Voorbij de derde terminologie? McKenzie Wark/ Vereniging Bi-kring de Samenkomst 25 maart 2004
c T.H.
Inhoudsopgave 1
Het biseksuele ‘Probleem”
II
2
Boekenleggers
III
3
Monoseksualiteit
III
4
Voorbij monoseksualiteit
IV
5
Bunburying
IV
6
De politiek van polyvalentie
V
7
Biseksuele chique
VI
8
Biseksuele vectoren
VII
I
Ik zit bij Gilligan’s, een bar die in Oxford St zit, ik drink wat met de jongens. Een vrouw die ik kan, of kende, komt tevoorschijn uit de burelen. “Lieverd!” “Sabina” Ze gaat op mijn schoot zitten en geeft me een lekkere kus. “Zo leuk om je te zien!” En dat is het ook. We staan op het punt om bij te praten, onze vriendschap opnieuw te bevestigen, wanneer de ober naar ons toe komt. “Pardon! Dit is een homo bar. Zou je ervoor zorgen dat dat niet meer gebeurd.” Mijn vrienden kijken de andere kant op, in verlegenheid gebracht. “Uh, sorry.”; zeg ik. “Werkelijk?”; zegt Sabina. Maar hij is weg. Ik kan zijn standpunt begrijpen. Maar niemand wint hier. Aanstootgevend, in verlegenheid gebracht, een spontaniteit bedwongen. Weer een herinnering dat ik geen plaats hier heb. Het is als de tijd dat mijn vriend me naar het vliegveld bracht. Zal hij me kussen buiten de vertrekhal. Momenten van twijfel. Ik kijk direct naar hem : “Kom op, kus me flikker!” En hij doet het. Die plaats voelt niet als de “onze”. Bij Gilligan’s zou hij niet twijfelen. Hij hoort hier. Maar ik niet. Mijn “clandestiene” leven.
1
Het biseksuele ‘Probleem”
Deze biseksuelen: waar verschuilen ze zich? Hun identiteit is een mysterie, een probleem of van strikt marginale invloed. Psychologische en psychiatrische autoriteiten debatteren over hoeveel assen op een “dynamische schaal” mogelijkerwijs de variatie van deze beweeglijke representanten van waterhoofdige verlangens geeft. De sociale en medische instituties vragen zich af hoe te voorkomen dat zij HIV/AIDS over te brengen tussen “hoog risico” en “laag risico”. Homo en lesbische mensen kammen mensen af over het biseksuele ongeloof en hun verraad, terwijl hun “leiders” en culturele gespreksvoerders hun vermijden. En toch, ondanks alles, biseksualiteit weigert zich te settelen in een identificeerbaar soort van organisatie of weg te gaan. Biseksuele blijven, zoals spionnen in het huis van de liefde, zoals Anais Nin zei, dan op zijn minst als dubbelspionnen in de instituties van seksuele verhandeling. Zij weten ook niet hoe ze werkelijk zijn. Misschien vinden ze dat wel leuk. Of misschien hebben ze het idee dat ze geen keuze hebben. In het begin jaren negentig kwamen veel van de spanningen die biseksuelen privé ondervinden binnen de homo en lesbische gemeenschappen naar boven in publieke verhandelingen. Ik heb het lidmaatschapsformulier voor de Sydney Gay and Lesbian Mardi Gras voor mij liggen. Lid worden verplicht mij een kruisje te zetten bij een hokje betreffende mijn oriëntatie. Homo, hetero, lesbisch, transgender, biseksueel. Vul in wat je leuk vindt. Het was niet zoals de eerste keer toen ik lid werd van deze organisatie. De prominente “gemeenschapsleider” die me graag inschreef en mijn geld in ontvangst nam leek er geen moer om te geven. Ik heb sindsdien een hoop bifobe onzin van hem gehoord. Nu ben ik verplicht om me te conformeren aan iemand kinky fantasie – namelijk dat seksualiteiten in nette deelbare identiteiten komen die toegeschreven en uitgetekend kunnen worden door een verbogen wereld en tevens de heteroseksuele. Dan was er de weigering van de Gay and Lesbian Rights Lobby om tot zijn doelstellingen de rechten van biseksuelen en transgenders te rekenen. Een lelijk debat in de homopers volgde, die zijn weerslag had in één van de Stonewalls forums. Dingen werden niet beter door de jongeren en onervarenheid van de biseksuele activisten die hun zaak probeerde te verdedigen. Ik zie het kussen van een jonge man en een jonge vrouw niet als een “politieke daad”. Ik vind het slechte gewoonten. Wat biseksualiteit ook “is”, zijn singulariteit wordt niet geholpen door het naäpen van de retoriek en strategieën van de homo en lesbische gemeenschappen, wat gebeurd in sommige literatuur van de opkomende “biseksuele beweging”. Om openlijk een identiteit te verwerpen die vastzit aan het geslacht van iemand object van emotionele en seksuele investing is een goed en nobel streven. Ik denk dat de meeste mensen die zich als biseksuelen zien dat ondersteunen, Maar misschien zijn “we” iemand anders; maar misschien is wat “we” zijn iets heel anders.
