1
Vlaams Humaan Biomonitoringsprogramma 2007‐2011 Resultatenrapport: opvolgstudie volwassenen Oktober 2012 Nik Van Larebeke, Isabelle Sioen, Elly Den Hond, Vera Nelen, Els Van de Mieroop, Tim Nawrot, Liesbeth Bruckers, Greet Schoeters Waarnemers: Caroline Teughels, Hana Chovanova
1
2
Vlaams Humaan Biomonitoringsprogramma 2007‐2011 _____________________________________ Resultatenrapport: opvolgstudie volwassenen ____________________________________________ Samenvatting _______________________________________________________________________ Doelstelling ________________________________________________________________________ 1. 1.1 1.2 1.3 1.4
Aanpak __________________________________________________________________ Haalbaarheid _________________________________________________________ Ethisch dossier ________________________________________________________ Individuele vragenlijsten ________________________________________________ Analyse van de vragenlijstgegevens _______________________________________
2. 2.1 2.1.1
Resultaten________________________________________________________________ Haalbaarheid gebruik beschikbare gecentraliseerde gegevens __________________ Kankerregister ______________________________________________________
Toestemmingen _____________________________________________________________________ 2.2 2.2.1
Resultaten van de individuele bevragingen__________________________________ Responsanalyse _____________________________________________________
2.2.2
Beschrijving van de studiepopulatie en gehanteerde parameters ______________
2.2.2.1. Studie populatie 2.2.2.2. Parameters van blootstelling en van biologische effecten 2.2.3
Gezondheidstoestand van de onderzoekspopulatie _________________________
2.2.3.1. Gehanteerde parameters 2.2.3.2. Aantallen personen die bepaalde ziektetoestanden vermelden 2.2.3.3. Veranderingen in gewicht en lengte 2.2.4. Blootstellings‐effect relaties 2.2.4.1. Methode 2.2.4.2. Verschillen in gewicht geassocieerd aan blootstellingen 2.2.4.3 Verschillen in blootstelling en genotoxische parameters in functie van subjectief gevoel van gezondheid 2.2.4.4. Odds ratio's voor de kans op subjectieve gezondheid in functie van inwendige blootstelling 2.2.4.5. Kans op ziektetoestanden in functie van inwendige blootstelling 2.2.4.5. 1. Osteoporosis 2.2.4.5.2. Kanker 2.2.4.5.3. Diabetes 2.2.4.5.4. Aandoeningen die op atheromatose berusten 2.2.4.5.5. Arteriële hypertensie 2.2.4.5.6. Longaandoeningen 2.2.4.5.7. Neurodegeneratieve ziekte of mogelijk voorstadium 2.2.4.5.8. Depressie 2.2.4.6. Overzicht van de gezondheidseffecten per agens of blootstelling 2.2.4.6. 1. Dioxine‐achtige activiteit 2.2.4.6.2. Hexachlorobenzeen 2.2.4.6.3. DDE 2.2.4.6.4. Cadmium 2.2.4.6.5. Merker PCBs 2.2.4.6.7. PCB118. 2.2.4.6.8. Lood 2.2.4.6.9. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAKs), gemeten via 1‐hydroxypyreen in urine 2
3
2.2.4.6.10. Pesticiden 2.2.4.6.11. Verkeer. 2.2.4.6.12. Complexe blootstelllingen 2.2.4.7. Associaties tussen regio van residentie en gezondheidstoestand 3. Discussie. 4.Conclusie Aanbevelingen ______________________________________________________________________ Bijlagen____________________________________________________________________________ Bijlage 1: Bondige beschrijving opvolgstudie volwassenen __________ Error! Bookmark not defined. Bijlage 2:Brief met info deelnemers _____________________________________________________ Bijlage 3: Dossier ethische commissie____________________________________________________ Bijlage 4:Informed consent Bijlage 5. Vragenlijst Bijlage 6: Advies Ethische Commissie. Bijlage 7: Aanvraag aan het Kankerregister Bijlage 8: Advies Raadgevend Comité_08092011 Literatuur
3
4
Samenvatting In deze studie werd nagegaan op welke wijze informatie kan bekomen worden over deelnemers van een afgesloten biomonitoringsprogramma,om op prospectieve wijze de relatie tussen milieufactoren en de evoluerende gezondheid te onderzoeken. Enerzijds werd binnen deze studie nagegaan hoe gegevens van bestaande databanken en registers kunnen bekomen worden om ze te linken met biomonitoringsgegevens. Er bestaat immers heel wat interessante persoonsgebonden informatie over gezondheid en sociodemografische aspecten in centrale databestanden. Anderzijdswerden deelnemers van de eerste Vlaams Humane Biomonitoringscampagne terug aangeschreven en bevraagd. Er werden geen extra biologische stalen verzameld. In het bijzonder werd een dossier ingediend bij het nationaal kankerregister met de vraag op anonieme wijze, via versleuteling (het toepassen van codes die toelaten blootstellingsgegevens in verband te brengen met een eventuele diagnose van kanker maar op zulke wijze dat de identiteit van de persoon in kwestie verborgen blijft voor de onderzoekers, zie punt 2.1 ) , informatie te verkrijgen m.b.t. het voorkomen van kanker (type kanker, leeftijd bij de diagnose) bij personen die hebben deelgenomen aan een biomonitoringsonderzoek. Het kankerregister heeft op deze vraag een principiëel positief antwoord gegeven, maar benadrukt dat een machtigingsaanvraag voor het gebruik van het rijksregisternummer moet ingediend worden bij het Sectoraal Comité Rijksregister. De bevraging bij de deelnemers werd door vele personen beantwoord (65,6%) en heeft tot tal van belangwekkende en betekenisvolle resultaten geleid. Ondanks het relatief beperkt aantal personen betrokken bij deze studie en een vrij beperkt aantal gevallen van ziekte of van met ziekte verwante toestanden, blijkt dat de inwendige blootstelling aan meerdere polluenten geassocieerd is met verschillen in kans op ziekte. Significante associaties worden echter zelden waargenomen voor parameters die slechts betrekking hebben op een momentopname van de inwendige blootstelling (zoals de benzeenmetaboliet TT‐muconzuur in de urine, concentratie van cadmium in het bloed, concentratie van de PAKs metaboliet 1‐hydroxypyreen in de urine. Associaties tussen dergelijke parameters van recente blootstelling en parameters van onmiddellijke biologische effecten zoals de hoeveelheid DNA breuken of de hoeveelheid oxidatieve of alkylatie DNA schade werden daarentegen reeds verschillende malen waargenomen in de Vlaamse biomonitoringsstudies. In de meeste gevallen verhoogt de blootstelling de kans op ziekte, maar in enkele gevallen verlaagt de kans. Dit wordt vooral waargenomen voor merker PCBs en DDE. Onder de in onze biomonitoring gemeten agentia zijn dioxine‐achtige activiteit, hexachlorobenzeen en cadmium de belangrijkste gezondheidsschadende agentia. Blootstelling aan deze agentia blijkt in de Vlaamse bevolking duidelijk geassocieerd te zijn aan een stijging van zware pathologie. Het is uiteraard zo dat blootstelling aan sommige belangrijke agentia zoals fijn stof en lawaai niet als zodanig in onze biomonitoringsstudies werd meegenomen. De bevindingen in deze opvolgstudie zijn ook consistent met de notie dat diabetes en hypertensie in de hand gewerkt wordt door endocriene verstoring , en dat dioxine‐achtige stoffen, hexachlorobenzeen en DDE hormoonverstorende stoffen zijn. Ondanks het feit dat we niet over rechtstreekse metingen van blootstelling aan verkeer konden beschikken, maar enkel over een score berustend op een summiere bevraging, zijn er ook substantiële aanwijzingen in de studie voor het feit dat blootstelling aan verkeer op betekenisvolle wijze gezondheidsschadend is. Omdat een blootstellings‐antwoord curve altijd minder stijl is wanneer de precisie van de blootstellingsgegevens geringer is, valt te verwachten dat we hier met een onderschatting van het werkelijk effect van blootstelling aan verkeer te maken hebben. 4
5
Opvallend ook is dat er zeer grote verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen inzake associaties tussen gezondheidsparameters en blootstellingen. Deze grote verschillen zijn consistent met de waargenomen contrasten inzake genexpressie in functie van inwendige blootstellingen. Studies inzake gezondheidseffecten van polluenten dienen alleszins ook analyses op mannen en vrouwen afzonderlijk te omvatten.
