Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg van Gent dd. 12 januari 2005 Rol nr 03-2097-A Aanslagjaar 2000
Advocaten: Meester Marc DE BOEL - voor de eiseres 3. FEITEN EN GESCHIL. 3.1. De betwisting handelt over een herkwalificatie van intresten in dividenden overeenkomstig artikel 18,4° WIB92 in hoofde van eiseres; 3.2. Dr. Jan N heeft zijn dokterpraktijk-eenmanszaak verkocht aan de vennootschap B.V.B.A. DOKTER JAN N, eiseres in casu, waarvan Jan N zaakvoerder is; De overeenkomst van overdracht dd. 31 december 1998 luidt o.m. als volgt (stukken 27/1-3 Administratief dossier) . "... Artikel 1. De overdrager draagt hierbij over aan de overneemster, die aanvaardt, en dit onder vrijwaring als naar recht en tegen de hierna bedongen en door de overneemster aanvaarde voorwaarden : de geneesherenpraktijk zoals hierna verder omschreven. Artikel 2. De overdraagster en de overneemster, vertegenwoordigd als voorzegd, gaan akkoord dat onderhavige overdracht de geneesherenpraktijk betreft zoals die door de overnemer wordt uitgeoefend, en omvattende : Goodwill : 15.715.000 BEF Materiële vaste activa Medisch kabinet : 3.514.890 BEF Materieel wagen : 654.298 BEF
Schulden : - 9.333.532 BEF Onderhavige overdracht geschiedt gelet op het feit van de hoogdringendheid onder de ontbindende voorwaarde van het navolgen van de procedures zoals gesteld door de vennootschappenwet. De huidige overeenkomst wordt dus gesloten onder de ontbindende voorwaarde van niet-goedkeuring door de algemene vergadering der vennoten, na kennisname van de vereiste verslaggeving in toepassing van artikel 120 quater van de vennootschappenwet. Artikel 3. De overdraagster en de overneemster, vertegenwoordigd als voorgezegd, gaan akkoord dat de overdracht van de geneesherenpraktijk geschiedt in de staat waarin het actief zich bevond op 31 december 1998, afdoende bekend aan de overneemster die er geen verdere beschrijving van vraagt, met dien verstande dat alle verrichtingen die sedertdien plaatsvonden ingevolge de normale voortzetting van de geneesherenpraktijk door de overdrager, inbegrepen de thans lopende kontrakten, ten laste of ten bate van de overneemster zullen strekken. Artikel 4. De overneemster heeft het genot van de overgedragen geneesherenpraktijk op datum van 1 januari 1999. Derhalve heeft hij vanaf 1 januari 1999 de volle eigendom en het vrij gebruik van de aangekochte praktijk, mits er te rekenen vanaf zelfde datum, alle taksen, lasten en belastingen welkdanig ook van hetzij het Rijk, de Provincie, de Gemeente, hetzij van daarmee gelijkgestelde Publiekrechtelijke Organen die hun grondslag vinden in de uitoefening van de handelszaak, voorwerp van deze overeenkomst, te betalen op eenvoudig vertoon van de desbetreffende aanslag. Artikel 5. De overdrager en de overneemster, vertegenwoordigd als voorzegd, gaan akkoord dat de prijs van de voormelde geneesherenpraktijk ad 10.550.856 BEF, betaalbaar is door boeking op het credit van de rekening-courant van de overdraagster dewelke zij bezit in de boeken van de vennootschap overneemster. De boeking dient te gebeuren op 1 januari 1999 en vanaf dat ogenblik brengt de rekening-courant een intrest op aan de marktrentevoet. Artikel 6.
(...) Artikel 7. Deze overdracht gebeurt vrij van BTW (art. 11 en artikel 18, 3° Wetboek BTW). ..." 3.3. Volgens eiseres ontstaat naar aanleiding van deze verkoop met uitstel van betaling van de privé-praktijk van Dr. Jan N aan de vennootschap DOKTER JAN N B.V.B.A. in hoofde van deze laatste vennootschap een schuld, onder de vorm van een rentedragende rekening-courant, ten aanzien van Dr. Jan N; Uit deze lopende rekening ontvangt Jan N jaarlijks intresten; De administratie van verweerder beroept zich op artikel 18,4° WIB92 om de door de vennootschap DOKTER JAN N B.V.B.A. toegekende intresten aan de heer Jan N te herkwalificeren in dividenden; 3.4. Eiseres diende op 15 januari 2001 een tijdige aangifte in de vennootschapsbelasting in voor het aanslagjaar 2000 met een belastbare basis van 251.842,91 EUR (10.159.318 BEF) (stuk nr. 15/1-6); Op grond van deze aangifte werd een aanvankelijke aanslag met kohierartikel 811231278 gevestigd op 9 april 2001 (stuk 30); Op 17 oktober 2001 werd door de Administratie een bericht van wijziging verstuurd overeenkomstig artikel 346 WIB92 waarin de belastbare basis werd gebracht op 312.221,52 EUR (12.594.985 BEF); Bij schrijven dd. 15 november 2001 laat eiseres weten hiermee niet akkoord te kunnen gaan (stuk 22/1-9 Administratief Dossier); Bij schrijven dd. 9/1/2002 laat verweerder weten de taxatie gedeeltelijk te zullen behouden; De aanslag werd op 6 februari 2002 ingekohierd volgens de gegevens opgenomen in de voormelde kennisgeving van beslissing tot taxatie op een belastbare grondslag van 282.235,31 EUR (11.385.344 BEF) (stuk 31 Administratief Dossier); In toepassing van artikel 366 WIB92 wordt op 13 mei 2002 een bezwaarschrift ingediend dat verder werd aangevuld met diverse berichten (stukken 2/1-18 Administratief Dossier);
