Editie: 1 - 2016
Column voorzitter Reclame Nog steeds op zoek naar De laatste berichten Reclame Verhaal Ooggetuige Een dak voeding en educatie Extra deel 1 Afsluiting Reclame Contact
verzet. Als represaille koste dat vele burger slachtoffers. Honderden burgers werden gefusilleerd en dorpen verbrand. Met als gevolg een miljoen Belgische vluchtelingen die in het najaar van 1914 ons land binnen stroomden. Nederland had 6 miljoen inwoners, dus 1 op de 6 inwoners was een vluchteling. Koningin Wilhelmina uitte, in de troonrede op 15 september 1914, haar medeleven met de
Vluchtelingen. Vluchtelingen 1914
Geen onderwerp dat ons de laatste tijd zo heeft beziggehouden als de vluchtelingen. Een opsomming van berichten: Mevrouw Merkel belooft aan vluchtelingen hulp, het vluchtelingen beleid moet beter, Griekse havenstad stroomt vol met vluchtelingen, beelden van vluchtelingenkampen jagen schrik aan.
slachtoffers van de oorlog. Vervolgens stelde zij dat alle vluchtelingen welkom waren en dat de Nederlanders de Belgisch vluchtelingen moesten helpen. Massaal begon men geld en kleding in te zamelen.
Het lijkt actueel maar ongeveer honderd jaar geleden reageerde Nederland op dezelfde manier. In 1914 kwamen duizenden uitgeputte Belgen de Nederlandse grens over.
Er ontstonden interneringskampen waar de omstandigheden erbarmelijk waren door gebrek aan sanitaire voorzieningen, lekkages, slecht verwarmde barakken e.d. met als gevolg opstanden in enkele interneringskampen.
Een ooggetuigen vertelt dat toegangswegen naar de stadjes aan de grens, verstopt raakten door een kilometer lange stoet van hongerige en verzwakte Belgen. Duizenden vluchtelingen brachten ondanks de vorst de nacht door in de weilanden. Oorzaak van het leed waren de Duitsers die van de Belgen een vrije doorgang, voor haar troepen, wenste. Het vrije doorgaan stuitte op Belgisch
Naar aanleiding van de opstanden kregen de Belgen zelf meer invloed op het kampleven en men begon aan gezinshereniging. Cultuurverschillen zorgde voor de nodige conflicten. Friese meisjes waren niet veilig voor de losbandige Belgen. Het kabinet is ontevreden over het vluchtelingenbeleid omdat er geen sprake is
Editie: 1 - 2016
van vluchtelingen maar van duizenden Belgische werklozen. Met enige dwang werden de Belgen overgehaald om terug te keren naar hun eigen land en de grenzen werden gesloten. De huidige vluchtelingenproblematiek is niet helemaal te vergelijken met de Eerste Wereldoorlog. Wel zijn er paralellen en zijn de reacties op vluchtelingen hetzelfde als circa honderd jaar geleden.
Nog steeds op zoek naar 1. Verhalen van ooggetuigen. Als u zelf vind dat uw verhaal gehoord en bewaard moet blijven kunt u dat naar ons opsturen. Als u het zelf niet wilt schrijven kunnen wij u ook komen interviewen. 2. Vrijwilligers voor: Het afnemen van interviews. Het uitwerken van opgenomen interviews. Sponsors of donateurs kunnen zich aanmelden bij
[email protected] De minimum donateursbijdrage is € 10, - per jaar Ook giften zijn van harte welkom, ons Cultuur ANBI nummer is 86385.
Tentenkamp 1914
Astrid Doppert Voorzitter stichting Ongeland Bron: Historisch nieuwsblad; onderwerp: Belgisch verzet tegen Duitsland.
Agenda 29 mei 2016 zal er in samenwerking met de de vereniging, Vrienden van Schokland en stichting Flevolands Erfgoed een evenementendag gehouden worden op Schokland, bijzonderheden volgen. Markeringsproject. Zeewolde Begin van het jaar zijn er afspraken afgerond met de Gemeente Zeewolde voor het plaatsen van 4 markeringspalen. Aan de grondeigenaren is toestemming gevraagd voor het plaatsen van de borden in de buurt van hun eigendom. John is druk bezig geweest met de tekst op de borden. Er komt een vervolgafspraak voor de plaatsing en activiteiten rondom de onthulling.
