Vlaamse Dienst Speelpleinwerk vzw presenteert
TAALSPELER
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project -1-
WELKOM
Taalspeler is een project dat via een lange weg bij de Vlaamse Dienst Speelpleinwerk (VDS) vzw terechtkwam. Taalspeler bestaat al een tijdje. In eerste instantie was het in handen van het CTO, het Centrum voor Taal en Onderwijs, verbonden aan de K.U. Leuven. Dit centrum stond in voor de wetenschappelijke ondersteuning van het project. Sinds 2007 is Taalspeler in handen van de VDS. Sindsdien besteedt de VDS er aandacht aan, vanuit haar eigen speelse invalshoek én met inhoudelijke feedback van het CTO. In 2008 werkte een uitgebreide projectgroep hard om het project verder vorm te geven. Dit resulteerde in de VDS brochure DNA 20
Taalspeler-map. In deze
map krijg je een uitgebreid beeld van wat het project Taalspeler inhoudt, wat onze werkinstrumenten zijn en hoe je hiermee aan de slag kan gaan. Uiteraard heeft het project pas kans op slagen als je de map uit de kast haalt en effectief aan de slag gaat met de aangereikte instrumenten. Dat een gemotiveerde ploeg wonderen verricht en bergen verzet, wist je ongetwijfeld al! Wie zich beperkt tot het uitdelen van Taalspeler-folders en het ophangen van -
de VDS je niet
aan je lot overlaat. Wij staan klaar om je te ondersteunen waar nodig! Last but not least een welgemeende dankjewel aan onze hele Vlaams-Brabantse VDS-vrijwilligersploeg en aan onze VDS-stafmedewerker die het project professioneel ondersteunt. Veel succes met het project Taalspeler!
Jo Van den Bossche, Algemeen Coördinator Vlaamse Dienst Speelpleinwerk vzw
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project -2-
INHOUDSTAFEL WELKOMSTWOORD
FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD.
INHOUDSTAFEL
-2-
INLEIDING
-6-
HET PROJECT ONZE INSTRUMENTEN B EGELEIDING
-6-6-7-
VISIETEKST
- 10 -
INTERACTIE & OMGAAN MET MEERTALIGHEID OP HET SPEELPLEIN FAQ S
- 10 - 12 -
DNA HOREN, ZIEN EN SPELEN
- 20 -
FOLDER EN AFFICHE MET TIPS TER BEVORDERING VAN INTERACTIE EN COMMUNICATIE
- 22 -
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
- 22 - 22 - 23 - 23 - 23 - 24 - 24 - 24 - 25 - 26 - 28 -
EEN GOEDE ANIMATOR SPEELT MEE MET DE KINDEREN TOON INTERESSE IN DE KINDEREN P ROBEER KINDEREN OP HUN GEMAK TE STELLEN LAAT DE KINDEREN PRATEN HEB RESPECT VOOR INVLOEDEN VAN DE MOEDERTAAL VAN HET KIND GA OP OOGHOOGTE VAN HET KIND ZITTEN KIJK HET KIND AAN ALS JE ERMEE PRAAT, ER REAGEER OP WAT HIJ ZEGT (KNIKJE, LACHEN STEL ZOVEEL MOGELIJK OPEN VRAGEN MAAK ZOVEEL MOGELIJK GEBRUIK VAN VISUELE ONDERSTEUNING VERBETER KINDEREN NIET WANNEER ZE IETS FOUT ZEGGEN MAAR HERHAAL HET JUISTE VORM EENVOUDIGE ZINNEN EN BENADRUK DE KERNWOORDEN OF PLAATS ZE VOORAAN
BEGELEIDING
- 30 -
B REEDBEELD P ROCESBEGELEIDING
- 30 - 31 -
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project -3-
BIJLAGEN
- 33 -
UITLEG BIJ DE VOORBEELDACTIVITEITEN EN PRAKTISCHE TIPS WELK SOORT ACTIVITEITEN LOKT MEER (TALIGE) INTERACTIE UIT? 10 TIPS VOOR EEN GOEDE VOORBEREIDING 10 AANDACHTSPUNTEN OM TIJDENS EEN ACTIVITEIT EXTRA OP TE LETTEN NIET VERGETEN VOOR JE NAAR HUIS GAAT EVALUEER ZELF HOE TALIG JE ACTIVITEIT IS / WAS
- 34 - 34 - 35 - 38 - 39 - 40 -
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project -4-
Inleiding
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project -5-
INLEIDING
Het project Wat houdt het project in? Op speelpleinen allerhande speelt een mengelmoes van kinderen samen: kinderen met verschillende sociale en culturele achtergronden, interesses en verschillende moedertalen. Het speelp Nederlands stimuleren Het project Taalspeler wil een antwoord bieden op deze vragen.
Taalstimulering + spelen een mogelijke combinatie? Taalspeler wil verantwoordelijken, hoofdanimatoren en animatoren van speelpleinen op een constructieve manier leren omgaan met meertaligheid en een veilig klimaat creëren voor interactie. VDS hecht veel waarde aan de interactie tussen kinderen onderling en tussen kinderen en hun begeleiders Wij zien spelen namelijk ook als interactie, en taal is daar een wezenlijk aspect van. niet weg te denken in het spelen: speluitleg, praatjes met vriendjes en begeleiders, communicatie
Onze instrumenten o De Visietekst o o Folder met tips ter bevordering van interactie en communicatie o Affiches met tips ter bevordering van interactie en communicatie o Begeleidingen
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project -6-
Visietekst Aan de basis van dit project ligt een doordachte visie. Onze verdere instrumenten zijn gebaseerd op deze visietekst waarin interactie aan het codewoord is. DNA Horen, Zien en Spelen De brochure Horen, Zien en Spelen is één van de speciaal uitgewerkte instrumenten waarmee je als speelplein aan de slag kan gaan binnen het project Taalspeler. Met deze brochure wensen we door middel van interactie het thuisgevoel van kleuters op het speelplein te verhogen. Een toffe vakantie op het speelplein betekent dat: –
kleuters zich goed in hun vel voelen op het speelplein;
–
kleuters intens kunnen spelen op het speelplein.