II
2
Boekenleggers
Ik ben boeken aan het doorwerken. Ik ben geïnteresseerd in Connells en Dowsetts Rethinking Sex. Maar het is niet geïnteresseerd in mij. In een anderszins excellent artikel over “AIDS and the Discourses of Sexuality” noemt Dennis Altman het B-woord eenmaal, terloops. Dat praat hij over mannen die seks hebben met mannen. Dan maakt hij een bruikbaar verschil tussen het behoorlijk onbruikbare notie van “risicogroepen” en het beter definieerbare “risicogedrag”. Tot zover is alles OK: gedrag en identiteiten hebben complexe en veranderende relaties met elkaar. Maar dan gaat hij weer vertellen over homoseksualiteit. Men vindt dit keer op keer: een glimp van interesse, een hint van herkenning, dan is het weg, verzet of verkeerd gebruikt tussen de categorieën. Hetzelfde in Connells en Dowsetts artikel. Ze bekritiseren de verschillende manieren waarop categorieën van seks zijn gemaakt gedurende de geschiedenis, en laten zien hoe die bepalend zijn geweest in onze waarneming van de geschiedenis. Behoorlijk goed. Maar ja... hetero, homo, transseksueel. Maar geen biseksualiteit. Het lijkt alsof ik mijn plaats verloren heb in dit boek. Liz Groszs Volatile Bodies is een briljant boek over de productie van lichamen als een materiële manier van doen, maar... eens kijken... vier keer genoemd. Twee om biseksuele mannen te stigmatiseren omdat voor ze heteroseksuele vrouwen een risico vormen. Bijvoorbeeld: “Men moet aannemen dat in de tijd van AIDS, dat het nog steeds de seksualiteit van marginale groepen – homoseksuele mannen, drugsgebruikers, prostituees – dat steeds meer bestuurd, als doel dient door de gezondheidszorg, terwijl de seksualiteit van het reproductieve koppel, in het bijzonder huisvader/man, bijna geheel buiten beschouwing wordt gelaten, ofschoon zijn (niet opgemerkte) geheime activiteiten – zijn clandestiene biseksualiteit of drugsgebruik – verantwoordelijk kan zijn voor het verspreiden van het virus naar voorheen “veilige” (heteroseksuele) bevolkingsgroepen.” Ja, precies. Biseksualiteit is een “clandestiene” praktijk van de dominante groep. Het voldoet niet aan de morele standaarden van de “gemarginaliseerden” – en Grosz marginaliseert het dus, ethisch en daadwerkelijk. Deze “clandestiene biseksualiteit” is daadwerkelijk het huidige doel van het overheidsgesteunde, sociologische onderzoek en mediale fobie. Als het punt van een lichamelijk benadering naar de theorie ervoor is om de krachten van het lichaam om zichzelf te reproduceren te bevestigen in als zijn singuliere glorie, waarom dan dit reactieve “anders maken” van biseksualiteit, alsof het altijd en alleen hoort tot de slechte patriarchale ander? Grosz redeneert later Deleuze en Guattari weg, theoretici van zelf-productie van vloeibare, moleculaire, creatieve verlangens, ze beargumenteerden dat “zijn niet voorstander zijn van de cultivering van biseksualiteit”, die simpelweg de internalisatie van binaire seksualiteit is... zonder werkelijk hen oprekken of transformeren.” En dat is juist, voor zover mogelijk. Maar ik vind het moeilijk te zien hoe iemand deze polariteiten “kan oprekken of transformeren” zonder erdoor heen te gaan – allebei. Waarom zou biseksualiteit meer gebonden zijn aan de polen dan ieder van de “monoseksualiteiten”? Natuurlijk is potentieel minder zo. Of het nu in de ruimte van stad is of in de ruimte van de tekst, monoseksuele logica komt samen in het in stand houden van hun identiteit in relatie tot elkaar, maar op kosten van een andere ander, op kosten van andere concepties en producties van seksuele zelven.
