Voorbereidende nota overleg VVSG en minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet 19.01.2012 Overleg 3 Verenigingen van steden en gemeenten en minister Milquet
Inhoud 1 Politie ........................................................................................................................................ 2 1.1 Copernicuspremie .............................................................................................................. 2 1.2 Gevolgen pensioenhervorming voor lokale politie ............................................................. 2 1.3 Uitvoering arresten Raad Van State periode 2002-2009 ivm bijkomende federale toelage ................................................................................................................................................. 2 1.4 Financieringswet politie ..................................................................................................... 3 1.5 Lokale politiezones als werkgever betrekken bij personeelstatuut .................................... 4 1.6 Vereenvoudiging tuchtstatuut van de politie en functionele verloning............................... 4 1.7 Werking loonmotor ............................................................................................................. 4 1.8 KB „betaalpolitie‟ ................................................................................................................ 4 1.9 Samenstelling Adviesraad voor burgemeesters ................................................................ 5 1.10 Gemeenschapsgerichte basispolitiezorg ......................................................................... 5 1.11 Werking zonale structuren - Samenhang gemeentedecreet – Wet op de geïntegreerde politie ........................................................................................................................................ 5 2 Veiligheid en preventie ............................................................................................................. 5 2.1 Lokaal preventiebeleid en integraal veiligheidsbeleid ....................................................... 6 2.2 Hervorming van de gemeentelijke administratieve sancties ............................................. 8 3 Civiele veiligheid ....................................................................................................................... 8 3.1 OPZ+ als opstap naar de definitieve hulpverleningszones ............................................... 8 3.2 Brandweerstatuut ............................................................................................................. 10 3.3 Project 112 ....................................................................................................................... 10 3.4 ASTRID ............................................................................................................................ 11 3.5 Opleiding .......................................................................................................................... 11 3.6 Dringende geneeskundige hulpverlening ........................................................................ 12 3.7 Financiering ..................................................................................................................... 12 4 Noodplanning ......................................................................................................................... 13 4.1 Lokale noodplanning ........................................................................................................ 13 4.2 Nucleaire transporten ...................................................................................................... 14 4.3 Crisiscommunicatie .......................................................................................................... 14
Nota overleg minister Milquet 19 januari 2012 - 1/14
1 Politie 1.1 Copernicuspremie Volgens een berekening van het kabinet Binnenlandse Zaken ( 2010) betekent het uitbetalen van de Copernicuspremie dit een bijkomende kost van in totaal 371 miljoen euro. Ongeveer 108 miljoen euro voor de federale politie (ongeveer 9500 politieambtenaren) en 263 miljoen euro voor de lokale politie (ongeveer 28000). Vele gemeenten en burgemeesters hebben de VVSG laten weten dat dit een zeer zware meerkost zou betekenen voor de gemeenten indien deze premie zou betaald moeten worden. Dit zal onvermijdelijk ten koste van nieuwe aanwervingen gaan („minder blauw op straat‟), zware besparingen, enz…Momenteel lopen er verschillende gerechtelijke procedures tegen de lokale politiezones en de federale overheid over deze problematiek. Wat is het standpunt van de minister hierover? Wil de minister een onderhandelde oplossing? Wordt er nog een overleg gepland met de politievakbonden hierover?
1.2 Gevolgen pensioenhervorming voor lokale politie De wet van 24 oktober 2011 over de nieuwe financiering van de ambtenarenpensioenen werd op 3 november gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Zo worden alle pools bij elkaar gevoegd en zal dit leiden tot een harmonisering van de verschillende bijdragevoeten. Tegen 2016 zal de basisbijdragevoet voor alle lokale besturen –waaronder ook de politiezones 41,5% (inclusief 7,5% werknemersbijdrage) bedragen. De VVSG vraagt aan de minister om de federale sociale dotaties te verhogen omwille van deze pensioenhervorming. Want bij de hervorming in 2001 zijn 7532 exrijkswachters overgeheveld naar de lokale politie. Zowel de federale sociale dotatie 1 en 2 vormde een compensatie voor de werkgeversbijdragen en sociale bijdragen op de bezoldigingen van deze ex-rijkswachters. Nu de bijdragevoet stijgt, is het volgens ons logisch dat deze sociale dotaties ook stijgen. We stellen vast dat de federale regering beslist heeft de pensioenleeftijd te verhogen. We stellen vast dat de verstrengde leeftijdsvoorwaarden om vervroegd op pensioen te kunnen gaan niet gelden voor de leden van de geïntegreerde politie. Er is eveneens een uitzondering bepaald voor het rijdend personeel van de NMBS en de militairen (zie Wet houdende diverse bepalingen 28 december 2011 - BS 30/12/2011).