5
6
Doelstelling In deze studie (zie bijlage 1: Bondige beschrijving)werd nagegaan op welke wijze informatie kan bekomen worden over deelnemers van een afgesloten biomonitoringsprogramma. De studie geldt als een pilootstudie en beoogde de haalbaarheid na te gaan om een lange termijn opvolging te doen van deelnemers aan biomonitoringsonderzoek. Tevens was het de bedoeling om procedures en werkwijzen aan te bevelen om in de toekomst gegevens uit bestaande databanken en registers vlot te kunnen bekomen en te gebruiken. Ethiek en aandacht voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn belangrijke aandachtspunten in deze studies. De studieopzet werd dan ook voorgelegd aan een ethische commissie. Er werden twee cohortes geselecteerd voor deze pilootstudie. De eerste cohorte zijn de 1583 volwassenen die deelnamen aan het biomonitoringsprogramma tussen september 2004 en juni 2005, en die toen tussen 50 en 65 jaar oud waren. Zij werden gerekruteerd uit 8 aandachtsgebieden. Biomerkers van blootstelling en vroeg effect werden gemeten. Het verband tussen de blootstelling, vroege effectmerkers en gezondheidsschade is nog niet volledig duidelijk en kan door blijvende opvolging verder worden onderzocht. De deelnemers werden nog niet eerder gecontacteerd in de tussenperiode van 6 jaar. De doelstelling van deze opvolgstudie was om in deze cohorte de predictiviteit na te gaan van de biomonitoringsmetingen tussen 50 en 65 jaar en de haalbaarheid na te gaan om de biomonitoringsgegevens te koppelen met geregistreerde gezondheidsdata bijvoorbeeld uit het kankerregister. Via deze pilootstudie werd de bereidheid van deze doelgroep nagegaan om gegevens aan te leveren over hun gezondheid en werd nagegaan welke werkwijze moet gehanteerd worden om de gegevens te bekomen uit centrale databaken met respect van privacy en conform met ethische richtlijnen. De andere cohorte zijn de 1196 moeders en hun pasgeborenen die op systematische wijze werden gerekruteerd tussen september 2002 en december 2003 in acht aandachtsgebieden in Vlaanderen om vroegtijdig gezondheidseffecten van milieupollutie op te sporen. De resultaten van deze opvolgstudie worden in een ander rapport beschreven.
6
7
1. Aanpak 1.1 Haalbaarheid Om de haalbaarheid na te gaan van het verwerven en toepassen van gecentraliseerde gegevens omtrent de prevalentie van kanker werd er contact opgenomen met het kankerregister. Er werd geëvalueerd: welke informatie kan verkregen worden uit deze gegevensbestanden, welke toestemmingen nodig zijn om deze informatie te bekomen zowel van de deelnemers, als van de ethische commissie en de privacy commissie, en op welke wijze de centraal opgeslagen informatie kan bekomen worden. 1.2 Ethisch dossier Het dossier (zie bijlage 3) werd op 10 juni 2011 goedgekeurd door de ethische commissie (UA11‐43) (zie bijlage 6). In haar commentaar gaf de ethische commissie aan dat er nog onduidelijkheid is of dit soort studie over bevolkingsgezondheid valt onder preventie en dus onder de bevoegdheid van de Vlaamse regering of onder de wet van 7 mei 2004 (wet inzake experimenten op de menselijke persoon). Indien dit laatste het geval zou zijn, wordt de studie beschouwd als een multicentrische studie en moet dan voldoen aan een aantal specifike eisen inzake verzekering en rapportering . De EC vraagt advies bij raadgevend comité bioethiek en bij FAGG(Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten). Zelf voorlopig geen actie nodig. De studie mag van start gaan. 1.3 Individuele vragenlijsten Eerst werd een selectie van relevante gezondheidseindpunten gemaakt. De bedoeling was na te gaan of er een verband is tussen de gemeten biomerkerwaarden 7 jaar eerder (tijdens de eerste humane biomonitoringscampagne) en volgende gezondheidseindpunten: (1) osteoporose en osteopenie, (2) diabetes, (3) hart‐ en vaatziekten, (4) kanker en leukemie, (5) longziekten, (6) nierziekten, en (7) ziekten van het zenuwstelsel (o.a. Alzheimer en Parkinson). Ook het gebruik van specifieke medicatie voor de genoemde ziekten werd bevraagd. Daarnaast werden de belangrijke confounders en covariaten geïdentificeerd en mee bevraagd (o.a. rookgedrag, alcoholgebruik en lichaamsbeweging). Zie bijlage2 voor de informatiebrief toegestuurd aan de deelnemers, bijlage 4 voor het toestemmingsformulier en bjilage 5 voor de volledige vragenlijst gebruikt in dit onderzoek. 1.4 Analyse van de vragenlijstgegevens De gegevens van de opvolgstudie werden op individueel niveau gekoppeld aan de waarden van de blootstellingmerkers gemeten in de eerste campagne en deze data werden gebruikt voor statistische analyses. Hierbij werd de hypothese getest of er een verband is tussen de gemeten biomerkerwaarden 7 jaar eerder (tijdens de eerste humane biomonitoringscampagne) en de
7
8
bevraagde gezondheidseindpunten. De resultaten van deze analyses worden in dit rapport beschreven.
8
9
2.
Resultaten 2.1 . Haalbaarheid gebruik beschikbare gecentraliseerde gegevens 2.1.1
Kankerregister
Er werd contact opgenomen met het kankerregister en een aanvraag werd ingediend voor het bekomen van kankergegevens van deelnemers van de studie . In bijlage 7 vindt men de aanvraag en in bijlage 8, in antwoord op de aanvraag, het advies van het Raadgevend comité van het kankerregister Voorstel voor anonieme werking: PIH geeft namen en codenummers door aan het kankerregister De gegevens voor deze individuen worden opgezocht door het kankerregister De codenummer met de gegevens uit het register, alsook de codenummer met de blootstellingsgegevens worden doorgegeven aan een derde partij (Liesbeth Bruckers?), die de gegevens linkt en de statistische analyses uitvoert. Deze persoon heeft geen namen of identiteitsgegevens van de studiepopulatie. Toestemmingen Deelnemers: Toestemming om bijkomende gegevens op te vragen werd niet gevraagd in het oorspronkelijketoestemmingsformulier. De deelnemers worden gecontacteerd met de vraag of we gegevens mogen opvragen Volgende mogelijkheden werden voorgelegd via het informed consent: Ik neem deel aan de studie en mijn gegevens mogen opgevraagd worden bij het kankerregisterIk vul de vragenlijst in horend bij dit onderzoek o ik vul de elektronische versie in en stuur het informed consent terug met de post o ik vul de papieren versie in en stuur deze samen met het informed consent terug met de post Suggestie voor aanpak in nieuwe studies In de toekomst Het zou belangrijk zijn om in toekomstige studies aan de deelnemers te vragen of we kunnen beschikken over hun rijksregisternummer en of we dit mogen gebruiken om informatie op te vragen bij officiële databanken. Wanneer we over het rijksregisternummer beschikken van een deelnemer, dan kunnen andere gegevens opgevraagd worden vb adres na verhuizing, informatie over overlijden, of informatie aanwezig in CORVE.