3
Monoseksualiteit
“Ik denk dat je me biseksueel zou moeten noemen.”; zegt JM, een 38 jaar oude leraar, wanneer hij gevraagd wordt door de socioloog met een clipboard om een etiket voor zichzelf te geven. Goed zo, JM! Waarom zou je toegeven aan de bevrediging die anderen kunnen krijgen om je in een bepaald hokje te plaatsen? Waarom is het dat monoseksuelen, homo en hetero, zo graag deze andere categorie willen identificeren volgens de logica zoals ze zichzelf definiëren? Gezien vanuit een homo en lesbisch perspectief, de manier waarop hetero’s homoseksuelen stigmatiseren en weergeven is een ander reden voor bezorgdheid, niet in het minste vanwege de uitbanning, discriminatie en geweld dat volgt. Heteroseksualiteit definieert zijn grenzen door anderen uit te sluiten, maar zegt het andere volgens dezelfde monoseksuele logica: naar wat Monique Wittig de “heterosekusele geest” noemt, als je met mensen van dezelfde sekse neukt ben je flikker of een pot. Dit is een reactieve, negatieve constructie van seksualiteit, gedefinieerd door wat het buitensluit, door zijn grens. Maar zoals Anna Munster het ziet in “Hateness of Straightness”, dezelfde logica kan homo en lesbisch denken ook beïnvloeden. “Heteroseksualiteit discrimineert niet op basis van seksualiteit. Heteroseksueel is niet hetero of homo. Heteroseksualiteit gaat over in beide werelden. Heteroseksualiteit is het feit dat een lesbienne me verteld dat ik dat ben omdat ik geneukt heb met een man voor geld, sport of wat dan ook, dat maakt me heteroseksueel, nietwaar? Ik sta open voor een verschillend aantal acties en een miljoen mogelijkheden wanneer het op seks aankomt, maar ik kan mezelf nog steeds homo noemen; dat maakt me hetero, nietwaar? Gezien vanuit een ander standpunt, van ergens buiten de logica van identiteit ontdekt als het negatieve beeld van zijn grens, zijn andere, dan komen beide heteroseksuele noties van homo-zijn en homoseksuele noties van heteroseksualiteit III
van hetzelfde ding. Ik vraag me of de populariteit van de Sydney Gay and Lesbian Mardi Gran met een heteroseksueelheteroseksueel masse die zichtbare homoseksuele wereld is, beperkt door ruimte en tijd, is zo’n groot beeld waarmee heteroseksualiteit het niets dat het is definieert. Ik vraag me dit af als elk jaar als de parade voorbij gaat, en de heteroseksuele stellen door de menigte zwerven – altijd elkaars hand vasthoudend. Ergens anders gezien, van dit anders anders, dan is biseksualiteit een categorie dat de hetero-hetero en de hetero-homo wereld stilzwijgend bij elkaar brengt. Door de glibberige extra derde term te identificeren tussen hen, brengt zij de grenzen van de twintigste eeuw logica van identiteit bij elkaar. Een logica waarbij ik zou willen dat JM die zou weigeren. Wat hebben de Gya and Lesbian Rights Lobby en the Festival of Light gemeen? Een overeenkomst van de aanwezigheid van een grens die twee soorten monoseksualiteit definieert, de een bevestigt tegenover de ander. Ik kom op dit punt op deze manier: homoseksuele en lesbische gemeenschappen en identiteit geven de heteroseksuele wereld een groot voordeel, vooral omdat ze een andere pool presenteren – veilig geëtiketteerd en verwijderd. Net als de fameuze Kinsey schaal : heteroseksueel ⇐⇒ homoseksueel “Pure” homoseksualiteit presenteert zichzelf als de tegenovergestelde pool – maar nu heeft het geen seksuologen, psychologen, sociologen en de