1.3 Uitvoering arresten Raad Van State periode 2002-2009 ivm bijkomende federale toelage In 2009 vernietigde de Raad van State in een aantal arresten een aantal Koninklijke Besluiten over de bijkomende federale toelage aan de lokale politiezones. Wat was het probleem? In het
Nota overleg minister Milquet 19 januari 2012 - 2/14
kader van de tegensprekelijke debatten (over de meerkost van de politiehervorming) hadden 46 Vlaamse politiezones geen 'dossier' ingediend. In het KB van 15 januari 2003 was bepaald dat de zones 'zonder dossier' slechts 25% (ipv 100%) ontvingen van het bedrag dat voor hen berekend is op basis van een aantal algemene parameters. Hun bijkomende federale toelage was dus beperkt tot 25% van de toelage die werd ontvangen door een zone die zich in dezelfde situatie bevindt maar die wel een bezwaarschrift had ingediend (zogenaamde 25% regel). 34 zones voelden zich hierdoor ongelijk behandeld en hebben in 2003 een gezamenlijk verzoekschrift ingediend bij de Raad van State om het bestreden KB te laten vernietigen. Hetzelfde hebben ze gedaan met de navolgende KB‟s. De Raad van State heeft nu de KB‟s die deze bijkomende federale toelage regelen vernietigd. De regering heeft bijkomende middelen voorzien (telkens ongeveer 3,754 miljoen euro) om de gevolgen van dit arrest uit te voeren voor de bijkomende federale toelage in 2010 en 2011. Maar voor de periode 2002-2009 is er nog geen regeling uitgewerkt. In de federale begroting is hiervoor geen budget voorzien? Wat zal de minister hiervoor ondernemen? Het Rekenhof merkt dit ook op bij zijn commentaar op de federale begroting 2012 (pagina 50): “Met betrekking tot de aanvullende dotatie toegekend aan probleemzones vernietigde de Raad van State in 2009 deels de koninklijke besluiten voor de jaren 2003 tot en met 2008. Volgens de berekeningen van de Federale Politie zou hieruit een bijkomende kost voor de federale Staat kunnen volgen van 28,2 miljoen euro, exclusief eventueel te betalen interesten. In de Ministerraad van 22 maart 2010 werd, met betrekking tot de aangepaste begroting 2010, beslist een analyse van de methode van afhandeling voor de geschiljaren 2002-2009 door te voeren en een nieuwe reglementaire ontwerptekst aan de Raad van State voor te leggen. Zoals bij zijn opmerkingen voor het begrotingsjaar 2011, merkt het Rekenhof hierbij nogmaals op dat de administratie tot op heden geen reglementaire initiatieven heeft ondernomen en hiervoor geen kredieten in de begroting 2012 werden ingeschreven. Het uitblijven van een aangepast reglementair kader leidt er mogelijks toe dat de bijkomende kost verder oploopt met nalatigheidsinteresten.
1.4 Financieringswet politie De FOD BIZA heeft de voorbije jaren 3 wetenschappelijke onderzoeken laten uitvoeren naar de financiering van de lokale politie. Een eerste wetenschappelijk onderzoek in 2009 was gefocust op de kosten van de politiezones en op het financieringssysteem. Het tweede onderzoek inventariseerde alle wettelijk opgelegde taken van de politie. Bij het derde onderzoek lag de focus op een nieuwe financieringsnorm voor de politiezones. De VVSG is al jaren vragende partij voor een evenwichtig en transparant financieringssysteem en vraagt hierbij intensief betrokken te worden. Wat gebeurt er nu met deze onderzoeken? Kan de VVSG inzage krijgen in deze 3 wetenschappelijk onderzoeken over de nieuwe financieringswet?
Nota overleg minister Milquet 19 januari 2012 - 3/14
1.5 Lokale politiezones als werkgever betrekken bij personeelstatuut Op federaal niveau wordt onderhandeld over het statuut van het personeel van de politie. De lokale politiezones treden op als werkgever voor ongeveer 28.000 personeelsleden (t.o.v. 12.000 bij de federale politie). Ongeveer 85% van de lokale politie-uitgaven zijn personeelskosten. De lokale overheden mogen sinds maart 2010 als waarnemer de onderhandelingen over het politiestatuut volgen. Maar daarnaast is de VVSG van oordeel dat aanpassingen aan het statuut (zowel via het eigen personeelsstatuut van de politie als via het sectoraal akkoord over het federaal openbaar ambt) steeds gepaard moeten gaan met een financieel effectenrapport.
1.6 Vereenvoudiging tuchtstatuut van de politie en functionele verloning Het statuut is te bureaucratisch. Er zijn teveel vergoedingen en premies: een vereenvoudiging van het statuut dringt zich op (een systeem van functionele verloning).. De minister van Binnenlandse Zaken is van plan om het tuchtstatuut te hervormen. De krachtlijnen van deze hervorming liggen al vast. De VVSG hoopt dat dit leidt tot een vereenvoudigd en werkbaar tuchtstatuut.
