Programmalijn Vmbo-mbo-hbo doorlopende leerlijnen Noordoost-Brabant Ambitie De ontwikkeling van de doorlopende vakmanschapsroute vmbo-mbo voor niveau-2/3 mbo; en/of De ontwikkeling van arbeidsmarktrelevante mbo-techniek opleidingen niveau-4 via de technologieroute; De verwachte gekwantificeerde resultaten van beide routes; De betrokkenheid van/aandacht voor verschillende relevante doelgroepen (docenten, meisjes, allochtonen, etc.) in het plan.
Ambitie Zoals aangegeven in de bovenliggende regiovisie willen we via het programma Toptechniek in Bedrijf in de tripelhelix onderwijs, overheid en bedrijfsleven binnen de regio Noord-Oost Brabant een duurzame samenwerkingsstructuur opzetten voor het versterken van de technische opleidingen in de Vakmanschaps- en Technologieroute. Hierbij ligt de focus op: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
7.
Macrodoelmatigheid: geleidelijke afstemming van het opleidingsaanbod naar volume op toplocaties, in samenspraak met arbeidsmarktpartijen met betrekking tot dat volume Intensieve uitwisseling met het bedrijfsleven ten behoeve van professionalisering van docenten Samenwerking tussen bedrijfsleven en verschillende onderwijsinstellingen ten behoeve van het onderling beschikbaar stellen van faciliteiten (transfer netwerk) Doorlopende leerlijn in een Koninklijke route tot en met het HBO vanuit de technologieroute Aantrekkelijk en krachtig onderwijs met extra aandacht voor Bèta-talent Het oplossen van knelpunten in de samenwerking V/MBO, inzake overdrachtsniveaus, roosterafstemming en onderlinge uitwisseling van docenten of studenten om tot een werkelijk geïntegreerde vmbo-mbo route te komen, mogelijk in combinatie met door OCW geboden experimenteerruimte. Techniekpromotie met programma’s in het regulier onderwijsaanbod en LOB
Voor punt 1 - 3 is hulp van buiten de keten nodig. Het onderwijs kan het niet alleen. Bij punt 4-7 ligt het initiatief bij de onderwijsinstellingen. Ambitie 1. Macrodoelmatigheid Authentiek, uitdagend en creatief onderwijs op aantrekkelijke locaties is mogelijk, mits voldoende volume kan worden gecreëerd. Daarvoor is afstemming en samenwerking nodig. Ambitie 2. Professionalisering van docenten De regio Noord-Oost Brabant zoekt aansluiting bij projecten waar al ervaring is opgedaan – zoals bijv. het docentenstageproject “State of the Art” in de regio Zuid-Oost Brabant of het gastdocentproject in WestBrabant. Met Fontys PTH zijn verkennende gesprekken gevoerd. Onderwijsinstellingen in Noord-Oost Brabant kunnen aansluiten.