Editie: 1 - 2016
Noordoostpolder Op Schokland zullen twee markeringspalen worden geplaatst. Om de aandacht te vestigen op deze borden, zal op 29 mei een themadag worden georganiseerd. De voorbereidingen zijn in gang gezet.
Het vertellersproject Ondanks dat bijna alle scholen zijn aangeschreven blijft het resultaat op twee lezingen staan. Op de achtergrond wordt er gewerkt om de scholen op een andere manier te benaderen. Voor het komende schooljaar kunnen de scholen via een boekwerk – CVK / overkoepelend orgaan – ons benaderen.
Op 26 maart - tijdens de Luchtvaartbeurs in het Aviodrome - heeft Stichting “Ongeland” zich gepresenteerd aan het publiek. Speciaal voor bezoekers was er een gereduceerde E- ticket te bestellen, die ook toegang gaf tot het museum. ’s Morgens was er veel belangstelling. Er werden DVD’s over de tweede wereldoorlog en bergingen van vliegtuigwrakken vertoond. Ook werd een blik gegund op de website van de stichting. Aan vele bezoekers werd informatie verstrekt over de stichting door het uitreiken van flyers. Ook werden er veel gesprekken gevoerd en werden boeken “Geborgen in de polderklei” verkocht en potloden van de crashpalen verstrekt.
Boekproject Het boek ”Geborgen in de Polderklei” is op een klein aantal na uitverkocht. Er wordt gedacht aan een tweede druk. Ook zal er een boek worden opgestuurd naar de Nationale Bibliotheek, het wordt dan opgeslagen in het depot en zal voor altijd bewaard blijven. Ooggetuigenverslagen Ooggetuigenverslagen komen niet alleen op de website maar zullen voorlopig ook in de nieuwsbrief geplaatst worden. Lelystad
Aanschaf
Editie: 1 - 2016
T.b.v. PR & educatie is en wordt het volgende aangeschaft: Beamer, banner, tafel, tafelkleed, folders en nieuwe visitekaartjes. Wolter Schaap
Excursie Mechanisch Erfgoed Centrum Op 23 maart hebben bestuursleden en donateurs van de stichting “Ongeland” een bezoek gebracht aan het Mechanisch Erfgoed Centrum te Dronten. Door de enthousiaste medewerkers werden uitvoerige toelichtingen op de aanwezige machines etc. gegeven. Van enkele machines werd de werking gedemonstreerd. Met name de werktuigen die gebruikt werden bij de ontwikkeling van de polders genoten veel aandacht. Er is een grote verscheidenheid aan attributen: stoommachines, scheepsmotoren,
Oorlogsverhaal van Rikkert Harm Lalkens Rikkert Harm Lalkens wordt op 27 juli 1930 geboren in Garrelsweer (Gr). Hij is het derde kind uit een gezin met zeven kinderen.
landbouwmachines, fotocamera’s, reken- en schrijfmachines alsmede transportmiddelen. De uitstekende opstelling van de verzamelingen nodigt zeker uit tot een volgend bezoek.
Editie: 1 - 2016
Door de val van de piloot is er een diepe kuil in het weiland ontstaan. Als de jongens de volgende dag op zoek zijn naar het neergestorte vliegtuig, hebben de Duitsers de verongelukte piloot al ontdekt. Het vliegtuigwrak ligt een paar honderd meter verderop. De andere vlieger, een Canadese boordschutter, heeft wel op tijd het vliegtuig kunnen verlaten, maar breekt zijn enkels bij de val. Hij wordt opgepakt door de Duitsers, maar kan na de oorlog weer terugkeren naar zijn familie in Canada.