1.7 Werking loonmotor Sinds 1 januari 2010 gebeurt de loonverwerking voor de lokale politie via de nieuwe centrale loonmotor. De VVSG pleit ervoor dat de gebruikers – de politiezones – evalueren of de centrale loonmotor voldoet aan de lokale verwachtingen en behoeften.
1.8 KB ‘betaalpolitie’ De Wet op de Geïntegreerde Politie (WGP) bepaalt dat een gemeenteraad (voor een eengemeentepolitiezone) of een politieraad (voor een meergemeentepolitiezone) een reglement kan vaststellen om een vergoeding te innen voor opdrachten van bestuurlijke politie (bijvoorbeeld voor valse alarmen). Hiermee werd de regeling overgenomen van het artikel 233bis van de Nieuwe Gemeentewet, dat vóór de politiehervorming van toepassing was. De vergoeding kan enkel gevraagd worden voor prestaties die het specifieke en rechtstreekse belang van een particulier betreffen. Een KB moet dit allemaal regelen. De VVSG is al jaren vragende partij voor dat uitvoeringsbesluit maar volgens de beleidsnota van de minister zou het KB er nu toch komen.
Nota overleg minister Milquet 19 januari 2012 - 4/14
1.9 Samenstelling Adviesraad voor burgemeesters De VVSG stelt voor dat de wijze waarop de Adviesraad voor burgemeesters wordt samengesteld aangepast wordt. De VVSG stelt voor dat de respectieve Verenigingen van Steden en Gemeenten burgemeesters afvaardigen om in de Adviesraad te zetelen. Bovendien moet de Adviesraad voor Burgemeesters ten volle in haar rechten worden erkend. Het valt niet langer te verantwoorden dat dossiers pas op het einde van een besluitvormingsproces als een verplichte formaliteit aan deze Adviesraad worden voorgelegd. Dit biedt immers weinig mogelijkheden tot interventie en evaluatie van de beleidsmaatregelen die aan de Adviesraad worden voorgelegd. Ten slotte moet onderzocht worden of het takenpakket van de Adviesraad voor Burgemeesters in de toekomst niet uitgebreid moet worden met de regelgeving over de brandweer zodat zowel politie als brandweer aan bod komen in de adviesraad.
1.10 Gemeenschapsgerichte basispolitiezorg Verdere realisatie van een gemeenschapsgerichte basispolitiezorg die het vertrouwen van de bevolking in het veiligheidsbeleid versterkt en waarbij de lokale politie voldoende aandacht kan schenken aan de prioriteiten in het zonaal veiligheidsplan (o.a. verkeersveiligheid). De rol van de wijkinspecteur is hierbij van cruciaal belang. Daarnaast is het belangrijk dat de gerechtelijke administratieve opdrachten voor de lokale politie beperkt blijven zodat de lokale politie zich meer op zijn kerntaken kan richten.
1.11 Werking zonale structuren - Samenhang gemeentedecreet – Wet op de geïntegreerde politie Volgens het zogenaamde Vlinderakkoord blijft de organisatie van het beheer van de lokale politie (o.a. werking politieraad, politiecollege) een federale bevoegdheid. Volgens de beleidsnota wil de minister de federale eenvormigheid van de organisatie en werking van de lokale politie bevestigen. Ze wil dat doen door in de Wet op de Geïntegreerde Politie (WGP) niet meer te verwijzen naar artikelen uit de Nieuwe Gemeentewet, maar door in de WGP zelf bepalingen op te nemen. De VVSG heeft hier fundamentele bedenkingen bij: waarom kan er in de WGP niet verwezen naar de toepasselijke regionale wetgeving. Zo regelt het gemeentedecreet bijvoorbeeld de vervanging van een gemeenteraadslid. Wetende dat elke politieraadslid een gemeenteraadslid is het logisch dat een vervanging van een gemeenteraadslid en een vervanging van een politieraadslid op dezelfde regels gebaseerd is. Aangezien de organieke regelgeving van de gemeenten in de 3 gewesten verschillend is, lijkt het onmogelijk om gemeenschappelijk federale regels te bepalen die overeenstemmen met de respectievelijke regionale organieke wetgeving.
