbeelden, maar – zoals talloze filosofen ons al een hele tijd leren – eveneens van onze algemeen menselijke denkbeelden uit de gewone leefwereld. Ook die ontmythologisering dringt door in onze cultuur: wat is eigenlijk het verschil tussen mens en dier; is de geest of het ik iets anders dan een naam voor bepaalde processen van de hersenen; is er wel een vrije wil; enzovoort. Als men radicaal modern wil denken, moet men dan niet veel en veel verder gaan dan de ontmythologisering van de godsdienst? Tenzij natuurlijk dat soort radicale en algemene ontmythologisering zelf een vergissing of zelfs een onmogelijkheid is, zoals filosofen in het spoor van Ludwig Wittgenstein beweren. Diezelfde Wittgenstein, hoewel hij geen gelovige was, heeft diep en positief nagedacht over zaken die volgens Lenaers beter uit ons religieuze denken worden gebannen, zoals het smeekgebed of het laatste oordeel. Met andere woorden: waarom zou een “verzoening” tussen moderniteit en godsdienst geen andere vorm kunnen aannemen dan deze van zijn ontmythologisering?
Religieuze praktijken Ontmythologisering is niet alleen moeilijk te stoppen, tegelijk leidt een dergelijk proces tot de ontmanteling van religieuze praktijken, rituelen en structuren. Lenaers pleit dan ook nadrukkelijk voor het einde van de traditionele religieuze ethiek, de sacramenten, het priesterschap, de liturgie, enzovoort. Die moeten allemaal worden vervangen door praktijken en normen die beter zouden overeenstemmen met ontmythologiseerde inzichten en met de kern van de christelijke religie, de liefde. Dit is misschien wel de meest schadelijke kant van de ontmythologisering. We hebben in het verleden al genoeg ervaren wat dat reëel betekent. Zoals wijlen Leo Apostel me ooit zei: het is verbijsterend hoe katholieken hun rituelen en codes overboord gooien op het ogenblik dat dergelijke zaken buiten de kerk aan een herontdekking toe zijn. Ook hier weer een grove misvatting: dat “de moderniteit” een ethiek, menselijke verhoudingen en praktijken eist die in overeenstemming zijn met “de rationaliteit”. Maar is dat wel zo? En wat voor ethiek, wat voor menselijke verhoudingen en praktijken zouden dat wel zijn? Symbolische verhoudingen De moderniteit is niet onverenigbaar met “traditionele” (of religieuze) ethiek, althans niet noodzakelijk. Reële ethiek, reële menselijke verhoudingen en betekenisvolle praktijken houden altijd intrinsiek verband met een wereld van symbolen, symbolische verhoudingen, praktijken en rituelen die op zich niets met wetenschappelijke of strikt rationele inzichten te maken hebben. Wetenschap kan ons niet leren wat we moeten doen. Zogezegd puur rationeel nadenken in de ethiek, zoals in consequentialisme of kantianisme, leidt niet tot een meer zuivere ethiek, maar tot verzwakking van en verwarring in het reële ethische besef en aanvoelen. De liefde is altijd gericht op een of ander symbolisch geladen object, een man of een vrouw, het eigen of een aangenomen kind, een mens en geen dier, enzovoort. Wat zou het moeten betekenen dat de liefde zich hoort aan te passen aan de kritische rationaliteit? De vele vormen van liefde hebben onvermijdelijk te maken met onderscheiden ethische geboden en verboden (en zelfs taboes, zoals incest of kannibalisme). Ook hebben ze te maken met allerlei sterk symbolische (haast “sacramentele”) relaties zoals vaderschap of moederschap, of de relatie van naaste ten opzichte van naaste. Ze hebben niet louter betrekking op gunstige gevoelens, maar op praktijken die vanuit strikt rationeel oogpunt onbegrijpelijk (of beter onzinnig, zonder eigenlijke betekenis) zijn, waaronder trouw tot over de dood heen, of respect voor de heiligheid van het menselijke lichaam, ook en vooral voor het dode lichaam, en voor het mysterie van de menselijke voortplanting, enzovoort. Allemaal zaken die binnen de traditionele religie een diepere, religieuze betekenis kregen. Volgens de visie van Lenaers blijken de religieuze “scharniermomenten” echter bijkomstigheden die niets met “de ware boodschap” te maken hebben. Geloof en wetenschap De problematiek die de jezuïet aanraakt, dateert eigenlijk al van de jaren zestig, maar zij blijft ook nu vele gelovigen of ex-gelovigen beroeren. Het gevoel leeft bij velen dat de kerk nog altijd zaken verkondigt die duidelijk ingaan tegen wat wetenschappelijk vaststaat. Moet ook de gelovige zich niet neerleggen bij vaststaande wetenschappelijke inzichten, anders komen
