in de put 1
Voorleesverhaal Die avond gaat de bel. Daan zit achter de computer. Hij hoort iemand naar de voordeur lopen en daarna de stem van Sanne’s moeder. Nieuwsgierig staat hij even later boven aan de trap. “Daan, kom je naar beneden?”, vraagt zijn moeder, “de moeder van Sanne wil ons allebei even spreken.” Daan holt de trap af en gaat naast zijn moeder op de bank zitten. De moeder van Sanne zit tegenover hen in de bruine leunstoel. Haar gezicht ziet er raar uit. Alsof ze net heeft gehuild. Ze neemt een paar slokjes uit haar koffiekopje en zegt dan: “Ik moet jullie iets heel naars vertellen. Het gaat over Sanne. Ze vindt het moeilijk om het zelf te zeggen, daarom hebben we samen besloten dat ik het jullie vertel.” Daan drukt zijn rug stevig tegen de bank. Hij trekt zijn tenen krom. “Sanne is ernstig ziek”, gaat haar moeder verder, “ze is al een paar keer naar het ziekenhuis geweest voor onderzoek en nu zeggen de dokters dat ze leukemie heeft.” De mededeling trekt als een schokgolf door Daan heen. Dat kan niet, denkt hij en hij staart Sanne’s moeder bewegingsloos aan. Maar de moeder van Sanne kijkt naar haar kopje. Daan voelt een arm om zich heen. Een tijdje zeggen ze niets. “Hoe gaat het nu verder?”, vraagt zijn moeder. ”Over een week krijgt ze haar eerste chemotherapie. Ik denk dat ze het heel fijn zal vinden als jullie dan op bezoek komen.” Daan staart haar nog steeds bewegingsloos aan. Hij voelt een por in zijn zij. “Nou, Daan?”, hoort hij. Traag beweegt hij zijn hoofd op een neer. Sanne’s moeder staat op. “Heel erg bedankt dat je het bent komen zeggen”, hoort hij zijn eigen moeder antwoorden. Ze verdwijnen door de kamerdeur. Als zijn moeder komt, staat Daan op. “Gaat ze dood?”, vraagt hij. “Nee joh, nog lang niet”, zegt zijn moeder. “Ze moet nu heel hard vechten en daarna zien we wel verder.” “Hoezo, zien we wel verder?”, zegt Daan. Hij voelt tranen achter zijn ogen prikken. “Het is kanker toch?” Zijn moeder knikt. “Dan gaat ze dood, hè?”, schreeuwt hij nu. Zijn moeder antwoordt niet en kijkt hem alleen maar aan. “Sta daar niet zo stom te staan, ze is wel mijn beste vriendin hoor!” Daan smijt een kussen naar zijn moeder, rent naar de deur en slaat die hard achter zich dicht. In een paar passen is hij boven. In zijn kamer werpt hij zich wild op zijn bed. Hij voelt de tranen over zijn wangen lopen. Sanne gaat dood, Sanne gaat dood, klinkt het in zijn hoofd. Dan zal ik voor altijd alleen zijn. Zijn lichaam schokt. Hij is nog nooit zo verdrietig geweest. Hij knijpt zijn handen in elkaar. “God, waarom doet u dit?”, bidt hij. “Laat het alstublieft niet waar zijn, alstublieft.”
2
Vooraf Dit boekje is een onderdeel van WAYtoGO, in het seizoensthema ‘Mijn leven’. Dit deel gaat over de nacht en is getiteld In de put. De totale serie bestaat uit de volgende delen:
We mogen geloven dat God ook in het donker aanwezig is. Je bent ten diepste niet alleen. God ziet je tranen en hoort je schreeuw. Dat beeld kan troostend zijn.
• • • • • • • • • • •
In dit materiaal behandelen we het thema met bouwstenen voor twee bijeenkomsten, elk met een eigen invalshoek.
Altijd bij mij – over God Ssst… – over stilte Dit ben ik – over mijzelf Frissss! – over de doop Alles is weg – over de woestijn Alles gaat vanzelf – over relaxen Lief – over liefde Pssst… – over geheimen In de put – over de nacht Alles komt goed – over de opstanding Ik zie, ik zie… – nog eens over God
Bijeenkomst 1: Au, dat doet pijn! Bijeenkomst 2: Onzichtbare aanwezigheid
Zelf bouwen aan je programma Je hoeft niet alles te doen om een compleet programma te hebben. Lees alles door en kies datgene wat bij jouw kinderen past. Let daarbij op leeftijd, kennisniveau en het type kinderen: heb je veel sportievelingen, creatievelingen, binnen- of buitenkinderen in de groep? Het is goed daar rekening mee te houden.
