Vlaanderen
"Als er één belangrijk onderdeel is van mijn beleid, dan wel het verhogen van de energie-efficiëntie... In dat kader moeten premies voor energie-efficiëntie doelgericht ingezet worden." Viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Begroting, Financiën en Energie Annemie Turtelboom. Jochen De Smet, Raadgever cel energie Kabinet Vlaams minister Annemie Turtelboom 10.00 tot 10.20 uur
Brussel
« Les exigences PEB 2015 à Bruxelles sont une étape nécessaire et essentielle vers le standard européen obligatoire « NZEB » de 2019/2021. Cette présentation aura comme objectif de comprendre les objectifs poursuivis par la réglementation PEB en lien avec les objectifs du standard passif international, ainsi que les nouveautés proposes: Quelle différence entre le standard passif et la PEB 2015 ? Quelles nouveautés proposées en PEB pour 2015 ? » Leefmilieu Brussel - Bruxelles Environnement 9.40 tot 10.00 uur
Inhoudstafel Inspirerende BATEX-renovaties....................................................................................... 8 Renovatie van twee appartementsgebouwen naar passiefhuisstandaard ...................................................................... 10 Le Zénobe Gramme ......................................................................................................................................................12 Experiences in the airtightness of renovated tertiary buildings...................................................................................14
Analyse en monitoring.......................................................................................................16 Doorgedreven schilrenovatie bij woningen: lager energieverbruik of beter binnencomfort?.....................................18 Levenscyclusanalyse in verhouding tot de bouw.........................................................................................................20 Het morfologische ontwerpproces in het project Vroomshoop................................................................................. 22 Construction passive sans matériaux isolants ............................................................................................................ 24
NZEB voor lokale besturen ..........................................................................................26 Projectadvies op maat door de provinciale steunpunten duurzaam bouwen............................................................ 28 Duurzaam patrimoniumbeheer.................................................................................................................................... 29 Energiediensten voor lokale besturen.......................................................................................................................... 30 Energie-efficiënte investeringen in openbare gebouwen............................................................................................. 30 Ervaring uit begeleiding van lokale besturen ...............................................................................................................31
Inspirerende renovaties.................................................................................................. 32
Working together towards
zero-energy
Kennisplatform Renovatie............................................................................................................................................ 34 Lidl opende eerste CO2-neutraal winkelfiliaal in België! ............................................................................................. 36 E2ReBUILD: op weg naar geprefabriceerde renovatieconcepten ................................................................................... 38
Duurzame scholen.............................................................................................................. 40 Monitoring van de eerste passiefschool van het gemeenschapsonderwijs .............................................................. 42 Energiebesparing met daglichtregeling in schoolgebouwen...................................................................................... 44 Ecole les Trèfles.............................................................................................................................................................46
NZEB-facilitatoren...............................................................................................................48 Energieprestatiecontracten voor NZEB....................................................................................................................... 50 REENOVATE: motivating property owners towards large scale, deep renovations ...................................................52
Technisch voorop met buitenwanden......................................................................54 Luchtdichting aan de buitenzijde van gemetste muren.............................................................................................. 56 Gevelrenovatiestrategieën voor het gebouwencomplex K12 van het Universitair Ziekenhuis Gent...........................58 Hygrothermal performance of straw bale wall elements in Belgium climate conditions .........................................60
Nieuwbouw op grote schaal.........................................................................................62 Energieneutraal wonen en collectief verwarmen: een geslaagd huwelijk!..................................................................64 NZEB-studentenrestaurant faculteit Diergeneeskunde UGent...................................................................................66 EcoCité Alzette-Belval Stratégie d’aménagement et de développement.................................................................... 68
Innovatief samenwerken..................................................................................................71 Naar een integraal aanbod voor bijna-energieneutrale renovaties van eengezinswoningen .......................................... 72 E=0 Renovatiewinkels ................................................................................................................................................ 74 Scrummend naar NZEB: de integrale ketensamenwerking van de toekomst?.......................................................... 76
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Voorwoord Bent u één van die deelnemers aan ons symposium die reikhalzend uitkeek naar het beloofde symposiumboek? Zie hier, in uw handen, het resultaat! Het is een mooi boek geworden, weg van de archaïsche proceedings, vrucht van hard werken en vol met verhalen over innovatie. What’s in a name? We hebben ons de laatste tijd heel vaak gebogen over die term ‘innovatie’ en zijn er vandaag zelf nog niet helemaal uit. Maar we krijgen met dit boek en het NZEB Symposium anno 2014 wel een, naar mijn gevoel, geslaagde impressie van wat we vandaag in Brussel, Vlaanderen en Wallonië aan nieuwe trends in energie-efficiënt bouwen en verbouwen zien. Let wel, we lichten nog maar een tip van de sluier op. Er valt nog zoveel meer te ontdekken, dat het onmogelijk is dit op één dag of in één boek te bevatten.
Dit is een springplank naar nieuw denken, overleg en debat, samenwerking en actie.
Nieuwe regeringen zijn nog in volle installatiemodus, maar de nieuwe beleidsplannen rond energie en bouwen krijgen wel al vorm. In die context een speciale vermelding waard, is het programma dat wij samen met Bond Beter Leefmilieu ineen boksten voor de lokale besturen: zeldzame gasten op te dure symposia, maar vanaf nu niet meer op het onze. Waarom? Simpel: tussen de regionale overheid en de markt staan de lokale besturen voor de zware taak – in directe interactie met de lokale bevolking en de ondernemer van vandaag – om de Europese richtlijnen en regionale regelgeving in uitvoerbare maatregelen om te zetten. Wij willen ter gelegenheid van dit symposium meteen een lans breken voor een ambitieuzer lokaal beleidsplan. Wij vinden dat de lokale besturen die een degelijk veranderingsbeleid naar energie-efficiënt bouwen en verbouwen willen voeren, best een trapje hoger kunnen mikken dan de gewesten of de federale overheid. Maar dat kan uiteraard niet zonder de juiste informatie en ondersteuning vanuit het middenveld en de markt. Voor ons rolt zich met het NZEB symposium anno 2014 intussen een duidelijke trend uit: los van het beleid, beweegt de markt overduidelijk naar een nieuwe invulling van energiezuinige renovatie. Masterplannen, doorgedreven renovatie, nul-op-de-meter en energie-neutraliteit vinden steeds meer ingang, maar lopen nog te vaak vast op verouderde en onaangepaste wetgeving over ruimtelijke ordening, verkavelingsvoorschriften, bouwvoorschriften en energieregelgeving. Gelukkig zorgen nieuwe ideeën en inzichten in technieken, producten en businessmodellen ervoor dat binnen de lijnen van die wetten de markt toch gestaag haar weg vindt én er in slaagt om van onderuit een transitie op gang te brengen naar energie-efficiënter bouwen en verbouwen. Dit boek heeft niet de ambitie om alle antwoorden te geven, dan wel ideeën en een zicht op die trends waarvan wij zeker weten dat zij waardevol zijn in deze veranderende wereld. Een springplank naar nieuw denken, overleg en debat, samenwerking en actie. Dit alles in de richting van een toekomst die zowel duurzaam als winstgevend is. En die toekomst maken wij nu, samen. Els Vanden Berghe
4
zaal B
5
NZEB symposiumi
“Passief is passé, plus is de toekomst!” Stefan Van Loon, Ingenieur, Technisch Adviseur
“‘The greatest danger in times of turbulence is not the turbulence – it is to act with yesterday’s logic’. Sociaal ecologist Peter Drucker kon de huidige context niet mooier verwoorden”
NZEBi symposiumi
“PHP is open for cooperation with any partner within the building process that values ambition, team work and high quality” Irena Kondratenko, Architect, MSc, PhD, Coördinator onderzoeksprojecten
“Aan de overheid: ondersteun stappenplannen voor gefaseerde, energiezuinige renovaties” Frederik Fossé, Architect, Technisch Adviseur
“Op beleidsniveau is er dringend nood aan een échte, degelijke langtermijnvisie en -strategie” Bert Vanderwegen, Ingenieur-Architect, Technisch Adviseur
Anne De Smet, Communicatiemanager
“Nooit eerder met zo’n gemotiveerde mensen samengewerkt. Als mijn collega’s iets uitleggen of lesgeven, straalt het enthousiasme ervan af!” An Demaegd, Administratief medewerkster
“Om het met de woorden van Philippe Rahm te zeggen: ‘Form and Function follow Climate’” Jan Mariën, Ingenieur-Architect, Technisch Adviseur
“Men vergeet dat duurzaam handelen meer rendeert op economisch vlak dan snel gewin” Tine Van Loock, Stagiair-architect, Technisch Adviseur
“Slim bouwen voorkomt energiearmoede. Bovendien: technieken verouderen, een goede gebouwschil niet. En vooral: wonen in een passiefhuis is heerlijk eenvoudig”
“‘The bold, the visionary and the innovative recognize that what is good for people and the planet will also be good for the long term bottom line and shareholder value [uit: KPMG rapport ‘Expect the unexpected’]’. We kunnen dit niet vaak genoeg herhalen!” Els Vanden Berghe, Algemeen coördinator
“Duurzaamheid is het doel, innovatie het middel” Adriaan Baccaert,
“PassiefhuisPlatform verenigt alle bedrijven zodat niemand de trein van de toekomst mist. Kleine denkers dualiseren, maar grote denkers harmoniseren” Debby Burssens, Ledenwerking en communicatie
Hilde Smets, Zakelijk coördinator
6
7
1 Inspirerende BATEX-renovaties
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Renovatie van twee appartementsgebouwen naar passiefhuisstandaard Het project ‘Linné-Plantes’ omvat de renovatie van twee sociale appartementsgebouwen volgens de passiefhuisstandaard binnen het gestelde budget, met een optimaal gebruik van hernieuwbare energie: 36 passieve appartementen in de Linnéstraat 95 en 14 passieve appartementen in de Plantenstraat 94-96. Daarnaast werd er een nieuw passiefkinderdagverblijf gebouwd op de begane grond. Architectenbureau A2M, studiebureau stabiliteit Stubeco en studiebureau technieken Istema werkten samen dit concept uit. Verschillende concepten en combinaties van systemen werden bestudeerd om een oplossing te vinden met een primaire energiebehoefte lager dan 45 kWh/m² jaar. Dit project werd opgenomen in de lijst van ‘Voorbeeldgebouwen voor Brussel’ in 2012.
FR Transformer deux immeubles à appartements en référence de maison passive Le projet « Linné-Plantes » vise la rénovation de deux immeubles de logements sociaux selon les normes de la maison passive, dans le cadre du budget fixé et en utilisant de manière optimale l’énergie renouvelable : 36 appartements passifs à la rue Linné 95 et 14 appartements passifs à la rue des Plantes 94-96. Par ailleurs, une nouvelle crèche passive a été construite au rez-de-chaussée. Le bureau d’architectes A2M, le bureau d’études de stabilité Stubeco et le bureau d’études techniques Istema ont élaboré ce concept de concert. Différents concepts et combinaisons de systèmes ont été étudiés afin d’aboutir à une solution qui ramène le besoin d’énergie primaire à moins de 45 kWh/m²a. Ce projet a été repris dans la liste des « Bâtiments exemplaires de Bruxelles » en 2012. 10
zaal A
Korte inhoud Het project Linné-Plantes bevindt zich in Sint-Joost-Ten-Node. Het omvat twee sociale wooncomplexen en een kinderdagverblijf. Het woningblok gelegen in de Plantenstraat omvat vijf bouwlagen en biedt plaats aan 51 mensen (14 appartementen). Op het gelijkvloers is er een kantoorruimte voor de buurtwerking. Het andere gebouw is gelegen in de Linnéstraat en beslaat 12 bouwlagen (hoogbouw). Het biedt plaats aan 84 mensen (36 appartementen). Het ontwerp verbindt twee straten via een publiek-private groenzone. Voor het kinderdagverblijf lag het concept vrij snel vast: aangezien de warmtevraag minimaal is door de goede isolatie en het SWW eerder beperkt, volstaat het hier om met een gascondensatieketel te werken. Als extra wordt er gebruik gemaakt van een minimale oppervlakte aan zonnecollectoren. Om de warmteverliezen van de leidingen voor SWW en verwarming van de appartementsgebouwen te beperken, werd er gekozen voor een centrale stookplaats met een combilussysteem en een satellietboiler per appartement. Voor de warmteopwekking van het warm water van de combilus werden verschillende concepten afgetoetst op gebied van kostprijs en primair energieverbruik. Er werd onderzocht wat binnen dit project de interessantste methode is om de energievraag te compenseren. Voor deze gegevens werd zowel beroep gedaan op het te leveren vermogen (volgens de norm) als het geschatte reële verbruik (volgens PHPP). Hiervoor kwamen enkele technische installaties in aanmerking: de gascondensatieketel, de warmtekrachtkoppeling (WKK), de zonneboiler, de gasabsorptiewarmtepomp en de lucht-waterwarmtepomp om het circulatiewater op te warmen en ten slotte fotovoltaïsche panelen en de WKK voor het elektrische verbruik. Voor elke afzonderlijke situatie werd een rekenblad opgesteld. Op die manier kon het primaire energieverbruik worden opgelijst ten opzichte van de kostprijs. Bij alle opties werd de maximumwaarde van 45 kWh/m² jaar primaire energie gerespecteerd, met uitzondering van de gascondensatieketel die een indicatie geeft van hoe groot het verbruik van primaire energie zou zijn mocht er geen enkele inspanning geleverd worden (65kWh/m² jaar). Conclusie Finaal werd de optie van een centrale stookplaats voor de twee
gebouwen met een micro-WKK in combinatie met 50m² zonnecollectoren en 125m² pv-panelen gekozen. Bij deze keuze werd wat marge genomen ten
40 kWh/m² jaar het primair energieverbruik van het finaal gekozen energieconcept.
Zicht op de publiek-private binnentuin met crèche (architect A2M).
opzichte van de grens van 45kWhM² jaar. De micro-WKK levert 11,6kW thermisch en 4,6 kW elektrisch. In de winter draait deze installatie voor de volle honderd procent. In de zomer draait die nog op 50% en voorziet die in de vraag voor SWW. Op die manier kon de oppervlakte zonnecollectoren sterk teruggebracht worden. Een buffervat van 5000 liter zorgt voor de warmteopslag afkomstig van de zonnecollectoren of de micro-WKK. Een condensatieketel zorgt voor de bijkomende piekvraag in de winter. Behalve de WKK werd ook de mogelijkheid van de gasabsorptiewarmtepomp en de luchtwaterwarmtepomp onderzocht. Hoewel ook de bodem-waterwarmtepomp bevredigende resultaten geeft met betrekking tot de primaire energie, valt deze optie een stuk duurder uit dan de andere oplossingen. Het project is momenteel nog niet in uitvoering aangezien er eerst nog voorbereidende werken, zoals asbestverwijdering, nodig zijn.
Gevelaanzicht van het project ‘Linné-Plantes’: een renovatie volgens de passiefhuisstandaard.
“Wanneer de elektrische opbrengst van de pv-panelen en deze van de WKK worden gesommeerd, zal de energieopbrengst over het volledige jaar quasi continu zijn” Johan Cré
Johan Cré Duurzaam Bouwen & HVAC Istema NV
www.istema.be
[email protected] 09 225 32 62
tijdstip 11.10–11.40 uurr
11
NZEB symposiumi
Antoine Hupin Membre du comité de direction URBANI S.A.
NZEBi symposiumi
www.urbani.be
[email protected] 02 672 06 13
“Il est loin le temps où le propriétaire d’un immeuble pouvait se contenter de le mettre en location sans se soucier du bien-être individuel et collectif de ses occupants…” Antoine Hupin
Le Zénobe Gramme
Un habitat durable et convivial ! Urbani a rénové un immeuble situé avenue Zénobe Gramme, n° 27 à Schaerbeek. Il s’agissait d’un ancien immeuble industriel, transformé en 17 logements et en un espace de 600 m² de bureaux. Pour être durable et convivial l’immeuble devait non seulement développer des qualités architecturales, environnementales, énergétiques et esthétiques mais, et c’est primordial, ses habitants devaient s’y sentir bien, individuellement et collectivement.
NL Zénobe Gramme: een duurzame en gezellige woonomgeving! - Urbani heeft een flat gerenoveerd op de Zénobe Grammelaan 27 in Schaarbeek. Het voormalige industriegebouw werd omgetoverd in 17 woningen en een kantoorruimte van 600 m². Om er een duurzame en gezellige woonomgeving van te maken, zijn niet alleen de architecturale, energetische, esthetische en milieueigenschappen verbeterd. Het hoofddoel was om een persoonlijke én collectieve thuis te maken voor de bewoners. 12
zaal A
Un habitat durable Le projet a été pensé dès le départ en fonction des principes de la construction durable, visant à atteindre les meilleures performances énergétiques et environnementales, par la conception architecturale (compacité, orientation, mobilité…) et le choix des éléments techniques (façade, techniques de ventilation, chauffage, énergies renouvelables…). Compte tenu des contraintes liées au site et aux caractéristiques du bâtiment, les mesures prises permettent d’atteindre de très bonnes performances. Le standard « très basse énergie » ou « passif » est atteint pour les logements. Il est « passif » pour le bureau. Par ailleurs, les paramètres qualitatifs et d’intégration urbaine de l’éco-construction, ont été développés et atteints. L’immeuble étant destiné à la location, cela nous impose une vision à long terme pour les choix à opérer, incluant les perspectives de maintenance. Chaque élément technique nécessitant un entretien est cadastré et intégré dans un planning de maintenance organisé par le propriétaire et géré par l’occupant. Tout nouvel occupant est accueilli sur place par un membre de notre équipe afin de lui souhaiter la bienvenue et de lui expliquer dans le détail le fonctionnement de son logement et des services qui y sont intégrés. Un habitat convivial Tout commence par la relation entre le propriétaire et l’occupant. C’est une relation de partenariat. L’immeuble est conçu comme un patrimoine commun, à occuper, à développer et à entretenir dans l’intérêt de toutes les parties concernées. Nous privilégions donc une relation de
BD avec mascotte AMAÏ.
confiance et de respect mutuel fondée sur les intérêts communs et non sur les antagonismes. Les relations entre les occupants entre eux ne sont pas moins importantes. Ils en ont bien sûr l’initiative et la maîtrise. Mais nous voulons les favoriser par une conception architecturale innovante et par la mise à disposition de locaux et d’équipements collectifs : buanderie commune, salle de sport, jardin, potager, salle de fêtes… autant de lieux qui permettent les échanges et créent une dynamique d’habitat nouvelle. Nous organisons également une assemblée générale des occupants. L’AGO est l’un des lieux de rencontre entre les occupants eux-mêmes et entre les occupants et Urbani. Elle a le pouvoir de décider de certains aménagements
Le Zénobe Gramme : un ancien immeuble industriel, transformé en 17 logements.