2 Veiligheid en preventie
Nota overleg minister Milquet 19 januari 2012 - 5/14
2.1 Lokaal preventiebeleid en integraal veiligheidsbeleid De nieuwe kadernota Integrale Veiligheid, het nieuwe nationaal veiligheidsplan en vooral de contacten met alle „stakeholders‟ (o.a. ook de gemeenschappen en gewesten) bieden perspectieven om te komen tot een echt integraal veiligheidsbeleid. De VVSG vraagt dat ook de lokale overheden hierbij betrokken worden zodat er zoveel mogelijk afstemming mogelijk is met de gemeentelijke realiteit en de integrale meerjarenplanningscyclus (BBC). De regering is van plan om de strategische veiligheids- en preventieplannen (SVPP) te evalueren. Ze beschouwt preventiebeleid als een prioriteit en rekent hierbij vooral op de steden en gemeenten. Daarnaast worden de strategische preventie- en veiligheidsplannen afgestemd op de Kadernota Integrale Veiligheid en op het Nationaal Veiligheidsplan. De regering zal in dat kader de lopende projecten evalueren en op basis van die evaluatie een nieuw reglementair kader goedkeuren voor 4 jaar. Dit is goed voor de stabiliteit van de lokale preventiesector en haar personeel. Maar het is merkwaardig dat het maar voor 4 jaar is als je weet dat de regering naar een federale legislatuur van 5 jaar wil evolueren. Dit biedt namelijk de mogelijkheid om alle (veiligheids)beleidsplannen die lokale besturen maken ook af te stemmen op de lokale legislatuur van 6 jaar. Op die manier kan men het integraal veiligheidsbeleid lokaal verankeren in de gemeentelijke (strategische) meerjarenplanning. De VVSG looft het initiatief van de minister van Binnenlandse Zaken om in 2012 een denkoefening op te starten om de verschillende beleidscycli zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. De VVSG pleit ervoor om alle lokale veiligheidsplannen af te stemmen op de lokale 6-jarige legislatuur, het gaat om de volgende plannen:
Het huidige zonaal veiligheidsplan met 1 jaar verlengen (tot en met 2013). Daarna ook 6 jaar: 2014 – 2019.
De SVPP na de evaluatie ook beter afstemmen op de lokale beleidscyclus door te komen tot 6-jarige plannen (2014-2019) i.p.v. de huidige 4-jaar. Tijdens de periode 2012-2013 de voorbereidingen treffen om dit te realiseren.
Het lokaal integraal veiligheidsconcept opnemen in de lokale meerjarenplanning en planningscyclus opdat ook hier synergie komt tussen het lokale en het zonale veiligheids- en leefbaarheidsbeleid.
De regering is ook van plan om de wet op de gemeenschapswachten aan te passen. Zo wil men de vorming en de bevoegdheden van de gemeenschapswachten versterken en wil men meer gemeenschapswachten op het terrein.
Nota overleg minister Milquet 19 januari 2012 - 6/14
De VVSG vraagt een oplossing voor de problemen die zich stellen met de taak van „gemachtigd opzichter‟. Sinds de opleidingsinstellingen erkend zijn en de opleiding gemeenschapswacht georganiseerd worden, komt dit probleem aan de orde. Het heeft nefaste gevolgen, veel gemeenten moeten noodgedwongen stoppen met gemachtigd opzicht te organiseren aan de schoolpoorten en gevaarlijke verkeerspunten. Door de huidige formulering in de wet wordt „iedereen die gemachtigd opzicht uitoefent in rechtstreeks of onrechtstreeks dienstverband van de gemeente‟ een gemeenschapswacht. Dit is een juridisch incorrecte cirkelredenering en een bevoegdheidsoverschrijding (PWA, mobiliteit), gezien de taak van gemachtigd al wettelijk geregeld is via ministerieel rondschrijven van 5 juli 1999 betreffende de gemachtigd opzichters. Hierin wordt de opleiding, de uitrusting en de uitoefeningsvoorwaarden voor gemachtigd opzicht geregeld. Ook gemeenschapswachten kunnen, indien ze aan deze regelgeving voldoen, gemachtigd opzicht doen. Maar daarom zijn niet alle PWA‟s of ander gelegenheidspersoneel die gemachtigd opzicht doen nu gemeenschapswachten. Deze juridisch verkeerde cirkelredenering en bevoegdheidsoverschrijding leidt er toe dat veel gemeenten stoppen met gemachtigd opzicht, wat nefast is voor de verkeersveiligheid (aan schoolpoorten). De reden hiervoor is tweeërlei: binnen het korte tijdsbestek van het PWA-contract (max 45u/maand) kunnen ze geen extra taken meer uitoefenen. Bovendien duurt de opleiding gemeenschapswacht 90 uren, dan betekent dat ze maandenlang niet meer voor beschikbaar zijn voor toezicht aan de schoolpoorten. De inhoud van deze opleiding is ook veel te ruim voor de taak van gemachtigd opzicht (voor een ouder, vrijwilliger, leerkracht die gemachtigd opzicht doet, volstaat de opleiding volgens het Ministerieel schrijven van 1999). Daarenboven zien veel gemachtigd opzichters het niet zitten om 90 uren opleiding te volgen of een uitgebreider takenpakket te krijgen en haken ze af. Voor de uitoefening van de taak gemachtigd opzichter zou het moeten volstaan om de richtlijnen van het ministerieel schrijven van 1999 te volgen. Dit zou ook moeten gelden voor de gemeenschapswachten die de taak van gemachtigd opzichter uitoefenen. Bij de aanpassing van de wet gemeenschapswachten stellen we voor dat gemeenschapswachten - zoals iedereen - de taak van gemachtigd opzichter kunnen uitoefenen als ze de opleiding-, uitrusting- en uitoefeningsvoorwaarden van het Ministerieel schrijven van 1999 volgen. Niet iedereen die de taak van gemachtigd opzichter uitoefent, is volgens de VVSG een gemeenschapswacht. De VVSG vindt het belangrijk dat de wet op de gemeenschapswachten geen stringent keurslijf wordt dat elke lokaal maatwerk onmogelijk maakt.