politie meer nodig om zich te identificeren. Het heeft de last van het afgrenzen van de categorie van heteroseksualiteit door zich te identificeren. Dat is een positie waarvan enige verandering van socio-seksuele orde voorgesteld en verdedigd kan worden – exact zo omdat het die orde bevestigd. Het geeft ook de homoseksuele identiteit een deel van de taart om ambiguïteit tussen de polen te onderdrukken. De polen spannen samen het midden te onderdrukken, negeren of tegenhouden. Maar er is niets natuurlijks of gegeven bij deze constructie. Wat gebeurt er als we er op een ander manier tegenaan kijken : monoseksueel ⇐⇒ biseksueel Dit diagram is niet hetzelfde als de eerste. Het overstijgt het. De dynamiek van het eerste diagram wordt binnen een pool van dit tweede diagram erbij gerekend, wat het op zijn andere pool voorstelt... weer iets anders, Iets dat staat op de grens van de binaire logica van een identiteit dat alleen maar negatief kan bestaan, zoals gedefinieerd door de andere.
4
Voorbij monoseksualiteit
Misschien is het niet genoeg om de beperkingen van heteroseksualiteit en homoseksualiteit te ontkennen, waar een ieder een spiegel van het anders zijn van het andere is. Daar voorbij ligt een derde term. Degene die een spiegel ophoudt voor beide. Een die zowel heteroseksualiteit en homoseksualiteit zou willen leiden en limiteren als een punt van ontkenning dat alleen bestaat voor het voordeel van identiteit van welke monoseksualiteit dan ook. Wat erop volgt is de bevestiging van deze derde term in zijn eigen recht. Om deze bevestiging te maken, moeten biseksuele activisten de verandering van het positieve naar negatieve anders zijn herhalen die gemaakt is door homoseksuele en lesbische activisten, maar net zoals hun gevangen blijven zitten in de spel van het anders zijn, van identiteiten die altijd gedefinieerd wordt in termen van de spiegel van de andere term. Voorbij dat ligt weer iets anders – een vector naar de productie van seksualiteit zonder identiteit, zonder dat het nodig is iets te ontkennen om bestaansrecht te claimen. Een vector is een lijn van beweging dat zowel niet ergens vertrekt of verwacht ergens te eindigen, een voorbestemd punt. Het is een beweging zonder een logica van anders zijn. Een manier om uit de bindingen van identiteitstoezicht te komen ligt in wat gedefinieerd wordt in deze logica van anders zijn, maar wat in de praktijk deze nachtmerrie van spiegels voorbij gaat en ontwijkt, omdat het zich niet hoeft te definiëren in relatie tot of tegen een massa aan tegenstellingen. Dus trekken we het volgende segment van het diagram, het ziet er zo uit : monoseksueel ⇐⇒ biseksueel ⇐⇒ X Meer dan een spiegel relatie, wat er voorbij biseksualiteit ligt is een open vector, waarmee ik elke mogelijke relatie bedoel dat niet afhangt voor zijn bestaan op termen waaraan het gerelateerd is tot een spiegel tegenstelling tot elkaar bedoel, maar wat naar het onbekende kan gaan, het niet benoemde. Als er een ethisch doel is dat ligt aan deze vectoren naar onbekende geneugten dan is het wat Felix Guattari omschrijft als “een manier van leven waar mensen niet alleen vrij in de ruimte kunnen circuleren, maar met ideeën, emoties, verlangens, zelfs sekses...” Daar ligt wat performance artiest Virginia Barrett “subject X” ligt, X staat voor dat wat geen identiteit nodig heeft om zichzelf te produceren in relatie tot wie en wat het kiest.