1.124 €
d’intérêt collectif financés par le propriétaire. L’orientation locative coût global du chauffage pour 17 appartements et 600m² du projet permet une de bureaux. plus grande adéquation entre la conception et l’utilisation par l’information et la formation des occupants. Tous les 15 jours, notre mascotte AMAÏ (un Aï, un singe paresseux) et ses deux amis (Tatami l’écureuil et Albédo le perroquet), conçus exclusivement pour nous, dispensent par le biais d’un e-mail sous forme de BD, des informations favorisant la convivialité dans une perspective de développement durable dont les occupants sont les acteurs individuels et collectifs. /an
tijdstip 11.40–12.10 uurr
13
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Bram De Meester Consultant duurzaam bouwen ARCADIS Belgium, in opdracht van Leefmilieu Brussel
www.arcadisbelgium.be
[email protected] 0499 53 95 09
“Although the dataset for this particular type of buildings is relatively small, the overall airtightness results of the Exemplary Buildings program indicate a learning effect throughout the years” Bram De Meester Façade of the Tritomas Police station, case studied in the article
Renovation (11 buildings) 3,00
NL Ervaringen met de luchtdichtheid van gerenoveerde tertiaire gebouwen - In het kader van het programma ‘Voorbeeldgebouwen’ van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden eigenaars van gebouwen en ontwerpers uitgedaagd om bouwprojecten te realiseren die een hoge architecturale kwaliteit hebben en uitstekend presteren op milieuvlak. In de wedstrijdfase worden de Voorbeeldgebouwen geselecteerd. Luchtdicht bouwen is een belangrijk aspect tijdens de opvolging van de projecten, aangezien dit de netto-energiebehoefte beïnvloedt. FR Expériences en matière d’étanchéité de l’air des bâtiments tertiaires rénovés Le programme « Bâtiments exemplaires » de la région de Bruxelles-Capitale encourage les propriétaires immobiliers et les architectes à concevoir des projets de construction de qualité supérieure sur le plan architectural comme au niveau environnemental. La construction d’une enveloppe d’étanchéité est un aspect important du suivi des projets, compte tenu de son impact sur la demande nette d’énergie. 14
zaal A
Experiences in the airtightness of renovated tertiary buildings
Based on the dataset of Exemplary Buildings in the Brussels Capital Region
In the ‘Exemplary Buildings’ program of the Brussels Capital Region, building owners and designers are challenged to realise building projects of both high architectural quality and superior environmental performance. After a project competition phase in which the Exemplary Buildings are selected, winning projects are supported by grants and expert guidance throughout further design development and construction. Building envelope airtightness is an important aspect during the follow-up, given its influence on the net energy demand. Short summary This article describes through cases and general trends,
the airtightness of renovated non-residential buildings. Several cases studies demonstrate that the resulting airtightness for renovated non-residential buildings, can be as low as the current standards for new-built buildings. The case studies are supported by photographs and technical information, showing the design approach and construction methods which were applied to obtain good airtightness. Airtightness testing will be discussed for the studied cases. This is particularly interesting as intermediate testing has been undertaken in order to enable airtightness improvement works well before final building acceptance. These tests also allow to determine the importance of some of the imperfections before they were mitigated.
Airtightness n50 (h-1)
2,50 2,00 1,50 1,00 0,50 0,00 nov 09
jun 10
dec 10
jul 11
jan 12
aug 12
feb 13
sep 13
apr 14
Date of completion
Evolution of airtightness of renovated tertiary buildings in time, dataset of the Exemplary Buildings program.
1%
Façade of the European Foundation House, case studied in the article.
de trendanalyse geeft aan dat voor tertiaire renovaties een n50 van 1 haalbaar is
General trends can be made by analysing the dataset of renovated tertiary buildings, realised within the ‘Exemplary Buildings’ program. Keeping in mind that these projects aimed – and were supported – to reach superior environmental performance, the results show that it is possible to obtain excellent airtightness levels when renovating tertiary buildings. Although the dataset for this particular type of buildings is small, overall results of the ‘Exemplary Buildings’ program indicate a learning effect throughout the years.
Conclusion The cases and general trends
demonstrate that excellent building airtightness can be realised when renovating non-residential buildings, when a coherent design approach, building methods and follow-up during construction are maintained. These results are important, given the necessity of renovating existing building stock in Brussels and the energy performance legislation evolutions, proving feasibility of gradually moving towards airtightness performance requirements similar to passivehouse criteria. tijdstip 12.10–12.40 uurr
15
2 Analyse en monitoring
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Vóór renovatie. Staf Roels Prof. dr. ir. arch. KU Leuven, Departement Burgerlijk Bouwkunde, Afdeling Bouwfysica
www.kuleuven.be/bwf
[email protected] 016 32 13 49
“Een dak- en gevelrenovatie zijn de allereerste ingrepen die verbouwers moeten overwegen als ze nutteloze of weinig efficiënte uitgaven willen vermijden” Staf Roels
Doorgedreven schilrenovatie bij woningen: lager energieverbruik of beter binnencomfort?
Opvallend renovatieproject in Spiere doorgelicht FR Rénovation de la coquille des habitations : réduire la consommation d’énergie ou améliorer le confort intérieur ? - Pour comprendre l’effet d’une rénovation bien pensée de la coquille, sur le plan de la consommation d’énergie comme du confort intérieur des habitations, nous avons suivi pas à pas et en détail un projet de rénovation résidentielle dans le village de Espierres depuis le mois de mai 2013. Cette maison unifamiliale a quatre façades datant de 1901 présentait, avant la rénovation, les caractéristiques énergétiques suivantes : E324 et K196. Contrairement à la plupart des projets de rénovation, la disposition générale de l’espace (façade, toiture, surfaces des fenêtres) n’a pratiquement pas été modifiée, ce qui permettait donc de bien évaluer l’effet d’une rénovation énergétique bien pensée. L’objectif était d’attendre la norme passive (valeurs probables : E52 et K28). 18
zaal B
Om inzicht te krijgen in het effect van een doorgedreven schilrenovatie op zowel het energieverbruik als het binnencomfort van woningen, werd een residentieel renovatieproject in het dorp Spiere sinds mei 2013 stapsgewijs en in detail opgevolgd. Deze vrijstaande eengezinswoning uit 1901 beschikte voor de renovatie over de energetische karakteristieken E324 en K196. In tegenstelling tot de meeste renovatieprojecten werden in dit project de oorspronkelijke ruimte-indeling en gevel-, dak- en raamoppervlakken nauwelijks gewijzigd, wat dit project uitermate geschikt maakt om het effect van een doorgedreven energetische renovatie te beoordelen. Hierbij werd gestreefd naar de passiefstandaard (vermoedelijke waarden: E52 en K28). Korte inhoud Deze presentatie beschrijft kort hoe men erin geslaagd is om deze doorgedreven schilrenovatie te realiseren, maar gaat vooral dieper in op de te verwachten opbrengsten van die ingreep op basis van de monitoring van de situatie voor de renovatie. In een eerste fase werd deze woning, die bewoond wordt door twee mensen, immers vóór de renovatie al volledig opgemeten en gemonitord. Nadien werd de woning volledig gestript en aangepast aan de huidige energetische normen waarbij gestreefd werd naar de passiefstandaard. De monitoring bestaat uit het continu loggen van het binnenklimaat van de vijf belangrijkste zones in de woning en het opvolgen van het energie verbruik. Daarnaast werden bijkomend infraroodopnames en luchtdichtheidsmetingen (via blowerdoortest) uitgevoerd. De analyse van het gemonitorde binnenklimaat vóór de renovatie heeft duidelijk aangetoond dat het thermische comfort in de woning minimaal is: slechts de leefruimte
Na renovatie.
en badkamer worden verwarmd en dit meestal enkel tijdens momenten wanneer de bewoners thuis zijn. De andere kamers worden niet verwarmd. Zo bedraagt bij een buitentemperatuur van 0°C de gemiddelde temperatuur in de woning ongeveer 13.5°C. Het is pas bij een buitentemperatuur van 20°C, dat het in de woning gemiddeld warmer is dan 18°C. Alle andere dagen werden daggemiddelde binnentemperaturen gemeten die sterk onder de 18°C liggen, wat in schril contrast staat met de gemiddelde binnentemperatuur tijdens het stookseizoen van 18°C zoals algemeen aangenomen in de EPBregelgeving. Dat lage thermische comfortniveau wordt eveneens weerspiegeld in het lage opgemeten energieverbruik voor ruimteverwarming. Na extrapolatie en schaling naar een typejaar met behulp van graaddagen, bedraagt dat verbruik slechts ongeveer de helft van het nationaal
80% daling van de netto-energie behoefte dankzij dak- en gevelrenovatie inclusief schrijn werk (75% daling van E-peil).
gemiddelde en slechts om en bij de 15% van wat voorspeld wordt met de graaddagenmethode.
Conclusie Hoewel de meetcampagne na de
renovatie nog niet werd uitgevoerd, kunnen we nu al reeds interessante conclusies trekken. Zo verbruikt de oorspronkelijke woning een pak minder energie dan haar slechte isolatiekwaliteit doet vermoeden. Dat is grotendeels te danken aan het feit dat de bewoners heel sterk inbinden op comfort om de stookkosten binnen de perken te houden. Het ligt dan ook in de lijn van de verwachtingen dat de uitgevoerde renovatie-ingrepen niet zozeer zullen leiden tot een daling van de stookkosten, maar wel tot een verhoging van het dagelijkse comfort. tijdstip 11.10–11.40 uurr
19
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Pieter Van Laere Sustainable Development Manager Saint-Gobain Construction Products – Divisie ISOVER
www.isover.be
[email protected] 03 360 23 50
“Het wordt dringend tijd dat duurzaam bouwen meer wordt dan een niche voor wereldverbeteraars” Pieter Van Laere
Levenscyclusanalyse in verhouding tot de bouw
Streven naar een meetbare en berekenbare duurzaamheid van gebouwen
Nu duurzaamheid in de bouw een steeds prominentere plaats inneemt, worden ook de producenten van bouwmaterialen zich hiervan bewust. Er zijn verschillende manieren om die duurzaamheid aan te tonen. Zo werden er de afgelopen jaren diverse labels gelanceerd. Maar welke ontwerper ziet nog een duidelijke richting en visie in dit bos van labels? Net daarom tracht men reeds enige jaren om een objectieve en wetenschappelijke analyse op te stellen van het volledige proces van een materiaal en zijn gebruik in de woning: de levenscyclusanalyse.
FR Analyse du cycle de vie et son rapport à la construction La place croissante occupée par la réflexion durable dans le secteur de la construction incite les producteurs de matériaux de construction à y être de plus en plus attentifs. Il y a différentes manières de démontrer ce caractère durable. Ainsi, divers labels ont été lancés ces dernières années. Mais quel concepteur identifie encore un cap et une vision clairs dans cette profusion de labels ? L’on essaie donc depuis plusieurs années de mener une analyse objective et scientifique du processus complet d’un matériau et de son utilisation dans l’habitation : l’analyse du cycle de vie. 20
zaal B
Korte inhoud Een levenscyclusanalyse van een bouwmateriaal is een goede aanzet, maar een buitenstaander kan de gegevens die hieruit afkomstig zijn niet altijd even goed interpreteren. Daarom werd geopteerd voor het communicatieformat EPD (environmental product declaration) dat de milieu-impactcategoriëen voor een specifiek bouwmateriaal communiceert. Op termijn is het wel degelijk de bedoeling om naast een E-peil ook een soort van Milieu-peil van een gebouw uit te rekenen. Er zijn verschillende mogelijkheden om dat verder uit te werken. Het grootste risico hierbij? Dat we alles op productniveau of gebouwelementniveau vergelijken, waardoor we niet elk aspect meenemen in de vergelijking. Daarom zijn er verschillende initiatieven die een degelijke berekening en vergelijking op gebouwniveau nastreven. Dat wordt idealiter gekoppeld aan de EPB-berekening of een software zoals PHPP –zoals BeGlobal doet – of zelfs gewoon een meetstaat die telkens gekoppeld wordt aan een database waarin deze EPD-data zitten. Zo krijgen we een totaalsom van de verschillende impact categorieën. Dat geeft dan een overzichtelijke en objectieve vergelijkingsgrond. Op basis van de keuzes van de deelstaten kan hieraan een optelsom gekoppeld worden: een totaalpeil waar dan eventueel, net zoals bij koelkasten, een label/letter/cijfer aan vasthangt.
Isolatiematerialen gemaakt uit gerecycleerd glas.
Conclusie Om zoals in de Europese legislatuur
is voorzien op termijn hiertoe te komen, is het vooral van belang om dit systeem van LCA-based EPD-gegevens te stimuleren. In de toekomst moeten alle bouwmaterialen – om goed in het gebouwniveau beoordeeld te worden – immers over zo een EPD beschikken, wat een transparante materiaalkeuze makkelijker zal maken. De Belgische materialenproducenten werken hier dan ook heel intens aan mee.
100% 100% transparantie in milieu-impact, dankzij de Environmental Product Declaration waarover elk ISOVER-isolatiemateriaal - als eerste op de Belgische bouwmarkt - beschikt.
tijdstip 11.40–12.10 uurr
21
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Woonzorgcomplex Vroomshoop.
€65.000
Het morfologische ontwerpproces in het project Vroomshoop
de extra kosten om het geheel als passiefhuis uit te voeren. Slechts 2% van de bouwkosten lagen voor het zorgcomplex op 1025 euro per m².
Integraal ontwerpen en bouwen
FR Le processus de conception morphologique dans le projet Vroomshoop Nous vivons une transition sociétale, qui part de la technologie des années 1980 en passant par le marketing des marques des années 1990 pour aller jusqu’au design social à partir de 2005. Cela exige un état d’esprit ouvert et curieux et la prise de conscience qu’il n’existe pas une seule bonne solution conceptuelle. Le commanditaire ne veut pas opérer des choix mais faire partie intégrante du processus de conception Ainsi, l’entrepreneur Karsten a demandé à BouwQuest de contribuer à ses réflexions visant à rendre un concept existant plus durable. Au lieu de s’appesantir sur les honoraires, ils sont d’emblée passés à la conception d’un schéma morphologique. Parce que c’est la manière idéale d’analyser, durant la phase préliminaire du concept, toutes les solutions possibles de réaliser des bâtiments neutres sur le plan énergétique. Ce qui exige certes plus de temps de préparation mais la concertation mise en place permet d’éliminer les coûts des erreurs et d’accélérer la mise en œuvre. 22
zaal B
Detail ramen, met isolatie van Recticel Insulation.
Wij zitten in een maatschappelijke transitie van technologie (jaren ’80) over brand marketing (jaren ’90) naar – sinds 2005 – sociaal design. Dat vereist een open en nieuwsgierige houding en het besef dat er niet slechts één goede ontwerpoplossing is. De opdrachtgever wil geen keuzes, maar een onderdeel zijn van het ontwerpproces. Aannemer Karsten vroeg BouwQuest hoe je een bestaand ontwerp kan verduurzamen? Ze maakten onmiddellijk een morfologisch schema, omdat dat dé manier is om al in de voorfase van het ontwerp alle oplossingsrichtingen voor energieneutrale gebouwen in kaart te brengen. Dat kost wat extra voorbereidingstijd, maar net dankzij die onderlinge afstemming, werden faalkosten geëlimineerd en verliep de uitvoering een stuk sneller. Korte inhoud Luchtdicht maken, installatie, compact bouwen, oriëntatie ten opzichte van de zon... deze elementen interageren met elkaar en moeten zorgvuldig op elkaar worden afgestemd. Juist daarom en omdat een vergissing niet gemakkelijk kan worden rechtgezet, werd voor het wooncomplex Vroomshoop gekozen voor een nieuwe samenwerkingsvorm waarbij de engineering, de uitvoerende partijen en de opdrachtgever samen een drie-eenheid vormen, bezegeld met een handdruk. De integrale uitwerking met behulp van BIM (Bouw Informatie Model), werd ondersteund door PIM (Project Informatie Management). Door die onderlinge afstemming elimineert men faalkosten en zorgt men juist voor een sneller verloop van de uitvoeringsfasen. Om een complex ontwerpproces zoals dat van Vroomshoop Bijna Energie Neutraal (NZEB) onder de knie te krijgen, kan je het probleem best opsplitsen. Eenmaal ontrafeld, is het hanteerbaar. Een morfologische kaart is een methodische ontwerpmanier om oplossingsrichtingen in kaart te brengen die je normaal niet op een kwantitatieve manier met elkaar kan vergelijken. De eerste fase is een ‘gezamenlijke beeldvorming’, daarna volgt een ‘oordeelvorming’ en tot slot een ‘gezamenlijke bevsluitvorming’ die elke partner een bevredigend gevoel geeft. Alle facetten van duurzaamheid moeten volgens de juiste prioriteiten worden ontwikkeld. Een goed antwoord hierop en op de Trias Energetica is volgens ons passiefbouwen. Omdat het op warmte eerst 80% bespaard en dan eenvoudig met hernieuwbare energie kan worden aangevuld.
©Tom Linster
“Écht geïntegreerd werken, vraagt om een andere houding, een andere cultuur en andere competenties van mensen en organisaties in de bouw: een cultuurverandering dus!” Carl-peter Goossen Carl-peter Goossen Ontwerpmanager Recticel Insulation i.s.m. BouwQuest www.recticelinsulation.be
www.bouwquest.nl
[email protected] +31 653 25 68 29
tijdstip 12.10–12.40 uurr
23
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Nœuds constructifs d’une construction passive en béton cellulaire.