9
10
2.2 . Resultaten van de individuele bevraging 2.2.1 Responsanalyse Er werden 1574 brieven verstuurd. Hiervan keerden er 74 terug omwille van verhuis en van 16 personen werd gemeld dat ze overleden waren. Van de 1484 resterende brieven, kwamen er 973 ingevuld terug (838 op papier en 135 elektronisch). Dit betekent een response rate van 65,6%. 2.2.2
Beschrijving van de studiepopulatie en gehanteerde parameters
2.2.2.1. Studie populatie De studiepopulatie die werd aangeschreven is beschreven in het rapport, Steunpunt 2001‐ 2006, over de biomonitoring van volwassenen. De 973 personen, waarvan 469 mannen en 504 vrouwen, die op de bevraging hebben geantwoord hadden, op het ogenblik van de bloedafname tijdens de biomonitoringscampagne, een gemiddelde leeftijd van 57.5 jaar. Op het ogenblik van de bevraging voor de opvolgstudie waren ze ongeveer zes en een half jaar jaar ouder. Onderstaande tabel 1 (zie punt 2.2.2.2.) beschrijft een aantal eigenschappen van de deelnemers. 2.2.2.2. Parameters van blootstelling en van biologische effecten Als parameters van inwendige blootstelling werden een aantal parameters uit de biomonitoringstudie 2001‐2006 aangewend: dioxine‐achtige activiteit in pg TEQ/g bloedvet en in pg TEQ/g serum; serum concentratie van merker PCBs (138, 153, 180) in ng/g bloedvet, van hexachlorobenzeen (HCB) in ng/g bloedvet, en van de DDT metaboliet DDE in ng/g bloedvet; concentraties cadmium in bloed in µg/L en van lood in bloed in µg/L ; urinaire concentraties van tt‐ muconzuur in urine in µg/g creatinine en van 1‐hydroxypyreen in ng/g creatinine. Ook werden een aantal parameters van complexe inwendige blootstelling berekend op basis van de z‐waarden van de inwendige blootstelling aan individuele polluenten. De uitwendige blootstelling aan pesticiden aangewend in deze opvolgstudie is deze die bij de biomonitoring 2001‐2006 ingeschat werd (per gemeente van woonplaats) op basis van het aantal kg pesticiden gebruikt per vierkante kilometer. De score (geen eenheden) voor individuele blootstelling aan verkeer aangewend in deze opvolgstudie is deze die bij de biomonitoring 2001‐2006 berekend werd op basis van de bevraging. Tabel 1 Waarnemingen uit de biomonitoringscapagne die betrekking hebben op de 973 personen die deelnamen aan de opvolgstudie (in onderstaande tabel moet duidelijker aangegeven worden welke parameters gemeten zijn tijdens de biomonitoringscampagne en welke tijdens de opvolgstudie) Parameter n Geometrisch Mediaan P10 P90 gemiddelde Leeftijd (ten tijde van het 973 57,35 57,765 51,70 62,77 biomonitoringonderzoek) Gewicht kg 962 73,96 74,006 58,506 92,00 Lengte cm 964 167,20 168,00 157,00 178,00 10
Lenden omtrek cm Bmi kg/m² beweging in minuten per week Aantal glazen alcohol/week Cholesterol mg/dl Totaal bloedvetL mg/dl Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/grVet Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/grSerum SOM_PCB ng/g vet PCB118 ng/vet HCB ng/g vet pp_DDE ng/g vet Cd µg/l Urinair Cadmium µg/L Pb µg/L Ttmca µg/g creatinine Hydroxypyreen ng/g creatinine (gidsstof voor blootstelling aan PAKs) Aantal cellen met micronuclei per 1000 Cellen Aantal micronuclei per 1000 cellenl Pesticiden kg/km2 (per gemeente)
11
747 972
91,74 26,45
92,50 26,32
77,00 22,20
107,50 31,64
973
120,00
0,00
650,00
973
5,00
0,00
20,00
972 970
218,64 592,16
220,00 579,00
174,00 467,00
275,00 769,50
904
19,67
23,66
5,45
47,07
904
0,102
0,121
0,030
0,238
970 970 970 970 972 973 972 857
339,25 56,10 482,87 0,419 0,624 38,16 0,0759
343,40 25,99 54,58 485,75 0,460 0,615 37,92 0,0780
212,46 11,91 28,63 146,91 0,160 0,322 20,18 0,0180
527,13 48,22 113,54 1574,73 1,080 1,250 75,88 0,322
969
0,138
0,134
0,033
0,602
480
6,35
2,60
13,25
480
7,15
2,75
14,55
972
59,09
44,55
13,20
366,09
verkeer deelname score 973 7,80 3,00 verkeer residentieel 973 5,61 8,60 0,60 score verkeer totaalscore 973 17,20 8,10 Index voor globale blootstelling (op basis van z‐waarden) aan ‐0,302 ‐1,853 dioxine‐achtige activiteit, 973 hexachlorobenzeen en cadlium (urinair cadmium). 2.2.3.Gezondheidstoestand van de onderzoekspopulatie 2.2.3.1. Gehanteerde parameters In dit rapport worden volgende binomiale (ja‐nee) parameters gehanteerd :
11
16,80 24,40 38,50
2,051
12
Zeer goede gezondheid: Persoon voelt zich in zeer goede gezondheid: heeft geantwoord dat zijn/haar algemene gezondheidstoestand "zeer goed" is. Minder dan goede gezondheid: Persoon voelt zich in minder dan goede gezondheid: heeft geantwoord dat zijn/haar algemene gezondheidstoestand "redelijk", "slecht" of "zeer slecht" is. Osteoporose ooit: Persoon heeft op de vraag "lijdt of hebt U geleden aan osteoporose" geantwoord met "ja, momenteel wel" of "ja, maar nu niet meer". Osteoporose of verwante toestand: Persoon heeft ooit osteoporose gehad, heeft na de leeftijd van 50 jaar een beenbreuk opgelopen , zijn/haar gestalte is met 3 cm of meer afgenomen of zij/hij heeft anti‐osteoporose medicatie genomen. Diabetes ooit: Persoon heeft op de vraag "Lijdt U of hebt U geleden aan diabetes" geantwoord met "ja, momenteel wel" of "ja, maar nu niet meer". Diabetes of verwante toestand: Persoon heeft ooit diabetes gehad, kreeg te horen dat hij/zij teveel suiker in het bloed had, heeft last van slecht genezende wondjes op benen of voeten, of neemt anti‐diabetes medicatie. Kanker ooit: Persoon heeft op de vraag "Lijdt U of hebt U geleden aan één of andere vorm van kanker" geantwoord met "ja, momenteel wel" of "ja, maar nu niet meer". Bostkanker: Dame heeft aangeduid dat ze aan borstkanker lijdt of geleden heeft. Hartinfarct: Persoon heeft op de vraag "Hebt U ooit een hartinfarct gehad?" geantwoord met "ja". Hersencirculatie: Persoon heeft op de vraag "Hebt U een probleem met de bloedvoorziening in de hersenen gehad (cerebrovasculair accident, voorbijgaande ischemie)?" geantwoord met "ja". Hypertensie: Persoon heeft op de vraag "Lijdt U of hebt U de laatste 10 jaar geleden aan een te hoge bloeddruk?" geantwoord met "ja". Atheroma:Persoon heeft hartinfarct of probleem met hersencirculatie gehad of heeft op de vraag "hebt u soms pijn in de borstkas bij een inspanning?" geantwoord met "ja". Astma: persoon heeft de laatste tien jaar een astma aanval gehad of medicatie tegen astma genomen. Longaandoening of verwante toestand: Persoon heeft op de vraag "Lijdt u of hebt u geleden aan chronisch obstructief longlijden (chronische bronchitis, chronisch hoesten, slijm opgeven, kortademig zijn)?" geantwoord met "ja, momenteel wel" of "ja, maar nu niet meer", persoon heeft de laatste tien jaar een astma aanval gehad of medicatie tegen astma genomen, persoon heeft de laatste tien jaar frequent last gehad van hoesten, persoon heeft ooit in 1 jaar tijd meer dan drie periodes van infecties van de luchtwegen doorgemaakt of neemt medicatie voor longziekten. Nierziekte of verwante toestand: Persoon lijdt of heeft geleden aan een chronische nierziekte, of hem/haar werd medegedeeld dat zijn/haar nieren niet goed werken of neemt medicatie voor een nierziekte. Parkinson of mogelijk voorstadium: Persoon lijdt aan de ziekte van Parkinson, of heeft de indruk dat hij/zij meer beeft dan 5 jaar geleden, of vertoont asymmetrisch beven. Neurodegeneratieve ziekte of mogelijk voorstadium:Persoon lijdt aan de ziekte van Parkinson of Alzheimer, of heeft de indruk dat hij/zij meer beeft dan 5 jaar geleden, of vertoont asymmetrisch beven, of heeft de indruk dat zijn/haar geheugen de laatste 5 jaar betekenisvol verzwakt is, of antwoordt dat zijn/haar dagelijkse of professionele activiteiten worden verstoord door een geheugenstoornis, of antwoordt op de vraag "Klaagt uw partner over uw geheugen?" met "ja". Depressie:: Persoon lijdt of heeft geleden aan een depressie of heeft op de vraag "Heeft U in de laatste tien jaar een episode van meer dan 1 week doorgemaakt tijdens dewelke U het gevoel had aan niets plezier te beleven?" geantwoord met "ja". . 12