Om dit te kunnen bereiken moeten kleuters de interactie durven aangaan dus communiceren. Deze brochure is dus een leidraad om tot een kwalitatief sterkere kleuterwerking te komen. Verderop in deze map verklaren we waarom deze DNA voor ons één van de werkinstrument bij uitstek van Taalspeler is. Met andere woorden, waarom willen we aan taalstimulering doen door middel van interactie. Folder en affiche met tips ter bevordering van interactie en communicatie De folder bevat 5 tips rond een interactieve houding en 6 concrete (taal)tips. Een handige en bruikbare folder om altijd op zak te hebben. In deze map geven we nog verdere info rond deze tips. Hoe ga je ermee aan de slag? Waarom werken we op deze manier aan een betere interactie en een betere communicatie? Begeleiding De VDS zorgde ervoor dat je zelfstandig aan de slag kan met het project Taalspeler maar voorziet ook begeleiding voor speelpleinen die dit wensen. Begeleiding kan bestaan uit een vormingssessie op maat (Breedbeeld, eenmalige vorming ter plaatse) of uit een intensieve procesbegeleiding.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project -7-
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project -8-
Visietekst
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project -9-
Visietekst
INTERACTIE & omgaan met MEERTALIGHEID op het speelplein
t Is aan ik, t is aan ik! Hé, da s nie waar, da s getricheerd! Wie speelt er vals? Taalspeler
taalstimulering in de vrije tijd
Elk kind heeft het recht om te spelen: waar, wanneer en met wie het wil. En juist daarom stellen wij het spelen en het welbevinden van het kind centraal. Wanneer animatoren met kinderen praten en communiceren zal het welbevinden en de betrokkenheid op de pleinen verhoogd worden. Op een aantal speelpleinen, vaak in steden, speelt een geweldige mengelmoes van kinderen samen: kinderen van verschillende leeftijden, uit allerlei culturen, sociale achtergronden, kinderen met ander Nederlands als thuistaal. Voor dit groeiend aantal anderstalige kinderen is het Nederlands vaak enkel een schooltaal, zelden een speeltaal. Hierdoor komt het spelen soms in het gedrang. Nederlandstalige vrijetijdsinitiatieven worden zich meer en meer bewust van dit probleem en willen hun steentje bijdrage tot taalstimulering van deze kinderen en tot het vergroten van de een positieve attitude t.o.v. het Nederlands.
verdieping van inzichten en communicatieve vaardigheden, met betrekking tot het stimuleren van interactie, in een meertalige context. Taalspeler ondersteunt animatoren en coördinatoren van het speelplein: informatie geven over taalverwerving en taalstimulering. Samen zoeken we naar antwoorden op de vragen: Hoe kan je meer interactie in je activiteiten steken? Hoe ga je om met meertaligheid? Op deze manier trachten we de competenties in functie van taalverwerving te verhogen bij mensen die betrokken zijn bij vrijetijdsinitiatieven.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 10 -
Interactie in een speelse en meertalige context Kinderen zijn nieuwsgierige wereldverkenners. Ze leren taal omdat ze al snel ontdekken dat je met taal veel kan bereiken: vragen om eten, zeggen waar je pijn hebt, vragen om mee te spelen Kinderen leren taal
net zoals ze kennis opdoen, sociale vaardigheden leren
- door in interactie
te treden met de wereld. Taal leer je dus zeker niet alleen in een formele context, of het nu je eerste, tweede, derde Een stukje van die boeiende wereld zijn de speelpleinen waar kinderen volop kunnen ravotten, spelen, op tocht gaan, sporten
tal van mogelijkheden om als animator de kinderen
te stimuleren: gesprekjes over van alles en nog wat, overlegmomenten, spelinstructies, ingaan op impulsen van de kinderen We stellen interactie voorop wanneer we werken aan taalstimulatie. Doordat de kinderen de kans krijgen om met elkaar en met de begeleider in interactie te treden, zal er plaats en tijd gecreëerd worden om op een informele manier te communiceren met elkaar.
Nederlands niet als enige taal
Het is belangrijk dat bij deze taalstimulering Nederlands niet als dé enige (verplichte) taal wordt opgevoerd, maar als een mogelijke taal, zodat de kinderen zich ook kunnen amuseren in de taal die voor hen het gemakkelijkst is. Bij een intense interactie die ruimte laat voor het gebruik van meerdere talen kan de eigen taal van de kinderen op een spontane manier aan bod komen. Dit houdt de stimulering van het Nederlands niet tegen. De animatoren treden in het Nederlands in interactie met de kinderen en bieden leuke activiteiten aan waarin het Nederlands als voertaal een duidelijke rol krijgt en zodoende gestimuleerd wordt. De meertalige context draagt bij tot een positiever gevoel tegenover meertaligheid in het algemeen en tegenover het Nederlands in het bijzonder. Zo ben je op een positieve manier bezig met taalstimulering.
Bovenal staan dus het spelen en het welbevinden van het kind centraal. Wanneer animatoren met kinderen praten en communiceren zal het welbevinden en de betrokkenheid op de pleinen verhogen. We stappen af van de animator die louter instructies geeft en geven de voorkeur aan een impulsanimator. Communicatie is prioritair, al dan niet via taal. ___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 11 -
Vragen bij interactie Hoe ga je om met kinderen die geen Nederlands begrijpen? Zorg er in de eerste plaats voor dat het kind zich thuis/veilig voelt en dat het betrokken is bij de activiteiten. Gebruik veel visueel materiaal terwijl je dingen uitlegt, vraagt, vertelt beeld zelf zo veel mogelijk uit wat je doet of laat andere kinderen het voordoen; maak gebruik van voorwerpen; gebruik duidelijke pictogrammen van activiteiten/materiaal/dagschema; gebruik foto s of prenten waarmee kinderen kunnen aangeven dat ze naar het toilet moeten, honger, dorst of pijn hebben. Het is belangrijk om het Nederlands niet als dé (verplichte) taal op te voeren, maar als een taal . Kinderen moeten zich kunnen amuseren in de taal die voor hen het gemakkelijkst ligt. Verbied kinderen dus nooit hun moedertaal te spreken. Het niet voldoende beheersen van een (opgelegde) taal kan immers een drempel zijn om in interactie te treden met elkaar en met de wereld. Met andere woorden als je het Nederlands verplicht, creëer je mogelijk (extra) drempels voor sommige kinderen. Wel kan je een ander kind dat dezelfde taal spreekt laten vertalen. Of je kan ook zelf een aantal woorden uit hun taal leren. Zo toon je zelf je interesse en respect voor de moedertaal van het kind en gaat het zich beter op zijn gemak voelen. Respecteer de stille periode van het kind: een kind leert eerst luisteren, dan spreken. Geef het daarom de tijd om te spreken, forceer niets maar stimuleer het spreken wel: eerst stel je vragen waarbij je geen gesproken antwoord verwacht, maar waarbij het kind iets kan aanwijzen/halen/doen; daarna kan je overgaan van gesloten naar meer open vragen waarbij de talige inbreng van het kind steeds groter wordt.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 12 -
Observeer waar het kind mee speelt, wat het tekent
Zo leer je het kind kennen en kan je
inspelen op zijn/haar behoeften en interesses. Je kan hierover ook met de ouders praten. Doe activiteiten met concrete materialen of bewegingsactiviteiten. Kies eenvoudige prentenboeken met duidelijke prenten zodat het kind gemakkelijk het verhaal kan volgen en taal kan oppikken. Wat doe je als een kleuter iets komt vertellen en je begrijpt er niets van? Doe aan betekenisonderhandeling . Dit wil zeggen dat je zoveel mogelijk je best doet om toch te begrijpen wat de kleuter bedoelt: door vragen te stellen (Bedoel je dit?), de kleuter iets te laten voordoen of aanwijzen of door zelf iets aan te wijzen of uit te beelden. Als er een andere gemeenschappelijke taal is kan je het kind vragen om het in die taal uit te leggen of een ander kind vragen iets te vertalen. Er zijn kinderen die spontaan veel vertellen, anderen zijn verlegen. Hoe ga je hiermee om? Sommige kinderen moet je afremmen (niet afstoten) en leren dat andere kinderen ook aan de beurt moeten kunnen komen. Andere kinderen moet je extra stimuleren. Observeer het kind en probeer zijn interesses te ontdekken. Doe samen dingen, bied zelf rijke, natuurlijke en begrijpelijke taal aan. Forceer het kind niet om te praten, maar stimuleer het op allerlei manieren: samen spelen, vragen stellen, gesprekjes aanknopen Hoe kan je het gebruik van het Nederlands stimuleren binnen een (spontaan) spel? Speel/knutsel/praat mee en geef impulsen (gespreksimpulsen, spelimpulsen). Ga hierbij op in de ideeen van de kinderen en bied ook zelf nieuwe ideeën, spelen en materiaal aan. Probeer je wel niet te veel op te dringen, en maak van het spreken van het Nederlands geen verplichting. Bv. Maak een boeken- en/of luisterhoek. Maak een poppenkasthoek. Speel op het speelplein Nederlandstalige muziek (naast muziek in andere talen). Speelboxen met uitdagende materialen ___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 13 -
Waarom taalstimulatie via interactie? Communiceren houdt meer in dan enkel praten en het kennen van de taal. Taal leer je niet alleen verwerf je in de eerste plaats door deze te gebruiken. Net als baby s verwerf je een andere taal het snelst door deze te horen en na verloop van tijd ook te gebruiken.