we toch terecht in een vorm van fundamentalisme? Dat probleem van de vermeende tegenstelling tussen geloof en wetenschap heb ik al in mijn boek Religie in de 21ste eeuw. Kleine handleiding voor voor- en tegenstanders (Pelckmans) besproken. Gelovig zijn is niet een zaak van theoretische waarheid nastreven; het gaat in het christendom primair om een bepaalde manier van leven, van gerichtheid op Christus en van verbondenheid met God, met levenden en doden, via symbolen en rituelen. Zo ook is het (al dan niet religieuze) “geloof” in de ziel, in het persoon-zijn van andere mensen, geen theoretische overtuiging, wel een soort inzicht ingebed in een bepaalde manier van zich tot mensen verhouden. Wie gezien de ontwikkelingen binnen de neurowetenschap denkt dat hij het begrip ziel (of persoon) moet opgeven en dus ook zijn gedrag tegenover mensen moet veranderen, heeft het onderscheid tussen wetenschappelijke en existentiële waarheid niet begrepen. Existentiële waarheid De bezorgdheid om zich in zowel denken als handelen voortdurend te conformeren aan de wetenschap is letterlijk dwaas en onhoudbaar. Het is helemaal niet de taak van de kerk haar “boodschap” systematisch in overeenstemming te brengen met de laatste wetenschappelijke inzichten. Haar boodschap betreft het echte leven van de mens waarin niet de theoretische waarheid – die trouwens nooit definitief is – centraal staat, maar het “in de waarheid leven”. En die existentiële waarheid heeft te maken met op de juiste wijze “verbonden” zijn met anderen. Natuurlijk, als gelovigen en de kerk ervan overtuigd geraken dat bepaalde feiten juist zijn of dat bepaalde inzichten (betreffende de oorsprong van het universum of de evolutie) wetenschappelijk vaststaan, dan kunnen zij niet anders dan die bevestigen en hun geloofsovertuiging indien dat nodig of toepasselijk is enigszins herformuleren. Dat is ook wat effectief gebeurde en gebeurt: denk aan de aanvaarding door de kerk van de moderne kosmologie of de evolutietheorie. Maar wat de precieze gevolgen van die herformulering voor het geloof als zodanig moeten zijn, kan niet louter een kwestie zijn van logische deductie of wetenschappelijk redeneren. Het gaat immers om fundamenteel andersoortige inzichten en waarheden die enkel op bepaalde punten met elkaar in aanraking komen. Zo kan het aanvaarden van de evolutietheorie leiden tot het expliciete oordeel dat het Bijbelverhaal van Adam en Eva geen wetenschappelijke thesis bevat. Maar dat inzicht hoeft niet verder te leiden tot de negatie van de unieke plaats van de mens in de ethische en religieuze betekenisorde, waarover het Genesisverhaal juist wel en nog altijd iets waars en dieps vertelt. Wie meent dat een dergelijke negatie moet volgen, begrijpt het onderscheid niet tussen ethiek (en religie) en wetenschap, of denkt sciëntistisch. Slechts één weg? Normaal gesproken vindt bij gelovigen hoe dan ook een of andere vorm van “ontmythologisering” plaats die verband houdt met hun (graad van) kennis van bijvoorbeeld natuurwetenschap en evolutieleer, van exegese en Bijbelwetenschap, enzovoort. Maar dat is voor Lenaers helemaal niet voldoende. Hij vindt dat zij allemaal maar één weg kunnen gaan met een onontkoombaar resultaat: met hem ook de idee van een persoonlijke God opgeven en een religieus atheïst worden in leer én praktijk. Zo vinden sommige wetenschappers en filosofen, en door hun gestook nu ook gewone mensen, dat de inzichten van de neurowetenschap maar één weg openlaten: de vrije wil negeren en dus ook stoppen met de