1
Ambitie 3. Oude en nieuwe toplocaties (Transfer netwerk) Beide ROC’s hebben reeds ervaring met het opzetten van innovatieve toplocaties door samenwerking onderwijs-bedrijfsleven. ROC de Leijgraaf heeft een praktijkleercentrum waarin bedrijfsprocessen leidend zijn voor de inrichting van het onderwijs: de X-factory. Dit is een praktijkleercentrum Procestechniek waarin studenten en personeel van bedrijven prototypes van producten kunnen testen en onderzoeken. “ De 'vrienden van X-Factory' is een netwerk van bedrijven die ondersteunen met hun kennis, ervaring, leermeesters en materiaal. Wat zij daarvoor terug krijgen? Opleidingen en trainingen, lesruimte en een praktijkomgeving… maar vooral maatwerk. “ ROC Koning Willem I College kent de Waterfabriek: School voor Marketing en Techniek, een leer/werkbedrijf. Praktijkgerichte mbo opleidingen in de richting van verkoop, marketing en procestechniek. “De Waterfabriek produceert ‘custom made’ flesjes water met eigen etiket in kleine en grote aantallen voor allerlei klanten.” Genoemde locaties bieden tevens de mogelijkheid om met gemengde groepen van VMBO en MBO leerlingen te werken. Deze aanpak biedt de VMBO-leerlingen gelegenheid om zich te identificeren met een opleiding, wat als doel heeft om het switchgedrag in het MBO te verminderen. Ook voor speciale doelgroepen zoals meisjes en jongeren van Marokkaanse afkomst kunnen dit soort projecten drempelverlagend zijn. De rol van het bedrijfsleven daarbij is: a) Het bieden van faciliteiten, bijvoorbeeld gelegenheid om te trainen met het gebruik van apparatuur die niet permanent bezet is, en waar de onderwijsinstelling geen beschikking over heeft. b) Het optreden als opdrachtgever die een vraag formuleert voor bijvoorbeeld een techniekmavo-project en feedback geeft op het resultaat c) Het inzetten van personeel voor een tijdelijke training of gastlessen d) Het leveren van gesponsord verwerkingsmateriaal, dat eventueel uit restpartijen kan bestaan e) Het helpen opzetten van lintstages of bandstages, wat een win-win situatie van continuiteit en volumes oplevert f) Medewerking aan “bekwaamheidsproeven” g) Bemiddeling bij het interesseren van andere bedrijven (netwerken) Aansluiting van het HBO maakt samenwerking voor het bedrijfsleven nog interessanter. Overigens kan samenwerking tussen nabijgelegen onderwijsvoorzieningen met dubbele faciliteiten eveneens heel nuttig zijn, niet alleen vanuit macrodoelmatigheidsoverwegingen, maar ook ten behoeve van specialisatie en afstemming. Om de kansen om te zetten in acties en om over de drempel van de vele regeltjes te stappen, wordt het budget van het programma Toptechniek ingezet voor het aanstellen van twee Toptechniek-makelaars, die als opdracht hebben om in drie jaar tijd zoveel mogelijk nuttige samenwerkingsprojecten door de besluitvormingsfase te loodsen. Ambitie 4. Vakmanschaps- en Technologieroute De regio Noord-Oost Brabant werkt niet vanuit een blauwdruk. Er is bewust geen centrale visie op de VMBOtechniekopleiding. Elke school kiest haar eigen partners en adviseurs en bepaalt haar eigen profiel. Technologieroute De Technologieroute mikt op een programma dat voor een instroom van VMBO-T (en Havo-kandidaten) via MBO-4 leidt tot een HBO-diploma in 9 jaar. Dit is de Koninklijke route die ook voor ouders een goede keuze moet bieden voor de toekomst van hun kind. De Technologieroute wordt achteruit ontworpen vanuit de einddiploma’s van topsectorspecifieke HBO-opleidingen. Dit geeft richting aan de keuzes van de toeleverende MBO-4 opleidingen; en hun keuzes geven weer richting aan de inrichting van de VMBO-GT praktijkcomponent en aan de opzet van keuzedelen. De HBO’s zijn dus richtinggevend in dit proces, de MBO-opleidingen zijn het scharnierpunt. Het Udens College is een voortrekker bij de opzet van een Technologieroute met een eigen concept voor de Techniek-mavo. Onderwijskundig adviesbureau BDF werkt mee aan de invulling van een technasium-achtig praktijkdeel van circa 6 uur per week. De werkwijze is vergelijkbaar met het Techneum-project in de regio West-Brabant en verschillende andere initiatieven. Met name bij ontwikkeling van lesmateriaal ligt samenwerking voor de hand uit kostenoverwegingen.
