Scriptiecursus: werkcollege 4
Voorbeeld van een tekstplan als voorbereiding op het schrijven van een eerste versie INLEIDING Welzijn van dieren in bio-industrie Waarover wordt wel gesproken? leefomstandigheden zorgen consument Waarover niet? methoden om welzijn te meten Voor wie belangrijk? dierenarts Waarom belangrijk? welzijn
ziektegevoeligheid productiviteit
Voorbeeld? Conclusie? belangrijk om welzijn te kunnen beoordelen Inhoud paper? definities welzijn verschillende meetmethoden beoordelen KERN Definities welzijn Welke? (1) ethologie syllabus: gedrag aanpassen aan bepaalde (2) Commissie Veehouderij: redelijke harmonie Nadelen van deze definities? niet eenduidig Hoezo? (1) 'bepaalde' normwaarde en 'bepaalde' afwijkingen (2) 'redelijk' niet volledig Hoezo? Gevoel zit er niet in Probleem hiermee? gevoel is niet te meten Oplossing? analogiepostulaat Wat is dat? Vergelijking met gevoel mensen Wat meet men dan? anatomie fysiologie Conclusie? - Welzijn alleen indirect te meten
Scriptiecursus: werkcollege 4
meetmethoden voor welzijn Wat meet men in ethologie? abnormaal gedrag Welke vormen? stereotypieën apathisch gedrag Hoe ontstaat dat? slechte huisvesting - normaal gedrag niet mogelijk Wat meet men in fysiologie? afwijkende concentratie van stoffen verhoogde bloeddruk en hartslag Welke twee soorten meetmethoden? (1) negatieve welzijnsuitingen (2) positieve welzijnsuitingen Ad (1): negatieve welzijnsuitingen Welke zijn dat? [ethologie] (1) stereotypieën Waar veel voorkomend? bij varkens Wat zijn het? herhaalde abnormale nutteloze gedragingen Voorbeelden? Hoe werkt het? stress - endorfine aan willen maken -
(2) apathisch gedrag Wat is het? slapen, niet reageren
[fysiologie] Basis? vergelijking met dieren in natuurlijke omstandigheden Wat meet men? verhoogde concentraties adrenaline en cortisol in bloed of weefselbiopten Waar duidt dat op? stress - onwelzijn verhoogde concentraties endorfines Wat is dat? natuurlijke verdovingsmiddelen Waar duidt dat op? gestoord welzijn [verder] Wat meet men? productiegegevens bij bepaalde huisvesting Voorbeelden? hoge sterfte lage vruchtbaarheid veel ziekte lage melkproductie laag slachtgewicht slecht vlees lage ei-productie
Scriptiecursus: werkcollege 4
Waar duidt dat op? slechte toestand vee onwelzijn. Ad (2): positieve welzijnsuitingen Wat meet men? (1) wat een dier kiest Voorbeeld? (1) vloer - bedekking stal (2) voer Waarom interessant? vooral huisvestingssystemen te beoordelen; oorzaak van veel onwelzijn (2) wat een dier ergens voor over heeft Voorbeeld? op pedaaltje drukken om iets lekkers te krijgen of iets ergs te voorkomen CONCLUSIES Wat is nog onvoldoende in meting van welzijn? (1) onenigheid over definities (2) veel meer negatieve dan positieve gevoelsuitingen Twijfel? afwezigheid van onwelzijn = welzijn? (3) vaak maar één parameter gemeten Twijfel? is dat voldoende? Wat zou er verder onderzocht moeten worden? (1) welke stoffen gaan bij mensen gepaard aan positieve gevoelens? Waarom interessant? meer positieve metingen. bij dieren mogelijk (2) wat zij precies de natuurlijke gedragingen van landbouwhuisdieren? Waarom interessant? - afwijkend gedrag beter herkennen en beoordelen
Scriptiecursus: werkcollege 4
INLEIDING De laatste jaren wordt de consument steeds vaker geconfronteerd met de leefomstandigheden van productiedieren in de bio-industrie. Door deze confrontatie maakt de consument zich in toenemende mate zorgen over het welzijn van landbouwhuisdieren. Er wordt veel over welzijn gesproken maar niet over de methoden om welzijn te meten, terwijl kennis van deze methoden belangrijk is om kritisch over welzijn na te denken. Voor de dierenarts is het welzijn van dieren op vele punten zeer belangrijk. Het welzijn van dieren staat onmiddellijk in verband met de ziektegevoeligheid en de productiviteit. Een