Nota overleg minister Milquet 19 januari 2012 - 7/14
2.2 Hervorming van de gemeentelijke administratieve sancties Het systeem van de gemeentelijke administratieve sancties wil de regering hervormen en uitbreiden. Zo wil men hogere geldboetes mogelijk maken en de leeftijdsgrens verlagen naar 14 jaar. In dat geval zal de bemiddeling in aanwezigheid van de ouder(s) of voogd verplicht zijn. Voor de bemiddelingsprocedure bij minderjarige overlastplegers wil men een duidelijk wettelijk kader bepalen. De VVSG is tevreden dat de regering rekening heeft gehouden met haar uitgebreide evaluatienota over de GAS-wet van 2010. De mogelijkheid om intergemeentelijke sanctionerende ambtenaren aan te stellen is nog een knelpunt dat moet opgelost worden.
3 Civiele veiligheid 3.1 OPZ+ als opstap naar de definitieve hulpverleningszones Volgens de beleidsnota van minister Milquet wil men begin 2012 starten met het toekennen van rechtspersoonlijkheid aan de prezones (OPZ+) en idealiter begin 2013 met de oprichten van de hulpverleningszones. De lokale besturen werken nu reeds 2 jaar met operationele prezones (OPZ). Dit zijn samenwerkingsverbanden tussen verschillende gemeenten, opgedeeld volgens de grenzen van de toekomstige hulpverleningszones, voor het beheer van een federale subsidie. De opvolger van deze OPZ‟s zou de OPZ+ worden. Deze prezone zou rechtspersoonlijkheid krijgen en een dotatie vanuit de federale overheid in plaats van een subsidie. Voor deze dotatie zou er een koninklijk besluit komen wat meer garanties moet bieden aan de lokale besturen voor het recurrent karakter van de middelen. Echte garanties zijn dit echter nooit omdat de federale overheid steeds kan beslissen de beschikbare kredieten te schrappen van de begroting. Er is een probleem met de timing. De oprichting van de OPZ+ vraagt een wetswijziging en dus goedkeuring door het parlement. Verwacht wordt dat dit pas afgerond zal zijn tegen april. Daarnaast zal de OPZ+ bestuurd worden door een zoneraad waar elke burgemeester van de zone van rechtswege lid is. Dit is een probleem gezien dit zal gebeuren in volle gemeenteraadsverkiezingen. Burgemeesters in volle verkiezingscampagne zullen niet steeds bereid zijn veel tijd te investeren in deze vergaderingen, vooral ook omdat zij niet zeker weten of ze in oktober nog burgemeester zullen zijn. Zij kunnen ook geen beslissingen nemen die gevolgen kan hebben voor het volgende bestuur. Zou het niet beter zijn om de inwerkingtreding van de OPZ+ uit te stellen naar 1 januari 2013? 2012 geeft aan de FOD Binnenlandse Zaken (BiZa) en aan de lokale besturen een heel jaar om zich voor te bereiden. Projecten van de vorige OPZ‟s kunnen dan ook verder gezet worden.