rechtspraak zoals we die kennen. De affirmatie van de vrije wil is echter niet de pseudotheoretische affirmatie van een onwetenschappelijke illusie; het is een onmisbaar niettheoretisch onderdeel van de ethische praktijk. Het geloof in een liefdevolle God-Vader (en zelfs Lenaers opvatting van de werkelijkheid als zijnde “ten gronde goed”) kan door de wetenschap noch bevestigd noch ontkend worden en hoeft ook niet met haar in overeenstemming te worden gebracht. Herschrijving illusoir Wat Lenaers wil, is dat de kerk zelf een radicale herschrijving van haar boodschap zou doorvoeren om deze “bij de moderne tijd” te brengen. Dat is echter een grote illusie en tegelijk potentieel desastreus. Het is illusoir te denken dat zo’n herschrijving in functie van de wetenschappelijke rationaliteit mogelijk is. Evenmin is een dergelijke herschrijving van ons denken in verband met de menselijke ziel en het respect voor anderen mogelijk. Hoe zou “de kerk” of welke instantie dan ook ooit zo’n programma tot een goed eind kunnen brengen? Het zou trouwens desastreus zijn omdat de gelovige gemeenschap zeker vandaag onvermijdelijk een uiterst diverse gemeenschap is, van kinderen, jongeren en ouderen, van heel eenvoudige en heel slimme mensen, met uiteenlopende culturele achtergronden, enzovoort. Wat blasfemische “ontmythologisering” is voor de ene, gaat absoluut niet ver genoeg voor de andere. Goede catechese Waar het vandaag op aankomt is niet ontmythologisering en herformulering van een “aan de moderniteit aangepaste” boodschap. Integendeel, de kerk moet primair haar enorm rijke schat, haar “archief” van verhalen en interpretaties, maar vooral ook haar traditie van rituelen en praktijken, bewaren en doorgeven. De noties en inzichten die daarin aanwezig zijn, blijken veel nauwer verwant met het weten van de leefwereld dan met het weten van de wetenschap. Men vindt ze geformuleerd allereerst in het credo en vervolgens in de catechismus: geen van beide bedoeld als het resultaat van theoretisch of wetenschappelijk nadenken. Wel een blijde boodschap die men van buiten leert, uitzingt en bemediteert. Doorheen de tijd was en is de boodschap natuurlijk voor verschillende (theologische) interpretaties vatbaar waarbij de toetssteen niet de wetenschap van het moment moet zijn, maar het leergezag met zijn traditie en het religieuze leven. Wat vandaag belangrijk blijkt, is een zo gediversifieerd mogelijke catechese die zich in dialoog met haar sterk gedifferentieerde publiek aanpast aan de mogelijkheden van inzicht en leven van de diverse groepen. Ook lang geleden al gold dat het geloof van de geleerde en dat van de kolenbrander hetzelfde katholieke geloof was, ook al was hun respectievelijk “begrip” van het credo en de catechismus strikt genomen niet exact “hetzelfde”. Kerkelijk gezag Niet zo verwonderlijk heeft Lenaers met zijn ontmythologisering tegelijk een “politiek” doel. Elk ontmythologiseringsprogramma gaat gepaard met kwesties van gezag en organisatie van een gemeenschap. Zijn “politieke” programma is duidelijk: het einde van de triomfalistische en centralistische kerk. Het einde van dat triomfalisme blijkt een feit, al is het zeker niet aan de ontmythologisering te danken of te wijten. Maar is gezag en een zeker centralisme niet
noodzakelijk om de traditie – die aan de kerk is toevertrouwd – zorgvuldig te bewaren precies met het oog op de steeds nieuwe toe-eigening van de boodschap, ook door groepen mensen die grondig van ons in cultuur en mentaliteit verschillen en zullen verschillen? BIO Herman De Dijn is emeritus hoogleraar filosofie verbonden aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (HIW) van de KU Leuven. Van 1995 tot 2000 was hij vicerector.