Calcul du psi de la fondation d’une maison en béton cellulaire.
Construction passive sans matériaux isolants
Les murs passifs étanches à l’air sans plafonnage et sans isolation complémentaire
NL Luchtdichte passiefmuren zonder dunpleister of bijkomende isolatie Cellumat komt zijn monolitisch bouwsysteem met cellenbeton voor passiefbouw voorstellen. Met een reeks bouwknopen wordt aangetoond dat deze innovatieve bouwmethode een geheel nieuwe derde pijler is in de wereld van passiefbouw en NZEB. Daarnaast stelt het bedrijf de resultaten van zijn luchtdichtheidstests voor. Uit deze tests van de Universiteit van Gent blijkt de optimale luchtdichtheid – zelfs zonder afwerkingslaag! – van de muren in cellenbeton van Cellumat. 24
zaal B
Cellumat présentera son système de construction entièrement monolithique en béton cellulaire pour la construction passive. Une série de nœuds constructifs seront utilisés en appui pour démontrer que cette méthode de construction innovante constitue un troisième pilier à part entière dans l’univers de la construction passive et NZEB. L’entreprise présentera en complément les résultats des tests d’étanchéité à l’air qui ont été réalisés par l’université de Gand et qui démontrent l’étanchéité à l’air optimale – même sans enduit fin ! – des murs réalisés en béton cellulaire Cellumat. Le résumé Cellumat a développé un système de construction entièrement
monolithique en béton cellulaire pour la construction passive. Le concept consiste à l’étude d’une habitation sous PHPP. L’ensemble des parois a été étudiées de manière à réduire au maximum les déperditions. L’ensemble des nœuds constructifs a également fait l’objet d’un recensement et d’une étude permettant de calculer la valeur de la déperdition linéique mais également le facteur de température f afin de réduire le risque de condensation. Cellumat présentera les résultats de cette exploration technologique au cours de sa séance d’information. Se basant sur un test d’étanchéité
en laboratoire les résultats de cette simulation démontrent qu’il est tout à fait possible de construire une habitation en béton cellulaire sans isolation complémentaire qui respecte les critères d’une maison passive tout en garantissant une simplicité dans l’élaboration des nœuds constructifs.
0,0009 m³/h.m² ≤ 0,10 m³/h.m² etanchéité à l’air avec enduit pelliculaire de 2 mm.
Conclusion Avec un système de construction
entièrement monolithique en béton cellulaire et sans isolation complémentaire, il est tout à fait possible de construire une habitation qui respecte les critères d’une maison passive.
“Le béton cellulaire: une façon de construire PASSIF avec efficacité, simplement et de façon écologique” Marc Lacrosse Marc Lacrosse Directeur Technique Cellumat, Département technique
www.cellumat.be
[email protected] 0474 94 19 56
tijdstip 12.40–13.10 uurr
25
3 NZEB voor lokale besturen
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Duurzaam patrimoniumbeheer
Co-funded by the Intelligent Energy Europe Programme of the European Union
Begeleiding van lokale besturen bij concrete bouwen verbouwplannen
Nieuw administratief centrum in Houthalen-Helchteren.
Vele lokale overheden hebben nood aan begeleiding en advies als ze een duurzaam project willen realiseren op hun grondgebied. Aangezien gemeenten een voorbeeldfunctie vervullen, wil het steunpunt duurzaam bouwen en wonen hen daarin ondersteunen. Daarvoor is er projectadvies op maat: een dienstverlening die gemeenten moeten helpen om projecten op hun grondgebied te verduurzamen.
308
Kantoorgebouw van Stebo vzw in Genk.
Kris Asnong Coördinator Dubolimburg
28
Korte inhoud De projecten kunnen zeer verschillend van aard zijn, zolang er maar de ambitie leeft om een duurzaam resultaat af te leveren. de Vlaamse gemeenten die kunnen rekenen op vakkundig Zowel nieuwbouw- als renovatieprojecten komen in advies en begeleiding van de aanmerking, maar ook stedenbouwkundige projecvijf provinciaal georganiseerde steunpunten. ten zoals masterplannen, beeldkwaliteitsplannen, inrichtingsplannen, verkavelingen of ruimtelijke uitvoeringsplannen kunnen worden ingediend. Voelt het steunpunt aan dat een project hun mogelijkheden overstijgt, dan spreken ze hun netwerk aan. Het steunpunt brengt lokale overheden zo met de juiste mensen samen aan tafel. Aan de hand van concrete voorbeelden wordt uitgelegd wat het steunpunt voor een project kan beteken en welke stappen doorlopen worden.
www.dubolimburg.be
[email protected] 011 39 75 75
De verschillende klimaatrapporten liegen er niet om: we zullen tegen 2050 naar een koolstofarme maatschappij moeten evolueren. Dat betekent dat tegen dan zowat elk gebouw ofwel zeer energiezuinig gerenoveerd moet zijn, ofwel voorzien zijn van voldoende hernieuwbare energie. Ook de factoren functie, comfort en staat van de woning bepalen mee de planning. Hoe kunnen we dit proces van verduurzaming het beste stroomlijnen? Korte inhoud Tegen 2050 moet zowat elk gebouw ofwel zeer energiezuinig gerenoveerd zijn, ofwel voldoende hernieuwbare energie hebben. In deze presentatie gaan we dieper in op hoe voor elk gebouw –volgens de levenscyclus ervan – naar het beste moment gezocht kan worden om de nodige maatregelen uit te voeren. Hierbij dient verder gekeken te worden dan enkel energie. Ook de functie, comfort en conditiestaat bepalen mee wanneer welke maatregel het beste uitgevoerd wordt.
Volgende topics komen hierbij aan bod: • Bepaling van de staat van de woning en meerjarenonderhoudsplanning: welke onderhoudskosten kan u verwachten?
G F E D C B A Curatief onderhoud
Optimalisatie
Investering
Preventief onderhoud
0j
Investering
10j
ual ss-as-us bruik Busine ergiever Trend en
Comfort
80%
Investering
20j
30j
40j
Vincent Dierickx BU Manager Energy Management & Policy Cenergie
• Via een energiekadaster beter inzicht krijgen waar energie vooreerst te besparen valt? • Laaghangend fruit: optimaliseer wat u hebt via smartmetering/energiemonitoring. • Keuze voor energiebesparende maatregelen: juiste tijdstip en ambitieniveau, het beperkte budget zo goed als mogelijk toewijzen, wanneer welke maatregel? • Grondige renovatie tot bijna-energieneutraal op het juiste moment: elk gebouw kan slechts om de 30 jaar – of later – grondig onder handen worden genomen. Hoe pakken we dat aan: voorstelling van een energieconceptstudie, kiezen tussen afbreken en verbouwen, wat met de energieproductie…? Patrimoniumbeheer: elk gebouw kan slechts om de 30 jaar grondig onder handen worden genomen.
Patrimoniumbeheer - trapsgewijs op weg naar energieneutraliteit
MWh
Projectadvies op maat door de provinciale steunpunten duurzaam bouwen
naar -85% CO2 in 2050
50j
60j
80% van de milieudruk van gebouwen situeert zich in het energieverbruik tijdens de gebruiksfase.
www.cenergie.be
[email protected] 03 271 19 39
“Met dezelfde financiële middelen een beter, duurzamer, energievriendelijker en comfortabeler gebouw helpen realiseren; dat staat bij de steunpunten bovenaan de agenda”
“Optimaliseer wat je nu hebt, vervang intelligent wanneer het aangewezen is en neem de grote sprong voorwaarts als je de kans krijgt om grondig te renoveren”
Kris Asnong
Vincent Dierickx
zaal C
tijdstip 11.10–11.40 uurr
zaal C
tijdstip 11.40–12.10 uurr
29
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Energiediensten voor lokale besturen Praktijkervaringen van Eandis: case SBS De Kriebel Deze Eandis-presentatie schetst de context, ambities en werkwijze van lokale besturen op vlak van energie-efficiëntie en klimaat. Per project is dit een afweging tussen beschikbaar budget, comfort en energiebesparing. Korte inhoud Eandis ontwikkelde een totale begeleiding dat de ambities van de lokale besturen ondersteunt via een traject van energieboekhouding over energieadvies tot projectontwerp en –uitvoering. Ook financiering, sensibilisering van gebruikers en opvolging van vooropgestelde besparing is mogelijk. Een voorbeeld is de dakrenovatie – met een oppervlakte van ongeveer 3.000 m² – van SBS De Kriebel. Dankzij de plaatsing van een isolatiepakket en superisole-
Bram Van Eeckhout Projectstudie Energiediensten
rende daglichtkoepels bespaart de basisschool 600.000 kWh aardgas per jaar en stijgt het comfort in de klassen, zowel in de zomer als de winter. Na een positieve projectevaluatie volgt een optimalisatie van de gebouwschil via de isolatie van de noordgerichte gevel. De projecten passen in het totale energiebeleid van het Stedelijk Onderwijs Antwerpen en motiveren ook de gebruikers om, via hun gedrag, energie te besparen.
Eandis Energiediensten voor Lokale Besturen
www.eandis.be
[email protected]
Energie-efficiënte investeringen in openbare gebouwen De ESCO-werking van Infrax: case OCMW-gebouw in Torhout Samen met de lokale besturen gaat nutspartner Infrax na hoe de gemeentelijke en provinciale gebouwen energie-efficiënter kunnen worden. Het bedrijf gaat uit van de integrale aanpak en benadert het gebouw vanuit een totaalconcept. Korte inhoud De energie-efficiënte investeringen van Infrax richten zich tot vier domeinen – dat zijn gebouwschil, HVAC, relighting en hernieuwbare energie – en houdt rekening met terugverdientijden, beschikbare budgetten en de noden van het bestuur en de mensen op de werkvloer. Deze integrale aanpak hanteert het principe van de trias energetica. Het Infrax-aanbod gaat daarbij van monitoring van gebouwen over het uitvoeren
Edwin Thieren Projectingenieur ESCO Infrax
30
ESCO Infrax.be
van haalbaarheidsstudies en detailstudies tot finaal het implementeren van de energieefficiënte investeringen en de mogelijkheid voor aantrekkelijke financiering. Een mooi voorbeeld is het OCMW-gebouw in Torhout. Het dak werd geïsoleerd, de HVAC-installatie (inclusief het lokale warmtenet) werd vernieuwd en er werd een enorme zonneboilerinstallatie geplaatst voor de grote behoefte aan sanitair warm water.
[email protected] 0476 26 70 95
Ervaring uit begeleiding van lokale besturen Succesfactoren voor een geslaagd NZEB-beleid
De energienormen worden alsmaar strenger. Tegen 2021 moet alle nieuwbouw voldoen aan de BENcriteria. Bovendien moeten alle Europese lidstaten hun energie-efficiëntie met 30 procent verbeteren tegen 2030. Én tegen 2050 moet binnen het bestaande gebouwenbestand (residentieel en tertiair) een spectaculaire CO2-reductie van -88 tot -91 procent worden gerealiseerd. Een must als we kijken naar de status van onze gebouwen in België. Hoe wapenen lokale besturen zich om deze doelstellingen te halen? Wat geeft hun beleid kans op slagen? Hoe inspireren zij anderen? Korte inhoud Hoe effen je als lokaal bestuur het pad naar de verschillende mijlpalen in de energie- en klimaatdoelstellingen? Tegen 2019 moeten alle nieuwe overheidsgebouwen BEN-conform zijn, voor alle nieuwbouw is dat tegen 2021; 2030 staat voor een met 30% verhoogde energie-efficiëntie en 2050 betekent een CO2-reductie van -88 tot -91 procent. Als je als stad, gemeente of provincie hieromtrent vandaag nog geen beleid hebt uitgetekend, riskeer je de doelstellingen niet te halen. Dat er motivatie is, bewijst het aantal ondertekenaars van het ‘burgemeestersconvenant’: de reguliere Europese beweging met deelname van lokale en regionale overheden die vrijwillig toezeggen om de energie-efficiëntie en het gebruik van duurzame energiebronnen op hun grondgebied te verhogen. De ondertekenaars van het Convenant beogen om de 20% CO2-reductiedoelstelling van de Europese Unie tegen 2020 te behalen en te overtreffen. Voor België zijn er al meer dan 180 ondertekenaars. Het woord ‘klimaatneutraal’ staat dan ook in vele lokale bestuursakkoorden te lezen. Zo hebben Gent en Antwerpen 2050 als deadline
Els Vanden Berghe Algemeen coördinator Passiefhuis-Platform (PHP)
vooropgesteld. Mechelen, net als Leuven, mikt op 2030. Om die doelstelling te halen ging één van die steden, Antwerpen, een begeleidingstraject aan met Passiefhuis-Platform. Het traject vertrok vanuit een SWOT-analyse, sleutelactoren werden in kaart gebracht en medewerkers kregen de nodige training. Daarnaast stond communicatie centraal en samen met de stad werd een ‘roadmap’ uitgezet met als mijlpalen 2015, 2020 en 2050. Wat daarbij de sleutelfactoren tot succes zijn, kom je in deze sessie te weten. De ambities van de lokale besturen zijn groot, maar de nood is nog groter. Ons gebouwpark is immers verantwoordelijk voor een groot deel van ons energieverbruik. Wanneer je hier concreet als gemeente, stad of provincie een beleid rond uitzet, loont het om de sleutelactoren te betrekken en aandacht te hebben voor zowel het gebouwenpark, de expertise van de eigen medewerkers als een heldere communicatie. Een integrale en geïntegreerde aanpak geeft kans tot slagen. En veel valt daaruit te leren van andere lokale besturen. Hoe doen zij het, wat zijn daarbij de hindernissen en succesfactoren?
www.passiefhuisplatform.be
[email protected]
“Het OCMW-bestuur heeft gekozen voor verregaand gebruik van zonnewarmte voor het sanitaire warm water”
“Wat vandaag gebouwd wordt, bepaalt in welke mate de doelstellingen van de toekomst behaald worden”
Edwin Thieren
Els Vanden Berghe
zaal C tijdstip 12.10–12.40 uurr
zaal C tijdstip 12.40–13.10 uurr
31
4 Inspirerende renovaties
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Kennisplatform Renovatie
Proeftuin Woningrenovatie : energiezuinig verbouwen met 10 innovatieve proeftuinrenovatieprojecten
1 Eén kennisplatform renovatie - 10 proeftuinprojecten 120 gebouwen met 350 wooneenheden als innovatief renovatieproject: de stap gezet naar een toekomstige volumemarkt voor renovatie!
FR Une rénovation peu énergivore soutenue par 10 projets expérimentaux innovants - Le défi auquel est confronté notre bâti en termes de rénovation est énorme : des bâtiments anciens, un marché immobilier sous pression en raison de la croissance démographique et des exigences (énergétiques) toujours plus strictes, ce qui rend tout projet d’envergure de moins en moins abordable. L’IWT Proeftuin Woningrenovatie a sélectionné 10 projet pilotes de rénovation destinés à ouvrir le marché de masse aux rénovations énergétiques de qualité à travers des études de type bottom-up et à réaliser par ailleurs des projets et concepts de rénovation performants et réellement innovants. La Kennisplatform Renovatie promeut les connaissances et les méthodologies en la matière en veillant à traduire les enseignements tirés des expérimentations sur le terrain et dans la politique mise en œuvre. 34
zaal A
De uitdaging van de renovatie van ons bestaande gebouwenbestand is enorm: een verouderd woningbestand, een woningmarkt onder druk door bevolkingsgroei en strenger wordende (energetische) vereisten, met als gevolg ook dat de betaalbaarheid onderuit gaat. Via de IWT Proeftuin Woningrenovatie zijn 10 innovatieve Proeftuinprojecten Renovatie geselecteerd met als doel om de volumemarkt van kwalitatief, energetische renovaties open te breken via het bottom-up onderzoek en daarnaast effectief innovatieve renovatieprojecten –en concepten uit te voeren. Het Kennisplatform Renovatie ondersteunt kennis en methodologie en zorgt voor een vertaalslag van de opgebouwde kennis in de proeftuinen naar de sector en het beleid. Korte inhoud Om de huidige renovatiegraad van 1% per jaar op termijn op te krikken naar 2,5% vormt innovatie een essentiële factor. De gewenste volumemarkt van betaalbare en kwalitatieve, doorgedreven renovaties kan pas tot stand komen via opschaalbare, technologische vernieuwingen, verbeterde kwaliteitsgaranderende processen en innovatieve businessconcepten. De IWT-oproep voor Proeftuinen Renovatie bleek succesvol en resulteerde in 10 projecten met een divers palet van consortia, gebouwen en renovatieoplossingen. Innovatieve renovatieconcepten rond klant, samenwerking, financiering en energie en technologie worden uitgetest en uitgevoerd op tien concrete renovatieprojecten: • Drie Hofsteden Kortrijk (coördinator Goedkope Woning), met als focus de gefaseerde betaalbare energierenovatie van sociale flatgebouwen. • RenBen – Renovatie voor bijna-energieneutrale (rij)woningen in private huur (Intercommunale Leiedal), met als focus ‘ontzorging’ en de problematiek van split-incentive. • Bouwen aan een Duurzame (t)huis (Stad Roeselare): 5 woningen worden bijna-energieneutraal gerenoveerd met aandacht voor alternatieve financieringsmodellen. • De Schipjes (OCMW Brugge) renoveert beschermd erfgoed van 11 godshuizen in een woonerf met innovatieve isolatietechnieken en een klein warmtenet. • Renoseec – Renovatie van 19de eeuwse woningen in Sint-Amandsberg (KU Leuven – Campus Gent) werkt in een ruim industrieverband gestandaardiseerde renovatiemodules uit voor collectieve renovatie. • Antwerpen (Bureau Bouwtechniek) ontwikkelt optimale renovatiestrategieën voor architecturaal-historisch waardevolle woonblokken. • Mutatie+ (Van de Kreeke) wenst mutatiewoningen in een zeer korte tijdsspanne te renoveren met modulaire technieken, in functie van levensloop, comfort en energiebesparing. • Ecoren – Energetische renovatie van representatieve eengezinswoningen en appartementsgebouwen (Cordium) beoogt eveneens een snelle renovatie via modulaire buitengevelsystemen en een integratie van de technieken. • Werfgoed – Limburg Renoveert (Dubo Limburg) wenst collectieve renovatie
tot bijna-energieneutrale woningen voor private eigenaars mogelijk te maken. • Remoflex – Modulaire renovatie van naoorlogse woningen (Bouwgroep B&R) focust eveneens op snelle renovatieprocessen met specifieke aandacht voor klant en binnenklimaat. Overkoepelend treedt het Kennisplatform Renovatie op in samenwerking met de proeftuinen, in het bijzonder voor kwaliteitsborging, ondersteuning in kennis en methodologie en verspreiding.