Begin van de oorlog Als de oorlog uitbreekt is Rikkert 9 jaar. Hij herinnert zich, dat aan het begin van de oorlog, 10 mei 1940 de bruggen over het Eemskanaal werden opgeblazen. Zowel de brede - en smalle bruggen. Rikkert: “Als jongen dacht ik, dat de harde knallen van de Duitsers kwamen en de zachte knallen van de Nederlanders. Dat was niet zo. Ik vond het een spannende tijd. De inval van Duitse auto’s was angstig en van lieverlee nam de dreiging toe. Er kwamen papieren op bomen te hangen met daarop verordeningen die de Duitsers ons door de strot duwden. Allemaal verboden: dit mag niet, dat mag niet, enz.” Aanvliegroute boven Garrelsweer Omdat Garrelsweer betrekkelijk dicht bij Delfzijl ligt, is de oorlog ook dichtbij. In Delfzijl staat afweergeschut opgesteld. En later ligt over Garrelsweer de aanvliegroute van de geallieerde vliegtuigen. Als Rikkert dan ’s nachts in bed ligt, denkt hij: “Komen ze wel of komen ze niet?” Wanneer hij dan vervolgens een zacht gebrom hoort, weet hij dat er weer vliegtuigen in aantocht zijn. Eén keer is er een vliegtuig van de geallieerden neergestort als Rikkert in bed ligt. Hij hoort het geluid en opeens is zijn hele slaapkamer fel verlicht. Later blijkt, dat de Australische piloot niet op tijd heeft kunnen springen. Hij belandt in het grasland van boer Keur. De boer waar Rikkert als jongen samen met zijn broer Harry werkte.
Onderduikers In het dorp zitten ook verschillende onderduikers. Boven in de nok van de Gereformeerde kerk - bij de motor van het orgel - is een schuilplaats gemaakt. Bij de buurvrouw van Rikkert, Tunna van Halsema, is een Joodse jongen ondergedoken: Joseph Krammer. Iedereen noemt de buurvrouw: ‘tante Tunna’. Joseph gaat gewoon naar de Chr. School in het dorp. Eén keer wordt tante Tunna gewaarschuwd, dat Joseph op de brug tussen een groep Duitsers staat. Tante Tunna vraagt, of Jantje (Rikkerts zus), Joseph daar vandaan wil halen. Gelukkig loopt het goed af. Bij Rikkert thuis is ook een onderduiker, Harm Apotheker. Hij komt uit Groningen en is via de tante van Rikkert bij familie Lalkens gekomen. Die tante woont in dezelfde straat als Harm. Overval Op een avond om ongeveer 21.30 uur, breekt er paniek uit, als twee landwachten in uniform van de SD een inval in de winkel van Rikkerts ouders doen. Rikkerts vader is galanterieënverkoper. De mannen zijn gewapend. De jongere kinderen liggen al in bed. De broer van Rikkert vlucht met de onderduiker door de achterdeur. De twee struikelen bijna over de klompen, die daar staan. De twee mannen horen dat en vragen wat is dat? Gelukkig komt Rikkerts vader ook van achter en kan hij vertellen, dat hij bijna over de klompen struikelde. Moeder Lalkens grist snel de stamkaarten van de jongens uit de la. Ze verlaat stiekem het huis en gooit de kaarten bij buurvouw Halsema door de brievenbus.
Editie: 1 - 2016
De mannen doorzoeken het hele huis. Ze hebben een zaklamp mee. Rikkert weet nog, dat ze ook bij hem op de slaapkamer komen en met licht schijnen. Ze nemen waardevolle spullen mee. Geld uit de la van de kassa en een mooie leren koffer. Ze halen alles overhoop. Vreemd is, dat ze niets zeggen van het koolzaad en de tarwe dat op zolder bewaard wordt. Dit is verboden door de Duitsers want al het voedsel moet worden ingeleverd. Ze vinden ook het geweer van Rikkerts vader. Rikkerts vader is lid van de schietvereniging. Ook wapenbezit is in die tijd verboden en alle wapens zijn door de Duitsers toen ingevorderd. Ze nemen het geweer mee, maar zeggen er verder niks over. Als de mannen één van de slaapkamers doorzoeken, komt Rikkerts moeder daar door het raam naar binnen. Er wordt gevraagd: “Wat doet u daar?” Rikkerts moeder vertelt, dat er nog was buiten hing en dat ze dat naar binnen heeft gehaald. Ze nemen genoegen met het antwoord. Met hun buit vertrekken ze. De volgende dag praten de ouders van Rikkert erover. Ze komen tot de conclusie, dat dit geen echte SD’ers waren en halen de politie erbij. Ook die vermoedt, dat het om een brutale roof gaat. Later plegen die twee mannen nog meer overvallen en worden ze betrapt. Eén van hen komt daarbij om het leven.