Dit bezwaarschrift werd door de beslissing dd. 24 februari 2003 ontvankelijk doch ongegrond verklaard (stuk 3/1-5 Administratief Dossier); 3.5. Eiseres betwist : - de herkwalificatie van intresten in dividenden ten belope van 28.197,29 EUR (1.137.476 BEF); - de uitsluiting van het verlaagd tarief; - het niet verrekenen van het belastingkrediet; - de belastingverhoging van 10%; 4. BESPREKING. 4.1. de herkwalificatie van intresten in dividenden, met als gevolg de uitsluiting van het verlaagd tarief en het niet verrekenen van het belastingkrediet. 4.1.1. Artikel 18, 4° WIB92 stelt : "Dividenden omvatten : (...) 4° intrest van voorschotten wanneer één van de volgende grenzen wordt overschreden en in de mate van die overschrijding : - ofwel de in artikel 55 gestelde grens - ofwel wanneer het totaal bedrag van de rentegevende voorschotten hoger is dan de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbaar tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dit tijdperk. Als voorschot wordt beschouwd, elke al dan niet door effecten vertegenwoordigde geldlening verstrekt door een natuurlijk persoon ..." 4.1.2. De kern van de betwisting is te herleiden tot het begrip "geldlening" in de voormelde wetsbepaling; Partijen zijn het erover eens dat ingevolge artikel 3 van het Koninklijk Besluit van 20 december 1996 (KB 20/12/1996, B.S., 31/12/1996) het woord "vordering" van de oorspronkelijke tekst van artikel 18 WIB92 werd vervangen door het begrip "geldlening", wat een verenging inhoudt van de voormelde wetsbepaling;
Het WIB92 bevat geen eigen definitie van het begrip "geldlening", zodat voor dit begrip dient te worden teruggegrepen naar het gemeen recht, zijnde in casu het artikel 1895, eerste lid BW; Volgens eiseres is overeenkomstig het gemeen recht de afgifte van de zaak (in casu van een geldsom) een essentieel element voor een leningsovereenkomst; Volgens eiseres is er in casu enkel sprake van een koopverkoop overeenkomst, waarbij de verschuldigd gebleven prijs in rekening-courant werd geboekt : de uitgestelde betaling van de koopprijs betreft enkel een modaliteit van de verkoopovereenkomst, zonder meer; Volgens eiseres kan er in geen geval gesproken worden van een "leningsovereenkomst"; 4.1.3. De rechtbank is niet gebonden door de juridische kwalificatie die partijen aan hun overeenkomst geven; Hoewel partijen hun overeenkomst hebben bestempeld als een "verkoopovereenkomst" hebben zij wel in artikel 5 gestipuleerd: "De overdrager en de overneemster, vertegenwoordigd als voorzegd, gaan akkoord dat de prijs van de voormelde geneesherenpraktijk ad 10.550.856 BEF, betaalbaar is door boeking op het credit van de rekening-courant van de overdraagster dewelke zij bezit in de boeken van de vennootschap overneemster. De boeking dient te gebeuren op 1 januari 1999 en vanaf dat ogenblik brengt de rekening-courant een intrest op aan de marktrentevoet." Hieruit kan alleen maar afgeleid worden dat het de gemeenschappelijke bedoeling van partijen was om benevens de eigendomsoverdracht van dokterspraktijk van dokter N tevens onmiddellijk het saldo van de verkoopprijs ter beschikking te stellen aan eiseres bij wijze van lening tegen intrest (zie ook : Vred. Elsene, 27 maart 1997, T. Vred., 1999, 127; Rb. Antwerpen, 25 juni 2003, Fiscoloog, 2003, nr. 911, p. 9; Antwerpen, 5 september 2000, Fiscoloog, 2000, nr. 770, p. 10; Antwerpen, 29 september 1998, F.J.F., nr. 99/171; Gent, 31 maart 1999, F.J.F., nr. 99/138); Op dit punt is de vordering van eiseres dan ook ongegrond; 4.2. de belastingverhoging. Gelet op het feit dat het in casu een principiële betwisting betreft, is het opleggen van een belastingverhoging ongepast en dient deze te worden kwijtgescholden.
OP DIE GRONDEN, DE RECHTBANK, rechtdoende OP TEGENSPRAAK Gelet op de artikelen 2, 24, 34, 37 en 41 van de Wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken; Alle andersluidende conclusies van de hand wijzend; Verklaart de vordering van eiseres ontvankelijk doch slechts zeer beperkt gegrond in de hierna bepaalde mate; Beveelt de herberekening van de bestreden aanslag rekening houdende met wat voorafgaat en beveelt de terugbetaling van het eventueel reeds teveel betaalde, te vermeerderen met de moratoriumintresten; Veroordeelt elk der partijen tot de eigen kosten Rechtbank: alleenzetelend rechter Martin Van den Bossche