De volledige restauratie en verbouwing van het woonblok ‘Kieltoren’ (Proeftuin Woningrenovatie).
Conclusie De 10 proeftuinprojecten zullen zonder
twijfel interessante nieuwe renovatieconcepten opleveren rond de focusthema’s klanten, (alternatieve) financiering, samenwerkingsmodaliteiten en energetische en technologische innovatie. Veel aandacht gaat naar klantenbenadering, ontzorging, maar ook financiering en (veel) snellere processen van uitvoering voor renovaties tot bijna-energieneutrale woningen. Het Kennisplatform Renovatie onder coördinatie van WTCB in samenwerking met Passiefhuis-Platform, NAV, VCB en Bouwunie en met de medewerking van KU Leuven, UGent en VITO, ondersteunt de proeftuinen met kennis en methodologie en tilt de resultaten en ervaringen van en over de verschillende proeftuinprojecten naar een hoger niveau met kennisverspreiding op maat van de professionele doelgroepen en het beleid. De Proeftuin Renovatie wenst zo het pad te effenen – via bottom-up onderzoek door de proeftuinprojecten renovatie – voor een schaalvergroting van de renovatiemarkt met kwalitatieve en betaalbare renovatieconcepten. De Proeftuin Woningrenovatie wordt gerealiseerd met steun van de Vlaamse Overheid.
“De IWT Proeftuin Renovatie is een unieke gelegenheid om bottom-up, vanuit industrie en opdrachtgevers in samenwerking met onderzoek, een boost te geven aan een betaalbare en kwalitatieve renovatiemarkt” Johan Van Dessel
Johan Van Dessel Afdelingshoofd Duurzame Ontwikkeling en Renovatie WTCB www.wtcb.be
www.kennisplatform-renovatie.be
[email protected] 02 655 77 11
tijdstip 14.10–14.40 uurr
35
NZEB symposiumi
Matthias Zuliani Expert energy Ingenium nv
NZEBi symposiumi
www.ingenium.be
[email protected] 050 40 45 30
“De winkelruimte wordt verwarmd met een unieke CO2warmtepomp die restwarmte recupereert uit de koeling van de frigo’s in de winkel en de koel- en diepvriescellen in het magazijn” Matthias Zuliani
Lidl opende eerste CO2-neutraal winkelfiliaal in België!
Ingenium en Lidl, samen op weg naar morgen
Een drone fotografeert de zonnepanelen en het groendak van het winkelfiliaal in Elsene.
Op 18 maart 2014 opende het eerste CO2-neutraal filiaal van Lidl zijn deuren in Elsene. De supermarkt is gelegen in de Europese wijk. Bij de totaalrenovatie van het winkelfiliaal in Elsene werd gekozen om een zo energiezuinig mogelijke Lidl-winkel te bouwen, zonder dat die aan comfort voor de klanten moet inboeten. Lidl Belgium ontving met dit duurzame voorbeeldgebouw het label van GreenBuilding Partner van de Europese Unie. Het GreenBuildingcertificaat werd in aanwezigheid van toenmalig staatssecretaris Servais Verherstraeten uitgereikt.
FR Lidl a ouvert son premier magasin neutre en CO2 en Belgique ! - Le 18 mars 2014, le premier magasin neutre en CO2 de Lidl a ouvert ses portes à Ixelles. Le supermarché est situé dans le quartier européen. La rénovation totale du magasin a visé à le rendre le moins énergivore possible, sans nuire au confort des clients. Pour ce bâtiment durable exemplaire, Lidl Belgium a reçu le label de GreenBuilding Partner de l’Union européenne. Le certificat GreenBuilding a été décerné en présence de l’ancien Secrétaire d’État Servais Verherstraeten. 36
zaal A
Korte inhoud Om de energievraag te reduceren werd een uitgebreid aantal simulaties tot bouwfysische optimalisatie naar energie, licht... uitgevoerd en werd vervolgens geadviseerd om te kiezen voor een optimaal isolatiepakket volgens de passiefstandaard, waaronder drievoudige beglazing. Daarnaast is een deel van het dak voorzien als groendak en wordt ook regenwaterrecuperatie toegepast. De winkel wordt verwarmd met een innovatief warmtepompsysteem waarbij de restwarmte van de grootste verbruikers, namelijk de frigo’s en de diepvriescellen, gerecupereerd wordt om de winkelruimte te verwarmen via de vloerverwarming. In de zomer kan de winkelruimte via dit systeem ook worden gekoeld. Deze geïntegreerde verwarmings- en koelingstechniek werkt met het natuurlijke koelmiddel CO2. Daarnaast wordt een balansventilatiesysteem met warmterecuperatie met hoogrendement via een warmtewiel (rendement ca. 85%) toegepast. De winkel wordt zoveel als mogelijk verlicht met natuurlijk daglicht dankzij de toepassing van intelligente daglichtkoepels. Een geïntegreerde spiegel richt zich naar het daglicht, vangt het natuurlijke licht op en verspreidt het in de winkel.
-43%
Naast de benutting van daglicht wordt overal led-verlichting de daling (58 ton) van de toegepast, zowel in de rechtstreekse CO -uitstoot, dankzij ecologische technieken, winkel als buiten. De in vergelijking met een standaard binnenverlichting wordt winkelfiliaal. automatisch geregeld via een daglichtsturing. De sterk gereduceerde elektriciteitsvraag wordt maximaal ingevuld via de zonnepanelen (ca. 400 m² of 63 kWpiek) op het dak van het filiaal. De beperkte resterende elektriciteitsvraag wordt CO2-neutraal ingevuld via aangekochte groene stroom. De volledige technische installatie is voorzien van een uitgebreid beheer- en monitoringssysteem zodat de energie- en 2
comfortprestaties van de verschillende installaties in uitbating nauwkeurig kunnen worden gevolgd. Conclusie Lidl slaagde er met diverse ecolo-
gische technieken in om een ecologisch filiaal te bouwen waarvan het totale primaire energieverbruik 38% lager is dan die van een standaard filiaal. De CO2-uitstoot gerelateerd aan het filiaal is 43% lager en zelfs 100% lager indien de aankoop van groene stroom ook in rekening wordt gebracht. Er wordt dus geen fossiele energie verbruikt en het winkelfiliaal is hierdoor CO2-neutraal. Op basis van het monitoringssysteem worden de vooropgestelde theoretische energieprestaties afgetoetst aan de werkelijke prestaties. tijdstip 14.40–15.10 uurr
37
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
E2ReBUILD: op weg naar geprefabriceerde renovatieconcepten
Ervaringen met geavanceerde geïndustrialiseerde renovatie van naoorlogse sociale woningbouw in Europa E2ReBUILD is een onderzoeks- en demonstratieproject dat financieel ondersteund wordt door de Europese Commissie en de toepassing wil demonstreren van geavanceerde renovatiemethoden, vooral gebaseerd op geïndustrialiseerde productie van geprefabriceerde componenten. Zeven medium tot grootschalige projecten demonstreren die toepassing. Hierbij werden onderzoeksactiviteiten uitgevoerd, om het proces en de resultaten te documenteren, en ervaringen van bewoners en energetische resultaten gemonitord. Deze demonstratieprojecten vormen de kern van E2ReBUILD. De onderzoeksactiviteiten voeden enerzijds de projecten met inzichten, anderzijds vormen de projecten onderzoeksmateriaal en geven ze input voor de evaluatie en ‘lessons learned’. Korte inhoud De zeven demonstratieprojecten leggen de nadruk op methoden zoals renoveren met geprefabriceerde houten elementen en technologische benaderingen als middel om de energieprestatie te verhogen, het comfort te verbeteren en een lange levensduur te geven aan de bestaande sociale woningbouwvoorraad in Europa. De aanpakken demonstreren hoe de impact van de interventie kan worden beperkt en hoe woonomstandigheden voor huurders verbeteren. FR E2ReBUILD : en route vers des concepts de rénovation préfabriqués E2ReBUILD, un projet d’étude et d’expérimentation soutenu financièrement par la Commission européenne, entend démontrer la pertinence de méthodes de rénovation de pointe, basées principalement sur la production industrielle de composants préfabriqués. Sept projets de moyenne à grande ampleur en ont bénéficié. Le processus et les résultats, notamment énergétiques, ont été documentés et les expériences des résidents ont été suivies de près. Ces projets de démonstration sont la raison d’être d’E2ReBUILD. Les conclusions des études nourrissent les projets qui, à leur tour, sont l’objet d’analyses destinées à les évaluer et à dégager des « enseignements appris ». 38
zaal A
Het renovatieproces in Roosendaal bijvoorbeeld was speciaal omdat het een systematische voorbereiding en uitrol betrof waarbij de bewoners in hun woning konden blijven wonen. De aanpak werd getest bij een pilootrenovatiewoning en werd daarna grootschalig geïmplementeerd. Op het moment dat de uitrol liep, werden vier woningen in een week gerenoveerd. Elke dag arriveerde een vrachtwagen met geprefabriceerde daken en gevelelementen van een woning. Op een dag tijd werden het bestaande dak en de ramen vervangen door de nieuwe elementen. De voor- en nabereiding van de renovatie waren voor de bewoners intensiever dan de renovatie zelf. Uit de monitoring blijkt dat de energieprestatie aan de verwachtingen voldoet. De woningcorporaties hebben grote investeringen gedaan die zich uitbetalen door de verlengde exploitatieperiode van 40 – 50 jaar, die doorlopende inkomsten uit bestaand bezit garandeert. Ook de huurverhoging draagt bij aan extra inkomsten voor de investeerder, terwijl de huurder van zeer lage energielasten profiteert. Passiefrenovatie van woningen zorgt ervoor dat de woningen betaalbaar blijven in termen van huur en energiekosten. Het binnenmilieu en het comfort worden veel beter. De investering is bovendien veel lager dan die voor het bouwen van nieuwe woningen. In levensduurkosten is de exploitatie van passief gerenoveerde woningen heel gunstig.
100% ≠ 0 100% duurzaam vraagt om iets anders dan nulwoningen
Conclusie Het herhalingspotentieel voor E2ReBUILD is groot op voorwaarde dat verdergaande industrialisatie, productontwikkeling en implementatie resulteren in te veroorloven investeringskosten. De resultaten van dit project hebben toeleveranciers van bouwproducten reeds gemotiveerd om in de lijn hiervan integrale concepten te ontwikkelen. Er is een grote Europese markt die kan profiteren van deze benadering. Daarvoor zijn wel investeringsmechanismes nodig die gericht zijn op geïntegreerde renovatiemethoden. Er is een grote gebouwvoorraad die een ‘deep renovation’ nodig heeft en E2ReBUILD geeft een goed beeld van wat bereikt kan worden. Miljoenen Europese woningen hebben hoge energiekosten en bewoners leven in ongezonde condities vanwege energie-armoede: velen zijn niet in staat om de energiekosten te betalen. De mogelijkheid om gebouwen te verbeteren, biedt de mogelijkheid om de exploitatieperiode van gebouwen te verlengen, de waarde te verhogen en de energiekosten te verlagen. Zo ontstaat een gezonde business case. Dat is de innovatieroute die volgt uit de E2ReBUILD demonstratieprojecten. Verbeteren van de bestaande voorraad tot de gedemonstreerde kwaliteit resulteert in betaalbare woningen, meer dan wat vervangende nieuwbouw kan doen.
Nieuwe prefab houten balkon- en gevelementen in Augsburg (Duitsland) zorgen voor betere woonkwaliteit, lager energiegebruik en hoger comfort. foto: ©Keimfarben
In Roosendaal (Nederland) werd de warmtevraag voor verwarming met 80% verlaagd, het comfort verhoogd en de binnenmilieukwaliteit verbeterd. Foto: ©Chiel Boonstra, Trecodome
“De duurzame toekomst vraagt om comfortabele en energiezuinige woningen, een gezamenlijke duurzame energie-infrastructuur en sociale steden” Chiel Boonstra
Chiel Boonstra managing director, senior expert Trecodome
www.trecodome.com
[email protected] +31 165 53 86 74
tijdstip 15.10–15.40 uurr
39
5 Duurzame scholen
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Passiefschool Etterbeek (evr-Architecten).
3900
Passiefschool Etterbeek (evr-Architecten).
Monitoring van de eerste passiefschool van het gemeenschapsonderwijs
Lessen voor de toekomst
FR Monitoring de la première école passive de l’Enseignement de la Communauté - En novembre 2012 a été inaugurée la première école passive de l’enseignement de la Communauté à Etterbeek, un projet d’evr-Architectes en collaboration avec 3E et Istema. Le projet combine un concept élégant dans un environnement verdoyant, offrant tout à la fois d’excellentes conditions d’apprentissage aux enfants et une consommation énergétique très faible. Deux ans plus tard, nous vérifions, sur la base des données de monitoring disponibles de la ventilation et de la température, si les résultats sont concluants et les enseignements que nous pouvons tirer pour l’avenir. Nous commentons également nos expériences de la phase de construction et de démarrage. 42
zaal B
In november 2012 werd de eerste passiefschool van het gemeenschaps onderwijs in Etterbeek in gebruik genomen, een project van evr-Architecten in samenwerking met 3E en Istema. Het project combineert een stijlvol ontwerp midden in een boomrijke omgeving met een hoog leercomfort voor de kleuters en een uiterst laag energieverbruik. Twee jaren na ingebruikname gaan we aan de hand van de beschikbare monitoringdata van de ventilatie en temperatuur na of het vooropgestelde ontwerp voldoet en welke lessen we kunnen trekken voor de toekomst. Tevens geven we een inzicht in onze ervaringen uit de bouw- en opstartfase. Korte inhoud Het gebouw bestaat uit twee bovengrondse verdiepingen met een totale oppervlakte van 1.000 m² en omvat negen kleuterklassen met elk ongeveer 25 kleuters, een polyvalente klas en een polyvalente ruimte. Voor de ventilatie kozen we voor een centrale luchtgroep met warmtewiel en een debiet van 5835m³/h pulsie en 5535m³/h extractie. De ventilatie verloopt via een centraal systeem met VAV, waarbij het luchtdebiet ofwel verdeeld wordt over de klassen (volgens timer), ofwel naar de polyvalente ruimte (volgens bezetting) en het ventilatiesysteem de voorkeur aan de klassen geeft als de CO2-metingen in deze ruimtes te hoge waarden aangeven. Hierdoor vermijden we dat er overcapaciteit geïnstalleerd wordt. Het gebouw wordt verwarmd via een centrale gascondensatieketel. In wintersituatie wordt de verse lucht voorverwarmd via het recuperatiesysteem en met een warmwaterbatterij naverwarmd tot 16°C. Elk lokaal wordt extra verwarmd met een verwarmingsbatterij in het pulsiekanaal. In de polyvalente ruimte werd er gekozen voor vloerverwarming. Voor de zomersituatie werd het nut en de opbrengst van het plaatsen
van een grondbuis onderzocht. Die optie werd niet geselecteerd omdat voor de het aantal m³ gas dat jaarlijks verbruikt wordt graafwerken te veel bomen voor de verwarming moesten worden verwijderd. (verwarmingsbatterijen) en SWW. Het behoud van het bestaande groen was net één van de uitgangspunten in het ontwerp. Na de opstart van het gebouw kwamen al snel verschillende problemen aan het licht: zo waren er verschillende CO2-sensoren defect, bleef de verwarming werken zonder verwarmingsvraag en was er geen opvolging van de alarmen. Ook bleek kort na de opstart dat er een netwerkkabel was uitgetrokken, waardoor er geen monitoring op afstand mogelijk was. Na het aanpakken van die problemen konden de comfortwaarden van temperatuur en CO2 worden onderzocht. Hieruit bleek duidelijk dat de CO2-waarden in de klaslokalen veel te hoog
waren. Op basis van die conclusies werd een advies overgemaakt aan de school om de regelingen en sturingen te optimaliseren. Conclusie Aangezien deze school één van
de eerste passiefscholen was, kwamen in de opstartfase verschillende kinderziektes bovendrijven. Hieruit konden we lessen voor de toekomst trekken qua inregeling, maar ook qua bewustmaking van de gebruikers. Dit alles maakt de monitoringdata van het eerste anderhalve jaar evenwel weinig betrouwbaar om hieruit conclusies voor passiefscholen te trekken. Sinds medio 2014 werken alle systemen naar behoren en zijn de CO2- en temperatuurwaardes van een normale grootorde. Sindsdien kan de installatie geëvalueerd worden op goede werking, waardoor extra optimalisaties konden worden doorgevoerd om het comfort te verhogen en het verbruik te verminderen.
“Passief bouwen van een school vergt naast bijzondere competenties van het bouwteam, goede opvolging en correcte nazorg ook bewustmaking van de gebruikers” Johan Cré
Johan Cré Ontwerpingenieur Duurzaam Bouwen & HVAC Istema NV www.istema.be
[email protected] 09 225 32 62
Joerie Alderweireldt Project Manager, Building & Sites 3E www.3e.eu
[email protected] 0474 61 12 81
tijdstip 14.10–14.40 uurr
43
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
“Uit de monitoringscampagne blijkt nog maar eens hoe belangrijk niet alleen een degelijk systeem is, maar ook de afregeling en opvolging van de werking van dat systeem.” Ruben Delvaeye Ruben Delvaeye Projectingenieur IWT-TETRA onderzoek ‘Impact van daglichtregelsystemen op ontwerp en renovatie van schoolgebouwen’ KU Leuven – Technologiecampus Gent
Laboratorium voor Lichttechnologie/Onderzoeksgroep Duurzaam Bouwen www.lichttechnologie.be
[email protected] 09 265 86 12
38, 20 of 55% Daglichtregelsysteem ‘naar buiten gerichte daglichtsensor’.