Vragen over speelse context Waarom zouden vrijetijdsinitiatieven ook aan taalstimulering doen? Voor een groeiend aantal anderstalige kinderen op de speelpleinen is het Nederlands vaak enkel een schooltaal en zelden een speeltaal. Aandacht voor taalstimulering tijdens de vrije tijd kan het
Kinderen zijn actieve wereldverkenners. Ze leren taal omdat ze al snel ontdekken dat je met taal veel kan bereiken: vragen om eten, om mee te spelen, zeggen waar je pijn hebt
Een stukje van
die boeiende wereld zijn de vrijetijdsactiviteiten waar kinderen volop kunnen ravotten, spelen, op tocht gaan, sporten
Hierbij zijn er talrijke momenten waarbij taal aan bod komt: spelinstructies
en opdrachten, overlegmomenten, gesprekjes over van alles en nog wat. Als animator kan je die momenten aanwenden, niet alleen om het taalgebruik van de kinderen te stimuleren, maar ook (vooral) om de betrokkenheid van de kinderen bij de activiteit te vergroten: door een goede speluitleg te geven, open te staan voor de inbreng van kinderen, in te gaan op gespreksimpulsen of ze zelf te geven en denk- en creatieve impulsen te geven. Kortom, centraal staat dat het kind zich kan uitleven in het spel. Daarom is het belangrijk dat het Nederlands niet als dé taal wordt opgevoerd, maar als een taal. Kinderen moeten zich kunnen amuseren in de taal die voor hen het gemakkelijkst ligt. Het niet (voldoende) kunnen spreken van een (opgelegde) taal mag geen drempel zijn voor het kind om in interactie te treden met andere kinderen, met zijn/haar begeleiders, met de wereld van het spel.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 14 -
De taalvrijheid van het kind houdt de stimulering van het Nederlands niet tegen. Als animatoren bewust in het Nederlands in interactie treden met de kinderen en leuke activiteiten aanbieden, wordt het Nederlands als voertaal gestimuleerd en leren de kinderen het Nederlands kennen als een leuke speeltaal, en niet als een moét-taal. Naschoolse activiteiten mogen niet te schools zijn, maar wat is te schools ? Schools wordt hier gebruikt in de zin van traditionele of klassieke taallesjes, waarbij de leerkracht aanreikt en de inbreng van de kinderen gering is. In deze lesjes worden bijvoorbeeld woordenschatoefeningen gemaakt los van een context, waarbij ook louter kennis en niet het stimuleren van de taalvaardigheid het doel is. Daarom is het belangrijk om je als vrijetijdsinitiatief eerst de vraag te stellen of je niet een deel van de rol van de school aan het overnemen of aannemen bent (door lesjes in
schoolse
taalvaardigheid aan te bieden) en steeds voor ogen te houden dat tijdens je activiteiten de ontspanning en het plezier voorop blijven staan en dit ook zo overkomt bij de kinderen. Kan je schriftelijke taal gebruiken tijdens de activiteiten? Je kan op verschillende manieren schriftelijke taal gebruiken: opdrachtenkaartjes, recepten, (prenten)boeken, geheimschrift, zelf een verhaal schrijven, een liedje maken Schriftelijke taal kan een hulpmiddel zijn om taal te verwerven: als je woorden ziet staan of opschrijft word je er wat langer mee geconfronteerd, soms herhalen of ondersteunt geschreven taal de gesproken taal. Let er wel op dat het gebruik van geschreven taal motiverend en functioneel is. Het opschrijven mag geen doel op zich worden zoals bij een dictee, maar het moet een nuttig deel uitmaken van de activiteit . Zo kan je bijvoorbeeld een gedicht laten schrijven of een materiaallijst laten opstellen. Ga bij taal die de kinderen produceren vooral in op de boodschap en niet op spelfouten.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 15 -
Welke spelen zijn taalstimulerend? Klassieke taalspelletjes zijn niet noodzakelijk meer taalstimulerend dan andere spelen. Soms zijn ze voor minder taalvaardige kinderen zelfs eerder demotiverend. Activiteiten waarin kinderen kunnen kiezen wat ze spelen, waarin ze met elkaar praten, waarin er ruimte is voor overleg en inbreng en alle spelen die de kinderen leuk vinden en waarbij ze praten (over van alles en nog wat)
zijn taalstimulerend. Voorbeelden van taalstimulerende activiteiten Horen, Zien en Spelen
Vragen over meertalige context Wat doe je als een kind een andere taal praat? Mag je zelf Frans praten met een kind? Het is belangrijk om het Nederlands niet als de verplichte taal op te voeren, maar als een toegankelijke taal. Kinderen moeten zich kunnen amuseren in de taal die voor hen het gemakkelijkst ligt. Het niet voldoende beheersen van een taal kan immers een drempel zijn om in interactie te treden met elkaar en met de (spel)wereld. Met andere woorden als je het Nederlands verplicht, creëer je mogelijk extra drempels voor sommige kinderen. Als een kind in een andere taal iets zegt, reageer dan (in het Nederlands) op wat het kind je wil vertellen. De kans bestaat dat het kind spontaan ook overschakelt op het Nederlands. Als je negatief of afkeurend reageert op de taal die het kind gebruikt, riskeer je dat het kind je niets meer wil komen vertellen omdat je toch niet geïnteresseerd bent in wat het wil vertellen. Een voorbeeld: Een kind zegt Je veux couper . Dan kan een animator antwoorden: Wat zou je graag knippen? Het kind antwoordt: Een groot bal . Hierop kan de animator reageren met: Ah, wel, jij mag uit dit rood papier een grote bal knippen. In deze interactie wordt het gebruik van het Nederlands gestimuleerd op een niet-bedreigende manier, doordat de animator bewust en consequent Nederlands spreekt.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 16 -
Straf je kinderen die een andere taal spreken? Wij zijn ervan overtuigd dat straffen, kinderen weigeren of kinderen verbieden een andere taal te spreken niet zal leiden tot taalstimulatie. Wanneer er toch maatregelen worden genomen zal het kind het Nederlands alleen maar gaan associëren met negatieve consequenties. Laat kinderen hun andere taal praten maar reageer op hen door Nederlands te praten en stimuleer hen hierin. Geef de kinderen een positief gevoel over het Nederlands en laat hen de meerwaarde hiervan inzien. Laat kinderen eventueel voor elkaar vertalen. Wijs de eigen taal niet af. Als je de kinderen niet verplicht Nederlands te praten maar het gebruik ervan stimuleert, heb je meer kans op een positiever effect.