13
2.2.3.2. Beschrijvende data over de ziektebeelden Onderstaande tabel 2 geeft voor elk van deze parameters weer voor hoeveel personen de parameter positief was. Tabel 2. Aantal mannen en vrouwen positief voor een ziekte of gezondheidsparameter Parameter Aantal mannen (%) (n=469) Aantal vrouwen (%) (n=504) positief voor de parameter positief voor de parameter Zeer goede gezondheid 89 (19.0) 94 (18.7) Minder dan goede gezondheid 87 (18.6) 115 (22.8) Osteoporose ooit 7 (1.5) 76 (15.1) Osteoporose of verwante 83 (17.7) 178 (35.3) toestand Diabetes ooit 30 (6.4) 29 (5.8) Diabetes of verwante toestand 62 (13.2) 55 (10.9) Kanker ooit 34 (7.2) 65 (12.9) Bostkanker 1 (0.2) 36 (7.1) Hartinfarct 27 (5.8) 10 (2.0) Hersencirculatie 18 (3.8) 17 (3.4) Hypertensie 162 (34.5) 172 (34.1) Atheroma 71 (15.1) 62 (12.3) Astma 11 (2.3) 25 (5.0) Longaandoening of verwante 95 (20.3) 105 (20.8) toestand Nierziekte of verwante 13 (2.8) 20 (4.0) toestand Parkinson of mogelijk 22 (4.7) 23 (4.6) voorstadium Neurodegeneratieve ziekte of 101 (21.5) 118 (23.4) mogelijk voorstadium Depressie 95 (20.3) 127 (25.2) 2.2.3.3. Veranderingen in gewicht en lengte De berekende gewichtsverschillen (dus gewicht opgegeven tijdens de bevraging min gewicht gemeten tijdens de biomonitoring) stemt slechts gedeeltelijk overeen met de tijdens de bevraging opgegeven vermagering of verdikking in kilogram (zie onderstaande figuren 1 en 2). Verdikking en positief gewichtsverschil vertonen een associatie met een r2=0.25, terwijl vermagering en negatief gewichtsverschil een associatie vertonen met een r2=0.47Het gebrek aan overeenstemming kan voor een (klein?) deel te wijten zijn aan het feit dat de periode gedekt door de bevraging (5 jaar) niet volledig overeenstemt met de periode tussen biomonitoring en bevraging. Het verschil tussen de lengte opgegeven tijdens de bevraging en de lengte gemeten tijdens de biomonitoring stemt meestal niet overeen met de tijdens de bevraging opgegeven vermindering van de lichaamslengte (r2=0.01). 13
14
\,,, Opvolgstudie volwassenen ingekorte versie v1 236v*973c verdikt = 4,8997+0,4081*x; 0,95 Conf.Int. 22 20 18 16
verdikt
14 12 10 8 6 4 2 0 -15
-10
-5
0
5
10
15
20
25
30
2
Gewicht verschil:verdikt: r = 0,2513; r = 0,5013; p = 0,0000; Gewicht verschily = 4,8997 + 0,4081*x
Figuur 1. In abcis: gewichtsverschil (gewicht opgegeven tijdens de bevraging min gewicht gemeten tijdens de biomonitoring); in ordinaat: aantal kg verdikt opgegeven in de bevraging eind 2011
14
35
15
\,,, Opv olgstudie v olwassenen ingekorte v ersie v 1 236v *973c v ermagerd = 4,3938-0,6895*x; 0,95 Conf .Int. 35
30
vermagerd
25
20
15
10
5
0 -25
-20
-15
-10
-5
0
5
Gewicht vp erschil Gewicht v erschil:v ermagerd: r2 = 0,4651; r = -0,6820; = 0,0000; y = 4,3938 - 0,6895*x
Figuur 2. In abcis: gewichtsverschil (gewicht opgegeven tijdens de bevraging min gewicht gemeten tijdens de biomonitoring); in ordinaat: aantal kg vermagerd opgegeven in de bevraging eind 2011. 2.2.4. Blootstellings‐effect relaties 2.2.4.1. Methode Studie van evolutie van gewicht: enerzijds werd rekening gehouden met het aantal Kg vermagerd of verdikt zoals opgegeven in de bevraging, anderzijds werd het gewichtsverschil berekend tussen het in de bevraging opgegeven gewicht en het gemeten gewicht tijdens de biomonitoring, dus bevraagd (huidig) gewicht min gemeten gewicht 6 jaar eerder. Voorbereiding gegevens: Ontbrekende waarden in verkeer vervangen door mediaan Ontbrekende waarden in verdikt of vermagerd vervangen door nul Ontbrekende waarden in pathologieën vervangen door nul Ontbrekende waarden in totale vetconsumptie (ten tijde van de biomonitoringstudie) vervangen door mediaan Ontbrekende waarden in passief roken vervangen door nul Ontbrekende waarden in actief roken (jaren, aantal sigaretten per week) vervangen door nul In de blootstellings‐effect studies werden ook parameters voor externe blootstelling aan pesticiden en aan verkeer aangewend. De externe blootstelling aan pesticiden betreft het verbruik 15
10
16
per gemeente, in gewichtseenheden, van pesticiden. De externe blootstelling aan verkeer (deelname aan het verkeer, residentiële blootstelling aan verkeer, en totale blootstelling aan verkeer) betreft een score die, voor iedere deelnemer afzonderlijk, werd berekend voor de biomonitoringstudie van het Steunpunt 2001‐2006. Lineaire regressies tussen twee variabelen, multipele regressies (ANCOVA) en logistische regressies werden uitgevoerd met Statistica 7.1 o f 8.0. In de logistische regressies met covariaten werd naast een model met alle covariaten, ook een model gebruikt dat alleen die covariaten in rekening brengt die , in het model met alle covariaten, een p waarde van ten hoogste 0.25 halen. Als rekentabel werd Statview gebruikt. In tabel 3 wordt aangegeven, voor elke paramater gebruikt als afhankelijke variabele, welke variabelen als confounders of covariaten werden aangewend. Tabel 3. Gezondheidsparameters Multipele regressie: Nummer databank Verstorende factoren Covariaten(nummers (nummers databank) databank) Beweging (224), Verdikt 152 Geslacht (3), leeftijd opleiding (31) (2), sigaretten per week(159) 153
Beweging (224), Geslacht (3), leeftijd opleiding (31) (2), sigaretten per week (159)
2011‐gewicht 203
Beweging (224), Geslacht (3), leeftijd opleiding (31) (2), sigaretten per week (159)
Vermagerd
Gewicht 2005
Lengte 2005‐ lengte 2011 Logistische regressie Zeer goede gezondheid
202 220
Geslacht (3), leeftijd (2), aantal jaren roken(160) Geslacht (3), leeftijd (2), aantal jaren roken (160) Geslacht (3), leeftijd (2), aantal jaren roken (160) Geslacht (3), leeftijd (2), aantal jaren roken (160) Geslacht (3), leeftijd (2), aantal jaren roken (160) Geslacht (3), leeftijd (2), aantal jaren roken
Minder dan goede 221 gezondheid N=202 Osteoporose ooit 225 N=83 Osteoporose of verwante 209 toestand N=261 Diabetes ooit 226 N=59 Diabetes of verwante 210 toestand 16
BMI (7), beweging 224, opleiding 31, alcohol 24, BMI 7, beweging 224, opleiding 31, alcohol 24, BMI 7, opleiding 31
BMI 7, opleiding 31,
BMI 7, beweging 224, opleiding 31 BMI 7, beweging 224, opleiding 31,
17
N=117 Kanker ooit N=99
208
Borstkanker
207
Hypertensie N= 334
176
Atheroma N=133
211
Longaandoening verwante toestand N=200 Astma N=36
(160) Geslacht (3), leeftijd (2), aantal jaren roken (160) leeftijd (2), aantal jaren roken (160) Geslacht (3), leeftijd (2), aantal jaren roken (160 Geslacht (3), leeftijd (2), aantal jaren roken (160) (160) Geslacht (3), leeftijd (2), aantal jaren roken (160) Geslacht (3), leeftijd (2), aantal jaren roken (160) Geslacht (3), leeftijd (2), aantal jaren roken (160) Geslacht (3), leeftijd (2), aantal jaren roken (160) Geslacht (3), leeftijd (2), aantal jaren roken (160)
of 213
Nierziekte of verwante toestand N=33 Parkinson of mogelijk voorstadium N=45 Neurodegeneratieve ziekte of mogelijk voorstadium N=219 Depressie N=222
214
215
216
218
229
BMI 7, beweging 224, opleiding 31, alcohol 24 BMI 7, beweging 224, opleiding 31, alcohol 24 BMI 7, beweging 224, opleiding 31, alcohol 24 BMI 7, opleiding 31, , cholesterol 39 opleiding 31 familiaal astma 236 opleiding 31, familiaal astma 236 opleiding 31
beweging 224, opleiding 31, alcohol 24 BMI 7 opleiding 31, beweging 224, alcohol 24, BMI 7
Geslacht (3), leeftijd BMI 7, beweging 224, (2), aantal jaren roken opleiding 31, alcohol (160) 24
2.2.4.2. Verschillen in gewicht geassocieerd aan blootstellingen In lineaire regressie zonder correctie voor confounders werd voor volgende blootstellingsparameters een significante associatie met gewichtsverschil gevonden: Positieve associatie met merker PCBs per gram vet en met bloedlood. Negatieve met blootstelling aan pesticiden (cijfers per gemeente) In multipele regressie na correctie voor confounders: zie tabel 4 . Deze associaties werden echter niet terug gevonden met de parameters "verdikt of "vermagerd" als afhankelijke variabelen.