2
Vakmanschapsroute Op basis van de ervaring van het Udens College met het VM2-traject kan tevens verder gebouwd worden aan versterking van de Vakmanschapsroute. Het onderwijskundig concept van de Technologieroute (leren door te doen met training en authentieke opdrachten uit de beroepspraktijk) komt in de Vakmanschapsroute nog beter tot haar recht, omdat het VMBO-BK meer uren heeft voor de praktijkcomponent. In het ontwerp van de Vakmanschapsroute zijn specifieke MBO-2/3 opleidingen richtinggevend en leidend. Alleen door het programma “achteruit” te ontwerpen, kan het doublureprobleem opgelost worden dat ontstaat wanneer verschillende VMBO-scholen meer ruimte geven aan de praktijkvakken om leerlingen te motiveren, die echter in het MBO vaak weer van voren af aan moeten beginnen, wat tot demotivatie en switchgedrag leidt. De voorziene experimenteerruimte voor de Vakmanschapsroute kan hopelijk benut worden om flexibele overgangsmomenten te organiseren waardoor verschillende vakken optioneel door VMBO of MBO kunnen worden aangeboden. Hiervoor zijn langlopende roosterafspraken nodig en afspraken over vastgestelde competentieniveaus met extra aandacht voor taal en rekenen. De toptechniek-makelaars kunnen hier vanuit beide ROC’s een belangrijke rol bij spelen. Uitwisseling van docenten kan tot een doorbraak leiden. OCW biedt de mogelijkheid van experimenteerruimte voor flexibele examinering per 1 augustus 2014. Ook de kern- en keuzeprogramma’s zullen tot afstemmingsvragen leiden die vanuit de Vakmanschapsroute kunnen worden beantwoord. Binnen het onderwijsconcept van de Vakmanschapsroute is ruimte voor een ‘talentklas’ voor het ontdekken van praktische en sociale vaardigheden nodig. Het gaat hierbij om de doelgroep die uitvalt bij de relatief prestatiegerichte vakken maar die wel degelijk de capaciteiten heeft om een kwalificatie te halen. Deze groep heeft een hele andere, maar in ieder geval positieve prikkel nodig. Kansen liggen in uitdagende praktijkopdrachten en daarnaast in creatief of bewegingsonderwijs waarbinnen ruimte voor diverse vakinhouden veel beter benut kan worden. Vanuit het VSV-beleid is de gemeente hierin een belangrijke partner.
Figuur 1. Het imago van de techniek is een speerpunt binnen het hele programma De regio Noordoost-Brabant is groot en gevariëerd. Daarom ligt de focus niet op slechts één prioritaire sector. We willen de topsectoren Hightech Systems & Materials , Food & Health en Maintenance Logistics & Biobased (in combinatie met aandacht voor Social Innovation) koppelen aan de zeven Bètamentality werelden van techniek. Met het opleidingsaanbod van de ROC’s Koning Willem I College en De Leijgraaf is een vertaling te maken naar bovenstaande ‘contextwerelden’. 3
Ambitie 5. Bèta-talent In de bestuursakkoorden VO en MBO is reeds afgesproken dat scholen het onderwijs in de Bèta-vakken versterken mede om de profielkeuze NT te stimuleren. Hier wordt vanuit deze programmalijn geen extra inzet op gepleegd, maar de lopende activiteiten en resultaten kunnen wel meegenomen worden in de monitor. Het versterken van de Bèta-vakken kan over de hele linie de drempel voor het kiezen van een technische vervolgopleiding verlagen. Daarom is deze ambitie van niet te onderschatten belang. Ambitie 6. Knelpunten in de