Heilig Avondmaal door de eeuwen heen. Naar aanleiding van het in gebruik nemen van het nieuwe avondmaalstafelkleed op 27 november 2010 in onze kerk, willen we toch nog wat meer vertellen over het Heilig Avondmaal zelf. Het Heilig Avondmaal kent namelijk een lange geschiedenis en daar is veel meer over te vertellen. Wie heeft het ingesteld en is de wijze van vieren van het avondmaal zoals wij dat kennen altijd zo geweest? Wat betekent het Heilig Avondmaal eigenlijk voor ons? Van al deze vragen zijn een aantal punten opgeschreven die hieronder verder uitgewerkt worden. Punt 1. Het woord heilig Avondmaal of sacrament. Punt 2. Het Heilig Avondmaal door de eeuwen heen. Punt 3. Het avondmaalsformulier, hoe moet we daar mee omgaan. Punt 4. De wijnbeker en de broodschaal. Punt 5. Het heilig avondmaalskleed en de tafel zelf.
Punt 1. Het woord Heilig Avondmaal of sacrament. De Hervormde gemeente van Lopik is voortgekomen na de Reformatie uit de Rooms Katholieke Kerk, zoals vele andere hervormde kerken in Nederland. Zij kennen twee sacramenten, te weten doop en avondmaal. Het woord ‘sacrament’ komt niet voor in de bijbel, maar is door de Kerkvader Tertullianus (ca.160-220) in de taal van kerk en theologie geïntroduceerd. Het Latijnse woord sacramentum heeft als betekenis o.a. een eed van trouw die een soldaat bij het vaandel aflegde als hij gaat dienen in het Romeinse leger. Bij deze ceremonie zwoer hij plechtig dat hij nu zijn burgerlijke staat met al zijn voorrechten aflegde en dat hij voortaan aan de keizer toebehoorde. Hij zwoer dat hij elk bevel van de keizer zou gehoorzamen, wat het ook mocht kosten, en waar hem dat ook heen mocht leiden. Tertullianus nam dit woord over omdat de christen zowel eenmalig door de doop als herhaaldelijk door het Avondmaal betuigde dat hij voortaan zijn Heer Jezus Christus toebehoorde en Hem volkomen toegewijd als zijn Meester zou volgen en dienen. Daarnaast speelde ook mee dat in de Vulgata, de Latijnse Bijbelvertaling, het woord sacramentum de vertaling van het Griekse woord mysterion is, wat ‘geheimenis’ of ‘verborgenheid’ betekent. De sacramenten van het christelijk geloof duiden op handelingen met een verborgen zin. Bij Augustinus gaat het om tekenen die een verwijzing zijn naar de werkelijkheid van het heil van God, oftewel uiterlijke tekenen van innerlijke genade, die God bewerkt. De Rooms Katholieke Kerk leert dat er zeven sacramenten zijn die de verborgen genade van God zichtbaar en tastbaar maken, en die in die zin ook de genade bewerkstelligen: doop, vormsel, eucharistie, biecht, oliesel, priesterwijding en huwelijk. Omdat het huwelijk in Ef.5:32 een mysterion of sacramentum wordt genoemd, heeft dit er mede toe geleid dat de Rooms Katholieke Kerk het huwelijk als een sacrament is gaan beschouwen. De Reformatie heeft het woord sacrament gehandhaafd, maar er wel een inhoud aan gegeven die voor een belangrijk deel nieuw was: er kwam meer de nadruk te liggen op de belofte van God die in het sacrament naar voren treedt, en werd het sacrament niet alleen als een teken of verwijzing, maar ook als een zegel of bevestiging gezien. Sacramenten zijn volgens de Heidelbergse Catechismus heilige zichtbare tekenen, door God ingesteld om ons door het gebruik daarvan de belofte van het
evangelie des te beter te doen verstaan en die voor ons te bezegelen of te bevestigen. Bij doop en Avondmaal zegt God dat het beloofde heil voor ons geldt, dat wij in geloof bij doop en Avondmaal mogen ontvangen. Doop en Avondmaal versterken het geloof, en ondersteunen (de verkondiging van) het Woord. Sommige kerken hebben moeite met het begrip ‘sacrament’, omdat het ten eerste niet in de bijbel voorkomt, en ten tweede omdat het een beladen begrip is geworden in de loop van de geschiedenis van de kerk en de theologie. Bekend is de kerkhistorische discussie omtrent de woorden van Jezus als Hij het brood breekt: “Dit is mijn lichaam” (Mt.26:26). De officiële leer van de Rooms Katholieke Kerk zegt dat op het moment dat de priester het brood breekt en deze woorden uitspreekt, het brood werkelijk het lichaam van Christus wordt (de zogenaamde