17
18
Tabel 4. Associaties tussen blootstelling en wijziging van gewicht in de tijd Afhankelijke Blootstelling Model Gewichtsverschil in Kg p variabele (95%c.i.) voor een verdubbeling van de blootstelling Gewicht 2011 min Merker PCBs inwendige Verst. +0,72 (+1,33 /+0,53 ) 0.02 gewicht 2005 blootstelling ng/gvet Fact. Gewicht 2011 min Merker PCBs inwendige Cov. +,79 (1,398/+,185) 0,010 gewicht 2005 blootstelling ng/gvet 0.79 Gewicht 2011 min Bloedlood µg/L Verst. +0 ,53 (+0,98 /+0,08) 0,02 gewicht 2005 Fact. Gewicht 2011 min Bloedlood µg/L Cov. +0,55 (+1,00/+,09) 0,018 gewicht 2005 Gewicht 2011 min Pesticiden (externe Verst. ‐0.17 (‐0,36/+0,00) 0,058 gewicht 2005 blootstelling per gemeente) Fact. Gewicht 2011 min Pesticiden (externe Cov. ‐,17 (‐,36/+,01) 0,061 gewicht 2005 blootstelling per gemeente) 0.17 2.2.4.3 Verschillen in blootstelling en genotoxische parameters in functie van subjectief gevoel van gezondheid Personen die zich zeer gezond voelden in 2011 bleken in 2005 lagere bloedconcentraties aan hexachlorobenzeen (p<0.05) gehad te hebben, en lagere urinaire cadmiumconcentraties (=0.087). Ook bleken zij in 2005 lager waarden te hebben voor het aantal perifere bloedcellen met micronuclei en voor het aantal micronuclei per 1000 cellen (Tabel 5). Personen die in 2011 hun gezondheidstoestand als minder dan goed beoordeelden bleken hogere urinaire cadmiumconcentraties gehad te hebben in 2005, maar daarentegen lagere DDE waarden. Slechts enkele blootstellingsparameters werden betrokken bij dit soort analyses (Tabel 5). 2.2.4.4. Odds ratio's voor de kans op subjectieve gezondheid in functie van inwendige blootstelling Tabel 6 toont de betreffende gegevens voor mannen en vrouwen samen. Personen die, in 2005, hogere hexachlorobenzeen concentraties in het bloed hadden en personen die hogere urinaire cadmiumconcentraties vertoonden hadden enigszins minder kans om zich (eind 2011) subjectief in zeer goede gezondheid te voelen. Personen die, in 2005, hogere urinaire cadmiumconcentraties vertoonden hadden significant meer kans om zich (eind 2011) in een minder dan goede gezondheidstoestand te voelen. Daarentegen hadden personen, die in 2005, hogere merker PCB waarden in bloedvet vertoonden, significant minder kans om zich (eind 2011) in een minder dan goede gezondheidstoestand te voelen. Mannen die, in 2005, hogere urinaire cadmiumconcentraties vertoonden hebben significant meer kans om zich (eind 2011) in een minder dan goede gezondheidstoestand te voelen (Tabel 7). Merkwaardig is dat mannen, maar niet vrouwen, die in 2005, hogere DDE waarden in bloedvet vertoonden, significant minder kans hadden om zich (eind 2011) in een minder dan goede gezondheidstoestand te voelen (Tabel 7). Er werden geen significante verbanden waargenomen voor vrouwen.
18
19
Tabel 5. Verschillen in blootstellingsparameters of parameters voor genetische schade in functie van subjectieve beoordeling van de gezondheidstoestand. Polluent Zeer goede Zeer goede gezondheid: p gezondheid: ja (95%CI) nee (95%CI) a a
52,3 (48,7/ 56,1)b
56,9 (54,9/ 58,9)b
0,58 (0,55/0,63)c
0,63 (0,61/ 0,61)c
5,25 (4,66/ 5,92)c
6,21 (5,86/ 6,59)c
0,013
5,54 (4,85/ 6,34)c
6,71 (6,28/ 7,17)c
Minder dan goede gezondheid: ja µg/g 0,67 (0,62/ 0,72)c
Minder dan gezondheid: nee 0,60 (0,58/ 0,63)c
0,012 goede
Hexachlorobenzeen ng /g bloedvet Urinair Cadmium µg/g creatinine Parameter voor genetische schade Aantal cellen met micronuclei per 1000 gebinucleeerde cellen Aantal micronuclei per 1000 gebinucleeerde cellen Polluent Urinair Cadmium creatinine DDE ng /g bloedvet
0,036 0,087
0,011 424 (372/ 484)b 501 (469/ 536)b 0,027 a De cijfers in de tabellen zijn geometrische gemiddelden gevolgd door het 95% confidentie interval b Na correctie voor geslacht, leeftijd, aantal sigaretten per week en BMI c Na correctie voor geslacht, leeftijd en aantal cigaretten per week
19
20
Tabel 6. Odds ratio's voor subjectieve gezondheid in functie van blootstellingen of genetische schade (Mannen en vrouwen samen) Gezondheidstoestand Blootstelling of Modela Odds ratio Odds ratio p of ziekte parameter voor voor voor genetische schade verdubbeling verdubbeling van van blootstelling blootstelling 95%CI Niet "Zeer goed HCB ng/g bloedvet verst 1.25 0.99/1.57 0.059 gezond" Niet "Zeer goed HCB ng/g bloedvet cov 1,10 ,86/ 1,407 0,44 gezond" Niet "Zeer goed Urinair cadmium verst 1.22 0.97/1.53 0.088 gezond" µg/g creatinine Niet "Zeer goed Urinair cadmium cov 1,247 ,985/1,578 0,066 gezond" µg/g creatinine 1,360 1,046/1,768 0,022 Niet "Zeer goed Aantal cellen met verst gezond" micronuclei per 1000 gebinucleeerde cellen 1,296 ,994/ 1,688 0,055 Niet "Zeer goed Aantal cellen met cov gezond" micronuclei per 1000 gebinucleeerde cellen 1,308 1,043/1,640 0,020 Niet "Zeer goed Aantal micronuclei verst gezond" per 1000 gebinucleeerde cellen Niet "Zeer goed Aantal micronuclei cov 1,241 0,986/ 1,562 0,065 gezond" per 1000 gebinucleeerde cellen Minder dan goede Urinair Cadmium verst 1,287 1,035/1,602 0,024 gezondheid µg/g creatinine Minder dan goede Urinair Cadmium cov 1,322 1,051/1,662 0,017 gezondheid µg/g creatinine Minder dan goede Merker PCBs ng/g verst 0,740 0,550/0,995 0,046 gezondheid bloedvet Minder dan goede Merker PCBs ng/g cov 0,796 ,583/1,088 0,15 gezondheid bloedvet a verst.: alleen verstorende factoren werden in het model opgenomen; cov.: naast verstorende factoren werden ook bijkomende covariaten in het model opgenomen
20
21