Energiebesparing met daglichtregeling in schoolgebouwen
FR Économie d’énergie grâce au réglage de l’éclairage diurne dans les bâtiments scolaires - Le projet TETRA « Impact des systèmes de réglage de l’éclairage diurne sur la conception et la rénovation des bâtiments scolaires » financé par l’IWT vise à étudier une dizaine de classes de l’enseignement secondaire équipées d’un système de réglage de l’éclairage diurne. L’objectif de ces études est de vérifier l’économie d’énergie potentielle générée en pratique par de tels systèmes. Outre la consommation électrique, le projet se penche aussi sur d’autres paramètres susceptibles d’avoir un impact sur le potentiel d’économie : l’occupation, la consommation du projecteur, le niveau de protection solaire, etc. La présentation s’attardera sur les résultats du monitoring de deux cas. 44
zaal B
Onderzoeksresultaten van een monitoringscampagne in enkele klaslokalen in het secundair onderwijs Tijdens het TETRA-project ‘Impact van daglichtregelsystemen op ontwerp en renovatie van schoolgebouwen’ gefinancierd door het IWT, wordt er gemonitord in een tiental klaslokalen in het secundair onderwijs die zijn uitgerust met een daglichtregelsysteem. Doel van het onderzoek is na te gaan hoe groot de potentiële energiebesparing van daglichtregelsystemen in de praktijk is. Behalve het elektrisch verbruik zelf, worden ook andere parameters gemonitord die een impact kunnen hebben op het besparingspotentieel: de bezetting, het gebruik van de projector, de stand van de zonwering… Tijdens de lezing worden de monitoringresultaten uit twee cases toegelicht. Korte inhoud De eerste case omvat drie identieke klaslokalen, zowel qua geometrie van de ruimte en van de daglichtopeningen als qua oriëntatie. Deze klaslokalen werden in het begin van het onderzoeksproject uitgerust met elk een verschillend type daglichtregelsysteem. Om op basis van de langdurige monitoringscampagne een relevant antwoord te kunnen geven op de vraag ‘Hoe groot is de potentiële energiebesparing van een daglichtregelsysteem?’, werd aan de fabrikanten van de systemen gevraagd om de afregeling en indienststelling zelf uit te voeren.
de globale energiebesparing (januari – september 2014) gerealiseerd in drie identieke klaslokalen met elk een verschillend type daglichtregelsysteem.
Ondanks het feit dat de klaslokalen in grote mate identiek zijn, blijkt dat de behaalde energiebesparing toch sterk verschilt van lokaal tot lokaal. Een diepere analyse geeft meer inzicht in de manier waarop het besparingspotentieel evolueert naarmate de armatuurrij zich verder van de raamzijde bevindt. Bovendien blijkt er meer energie bespaard te kunnen worden dan enkel besparing als gevolg van daglichtinval. Tot slot wordt er een terugkoppeling gemaakt naar het visueel comfort. Het spreekt namelijk voor zich dat het bekomen van een hoge energiebesparing een te lage verlichtingssterkte op de lessenaars van de leerlingen niet kan rechtvaardigen. De tweede case betreft een monitoring in een nieuwbouw (2012) waarbij van in de ontwerpfase daglichtregeling voorzien werd op de armatuurrij aan de raamzijde. In dit geval werd dus enkel een monitoring bovenop het reeds aanwezige daglichtregelsysteem geplaatst. Uit de monitoringresultaten van de eerste maanden bleek de energiebesparing als gevolg van het daglichtregelsysteem echter ontoereikend. Sinds de correcte afregeling van het systeem vond er een significante toename van de energiebesparing plaats. Tijdens de lezing wordt hierover meer tekst (cijfers) en uitleg gegeven.
verlichting bepalend bij het nagaan van de rendabiliteit van een daglichtregelsysteem. Die parameter blijkt heel laag voor een heel groot aantal schoolgebouwen. Tot slot moet er ook de aandacht op gevestigd worden dat de afregeling én de opvolging van de werking van geïnstalleerde systemen heel belangrijk zijn. Dit zowel op energetisch vlak als naar visueel comfort van de gebruiker toe. Daglichtregelsysteem ‘centrale daglichtsensor, gecombineerd met afwezigheidsdetectie.
Daglichtregelsysteem ‘individuele daglichtsensor per armatuur’.
Conclusie Uit de monitoringscampagne blijkt
dat het besparingspotentieel van een daglichtregelsysteem aanzienlijk is, zeker voor de armatuurrij aan de raamzijde. Behalve de relatieve energiebesparing is echter ook het aantal branduren van de tijdstip 14.40–15.10 uurr
45
NZEB symposiumi NZEBi symposiumi
Concept : Patrick Vonck Présentation : Wendy Boswell Architecte – Chef de projet ÁRTER Architecture
NZEBi symposiumi symposiumi
www.arter.be
[email protected] Tél. 02 513 77 95
“Tel un caméléon, le bâtiment change de couleur en fonction de la lumière et de la perspective, grâce aux panneaux évolutifs placés en façade” Wendy Boswell
Ecole les Trèfles
La durabilite comme element pedagogique
NL Les Trèfles: duurzaamheid als pedagogisch instrument - Het project voor de gemeenteschool ‘P23 – Les Trèfles’ in Anderlecht werd geselecteerd als laureaat van de projectoproep ‘Voorbeeldgebouwen 2012’ georganiseerd door Leefmilieu Brussel. De school en turnzaal worden gekenmerkt door vooruitstrevende energetische en milieuprestaties die ruim voldoen aan de passiefnorm. De kleuter- en lagere school zal 750 leerlingen verwelkomen. De demografische groei van de gemeente, en van deze wijk in het bijzonder, verklaart de steeds toenemende vraag naar school- en sportinfrastructuur. De nabijheid van een uitgebreid netwerk van het openbaar vervoer en de voorzieningen voor fietser en voetganger dragen bij tot de ontwikkeling van Brussel tot Duurzame Stad. 46
zaal B
L’école communale ‘P23 - Les Trèfles’, à Anderlecht, a été sélectionnée par Bruxelles-Environnement en tant que « Bâtiment exemplaire 2012 » pour la qualité de ses performances énergétiques et environnementales. Ce projet consiste en la construction passive d’une école d’enseignement maternel et primaire pour 750 élèves et d’une salle de sport. Au vu de l’évolution démographique croissante de la commune, l’implantation d’un nouvel équipement scolaire et sportif est essentielle aux besoins des riverains. L’implantation du projet à proximité des réseaux de transports en commun et les aménagements favorisant la mobilité douce, contribuent à faire de Bruxelles une Ville Durable. Le résumé Le projet adopte une forme circulaire, naturellement appropriée par les enfants et qui tend à favoriser de plus de 20% la pratique d’exercice physique. Les cours de récréation jouent sur les niveaux en se prolongeant également à l’étage. Avec un besoin net de chaleur de chauffage de seulement 9kWh/m².an pour l’école et de 7 kWh/m².an pour la salle de sport, la consommation énergétique du bâtiment vise donc le “zéro énergie”. L’ensemble des nœuds constructifs a été détaillé et simulé à l’aide d’un logiciel de calculs, afin d’assurer une parfaite continuité de l’isolation et de la barrière d’étanchéité à l’air. La qualité et le confort du climat intérieur, tous deux garantis au sein des bâtiments, sont primordiaux pour la santé et la concentration des élèves et du corps enseignant. La ventilation des locaux de l’école est assurée par une unité double flux à très haut rendement installée dans chaque classe. Grâce aux sondes de qualité d’air, le débit du système de ventilation est contrôlé de manière permanente en fonction de l’occupation. Au niveau de la salle de sport, la production d’eau chaude sanitaire est assurée par la cogénération (production simultanée d’électricité et de chaleur) et, en appoint, par l’installation de chauffage.
La forme circulaire, naturellement appropriée par les enfants, tend à favoriser de plus de 20% la pratique d’exercice physique.
De par l’apport important de lumière naturel, la majeure partie des classes pourront se passer d’un éclairage artificiel durant les heures de cours. Le triple vitrage sera combiné avec un pare-soleil intégré afin d’éviter toutes surchauffes en été. Aucun système de refroidissement actif n’est nécessaire pour maîtriser les surchauffes. En effet, un système de free cooling et de night cooling via double flux et ventilation naturelle est intégré aux bâtiments. En hiver, par contre, les gains solaires réduisent la nécessité de chauffer grâce à l’utilisation d’un type de verre à facteur solaire élevé. Conclusion Le monitoring des installations
techniques permet de vérifier et de s’assurer que le bâtiment fonctionne selon sa conception originelle. Ces mesures permettent, en complément à la GTC (gestion technique centralisée), de suivre des indicateurs de consommation d’énergie et d’eau, permettant ainsi d’éviter toutes dérives. La végétation a, visuellement, une place importante dans le projet : les abords de l’école sont traités de façon paysagère en proposant une succession d’espaces potagers, de façades végétalisées, de toitures vertes et d’étangs,... tous
0
kWh/m²an
besoin en refroidissement annuel (max. 15 kWh/m² an pour le tertiaire passif); ceci grâces aux protections solaires, freecooling et nightcooling.
contribuant au développement de la biodiversité du site. Une gestion de l’eau durable a été étudiée afin d’une part, de pouvoir conserver l’eau pluviale plus longtemps sur le site grâce notamment aux toitures vertes et aux bassins de rétention ; d’autre part, de récupérer les eaux de pluie pour éviter la surconsommation d’eau potable. Le projet se veut donc exemplaire du point de vue énergétique mais également en affichant une réelle volonté de participation des enfants à la gestion énergétique de leurs infrastructures (en leur apprenant, par exemple, les bons réflexes à adopter en matière de maîtrise énergétique). Vu les rôles pédagogique et éducatif assurés par l’école, il semble naturel qu’elle fasse dès lors office de bâtiment durable exemplaire. tijdstip 15.10–15.40 uurr
47
6 NZEB-facilitatoren
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Sven Wuyts Managing partner Factor4
www.factor4.be
[email protected] 03 225 23 12
“Een ingenieur vergoeden op basis van een percentage van de installatiekost is vragen om een dure installatie. Vergoed hem volgens de prestaties van het ontwerp” Sven Wuyts
Energieprestatiecontracten voor NZEB
Hoe energie- en comfortprestaties ook effectief realiseren? Hoe complexer de installatie, hoe groter het probleem wanneer de instellingen niet werden nagekeken.
Bij de bouw van NZEB is het belangrijk om te vrijwaren dat de beloofde energie- en comfortprestaties ook werkelijk gerealiseerd worden. De gebouweigenaar of -gebruiker kan met behulp van een energieprestatiecontract (EPC) de uitvoerder de juiste incentives geven om het energiegebruik en het comfortniveau op peil te houden.
FR Contrats de performance énergétique pour NZEB La construction NZEB doit garantir que les performances promises en termes de consommation d’énergie et de confort seront bien réalisées. Le propriétaire ou l’utilisateur du bâtiment peut, à l’aide d’un contrat de performance énergétique (EPC), donner à l’exécutant les incitants nécessaires en matière de consommation d’énergie et de confort. 50
zaal C
Korte inhoud Energieprestatiecontracten tussen de gebouweigenaar en een ESCO (Energy Service Company) hebben meestal een langere looptijd dan alleen de bouwfase. De ESCO staat niet alleen in voor de installatie en de ingebruikname van bijvoorbeeld de HVAC, maar ook voor het onderhoud en het energiegebruik ervan, in functie van de vraag van de gebruikers. Het energiegebruik en de comfortniveau’s worden jaar na jaar gemeten en geëvalueerd. Zo kan in een appartementsgebouw de ESCO bijvoorbeeld warmte ‘verkopen’ aan de gebruikers. De ESCO betaalt de installatie en de energiefactuur en is dus gemotiveerd om de verwarmingsinstallatie energiezuinig te ontwerpen en zo efficiënt mogelijk te beheren. Op basis van de evaluatie in de eerste gebruiksjaren kan een ESCO in een tweede fase kleine aanpassingen doen (‘re-commissioning’) om de werking van het gebouw te optimaliseren. Zowel de ESCO als de gebruiker delen in de winst die dat oplevert. Het is evident dat duidelijke afspraken met alle partijen hierbij essentieel zijn. Die afspraken kunnen vastgelegd worden in een energieprestatiecontract. Zo realiseerde Factor4 onlangs bij de nieuwe installatie van een kantoorgebouw meer dan 20% energie door de verwarming te voorzien van een correct ingeregelde sturing. Heel vaak worden installaties immers afgeleverd met fabrieksinstellingen of met de energiekost die in nieuwe gebouwen kan worden bespaard met weinig of geen investeringen, door instellingen gebaseerd op algemene de instellingen na te kijken en de installaties correct vuistregels. te gebruiken.
15%
Comforttevredenheid meenemen als maatstaf voor de prestatie van een ESCO kan heel waardevol zijn voor de gebouweigenaar en –gebruiker.
Conclusie Bij ‘Energy performance contracting’
hebben zowel de gebouweigenaar als de ESCO evenveel belang: als de gebouweigenaar werkelijk kan genieten van een lagere energiekost en/of een hoger comfortniveau, zal de ESCO daar mee van profiteren. Hij zal dus intrinsiek gemotiveerd zijn om het gebouw optimaal te ontwerpen, bouwen en onderhouden. tijdstip 14.40–15.10 uurr
51
NZEB symposiumi
Deep renovation: the involvement of property owners is the main challenge in the next ten years.
NL REENOVATE – vastgoedeigenaars motiveren voor grootschalige, grondige renovaties - Niet het gebrek aan technische innovatie bemoeilijkt de weg naar NZEB-renovaties, wel het feit dat vastgoedeigenaars niet over voldoende informatie, kennis, tijd en geld beschikken om in de nabije toekomst de nodige stappen te ondernemen. De REENOVATE-methode wil de belemmeringen voor grondige renovaties opheffen en de vraag van vastgoedeigenaars afstemmen op het aanbod, om zo de overgang naar NZEB-renovaties in Europa te versnellen. FR REENOVATE – motiver les propriétaires à mettre en œuvre des rénovations approfondies à grande échelle - Ce n’est pas le manque d’innovations techniques qui entrave le processus des rénovations NZEB mais le manque d’informations, de connaissances, de temps et d’argent qui empêche les propriétaires d’entreprendre à court terme les démarches nécessaires. La méthodologie REENOVATE vise à supprimer les obstacles (du marché) au lancement de rénovations approfondies et à faire correspondre l’offre à la demande des propriétaires immobiliers en vue d’accélérer le processus des rénovations NZEB en Europe. 52
zaal C
NZEBi symposiumi
REENOVATE: motivating property owners towards large scale, deep renovations
From three years of practical experience to a new market approach
The daily practice of deep renovation - including NZEB renovation - shows that the involvement of property owners is the main challenge in the next ten years. It’s not the lack of technical innovation that frustrates the process towards NZEB renovations, yet property owners lack information, knowledge, time and money to make the necessary steps in the near future. The REENOVATE methodology aims to remove market barriers for deep renovation and match the demand of property owners with the supply side in order to accelerate the process towards NZEB renovations in Europe. Short summary The largest share of the current residential building stock
in European cities is held in private ownership, which makes private property owners an important target group. Private owners are not always first movers when it comes to energy efficiency. There are many barriers that hinder them to take action, as the municipality of The Hague experienced. Last three years, The Hague facilitated many renovation projects, both on individual and collective scale. These projects illustrate that: • The amount of property owners that want to take sustainable measures increases rapidly • Cooperation between property owners make it easy to scale up the demand and cut costs • Property owners lack information, knowledge time and money in order to take concrete measures on a short term • The involvement of suppliers increases, but on a (too) slow pace
• Integral packages of sustainable renovations are developed top-down, lacking the necessary knowledge and involvement of property owners • Demand and supply don’t match at this moment, resulting in a slow process of sustainable renovations REENOVATE introduces a new methodology in which Municipal Renovation Platforms (MRP’s) play a central role. In these platforms, supply and demand cooperate to identify opportunities amongst property owners and translate these into concrete NZEB renovation packages by suppliers. MRP’s consist of three different layers of actors: 1. Municipal coordinators. They are responsible for facilitation and realization of the strategic goals of the MRP, general communications and information dissemination, and involving private sector actors 2. Private sector: construction companies, builders, energy service providers and financiers. Their role is to share knowledge, information and good practices in order to develop new innovative solutions and offers 3. Scouts’: they are the linking pins between demand and supply-side. The scouts are representatives from the demand side and/or people who work with local property owners on a daily basis. They motivate, stimulate and guide owners in their process towards NZEB renovations.
Conclusion This approach combines the
top-down and bottom-up approach. The bottom-up approach means that the MRP’s are able to cooperate with property owners in order to develop tailor made solutions for each initiative. At the same time, suppliers and owners generate valuable knowledge of and experience on deep renovation that can be used in many other cities in The Netherlands and abroad. The result of this process is an integrated market approach in which supply and demand cooperate to match the city’s ambition to renovate 20.000 homes by the year 2020. The municipality of The Hague stimulates and facilitates this process towards a new market approach, so property owners and suppliers are able to take up their role in deep renovations in the future.
3000 the number of private home owners with whom the municipality of The Hague works on sustainable renovation of their properties.
“A sustainable future is not about technological innovation, it’s all about matching the motivation and demands of property owners with the right techniques that are available today and tomorrow” Dennis Gudden Dennis Gudden Program advisor & project manager Municipality of The Hague Urban development
www.denhaag.nl
[email protected] [email protected] + 31 623 72 25 50
tijdstip 15.10–15.40 uurr
53
7 Technisch voorop met buitenwanden
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Luchtdichting aan de buitenzijde van gemetste muren
Werf Frontispice: de gelijkmatig aangebrachte dichtingsbanden dienen voor de bevestiging van luchtdichtingsfolie en afdichting rond isolatiepluggen.