transsubstantiatieleer). De Reformatie wijst de transsubstantiatieleer uitdrukkelijk van de hand, maar zij ziet in brood en wijn meer dan alleen maar tekenen, die verwijzen naar de offerdood van Jezus aan het kruis. Het Avondmaal is tevens een zegel en bevestiging: Christus is door Zijn Geest aanwezig bij de viering van het Avondmaal en verleent Zijn zegen. Punt 2. Het heiligavondmaal door de eeuwen heen. Jezus vierde met Zijn discipelen één dag voor Zijn sterven het Avondmaal. Dit staat beschreven in Math.26:17-30, Marc.14:12-26 en Luc.22:7-38. In Johannes wordt niet gesproken over de instelling van het Avondmaal, wel over het houden van een maaltijd (Joh.13:2). Bij de spijziging van de 5000 in Joh.6 vertelt Jezus in vers 55 dat Zijn lichaam het ware voedsel en zijn bloed de ware drank is, en dat wie daarvan eet en drinkt, verbonden blijft met Jezus. Hier wijst Hij in feite vooruit naar Zijn verzoenende dood en de instelling van het Avondmaal. Jezus vierde op donderdagavond vóór Zijn sterven op vrijdag het Laatste Avondmaal. De maaltijd komt niet zomaar uit de lucht vallen, maar was een bestaande maaltijd en instelling, die Jezus echter nieuwe inhoud geeft. De maaltijd die Jezus vierde met Zijn discipelen was het Pascha of Pesach. Tijdens deze maaltijd werd de uittocht uit Egypte herdacht en gevierd (Ex.12:1-28). God heeft aan Israël de opdracht gegeven om elk jaar het Pascha te vieren als teken dat Hij Zijn volk bevrijd heeft uit de slavernij van Egypte. Door het bloed van het lam, dat op de deurpost werd gestreken, werd de eerstgeborene in leven gelaten door de engel des doods. Pascha betekent ‘voorbijgaan’ en doelt op het voorbijgaan van de engel om niet te doden. Het Pascha wordt ook wel het feest der ongezuurde broden genoemd. Er mocht geen zuurdeeg in het brood verwerkt worden, dat gewoonlijk voor langere houdbaarheid en voor meer smaak aan het brood werd toegevoegd. Zuurdeeg was namelijk een symbool van onreinheid, en dat mocht geen plaats hebben in het Pascha vanwege de reinheid en heiligheid van God. Het brood bleef dus ongezuurd. Bovendien had het volk Israël geen tijd om het deeg te laten zuren vanwege het overhaaste vertrek uit Egypte (Ex.12: 11, 34, 39). Dat gezuurde deeg werd dan één of een paar dagen later toegevoegd aan vers deeg om het te laten zuren. Op de eerste dag van het zeven dagen durende feest werd de maaltijd ’s avonds gehouden. Deze avond wordt ook wel Seideravond genoemd. Seider betekent ‘orde’ en duidt op de vastomlijnde liturgie van deze avond. Het was op deze avond dat Jezus met Zijn discipelen het laatste avondmaal vierde. Deze avond werd door gezinnen thuis in de huiskamer gevierd. Vandaar dat Jezus met Zijn discipelen, als een soort gezin, in de bovenzaal de maaltijd vierde. Deze avond had een vast ritueel van opeenvolgende handelingen. Op deze avond werd het paaslam, dat eerder op de dag was geslacht en klaargemaakt, gegeten als een herinnering aan het lam dat in Egypte was geslacht voor het bloed op de deurposten. Daarnaast waren er bittere kruiden vanwege de bitterheid van de slavernij. Ook werd brood gegeten. Omdat er geen zuurdeeg, dat het brood doet rijzen, in het brood zat, waren de broden plat. Deze broden
worden door de Joden ook matzes genoemd. Dat brood brak Jezus en gaf het aan Zijn discipelen. Ook werd wijn gedronken. Viermaal tijdens de maaltijd werd wijn gedronken. Daarom lezen we in Luc.22:14-20 tweemaal over het rondgaan van de beker met wijn. Wijn is zowel symbool voor oordeel en straf (Opb.19:15) als voor leven en overvloed (zoals op de bruiloft in Kana). Tussen het eten en drinken werd het Bijbelverhaal van de uittocht uit Egypte gelezen en werden de Psalmen 113 tot en met 118 gezongen. Deze psalmen vormen de Hallel of Lofzang. Ook Jezus heeft met Zijn discipelen de geschiedenis van de Uittocht gelezen en het Hallel gezongen (Mt.26:30). Over brood en wijn werden de zegen en de dankzegging uitgesproken.
Het Laatste Avondmaal als fresco geschilderd door Leonardo da Vinci in opdracht van hertog Ludovico Sforza in de eetzaal van het Santa Maria delle Grazie (een dominicaner klooster in Milaan).