Mogen kinderen onder elkaar een andere taal praten? en vraag die je vaak hoort op het speelplein. Vaak hoor je nog animatoren op kinderen reageren met
wordt er Nederlands gepraat .
Voor de VDS staat het spelen en het welbevinden van het kind centraal. Ook komt communicatie voor taal. Wanneer twee kinderen binnen een tof avontuurlijk spel eens een aantal woorden in een andere taal met elkaar wisselen, zien wij dit niet als een probleem. Wel mag het geen barrière worden om met andere kinderen te gaan communiceren.
Wat met taalfouten en meertaligheid? Wijs een kind niet op zijn fouten. Verbeter ze niet, laat een kind het juiste woord niet herhalen, maar ga in op wat het kind je wil vertellen. Je kan wel het juiste woord of de juiste vorm op een natuurlijke manier aanbieden in het gesprek.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 17 -
Is het nodig dat je met een bepaald aantal Nederlandstalige kinderen in een groep zit om het niveau van je groep (Nederlands) hoog te houden? Uit onderzoek is gebleken dat een minimum van 30% Nederlandstalige kinderen in een groep eigenlijk ideaal is. Hoe meer Nederlandstalige kinderen er in een groep zitten, hoe meer de Nederlandse taal aan bod komt. Dit wil echter niet zeggen dat in groepen waar geen 30% Nederlandstalige kinderen zitten het niveau van het Nederlands noodzakelijk kwalitatief minder goed is of dat kinderen in zulke groepen minder goed Nederlands zullen leren. Het is logisch dat als je veel taal aangeboden krijgt en die taal kwalitatief en op niveau is, je meer kan opsteken. Maar het is niet noodzakelijk zo dat als je meer met de taal bezig bent, dat je ze beter leert. Er zijn ook nog andere factoren die meespelen: zich veilig voelen, motivatie, kwaliteit van het taalaanbod De kinderen in jullie vrijetijdsinitiatief moeten dus niet op zoveel mogelijk momenten Nederlands praten om de taal zo goed mogelijk te leren, wel blijft het belangrijk dat er tijdens de activiteiten voldoende rijke interactie is.
Voetnoot: als het mentale of fysieke welzijn van een kind in het gedrang komt moet je als verantwoordelijke zorgen dat het kind zijn welzijn weer in orde komt. Als het bijvoorbeeld enorm verdrietig is of het bevindt zich in een gevaarlijke situatie is het soms noodzakelijk om even over te schakelen naar een andere taal.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 18 -
DNA Horen, Zien en Spelen
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 19 -
DNA HOREN, ZIEN en SPELEN De DNA Horen, Zien en Spelen draait rond het verhogen van de interactie bij kleuters. Waarom doen wij aan taalstimulatie via interactie? Wij zien spelen ook als interactie, en taal is daar een wezenlijk aspect van. Al spelend kan men het t weg te denken in het spelen: speluitleg, de gesprekjes tussen kinderen en begeleiders, opdrachten We zijn ervan overtuigd dat kinderen een nieuwe taal leren als ze de kans krijgen om met elkaar en hun begeleiders in interactie te treden. Net zoals kinderen conflicten leren oplossen wanneer ze de kans krijgen om ruzie te maken. Over taalverwerving en interactie
je moet er alleen oor voor hebben en je niet te hard op je activiteit fixer spontaan doet, zoals je zonder nadenken aan de kinderen vraagt
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 20 -
Tips rond interactie en taalstimulering
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 21 -
Folder en affiche met tips ter bevordering van interactie en communicatie De folder bevat 5 tips rond een interactieve houding en 6 concrete (taal)tips. Een handige en bruikbare folder om altijd op zak te hebben. Hieronder geven we nog verdere info rond deze tips. Hoe pak je ze aan? Waarom werken we op deze manier aan een betere interactie en een betere communicatie?
Deze info komt gedeeltelijk uit de map
Een uitgave van Centrum
voor Taal & Migratie/Steunpunt NT2. Meer info hierover vind je als bijlage .
1. Een goede animator speelt mee met de kinderen Spelen is leuk! Voor jong en oud, al heeft jong meestal iets meer energie dan ouder. Spelen kan enkel in een aangename, veilige sfeer. Kinderen die de gehanteerde taal niet helemaal beheersen voelen zich eerder onzeker in hun nieuwe omgeving en dus ook tijdens het spel. De spanning die interactie en neem de twijfel en onzekerheden weg. Dit kan enkel door actief mee te spelen met de kinderen.
2. Toon interesse in de kinderen Laat zien aan de kinderen dat wat ze vertellen je ook echt interesseert. Wanneer je zelf met iemand een gesprek aanknoopt maar die persoon kijkt je niet aan, tokkelt verder op de pc, antwoord niet of geeft geen reactie, kijkt na om dit gesprek verder te zetten. Wanneer iemand echter oprechte interesse toont zal je het gesprek verder zetten en verder uitdiepen. Bij kinderen is dit net zo: toon interesse in het kind, in zijn of haar leefwereld, in wat het heeft gaan en zullen je terug komen opzoeken voor een nieuw gesprek.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 22 -
3. Probeer kinderen op hun gemak te stellen De meest effectieve manier om een kind op zijn gemak te stellen, is ervoor zorgen dat het zich veilig voelt. Een echt gesprek kan men pas voeren als men zich veilig voelt en daarvoor is nodig dat men zich gewaardeerd voelt. Kinderen die zich niet op hun gemak voelen, zullen niet geneigd zijn om een gesprekje aan te knopen. Als je hen dan vragen stelt, zullen ze deze zo kort mogelijk proberen te beantwoorden in plaats van een volledig antwoord te geven en misschien zelfs nog meer.