Werf Moha: luchtdichting en uitdikkingsprofielen zijn aangebracht.
Werf Frontispice Omdat men het risico van
kels aan de binnenzijde (leidingen ingewerkt in de muren, houten vloeren…) helemaal niet voorkomen aan de buitenzijde. Zowel bij nieuwbouw als renovatie is het voordeel van luchtdichting aan de buitenzijde dat het metselwerk meteen kan dienen als stevige en onderhoudsvrije binnenafwerking. Mits correcte planning en uitvoering bekomt men ook aan de buitenzijde een heel goede luchtdichtheid. Zo werd op de werf Moha in een eerste fase een n50 van 1/h gehaald. De meting van het project Frontispice is voor binnenkort voorzien.
Voorbeelden uit de praktijk Bij muren in metselwerk zorgt traditioneel de pleisterlaag aan de binnenzijde voor de luchtdichting. Maar zowel bij renovatie als nieuwbouw komen situaties voor waarbij luchtdichting aan de buitenzijde van het metselwerk aangewezen is, en wel onder de vorm van een luchtdichte folie. We belichten twee realisaties: de werf Moha (renovatie tot lage-energiewoning met verwijdering van gevelsteen en bestaande isolatie – architect Marie Trokay) en Frontispice (nieuwbouw van een passiefsporthal met wanden in onbepleisterde betonsteen – architect A2M). Voor beide werven wordt, met heel wat foto’s, uitgelegd waarom voor een werkwijze werd gekozen, hoe de realisatie van de luchtdichting verliep en wat de specifieke aandachtspunten waren. Werf Moha Er wordt momenteel veel promotie gevoerd voor
FR Étanchéité à l’air de l’extérieur des murs maçonnés - Dans les murs maçonnés traditionnels, c’est la couche de plâtre intérieure qui assure l’étanchéité à l’air. Mais, pour des projets de rénovation comme de construction nouvelle, l’étanchéisation extérieure de la maçonnerie peut être recommandée, à l’aide d’un film. Nous commentons deux réalisations : le chantier Moha (rénovation en une habitation à basse énergie avec suppression des pierres de façade et de l’isolation existante – architecte Marie Trokay) et Frontispice (nouvelle construction d’un hall des sports passif avec parois en béton non plâtré – architecte A2M). Pour les deux chantiers, nous donnons des explications, accompagnées de nombreuses photos, sur le choix de la méthode appliquée, la réalisation de l’étanchéisation et les points d’attention spécifiques. 56
zaal A
het na-isoleren van bestaande spouwmuren. Dit systeem heeft echter heel wat nadelen: • De dikte van de isolatie blijft beperkt tot de dikte van de aanwezige luchtspouw, waardoor de U-waarde niet aangepast is aan de hedendaagse behoeften. • De aanwezige koudebruggen (mortelbaarden, spouwen die dichtgemetst zijn rond het schrijnwerk, betonnen lateien die zijn doorgegoten tot tegen de gevelsteen) worden niet aangepakt. • De luchtdichtheid verbetert dikwijls nauwelijks omdat de eigenlijke problemen, zoals de gebrekkige luchtdichting rond schrijnwerk, niet worden opgelost. Het hier voorgestelde alternatief is drastischer, maar levert veel betere resultaten op: • Gevelsteen, bestaande isolatie en schrijnwerk worden verwijderd. • De nieuwe ramen en deuren komen aan de buitenzijde van het bestaande binnenspouwblad. • Er wordt een luchtscherm aangebracht dat aangesloten wordt op alle aanpalende constructie-elementen: onderaan op de vloerplaat, bovenaan – onder de kepers door, tot op de damprem aan de binnenzijde van het dakvlak – en op het buitenkader van alle nieuwe schrijnwerk. • De muren worden uitgedikt door middel van een voorzetwand met I-liggers, steunend op de bestaande fundering, afgedicht met isolerende houtvezelplaten, geïsoleerd met inblaasisolatie en afgewerkt met een houten gevelbekleding.
de beschadiging van een binnenpleister op de binnenwanden van een sporthal te groot achtte, werd geopteerd voor het alternatief van luchtdichting met behulp van een folie aan de buitenzijde van het metselwerk in betonsteen. De uitvoering startte met het aanbrengen op regelmatige afstand van verticale stroken dubbelzijdige butylkleefband. Hierop werd de luchtdichtingsfolie aangebracht en opnieuw rondom luchtdicht aangesloten. De pluggen waarmee de polystyreenisolatie werden bevestigd gaan doorheen de kleefband die zorgt voor de afdichting rond de doorboringen. Idem voor de pluggen van het bevestigingssysteem voor de metalen gevelbekleding. Conclusie Het uitvoeren van de luchtdichting
aan de buitenzijde van metselwerk is in heel wat gevallen een interessant alternatief voor de traditionele benadering van luchtdichting met behulp van de pleisterlaag aan de binnenzijde. Bij grondige renovatie heeft men op het vlak van luchtdichtheid het voordeel dat een aantal mogelijke obsta-
1/h = de n50
(werf Moha)
waarbij de resterende lekken overwegend te wijten waren aan doorboringen en andere mankementen in de vloer tussen verwarmd volume en kruipkelder.
“Wat, wie, wanneer en hoe? Het juiste antwoord op die vragen is noodzakelijk voor een succesvolle luchtdichting” André Baivier André Baivier Technisch adviseur ISOPROC SOLUTIONS
www.isoproc.be
[email protected] 015 62 39 35
tijdstip 16.00–16.30 uurr
57
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
ir.arch. Joni Staljanssens, ir. arch. Stéphanie Mangé projectarchitect & energieadviseur, projectarchitect & technisch expert Bureau Bouwtechniek nv, Team Energetische Renovaties
www.b-b.be
[email protected],
[email protected] +32(0)3 231 53 95
“Met dit beslissingsinstrument kunnen eenvoudige renovatiescenario’s efficiënt afgewogen worden tegen technisch complexe scenario’s” Joni Staljanssens
Gevelrenovatiestrategieën voor het gebouwencomplex K12 van het Universitair Ziekenhuis Gent
Een doorgedreven haalbaarheids studie als betrouwbaar beslissingsinstrument voor een toekomstige gevelrenovatie
FR Stratégie de rénovation de façade pour le complexe K12 de l’Universitair Ziekenhuis Gent - L’étude de faisabilité très approfondie des façades K12 de l’UZ Gent visait à développer une vision sur la rénovation de façades de l’avenir. Nous avons formulé différentes stratégies de rénovation après avoir analysé la situation actuelle en nous posant les questions suivantes : quelles sont les performances des façades par rapport à la réglementation actuelle et aux normes en matière d’énergie, de sécurité, d’acoustique et d’exigences VIPA ? Quelles sont les mesures nécessaires pour répondre aux exigences actuelles ? Une rénovation de façade conforme aux exigences BEN est-elle réalisable ? Quel est l’impact sur la façade des différents scénarios et quel en est le coût ? 58
zaal A
De zeer grondige haalbaarheidsstudie van de K12-gevels van het UZ Gent had de ontwikkeling van een visie over een toekomstige gevelrenovatie voor ogen. We formuleerden verschillende renovatiestrategieën nadat we de huidige toestand in kaart hadden gebracht en geanalyseerd, en stelden daarbij volgende onderzoeksvragen voorop: hoe presteren de gevels ten opzichte van de huidige regelgeving en normering op vlak van energie, veiligheid, akoestiek en VIPA-eisen? Welke maatregelen zijn noodzakelijk om te voldoen aan de hedendaagse eisen? Is een gevelrenovatie conform BEN-eisen haalbaar? Wat is de impact op de gevel in de verschillende scenario’s en wat is hierbij het kostenplaatje?
uitgevoerde onderzoeken zoals waterabsorptietesten, carbonatatietesten, in situ warmteweerstandsmetingen met thermokoppels, thermografisch onderzoek, thermische simulaties naar de lineaire warmteverliezen, luchtdichtheidsmetingen en dynamische simulaties van het zomercomfort brachten de bouwfysische toestand en performantie van de gevels in kaart. Werden ook geanalyseerd: de geveldetaillering in functie van het vervuilingspatroon, de doorvalbeveiliging door borstwering of veiligheidsglas, het visueel comfort en de daglichttoetreding ten opzichte van de VIPA-eisen, en de akoestisch performantie. Het tweede deel van de studie onderzocht vijf gevelrenovatiestrategieën. Hierbij werden zowel strategieën met behoud van de huidige gevel (al dan niet met toevoeging van isolatie) voorzien, als scenario’s waarin de volledige gevel vernieuwd wordt. Gezien de sterke verankering van de gevelpanelen in de draagstructuur is ook het behoud van de gevelpanelen, voorzien van een nieuwe isolatielaag, een optie. Voor elke strategie werd dezelfde checklist overlopen: de impact op het gevelbeeld en -detaillering, de reductie op de warmteverliezen en energiekost, de implicaties op vlak van zomercomfort, de investeringskost, de faseerbaarheid en hinder tijdens de werken. Conclusie De voornaamste conclusie uit het
eerste deel van de studie was dat de betonnen gevelpanelen bouwfysisch in goede staat zijn, maar ondanks de aanwezigheid van een isolatielaag thermisch zeer slecht presteren door de aanwezig-
Bureau Bouwtechniek nv
Optie 1
Dubbele beglazing
35%
heid van lineaire koudebruggen ter hoogte van de bevestigingen het warmteverlies dat in het K12-complex (K-peil = 87) wordt aan de draagstructuur. veroorzaakt door de koudebruggen Deze lineaire bouwknopen betekenen een verdubbeling van de totale gemiddelde warmteweerstand van de gesloten geveldelen. De hoge energiekost voor verwarming vindt daarnaast ook een verklaring in de slechte luchtdichtheid van de opengaande ramen. Dynamische simulatie-oefeningen wezen uit dat vernieuwde ramen en geoptimaliseerde luchtdichtheid oververhitting kunnen veroorzaken. In het tweede deel van de studie wordt een evaluatiematrix opgesteld waarin de haalbaarheid van de verschillende parameters van de gevelrenovatie geëvalueerd wordt. De BEN-eis op vlak van globale warmte-isolatie is haalbaar in drie van de vijf renovatiescenario’s. Eenvoudige renovatiescenario’s met een lager comfort en verlaagde uitvoeringskost worden afgewogen tegen technisch complexe scenario’s, met een verhoogd comfort en hogere uitvoeringskosten. Op basis van dit beslissingsinstrument kan de bouwheer of een ontwerpteam evalueren welk gevelrenovatiescenario aangewezen is voor verdere uitwerking. Deze haalbaarheidsstudie is door de grondigheid van de analyse en de uitgewerkte gevelrenovatiestrategieën een betrouwbaar beslissingsinstrument voor een toekomstige gevelrenovatie.
Optie 2
Optie 3
K46
K27
Driedubbele Afbraak gevel + beglazing + binnenisonieuwe lichte gevel Overzicht met(driedubbele de conclusies latie rond kolom gevelrenovatiestrategieën. beglazing)
Optie 4
Driedubbele beglazing + binnenisolatie op van de volledige vijf uitgewerkte gevel
Optie 5
Driedubbele beglazing + buitenisolatie op volledige gevel
Geveldetaillering Koudebruggen
Korte inhoud Het K12-complex, dat bestaat uit drie blokken opgetrokken
in verschillende fases tussen eind jaren ’70 en begin jaren ’80, is het grootste complex op de campus van UZ Gent en heeft door zijn schaal en ligging langs de E17 een belangrijke beeldwaarde. De energiekost voor verwarming is hier vandaag zeer hoog. Comfortklachten beperken zich evenwel tot tocht en koudestraling. Het eerste deel van de studie bestond uit een grondig onderzoek van de gevelopbouw door het nazicht van archiefplannen en een destructief onderzoek met kernboringen. De gesloten delen van de gevels zijn opgebouwd uit grote, geprefabriceerde, betonnen sandwichelementen met verschillende afwerkingen en een inwendige isolatielaag die gestapeld en gedragen worden door een draagstructuur van platen en kolommen. Verschillende, simultaan
Koudestraling Akoestiek Energieverliezen Binnenafwerking kan behouden worden Behouden uitzicht gebouw Hinder tijdens de werken Kostprijs Levensduur verlengend onderhoud K-peil
K66
K27
K27
tijdstip 16.30–17.00 uurr
59
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Hygrothermal performance of straw bale wall elements in Belgium climate conditions Environmental impact and sustainability is a growing priority for house owners. Particularly in the last decade, considerable progress has been made to minimize the ecological footprint of buildings. Countries with an overall masonry building tradition, such as Belgium are experiencing an increasing market share of wood frame construction. In keeping with this growing trend toward more environmentally conscious buildings, an age-old building method – straw bale construction – is gaining momentum. Yet the use of straw bale construction experiences strong resistance from the public opinion with regard to moisture performance, fire resistance and rodents. The aim of the present article is to zoom in on the hygrothermal performance of these systems in Belgian climate conditions.
NL Hygrothermische prestaties van met strobalen gevulde wandelementen in het Belgische klimaat - In landen zoals België, waar hoofdzakelijk een traditie van bouwen met steen heerst, neemt het marktaandeel van houtskeletbouw toe. In het kader van deze toenemende trend naar meer ecologische gebouwen wint strobalenbouw, een eeuwenoude bouwmethode, aan populariteit. Maar het gebruik van strobalenbouw stoot op veel weerstand bij het grote publiek, dat bezorgd is over de vochtprestaties, de brandbestendigheid en het risico op knaagdieren.
Short summary To verify the moisture performance of straw bale walls in cold and moderate climates, such as Belgium, a numerical model is applied. Yearly simulations under realistic climate conditions have been conducted with the DELPHIN 5 software package (Technical University of Dresden), capable to model forced and natural convection in interaction with detailed heat and moisture transport. The simulations are conducted on a 2.7 m high straw bale (36cm) wall with tras-lime mortar (3cm) at the outside and loam plaster (3cm) at the inside. To increase the reliability of the simulation results, the corresponding material properties have been determined in the laboratory of the Building Physics (KU Leuven) or selected from reliable sources in the international literature.
FR Performances hygrothermiques des parois murales en botte de paille dans le climat belge - Les pays aux traditions de construction complète en maçonnerie, comme la Belgique, connaissent ainsi une hausse de la part de marché des constructions de charpente en bois. S’inscrivant dans la tendance actuelle à concevoir des bâtiments plus écologiques, une méthode ancestrale suscite un intérêt croissant : la construction à base de bottes de paille. Le recours à une telle technique se heurte cependant à une forte résistance de la part du grand public qui s’inquiète des performances thermiques et hydriques, de la résistance au feu et des rongeurs.
Exterior Tras-lime mortar (3cm) Strawbales (36cm) Loam plaster (3cm) Interior
Cold
In a first step 1-dimensional simulations have been performed to investigate the impact of the vapour resistance factor of straw (µs=1,2 or 3 (m)) and the influence of the indoor relative humidity level. In the second step 2-dimensional simulations are conducted which allows to verify the influence of natural air convection loops within the straw bale wall. The transient simulations have been conducted for yearly climate conditions (starting in October) and the mould growth index (M) and the moisture content of the straw have been selected to assess the performance of these construction elements.
Warm
2 air looping inside the straw bales may locally increase the maximum moisture content by factor 2!
Conclusion The numerical analysis reveals that
straw bale walls in Belgium climate conditions are susceptible for mould growth. Even if the inner climate is sufficiently ventilated, the risk for increased moisture levels remains as a consequence of moisture redistribution driven by convective air loops. Therefore, it is important that the straw bales are sufficiently pressed to limit the air permeability of the system. The effect of these buoyancy driven convection on the overall thermal performance on a straw bale wall, on the other hand, is limited in
Belgian climate conditions. The numerical results presented in this article are partly in conflict with previous field studies in which lower moisture content levels have been found. Additional research is required to verify the origin of these discrepancies. Potential research directions might be performing hotbox/coldbox investigations on full scale elements or collecting in-situ measuring data on real straw bale buildings.
“Natural convection loops will occur inside the straw layer in winter conditions and will distribute moisture inside the wall, potentially creating moist regions at the upper cold side of the walls” Jelle Langmans
Jelle Langmans Postdoctoraal onderzoeker KU Leuven, Bouwfysica
bwk.kuleuven.be/bwf
[email protected] 0495 63 92 68
Strawbale family house
60
zaal A
tijdstip 17.00–17.30 uurr
61
8 Nieuwbouw op grote schaal
NZEB symposiumi
Jeroen Soenens Expert energy – expert sites & cities Ingenium nv
NZEBi symposiumi
www.ingenium.be
[email protected] 050 40 45 30
“Woonproject Licht & Ruimte toont aan dat de integratie van warmtenetten in nieuwe stadsontwikkeling alle troeven in handen heeft” Jeroen Soenens
Energieneutraal wonen en collectief verwarmen: een geslaagd huwelijk!
Drie praktijkcases geven het voorbeeld
Foto Venning Venning, Kortrijk, tweehonderd CO2-neutrale woningen.
Stads(her)ontwikkeling leent zich perfect voor collectieve warmte-installaties. Door de schaalgrootte van stadsprojecten kunnen duurzame warmtebronnen eenvoudig en prijscompetitief ingepast worden. Het transport van warmte tussen de centrale warmteproductie en de eindgebruiker loopt via een warmtenet, een techniek die in ons land enorm aan maturiteit gewonnen heeft. Voorbeeldprojecten in Kortrijk, Leuven en Roeselare passen collectieve warmte met succes toe.