Tijdens deze Maaltijd nam Jezus brood en wijn om dat uit te delen, maar nu gaf Jezus er een geheel nieuwe betekenis aan. Hij betrok het brood en de wijn op Zijn lijden en sterven voor onze zonden (Mt.26:26-28). Hier worden de lijnen vanuit Ex.12 doorgetrokken naar Christus en ze zijn in Hem in vervulling gegaan. Het Pascha was in feite een vooruitwijzing naar het sterven aan het kruis. Zoals het bloed van het lam aan de deurposten bevrijding van dood en slavernij in Egypte betekende, zo is het bloed van Jezus bevrijding van de eeuwige dood en de slavernij van de zonde. Zoals het paaslam werd geslacht, werd Jezus als het Lam van God geslacht (I Kor.5:7; Joh.1:29). Jezus gaf dus een geheel nieuwe betekenis aan het Pascha. Hij gaf aan Zijn discipelen, en aan Zijn gemeente, de opdracht om regelmatig het avondmaal te vieren: ‘Doet dit tot Mijn gedachtenis’. Het avondmaal is dus niet alleen een uitnodiging van Jezus, maar ook een opdracht. Als gelovigen dus bewust niet deelnemen aan het Avondmaal is dat een zonde. De eerste christenen gaven gehoor aan deze opdracht van Jezus. Regelmatig kwamen de gelovigen bij elkaar om het Avondmaal te vieren (Hand.2:42; 20:7, 11). Hoe vaak men samenkwam kon per gemeente verschillen. Sommigen wekelijks (Hand.20:7), anderen bijna dagelijks (Hand.2:46). Men vierde het Avondmaal tijdens een complete maaltijd, zoals Jezus dat deed met Zijn discipelen op Seideravond. De Bijbel noemt dergelijke maaltijden ook wel liefdesmaaltijden (Jud.12). Het element van een complete maaltijd rondom het avondmaal is in de loop van de kerkgeschiedenis verloren gegaan. Tijdens de Reformatie is de viering van het Heilig Avondmaal helemaal veranderd, dat heeft Luther ingezien. In de Kleine Katechismus uit 1529 beschrijft Luther waar het in het Avondmaal om moet gaat: "Het sacrament van het altaar is het waarachtige lichaam en bloed van onze Here Jezus
Christus, dat Hij ons met brood en wijn te eten en te drinken geeft." Wat heeft zulk eten en drinken dan voor zin vroeg Luther zich af? "Dat laten ons de woorden zien: voor u gegeven en vergoten tot vergeving van zonden; namelijk dat ons in het sacrament vergeving van zonden, leven en zaligheid door zulke woorden gegeven wordt; want waar vergeving van de zonden is, daar is ook leven en zaligheid."
Schilderij van Lucas Cranach, een vriend van Luther, uit 1565, we zien hoe in plaats van de apostelen enkele evangelische theologen, waaronder Luther zelf en zijn vriend Melanchton het Avondmaal bedienen.
Luther is tot deze woorden gekomen na een lange strijd in de kerk. Het ging hem immers om het verstaan van het Avondmaal vanuit de Bijbel. Toen hem de ogen open gingen voor Gods rechtvaardiging, dat God de zondaren rechtvaardig maakt door hen de zonden te vergeven, toen begreep hij dat dit ook de betekenis van het Avondmaal moest zijn. In de loop van de geschiedenis was het Bijbelse begrip van het Avondmaal veranderd. Sinds de dertiende eeuw mochten de leken (dat is het gewone volk), niet meer uit de beker drinken. Het werd zelfs verboden op het concilie van Konstanz! Het Avondmaal mocht alleen door een gewijde priester bediend worden. Hierdoor werd de afstand tussen priester en leek (het gewone volk) nog verder vergroot. Het belangrijkste punt, waar Luther tegen streed, is, dat het Avondmaal als een offerhandeling werd beschouwd: het offer van Christus op Golgotha wordt in dit "misoffer" op onbloedige wijze herhaald door de priester. Zo'n misoffer maakte een mens zalig, zelfs kon het de gestorvenen beschermen tegen het vagevuur. Het misoffer werd dus als een middel gebruikt tegen allerlei kwalen en ziekten en rampspoeden. En daarom werd het steeds meer gebruikt. Het werd bijna een hele industrie. Eén altaar in de kerk was al lang niet meer genoeg, er kwamen er tientallen bij. En bij al die altaren hoorden priesters om de mis te "lezen". Iemand heeft het zó beschreven: "Op het eind van de 15e eeuw dienden in de St. Elisabethkerk in Breslau aan 47 altaren 122 altaristen (priesters) en in de St. Magdalenenkerk aan 58 altaren 114 altaristen. Elke honderdste inwoner van de stad Breslau was altarist." We moeten niet vergeten dat in onze kerk in Lopik ook verschillende altaren hebben gestaan. In het boek van ds. S. van der Linde, “Het Licht schijnt in de duisternis” lezen we op pagina 15 en verder dat behalve het Hoogaltaar het Koor ook rijk is aan verschillende andere altaren. Eén is gewijd aan de Heilige Maagd, een ander is gewijd aan het Heilige Kruis, weer een ander is gewijd aan St. Nicolaas. Vermoed wordt dat de Broederschap St. Sebastiaan (waarschijnlijk een boogschutters gilde) ook een eigen altaar had in het koor van de kerk. Op pagina 20 kunnen we lezen dat onze kerk in 1593 (dat is dan in Lopik 3 jaar na de hervorming in 1590 en 76 jaar na het optreden van Maarten Luther en zijn 95 stellingen op de deur van de Slotkapel