Dit boekje is bestemd voor leiding van kinderen tussen 8 en 12 jaar. Bij dit boekje hoort het WAYtoGO KIDS boekje In de put: een invulboekje voor kinderen zelf.
De nachtparel
Het gebruik van de Levensparels is niet noodzakelijk om het programma te volgen, maar heeft wel een grote meerwaarde. De Levensparels zijn als armband verkrijgbaar en als zelfrijgset en maken de onderwerpen van het seizoensthema ‘Mijn leven’ tastbaar.
Nacht
De zwarte parel staat symbool voor de schaduwkanten van het leven: angst, pijn, verdriet, teleurstelling en dood. Momenten waarop je God heel hard nodig hebt. Als trooster, veilige haven of hoopgever.
Het leven kan donkere momenten bevatten. Het gaat hier om situaties van angst, pijn, verdriet of dood. Je hebt het gevoel dat je in een hele donkere nacht zit. Je gelooft bijna niet dat het ooit nog licht zal worden. De nacht kan ook gevoelens van teleurstelling in jezelf inhouden. Je voelt je alleen en het donker kan dan ondraaglijk zijn.
Soms voel je God, juist in deze zware tijden, heel dichtbij. Maar misschien vraag je je juist af waar God is, omdat je zijn aanwezigheid helemaal niet meer ervaart. Toch blijft God ook in deze tijden bij je, ook al zie je dat in het donker niet. De zwarte parel is onlosmakelijk verbonden met de volgende parel: de witte parel van de opstanding. Hierdoor wordt het ook een symbool van hoop. Om bij het licht te komen, moet je soms door het donker heen gaan. De nachtparel laat zien dat donkere perioden bij het leven horen. Maar door de plek aan de Levensparelarmband laat de parel zien dat de nacht niet het laatste woord heeft. Er mag altijd hoop zijn op een nieuw begin.
Jouw schreeuw om God kan in deze periode het hardst zijn. Er kan van alles in je leven instorten, juist dan voel je de houvast van Gods veilige aanwezigheid. Het kan ook zijn dat je in het donker Gods aanwezigheid juist niet meer ervaart. Je houvast, de grond onder je voeten lijkt te zijn verdwenen. God, waar ben je? Het is niet makkelijk om over dergelijke momenten te praten, zeker niet met kinderen. Toch krijgt iedereen met deze moeilijke situaties in het leven te maken. Kinderen zien om hen heen ook nare dingen gebeuren, bijvoorbeeld een scheiding van hun ouders, de dood van een dierbaar persoon of huisdier. Of de confrontatie met ziekte, in hun omgeving of bij zichzelf.
3
1. Au, dat doet pijn! Doelstellingen van deze bijeenkomst
zitten’ betekent? Hebben ze zelf wel eens zo’n situatie gehad? Wanneer? En zijn ze toen weer uit de put gekomen? Hoe gebeurde dat dan? Hoe denken ze hoe Jozef zich gevoeld moet hebben toen hij letterlijk in de put zat? En toen hij er weer uitgehaald werd? Laat het ze vervolgens opschrijven in hun KIDS boekje en onderin de put in het KIDS boekje een tekening maken van Jozef.
• De kinderen hebben op speelse wijze ervaren wat nacht of duisternis is, en kunnen in hun eigen woorden uitleggen hoe dat voelt. • De kinderen realiseren zich dat ervaringen die pijnlijk zijn, zoals verlies of angst, ook bij het leven horen. • De kinderen realiseren zich dat hun reactie op pijnlijke ervaringen, zoals verdriet, boosheid of angst, gevoelens zijn die er mogen zijn.
4. Portretjes Tijdsduur: vijftien minuten Nodig: KIDS boekjes, potloden/viltstiften, pennen
1. Opening
Jozef was, toen hij in de put zat, erg bang. Ook zijn broer Ruben was bang, maar dan om een andere reden (hij was bang voor de reactie van zijn vader). Jakob is in het verhaal erg verdrietig, maar ook boos op zijn andere zoons. In het KIDS boekje kunnen de kinderen hierover een strip maken: laat de kinderen in de vakjes de verschillende personages tekenen en in de tekstwolkjes de tekst afmaken.