Tabel 7. Odds ratio's voor subjectieve gezondheid bij mannen in functie van blootstellingen Gezondheidstoestand Blootstelling of Modela Odds ratio Odds ratio p of ziekte parameter voor voor voor genetische schade verdubbeling verdubbeling van van blootstelling blootstelling 95%CI Minder dan goede Urinair Cadmium verst 1,55 1,08/ 2,21 0,018 gezondheid µg/g creatinine Minder dan goede Urinair Cadmium cov 1,552 1,075/2,240 0,019 gezondheid µg/g creatinine Minder dan goede DDE ng/g verst 0,83 0,69/0 ,99 0.040 gezondheid bloedvet Minder dan goede DDE ng/g cov ,771 ,638/,931 0,0070 gezondheid bloedvet a verst.: alleen verstorende factoren werden in het model opgenomen; cov.: naast verstorende factoren werden ook bijkomende covariaten in het model opgenomen 2.2.4.5. Kans op ziektetoestanden in functie van inwendige blootstelling Behalve enkelvoudige inwendige blootstellingen en complexe milieublootstellingen (zoals bijvoorbeeld verkeer) werden, op mechanistische basis, ook enkele samengestelde parameters van inwendige blootstelling bestudeerd. 2.2.4.5. 1. Osteoporose Osteoporose Voor mannen en vrouwen samen is er een trend naar gestegen risico op osteoporose met de gecombineerde blootstelling aan cadmium, PAKs, benzeen, merker PCBs en PCB118 (p=0.11); deze trend werd significant na bijkomende correctie voor covariaten (Tabel 8d). Voor vrouwen is deze associatie significant zowel na correctie voor verstorende factoren (p=0.044) als na bijkomende correctie voor covariaten (p=0.0095) (Tabel 8d). Een hogere totale blootstelling aan verkeer is geassocieerd aan een trend naar een hoger risico op osteoporose (p=0.077)(Tabel 9). Deze laatste trend blijft bestaan na bijkomende correctie voor hoeveelheid lichaamsbeweging. Osteoporose of verwante toestand Gecombineerde blootstelling aan cadmium, PAKs, benzeen, merker PCBs en PCB118 is geassocieerd aan een trend naar een hoger risico op "osteoporose of verwante toestanden" (p=0.10); deze trend werd significant na bijkomende correctie voor covariaten (Tabel 8d). Vrouwen die in 2005 een hogere urinaire cadmiumconcentratie hadden bleken in 2011 enigszins meer "osteoporose of verwante toestanden", gehad te hebben (p= 0.085) (Tabel 10). De parameter voor complex blootstelling "Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en urinair cadmium µg/g creatinine" vertoonde een significante positieve associatie met het risico op "osteoporose of verwante toestand" bij vrouwen apart en bij mannen en vrouwen samen (Tabel 8d) . 2.2.4.5.2. Kanker Personen die een hogere dioxine‐achtige activiteit vertoonden in het perifere bloed in 2005 bleken in 2011 significant meer frequent kanker gehad te hebben (Tabel 9). Voor mannen 21
22
afzonderlijk was dit niet statistisch significant, voor vrouwen wel (Tabel 10). Voor borstkanker bij vrouwen (36 gevallen) werden geen statistisch significante associaties genoteerd. Er valt op te merken dat het aantal gevallen van kanker bij de mannen slechts 34 bedroeg tegenover 65 bij de vrouwen, wat het bereiken van statistische significantie uiteraard meer bemoeilijkte bij mannen dan bij vrouwen. Dit verschil in kankerincidentie in deze onderzoekspopulatie heeft te maken met het verschil in leeftijdsprofiel van enkele veel voorkomende types van kanker: zo komt borstkanker gemiddeld op jongere leeftijd voor dan prostaatkanker. 2.2.4.5.3. Diabetes Een hogere inwendige blootstelling aan dioxine‐achtige stoffen, aan PCB118 of aan hexachlorobenzeen bleek geassocieerd aan een significante stijging van het risico op diabetes bij mannen en vrouwen samen (Tabel 9). Ook hogere blootstelling aan DDE was significant geassocieerd aan diabetes bij mannen (Tabel 11), maar niet bij vrouwen. Ook deelname aan verkeer (tijdens verplaatsingen) en totale blootstelling aan verkeer bleken significant geassocieerd aan diabetes bij mannen (tabel 11) en bij mannen en vrouwen samen (Tabel 9), maar niet bij vrouwen apart. Merkwaardig is dat, bij mannen, dioxineachtige activiteit en concentratie van PCB118, een gidsstof voor dioxine‐achtige PCBs, beide duidelijk geassocieerd zijn met het risico op diabetes (Tabel 11), terwijl dit niet of alleszins veel minder het geval is voor merker PCBs. Bij mannen en vrouwen samen (Tabel 8b) en bij mannen apart bleek blootstelling aan organochloorderivaten significant geassocieerd aan diabetes (Tabel 8b). De parameter voor complex blootstelling "Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en urinair cadmium µg/g creatinine" vertoonde een significante positieve associatie met het risico op diabetes bij mannen en vrouwen apart (statistische significantie niet bereikt na bijkomende correctie voor covariaten) (Tabel 8b) en bij mannen en vrouwen samen (Tabel 8b). Voor de parameter "Diabetes of verwante toestand" werden gelijkaardige associaties waargenomen. 2.2.4.5.4. Aandoeningen die op atheromatose berusten Inwendige blootstelling aan dioxine‐achtige activiteit, gemeten in 2005, vertoont een zwakke trend naar associatie met hogere risico's op aandoeningen die op atheromatose berusten. Na bijkomende correctie voor covariaten vezwakt deze trend aanzienlijk. Deze trend is enkel waarneembaar bij mannen (Tabel 11). Bij mannen bleek "Atheroma" ook significant geassocieerd aan de gecombineerde blootstelling aan dioxine‐achtige activiteit, hexachlorobenzeen en cadmium (Tabel 8a), maar na bijkomende correctie voor covariaten vezwakt deze associatie aanzienlijk. Inwendige blootstelling aan DDE en PCB's, gemeten in 2005, vertoont een trend naar associatie met lagere risico's op aandoeningen die op atheromatose berusten bij mannen en vrouwen samen (Tabel 9). Mannen die in 2005 een hogere inwendige blootstelling aan DDE vertoonden blijken een lagere kans op ziektetoestanden te hebben die hoofdzakelijk berusten op de vorming van atheroomplaten (Tabel 11). Dit is vooral duidelijk in een model waarin, behalve voor de verstorende factoren leeftijd en roken, bijkomend ook gecorrigeerd wordt voor sociale klasse, BMI en bloedcholesterol gehalte (gemeten in 2005). Dat DDE mannen lijkt te beschermen tegen atheromateuse aandoeningen zou mogelijk verband kunnen houden met de gekende anti‐ androgene werking van DDE. Ook merker PCBs blijken een negatieve associatie met de kans op atheroomplaten‐gerelateerde aandoeningen te vertonen (Tabel 11). Dit is evenwel niet het geval voor alle organochloorverbindingen. HCB (geassocieerd met hogere testosteron waarden en versnelde groei bij mannelijke adolescenten) vertoont geen negatieve associatie met atheromatose‐gerelateerde aandoeningen. In een model waarbij naast de leeftijd, roken, sociale 22
23