4. Laat de kinderen praten Het lijkt evident, de kinderen laten praten. In realiteit zien we echter dat kinderen niet vaak de kans krijgen om te praten. Vaak moeten ze luisteren naar de grote mensen, moeten ze stil zijn en de volwassenen laten praten. Geef de kinderen ook de kans om te praten. Laat ze ook hun mening zeggen en hecht hieraan belang. Als animator ben je al vaak aan het woord. Geef het woord af en toe ook eens door aan de kinderen en help hen als ze niet meteen uit hun woorden komen. Let wel op dat je het gesprek niet volledig naar je toe trekt.
5. Heb respect voor invloeden van de moedertaal van het kind Het is belangrijk dat bij deze taalstimulering Nederlands niet als dé enige (verplichte) taal wordt opgevoerd, maar als een mogelijke taal, zodat de kinderen zich ook kunnen amuseren in de taal die hen het gemakkelijkst ligt. Bij een intense interactie die ruimte laat voor het gebruik van meerdere talen kan de eigen taal van de kinderen op een spontane manier aan bod komen zonder stimulering van Nederlands in de weg te staan. De animatoren treden in het Nederlands in interactie met de kinderen en bieden leuke activiteiten aan waarin het Nederlands als voertaal een duidelijke rol krijgt en zodoende gestimuleerd wordt. De meertalige context draagt bij tot een positiever gevoel tegenover meertaligheid in het algemeen en tegenover het Nederlands in het bijzonder. Zo ben je op een positieve manier bezig met taalstimulering.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 23 -
Bovenal staat dus het spelen en het welbevinden van het kind centraal. Wanneer animatoren met kinderen praten en communiceren zal het welbevinden en de betrokkenheid op de pleinen verhoogd worden. We stappen af van de animator die louter instructies geeft en geloven sterk in .
6. Ga op ooghoogte van het kind zitten Een belangrijk in het oogspringend verschil tussen kinderen en volwassenen is hun lengte. Een verschil in hoogte heeft invloed op de communicatie. Iemand die groter is, hoger zit of staat zal een leidende rol nemen in het gesprek.
Willen we dat een kind iets aan ons vertelt en
verantwoordelijkheid voor het gesprek ervaart dan zullen we ons in lichaamshouding en attitude bescheiden en lager moeten opstellen dan het kind. Gelijkwaardigheid is belangrijk. Op gelijke (oog)hoogte zitten, stimuleert een gelijkwaardig gesprek.
7. Kijk het kind aan als je ermee praat, er reageer op wat het zegt (knikje,
het kind te tonen, zal je de kinderen uitnodigen om met je in interactie te treden. Dit doe je door het kind aan te kijken en te reageren op wat het kind zegt: knikken, lachen, extra vragen stellen, zelf je eigen ervaringen te vertellen
8. Stel zoveel mogelijk open vragen Gesloten vragen Stel je wel ee heel goed ziet wat er getekend of gespeeld wordt? Met deze vraag wil je eigenlijk een gesprekje aangaan, maar vaak valt het gesprek al stil na een kort antwoord van het zandbak aan maar andere kinderen die meer verlegen zijn of de taal minder machtig zijn, tekenen of spelen verder. Een vraag met een antwoord dat voor het kind vanzelfsprekend is, nodigt niet uit tot veel interactie: het kind weet ook wel dat jij ziet wat het tekent of waarmee het speelt. ___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 24 -
vragen
met een woord uit de vraag kan
antwoorden. Open vragen Geef de kinderen de kans om iets te vertellen en blijf vragen stellen, bijvoorbeeld open vragen zoals: Is dat jouw huis? Ah en waar is jouw kamer in dat huis? Hoe ziet je kamer eruit? Wie woont
er nog in jouw huis? Is dat het huis waar je later in wil wonen? Waarom vind je dat zo n leuk huis? Of Waw, die tunnel is goed gelukt! Hoe hebben jullie dat gedaan? Dit soort vragen zijn interessanter dan gesloten vragen, omdat het meer antwoordmogelijkheden heeft, je stelt ze uit interesse. Je kan in een gesprekje ook het voorstellingsvermogen van een kind En in wat voor
, of aanknopen bij een
ervaring van een voorbije week. Bij verlegen kinderen of kinderen die taalarmer zijn kan je gemakkelijker een gesprekje beginnen met een gesloten vraag. Het vraagt niet zoveel durf en/of taal om erop te antwoorden. Ook al is het moeilijker om met deze kinderen een gesprekje aan te knopen, geef hen toch de kans om ook iets te vertellen.
9. Maak zoveel mogelijk gebruik van visuele ondersteuning Voorbereiding De speluitleg of instructie voor een spelopdracht is belangrijk voor het slagen van de activiteit. Bij het voorbereiden van je activiteiten denk je best al eens na over hoe je de activiteit kan uitleggen aan de kinderen. Een chaotische uitleg is minder motiverend dan een heldere en gestructureerde uitleg. Als je vaak een onduidelijke uitleg geeft, heeft dit bovendien een negatieve invloed op het beeld van het Nederlands en van jezelf als animator. Een heldere speluitleg daarentegen werkt misverstanden weg en zorgt ervoor dat je sneller met het spel kan beginnen.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 25 -
Visualiseren (de niet-talige context) Een speluitleg of instructie zonder visualisering is bijna ondenkbaar in een kinderwerking. Visualiseren maakt duidelijk wat er bedoeld wordt. Zo verstaat iedereen wat er verwacht wordt, ook al wordt niet alle taal begrepen. Beeld je eens even in dat je naar de uitleg van een goocheltruc luistert, in het Russisch. Waarschijnlijk begrijp je er geen snars van. Beeld je nu in dat iemand je ondertussen voordoet hoe het moet. Waarschijnlijk kan je de truc nu wel nadoen en kan je ook aan meer woorden betekenis geven. Visualiseren kan op verschillende manieren: door iets voor te doen, door iets uit te beelden, door gebaren, mimiek, prenten, een video Talige context Maar niet alles kan gevisualiseerd worden. De talige context is zeker zo belangrijk bij een speluitleg of instructies, ook als deze wel kan gevisualiseerd worden. Gebruik daarom geen te moeilijke woorden of lange en ingewikkelde zinsconstructie. Herhaal en verwoord je uitleg. Zo kunnen kinderen de betekenis van woorden afleiden door het feit dat je ze herhaalt met woorden die ze begrijpen en eventueel in combinatie met de visualisering ervan. gaat spreken. Hou in je achterhoofd dat een kind dat een taal leert, een pak meer begrijpt dan het zelf kan uitleggen. Wanneer je in babytaal spreekt, bied je geen rijk en natuurlijk taalaanbod aan en kan het kind er minder taal uit oppikken om bij te leren, je biedt immers niets nieuw aan.