Mannen vanaf 20 jaar worden opgeroepen voor de Duitse arbeidsdienst. Ook de broer van Rikkert. Hij is 5 jaar ouder dan Rikkert en duikt onder.
Verzet Eén keer blijft er een verhuiswagen bij het huis van Rikkerts ouders staan. In de cabine zitten: de bestuurder, een Duitser en een politieman. Rikkerts vader schrikt, hij zit in het verzetswerk. ’s Avonds bezorgt hij hier en daar Trouw, in oorlogstijd een illegaal blad. Hij hoort bij de burgerwacht en kan zo na spertijd nog naar buiten. In een aantal huizen verderop verblijven ook verzetsmannen. De politieman, die aan de goede kant staat, probeert tijd te winnen. Daarom stopt de auto voor het huis van de familie Lalkens.
De dagen voor de bevrijding Groningen is al bevrijd. Het gezin, behalve moeder, zit aan tafel te eten. Door een raampje zien ze in de voortuin soldaten met gecamoufleerde lage helmen op. Er steekt gras van onder de helmen. Dit zijn geen Duitsers, die hebben hoge helmen. Het blijkt om Canadese soldaten te gaan. Na een poosje komen de soldaten weer terug met twee Duitsers voorop. De Duitse soldaten hebben zich overgegeven. Ze houden hun armen omhoog, de handen achter hun hoofd. Een buurvrouw loopt naar één van de Duitse soldaten toe en geeft hem een harde schop. Omdat de Duitsers de brug bij Garrelsweer in de Rijksweg van Groningen naar Delfzijl hebben opgeblazen, bouwen de Canadezen in de nacht van de
Af en toe wordt er tijdens de kerkdienst ook gewaarschuwd voor een inval van de Duitsers. Dan vluchten de mannen via de achteruitgang van de kerk.
Voedsel Het gezin Lalkens heeft geen honger gehad in de oorlog. Vader huurt een stukje grond en daarop verbouwt hij o.a. aardappelen. Er zijn meer dorpelingen die dat doen. De gezamenlijke oogsttijd is altijd gezellig. Vader verbouwt ook tabak. De kinderen moeten de grote bladeren plukken. Er wordt een kerf in de nerven van de bladeren gesneden. De bladeren worden aan een touw geregen en daarna op de zolder gehangen om te drogen. Moeder maalt olie van koolzaad. De olie wordt vermengd met tarwemeel. Dit mengsel: oliesmeer wordt op het brood gesmeerd. Het droge afval van koolzaad en tarwe wordt als voer voor de kippen gebruikt. Ziekte van moeder Aan het eind van de oorlog is Rikkerts moeder ziek. Rikkert maakt zich daar geen zorgen over. Hij is er van overtuigd: “Een moeder kan niet dood!” Het is 20 april 1945. Moeder heeft natte pleuritis en daarnaast waarschijnlijk hersenvliesontsteking. Ze ligt in coma op bed.
Editie: 1 - 2016
bevrijding een baileybrug. (Een baileybrug is een brug die bestaat uit standaardsegmenten en als zodanig zeer snel opgebouwd kan worden.) De Duitsers, die in Delfzijl gelegerd zijn, willen dit verhinderen. Ze schieten met granaten. De granaten komen niet op de brug terecht, maar wel tussen de huizen en in een weiland achter het huis. De dochter van boer Keur is net opgestaan, als er een granaat dwars door het dak heen in haar slaapkamer komt en op het bed uiteen valt. Eén granaat raakt een boot in het Damsterdiep en een meisje komt daarbij om het leven.
De vader van de vriend van Rikkert wordt ook gedood en zijn dochter raakt invalide door de aanslag. In de slaapkamer waar Rikkerts moeder ligt, vliegen de granaatscherven door de gesloten blinden van de ramen. Het hele gezin moet schuilen in de kelder. Daar ligt stro. Ook oma, de moeder van moeder, is daar. Op de angstige momenten, als de granaatscherven gierend voorbij komen bidt oma hardop. Rikkerts vader en zijn zus dragen moeder naar de kelder.