Nota overleg minister Milquet 19 januari 2012 - 8/14
Binnen een aantal OPZ‟s werd beslist om de contracten van de coördinatoren tijdelijk te verlengen, in afwachting van een vervolgverhaal, en dus te prefinancieren. Zullen deze gemeenten hun geld nog terug zien? Daarnaast staan er in de ontwerpen een aantal doelstellingen zoals de verplichting om 50% van de dotatie te besteden aan de aanwerving van extra personeel en de vereiste om te starten met de harmonisatie van de personeelsstatuten binnen de prezone. Het aanwerven van extra personeel mag geen doelstelling op zich zijn maar eerder het gevolg van een andere doelstelling. Een andere doelstelling is de harmonisatie van de statuten binnen de zone. Nu reeds starten met een harmonisatie dreigt op termijn een zeer dure aangelegenheid te worden. Hier dreigt men te eindigen met een opbod naar een zeer duur statuut. De FOD BiZa zou bereid zijn deze doelstelling te laten vallen. Het lijkt ook aangewezen dat de FOD BiZa met een stappenplan duidelijke informatie verschaft aan de lokale besturen wat zij dienen te doen in voorbereiding naar de OPZ+. De vorige OPZ‟s werden geconfronteerd met veel onduidelijkheid over de goedkeuring van hun beleidsplannen. Deze procedures moeten vereenvoudigd worden. De FOD BiZa heeft al laten weten dat er vooral ingezet zal worden op een controle achteraf. Volgens de ontwerpteksten moet de coördinator van de OPZ+ een gedetacheerd officier zijn. Waarom moet dit een brandweerofficier zijn? Er bestaan voorbeelden van OPZ‟s waar succesvol wordt samengewerkt met niet-brandweerpersoneel. Dit moet mogelijk blijven. De oprichting van definitieve hulpverleningszones begin 2013 vraagt nog een heleboel uitvoeringsbesluiten waarvan sprake in de beleidsnota. Het nieuwe federale brandweerstatuut is daar één van. Het lijkt ons niet echt realistisch om te stellen dat deze besluiten binnen het jaar klaar zullen zijn. Is het raadzaam nog in 2012 te starten met de OPZ+ (gezien wetswijziging en gemeenteraadsverkiezingen)? Doelstellingen zoals verplichte aanwending van 50% van de dotatie aan nieuwe personeel en de harmonisatie van de statuten binnen de prezone zijn geen goede doelstellingen. De start van de definitieve hulpverleningszones in 2013 is volstrekt onrealistisch. Elke maatregel over de brandweerhervorming moet budgetneutraal blijven voor de lokale besturen. Wij herinneren de minister aan de afspraak dat we moeten evolueren naar een 50/50-kostenverdeling tussen de lokale besturen en de federale overheid, zoals voorzien in de wet van 15 mei 2007.
Nota overleg minister Milquet 19 januari 2012 - 9/14
3.2 Brandweerstatuut De regeling voor de arbeidstijd is misschien één van de meest belangrijke punten voor het nieuwe brandweerstatuut omdat dit zeer belangrijke gevolgen kan hebben voor de betaalbaarheid van de brandweerdiensten. Bij een zeer strikte toepassing van de arbeidstijdwet van 2000 zullen er veel meer brandweerpersoneel nodig zijn om eenzelfde service te kunnen blijven bieden. De beleidsnota spreekt nu van een „volledig specifiek stelsel‟. De vrijwillige brandweerlieden zijn uitgesloten van de arbeidstijdwet. Toch is er door een aantal vonnissen een discussie ontstaan of dit wel houdbaar is. De administratie heeft vorig jaar een ontwerpregeling uitgewerkt. Dit ontwerp betekende echter onder andere een zeer grote meerkost voor gemeenten met een vrijwilligerspermanentie. Zal de minister hetzelfde ontwerp hernemen? Het regeerakkoord spreekt van een herwaardering van de brandweervrijwilliger. Dit lijkt eerder een bedreiging voor de brandweervrijwilliger. 23 december heeft de regering beslist het stelsel van het Verlof Voorafgaand aan Pensioen (VVP) voor zes maanden te verlengen voor het personeel van de Civiele Bescherming. In de beleidsnota staat onder het hoofdstuk „hervorming van de civiele veiligheid‟ dat deze verlenging toelaat om „over een eventuele aanpassing te beslissen‟. Slaagt deze passage enkel op de Civiele Bescherming of ook op de brandweerdiensten? De VVSG is voorstander van een uitdoving van dit stelsel voor de brandweer. Het regeerakkoord spreekt voor het brandweerstatuut enkel van het oplossen van dringende problemen zoals de pensioenproblematiek en de arbeidstijden. ^ Sinds de inwerkingtreding van het Gemeentedecreet is er onduidelijkheid ontstaan over welke wetgeving (Gemeentedecreet of NGW) van toepassing is op het beroepsbrandweerpersoneel. Deze beslissing werd, in afwachting van een federaal brandweerstatuut, steeds door de federale overheid voor zich uit geschoven. Gezien het federale brandweerstatuut nog niet voor morgen zal zijn is het misschien aangewezen dat de organieke decreten van gemeenten van toepassing wordt verklaard op de brandweerdiensten. Het laatste ontwerp over arbeidstijden voor vrijwilligers is onaanvaardbaar voor VVSG. De VVSG vraagt een uitdoving van het systeem van het VVP en zeker geen verlenging zoals voor de Civiele Bescherming. De VVSG vraagt betrokken worden bij de totstandkoming van het nieuwe brandweerstatuut.