10. Verbeter kinderen niet wanneer ze iets fout zeggen maar herhaal het juiste Beeld je eens in dat jij op vakantie gaat naar Spanje. Je kan wel een mondje Spaans, je kan jezelf prima redden, ook al ken je vaak niet het juiste woord en zeg je wel eens iets verkeerd. Je leert er een aantal Spanjaarden kennen waar je af en toe mee optrekt. Jullie gaan op uitstap, iets drinken en ondertussen wordt er veel gebabbeld en gelachen. Maar in het groepje zit iemand die je op elke taalfout wijst en je zo telkens onderbreekt in je verhaal. Hoe zou jij je daarbij voelen? Waarschijnlijk heb je na een tijdje geen zin meer om die persoon nog veel te vertellen, hij geeft je immers niet echt de kans en onderbreekt je verhaal telkens. De kans is groot dat de meeste kinderen dit net zo aanvoelen. Zij willen immers vertellen wat ze hebben meegemaakt, waarover ze enthousiast zijn
en dat is wat voor hen telt.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 26 -
Ga dus geïnteresseerd in op wat de kinderen je komen vertellen: reageer op hun verhalen en stel extra vragen, bijvoorbeeld:
En had die man die vrouw echt geslagen? Maar dat was toch geen echt bloed? het park om er in de speeltuin te spelen? Heb jij die kleintjes zien geboren worden? Hoe vond je dat? Dit is voor hen
en voor jezelf
waardevol. Op de eerste plaats creëer je zo meer betrokkenheid:
als je ingaat op gespreksimpulsen van de kinderen, leer je de kinderen beter kennen (en zij jou) en voelen de kinderen dat ze bij je terecht kunnen voor dingen te vertellen. De kinderen zullen zich hierdoor beter thuis voelen bij jou als animator en in de werking. Bovendien geeft dit ook op talig vlak een belangrijke stimulans aan de kinderen. Een taal leren lukt immers beter als je je goed voelt in de omgeving waarin je die taal leert. Betekent dat nu dat je taalfouten moet negeren? Nee, je moet taalfouten niet negeren maar je kan ze beter niet expliciet verbeteren, zoals . Als je dat doet, riskeer je immers het gesprek met het kind te verliezen omdat je je op de vorm en niet op de inhoud ervan concentreert. Ga geïnteresseerd in op wat het kind je komt vertellen en stel extr Wat maar ook aanbiedt, kan het kind die ook oppikken. Bovendien weet het kind zo ook dat je geïnteresseerd bent en zal het je de volgende keer weer iets komen vertellen. Het heeft geen zin om hen te verplichten een juiste vorm na te apen. Er is veel kans dat ze het toch niet onthouden. Het onder
Mama staat in de keuken te koken, ondertussen dekt kleine Thomas de tafel.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 27 -
11. Vorm eenvoudige zinnen en benadruk de kernwoorden of plaats ze vooraan Voor kinderen die thuis een andere taal spreken is het niet altijd evident om te communiceren in het Nederlands. Door eenvoudige zinnen te vormen en het belangrijkste vooraan te plaatsen, maak je het voor hen niet moeilijker dan het al is.
De animator maakt het begrijpelijk door het belangrijkste eerst in de zin te plaatsen: een groot gat in je broek .
en gat
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 28 -
Begeleiding
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 29 -
Begeleiding VDS wilt je graag ondersteunen in het project Taalspeler. Dit kan door een Breedbeeldsessie (vorming ter plaatse) aan te vragen of door een intensieve procesbegeleiding.
Breedbeeld VDS-medewerkers komen op je speelplein vorming geven rond Taalspeler. We kozen ervoor om steeds vorming op maat aan te bieden. Samen zoeken we uit waarop de focus ligt op jouw speelplein en wat het beste bij jouw werking past. Onze vorming kan zich richten op: Spontaan spelen; Structuur aanbrengen; Het speelsysteem; Speelimpulsen; Interactiestimulerende activiteiten; Concrete tips rond taal en interactie;
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 30 -
Procesbegeleiding We stappen samen met je werking in een proces van duurzame kwaliteitsverbetering en zoeken samen naar oplossingen en nieuwe ideeën op maat van jouw speelplein. Waarom zou je kiezen voor een procesbegeleiding? Je ploeg heeft te weinig deskundigheid in huis om bepaalde knopen door te hakken; Je blijft steken in gewoontes, de werking wordt voorspelbaar en saai; Je wil een verandering doorvoeren waarbij weerstand wordt verwacht; Er is geen enthousiasme om te veranderen of te verbeteren; Je ploeg wil wel, maar heeft geen idee hoe er aan te beginnen; Iedereen voelt dat er iets moet veranderen, meer niemand neemt initiatief. Wat mag je van een procesbegeleiding verwachten? Een dynamisch proces in functie van kwaliteit; een hoge betrokkenheid van de deelnemers; veranderingen op jullie tempo; Een duurzame kwaliteitsverbetering; Uitproberen, experimenteren, stilstaan en af en toe omkijken staan centraal. Interesse? Je regionaal VDS-steunpunt vertelt er je alles over! Meer info verder in deze brochure of op www.speelplein.net.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 31 -
Bijlagen
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 32 -
Bijlagen Trek je talige schoenen aan . Wij baseerden ons op deze uitgave om het project Taalspeler concreet te vertalen naar het speelpleinwerk.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 33 -
Uitleg bij de voorbeeldactiviteiten en praktische tips onderling en ook tussen animatoren en kinderen wanneer ze in kleinere groepjes rond tafels zitten dan wanneer ze aan één grote maar op termijn
Het is een misverstand dat een talige activiteit per definitie uit taalspelletjes bestaat. Er zijn zoveel andere, leukere en impliciete mogelijkheden. De ene soort activiteit zal je wel sneller als taalrijk ervaren, bij een andere moet je er meer moeite voor doen. Maar eigenlijk kan je van bijna elke activiteit een interactieve activiteit maken, of je nu spreekt over koken, knutselen, verhalen vertellen, drama, muziek, gezelschapsspelen, allerlei bewegingsspelen of muziek. Al deze activiteiten kan je in een talig kleedje steken: overlegmomenten, de kinderen een briefje laten ontcijferen, een spel helder uitleggen, opdrachtenkaartjes die de kinderen zelf lezen en uitleggen, een boodschappenlijstje bij het winkelen, werken in kleine groepjes ... En als je dan zelf als begeleider van de activiteit openstaat voor wat de kinderen je komen vertellen, erop ingaat, overleg en gesprekjes stimuleert, zelf gespreksimpulsen aanbiedt ... dan is talige interactie tijdens je activiteit verzekerd!
Welk soort activiteiten lokt meer interactie uit? De hoeveelheid interactie die een activiteit uitlokt hangt samen met het soort activiteit, maar ook met de manier waarop je die activiteit uitwerkt en met je begeleidershouding tijdens die activiteit. Zo kan je op een taalarme manier met de kinderen knutselen, maar evengoed op een taalrijke manier. Net zoals je een gezelschapsspel in stilte kan spelen of er veel taal bij aan bod kan laten komen. Bekijk zeker de tips en aandachtspunten die je hieronder vindt!