De volgende dag blijkt, dat er in het hele dorp geen vensterglas meer heel is. Op meerdere plaatsen zijn er granaatinslagen geweest. Omdat men nog meer aanvallen van de Duitsers verwacht, loopt het dorp leeg. Rikkerts vader heeft ischias. Hij stuurt Rikkert erop uit om vervoer te regelen voor moeder. Rikkert gaat naar boer Keur en vraagt om hulp. De boer heeft een paard en een platte hooiwagen. Op de wagen leggen ze drie matrassen en moeder wordt daarop gelegd. De buren helpen daarbij en zo gaan ze in de stromende regen naar de steenfabriek in Winneweer. In een oven van de fabriek wordt stro gelegd. Daar leggen ze Rikkerts moeder neer. Voor de veiligheid verblijven er veel mensen in de fabriek. Ook mensen uit Appingedam. Ze zijn er zeker een paar nachten gebleven. De huisarts zoekt moeder daar op. Rikkert wordt door hem naar Loppersum gestuurd om medicijnen te halen. Loppersum ligt 3 km verderop. Rikkert gaat op de fiets. In Loppersum wordt nog gevochten en hij ziet de stenen uit de kerktoren vallen. Het is verschrikkelijk angstig en het fietspad is smal. Hij schrikt vreselijk, als hij een voertuig achter zich hoort aankomen. Het blijkt om een Canadese Bren Carriër te gaan. Een verkenningsvoertuig op rupsbanden, ter grootte van een bestelbusje. Rikkert: “Ik fietste als een gek door naar de dokter en weer terug.” Hij en zijn broertje moeten in de dagen ook de geit en de kippen thuis voeren. Ook dat is een angstig gebeuren. Als ze thuis zijn, gaan ze snel de trap op om voer te halen, voeren de kippen en geit. En dan weer snel terug naar de steenfabriek. De Canadezen komen ook bij de fabriek. In hun auto’s zit allemaal materiaal en voedsel. Er wordt witte brood met rozijnen uitgedeeld. Dat maakt veel indruk. Ook zijn er sigaretten en chocola. Eén van de mannen, die heeft geholpen bij het vervoer van moeder naar de fabriek, zoekt moeder op. Hij vindt, dat moeder Lalkens naar het ziekenhuis in de stad Groningen moet. Hij praat met de Canadezen en regelt zo vervoer met een Canadese vrachtauto. Vader
Editie: 1 - 2016
Lalkens en zijn oudste dochter begeleiden moeder, het is dan 27 april. De zus van Rikkert komt op een fiets weer terug. Alle andere 5 kinderen moeten mee naar Groningen om afscheid te nemen van moeder. Met z’n zessen lopen ze 17 km naar Groningen en nemen daar afscheid. Rikkerts oudste broer is er niet bij. Hij is nog op zijn onderduikadres. Ze logeren die nacht bij een tante. De volgende dag, 28 april 1945 horen ze van hun oudste zus, dat moeder is overleden. Ze lopen terug naar huis. Later vertelt ook vader, dat moeder is overleden. Hij heeft het er erg moeilijk mee. Haar dood laat diepe sporen na. Nederland is bevrijd, maar het gezin rouwt om het verlies van een vrouw en moeder. De mengeling van blijdschap en droefheid is erg verwarrend! Riek Zwart-Gerlofsma
(Stichting Kinderhulp in Burundi De Oeverloper 301 / 8251 HM Dronten Tel:++31-321382660 06 29331681
[email protected] ING: NL95ING0004717069 AMRO: NL88ABNA0619340290)
Extra deel 1
Notities van F.M. van Panthaleon baron van Eck over zijn ervaringen in oorlogstijd. F.M. van Panthaleon baron van Eck was burgemeester van de gemeente Steenwijkerwold van juni 1939 tot juli 1962. Deze periode is onderbroken door zijn onderduikerstijd van