Tijdsduur: vijf minuten Nodig: grote kaars, waxinelichtjes, lucifers, zwarte kaartjes, witte potloden of pennen Steek de kaars aan en leg uit dat als je de kaars aansteekt, de bijeenkomst echt is begonnen. Vertel dat de kaars een symbool voor Gods aanwezigheid is. Geef ieder kind een zwart kaartje en vraag ze hierop iets te schrijven wat zij eng vinden of waar ze bang voor zijn. Vraag hun vervolgens het kaartje om te draaien en voor zich neer te leggen. Vraag hun ook een waxinelichtje aan te steken en op het kaartje neer te zetten. Blaas de waxinelichtjes uit, maar zet de grote kaars brandend op een veilige plek. De kaartjes kunnen de kinderen zelf opbergen.
5. Niet kwijtraken Tijdsduur: twintig minuten Nodig: tijdschriften en kranten, eventueel foto’s, knutselmateriaal, lijm Jakob was verdrietig en boos omdat hij Jozef verloren had. Hij dacht dat Jozef dood was. Iemand of iets verliezen, kan heel pijnlijk zijn. Laat de kinderen een collage maken van dingen of mensen waarvan ze niet willen dat ze deze kwijt raken met foto’s, plaatjes en het opschrijven van namen. Eén grote collage is het leukst, maar als dat niet lukt, kunnen de kinderen natuurlijk ook een kleine collage voor zichzelf maken. Tip: aan het einde kan je een kort gebed uitspreken waarin je vraagt of God bij alle kinderen wil zijn, die verdriet hebben omdat ze iemand of iets zijn kwijtgeraakt.
2. Verhaal Tijdsduur: tien minuten Nodig: bijbel Vertel de kinderen in je eigen woorden over het verhaal van Jozef in de put (Gen. 37:12-34). Jozef belandt in de put omdat zijn broers jaloers op hem zijn. Voor Jozef breekt een donkere tijd van angst en verdriet aan. In de put is hij heel erg bang voor wat er verder gaat gebeuren: gaan zijn broers hem doden of niet? Uiteindelijk wordt Jozef weer uit de put gehaald, maar hij wordt wel verkocht als slaaf. Hij zal zijn vader en broers voorlopig niet meer zien. In hetzelfde verhaal is nog meer verdriet te zien: ook de broers hebben een probleem. Ruben is bang wat zijn vader van deze gebeurtenis zal vinden. En vader Jakob is erg verdrietig: hij denkt dat de zoon van wie hij het meest hield, is omgekomen. Belicht alle genoemde personages in het verhaal.
6. Onzichtbare hulp Tijdsduur: tien tot vijftien minuten Nodig: afzetlint of stoepkrijt, eieren, blinddoek Jozef was bang en verdrietig toen hij in de put zat, maar ook later in het verhaal. Op de zwaarste momenten had hij het gevoel dat hij er alleen voor stond. Maar God was altijd bij hem. De kinderen gaan dit nu zelf ook ervaren. Zet met de linten of stoepkrijt een speelveld uit van ongeveer vijf meter lang en twee meter breed. Leg verspreid over het veld allemaal eieren op de grond. Laat één van de kinderen geblinddoekt het speelveld in de lengte oversteken. De bedoeling is dat het kind niet op de eieren trapt. Om dit te voorkomen, mag één van de andere kinderen het eerste kind helpen door, als het fout dreigt te gaan, goede aanwijzingen te geven. Wie het snelst aan de overkant is, heeft gewonnen.
3. In de put zitten Tijdsduur: tien minuten Nodig: KIDS boekjes, pennen, potloden In de put zitten… het is een bekende uitdrukking voor een situatie waarin je je niet goed voelt. Bijvoorbeeld als je ziek, bang of verdrietig bent. Weten de kinderen wat de uitdrukking ‘in de put 4
7. Afsluiting Tijdsduur: vijf minuten Nodig: grotere kaars, waxinelichtjes, lucifers Pak de grotere kaars er weer bij, die nog steeds brandt. Vraag de kinderen nog eens te lezen wat ze in het begin van deze bijeenkomst op hun zwarte kaartje geschreven hadden. Kunnen ze iets bedenken dat de situatie beter maakt? Laat hen dat in stilte op het kaartje schrijven. Spreek tot slot een kort gebed uit waarin je om hulp en kracht in deze situaties vraagt.
