Voorbereiding heilig avondmaal Gezang 454: 1/3 LvdK Votum en groet Psalm 111:1/3 OB Gebod Psalm 111: 5/6 OB Schriftlezing Psalm 130: 1/3 NB Preek Psalm 86: 1/5 NB Gebed Psalm 97:7 OB Zegen
(Genesis 15:7-21)
Een fakkel Gemeente van Christus,
Intro
Jongens en meisjes, weet jullie hoe je dit noemt? Dit is een fakkel. Wie van jullie heeft er thuis ook een fakkel? Wanneer doe je die fakkel aan? Een fakkel doe je aan als het donker is. Is hij voor binnen of is hij voor buiten?
Een fakkel doe je meestal buiten aan want als je hem aansteekt rookt hij en zou het binnen gaan stinken. Wij doen een fakkel aan voor de gezelligheid als we in de zomer buiten in onze tuin zitten.
Maar vroeger werd een fakkel niet gebruikt voor de gezelligheid. Vroeger was een fakkel de enige manier om een licht te hebben als je in het donker naar buiten moest. Er waren geen lantarens op de straten, er waren geen auto’s met verlichting.
Vroeger was het buiten pikkedonker. De meeste mensen bleven daarom liever binnen. Alleen als het echt moest ging je naar buiten. En dan nam je een fakkel mee. De fakkel is een licht voor in het donker.
In het verhaal dat we net hebben gelezen gaat het over Abram. Hij is buiten in de nacht en het is pikkedonker. Niet alleen omdat de zon is ondergegaan. Het is ook donker omdat hij God kwijt is.
Abram heeft afgesproken met God maar God komt niet opdagen. Abram zit in de put omdat hij God kwijt is. En als je verdrietig bent zie je de zon niet meer schijnen. Als je verdrietig bent krijg je een donker gezicht.
Maar midden in de nacht ziet hij ineens een licht. Abram ziet vuur. Er komt er plotseling een fakkel naar hem toe. Door die fakkel laat God hem zien dat hij hem niet is vergeten en dan is het net alsof de nacht niet meer zo donker is.
Nu heb ik dat zelf nog nooit meegemaakt, dat God mij door een fakkel liet zien dat hij er is. Ik denk dat jullie dat ook nog nooit hebben meegemaakt. Maar er is wel een andere manier waarop God aan ons laat zien dat hij er is.
Aan het einde van de preek ga ik dat noemen. Dus als je goed oplet weet jij aan het einde van de dienst hoe God aan ons laat weten dat hij er is.
Herhaling
Het verhaal dat voorafgaat aan het verhaal dat we vanmorgen hebben gelezen zou je kunnen omschrijven als een verhaal over de zoon. Abram moest uit zijn tent komen om naar de sterren te kijken.
Zoals de sterren niet te tellen zijn, zo zal zijn nageslacht niet te tellen zijn. Het verhaal dat we vanmorgen hebben gelezen zou je kunnen omschrijven als een verhaal over het land. Ook zei de HERE tegen Abram: ik ben de God die jou uit Ur der Chaldeeën heb geleid om je dit land in bezit te geven.
Nu is dit niet de eerste keer dat de HERE dit aan Abram vertelt. Je vraagt je af waarom deze boodschap zo vaak herhaald wordt. Steeds weer gaat het over de belofte van een zoon en steeds weer gaat het over de belofte van het land.
Waarom die herhaling? Hetzelfde zou je jezelf af kunnen vragen als je nadenkt over de kerkdienst want in de kerkdienst wemelt het ook van de herhalingen. Waarom komen we iedere zondag weer naar de kerk?
Waarom luisteren we iedere zondag naar de tien geboden? Waarom horen we iedere zondag de zegen aan het einde van de dienst? Op een gegeven moment weet je het toch wel?
Al die herhalingen, ze zijn er niet voor niets. Ze zijn er omdat we het zicht op God steeds weer kwijt raken. We geloven nog wel dat hij bestaat, maar of zijn bestaan ons ook iets te zeggen heeft, of zijn bestaan nu ook een verschil maakt in ons leven…?