februari 1944 tot mei 1945. Van juli 1962 tot zijn pensioengerechtigde leeftijd is hij burgemeester van de gemeente Noordoostpolder geweest. Na de inval van de Duitsers kwam voor vele burgemeesters en ook ambtenaren de vraag naar boven, aan te blijven of af te treden. In het laatste geval was je van de verantwoordelijkheid af maar verloor je ook je inkomen. Aanblijven betekende dat je elke beslissing moest afwegen of dit volgens je geweten nog wel kon. Het grootste gevaar school in de slijtage van het normbesef. Een gemakkelijke redenering was: “Dit kan er ook nog wel bij. Als ik het niet doe komt er een N.S.B er en dan zijn wij veel slechter af”. Kleine Kontrolle Het was in het begin van de ellende dat mijn vrouw op kantoor bij mij langs kwam met de mededeling dat er gezeur was in het dorp Tuk. De Duitsers waren daar mensen aan het arresteren en dat had zij waargenomen. Ik ging naar de plaats des onheils en zag daar een groep van ongeveer twintig arbeiders en middenstanders met opgeheven armen benauwd kijkend bijeen staan. Ze werden door Duitse soldaten met de karabijn onder schot gehouden. Ik kon daar natuurlijk niet zomaar langs fietsen. Mijn baantje op dat moment vervloekende, moest ik als burgemeester iets zien te bereiken. Zodra ik echter van de fiets af stapte duwde een soldaat me resoluut de loop van zijn karabijn tegen mijn buik, de vinger aan de trekker. Het flitste door mijn hoofd, dat ik misschien alleen dan iets zou kunnen bereiken als ik volstrekt rustig bleef, een vriendelijk en beleefd praatje zou maken en de angst (die ik wel had) niet toonde. Me aan mijn slechte Duits ergerende vroeg ik de “Herr Kommandant” te spreken na mij als burgemeester kenbaar te hebben gemaakt. Er kwam toen een jong ventje aanhuppelen die me – als ware ik zijn beste vriend – uitvoerig de hand schudde. Dit te weigeren zou alleen maar negatief hebben gewerkt. Het ging erom de lui vrij te krijgen. Ik vroeg hem in mijn gebroken Duits wat er aan de
Editie: 1 - 2016
hand was en dat ik verplicht was om bijzondere gebeurtenissen “in der Gemeinde” aan de Sicherheitsdienst te Zwolle te melden. Zo’n voorschrift bestond niet maar ik moest toch wat zeggen want zolang er gepraat werd, werd er niet geschoten. Ook vroeg ik hem of het “nötig” was dat ik zo met een geweer werd bedreigd, terwijl ik ongewapend was. Met een gebaar werd de soldaat die dit deed weggestuurd. En dat was een opluchting. Neen “Herr Burgermeister” er was niets bijzonders aan de hand: “nur so eine kleine Kontrolle” en daaruit “geht hervor” dat deze mensen hun Ausweis niet bij zich hebben. Ik zei hem dat ik me persoonlijk verantwoordelijk voor hen stelde en dat ik hen voor de begane fout zou “bestraffen”. Daarop richtte ik mij tot de groep en schreeuwde hen toe, dat het een schandaal was dat ze de regels niet in acht namen door de spullen niet bij zich te hebben en dat ze zichzelf en mij zodoende in moeilijkheden brachten. Kortom een scheldpartij waarvoor ik hun later mijn excuses heb aangeboden. Daarop kwam het antwoord: “Maar meneer de burgemeester, dat hebben wij toen heus wel begrepen” Enfin om kort te gaan, het resultaat was tot mijn vreugde, dat het commandantje – wederom met een genadig handgebaar – de groep liet gaan. Wederom handen schudden, vervolgens bedanken en naar huis. Daar zat ik even uit te puffen op het terras en schonk mij een borrel in. Terwijl ik daar zat zag ik tot mijn ontsteltenis twee Duitse soldaten de oprijlaan opkomen, de karabijn aan de schouder met de bajonet op. Ik zei tegen mijn vrouw: “die komen mij halen, rustig blijven, er is toch niets aan te doen.” Ik ging hen tegemoet om te vragen wat er aan de hand was. Eén van hen frommelde een papiertje tevoorschijn, waar mijn naam – zonder fouten – op stond getypt. Of ik dat was? Ik kon moeilijk anders dan dit te bevestigen. Waarschijnlijk had de commandant het nodig voor het door hem uit te brengen rapport. Daarop vertrokken de heren weer. Ditmaal netjes saluerend. Toen ik een aantal jaren later in