5
Bunburying
In een delicaat en verleidelijk boek haalde Eve Kosovsky Sedgwick een curieuze seksuele logica uit Wildes “The Importance of Being Earnest”. Ze praat over “het spel zijn weerstand tot homo/hetero wetenschappelijkheid: in dit geval door zich te IV
laven aan het premoderne (ofschoon zeker niet overbodig) begrip van seksuele nonconformisme in termen van handelingen (b.v. sodomie) in plaats van types (in zichzelf gekeerden, homoseksuelen) of zelf relaties (pedofilie).” Dit lijkt op het eerste gezicht dezelfde moeilijkheid te hebben. De premoderne wet van de Tasmaanse staat verwerpt sodomie, niet homoseksualiteit. Waarom zou iemand seksuele zelf gepositioneerd worden in termen van de wettelijke instanties hun dwingende lijn tussen acceptabel en onacceptabele handelingen dan in termen van psychologische instanties hun dwingende lijn tussen acceptabel en onacceptabele identiteiten. Omdat op zijn minst één zich een oneindig aantal acties voor kan stellen via welke een zelf zichzelf kan produceren, tijdens de handeling, als wat dan ook. Niet als een liefde dat “niet zijn naam durft te spreken” maar als een liefde dat geen spel heeft, en dus zich niet constitueert als een zelf-identieke categorie dat geleid word door wettelijke, psychologische of culturele dwang dat de grenzen vastlegt dat hun definieert dat ons “ons” maakt. Of een liefde dat een plaats maakt voor zichzelf door zijn eigen naam te maken, zoals Wildes prachtige ontwijkende praktijk van Bunburying. Houdt dit in, volgens de volkstaal van toen, “to bury the bun” – sodomie? Of iets anders, altijd wat anders, buiten het bereik van “identiteit”? Terugkerend naar Volatile Bodies – Grosz wil niet doorgaan met de categorie waar monoseksualiteiten hun grenzen optrekken, de “biseksueel”, maar door tot de onbegrensd beweeglijke bunburyings dat lichamen zouden kunnen produceren uit henzelf, misschien uit zichzelf zouden halen. Om de lichamen maar niet te noemen voorbij het lichaam die zich zouden kunnen maken van zichzelf, wanneer ze aan de inscripties hun plaats naar buiten voorbij gaan en hun eigen verscheidenheid aan verbindingen vinden. En niet de oneindige en gevarieerde ensemble lichaam te nomen met beelden en dingen buiten henzelf. Wat Grosz niet laten vallen is een normatieve fenemologie van identiteiten. Het is niet genoeg om de polen van zo’n fenomologie te herwaarderen, hoe verleidelijk het ook zou zijn als een korte verbinding tot een zekere beperkte macht voor homoseksuele en lesbische gemeenschappen. Het is niet genoeg voor lichaam om “beweeglijk” te worden – de notie van identiteit moet verhit blijven totdat de mythe ervan explodeert. Zoals Felix Guattari vraagt : “Moet plezier geregistreerd en opgenomen worden door het lichaam, of moet plezier delen van het lichaam in het spel betrekken, van sociale sequenties, van machines, van woorden. Het is duidelijk dat er duizenden manier zijn om de liefde te bedrijven: met een blik, enz... we kunnen ons makkelijk een perverse, polymorfe economie voorstellen waar, duidelijk, er lichamen zijn, ofschoon het niet noodzakelijk is zich in te schrijven in een fallische dichotomie, de resultaten van een tekst en een sociale praktijk. Dit is een compleet andere vectoralisatie.” Grosz heeft een theory die bedoeld is om weg te komen van binaire relaties, waar het beeld van de ander de identiteit van de een garandeert, het beperkt, een externe meetlat voor zijn zelf-besturen geeft. En toch moet het het minste binaire, minst stabiele, bijna het meest marginale dingen uitkiezen om zijn slechte ander te stigmatiseren. Voor het meeste marginale ding, in deze argumentatie, is het de vrouwelijke biseksualiteit. Biseksualiteit is mannelijk of onduidelijk in Groszs boek. Nooit vrouwelijk. Als iemand vloeibare verlangens wil vieren, dan moet men in de richting gaan van die die seksualiteit markeren als niet binarisme of een monisme: als hetero, homo of androgyn. Een van de wegen die leiden naar deze mysterieuze category van biseksualiteit, naar geheimen gemarkeerd door hun is rustig op zichzelf blijven. Het is niet een vraag van zoeken naar de waarheid in het lichaam, maar in het produceren van lichamen, connecties tussen lichamen en connecties tussen lichamen, beelden en dingen onafhankelijk van enige oorspronkelijke vorm – Bunburying. Dit houdt een ethiek in van de productie van nieuwe en singuliere verbindingen, in plaats van een ethiek van de reductie van het lichaam naar enige, veronderstelde, normatieve wet van “gedrag” – zij het gemandateerd door wetenschappelijke “experts” van de morele autoriteit van de “gemeenschap”. Helemaal naar voren gebracht, wat zich binnen de biseksuele praktijk schuilhoudt is iets dat het vaste lichaam van gedachten, bijvoorbeeld specifieke homo of feministische kennis, omzet naar een plakkerige vloeistof. Zoals het de samenspanning van zulke kennis met zijn niet erkende modellen tentoonstelt – het management en onderhoud van stabiele identiteiten door disciplinaire apparaten van de staat.