keten Knelpunten in de samenwerking V/MBO, inzake overdrachtsniveaus, roosterafstemming en onderlinge uitwisseling van docenten of studenten kunnen een bron van frustratie vormen. De mogelijke experimenteerruimte van OCW kan tot verbetering leiden. De Toptechniek-makelaars kunnen vanuit de ROC’s drie jaar massagewerk plegen om een aantal barrières te beslechten. Ambitie 7. Techniekpromotie met programma’s in het regulier onderwijsaanbod en LOB In de regiovisie is het belang vastgesteld van een evidence-based evaluatie van techniekpromotie. Op het terrein van LOB is absoluut vooruitgang te boeken. Het VO is wakker, getuige het LOB-programma van de VOraad. De monitor van LOB-VO laat zien hoe elke instelling eigen prioriteiten kan stellen, zonder dat het zicht op een collectief resultaat verloren gaat. Voor het basis- en voortgezet onderwijs is van belang dat techniekpromotie zich ontwikkelt tot regulier onderwijs. De techniekpromotieplatforms kunnen dit bevorderen door langdurige programma’s van bewezen kwaliteit mee mogelijk te maken en de deelname te registreren. Via ’t KW1C in de regio ’s-Hertogenbosch wordt gewerkt met ‘t Einstein4All LOB traject met een competentiewijzer, ervaringsprogramma en een begeleidingsmodel waarbij zowel de docent, mentor als decaan loopbaangesprekken houden. In het ervaringsprogramma kunnen vmbo-T leerlingen kennismaken met zowel vervolgopleiding als beroep. Dit in nauwe samenwerking met mbo-opleidingen en kenniscentra. Voor de vmbo basis- en kaderleerlingen wordt een zelfde LOB-traject ontwikkeld met competentiewijzer, ervaringsprogramma en terugkoppelingsgesprekken. Via De Leijgraaf / Udens College wordt gewerkt aan ‘t project Loopbaan Leren met daaraan gekoppeld een opleidingsprogramma voor mentoren. Beide LOB trajecten en activiteiten zijn geïnspireerd op de conclusie uit een onderzoek van Frans Meijers : “motiveren door gesprekken over de ervaringen mèt de leerling in plaats van over de leerling”. Kwantitatief De SMART-doelstelling en monitoring van de zeven ambities wordt besproken onder het kopje Haalbaarheid.
Partners De betrokkenheid van partners uit het bedrijfsleven ligt vastgelegd via de Technetkringen rondom de VMBO’s met een beroepscomponent en de Branche- en Adviescommissies van het MBO. Daarnaast verwijzen we graag naar (een eerste ) lijst van intentieverklaringen van partnes met betrekking tot de Regiovisie en Toptechniek Programma (digitaal te vinden op: http://www.techxperience.nl/218/vmbo-mbotoptechniekprogramma-in-noordoost-brabant ) Haalbaarheid (mate waarin de ambities realiseerbaar zijn) • De mate van operationalisering van de voorstellen binnen de regiovisie; • De wijze waarop de routes worden vormgegeven; • De mate waarin sprake is van een ketenaanpak (vmbo – mbo [– hbo, havo]); • De concreetheid van de doelstellingen en de wijze waarop deze doelstellingen worden gemeten en geëvalueerd; • De manier waarop de routes zijn ingebed in de (toekomstige) onderwijsinfrastructuur in de regio, waardoor robuuste technische opleidingen worden gecreëerd of geëffectueerd. • De manier waarop de uit de ingediende begroting duidelijk wordt dat de gevraagde middelen efficiënt en doelmatig worden ingezet; • De mate waarin het aspect van proportionaliteit in de begroting tot uiting komt.