van Wittenberg) nog niet geheel gezuiverd is van altaren. In 1593 is onze kerk namelijk gevisiteerd door de Classis en hebben aangekaart dat dit niet kan. Hoe zag men de verandering van brood en wijn in lichaam en bloed van Christus? Hiervoor ging men uit van de filosofie van Aristoteles, die onderscheidde tussen substantie en verschijningswijzen (accidentia). De substantie van brood en wijn veranderde dus in lichaam en bloed van Christus, waarbij alleen de "accidentia" (uiterlijke kant) behouden bleef. Als gevolg hiervan moest men uiterst voorzichtig met brood en wijn omgaan. De beker moest helemaal leeg gedronken worden en het brood (de hosties) moest bewaard worden in een speciaal "huisje", de tabernakel, die dan weer door de gelovigen vereerd werd. Bij ons wordt het overgebleven brood, door de diaconie, na het Avondmaal uitgestrooid aan de vogels of eendjes! Kort samengevat heeft het Heilig Avondmaal zich in de loop der tijden ontwikkeld van een eenvoudige maaltijd van Jezus met Zijn discipelen tot een cultische offerhandeling van de priesterkerk. In het middelpunt van heel het gebeuren staat niet meer de Gemeente, het gezamenlijke eten en drinken aan de tafel van de Heer, maar de offerhandeling van de priester. Daarmee is men heel ver van de Bijbelse wortels komen staan, aldus Luther. Voor hem moet Christus hier centraal staan. Hij beschrijft zijn visie in zijn boekje "Von der babylonischen Gefangenschaft der Kirche" (1520). Aan de naam al laat horen, hoe Luther er over denkt. De kerk zit gevangen! En moet daaruit bevrijd worden! Het Evangelie spreekt van goddelijke belofte en menselijk geloof. "Drinkt ALLEN daaruit", zo staat in Matth. 26,27. Daarom is het goddeloos om het gewone kerkvolk de beker te ontnemen. De monopoliepositie van de priester is ook uit de boze, een menselijke aanmatiging. En dan de leer van de verandering (de transsubstantiatie) in de Rooms Katholiek Kerk, dat is filosofie en zeker niet Bijbels. Laten we toch gewoon naar de Bijbel luisteren, waar staat: "Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed." Laten we nemen zoals het daar staat. God en mens komen daar samen, zoals dat ook in Christus gebeurt. Het is een goddelijk mysterie. Geen wonder, dat Luther fel gekant was tegen de opvatting van het misoffer. Het is een al te menselijke vormgeving, dus mismaking, van wat de Bijbel bedoeld heeft met het Heilig Avondmaal. Begrijpelijk, dat hij ook de zgn. dodenmissen en alle nevenaltaren afschafte (ook in onze kerk van Lopik). De Rooms Katholieke Kerk nam hem dit niet in dank af, want daarmee liepen de inkomsten van de kerk drastisch terug. Ook in het boek van Ds. S. van der Linde in “Het licht schijnt in de duisternis” staat dat de verschillende altaren een grote bron van inkomsten hebben. De Bijbel geeft niet aan hoe vaak het Avondmaal moet worden gevierd. Paulus zegt in I Kor.11:26, ‘zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt’. In de Rooms Katholieke Kerk wordt de eucharistie (= dankzegging) wekelijks gevierd. In veel protestantse en reformatorische kerken tussen vier en zes keer per jaar. Deze calvinistische gewoonte om het Avondmaal vier keer per jaar te vieren had oorspronkelijk een praktische reden: Calvijn had geboden dat de hele gemeente vooraf door de ouderlingen bezocht moest worden om te zien of de gelovigen wel met de juiste gezindheid aan de maaltijd gingen. Veel meer dan vier keer per jaar kon een ouderling zijn grote wijk niet langs. Calvijn wilde het liefst elke zondag het Avondmaal vieren. Paulus schrijft in zijn eerste brief aan Korinthe uitvoerig over het Avondmaal vanwege allerlei wantoestanden rondom het avondmaal in deze gemeente. Volgens I Kor.10 namen gelovigen deel aan heidense offermaaltijden in tempels, die gewijd waren aan afgoden. Daardoor hadden ze contact met de afgoden en met de daarachter schuilgaande demonen. Al voordat ze christen werden deden
ze mee aan de offermaaltijden vanwege de sociale en economische contacten. En ze zetten dat voort toen ze christen waren geworden. Maar je kunt niet aan zowel de Maaltijd van de Heer als aan de maaltijd van de afgoden deelnemen. Je kunt niet gemeenschap hebben zowel met de Heer als met de afgoden. Dat wil Paulus in I Kor.10 rechtzetten. In I Kor.11 liepen de maaltijden van de Heer compleet uit de hand. Aan de maaltijden namen rijke en arme mensen deel. De mensen moesten hun eigen eten en drinken meenemen. Ook hier betrof het rondom het Avondmaal complete maaltijden. Vaak werden deze maaltijden begonnen met de viering van het Avondmaal. De rijke gelovigen konden zich meer veroorloven dan de arme gelovigen, die vaak maar weinig konden meenemen. De rijken deelden niet van hun overvloedige maaltijden met de armen, en wachtten ook niet op hen tot deze uit hun werk kwamen, maar begonnen alvast hun eigen deel te eten en te drinken. En wel zoveel dat het bijna orgieën werden: mensen werden zelfs dronken van de wijn. De armen konden toekijken. Dit ging lijnrecht in tegen het principe van het evangelie: liefde, delen en gemeenschap waren ver te zoeken. Daarom aten en dronken ze op onwaardige wijze het brood en de wijn, tot ieders eigen oordeel, en bezondigden zij zich aan het offer van Jezus als het Lam van God. Gods oordeel was duidelijk: sommigen werden ziek of stierven zelfs (vers 30). De woorden in I Kor.11:27-29 ‘deelnemen op onwaardige wijze’ en ‘tot zijn eigen oordeel eten en drinken’ zijn echter vaak uit hun verband gehaald en een eigen leven gaan leiden bij de viering en beleving van het Avondmaal. Dat heeft vaak tot het mijden van deelname aan het Avondmaal in een aantal protestantse kerken geleid. De gedachte is dan, dat je beter helemaal niet kunt deelnemen aan het Avondmaal, want dan heb je in ieder geval niet de kans dat je op onwaardige wijze deelneemt. Echter in Korinthe worden de uitspattingen rond het Avondmaal veroordeeld en niet het op normale wijze deelnemen aan het Avondmaal. Jezus verlangt er juist naar om met verloste zondaren, die weten dat ze alleen maar kunnen en willen leven van genade en vergeving, de Maaltijd te vieren. Jezus zegt tegen Zijn discipelen dat Hij er naar verlangt om met hen de Maaltijd te vieren (Luc.22:15). I Kor.10 laat duidelijk zien wat de essentie van het Avondmaal is: de gelovige heeft gemeenschap met Christus (vs.16) en met elkaar (vs.17). In het Avondmaal gebeurt zichtbaar en tastbaar wat Jezus zegt in Joh.14:20, “Ik ben in jullie en jullie zijn in Mij”. In het Avondmaal zijn de gelovigen met Jezus en met elkaar verbonden. In het Avondmaal kijken we niet alleen terug op wat Jezus voor ons gedaan heeft (‘doet dit tot Mijn gedachtenis’), kijken we niet alleen vooruit naar het grote moment dat Jezus zelf brood en wijn uitdeelt in Zijn koninkrijk (Mt.26:29), maar kijken we ook naar het heden: Christus is in de viering van het Avondmaal bij ons. Is het dan geen geweldig voorrecht om het avondmaal te vieren? Voorwaarde om aan het avondmaal te kunnen deelnemen is het persoonlijk geloof in Jezus Christus als Heer en Verlosser. Daarnaast is het ook een voorwaarde om niet in onenigheid met medegelovigen te leven (Mt.5:23-24; Rom.12:18). Het Avondmaal is immers een maaltijd waarin men als gelovigen de eenheid en eensgezindheid met elkaar viert en beleeft. Kinderen aan het Avondmaal. Hoewel de avondmaalsvieringen in het Nieuwe Testament waren ingebed in gewone maaltijden, is het de vraag of ook kinderen aan het Avondmaal deelnamen. Het Nieuwe Testament spreekt niet expliciet over kinderen die aan het Avondmaal deelnamen. Dat kinderen aanwezig waren bij deze maaltijden van de huisgemeenten is zeer aannemelijk, maar of zij deelnamen aan het Avondmaal is niet erg waarschijnlijk. Of de christenen in de eerste twee eeuwen na het tijdvak van het Nieuwe Testament kinderen aan het Avondmaal toelieten, bestaan geen duidelijke gegevens. Rond het jaar 250 schrijft Cyprianus, de bisschop van Carthago, dat kinderen die gedoopt waren mochten deelnemen aan het Avondmaal, en
dat gebeurde dan ook. Maar of dat altijd en overal in de Kerk gebeurde is onduidelijk. Pas door en na Kerkvader Augustinus (354-430) is het de gewoonte in de Kerk geworden dat kinderen en zelfs zuigelingen na hun doop brood en wijn kregen. Tot op de dag van vandaag krijgen kinderen in Oosters Orthodoxe Kerken na hun doop de eucharistie. In de Rooms Katholieke Kerk zien we dat in de Vroege Middeleeuwen gedoopte kinderen en zuigelingen ook de eucharistie kregen. In de negende eeuw ontstaat de tendens in de Rooms Katholieke Kerk dat kinderen en zuigelingen niet meer het Avondmaal ontvangen. Het begrip ‘jaren des onderscheids’ gaat dan een rol van betekenis spelen (vgl. Neh.10:28). Dat wil zeggen dat de kinderen pas mogen deelnemen aan de eucharistie of het Avondmaal als ze begrijpen wat het Avondmaal betekent. Deze leeftijd wordt op zeven jaar gesteld. In de dertiende eeuw wordt de leeftijd bepaald tussen tien en veertien jaar. In 1910 heeft Paus Pius X bepaald dat kinderen vanaf zeven jaar de ‘jaren des onderscheids’ hebben, en dus mogen deelnemen aan de eucharistie. Deze eerste deelname aan de eucharistie wordt de ‘eerste communie’ genoemd. De Reformatie koppelt de deelname aan het Avondmaal heel bewust aan de openbare belijdenis van het geloof, dat als een bevestiging van de kinderdoop wordt ingesteld. Luther en Calvijn lieten kinderen tussen zeven en tien jaar toe aan het avondmaal, nadat ze belijdenis van het geloof hadden afgelegd. Deze belijdenis bestond uit het kunnen opzeggen van het Onze Vader, de tien geboden, de apostolische geloofsbelijdenis en eventueel (een deel van) de Catechismus. In de eeuwen volgend op de Reformatie werd de leeftijd om deel te nemen aan het Avondmaal steeds hoger, mede om de eenvoudige reden, dat de leeftijd der volwassenheid steeds verder opschoof. Daarnaast is ook nog te wijzen op de invloed van het Piëtisme (=was een vroomheidsbeweging in de Lutherse Kerk, die van de laat-17e eeuw tot midden 18e eeuw haar