Steenwijkerwold was en in Tuk wat vlees wilde kopen, kwam Herman Groen, die ook tot het groepje gearresteerden had behoord, me met uitgestrekte hand tegemoet. Hij was – net als ik – een oude man geworden, maar gaf me direct een worst cadeau. Hij was al die jaren slager in Tuk geweest, maar was het gebeurde niet vergeten. Meester Gerrits en het Wilhelmus Meester M. Gerrits was hoofd van de kleine openbare lagere tweemansschool te Eesveen (gemeente Steenwijkerwold), tegen de grens van Drenthe, nabij Frederiksoord. Hij was een ijverige, vriendelijke man, die zich interesseerde in de oudheidkundige vondsten die in deze streek soms nog gedaan werden. Verder was hij bij de buurtbewoners soms behulpzaam als zij het zelf niet klaarspeelden om een brief aan bijvoorbeeld het gemeentebestuur te schrijven. Eind 1941 vervoegde de heer Gerrits zich bij me, nogal nerveus gestemd en hij overhandigde mij een brief van 20 december 1941 van de kringleider P.K. Pit, van de N.S.B. te Steenwijk. De heer Gerrits had tijdens een wandeling met zijn schoolkinderen het Kroningslied en het Wilhelmus laten zingen. Het Kroningslied is een nogal overdreven, gezwollen Oranjelied. Het Wilhelmus (1e en 6e couplet) spreekt heel wat meer aan. Maar ja, dat mocht in die tijd niet. De verklikkers lagen op de loer. Nooit is bekend geworden wie het zingen van deze liederen bij de kringleider heeft aangebracht. Intussen zat ik met het geval. Het ging er voor mij bij het oplossen van het probleem er in de eerste plaats om, dat het schoolhoofd geen last zou krijgen en dat hij zijn taak als onderwijzer zou kunnen blijven vervullen. Voorzichtige aanpak dus. Hoe graag zou ik de kringleider niet van achteruit mijn keel hebben toegesproken. Bij het nalezen van wat ik toen schreef, erger ik mij vooral aan mijn voorzichtig gekozen bewoordingen. Maar – zoals gezegd – voorkomen moest worden dat de heer Gerrits werd opgepakt en dat de school zou worden gesloten. We leefden in een bezet gebied.
Editie: 1 - 2016
Door hem op te offeren zou de bevrijding geen dag dichterbij zijn gekomen. Ik zei hem dus, dat hij onvoorzichtig was geweest, dat hij zich niet van de kinderschaar had moeten verwijderen om aan de kant van de weg een plas te doen (!) en dat hij de kringleider niet moest antwoorden en het alles maar aan mij over te laten. Verder sprak ik de waardering uit voor zijn goed-Nederlandse gezindheid, hem echter waarschuwende, dat hij nu daarvan beslist geen blijk kon geven, zonder brokken te maken. Met een handdruk en de verzekering “nog een tijdje wachten, maar het ogenblik komt” namen wij afscheid. Er vond over deze kwestie uitvoerige correspondentie plaats met de commissaris van de provincie Overijssel, Van Bönninghausen. Zelf voegde de N.S.B. inspecteur van het onderwijs in algemene dienst (een speciaal gecreëerd baantje) zich in het koor. Daarna bloedde de zaak dood. Mijn doel was bereikt: het was goed afgelopen. Niet helemaal – voor mijn gevoel – zonder gezichtsverlies mijnerzijds. Een paar jaar geleden werd er in de pers de aandacht op gevestigd dat het Wilhelmus (1e en 6e couplet) op de lagere scholen niet meer geleerd wordt. Het aanleren van het volkslied is dus geworden tot een te bekritiseren conservatisme. Waar zijn wij beland? Is er weer een oorlog nodig en een bezettingstijd om gepaste gevoelens van vaderlandsliefde te doen ontwaken? Bron: Steenwijk 40-45, verzameld en bewerkt door drs. Spreen en uitgegeven door Drukkerij Hovens Gréve b.v. te Steenwijk
Ik hoop dat jullie het de moeite waard vonden om deze nieuwsbrief te lezen.
Laat eens wat van je horen!
Contact, stichting ”ONGELAND” Secretaris: S. Dirven Adres: De Schepel 52 Plaats: Dronten. Postcode: 8252JL Tel: 0321-381965 E-mail
[email protected] KvK: 56565259 Cultuur ANBI: 86385 Door: S.C.M. Dirven