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 34 -
10 tips voor een goede voorbereiding Bij de voorbereiding van een activiteit moet je op een heel aantal zaken letten. Sommige dingen lijken vanzelfsprekend, andere puntjes vragen misschien iets meer aandacht. Ook die kunnen na een tijdje vanzelfsprekend worden. 1. Zoek een leuke activiteit die de kinderen aanspreekt en die ook jezelf boeit. Hoe enthousiaster je zelf bent, hoe enthousiaster je de kinderen kan maken.
Je vindt allerlei ideeën op internet, o.a. op www.speelidee.be, in knutsel en spelenboeken, uit ervaring. Een 'oud' spel kan je terug leven inblazen door een andere inkleding, een spelelement dat verandert ... 2. Maak je activiteit zo motiverend mogelijk.
Je kan een activiteit op allerlei mogelijke manieren en met allerhande thema's inkleden. Kleed het lokaal in en verkleed jezelf. Je kan toewerken naar een eindproduct, bijvoorbeeld de versiering van het lokaal, maskers maken om een toneeltje mee te spelen, hapjes maken voor een receptie met de ouders, een tovenaarsdiploma ... Zorg voor een leuk opwarmertje en een slotmoment. Organiseer uitdagende activiteiten en ga in op interesses van de kinderen. Een leuke manier om groepjes in te delen motiveert de kinderen extra! 3. Leg het noodzakelijke materiaal voor de activiteit op voorhand klaar. Zo moet je tijdens de activiteit niet heen en weer lopen en kan je je aandacht meer bij de kinderen houden en gesprekjes aanknopen. 4. Bespreek op voorhand het verloop van de activiteit met je mede-animatoren. Zo weet iedereen hoe de activiteit in elkaar zit en wat er op welk moment moet/kan gebeuren. Je kan beter inspelen op elkaar en inspringen waar nodig.
Zo kan iedereen een kind individueel verder helpen bij een knutselopdracht die niet goed lukt en kan iedereen een speluitleg overnemen of het apart nog eens extra uitleggen aan een groepje kinderen. Wanneer je op voorhand even met je mede animatoren overlegt over de activiteit, kan je elkaar ook tips geven over de voorbereiding, organisatie, haalbaarheid, inkleding ...
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 35 -
5. Zorg voor voldoende afwisseling in de activiteiten. Bedenk enkele 'broekzakspelletjes' voor tussendoor. Dit zijn korte spelletjes die je uit je zak kan toveren wanneer de kinderen nood hebben aan wat anders, bijvoorbeeld Kat & Muis, 1-2-3 piano!, Koningsbal ... Na dit spelletje ga je weer verder met je activiteit.
Laat de kinderen geen hele namiddag aan een tafel zitten, maar onderbreek dit even met een actief spelletje, wissel bewegingsactiviteiten af met rustige momenten zodat de kinderen terug op adem kunnen komen, ga even een hap frisse lucht nemen ... Als je het spelletje inkleedt in het thema van je activiteit wordt het nog leuker. Geef elk spelletje een duidelijke naam zodat de kinderen het later opnieuw kunnen aanhalen als ze het nog eens willen spelen. 6. Geef de kinderen inspraak. Uit deze inspraakmomenten leer je ook wat de kinderen leuk vinden voor een volgende keer.
Bepaal voor een knutselopdracht niet altijd zelf hoe iets gemaakt moet worden (je kan wel enkele ideeën in je hoofd hebben), maar laat de kinderen bedenken en uitzoeken hoe ze iets gaan maken en wat ze daarvoor nodig hebben. Laat de kinderen (varianten van) spelletjes voorstellen en pik daar op in. Wanneer (bijna) niemand van de kinderen zin heeft in de activiteit/spelletje die/dat je voorstelt, laat hen dan zelf een alternatief bedenken. Brainstorm samen met de kinderen over nieuwe activiteiten die verder bouwen op het thema waar je mee bezig bent. 7. Denk even na over de inhoud van je activiteit: zijn de kinderen voldoende vertrouwd met de inhoud of moet je ze nog vertrouwd maken met enkele elementen ervan?
Wanneer je bijvoorbeeld een activiteit plant over 'een ontdekkingsreis naar de Noordpool', waarin je
... aan bod laat komen, bedenk dan eerst even of alle kinderen
dit kennen. Als ze immers kennis nodig hebben van deze zaken, zou je activiteit anders wel eens kunnen mislukken. Wel kan je hen tijdens een activiteit laten ontdekken wat een Eskimo is, hoe hij leeft ... Let wel op dat het niet te schools wordt! 8. Wanneer je voor de eerste keer een spel gaat spelen, overloop dan in je hoofd hoe je dat het duidelijkst uitlegt. Een heldere speluitleg is immers de basis voor een goed spel. Denk ook na over de woorden die je gaat gebruiken en of die verstaanbaar zijn voor de kinderen wees zeker niet bang om moeilijke woo mee is. ___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 36 -
Denk ook aan randvoorwaarden voor je uitleg: misschien heb je wel hulpmiddelen nodig om je uitleg te visualiseren, misschien kan je best eerst groepjes indelen of toch net niet, laat je de kinderen aan een tafel zitten voor de uitleg of zet je ze allemaal voor je, op welke plaats is er het minst storend lawaai ...? Vergeet ook het doel van het spel niet! Bereid geen activiteiten voor met een bepaalde woordenschat in het achterhoofd, maar ga wel na of de aangeboden taal begrepen kan worden. 9. Wanneer je voor de eerste keer iets knutselt, probeer het dan op voorhand zelf eens uit. De beschrijvingen uit een knutselboek zijn niet altijd vanzelfsprekend. Als je iets zelf uitgetest hebt, kan je dat vaak helderder uitleggen.