Gaande de week verdwijnt hij naar de achtergrond en meestal hebben we daar niet eens een week voor nodig, want het kan zelfs zo zijn dat hij zo meteen bij de koffie al weer eindeloos ver van ons afstaat.
Soms kunnen we daar echt aan lijden, dan doet het ons pijn dat hij zo ver weg is, dan frustreert het ons dat hij zo ongrijpbaar voor ons is, dan herkennen we ons in het lied: als een hert dat verlangt naar water, zo verlangt mijn ziel naar u.
Maar het verlangen dat spreekt uit dit lied is er niet altijd. Er zijn ook momenten waarop de afwezigheid van God ons niet raakt. Dan leven we ons leven en hebben we het leven dat we leven meer dan genoeg.
Maar of we nu wel of niet verlangen, wij allemaal, we verliezen hem uit het oog. En dat is de reden van de herhaling. Daarom komen we steeds weer in de kerk en daarom zijn er woorden die iedere zondag weer klinken.
Ik ben de HERE uw God, weet je het nog, of ben je het al weer vergeten? En zoals God iedere zondag ons tegemoet komt met een herhaling van dezelfde woorden, zo komt hij ook Abram tegemoet met een herhaling van zijn belofte.
Abram, ik ben de HERE die jou uit Ur der Chaldeeën heb geleid om je dit land in bezit te geven. God herhaalt dat wat hij al eerder heeft gezegd. Maar soms is herhaling niet voldoende omdat ons hart er niet door wordt bereikt.
We hebben het al zo vaak gehoord dat we er niet meer door worden verrast. God herhaalt dat wat hij Abram al eerder heeft beloofd, maar het overtuigt Abram niet. Hij kan het niet meer geloven.
Nou ja, misschien zeg ik dat wel te snel, dat hij het niet kan geloven. Misschien wil hij het ook wel niet meer wil geloven. Ongeloof is niet altijd onvermogen. Ongeloof is ook wel eens verzet.
Het kan ook zijn dat we onze kont tegen de krib gooien. Het staat ons tegen om het zomaar weer aan te nemen. Het woord van de belofte is voor Abram niet langer meer overtuigend en omdat het hem niet langer overtuigt komt hij met een weerwoord.
Here HERE, waardoor zal ik weten dat ik het in bezit zal krijgen
Het teken
Abram heeft niet genoeg aan woorden. Hij wil er graag een teken bij. Een belofte is mooi maar zou ook prettig zijn als het zwart op wit stond. Abram wil een bewijs. Hij vraagt om een teken en een teken, dat krijgt hij.
In onze ogen is het misschien wel een merkwaardig teken. Abram krijgt de opdracht een koe, een geit en een ram te nemen, een tortelduif en een gewone duif. Abram doet dat. Hij haalt de dieren en zonder dat hem verder een opdracht wordt gegeven gaat hij verder.
Blijkbaar weet hij wat de bedoeling is van deze opdracht. Nadat hij de dieren heeft gehaald snijdt hij ze als een slager één voor één doormidden. De helften legt hij tegenover elkaar zodat er een pad ontstaat.
Een straatje van bloed, tussen de dode dieren door. In zijn tijd werd dit ritueel wel vaker gebruikt om een afspraak kracht bij te zetten. Degene die tussen de stukken doorloopt wenst zichzelf het lot van de dieren toe, mocht hij zijn belofte niet nakomen.
Moge mij overkomen wat deze dieren is overkomen als ik mijn niet aan mijn belofte houdt. In dit verhaal is God degene die zich ergens toe verplicht want hij heeft Abram land beloofd. Het zal gaan om een teken bij zijn belofte.
En daarom zal hijzelf in eigen persoon tussen de bloedende stukken door moeten gaan om Abram ervan te verzekeren dat hij zijn belofte houdt. Here Here, waardoor zal ik weten dat ik het in bezit zal krijgen?
Abram zal het hieraan weten dat God door die straat van bloed zal gaan.