5
2. Onzichtbare aanwezigheid Doelstellingen van deze bijeenkomst
opschrijven. Eventueel kunnen ze de tekst nog versieren met een mooie rand of mooie letters.
• De kinderen hebben geleerd dat wanneer ze zich alleen voelen in tijden van verdriet, pijn, boosheid of angst, God erbij is. • De kinderen realiseren zich dat bang-zijn niet slecht, maar goed voor je is, omdat het je waarschuwt voor gevaar. • De kinderen hebben ervaren hoe ze zich in deze situaties tot God kunnen richten.
4. Interview Tijdsduur: twintig minuten Nodig: KIDS boekjes, pennen, kleurpotloden
Steek de kaars aan en leg uit dat als je de kaars aansteekt, de bijeenkomst echt is begonnen. Vertel dat de kaars een symbool voor Gods aanwezigheid is. Vraag de kinderen of ze wel eens iets hebben meegemaakt waarvan ze dachten dat het nooit zou lukken, maar hen uiteindelijk toch wel was gelukt. Wat was dit? En heeft iemand hen geholpen? Laat hen dit op het kaartje schrijven en dit omgekeerd voor zich neerleggen (vinden sommige kinderen de opdracht te moeilijk, maak dan duidelijk dat dat helemaal niet erg is en vraag hen dan gewoon even stil te zijn). Vraag vervolgens om een waxinelichtje aan te steken aan de grote kaars en even stil te zijn. Blaas de waxinelichtjes uit, maar laat de grote kaars branden. De kaartjes kunnen de kinderen zelf opbergen.
De leerlingen waren erg bang toen de storm opstak. Best begrijpelijk, want tijdens een storm midden op zee zitten is geen pretje. De boot zou kunnen omslaan en het schip zou met man en muis kunnen vergaan. De angst van de discipelen was dus een goede waarschuwing tegen gevaar. Deel de groep kinderen in twee groepen in. De ene helft van de groep zijn personages uit het verhaal (bijvoorbeeld één van de discipelen, Jezus, schipper enzovoorts). De andere helft bestaat uit verslaggevers. Laat de verslaggevers één van de personages interviewen met de vragen: - Wat is er precies gebeurd? - Wat vond je ervan? - Wat heb je gedaan om de situatie te veranderen? - Ben je blij met de afloop? Laat ze vervolgens in koppels (een personage en een verslaggever) aan de hand van de aantekeningen een krantenartikel schrijven over wat er gebeurd is. Laat ze ook een ‘krantenfoto’ maken door een tekening te maken van de storm op het meer.
2. Verhaal
5. Nachtexcursie
Tijdsduur: vijf minuten Nodig: bijbel
Tijdsduur: meer dan een uur Nodig: zaklampen, warme kleding, vervoer, iets lekkers te eten of te drinken
1. Inleiding Tijdsduur: vijf minuten Nodig: grotere kaars, waxinelichtjes, lucifers, kleine briefjes, pennen
Vertel in je eigen woorden het verhaal van de storm op het meer (Mat. 8:23-28). De discipelen zijn, samen met Jezus, op weg naar de overkant van het Meer van Galilea. Onderweg krijgen ze te maken met een hevige storm en de leerlingen zijn erg bang. Jezus ligt echter te slapen. Als Jezus wakker wordt, begrijpt hij niet waarom de discipelen bang zijn en hij brengt de storm tot rust. De leerlingen stonden er dus niet alleen voor, Jezus heeft hen geholpen.