3.3 Project 112 In 2011 is gestart met de eerste fase van de federalisering van de gemeentelijke 100aangestelden waarbij dit personeel gedetacheerd of ter beschikking gesteld wordt van de FOD Binnenlandse Zaken. In 2012 zal het niet-brandweerpersoneel overgeplaatst worden naar de
Nota overleg minister Milquet 19 januari 2012 - 10/14
FOD en zal in principe het statuut van het rijkspersoneel op hen worden toegepast. Het operationeel brandweerpersoneel blijft gedetacheerd. Een tweede aspect van het project 112 is het samenbrengen van de hulpcentra 100 en de CIC‟s101 naar eenzelfde locatie. Dit is al, met de nodige moeilijkheden, gerealiseerd in Gent en Leuven. Deze „zogenaamde‟ migratie wordt verder gezet. De beleidsnota is hier zeer voorzichtig. Het succes van de migratie is, volgens de beleidsnota, afhankelijk van de beschikbaarheid van lokalen, het omzetten van de provinciale gegevens naar het nieuwe materiaal, de beschikbaarheid van de leveranciers en de opleiding van de aangestelden. De FOD Binnenlandse Zaken moet alles in het werk stellen om een voldoende aantrekkelijk voorstel uit te werken voor de federalisering van het gemeentepersoneel. De betrokken steden zullen immers niet in staat zijn deze personeelsleden een gelijkwaardig alternatief voor te stellen. Voor er sprake kan zijn van een verdere migratie van de andere 100-centrales moet eerst de werking van de al gemigreerde 100-centrales te Leuven en Gent verbeterd worden. Er gebeuren nog steeds teveel fouten met de aansturing van de hulpdiensten.
3.4 ASTRID Er moet gestreefd worden naar een oplossing voor de indoor-dekking van het radiocommunicatiesysteem ASTRID. In het regeerakkoord staat vermeld dat het management en de financiering van ASTRID „nader bepaald zal worden‟. Hiervan is niets terug te vinden in de beleidsnota. ASTRID is alles behalve goedkoop voor de lokale besturen. Het is dan ook niet aanvaardbaar dat dit systeem nog steeds niet voldoet aan de noden van de brandweerdiensten. Welke maatregelen wil de minister nemen om de indoor-dekking van het systeem te verbeteren? Welke maatregelen zal de minister nemen voor een betere betrouwbaarheid van het systeem tijdens crisissen en het paging-systeem.
3.5 Opleiding Het Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid (KCCE) is bezig met het uitwerken van een masterplan voor de opleiding van de brandweer. De vernieuwde opleiding voor brandweerman is hiervan de eerste concrete realisatie. Dit betekende enerzijds een grondige herziening en modernisering van de cursus, maar anderzijds ook een toename van de opleidingsuren die dienen gevolgd te worden (van 90 uren naar 130uren). Voor de vernieuwde cursus sergeant spreekt men in het masterplan van een mogelijke toename van 70 uren naar 300 uren. Dit zal zijn gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van het beroepspersoneel op
Nota overleg minister Milquet 19 januari 2012 - 11/14
de werkvloer maar vooral voor de brandweervrijwilligers zal het zwaarder worden om een dergelijke opleiding te combineren met hun normale dagtaak. Het KCCE werkt wel aan maatregelen om deze druk te verminderen door mogelijkheden te voorzien zoals zelfstudie of cursussen op het internet. Voor de brandweerofficieren wordt gewerkt aan een centralisering van hun opleiding in vermoedelijk één of twee aparte scholen. Ook hier voorziet het masterplan in een toename van de opleidingsuren waardoor het voor vrijwilligers veel moeilijker zal zijn om in de toekomst officier te worden. Een verhoging van de opleidingseisen betekent ook een verhoging van de kosten voor de brandweerscholen. Welke middelen kan de minister hier tegenover stellen om te garanderen dat de opleidingskosten voor de lokale besturen niet stijgen? Het masterplan opleiding moet rekening houden met de brandweervrijwilligers. Zij moeten alle kansen krijgen om de nodige opleidingen te volgen zodat zij, ook in de toekomst, toegang krijgen tot alle graden.
3.6 Dringende geneeskundige hulpverlening De FOD Volksgezondheid bereidt nu al geruime tijd een hervorming van de dringende geneeskundige hulpverlening voor (ziekenwagens, PIT en MUG). Zij wil onder andere werk maken van nieuwe normen voor ziekenwagendiensten en nieuwe opleidingsvereisten voor de ambulanciers. Gezien de gemeentelijke brandweerdiensten de meerderheid van de ambulancediensten organiseren zijn zij hier zeker betrokken partij. Vooral als deze hervorming een zeker financieel prijskaartje zal hebben en het werken met vrijwilligers dreigt te belemmeren. Deze hervorming wordt enkel vermeld in de beleidsnota van de minister van Volksgezondheid, Laurette Onkelinx. In de beleidsnota van minister Milquet staat hierover niets. Gezien de betrokkenheid van de brandweerdiensten is de totale afwezigheid van betrokkenheid van BiZa en van steden en gemeenten niet te verantwoorden. Wat is de houding van de minister hierover?
3.7 Financiering Over het zoeken naar bijkomende financiering, zoals het regeerakkoord vermeld, is niets van terug te vinden. Nochtans hebben de parlementsleden beslist een initiatief van de minister af te wachten al extra financiering via de verzekeringsmaatschappijen.