FR Logement neutre en énergie et chauffage collectif : un mariage réussi ! - Le (re)déploiement urbain se prête parfaitement aux installations de chauffage collective. L’ampleur des projets urbains permet de recourir très simplement aux sources de chaleur durables, à des prix concurrentiels. Le transport de la chaleur entre la production centrale de chaleur et l’utilisateur final se fait par un réseau de chaleur, une technique qui a désormais fait ses preuves dans notre pays. Des projets exemplaires à Courtrai, Louvain et Roulers ont adapté avec succès la chaleur collective. 64
zaal B
Korte inhoud De nieuwbouw woonwijk Licht & Ruimte omvat 49 individuele woningen (verkaveling) en 42 appartementen (sociale woningbouw) in het hart van Roeselare. Restwarmte van de nabijgelegen verbrandingsoven van MIROM zorgt voor 100% duurzame verwarming in dit project: een primeur voor MIROM én voor Vlaanderen. Dit warmtenet bestaat uit een ingegraven voorgeïsoleerd leidingsysteem met aftakkingen naar de verschillende woningen. Specifieke aandacht gaat uit naar de gefaseerde aankoppeling van de woningen, in functie van de bouwperiode. In Kortrijk wordt de passiefwijk Venning heringericht tot een CO2-neutrale woonwijk. De warmte van die wijk wordt geproduceerd in één stookplaats met hoofdzakelijk houtchips als brandstof. Vanuit die stookplaats voedt een warmtenet zowel de woonwijk, met 114 individuele passiefwoningen, als vier appartementsblokken met 82 passiefwoningen. Deze opdracht kadert in het Concerto ECO-Life project. In Leuven wordt de voormalige brouwerijsite Tweewaters omgevormd tot een energieneutrale wijk. Het eerste project, Balk van Beel, met 103 appartementen en commerciële units, werd ondertussen gerealiseerd. Voor de energievoorziening werd gekozen voor een collectieve energieproductie met warmte- en elektriciteitsproductie.
Conclusie De rendabiliteit van een warmtenet
is sterk gebaat bij een hoge warmtedensiteit, terwijl passiefbouw dan weer wordt gekenmerkt door een lage warmtevraag voor ruimteverwarming. Een tegenstrijdigheid waardoor de onterechte perceptie ontstaat dat collectieve warmtevoorzieningen en passiefbouw niet verenigbaar zijn. De sanitaire warmtebehoefte blijft echter een belangrijk warmteverbruik, waarbij een collectieve warmteproductie met warmtenet ook voor passiefwijken een haalbare oplossing is. De voorwaarde is evenwel dat het projectconcept en het warmtenet doordacht zijn en op elkaar
Foto Tweewaters Tweewaters, Leuven, 103 appartementen met collectieve warmte.
91
inspelen. Specifieke stadsontwikkelingsprojecten hebben hiertoe met restwarmte verwarmde alle troeven in handen. woningen in hartje Roeselare. Door de concentratie van bouwvolumes (en dit kan gerust rond groenzones) ontstaat de kritische warmteconcentratie om collectieve installaties zinvol te maken. Sterker, door die concentratie wordt de globale investeringskost van een collectieve installatie zelfs lager dan een standaard oplossing met individuele warmteproductie. tijdstip 16.00–16.30 uurr
65
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
NZEB-studentenrestaurant faculteit Diergeneeskunde UGent
Van definitie tot ontwerp
UGent heeft zijn milieu- en energieambities kracht bijgezet in de ontwerprichtlijn 2013: alle nieuwe gebouwen moeten voldoen aan de principes van NZEB. UGent nam daarnaast het besluit dat ook de lopende projecten aan die richtlijn dienen te voldoen. In Vlaanderen is de definitie van NZEB echter nog niet vastgelegd voor een restaurant. In samenspraak met UGent heeft STABO een NZEB-definitie opgesteld met als leidraad de richtlijnen van Passiefhuis-Platform en enkele bijkomende randvoorwaarden: beschouwing van alle energiestromen inclusief verbruik keukentoestellen, flexibel gebruik als restaurant en studiezaal, zomercomfort zonder actieve koeling en veel zicht en daglicht in het restaurant.
FR Restaurant étudiant NZEB à la faculté vétérinaire de l’UGent - UGent a mis en œuvre ses ambitions environnementales et énergétiques dans sa ligne de projet 2013 : tous les nouveaux bâtiments doivent respecter les principes de NZEB. UGent a décidé par ailleurs que les projets en cours devraient également les suivre. En Flandre, la définition de NZEB n’a cependant pas encore été fixée pour un restaurant. En concertation avec l’UGent, STABO a établi une définition de NZEB en se fondant sur les directives de la plateforme de la maison passive et quelques conditions connexes supplémentaires : considération de tous les flux d’énergie, y compris la consommation des appareils de cuisine, utilisation flexible (restaurant et salle d’étude), confort estival sans refroidissement actif et beaucoup de clarté et de lumière du jour dans le restaurant. 66
zaal B
Korte inhoud Gebouwen vergen door de huidige complexiteit een multidisciplinaire aanpak in een ontwerpteam waarbij de bouwheer nauw betrokken wordt. UGent, AR-TE (architectuur) en STABO (advies en engineering) hebben via een doorgedreven ontwerpproces diverse invalshoeken en expertises gebundeld. Door vanaf schetsontwerp na te denken over het uiterlijk van het gebouw, de functionaliteit, het comfort en de technieken is het mogelijk om een hoogperformant gebouw te ontwerpen. Voor de cel Duurzaamheid binnen STABO vormen dynamische simulaties een onontbeerlijke tool om nieuwe inzichten, ontwerpkeuzes en innovatieve technieken objectief te evalueren en te optimaliseren. Eerst worden de uitgangspunten (architectuur, gebouwschil, bezetting en gebruiksprofiel) in overleg met de architect en bouwheer vastgelegd en in een 3D-model ingevoerd. Vervolgens berekent de software het comfort en het energiegebruik dat UGent kan verwachten. Op die manier worden de comforteisen en NZEB-ambities bewaakt. Als leidraad voor de ontwerpkeuzes volgens NZEB, werd het principe van de Trias Energetica gehanteerd. Géén energie is nog steeds de meest duurzame energie en dus is stap 1 (energievraag beperken) maximaal toegepast in het ontwerp: • optimale oriëntatie • optimaal gebruik van daglichtintreding en daglichtdimming op armaturen • passieve gebouwschil en dynamische zonwering • temperatuurbuffering, free-cooling en nachtventilatie • warmterecuperatie op ventilatie in het restaurant en in de keuken (inclusief dampkappen en afzuiging vaatwasser) • vraagsturing ventilatie met CO2-sensoren • lage-temperatuur stralingsverwarming
Hernieuwbare energie toepassen, is de logische volgende stap om naar NZEB of ZEB te evolueren. Uiteraard wordt er ook gekozen voor een efficiënt gebruik van energie (stap 3 van de Trias), zoals T5-armaturen en efficiënte keukentoestellen. Met onderstaande toepassingen wordt er zelfs gestreefd naar CO2-neutraliteit (fossiele brandstoffen vermijden): • warmtepomp met ‘Eisspeicher’-technologie
Studentenrestaurant UGent
• fotovoltaïsche panelen op het hellend dak • T5-armaturen Uit de simulaties blijkt dat, dankzij toepassing van de Trias Energetica en de gekozen dakvorm, zelfs volledige energieneutraliteit (ZEB) voor het studentenrestaurant wordt gerealiseerd. Conclusie Nearly Zero Energy Buildings (NZEB) zijn technisch haalbaar en niet enkel voor woningen, kantoren en scholen. De principes van NZEB hoeven zich dus niet te beperken tot gebouwen met een E-peil (~ BEN) en zijn ook toepasbaar op gebouwen zoals restaurants. Bovendien heeft het NZEB-ontwerpproces van het studentenrestaurant UGent, ondanks een focus op het energievraagstuk, geleid tot meer comfort en een architecturale meerwaarde. Het hoge aandeel hernieuwbare energie (voornamelijk de fotovoltaïsche installatie) zorgt ervoor dat belangrijke en
2100
onomkeerbare maatregelen (gebouwschil, thermische massa…) met lagere 21, 0 en 0 ontwerpen in de 21ste eeuw: E-peil 0 of primair terugverdieneffecten toch energieverbruik op jaarbasis rendabel worden. De initiëvan 0 kWh(/m²). le kost voor UGent ligt nu wel hoger, maar de total cost of ownership daalt en de return on investment stijgt. Zoals u kan merken is het studentenrestaurant van UGent nu reeds 2050-ready en een duidelijke voorloper in zijn categorie! Van de gebouwen die nu gebouwd of zwaar gerenoveerd worden, zal de gebouwschil zeker deze eeuw nog overleven. Laten we de onomkeerbare maatregelen die de energievraag beperken (isolatie, daglichtontwerp…) en hernieuwbare energie toelaten (PV-ready dakconstructie, optie tot warmtepomp…) nu al ten volle toepassen. Waarom wachten tot 2020, 2050 of 2100?
“Om een aanslag te voorkomen op de schaarse bouwplaatsen en het klimaat, moeten onze ambities veel hoger reiken dan de huidige regelgeving!” Hans Driesen Hans Driesen Projectleider Duurzaamheid STABO ingenieurs, cel Duurzaamheid
www.stabo.be
[email protected] 016 50 81 00
tijdstip 16.30–17.00 uurr
67
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
EcoCité Alzette-Belval Stratégie d’aménagement et de développement
Echelle EcoCité
Echelle CCPHVA
Echelle Bâtiment
Consommations EcoCité
5.0 4.5 4.0 3.5 3.0
GWH/an
Bâti: îlots à énergie positive
Potentiel vs besoins: production thermique renouvelable
2.5 2.0
2016
1.5
Le projet d’EcoCité Alzette-Belval est développé sur la partie française de l’agglomération transfrontalière d’Esch-sur-Alzette (Luxembourg) et plus particulièrement sur la friche sidérurgique de Micheville par un Etablissement Public d’Aménagement (EPA). Dès l’origine, ce projet s’inscrit dans une démarche de développement durable en répondant à l’appel à projets EcoCité, lancé en 2008 par le Ministère de l’Ecologie, du Développement Durable, des Transports et du Logement. Les études d’ingénierie, associées au projet urbain en cours d’élaboration sur près de 50 ha avec une moyenne de 60 logements à l’hectare, ont notamment pour objectif de permettre l’implantation d’ilots à énergie positive, innovants et démonstrateurs.
1.0 0.5
Premières livraisons prévues pour 2016, et aménagement prévu sur une quinzaine d’années.
0.0 Jan.
Fév.
Mar.
Avr.
Mai
Jui.
Juil.
Aou.
Sep.
Oct.
Nov.
Déc.
Production énergie primaire (EP) - Ensemble du territoire CCPHVA 1000 900 800 700 600
200
Epmax
100
Epmin
0
ler
Th
n
ue
t.
lie
ol
iq
ov
m
ot
n
lie
c.
éo
éo
pe
ap
éle
nd
it
ra
Ph
-G
l-
lei
nt
lei
So
So
Ve et
ro
.
.
ag
én
M
ce
rn
of
Pr
Su
yd
-P
.-
-H
th
nt
u
Ve
Ea
éo
G .-
rfa
.
h.
éc
ric
is
Su
D
Ag
Bo
.-
th
éo
th
.-
om
éo
G
G
Bi
.-
.-
om
Bi
zaal B
du gisement local en énergie renouvelable sera en grande partie orientée sur la production d’électricité verte. L’autre partie de l’EcoCité sera davantage « autonome » en énergie. Cette dernière accueillera les îlots à énergie positive qui devront mettre en œuvre les solutions architecturales et techniques les plus innovantes (ex :
300
om
68
Conclusion Pour les îlots raccordés au réseau de chaleur, la valorisation
400
Bi
NL EcoCité Alzette-Belval Strategie voor ruimtelijke ordening en ontwikkeling Het project EcoCité Alzette-Belval werd ontwikkeld aan de Franse zijde van het grenskanton Esch-sur-Alzette (Luxemburg), meer bepaald op het voormalige staalindustrieterrein van Micheville. Een Etablissement Public d’Aménagement (EPA) nam dit project voor zijn rekening. Van bij het begin paste dit project binnen het streven naar duurzame ontwikkeling doordat het deelnam aan de projectoproep van EcoCité. Het ministerie van Ecologie, Duurzame Ontwikkeling, Transport en Huisvesting lanceerde deze oproep in 2008. Het hoofddoel van de technische onderzoeken in het kader van het lopende stadsproject op bijna 50 ha (met gemiddeld 60 woningen per hectare) is om de inplanting van energiezuinige, innovatieve, exemplarische huizenblokken mogelijk te maken.
• « Tour de France des EcoCités » : les autres EcoCités, existantes ou en cours de conception, ont été étudiées pour profiter des retours d’expériences, s’inspirer des bonnes pratiques mais aussi, et surtout, éviter les écueils. • Favoriser les acteurs locaux et innovants : le projet a fait appel aux clusters et pôles de compétence des régions françaises (Alsace et Lorraine), luxembourgeoise et wallonne pour favoriser le développement d’activités et de filières locales. Les produits proposés par les sociétés affiliées (+/-120) ont été étudiées techniquement, financièrement et en termes d’impact écologique, et comparés aux solutions standards. • Prendre en considération le potentiel de production énergétique du territoire : quel potentiel énergétique offre le territoire au regard des futurs besoins ? Comment appréhender les ambitions BEPOS dans ce cadre ? • Une démarche intégrée de conception du projet urbain : l’EPA Alzette-Belval amène l’équipe d’urbanistes chargée d’élaborer le plan guide du site de Micheville et les bureaux d’études techniques à échanger pour concevoir un projet intégré. Seul un réseau de chaleur « vertueux » permet de bénéficier d’un « coût primaire » aussi favorable et d’un impact aussi large sur toute l’opération. En revanche, seule une spatialisation permettant de faire varier la densité d’occupation, des bâtiments NON BEPOS et la mixité de la programmation rend la création d’un réseau pertinente ; celui-ci nécessite en effet un minimum d’énergie consommée ainsi qu’une concentration de cette demande, soit une certaine densification. S’agit-il de la même densification qui permettra de se nourrir de l’Energie de la ville elle-même ? De son intensité, de sa vitalité ? Pas forcément !
GWH/an
500
Description succincte Plusieurs axes d’approche ont été étudiés :
systèmes constructifs bois, façade intelligente conçue en Allemagne, stockage inter-saisonnier, matériaux neutres en carbone produits en Wallonie, matériaux à changement de phase développé par le CRITT METAL en Lorraine, etc.). Cette approche permettra de minorer les besoins intrinsèques de bâtiments (passifs) et de valoriser au mieux le gisement local en énergies renouvelables.
Concevoir la neutralité énergétique d’un bâtiment, d’un ilot ou d’une ville ne doit pas être abordé selon la même approche. La ville durable n’est pas une simple juxtaposition de bâtiments performants, certifiés ou écologiques. La quête de la ville techniquement durable n’est pas forcément celle de la ville idéale. La méthode de conception de l’EcoCité Alzette-Belval, cherche à concilier les approches pour imaginer la ville de demain.
“La construction du cadre de vie bâti suppose une approche plus large qu’une simple recherche technique de développement durable ; elle relève davantage d’un opportunisme de situations” Jean-Baptiste Débonnaire Jean-Baptiste Débonnaire Chef de projet TRACTEBEL Engineering SA / TECHNUM, Building & Industrial Sites
www.technum.be
[email protected] 02 773 78 33
tijdstip 17.00–17.30 uurr
69
9
Innovatief samenwerken
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Naar een integraal aanbod voor bijna-energieneutrale renovaties van eengezinswoningen Hindernissen en kansen bij de realisatie van ketensamenwerking
Collaboration for housing nZEB renovation
FR Vers une offre intégrale de rénovations quasi neutres en énergie de maisons unifamiliales - Dans le cadre du projet « Intelligent Energy-Europe » (IEE), intitulé « COHERENO - Collaboration for housing nearly zero-energy renovation » (www.cohereno. eu), les nouvelles formes de collaboration visant à réaliser des rénovations quasi neutres en énergie de maisons unifamiliales ont été étudiées dans cinq pays européens (Belgique, Pays-Bas, Allemagne, Autriche et Norvège). Les partenaires COHERENO ont analysé les expériences de prestataires proposant une offre innovante et « déchargeante » des propriétaires résidents. Sur la base d’une étude de la littérature, d’un atelier international, d’interviews des prestataires et de workshops nationaux avec les acteurs de pointe, les obstacles et les possibilités de collaboration en chaîne dans ce segment de marché ont été définis dans chaque pays. 72
zaal C
In het kader van het ‘Intelligent Energy-Europe’ (IEE) project, met als titel ‘COHERENO - Collaboration for housing nearly zero-energy renovation’ (www.cohereno.eu), werd in vijf Europese landen (België, Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Noorwegen) onderzoek gevoerd naar nieuwe vormen van samenwerking voor de realisatie van bijna-energieneutrale renovaties van eengezinswoningen. De COHERENO-partners analyseerden ervaringen van aanbieders m.b.t. het realiseren van een innovatief ‘ontzorgend’ aanbod voor eigenaar-bewoners. Gebaseerd op een literatuurstudie, een internationale workshop, interviews met aanbieders en nationale workshops met koplopers, werden in elk land hindernissen en kansen gedefinieerd voor ketensamenwerking in dit marktsegment. Korte inhoud Belangrijke hindernissen voor de realisatie van bijna-energieneutrale woningrenovaties zijn het imagoprobleem van de renovatiesector, het gebrek aan kennis van actoren en het gebrek aan vertrouwen van - en communicatie met - de klant. Woningrenovatieprocessen verlopen nog vaak inefficiënt en klanten hebben moeite met de onzorgvuldige planning van bedrijven en het gebrek aan kwaliteitszorg. Kleine bedrijven hebben bovendien een beperkte capaciteit om kennis te absorberen, waardoor ketensamenwerking zich opdringt om kennis te verbreden. Sommige bewoners verwachten voor de hele renovatie één neutraal aanspreekpunt waarmee zij contact houden en die vervolgens ook instaat voor de realisatie en garantie van de renovatie op het vlak van planning, kosten en energieprestatie. Koplopers verwachten dat de markt zal evolueren naar oplossingen voor het leveren van integrale woningrenovaties op maat van de wensen van de klant. Het pad ligt open voor slimme bedrijven die snelle, ‘ontzorgende’, reproduceerbare, opschaalbare en kostenefficiënte oplossingen op maat van bepaalde klantensegmenten ontwikkelen en aanbieden. De studie toont dus diverse hindernissen voor het realiseren van bijna-energieneutrale woningrenovaties, maar wijst tegelijkertijd ook op de kansen om deze hindernissen te elimineren dankzij een betere samenwerking tussen verschillende types actoren. Nieuwe vormen van losse of vaste samenwerking tussen bedrijven ontstaan immers al in alle landen, onder impuls van bedrijfskundige aannemers, architecten of adviseurs. Nieuwe spelers zoals renovatiewinkels en projectmanagers profileren zich ook op deze markt. Opschaling wordt gestimuleerd via publiek-private samenwerkingen en via convenanten met bedrijven of ondersteuning van sectorfederaties. Nieuwe kennisinstituten ontstaan en non-profitorganisaties bieden neutraal advies en onafhankelijke portalen waar klanten professionelen
Impressie van de nationale COHERENO-workshop in België.