grootste bloei kende) en het Rationalisme. Het Piëtisme legde grote nadruk op de wedergeboorte, waarbij het kunnen aangeven van het uur van je wedergeboorte voorwaarde was voor deelname aan het Heilig Avondmaal. Dit leidde tot avondmaalsmijding. Als gevolg van het Rationalisme werd steeds meer nadruk gelegd op het kennen van de leer. Zo kwam er een kloof tussen verstand en hart, wat ook weer leidde tot mijding van het Heilig Avondmaal. Hierdoor werd de drempel om op jonge leeftijd aan het Heilig Avondmaal deel te nemen steeds hoger. Punt 3. Het avondmaalformulier. Het avondmaalformulier zoals wij het kennen is uit verschillende andere formulieren samengesteld. Hoewel het is samengesteld uit verschillende andere formulieren vormt het toch een eenheid, en wel met een strakke opbouw. In deze duidelijke opbouw komen achtereenvolgens aan de orde: de instelling van het Heilig Avondmaal, de beproeving (met ellende, verlossing en dankbaarheid), de vermaning van onbekeerden, de uiteenzetting van het eigenlijke doel van het Heilig Avondmaal, de verkondiging van de onderlinge broederlijke liefde, de nodiging en de viering. Het avondmaalformulier heeft een didactisch doel, namelijk: de gemeente te onderwijzen in de betekenis van het Heilig Avondmaal. Dit onderwijzende gehalte is kenmerkend voor alle formulieren uit de traditie van de Reformatie. Door het voortdurend horen van de formulieren maak je je de Bijbelse leer eigen. Want alle formulieren zijn een samenvatting van het Bijbels onderwijs. Dat is ook te zien in de verwijzingen naar Bijbelteksten, die een aantal uitgaven in de kantlijn. In de formulering van het formulier treffen we verschillende zinsneden aan uit geschriften uit de Vroege Kerk en vooral uit de liturgie van Calvijn in Genève en van de vluchtelingengemeente te Londen (met als voorganger Marten Micron). Op 24 oktober 1563 werd het formulier voor het eerst gebruikt in een avondmaalsdienst in
Heidelberg. Ook de Nederlandse vluchtelingengemeente in het Duitse Frankenthal gebruikte het. Zo is het van meet af aan in de Nederlandse Reformatie in gebruik geweest. Punt 4. De wijnbeker en de broodschaal. De eerste christenen in de vroegste tijden hielden het Avondmaal op eenvoudige wijze. De voorganger van de gemeente stond achter een eenvoudige tafel, in latere eeuwen een tafel met een marmeren plaat, waar de gemeenteleden hun gaven neerlegde, terwijl de diakenen het gewijde brood in gevlochten manden op de tafel legden. In de 4e eeuw en daarna werden de korven vervangen door schotels van hetzelfde materiaal als de drinkbekers. Ook had men grotere schalen of patenen (dat zijn ondiepe schalen, meestal van een edel metaal) met hengsels, waaruit het brood aan de gelovigen werd rondgedeeld. Ook de drink-bekers waren in de eerste tijd eenvoudig. Men had hoornen, glazen, marmeren, en, zelfs reeds in de dagen der vervolging, zilveren bekers. Naarmate er meer kerkgangers in de eredienst kwamen en de kerk ging groeien qua ledenaantal, werden de voorwerpen luxueuzer. De schotels, kannen en bekers werden in vele kerken uit edel metaal vervaardigd, zelfs uit edelgesteenten, of ook met edelgesteenten versierd. In de 7e en 8e eeuw verboden sommige kerkelijke vergaderingen zelfs het gebruik van houten, glazen of tinnen voorwerpen. De synoden van Londen (1176) en van Rouaan (1182) bepaalden, dat geen andere dan zilveren en gouden bekers mochten worden gebruikt, omdat het kostbare bloed van Jezus kostbaar metaal eisten. In de eerste jaren na de Reformatie waren de gereedschappen, bij het Avondmaal gebruikt, weer zeer eenvoudig, van hout, glas of tin, omdat men reageerde tegen de Roomse misbruiken. Later, toen de kerk in aanzien kwam bij de wereld, werden de eenvoudige voorwerpen op vele plaatsen door kostbare schalen, bekers en kannen vervangen. Zo vierde men in de Grote Kerk te Dordrecht sedert 1738 het Avondmaal met 1 grote en 4 kleine gouden schotels, en met een gouden schenkkan en 4 gouden bekers, waarop allerlei taferelen in gegrafeerd waren. Ook in andere kerken werden soms rijke geschenken, zilveren en gouden avondmaal schotels, bekers en kannen gegeven. Velen ergerden zich aan deze weelde, en daarom handhaafden vele kerken de eenvoud bij het avondmaal, en gebruikten bij voorkeur tinnen of eenvoudige zilveren voorwerpen. Op zichzelf is het een onverschillige zaak, welke voorwerpen men bij het Avondmaal gebruikt, maar omdat het een gemeentemaaltijd is, waarbij de gemeenschap der heiligen gesmaakt wordt, is het aan te bevelen dat het avondmaalgereedschap eenvoudig is, zoals dit ook het geval was in de eerste eeuwen der christelijke kerk. Voor de gereformeerde kerken is de vraag, welk avondmaal gereedschap men gebruiken zal, niet van overwegende betekenis. Wel moet worden bedacht, dat de voorwerpen passend zijn voor het karakter van de Heilige Maaltijd. Daarom gebruiken we bij voorkeur niet al te eenvoudige voorwerpen, aarden schotels en koppen, maar vermijden ook uiterlijke pracht. Er zijn er wel geweest, die tegen het gebruik van zilver waren, uit vrees voor pracht, maar dit is niet juist, want zilveren voorwerpen worden in vele huizen dagelijks gebruikt en bij feestmaaltijden als iets gewoons geacht, en daarom kan men de kerkelijke feestmaaltijden daarmee laten overeenstemmen. In onze gemeente Lopik gebruiken we zilveren avondmaalgereedschap, namelijk 2 kelken (bekers) met 2 inschenkkannen. 