Haalbaarheid De ambities zijn divers en zonder blauwdruk. Toch is de regio ervan overtuigd zichtbare resultaten te kunnen boeken door de inzet van twee Toptechniek-makelaars die onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en gemeenten helpen om kansen om te zetten in daden. De makelaars hebben de beide ROC’s als thuisbasis in samenwerking met de techniekpromotieplatforms en staan onder aansturing van een stuurgroep onder voorzitterschap van het bestuurlijk platform 5*NOB Werkt, zoals beschreven onder het kopje Partners in de regiovisie. 4
De stuurgroep stuurt verder op de monitor die de realisatie van de zeven ambities zichtbaar maakt en op de uitkomsten van onderzoek. De makelaars rapporteren aan alle partijen in de regio door elk kwartaal de monitor te updaten. Op deze wijze kan een zorgvuldige afstemming van vraag en opleidingsaanbod op de arbeidsmarkt plaatsvinden en kan het oogsten van laaghangend fruit worden afgewogen tegen het belang van strategische innovatieve samenwerking. De makelaars weten op grond van de monitor precies waarop zij verwacht worden te scoren, zonder dat er sprake is van targets (dat zou een verkeerde prikkel geven). Zij worden maximaal drie jaar vanuit het programmabudget ingezet. De partijen in de regio weten dus dat ze nu moeten profiteren van de aangeboden expertise, omdat het aanbod slechts tijdelijk beschikbaar is. Onderzoek en monitor van de zeven ambities Als verdieping op de monitor op regionaal en provinciaal niveau zoals beschreven in de regiovisie vindt monitoring van de ontwikkeling van het techniekonderwijs plaats: 1. Leerlingaantallen per deelopleiding (bezettingsgraad per locatie) 2. Aantal scholen dat bekend is met het professionaliseringsprogramma voor docenten en het aantal deelnemende docenten (idem voor gastdocenten uit bedrijven) 3. Bij de samenwerking met bedrijven (en tussen onderwijsinstellingen) voor de vorming van een transfer netwerk zijn hierboven rollen a t/m g opgesomd. Elk van deze activiteiten is smart telbaar in de monitor 4. Monitoring van het aantal vastgelegde samenwerkingsafspraken tussen individuele HBO en MBO-4 opleidingen en tussen afzonderlijke VMBO-scholen en MBO-2 opleidingen inzake alle mogelijke facetten van de doorlopende leerlijn. De monitor fungeert hier dus ook als register. 5. Ontwikkeling van examenkandidaten en examenresultaten voor de Bètavakken per school bijhouden en resultaten van taal en rekentoetsen volgen in MBO-2. (Niet om vanuit het programma op te sturen, maar ten behoeve van vergelijkend en verklarend onderzoek.) 6. Het betreft flankerend beleid bij ambitie 4 dat op dezelfde wijze gemonitord kan worden door het registreren van samenwerkingsafspraken. 7. Indicatoren overnemen uit bestaande monitoren van beide techniekpromotieplatforms en de drie genoemde LOB-programma’s. (Metacrawling) Het onderwerp overschrijdt de scope van Toptechniek, maar raakt wel aan de kern van het programma. LOB is een hot topic waarover de meningen verschillen. Ten behoeve van een zinvolle evaluatie is systematische monitoring van evident belang. Duurzaamheid (>5 jaar) • Het groeimodel en de wijze waarop de beide routes over de jaren heen worden vormgegeven; • Het model waaruit blijkt dat de voorgestelde koers leidt tot een toekomstbestendige onderwijsinfrastructuur. • De manier waarop duidelijk wordt dat de continuïteit van het initiatief wanneer de stimuleringsbijdrage wegvalt wordt gegarandeerd.
Duurzaamheid Begroting ( *1.000 euro) Twee Toptechniek-makelaars Monitoring Onderzoek Co-financierings reserve
2012 140 25 25 60 250
2013 140 20 30 60 250
2014 140 15 35 60 250
Totaal 420 60 90 180 750
Het programma Toptechniek Noord-Oost Brabant wordt vormgegeven als een tijdelijke maatregel. Van de door inzet van de Toptechniek-makelaars tot stand gebrachte samenwerkingsinitiatieven kan de regio nog vele jaren plezier hebben. Door niet te investeren in ontwikkelkosten, maar uitsluitend in het faciliteren van de besluitvorming binnen regionale samenwerkingsverbanden van Overheid, Onderwijs en Ondernemingen wordt voorkomen dat het programma aanbod genereert van lesmateriaal en ingerichte locaties die na het project op gebruikers wachten. De post monitoring en onderzoek legt een aanzienlijk beslag op het budget, maar het uit onwetendheid vasthouden aan disfunctionele techniekmarketingconcepten is op den duur veel duurder. Een bescheiden faciliteit voor co-financiering is opgenomen om belangrijke projecten te kunnen laten kantelen. Ondernemers zullen sowieso alleen meedoen als zij ervan overtuigd zijn dat investeren in onderwijs op den duur tot besparingen voor de sector leidt. De duurzame winst voor de onderwijsinstellingen vloeit voort uit het verbeteren van de macrodoelmatigheid van het opleidingenaanbod in de regio. 5