klasse, BMI en bloedcholesterol zowel de serum concentraties van HCB en DDE opgenomen zijn is HCB eerder zwak positief geassocieerd met atheromatose‐gerelateerde aandoeningen bij mannen (Tabel 11). De parameter voor complex blootstelling "Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en urinair cadmium µg/g creatinine" vertoonde een significante positieve associatie met het risico op atheroma bij mannen (Tabel 8a). Bij mannen werd een significante positieve associatie gevonden tussen externe blootstelling aan pesticiden en kans op aandoeningen gebaseerd op atheromatose (Tabel 11). 2.2.4.5.5. Arteriële hypertensie Personen die hogere concentraties van organochloorverbindingen (tabel 8c), in het bijzonder van HCB en DDE en in termen van dioxine activiteit (tabel 9), vertoonden in het perifere bloed in 2005 bleken in 2011 significant meer frequent aan hypertensie te lijden. De associaties met HCB en DDE waren duidelijk zwakker en niet meer significant na bijkomende correctie voor covariaten (Tabel 9) . Een dergelijke associatie werd niet waargenomen m.b.t. merker PCBs. Urinaire concentratie van cadmium bleek een significante positieve associatie te vertonen met hypertensie (Tabel 9). Totale blootstelling aan verkeer en residentiële blootstelling aan verkeer, zoals bevraagd in 2005, vertoonden een zwakke maar significante positieve associatie met hypertensie (tabel 9), maar dit was niet het geval voor deelname aan het verkeer. De parameter voor complex blootstelling "Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en urinair cadmium µg/g creatinine" vertoonde een significante positieve associatie met het risico op hypertensie (Tabel 8c). De positieve associatie met hypertensie van dioxine‐achtige activiteit was enigszins sterker bij mannen dan bij vrouwen, deze van HCB en DDE was veel sterker bij mannen dan bij vrouwen (tabellen 10 en 11). De positieve associatie met hypertensie van de "Som van Z waarden van organochloorverbindingen" was veel sterker bij mannen dan bij vrouwen (Tabel 8c). Ook de positieve associatie met hypertensie van inwendige blootstelling aan cadmium (urinair cadmium) was duidelijk sterker bij mannen dan bij vrouwen (tabellen 10 en 11), maar bereikte enkel voor de hele populatie statistische significantie (tabel 9). De positieve associatie met residentiëel en totaal verkeer was ongeveer van gelijke sterkte bij mannen en vrouwen, maar bereikte enkel voor de gehele populatie statistische significantie (tabellen 9, 10 en 11). 2.2.4.5.6. Longaandoeningen Bij mannen en vrouwen samen werd een significante positieve associatie tussen totale blootstelling aan verkeer (bevraagd in 2005) en longaandoeningen waargenomen (tabel9). Deze associatie is significant en sterker bij vrouwen dan bij mannen (Tabel 10). Zowel astma als "Longaandoening of verwante toestand" vertoonden, bij mannen en vrouwen samen een significante en sterke negatieve associatie met merker PCB"Longaandoening of verwante toestand" vertoondeen minder sterke negatieve associatie met DDE en met externe blootstelling aan pesticiden (Tabel 9) en met gecombineerde inwendige blootstelling aan organochloorverbindingen (Tabel 8e). Bij vrouwen afzonderlijk waren de negatieve associaties met pesticiden en PCBs significant, en met PCBs zelfs sterk (Tabel 10). Bij mannen apart werden geen significante negatieve associaties met "Longaandoening of verwante toestand" waargenomen (Tabel 11).
23
24
2.2.4.5.7. Neurodegeneratieve ziekte of mogelijk voorstadium Voor mannen en vrouwen samen vertoonde enkel de "som van Z waarden voor urinair cadmium µg/g creatinine en 1‐hydroxypyreen ng/g creatinine" een trend tot positieve associatie met de kans op "neurodegeneratieve ziekte of mogelijk voorstadium" (p=0.064) (tabel 8f). Bij mannen werd enkel een zwakke trend tot positieve associatie met bloedlood waargenomen (p= 0.067) (tabel 11). Bij vrouwen een zwakke trend tot positieve associatie met dioxine‐achtige activiteit (p=0.080) (tabel 10), een significante negatieve associatie met HCB (p=0.025) (tabel 10), een significante positieve associatie met de "Som van de z waarden voor cadmium, tt‐muconzuur, 1‐hydroxypyreen concentraties in urine en voor serum concentraties van PCBs en PCB118" (p=0.021) (Tabel 8f), een zwakke trend tot positieve associatie met de "Som van Z waarden van urinair cadmium/g creatinine en 1‐hydroxypyreen /g creatinine" (p=0.086) (tabel 8f). In een model waarin naast de verstorende factoren leeftijd en roken ook de covariaten sociale klasse, lichaamsbeweging, alcoholconsumptie en BMI worden meegenomen vind men geen enkele trend bij de mannen. Bij de vrouwen evenwel vind men in een dergelijk model een significante positieve associaties tussen de kans op "neurodegeneratieve ziekte of mogelijk voorstadium" en dioxine‐ achtige activiteit (p=0.041) (tabel 10) en de "Som van de z waarden voor cadmium, tt‐muconzuur, 1‐hydroxypyreen concentraties in urine en voor serum concentraties van PCBs en PCB118" (p=0.026) alsmede een trend tot positieve associatie met de "Som van Z waarden van urinair cadmium/g creatinine en 1‐hydroxypyreen /g creatinine" (p=0.095) (tabel 8f) en een trend tot negatieve associatie met HCB (p=0.058) (tabel 10). Gezien er een zekere correlatie bestaat tussen dioxine activiteit en serum concentratie van HCB werden beide samen in het model met confounders en covariaten gebracht. In dit laatste model bij vrouwen bleek dioxine‐achtige activiteit een significante positieve relatie te hebben met de kans op "neurodegeneratieve ziekte of mogelijk voorstadium" (p= 0.012) en HCB een significante negatieve relatie (p=0.035) (tabel 10). 2.2.4.5.8. Depressie Mannen die in 2005 een hogere inwendige blootstellling aan PCBs (Tabel 11) of DDE (Tabel 11) vertoonden bleken in 2011 een lagere kans op depressie gehad te hebben in de laatste tien jaar. Deze negatieve associaties bleven bestaan en bleken zelfs enigszins sterker na bijkomende correctie voor covariaten. Ook mannen die in 2005 een hogere deelname aan verkeer hebben vermeld bleken in 2011 een lagere kans op depressie gehad te hebben in de laatste tien jaar (Tabel 11). Het valt niet uit te sluiten dat deze lagere kans op depressie eerder te wijten is aan een andere (sociale?) factor die samenhangt met een hogere deelname aan verkeer. Vrouwen die in 2005 een hogere inwendige blootstelling hadden in termen van de "Som van de z waarden voor cadmium, tt‐muconzuur, 1‐hydroxypyreen concentraties in urine en voor serum concentraties van PCBs en PCB118" bleken in 2011 een hogere kans op depressie gehad te hebben in de laatste tien jaar (Tabel 8f). Deze associatie bleef significant na correctie voor covariaten (Tabel 8f).