Let op: deze werkvorm heeft voorbereiding nodig! Regel bijvoorbeeld vervoer en zorg dat de kinderen warme kleding aan hebben. Aan de slag zijn met het thema ‘nacht’ kan natuurlijk eigenlijk niet zonder een nachtexcursie. Organiseer als het goed donker is een nachtwandeling door het bos en maak deze met z’n allen. Begin met een kleine rondvraag over de verwachtingen van de kinderen: denken ze dat ze het eng gaan vinden? Of niet? Zorg na de nachtwandeling voor iets lekkers te eten en te drinken, en praat nog even na over de wandeling: Vonden ze het leuk of vonden ze het stiekem toch wel heel eng? Of vonden ze het juist minder eng dan verwacht? Hoeveel konden ze nog zien in het donker? Konden ze ver zien in het bos? Konden ze zien waar het pad was? Zagen ze het einde van het bos? Zo niet, betekent dat als iets niet te zien is, het er ook niet is? Denken ze dat het zo ook bij God kan zijn? Dat ze hem (in donkere tijden) niet zien, maar dat hij er toch is?
3. Help mij als ik roep… Tijdsduur: tien minuten Nodig: KIDS boekjes, pennen, knutselmateriaal De leerlingen zijn erg bang, omdat het zo hard stormt. Zijn de kinderen zelf ook wel eens bang of verdrietig? Waarom? Wat doen ze dan om minder bang of verdrietig te worden? De discipelen riepen Jezus om hulp. Ook wij kunnen God om hulp roepen door te bidden. Doen de kinderen dat wel eens, als ze bang of verdrietig zijn? Waarvoor bidden ze dan? Laat hen een gebedje bedenken om te bidden als ze bang of verdrietig zijn en dit in hun KIDS boekje 6
6. Angstige types Tijdsduur: tien minuten Nodig: briefjes met daarop verschillende angsten (hoogtevrees, bang voor spinnen, bang om naar buiten te gaan, bang om vies te worden, bang voor onweer enzovoorts) Geef ieder kind (behalve één) een briefje met daarop een bepaalde angst. De kinderen moeten deze angst uitbeelden. Eén kind is de ‘zoeker’. Noem één van de angsten. De taak van de ‘zoeker’ is om zo snel mogelijk die angst te vinden. Als het klopt, kan de volgende ‘angst’ genoemd worden. Ga zo door totdat alle angsten gevonden zijn. Tip: tijdens het spel kunnen ook nieuwe zoekers worden aangewezen. 7. Sluiting Tijdsduur: vijf minuten Nodig: grotere kaars, waxinelichtjes Pak de grotere kaars er weer bij, die nog steeds brandt. Herinner de kinderen aan wat ze aan het begin van de bijeenkomst hebben geschreven en leg uit dat in donkere momenten God altijd bij je is, zelfs als ze dat op zo’n moment niet voelen. Vraag dan de kinderen hun waxinelichtje aan te steken aan de grotere kaars en nog even stil te zijn. 8. Plakken Na afloop van de tweede bijeenkomst deel je aan alle kinderen uit je groep de sticker van de nachtparel uit. De kinderen kunnen die in het daarvoor bestemde vakje op de kaft van hun boekje plakken. Iedereen mag z’n eigen boekje mee naar huis nemen. Er staan nog een paar opdrachtjes in om alleen te doen. Wijs ze daarop. Vertel ze dat ze niet moeten vergeten hun mooie boekjes thuis te laten zien. Als alle opdrachtjes af zijn, kan het boekje thuis in de speciale bewaarmap.
Colofon Tekst Irma Pijpers-Hoogendoorn Voorleesverhaal Gesineke Veerman Eindredactie Astrid Damstra Illustratie Egbert Koopmans Foto Freek Visser Vormgeving Dog and Pony, Amsterdam Realisatie Robin Sala, Utrecht Druk Drukkerij Libertas Bunnik Materiaal bestellen www.jop.nl/winkel,
[email protected], (030) 880 17 24 7
© JOP, 2009
JOP, de jeugdorganisatie van de Protestantse Kerk, is in de eerste plaats een beweging van, door en voor kinderen en jongeren in en rond de Protestantse Kerk. JOP wil hun de ruimte en mogelijkheden bieden om op eigen wijze uiting te kunnen geven aan wat geloven voor hen betekent, door middel van evenementen en andere bijeenkomsten, materialen en internet. Deze beweging bestaat uit KIDS (8 tot 12 jaar) en YOUNG (12 tot 22 jaar). Met COACH ondersteunt JOP zowel begeleiders van deze kinderen en jongeren, als de gemeente als geheel, door middel van materialen, training en korte en langlopende adviestrajecten. (030) 880 15 03 |
[email protected] | www.jop.nl | Postbus 8504 | 3503 RM Utrecht