Duisternis
Abram heeft gedaan wat hem gevraagd is. Maar degene die zelf het teken zal moeten voltrekken laat op zich wachten. Zoals zijn hele leven wachten is zo moet Abram ook hier wachten.
Waar is God? Wanneer zal hij komen? Alle dingen zijn gereed, maar er komt niets, er verschijnt niemand. Alles blijft hetzelfde. De dode dieren bloeden langzaam leeg. En erger nog is het feit dat aasgieren er lucht van hebben gekregen.
Abram put zichzelf uit met het verjagen van roofdieren want als de offerdieren weg zijn is ook het teken weg. Abram vecht met de moed der wanhoop voor de dode dieren want een teken is hem alles waard.
Hij wil het zeker weten dat de stem geen inbeelding was. Hij verlangt naar een teken van gene zijde, dat hem vertelt dat het niet dwaas is om te geloven. Een teken dat ons verkondigt dat er echt reden is om te hopen.
Abram wil het zeker dat weten dat zijn bidden niet tevergeefs is en dat zijn geloof geen inbeelding is. Daar gaat het om, om die zekerheid is het Abram begonnen en daarom houdt hij de wacht tussen de stinkende resten.
Maar wie er ook komt die dag, God komt niet. In plaats van hem zijn er de aasgieren. Bij het vallen van de schemering is Abram zo moe van het gevecht met de vogels dat hij wegzakt in een diepe slaap.
Daarmee lijken de roofvogels het te winnen. Er valt een dikke duisternis over het leven van Abram. De duisternis is hier zo dik dat het doet denken aan de dikke duisternis van Goede Vrijdag.
Ook toen leek alles tevergeefs, ook toen was er iemand van God verlaten, en ook toen was er sprake van diepe duisternis. Abram is terecht gekomen in de nacht van de beproeving en de angst.
Hij is weggezakt in het donker van de twijfel en de aanvechting. Het is de nacht van het afwezig zijn van God, want dat kan gebeuren; dat God zich aan ons voordoet als een diepe duisternis.
Toekomst
In zijn slaap droomt Abram. Hij droomt van een volk dat uit hem geboren zal worden. Hij droomt ook van het lijden dat dit volk wacht. In zijn droom ziet hij het allemaal voor zich. Het wordt hem allemaal verteld door de stem.
Abram, wees ervan doordrongen dat je nakomelingen als vreemdelingen in Egypte zullen verkeren, maar ik zal hun onderdrukkers ter verantwoording roepen en dan zullen ze wegtrekken met grote rijkdommen.
De droom maakt Abram is een droom over eeuwen en je vraagt je af wat dit woord over de toekomst te maken heeft met het begin van dit verhaal. Wat heeft deze droom te maken met de belofte van land waar het in het begin over ging?
Deze droom maakt Abram duidelijk dat hij het land niet tijdens zijn eigen leven zal krijgen. Eerst zal hij sterven en in vrede tot zijn vaderen heengaan. Eerst zal zijn nageslacht in Egypte verblijven.
Daarna pas zal het land gegeven worden. Reden voor die lange tijd van wachten is het gegeven dat er op dit moment andere mensen in het beloofde land wonen. Ze worden in vers zestien genoemd als het gaat over de Amorieten.
Aan het einde van het hoofdstuk wordt een langere lijst van volken genoemd die het land bezetten. Deze mensen worden door God niet zomaar het land uit geknikkerd. Uitverkiezing betekent niet dat anderen vogelvrij worden verklaard.
Als het land hen ontnomen wordt moet daar wel reden toe zijn. Op dit moment is er nog geen reden toe en daarom is het wachten geblazen. Abram droomt over het moment waarop het land hem gegeven zal worden.
De stem maakt hem duidelijk dat de belofte niet direct werkelijkheid zal worden. Er is nog een lange weg te gaan en die weg zal bij tijden donker en moeilijk zijn. Zoals het nu donker is rond Abram, zo zal het in de toekomst ook donker zijn rond zijn nageslacht.