6
De politiek van polyvalentie
Ik zat in het publiek op de 1993 QueerLit conferentie toen Robert Dessaix ervan langs kreeg omdat hij prominente Sydney homoseksuele schrijvers erbuiten liet van zijn bloemlezing van Australische homoseksuele en lesbische artikelen / boeken. Het is een boek van handelingen omschrijving en lofbetuigingen buitensluit. Natuurlijk is dit waar de literatuur voor is? Lezen we Proust “omdat hij homoseksueel was” of omdat hij zo pakkend omschrijft wat rommelt onder de orde van seksualiteit? Het was een trieste ironie dat er een epidemie voor nodig is om te zien dat, terwijl homoseksuele en lesbische gemeenschappen prima en legitiem en prachtige dingen zijn voor sommige, zij niet gelijk oplopen met de handelingen die hun identiteiten gronden. De identiteiten die geproduceerd en onderhouden zijn door deze gemeenschappen, net zoals dat dat geproduceerd door alle gemeenschappen, zijn onjuist. Dat is hun waarden – zij geven ruimte waarin de bunburying stroom V
begrenst en binnen de perken gehouden kan worden, zo dat het een beeld van zichzelf van de wereld en een zelfbewustzijn van zichzelf voor zichzelf kan scheppen. Maar het is bij het handelen dat iemand zijn fut vindt. Ik kan me veel leuke bloemlezingen dan Dessaixs misprezen lezing voorstellen. Bijvoorbeeld The Oxford Companion to Cunnilingus, of The Little Golden Book of Showers. Uit een serie van handelingen is het dat iemand zijn lichamelijke seksualiteit samenstelt. Maar moet de keuze van een serie handelingen bepalen wat het punt van identiteit is? Waarom niet een curve of een spiraal of een zig-zag heen en weer? Net zoveel als ik sympathiseer met schrijvers zoals Charlotte Wolff denk ik dat pogingen om biseksualiteit in de categorie zijn zelfbewuste identiteit te psychologiseren beoordeeld moeten worden als een mislukking. Wolffs interviews en vragenlijsten worden niet meer dan een wazige verzameling van wezens die neuken over het grote geslachtsverschil. Zij hebben niet allemaal dezelfde kindertijd gehad. Ze hebben niet allemaal dezelfde trauma’s ervaren. Hun kindertijden en trauma’s lijken niet verschillend te zijn van welke “controle” groep dan ook. Niet in staat om te zeggen hoe deze tweehonderd mensen gemaakt werden kan Wolf niet anders zeggen dat ze zichzelf zo gemaakt hebben. Zich niet welkom voelende in, maar wel steunend, homoseksuele en lesbische organisaties, en/of getrouwd met kinderen, vormen deze mensen niet een geheel waar je een touw omheen kan leggen. In de Verenigde Staten is er een beweging bij sommige biseksuelen om een touw om zich heen te leggen. De magazines Frighten the Horses en Anything that Moves geven uitdrukking aan zijn wellustige en politieke noden, respectievelijk. Maar als er een attribuut is van wat monoseksualiteiten biseksualiteit nomen dat gevierd kan worden, dan is het om precies zijn zijn weigering om uit de kast te komen, om zijn geheimen te delen, zijn plaats te accepteren in de onderhandelingen, via staat en gemeenschap, op volgorde van dingen. Tot zover heb ik geprobeerd een opening voor ethiek te geven om uit de ruimte in kaart gebracht door anderen als “biseksualiteit” te komen, zonder ervan te eisen dat het zichzelf tot zijn andere in de grid “positioneert”. Het is de grid zelf dat zich schuilhoudt in de categorie uitdagingen. Dat zou