Gebruik wat je zelf geknutseld hebt als voorbeeld om te tonen bij je uitleg. Soms is het wel nodig het voorbeeld nadien weg te zetten zodat de kinderen het niet helemaal nabootsen en ook hun creativiteit laten werken. 10. Denk eens na over de talige mogelijkheden tijdens de activiteit. Meer informatie hierover vind je verder onder '10 aandachtspunten om tijdens een activiteit extra op te letten'. Lokt de activiteit interactie uit? Hoe kan je er meer interactie
inbrengen zowel tussen de kinderen onderling als tussen jezelf en de kinderen? Voor het overzicht van de activiteiten vind je een vragenlijstje waarmee je zelf kan evalueren hoe talig en goed voorbereid je activiteit is/was. Je kan dit lijstje tijdens de voorbereiding overlopen: misschien heb je wel dingen over het hoofd gezien. Na de activiteit kan je aan de hand van dit lijstje evalueren hoe de activiteit verlopen is, wat goed zat en waar je de volgende keer misschien extra op moet letten. Je zal merken dat in dit lijstje vragen staan die op het eerste zicht niet meteen met taal te maken hebben. Toch hebben al deze vragen al dan niet onrechtstreeks met interactie te maken: kinderen zullen bijvoorbeeld sneller een babbeltje komen slaan wanneer ze zich op hun gemak voelen bij jou/binnen de kinderwerking. Je kan dit lijstje dus breder gebruiken dan enkel voor een talige evaluatie. Wanneer je het lijstje te uitgebreid vindt kan je er per keer een aantal vragen uitpikken. Zorg ervoor dat elk aandachtspunt eens aan bod komt.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 37 -
10 aandachtspunten om tijdens een activiteit extra op te letten 1. Speel zoveel mogelijk mee met de kinderen. Bied a
aan
tijdens het vrij spel. De kinderen leren zo nieuwe spelletjes die ze op een ander moment zelf kunnen beginnen spelen. Het is ook leuk verkleedkleren, gezelschapsspelen, een verhaal
of iets anders. aan te bieden. Dit lokt spontaan talige interactie uit, samen met speelimpulsen waarop je kan inpikken. 2. Let erop dat alle kinderen zich goed voelen en betrokken zijn bij de activiteit. 3. Laat de kinderen tijdens een knutselactiviteit, kookactiviteit, het vieruurtje of groepsactiviteit niet allemaal rond 1 grote tafel zitten, maar plaats de tafels en stoelen zo dat de kinderen in kleine groepjes zitten. De kinderen kunnen dan niet alleen met hun buur praten, maar met een hele groep kinderen. Ga zelf tussen de kinderen zitten om mee te praten. Dit kunnen heel interactieve momenten zijn. 4. Grijp alle mogelijke momenten aan om gesprekjes met de kinderen aan te knopen. Tracht uit te vissen wat de kinderen interesseert, ga in op impulsen die de kinderen geven, breng zelf gespreksimpulsen allerhande aan. 5. Stel open vragen, die de kinderen de mogelijkheid bieden om met meer dan 'ja' of 'nee' te antwoorden. Deze vragen komen voort uit interesse in het kind.
Bijvoorbeeld: Een kind komt binnen met een grote plakker op haar hand. Vraag wat er gebeurd is, of het pijn doet ... Een kind is aan het tekenen. Ga er even bij zitten en kijk naar wat hij tekent, stel er vragen over, vertel zelf iets over het onderwerp. 6. Doe al het mogelijke om te begrijpen wat een kind bedoelt.
Bied het kind jouw interpretatie aan: 'Is het dat wat je bedoelt?'
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 38 -
7. Wanneer een kind een taalfout maakt, bied je het kind taal aan waar het juiste taalgebruik in vervat zit, zonder het kind expliciet op zijn fout te wijzen.
'Heb jij dat echt nog nooit gegeten? Reactie: dan krijg je stra 8. Geef je speluitleg helder en gestructureerd. Een chaotische uitleg zorgt voor misverstanden. Geef je speluitleg in duidelijke stappen, met voorbeelden (demonstreren, voorwerpen tonen ...) en herhalingen. Zorg ervoor dat iedereen je goed kan zien en horen. Gebruik geen te ingewikkelde zinsconstructies of woorden. 9. Bij het indelen van de groepjes kan je af en toe letten op de taal die de kinderen spreken. Als je kinderen die als gemeenschappelijke taal enkel Nederlands hebben samen in een groepje zet, zullen zij sneller Nederlands spreken met elkaar dan wanneer je bijvoorbeeld allemaal Franstalige kinderen laat samen werken. 10. Maak geen opmerkingen over het gebruik van de eigen taal. Wanneer je wil dat de kinderen Nederlands praten, knoop dan een gesprekje met hen aan, laat hen nadenken over een opdracht die in het Nederlands geschreven is ...
Niet vergeten voor je naar huis gaat Een activiteit verloopt chaotisch en niet helemaal zoals verwacht. Wijt je dit op de eerste plaats aan de kinderen 'die extra lastig waren vandaag', kijk je naar jezelf als animator of evalueer je de activiteit op zich? Misschien vergeet je alles liever zo snel mogelijk? Het mislukken van een activiteit kan allerlei redenen hebben, maar vergeet niet de positieve punten te evalueren! Denk eens na waarom de activiteit die dag niet wilde lukken: had je de
activiteit niet echt voorbereid, was het mooi weer buiten en moesten de kinderen binnen blijven, was de uitleg niet duidelijk, waren de kinderen geïnteresseerder in iets anders, had je er zelf echt geen zin in ...? Dan pas kan je leren uit activiteiten en toewerken naar volgende activiteit die beter zal zijn.
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 39 -
Evalueer zelf hoe talig je activiteit is/was 1. omgeving Veilige omgeving: voelden de kinderen zich op hun gemak? Konden ze iets komen vertellen? Durfden ze iets vragen? Betrokkenheid: waren alle kinderen betrokken bij de activiteit? Probeerde je de kinderen die minder betrokken waren toch te betrekken? Op welke manier probeerde je de motivatie van de kinderen op te wekken? 2. Activiteit Was de activiteit voldoende voorbereid? Wat was goed voorbereid, wat had je over het hoofd gezien? Was het spel voor alle animatoren duidelijk? Kon iedereen de activiteit overnemen indien nodig? Hadden de kinderen voldoende kennis van de wereld om het taalaanbod te begrijpen? Zo, nee: hoe heb je dat gemerkt? Had je er genoeg rekening mee gehouden? Hoe heb je de activiteit motiverend gemaakt? Wat werkte goed? Wat heb je over het hoofd gezien? Heb je de activiteit ingeleid? En heb je ze afgerond? Hoe heb je dat gedaan? Was je zelf gemotiveerd en enthousiast? En je mede-animatoren? Vond je de kinderen geïnteresseerd en gemotiveerd? Bleven ze gemotiveerd? Zat er voldoende afwisseling en uitdaging in de activiteit(en)? Heb je bij het indelen van groepjes gelet op de samenstelling ervan? Kwamen er speelimpulsen vanuit de kinderen? Was er tijd/mogelijkheid om er op in te gaan? Hoe verliep dat? Kwamen er speelimpulsen vanuit de animatoren? Hoe werd daarop gereageerd door de kinderen?
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 40 -
3. Interactie Speluitleg: heb je rekening gehouden met de externe omstandigheden? Was je uitleg helder en gestructureerd? Werd de uitleg gegeven op het taalniveau van de kinderen? Werd hij visueel ondersteund? Hoe wist je dat (niet) alle kinderen hem begrepen hadden? Ben je ingegaan op gespreksimpulsen van de kinderen tijdens de activiteit? Heb je zelf gespreksimpulsen aangeboden? Stelde je open vragen? Heb je gereageerd op taalfouten? Heb je erop gelet dat de communicatie centraal stond en niet de fout op zich? Hoe reageerde je op het gebruik van hun moedertaal? Zijn er momenten waarop je een kind moeilijk/niet begreep? Of momenten waarop een kind duidelijk iets niet begreep? Hoe ging je hiermee om? Welke talige mogelijkheden zaten in de activiteit? Welke werden gerealiseerd? Lokte de activiteit interactie uit? Op welke manier? Was er interactie tussen kinderen onderling of vooral tussen de animatoren en de kinderen?
Veel succes en alvast Goe Ge(taal)spe(e)l(er)d!
___________________________________________________________________________ TAALSPELER: je praktische handleiding bij het project - 41 -