Impressie van de nationale COHERENO-workshop in België.
aanbevelen. Terwijl de complexiteit van integrale renovaties toeneemt, bieden innoverende bedrijven reeds integrale renovatiediensten aan op basis van voor de klant begrijpbare prestatiecontracten.
het hart van klanten veroveren door beter in te spelen op de wensen, verwachtingen en communicatiekanalen van (bepaalde types) klanten. Veel van de huidige bedrijfsmodellen en ketensamenwerkingen zijn nog ontluikend en suboptimaal. Bedrijven worstelen nog vaak met de organisatie van betere ketensamenwerking en klantwerking, met name voor de realisatie van renovaties van particuliere eengezinswoningen. De COHERENO-partners bieden daarom het komende jaar nog ondersteuning aan nieuwe samenwerkingsverbanden voor het formuleren of optimaliseren van hun bedrijfsmodel.
Conclusie Ondanks vele beleidsinspanningen
gedurende de afgelopen jaren is de markt van renovatie van particuliere eengezinswoningen nog extreem klein. Nieuwe samenwerkingsverbanden starten dan ook best zo snel mogelijk met een regionaal demonstratieproject voor een bepaald klantensegment, dat kan ingezet worden voor communicatie met toekomstige klanten. Vervolgens dient het klantgericht denken een integraal onderdeel te worden van de bedrijfsvoering en dient men maximaal in te zetten op ketensamenwerkingen die waarden realiseren zoals kwaliteitsgarantie, financiële ‘ontzorging’ en energieprestatiegarantie. De studie toont immers dat koplopers
1.000.000 aantal bezoekers per jaar op www.ecobouwers.be: bedrijven die meewerkten aan bijna-energieneutrale woningrenovaties krijgen gratis zichtbaarheid, mits zij worden aanbevolen door de klant.
“Het pad ligt open voor slimme bedrijven die snelle, ‘ontzorgende’, reproduceerbare, opschaalbare en kostenefficiënte oplossingen op maat van klantensegmenten ontwikkelen en aanbieden” Erwin Mlecnik Erwin Mlecnik Onderzoeker/senior expert R&D TU Delft OTB, Duurzame Woningkwaliteit
www.otb.tudelft.nl
[email protected] +31 (0)15 27 89869
tijdstip 16.00–16.30 uurr
73
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
‘Nul-op-de-meter-woning’ in Soesterberg.
Een scrumteamsessie in de E-renovatiewinkel in Nijmegen: autonome teams van de plaatselijke architect/ bouwkundige, aannemer en installateur gaan samen naar de bewoner die meedenkt met het scenario.
Innovatie Centrum Duurzaam Bouwen in Rotterdam: eerste hulp voor particuliere woningeigenaars bij de verduurzaming van hun woning.
Collaboration for housing nZEB renovation
FR Boutiques de rénovation E=0 - Le marché de la rénovation s’adressant aux particuliers est un groupe cible difficile aux Pays-Bas. De nombreux propriétaires manquent d’intérêt, de connaissances suffisantes, d’incitant financier et d’expériences positives pour la réalisation de travaux chez eux. Et quand les propriétaires de ces biens sont décidés à s’y investir, ils se heurtent ensuite aux connaissances insuffisantes des entreprises, à l’impossibilité de responsabiliser un seul partenaire pour une approche globale, au manque de garantie de qualité et à l’insuffisance de financement des mesures d’économie d’énergie. Ce partenaire global pourrait être les boutiques de rénovation. En 2014, les premières boutiques de rénovation énergie=0 ont ouvert leurs portes. 74
zaal C
E=0 Renovatiewinkels
Renovatiewinkels voor integraal aanbod van energieneutrale renovaties De particuliere renovatiemarkt in Nederland is een moeilijke doelgroep. Het ontbreekt veel eigenaars aan interesse, voldoende kennis, financiële armslag en positieve ervaringen bij de uitvoering van werkzaamheden aan hun huis. Woningeigenaars die grote stappen willen nemen stuiten vervolgens op onvoldoende kennis bij bedrijven, de onmogelijkheid om één enkele partij verantwoordelijk te maken voor een totaalaanpak, gebrek aan kwaliteitsborging en -garanties en gebrek aan financiering van energiemaatregelen. Die ene partij, dat zouden de renovatiewinkels kunnen zijn. In 2014 openden de eerste energie=0 renovatiewinkels hun deuren. Korte inhoud In een E=0 renovatiewinkel kan de particuliere woningeigenaar een totale energieneutrale renovatie voor zijn huis kopen. De renovatiewinkel is daarmee een fysiek verkooppunt waar de klant praat met één bedrijf en betaalt aan één adres en waar hij terecht kan voor informatie, advies, ontwerp, uitvoering, nazorg en garanties. De klant kan zich in vele gevallen al vooraf oriënteren volgens zijn wensen en mogelijkheden op de website van de winkel, ondersteund met bijvoorbeeld een ‘woningconfigurator’ of een andere virtuele tool. Er is veel variëteit in opzet en samenwerking tussen de partijen ‘achter de winkel’, de doelgroepen (klantsegmenten), het aanbod en de ‘waardeproposities’. Dat begint al met de locatie van het fysieke verkooppunt: een woonhuis in de wijk, een shop-in-shop, een monumentaal pand of bijvoorbeeld een innovatiecentrum. Het fysieke verkooppunt is bijna altijd bedoeld als showroom en moet de interesse wekken. Uiteenlopende bedrijven namen reeds het initiatief tot een winkel, waaronder bouwbedrijven, adviseurs, architecten en retail. De businessmodellen lopen dan ook uiteen. Soms valt
7
de winkel samen met het bedrijf, vaker wordt er samengewerkt als een bedrijf renovatiewinkels hebben in met één sturende coördi2014 de deuren geopend. nerende partij voor bouwkundig-energetisch advies. Die partij is daarmee ook verantwoordelijk, of zou dat in de ogen van de klant moeten zijn, voor de kwaliteitsborging en garanties van alle andere betrokken bedrijven. De renovatiewinkels bieden waarden als comfort, energiebesparing, gemak en ‘ontzorging’ voor eigenaar-bewoners en verenigingen van eigenaars in het algemeen en soms meer specifiek eigenaars van karakteristiek of monumentaal vastgoed. Vanzelfsprekend verkopen de renovatiewinkels niet alleen totale energieneutrale renovaties, want dat maakt de winkel nog niet rendabel. De verkoop bestaat ook uit gefaseerde plannen, uit losse producten en kant-en-klare pakketten voor bijvoorbeeld isolatie, verwarming en ventilatie.
Conclusie De renovatie naar (bijna-)nulener-
gie van koopwoningen leidt tot comfortabele en energiezuinige woningen, en draagt bij aan de doelstellingen van Europese overheden. De eigenaar vraagt naar advies (energie, comfort, techniek, financieel, kwaliteitsborging, kosten), ontwerp, uitvoering, nazorg en projectbegeleiding. Er is een noodzaak voor uitgebreid advies en ontwerp. Energiebesparing is immers slechts een van de doelen van renovatie en tevens een middel om geld te genereren om verdere stappen te nemen. Een vertrouwd contact gedurende het hele proces van initiatief over nazorg tot en met mogelijks de complete periode dat de bewoner in het huis woont, is gewenst. In een samenwerking tussen lokale partijen is een contact- en vertrouwenspersoon voor de eigenaar-bewoner nodig. Renovatiewinkels dichtbij en zichtbaar voor de woningeigenaar zijn een mooi kanaal om de eigenaar-bewoner bewust te maken en te overtuigen om maatregelen te nemen.
“In een energie=0 renovatiewinkel koopt de particuliere eigenaar een totale energieneutrale renovatie voor zijn huis” Ad Straub Ad Straub Universitair Hoofddocent TU Delft / Faculteit Bouwkunde
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
[email protected] +31 15 278 27 69
tijdstip 16.30–17.00 uurr
75
NZEB symposiumi
NZEBi symposiumi
Scrummend naar NZEB: de integrale ketensamenwerking van de toekomst?
Theorie en praktijk van sociale innovatie in de duurzame bouw
In de Nederlandse bouwsector wordt veel gesproken over het belang van integrale ketensamenwerking. Wat opvalt is dat de praktische handvaten om deze ketensamenwerking ook daadwerkelijk vorm te geven meestal ontbreken. De voorbeelden die er wel zijn, hebben vaak een centrale rol voor contractering in plaats van samenwerking, handhaven bestaande verhoudingen en zijn niet altijd relevant voor kleine ondernemers. In Nederland experimenteert de vereniging DNA in de Bouw daarom inmiddels ruim een jaar met zogenaamde scrum-teams in het ontwikkelen van NZEB’s. ‘Lessons learned’ worden zorgvuldig vastgelegd en sluiten aan bij bestaand wetenschappelijk onderzoek op het gebied van projectontwikkeling, allianties en innovatie.
5–13%
FR Pas à pas vers NZEB : la chaîne de collaboration intégrale de l’avenir ? - Dans le secteur néerlandais de la construction, il est beaucoup question de l’intérêt de mettre en œuvre une chaîne de collaboration intégrale. Mais de la parole aux actes, il reste beaucoup de chemin à parcourir. Les exemples pratiques mettent surtout en évidence le rôle central joué par la sous-traitance et non pas par la collaboration, ce qui maintient les relations existantes alors qu’elles ne conviennent pas toujours aux petits entrepreneurs. Aux PaysBas, l’association DNA in de Bouw expérimente ainsi depuis plus d’un an ce qu’elle appelle des équipes « scrum » dans le développement de NZEB. Les « enseignements appris » sont soigneusement enregistrés et viennent nourrir les recherches scientifiques existantes dans le domaine du développement de projet, d’alliances et d’innovation. 76
zaal C
Korte inhoud De term ‘scrum’ is ontleend aan Agile, oorspronkelijk een methodiek voor softwareontwikkeling. van de omzet in de bouw bestaat uit faalkosten. Steevast alle onderzoeken geven gebrekkige Daarbij werkt een klein, zelfsturend communicatie op als belangrijkste oorzaak. team gedurende het gehele project samen. In korte, intensieve sprints wordt telkens een helder en bruikbaar product opgeleverd. Agile is een kritisch antwoord op de vele problemen die zich manifesteren rondom de watervalmethode, een in de bouw traditioneel veel gebruikte methodiek. Deze watervalmethode doorloopt de volgende stappen strikt sequentieel: eisenspecificatie, ontwerp, implementatie, integratie, testen, installatie, onderhoud. Naast een andere opzet van het proces kenmerkt Agile zich ook door een andere cultuur, die zeker in de bouw niet vanzelfsprekend is. DNA in de Bouw, een samenwerkingsverband van kleine ondernemers in de duurzame bouw, formeert sinds een jaar regelmatig kleine, interdisciplinaire teams van meestal een architect, een aannemer en een installateur. Zij vormen een scrum-team, werken in de geest van Agile en maken in het ontwikkelingsproces voor nieuwbouw en renovatie gebruik van een morfologische kaart die garandeert dat alle relevante informatie snel in beeld komt en afgewogen wordt. Dankzij de verschillende projecten werden inmiddels belangrijke lessen getrokken, bijvoorbeeld op het gebied van het scherp krijgen van de klantvraag, het vinden van geschikte partners voor een scrum-team en de samenwerking binnen het scrum-team. Het implementeren van deze sociale innovatie vereist blijvende inzet van de deelnemers en een grote tolerantie voor ‘beginnersfouten’. Zoals bij elke innovatie wordt het nieuwe terrein met vallen en opstaan verkend. Binnen de vereniging beginnen zich duidelijk de contouren van een geheel eigen cultuur af te tekenen, die past bij deze manier van werken. Nieuwkomers
spreken regelmatig van een verademing ten opzichte van de traditionele manier van samenwerken. Conclusie Integrale ketensamenwerking vanaf
de start van een project is bij duurzame bouwprojecten zo mogelijk nog crucialer dan bij traditionele bouwprojecten. Beslissingen in het ene vakgebied hebben consequenties voor het andere vakgebied. Bij het streven naar een minimum aan energieverbruik bijvoorbeeld, kan – naast een zorgvuldige uitvoering – alleen een goed integraal ontwerp het comfort voor de gebruikers garanderen. Wanneer architect, aannemer en installateur vanaf de start van het ontwerptraject regelmatig bij elkaar aan tafel zitten, kunnen de faalkosten – vaak wel 5-13% van de omzet – drastisch worden verlaagd. En niet alleen dat: dankzij het specifieke creatieve proces dat zich ontwikkelt in deze interdisciplinaire setting, blijkt duurzaam bouwen opeens ook prijstechnisch concurrerend te kunnen zijn met regulier bouwen. Het is hoog tijd dat goed onderbouwde en praktische alternatieven worden ontwikkeld voor de traditionele werkwijzen in de bouw. In deze presentatie worden de ‘lessons learned’ rondom één zo’n alternatief toegelicht aan de hand van wetenschappelijke inzichten en concrete praktijkvoorbeelden. Werkelijk integrale ketensamenwerking is de werkwijze van de toekomst en sociale innovaties op dit gebied zullen de bouwwereld zoals wij die nu kennen volledig op zijn kop zetten.
Joyce van den Hoek Ostende, ondernemer en businesscoach, helpt sociale innovaties te implementeren bij DNA in de Bouw.
Een scrum-team in actie, gebogen over de morfologische kaart.
“Sociale innovaties rondom werkelijk integrale ketensamenwerking zullen de bouwwereld zoals wij die nu kennen volledig op zijn kop zetten” Joyce van den Hoek Ostende Joyce van den Hoek Ostende Businesscoach en Sociaal Innovator Het Schippershuis Training & Advies / Vereniging DNA in de Bouw www.hetschippershuis.nl
www.dnaindebouw.com
[email protected] +31 62 722 83 97
tijdstip 17.00–17.30 uurr
77
Bijna-Energie-Neutraal bouwen is zorgen voor morgen BEN-bouwen wordt vanaf 2021 de standaard in Vlaanderen en Europa. Heeft u bouwplannen, bouw dan nu al BEN. Want met BEN-bouw maakt u de slimste keuze, zodat u héél energiezuinig kunt wonen, met groene energie én een lage energiefactuur. BEN bouwen da’s zorgen voor morgen en nu al genieten van stevige premies en een voordelig krediet. Kijk op www.energiesparen.be/BEN of bel gratis 1700
Vlaanderen is energie
VRAAG EEN VOORDELIG BEN-KREDIET
KIES EEN BEN-ARCHITECT
WERK MET BEN-AANNEMERS
Geniet nu al van de voordelen van een BEN-woning !
Symposiumboek Het boek ‘NZEB Symposium - Programmaboek 2014’ wordt uitgegeven door Passiefhuis-Platform vzw. Jeroen Migneaux en Joris Thys (www.sorryklaas.be) stonden in voor vormgeving en design. Debby Burssens van Passiefhuis-Platform stond in voor concept, coördinatie, realisatie en eindredactie. Anne De Smet van Passiefhuis-Platform stond in voor eindredactie. Drukkerij DeckersSnoeck verzorgde het drukwerk. Passiefhuis-Platform dankt de volgende experten voor hun bijdrage aan het boek ‘NZEB Symposium – Programmaboek 2014’: Joerie Alderweireldt, Kris Asnong, André Baivier, Chiel Boonstra, Wendy Boswell, Johan Cré, Bram De Meester, Jean-Baptiste Débonnaire, Ruben Delvaeye, Vincent Dierickx, Hans Driesen, Carl-peter Goossen, Dennis Gudden, Antoine Hupin, Marc Lacrosse, Jelle Langmans, Stéphanie Mangé, Erwin Mlecnik, Staf Roels, Jeroen Soenens, Joni Staljanssens, Ad Straub, Alissia Tassiopoulou, Edwin Thieren, Joyce van den Hoek Ostende, Johan Van Dessel, Bram Van Eeckhout, Pieter Van Laere, Els Vanden Berghe, Sven Wuyts, Matthias Zuliani. Verantwoordelijke uitgever Els Vanden Berghe, coördinator, Passiefhuis-Platform, Sint-Gerolfstraat 64, 9031 Drongen, tel. 03 235 02 81,
[email protected], www.passiefhuisplatform.be. Uitgave en copyright Het boek ‘NZEB Symposium - Programmaboek 2014’ wordt uitgegeven door Passiefhuis-Platform vzw. © 2014 Passiefhuis-Platform, Berchem. Alle rechten voorbehouden. Niets in deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op andere manieren, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Met dank aan de sponsors Cellumat, Recticel Insulation, Wienerberger, ISOVER Met steun van Vlaams Energieagentschap, Leefmilieu Brussel - Bruxelles Environnement Met medewerking van Bond Beter Leefmilieu Disclaimer De auteurs besteedden de grootst mogelijke aandacht aan de juistheid van de informatie die zij bundelen. Fouten zijn echter niet volledig uit te sluiten. U kunt daarom geen rechten ontlenen aan deze teksten. Voor vragen of opmerkingen richt u zich tot Passiefhuis-Platform,
[email protected], www.passiefhuisplatform.be. NZEB voor lokale besturen: the sole responsibility for the content of this event lies with the authors. It does not necessarily reflect the opinion of the European Union. Neither the EASME nor the European Commission are responsible for any use that may be made of the information contained therein. Bibliografische informatie ISBN 9789081118293 D/2014/11.587/1