Ze zullen als vreemdelingen in Egypte wonen en daar als slaven worden onderdrukt. Maar het zal goed komen, want het vierde geslacht zal terugkeren. Abram zal in vrede met zijn voorouders worden verenigd en in gezegende ouderdom begraven worden.
In vrede, omdat hij weet dat het goed komt. In vrede, omdat hij over het graf heen heeft mogen kijken in zijn droom. In vrede, omdat hij de stem weer heeft gehoord die hem ervan verzekert dat het land zijn nageslacht gegeven zal worden.
De belofte
Dit alles krijgt Abram te horen terwijl het schemerde. Maar wat hij ook heeft gekregen terwijl de zon onderging, het teken waar hij om heeft gevraagd heeft hij nog steeds niet ontvangen.
Het teken krijgt hij pas als de zon is ondergegaan. Als het pikkedonker is krijgt hij dat waar hij om vraagt. Toen het helemaal donker was kwamen er plotseling een rokende oven en een brandende fakkel.
Een rokende oven en een brandende fakkel gaan tussen de dierhelften door. In de bijbel zijn rook en vuur teken van de aanwezigheid van God. Mozes zal God ontmoeten bij een brandende braambos.
En als hij de Tien Geboden ontvangst neemt is de Sinai volledig in wolken gehuld. De berg is volledig in wolken gehuld omdat de HERE daarop neerdaalde in vuur. De rook steeg die dag op als de rook uit een smeltoven en de berg trilde hevig.
En met Pinksteren worden er op de hoofden van de leerlingen vuurtongen gezien. Toen het helemaal donker was kwam er plotseling een rokende oven en een brandende fakkel. God zelf gaat tussen de dierhelften door om daarmee zijn belofte te bevestigen.
Door over een straat van bloed te lopen geeft hij aan dat hij het meent. Hij is bloedserieus als hij Abram het land belooft. Als God iets belooft maakt hij geen grapje. Hij meent wat hij zegt en is daarbij zo serieus dat we ervan opschrikken.
Moge mij overkomen wat deze dieren is overkomen als ik mijn niet aan mijn belofte houd. Dat is geen taal die je van God verwacht, maar zover gaat hij dus om ons duidelijk te maken dat hij doet wat hij belooft.
Abram, ik zal het land aan jouw nakomelingen geven, dat zweer ik je bij deze dode dieren.
Afsluiting
Waarom de herhaling? De herhaling is er omdat Abram vergeetachtig is. Waarom een teken? Abram krijgt een teken omdat het woord alleen hem hier niet overtuigt. Beide worden ook ons gegeven.
Vanmorgen heeft u geluisterd naar het woord. Volgende week krijgt u het teken. U zult geen brandende fakkel zien want ons komt hij tegemoet in brood en wijn. Hij geeft een teken omdat hij niet wil niet dat wij verloren gaan aan onze twijfel.
Hij zweert dat hij zichzelf prijs zal geven als hij zijn belofte niet waar maakt. Hij is bloedserieus als hij ons iets belooft en hoezeer hij het meent hebben we gezien in Jezus. In Jezus zien we dat God zichzelf niet alleen prijsgeeft als hij zijn belofte niet waar maakt.
Hij geeft zichzelf ook prijs als hij zijn belofte wel waar maakt want in Jezus heeft hij zichzelf prijs gegeven om waar te maken wat hij belooft. Abram heeft gewacht, zijn hele leven lang. Een zoon heeft hij gekregen, maar het land liet op zich wachten.
En zoals Abram aan het wachten was zo zijn ook wij aan het wachten. We wachten op de tweede komst van Jezus. We wachten op het koninkrijk van God. Dat wachten is niet altijd makkelijk.
Soms worden we door twijfel opgevreten, dan is het donker, pikkedonker, maar in het donker verschijnt de fakkel, God die tussen de stukken door gaat, God die zichzelf laat breken om ons daarmee te zeggen:
Ik ben betrouwbaar en doe wat ik zeg.
Amen