1 grote brood schaal en 2 kleine brood schallen. Daarnaast hebben we 4 zilveren collectepotjes. Deze verschillende avondmaal gereedschappen zijn door de eeuwen heen bij elkaar gekomen zoals we dat nu kennen. De kelken, de drinkbekers zijn van zilver en zijn uit een legaat van Jacob van Rietvelt en Martina
Brouwers gekomen. Jacob van Rietvelt moet wel veel geld gehad hebben anders kun je (in die tijd) niet als legaat 2 zwaar verzilverde kelken schenken aan de kerk. Jacob van Rietveld was zo rond 1680 schout van Lopick, Jaersvelt en Willgen Langerack en een welgesteld man. Een schout was een lokaal ambtenaar belast met bestuurlijke en gerechtelijke taken en het handhaven van de openbare orde. Wij zouden zeggen een burgemeester. In de heerlijkheid Lopik was de schout het vertegenwoordigend gezag van zijn leenheer. We moeten niet vergeten dat de leenheer van Lopik in die tijd nog steeds het Utrechtse Kapittel van Sint-Marie was. Het kapittel heeft de heerlijke rechten van Lopik pas in 1811 uit handen gegeven! Op de drinkbekers zijn de volgende tekst gegraveerd: “Dese twee Silvere Beeckers Sijn Bij JACOB Van RIETVELT En de MARTINA BROUWERS In Haar Leven Echte Lieden Aeande Kerke Van Lopick Tot Een Legaat Gemaackt En bij Haare ERFGENAMEN Aen die Kercke Gegeven” En aan de voet van de bekers staat: “·Anno 1703·” Verder staat er een soort familiewapen op. Of het een familiewapen is, is niet duidelijk. In het wapen aan de linkerkant van het schild, zien we een slang met uit zijn bek een pijl. Aan de rechterkant van het schild zien we 3 hekjes staan, 2 aan de bovenkant en 1 aan de onderkant. Verder is het wapen voorzien van mooi versierde dekkleden, een wrong en helmteken. Jammer genoeg kunnen we geen kleuren zien, omdat alleen de contouren in het zilver zijn gegraveerd.
Een van de drinkbekers met letter en schild gravure.
De zilveren schenkkannen zijn of geschonken uit een nalatenschap of van het geld uit de nalatenschap van W.H.J. Cambier van Nooten, notaris in Lopik. In deze schenkkannen staat gegraveerd: “W.H.J. Cambier van Nooten overleden 21 maart 1884” De zilveren schalen zijn door de vrouwen vereniging Lydia geschonken aan de kerk na de restauratie van de kerk in de jaren 60. In alle schalen staat gegraveerd: “Aangeboden door de vrouwenvereniging “Lydia” bij het in gebruik nemen van de gerestaureerde Ned. Herv. Kerk te Lopik ·19 april 1967·”
Wanneer de zilveren collectepotjes in gebruik zijn genomen is niet bekend. Van welke materialen de bekers en schalen vroeger waren is niet bekend.
Het avondmaalgereedschap van Hervormde gemeente van Lopik.
Punt 5. Het Heilig Avondmaalskleed en de tafel zelf. Het Avondmaal is een feestmaal en de tafel moet dan ook voor dat doel zijn gereed gemaakt. Bij een feestmaal met broeders en zusters past een eenvoudige en waardige bedekking met een wit kleed en het avondmaal gereedschap behoort, blinkend van reinheid, zo te zijn geplaatst, dat de tafel nodigt tot het aanzitten van de gasten. Een wit kleed, de kleur wit is de kleur van reinheid en zuiverheid en past dus uitstekend bij het avondmaal dat wij vieren. Wit is ook de kleur van sneeuw, een kleur die ongereptheid en zuiverheid oproept. Het witte kleed symboliseert de vreugde, het feest, de waarheid en reinheid. Welke vorm moet de tafel zijn? De Gereformeerden hielden tegenover de Roomse Kerk vol dat in de kerk geen altaar mag staan, maar een tafel voor de bediening van het Avondmaal. Het heiligdom is voor een Gereformeerde daarboven, waar Christus Jezus, nadat Hij alles volbracht had, is ingegaan. Daarboven is het altaar der verzoening en het reukaltaar der gebeden. Daarboven is Christus, die als de enige Hoogepriester het altaar in het heiligdom bedient. En daarom is er op aarde, in de kerk, geen priester en geen altaar meer, geen onbloedig offer is nodig om den weg naar het hemelse heiligdom te banen en de verzoening van Christus in stand te houden of van kracht te doen zijn, want met die ene offerande heeft Christus in eeuwigheid volmaakt die door hem tot God gaan. En juist daarom gedenken wij ook, aan het Avondmaal aangezeten, de grootheid van de verzoening van Christus, om daar door onze God te worden gesterkt in het geloof, en te roemen in het heil door onze Zaligmaker verworven. Met het oog op de instelling van het Heilig Avondmaal moet ten behoeve van dat feestmaal der verlossing de tafel in het midden van de gemeente worden aangericht, en wel zo dat zij geheel ingericht zij zoals dit bij een eenvoudig feestmaal