een ethiek van weigering in relatie tot identiteit kunnen definiëren, het zegt weinig over een politiek dat iemand zou toestaan te handelen in en door de gemeenschappen gedefinieerd door de monoseksuele grid. Maar er is toch een noodzaak voor zo’n politiek, wanneer biseksuele mannen gestigmatiseerd worden als de “clandestiene” vectoren van ziekte, wanneer de Lobby zijn verantwoordelijkheid niet accepteert om de rechten van biseksuelen te verdedigen, maar in plaats daarvan een beperkt monoseksuele (zelf) interesse groep blijft, wanneer de Mardi Gras vereist dat je een hokje invult en je gesegregeerd wordt lang de lijnen van monoseksuele ruimten. Maar ik ben er zeker van dat het nu duidelijk is waarom ik enige afstand wil nemen van de naar voren komende noties van biseksueel activisme gemodelleerd op de bevrijding van homoseksuelen.
7
Biseksuele chique
“Vrouwen die van vrouwen houden: Hollywood’s sexy swinging secrets.” De voorkant van de supermarkt tabloid New Weekly laat de alomtegenwoordige Drew Barrymore zien, in walgelijk overdreven wit ondergoed zien, een bruidstaart vernielend met een tamelijk groot mes. De koppen schreeuwen: “Oh, NO!: Brad Pitt to Marry”. En zo zou het ook moeten gebeuren. De fabuleuze Sandra Bernhard. Ze weigert een lesbienne genoemd te worden en toch schrijft met liefderijk detail over haar seksuele en emotionele leven met vrouwen. Wat belangrijker is: de handelingen bedwingen in een etiket, of de handelingen laten verspreiden naar hun plaatsen en zintuigen, drijvend door en tussen alle ordes van seksuele verhandeling? Sandra Bernhard: eruit als een spion. Sharon Stone, in Basic Instinct – zij heeft het meisje, krijgt de jongen – en kan ermee door. Zij is de mythe van de biseksueel die krachtige toegang heeft tot geheime kennis. Als de camera dichterbij komt en haar maten hun gang gaan in een nachtclubtoilet, slaan ze de stemhokjesdeur recht in ons gezicht. Terwijl die om haar heen jaloers worden, obsessief, moordend, of de fatale fout maken om verliefd te worden, blijft de biseksueel onaantastbaar. Zij is het enige karakter die aan het eind van de dag niet gereduceerd is tot een identiteit. Heeft ze of heeft ze niet iets met de moord te maken> Zal ze of zal ze niet settelen om “te neuken als de konijnen en kinderen te krijgen”? De pikhouweel schuilend onder het bed in de laatste opname is het antwoord. Marjorie Garber citeert Time en Newsweek betreffende de nieuwste mode, “Biseksuele chique” – van 1974. Biseksualiteit, zo lijkt het, komt altijd als een mode – maar komt nooit als iets klassieks. Wanneer het zich manifesteert in de media, knipoogt het en hint op wat de vectoren van de media en de vectoren van seksualiteit gemeen hebben. Net als Sandra Bernhard of David Bowie een seksualiteit vanuit vrij gekozen beelden en “object keuzes” dat niet makkelijk in te delen is, zo ook krijgt hun fans investering van verlangen vorm – of zeker in ieder voorkomen. “Biseksuele chique” is een van de tekenen van een nieuw terrein van verlangen dat de grenzen van normatieve seksuele identiteit en plaatsen overschrijdt. VI
Daarom komt er niet en nooit een “biseksuele gemeenschap”, anders dan als een arme en afgeleide spiegel van hoe de heteroseksuele en homoseksuele geest (de wereld), als de wereld zich maar zou presenteren exclusief met zijn beeld.