Nota overleg minister Milquet 19 januari 2012 - 12/14
Er is ook nog geen duidelijkheid over nieuwe regels voor de provinciale herverdeling van de kosten van de centrumgemeenten. De laatste eindafrekeningen dateren ondertussen van 2006. De begroting voorziet nog steeds 1 miljoen euro voor een recruteringscampagne van brandweervrijwilligers. Deze post was vorig jaar ook voorzien maar hier is niets meer gebeurd. De VVSG vraagt een lange termijnplanning voor de verdere uitwerking van de brandweerhervorming met daaraan gekoppeld een financiële prospecties. Financiële zekerheid is voor de lokale besturen zeer belangrijk. Er moet een spoedige oplossing komen voor de herverdeling van de brandweerkosten via de provincies. Deze hebben ondertussen reeds minstens 6 jaar achterstand. Hierdoor missen sommige centrumsteden heel wat inkomsten. Elke maatregel inzake brandweer moet budgetneutraal blijven voor de lokale besturen. Wij herinneren de minister aan de afspraak dat we moeten evolueren naar een 50/50kostenverdeling tussen de lokale besturen en de federale overheid.
4 Noodplanning 4.1 Lokale noodplanning Het Crisiscentrum zal de oprichting van een “Onderzoeksraad voor de Veiligheid” verder onderzoeken. De bedoeling van deze onderzoeksraad is om, zoals de Nederlandse Onderzoeksraad voor de Veiligheid, in alle onafhankelijkheid incidenten te onderzoeken en beleidsvoorstellen te doen voor een betere crisisbeheersing. Onder andere het aspect van de aansprakelijkheid moet nog verder uitgewerkt worden. Hoe kan men garanderen dat Justitie de verklaringen, gedaan in het kader van het onderzoek door de Onderzoeksraad, niet kan gebruiken in haar strafrechtelijk onderzoek? Er komen ook twee onderzoeken naar de precieze rol van de burgemeesters in het crisisbeheer en over de opvolging van slachtoffers in de fase van het herstel. Er wordt verder gewerkt aan de uitvoering van de nationale noodplannen (nucleair, overstromingen, CBRN (Chemische, Biologische, Radiologische en Nucleaire bedreigingen), epizoötieën (oa vogelgriep, A1H1), luchtvaart, grote elektriciteitspanne). Het gaat hier vooral over het invoeren van leassons learned en over het uitwerken van de interne procedures voor het Crisiscentrum zelf en voor de betrokken actoren. Het noodplan voor overstromingen moet nog verschijnen in het Staatsblad. Er wordt nog gewerkt aan het noodplan voor grote elektriciteitspannes. Het gaat hier vooral over het beperken van de gevolgen voor de bevolking tijdens een grote elektriciteitspanne.
Nota overleg minister Milquet 19 januari 2012 - 13/14
Op dit moment bestaan er op het terrein grote verschillen op het lokale niveau naar concrete uitwerking in de noodplanning. Het Crisiscentrum wil werken aan een betere afstemming/harmonisatie van de lokale noodplanning. Het rampenfonds wordt geregionaliseerd. Wat dit concreet betekent voor de lokale besturen is onduidelijk. De beleidsnota brengt hier nog geen duidelijkheid. De VVSG vraagt ook een nauwe samenwerking met de provincies en het Crisiscentrum.
4.2 Nucleaire transporten Gezien de heisa van vorig jaar over de nucleaire transporten lijkt het een gemiste kans dat het FANC, in samenwerking met het Crisiscentrum, niet zal werken aan een betere informatiedoorstroming over deze transporten naar de burgemeesters en de ambtenaren noodplanning. Er zijn vorig jaar al een aantal maatregelen getroffen, met name de informatieronde door de gouverneurs. Het is spijtig dat deze maatregelen niet structureel ingebed worden en dat er geen verbeterde informatiedoorstroming komt naar de burgemeesters en de ambtenaren noodplanning.
4.3 Crisiscommunicatie Het Crisiscentrum werkt samen met Volksgezondheid aan een Contactcenter voor slachtofferinformatie tijdens crisissen. De gemeenten zullen de mogelijkheid aangeboden krijgen om gebruik te maken van de diensten van een firma die binnen een bepaalde tijdspanne een telefooncentrale kan oprichten voor het beantwoorden van vragen in verband met slachtoffers. Het Crisiscentrum werkt, naar aanleiding van Pukkelpop, aan een plan voor een betere inzet van communicatiemiddelen tijdens crisissen. Hier zal gebruik gemaakt worden van de sirenes, vaste telefoon, sms en cell broadcast. Met cell broadcast kan onmiddellijk een bericht gestuurd worden aan alle gsm‟s in een welbepaalde zone, zelfs als alle netwerken overbelast zijn. Ook de mogelijkheden van sociale media worden hierbij bekeken. Daar zal vooral gekeken worden naar de leidraad van Kortom „Gebruik van sociale media in crisissituaties‟.
Nota overleg minister Milquet 19 januari 2012 - 14/14