past, dat de tafel bedekt zij met een wit kleed (dat door zuivere blankheid het oog weldadig aandoet) dat de offerbussen op de tafel staan om de gaven voor de armen te ontvangen. De tekenen van brood en wijn zijn aanwezig, dat het brood op de schaal gereed ligt om voor de ogen van de hele gemeente gebroken te worden en dat de wijn in de schenkkan wordt ingeschonken in de bekers voor de ogen van de hele gemeente. De vorm van de tafel en de wijze van inrichting moet naar de plaatselijke omstandigheden worden geschikt, mits maar in acht genomen wordt, dat de tafel en de inrichting in overeenstemming is met de waardigheid en de betekenis van het Avondmaal. In de gemeente Lopik zetten we de tafel in een soort vierhoek, voor in de kerk, onder de preekstoel (met het geopende Woord), met aan één kant een opening om de schalen en drinkbekers terug te
zetten voor het gereedmaken van de volgende tafel. De avondmaalskleden. De kleden zijn wit en zijn veelal van witte damast met ingeweven symbolen van Christus, van brood en de wijn, respectievelijk de vis, aren en druiven. Er zijn verschillende soorten damastlinnen, die gebruikt worden, met verschillende symbolen er in geweven. In veel kerken wordt gebruikt gemaakt van damast. ,,Voor tafelgoed leent zich een damastweefsel heel goed, zeker als het geweven is van linnen. De natuurlijke mooie glans ontstaat door de hoekige vorm van de vezel. De weerkaatsing van het opvallende licht geeft een prachtig effect.’’ De oude avondmaalskleden die we in de Hervormde gemeente van Lopik gebruikte, hebben een “Brabants motief”, hoe oud ze zijn is niet bekend, maar ouder dan 50 jaar zijn ze zeker. Op de oude avondmaalskleden staan als ingeweven symbolen de druif en de tarwe aren, symbolen die passen bij het heiligavondmaal.
Druiventros en tarwe aren symbolen op de oude avondmaals kleden.
De nieuwe avondmaals kleden zijn langs de randen voorzien van een patroon van aaneengesloten druivenranken. Met aan één kant de naam van onze kerk en het jaartal. “ HERVORMDE GEMEENTE VAN LOPK 2011” De druivenranken symboliseert wat Jezus zelf heeft gezegd in Joh. 15.
Druivenranken symbolen op de nieuwe avondmaals kleden.
De avondmaals kleden zoals ze uit de originele doos komen.
De betekenis van het witte kleed over het brood en de wijn. Het avondmaalskleed, dat altijd over het brood en de wijn ligt heeft een bepaalde betekenis. Het is niets geheimzinnigs. Er ligt iets onder verborgen, ook al weet je natuurlijk wel wat. Maar wat heeft dat witte kleed nu voor zin? Waarom zijn het brood en de wijn in het begin verborgen? Heeft dat iets met hygiëne te maken? Thuis doen we ook geen kleed over het brood en de melk voordat we gaan eten? Het antwoord kan gevonden worden in Exodus 16 : 13 en 14. Daar gaat het over de dauw
in de woestijn. Rond de legerplaats van Israël was elke morgen een laag dauw te zien. En als die dauw opgetrokken was: “zie, daar lag over de woestijn iets fijns, iets schilferachtigs, fijn als het rijm op de aarde”. Dat was manna! Brood uit de hemel. Daar verwijst dat witte kleed op de avondmaalstafel ook naar. Het verwijst naar de dauw in de woestijn. Daarom heeft het weghalen van die kleden niets met vouwkunst te maken. Dat de predikant laat zien, hoe goed hij kleden kan opvouwen. Maar het is telkens weer een herontdekking van de hemelse gaven. Zoals in de woestijn de dauw optrok, zo wordt nu het kleed weggenomen, en de hemelse gaven worden zichtbaar: Het brood des levens. Het wonder van boven, eten voor onderweg, proviand voor onze reis door het leven. “Gij zijt het brood van God gegeven, de spijze van de eeuwigheid; Gij zijt genoeg om van te leven voor iedereen en voor altijd; Gij voedt ons nog, o hemelsbrood, met leven midden in de dood”. Na het Avondmaal hoeven die kleden dus niet opnieuw uitgespreid te worden. Het hoeft niet meer bedekt te worden, wat God geopend heeft. Het Avondmaal zit vol symboliek. Dat begint al met de tekenen van brood en wijn, die heen wijzen naar het volbrachte werk van Christus. Gebruikte materiaal: Punt 1. Studie van Ds. Kruithof K., mei 2009, avondmaal (inleiding voor de wijkavonden 2009-2010). Punt 2. Bouwman, H., Gereformeerd Kerkrecht II, Het recht der kerken in de practijk, 1934, dit werk is gedigitaliseerd door mw. J.H. Berghuis-Baarspul te Slochteren. Serie artikelen over Maarten Luther van emeritus Ds. Kroes P., Luther XIII - Het heilig avondmaal. Punt 3. Van der Linde, s., Het licht schijnt in de duisternis (Gedenkboek bij het 350-jarig bestaan der Nederlandsche Hervormde Gemeente van Lopik en Cabauw (1590-1940), 1940, Eerste druk. Punt 3. W. van ’t Spijker, “Het klassieke avondmaalsformulier”, in: Bij brood en beker, Goudriaan 1980. 1980. Punt 4. Bouwman, H., Gereformeerd Kerkrecht II, Het recht der kerken in de practijk, 1934, dit werk is gedigitaliseerd door mw. J.H. Berghuis-Baarspul te Slochteren. Punt 5. Ds. Troost en ds. Mantel, uit het Huizer Kerkblad van vrijdag 11 juni 2010.