dier dat zich niet prettig voelt of slecht wordt behandeld, wordt eerder ziek, plant zich minder snel voort, groeit minder snel en produceert minder melk. Het is dus belangrijk voor een dierenarts om het welzijn of onwelzijn van dieren goed te kunnen beoordelen, daarvoor is kennis omtrent de meting van welzijn nodig. Via een literatuuronderzoek worden definities van welzijn gegeven en verschillende meetmethoden van welzijn voorgesteld. In het slotstuk worden enige conclusies getrokken en vragen voor vervolgonderzoek gegeven. Definities van welzijn Bij een onderzoek naar de verschillende meetmethoden van welzijn is het eerst nodig welzijn te definiëren. In de literatuur worden verschillende definities van welzijn gegeven. De definitie die in de ethologie-syllabus gehanteerd wordt, luidt: 'Welzijn is de toestand waarbij een dier afwijkingen van bepaalde normwaarden in zijn intern en extern milieu binnen bepaalde natuurlijke grenzen kan houden en deze afwijking kan corrigeren middels gedragingen van natuurlijke 1 aard en inspanning' . De Commissie Veehouderij heeft in 1995 welzijn als volgt geformuleerd: 'Het leven in een redelijke harmonie met de omgeving zowel uit fysiologisch als uit ethologisch oogpunt. De omgeving dient een zodanige structuur te hebben, dat zij valt bin2 nen het adaptievermogen van het dier’ . Deze twee definities definiëren welzijn nog niet eenduidig. De eerste definitie spreekt over 'bepaalde normwaarden' en 'bepaalde natuurlijke grenzen'. Deze normwaarden en grenzen zijn voor eik diersoort verschillend en niet gemakkelijk te bepalen. In de tweede definitie is de term 'redelijk' voor meer uitleg vatbaar. Een ander probleem is dat beide definities niet volledig zijn: ze laten de gevoelswereld van een dier buiten beschouwing terwijl welzijn juist een gevoel van bijv. tevredenheid inhoudt. Bij onderzoek naar welzijn kan deze gevoelswereld niet goed gemeten worden omdat een dier zich hierover niet kan uiten. Daarom wordt vaak een zogenaamde analogiepostulaat gebruikt, waarbij men op grond van overeenkomsten in anatomie en fysiologie van mens en dier er vanuit gaat dat een dier pijn heeft, zich onwel voelt of zich juist goed voelt als het bepaalde gedragingen of fysiologische parameters vertoont, die bij de mens met deze gevoelens gepaard gaan.
Scriptiecursus: werkcollege 4
Het is duidelijk dat het niet mogelijk is om welzijn precies te meten. Er kunnen alleen ethologische en fysiologische parameters bekeken worden en via het analogiepostulaat kunnen er uitspraken over het welzijn van een dier gedaan worden. Meetmethodes voor welzijn In de ethologie wordt er bij metingen naar welzijn vooral gekeken naar abnormaal gedrag, men kijkt meestal naar twee vormen van abnormaal gedrag: stereotypieën en apathisch gedrag. Vaak ontstaat abnormaal gedrag als een dier door de huisvestigingsomstandigheden niet in staat is al zijn natuurlijke gedragingen uit te voeren. De fysiologie vergelijkt concentraties van stoffen in een dier met normwaarden, sterke afwijkingen van deze normwaarden duiden op een gestoord welzijn. Verder zijn ook een verhoogde bloeddruk en hartslag een teken van stress en daarmee van onwelzijn. De meetmethoden kunnen onderscheiden worden in methoden die positieve welzijnsuitingen meten en methoden die negatieve welzijnsuitingen, dus onwelzijn meten. Metingen van negatieve welzijnsuitingen Uit onderzoek is gebleken dat veel varkens stereotypieën vertonen. Stereotypieën zijn vaak herhaalde abnormale gedragingen die schijnbaar geen nut voor het dier hebben zoals 3 stangbijten, loos kauwen, onophoudelijk drinken, staart- en oorbijten . Men gaat er vanuit dat het uitvoeren van stereotypieën een manier om met stress om te gaan, waarbij er door het dier endorfines worden aangemaakt. Een andere uiting van onwelzijn is