8
Biseksuele vectoren
Ik wil dit artikel beëindigen, niet door terug te gaan naar het begin, maar door de vector van gedachten te volgen die het juist een beetje verder beschrijft, naar een speculatie op de herschikking van de relaties van verlangen waarvan het biseksuele “probleem” een symptoom van kan zijn en een manier om eruit te komen. Ik wil niet aankomen op een punt van het identificeren van een nieuw onderwerppositie, maar meer door subjectieve trajecten te openen. Termen waar per definitie we niet weten waar ze eindigen. De retoriek van “uit de kast zijn” of “nog niet ervoor uitgekomen zijn” gedefinieerd nog steeds een sociale ruimte van grenzen en delen. Iemand komt uit de kast opgelegd door de begrenzing van familie en gemeenschap, van publiek en privé – maar iemand eindigt in het terugtrekken in een andere begrenzing: de “homogemeenschap”, of een privéleven in de buitenwijken van Marrickville met een hond en kat en een partner en een hypotheek. Deze begrensde ruimte worden steevast overtreden door stromen van bijzonder modern soort. Eens leidde de patriarchale orde zowel de publieke ruimte en de grenzen van privéruimte, alleen een hoek van morele autoriteit gevend aan de matriarchaal binnen die muren van het huishouden. De nette opdeling van rollen, publiek en privé, in de huiselijke arena en in de publieke arena – dit alles wordt uitgedaagd en gedeeltelijk veranderd door de sociale krachten die zulke dingen als een homoseksuele publieke identiteit mogelijk maken, of een lesbisch privégebied. Maar wat is er nog meer veranderd? De nette grenzen van publieke en privéruimte wordt steeds meer doordrongen van mediavectoren. Eerst de radio, de telefoon, dan de televisie: het tonen van beelden van het privégebied in het publieke, het brengen van beelden van het publieke in het privégebied. Geen wonder dat representatieven van de oude sociale orde – familie en kerk – zich zo bedreigd voelen door iets als het uitzenden van de Mardi Gras. Zowel the Festival of Light en de georganiseerde homo en lesbische gemeenschappen steken veel energie in het debatteren over exact hetzelfde ding: het besturen van de retoriek van het uitgezonden beeld van seksualiteit. Hetzelfde ding staat op het spel: de onbekwaamheid van sociale vormen gebouwd op de oude deling van publieke en privéruimtes en om glibberige ambiguïteiten en ruimtelijke overtredingen van de mediavector op te delen. Omdat homo en lesbische retoriek en politiek het hervormen van de structuren van publieke en privégebieden willen, maakt het verspreiden van vectoren over publieke en privégrenzen dat een overbodige zaak. Misschien is het ook niet toevallig dat zowel de retorieken belichaamd in biseksualiteit en overgebracht via de media vector bedreigend lijkt voor afgegrensde identiteiten en gemeenschappen van homo’s en lesbiennes. Eenmaal buiten de wet van verlangen, of nu geleid door de patriarchen van de publieke ruimte, de matriarchen van het privégebied, of zijn huidige opvolgers, the psychologen en sociale werkers, dan is seksualiteit vrij om zichzelf te vormen langs een lijn van de stroom van beelden die in zichzelf niet een grens van wat acceptabel is kunnen voorschrijven. De verspreidende stroom van beelden, vrij van de mogelijkheid van ieder sociaal apparaat om interpretatie te beperken maakt mogelijk een abstract, virtueel veld van mogelijke verlangens te hebben. c M C K ENZIE WARK 1995. V ERTALING : V ERENIGING B I - KRING
S AMENKOMST . E MAIL :
DE
BIKRING @ HOME . NL .
U KUNT OOK TELEFO NISCH CONTACT OPNEMEN MET V ERENIGING B I - KRING DE S AMEN KOMST. B EL DAN : 013-4630043 (TON ). D IT DOCUMENT MAG VERSPREID WORDEN ZOVEEL MEN WIL EN KAN . c INTACT HOUDEN . G RAAG WEL DE
VII