apathisch gedrag, het dier lijkt veel te slapen en reageert nauwelijks op uitwendige stimuli zoals aanra3 ken, geluiden of de presentatie van voer . De fysiologische meetmethodes voor (on)welzijn berusten op een vergelijking tussen het onderzochte dier en een dier dat onder natuurlijke omstandigheden leeft. Er worden concentraties van adrenaline en cortisol in het bloed of in weefselbiopten gemeten. Verhoogde concentraties van deze stoffen duiden op een gestresst dier en stress wordt algemeen als teken van onwelzijn aanvaard. Een andere stofklasse die onderzocht wordt zijn de zgn. endorfines, natuurlijke verdovingsmiddelen die in de hersenen geproduceerd worden en een kalmerend effect op het dier hebben. Deze endorfines komen vooral vrij tijdens het uitvoeren van stereotypieën; het dier schrijnt zichzelf te verdoven. Dit gegeven is ook een teken 4 voor gestoord welzijn . Verder kunnen de productiegegevens van een bepaalde huisvestingsmethode onderzocht worden. Een hoge sterfte (mortaliteit), lage vruchtbaarheid (fertiliteit), veel ziekte, lage melkproductie bij melkvee, laag slachtgewicht, slechte vleeskwaliteit en lage eiproductie bij kippen duiden op een slechte toestand van de veestapel en daarmee ook op een aangetast welzijn. Metingen van positieve welzijnsuitingen Er kan door middel van keuzeproeven bijvoorbeeld gemeten worden welke stal, de een gevuld met hooi, de ander met zaagsel, het dier het meeste bezoekt. Er wordt vastgesteld aan welk voedsel en aan welke huisvesting het dier zijn voorkeur geeft. Dit onderzoek is bijzonder interessant omdat veel welzijnsaantastingen door een verkeerd huisvestingssysteem ontstaan. Het is van groot ethisch en economisch belang om op den duur een meer verant5 woorde manier van huisvesting voor landbouwhuisdieren te ontwikkelen . Een andere methode bestaat uit meting van de arbeid die een dier investeert om een bepaalde situatie te verkrijgen of juist te ontwijken. Een dier kan bijv. door een paar keer op een pedaaltje te drukken een smakelijk koekje krijgen, of een electrische schok ontlopen.
Scriptiecursus: werkcollege 4
Door te vergelijken voor welke dingen of situaties het dier bereid is het mogelijk te zien hoe 6 belangrijk iets voor een dier is . Conclusies Het is duidelijk geworden dat welzijn kan worden gemeten door meting van fysiologische parameters, het uitvoeren van gedragsmetingen en keuzeproeven. Hierbij moet echter een aantal beperkingen in het oog worden gehouden: 1. Er is nog geen sluitende definitie van welzijn gevonden. Veel onderzoekers gebruiken verschillende definities van welzijn. 2. Meting van welzijn wordt vaak gedaan door meting van zgn. negatieve welzijnsuitingen. Welzijn wordt hierbij als afwezigheid van onwelzijn gemeten. Het is de vraag of afwezigheid van onwelzijn op welzijn duidt. 3. Bij de beoordeling van een enkele parameter kan er geconcludeerd worden dat er sprake is van een normaal welzijn, terwijl welzijn uit vele onderdelen bestaat en er pas na beoordeling van alle beschikbare parameters een conclusie getrokken kan worden. Waarbij niet vergeten mag worden dat het belangrijkste onderdeel van welzijn, de gevoelswereld van het dier (nog) niet te meten is. Het blijkt dat er meetmethoden voor welzijn (met beperkingen) bestaan en er zeker meer onderzoek nodig is. Het zou interessant zijn te weten welke stoffen in het menselijk lichaam met gevoelens van vreugde, ontspanning en tevredenheid gepaard gaan. Door het analogiepostulaat toe te passen zou men door meting van deze stoffen in het dier ook positieve welzijnsuitingen kunnen meten. Ook onderzoek waarbij de natuurlijke gedragingen van landbouwhuisdieren nauwkeuriger in kaart worden gebracht, is van fundamenteel belang om gedragsafwijkingen beter te herkennen en om het belang van bepaalde gedragingen in te schatten.