24
25
2.2.4.6.Overzicht van de gezondheidseffecten per agens of blootstelling 2.2.4.6. 1. Dioxine‐achtige activiteit Personen(mannen plus vrouwen) die in 2005 een hogere mate van dioxine‐achtige activiteit in het bloed hadden vertoonden in 2011 een significant hogere kans op kanker, op diabetes, op "Diabetes of verwante toestand", en op hypertensie (Tabel 9). Ook werd een trend naar hogere kans op atheromateuze aandoeningen vastgesteld, die echter sterk verzwakte na bijkomende correctie voor covariaten (tabel 9). Inzake diabetes, "Diabetes of verwante toestand", en hypertensie werdenwaarnemingen in dezelfde zin gevonden voor mannen (Tabel 11) en vrouwen(Tabel 10) apart. Voor vrouwen apart was de positieve associatie tussen dioxine‐achtige activiteit in het bloed en kans op kanker significant, ook na correctie voor bijkomende covariaten (Tabel 10). Vrouwen die in 2005 een hogere mate van dioxine‐achtige activiteit in het bloed hadden vertoonden in 2011 een significant hogere kans op "Neurodegeneratieve ziekte of mogelijk voorstadium"(Tabel 10). 2.2.4.6.2. Hexachlorobenzeen Personen (mannen plus vrouwen) die zich eind 2011 niet in zeer goede gezondheid voelden hadden in 2005 gemiddeld een significant hogere HCB concentratie in het bloedserum (Tabel 5). Personen die in 2005 een hogere HCB concentratie in bloedserum vertoonden hadden enigszins minder kans om zich eind 2011 in goede gezondheid te voelen (Tabel 6), hadden significant meer kans om aan diabetes te lijden, hadden significant meer kans om aan diabetes of een verwante toestand te lijden (deze significantie verdwijnt na bijkomende correctie voor covariaten) en hadden significant meer kans om aan hypertensie te lijden (deze significantie verdwijnt na bijkomende correctie voor covariaten) (Tabel 9). Vrouwen die in 2005 een hogere HCB concentratie in bloedserum vertoonden hadden in 2011 een significant hogere kans op diabetes (deze significantie verdwijnt na bijkomende correctie voor covariaten), hadden significant meer kans om aan diabetes of een verwante toestand te lijden (deze significantie verdwijnt na bijkomende correctie voor covariaten), vertoonden een trend naar een hogere kans op hypertensie, maar een significant lagere kans op een neurodegeneratieve ziekte of een mogelijk voorstadium daarvan (p= 0.058 na bijkomende correctie voor covariaten) (Tabel 10). Mannen die in 2005 een hogere HCB concentratie in bloedserum vertoonden hadden in 2011 een significant gestegen kans op diabetes (p=0.051 na bijkomende correctie voor covariaten), een significant gestegen kans op diabetes of een verwante toestand (deze significantie verdwijnt na bijkomende correctie voor covariaten) en een significant gestegen kans op hypertensie (deze significantie verdwijnt na bijkomende correctie voor covariaten) (Tabel 11). De positieve associatie tussen HCB en hypertensie was sterker bij mannen dan bij vrouwen 2.2.4.6.3. DDE Personen(mannen plus vrouwen) die in 2005 een hogere DDE concentratie in het bloed hadden vertoonden in 2011 een trend naar een hogere kans op diabetes en een significant hogere kans op "Diabetes of verwante toestand" (deze significantie verdwijnt na bijkomende correctie voor covariaten), een significant hogere kans op hypertensie (deze significantie verdwijnt na bijkomende correctie voor covariaten), maar daarentegen een trend naar verlaagde kans op 25
26
atheromateuze aandoeningen en een verlaagde kans op "longaandoening of verwante toestand" (significant na bijkomende correctie voor covariaten) (Tabel 9) . Bij mannen waren de positieve associaties met diabetes, met "Diabetes of verwante toestand" en met hypertensie significant (ook na bijkomende correctie voor covariaten) (Tabel 11) en veel sterker dan bij vrouwen. Bij mannen, maar niet bij vrouwen, vertoonde de serumconcentratie van DDE een vrij sterke en significante negatieve associatie met atheromateuze aandoeningen (Tabel 11). Bij mannen, maar niet bij vrouwen, vertoonde de serum concentratie van DDE een significante negatieve associatie met de kans op depressie (tabel 11). Personen die in 2011 van mening waren dat hun gezondheid slechts matig, slecht of zeer slecht was bleken een significant lagere serum DDE concentratie vertoond te hebben in 2005 (Tabel 5). 2.2.4.6.4. Cadmium De urinaire cadmiumconcentratie, die een maat is voor de levenslange blootstelling, maar niet de cadmiumconcentratie in bloed die de blootstelling op kortere termijn weerspiegelt, vertoont verschillende associaties met de gezondheidstoestand. Personen die zich eind 2011 in een zeer goede gezondheidstoestand voelden bleken in 2005 een trend naar lagere urinaire cadmiumwaarden te vertonen dan personen die zich niet in een zeer goede gezondheidstoestand voelden (Tabel 5). Consistent daarmee vertoonden personen die in 2011 van mening waren dat hun gezondheid slechts matig, slecht of zeer slecht was in 2005 een significant hogere urinaire cadmiumwaarde (Tabel 5). Personen(mannen plus vrouwen) die in 2005 een hogere urinaire cadmiumconcentratie hadden vertoonden in 2011 een significant hogere kans op hypertensie en een trend naar een hogere kans op een "Longaandoening of verwante toestand" (tabel 9). Vrouwen die in 2005 een hogere urinaire cadmiumconcentratie hadden, vertoonden in 2011 een trend naar een hogere kans op osteoporose (tabel 10). De hogere kans op hypertensie en de trend naar een hogere kans op longproblemen waren iets meer uitgesproken bij mannen dan bij vrouwen. 2.2.4.6.5. Merker PCBs De serumconcentratie aan merker PCBs gemeten in 2005 bleek een positieve associatie te vertonen met het verschil tussen het door de deelnemers vermeld gewicht in 2011 en het gewicht gemeten in 2005 (Tabel 4). Personen die in 2011 van mening waren dat hun gezondheid slechts matig, slecht of zeer slecht was bleken een significant lagere serum merker PCB concentratie vertoond te hebben in 2005 (deze significantie verdween na bijkomende correctie voor covariaten) (tabel 5). Personen(mannen plus vrouwen) die in 2005 een hogere serum merker PCB concentratie hadden vertoonden in 2011 een sterk verminderde kans op astma of op "Longaandoening of verwante toestand" en een trend naar een lagere kans op aandoeningen gebaseerd op atheromatose (Tabel 9). Vrouwen die in 2005 een hogere serum merker PCB concentratie hadden vertoonden in 2011 een significant verlaagde kans op hypertensie (deze significantie verzwakte na bijkomende correctie voor covariaten) en een sterk en significant lagere kans op "Longaandoening of verwante toestand" (Tabel 10). Mannen die in 2005 een hogere serum merker PCB concentratie hadden vertoonden in 2011 een significant verlaagde kans op aandoeningen gebaseerd op atheromatose en een significant verlaagde kans op depressie in de laatste 10 jaar (Tabel 11).
26
27
2.2.4.6.7. PCB118. Personen(mannen plus vrouwen)die in 2005 een hogere serum PCB118 concentratie hadden vertoonden in 2011 een sterk en significant gestegen kans op diabetes en op "Diabetes of verwante toestand" (Tabel 9). De stijging in de kans op diabetes was duidelijk sterker uitgesproken bij mannen dan bij vrouwen (Tabellen 10 en 11). 2.2.4.6.8. Lood De concentratie van lood in het bloed gemeten in 2005 bleek een zwakke positieve associatie te vertonen met het verschil tussen het door de deelnemers vermeld gewicht in 2011 en het gewicht gemeten in 2005 (Tabel 4). Personen(mannen plus vrouwen) die in 2005 een hogere loodconcentratie in het bloed hadden, vertoonden in 2011 een tendens tot een lagere kans op hypertensie (Tabel 9). Deze tendens bleek zwakker na bijkomende correctie voor covariaten. In het licht van mechanistische informatie is het causaal karakter van deze associatie weinig waarschijnlijk. Mannen die in 2005 een hogere loodconcentratie in het bloed hadden vertoonden in 2011 een tendens tot grotere kans op "Neurodegeneratieve ziekte of mogelijk voorstadium". Deze tendens bleek zwakker na bijkomende correctie voor covariaten (Tabel 11). In mechanistische termen is dit verband begrijpelijk omdat de neurotoxische effecten van lood goed gekend zijn. 2.2.4.6.9. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAKs), gemeten via 1‐hydroxypyreen in urine Mannen die in 2005 een hogere urinaire 1‐hydroxypyreen concentratie hadden vertoonden in 2011 een trend naar een hogere kans op hypertensie, en deze associatie werd enigszins sterker en significant na bijkomende correctie voor covariaten (Tabel 11). 2.2.4.6.10. Pesticiden Externe blootstelling aan pesticiden (pesticidengebruik in kg per vierkante kilometer per gemeente) bleek geassocieerd aan een zwakke trend voor een verlies aan gewicht (tabel 4). Het gebruik van pesticiden zoals bekend in 2005 bij de overheid, in kg per vierkante kilometer per gemeente, vertoont bij mannen (tabel 11), maar niet bij vrouwen (tabel 10) een significante positieve associatie met de kans op ziektetoestanden hoofdzakelijk berustend op de vorming van atheromata (hartinfarct, cerebrovasculair accident, angina pectoris). Externe blootstelling aan pesticiden bleek significant geassocieerd aan een vermindering van de kans op "Longaandoening of verwante toestand" zowel bij mannen en vrouwen samen (Tabel 9) als bij vrouwen afzonderlijk (Tabel 10), maar niet bij mannen afzonderlijk (Tabel 11). 2.2.4.6.11. Verkeer. Totale blootstelling aan verkeer, zoals bevraagd in 2005, was, voor mannen en vrouwen samen, geassocieerd met een zwakke trend naar meer kans op osteoporose en meer kans op "Osteoporose of verwante toestand" (Tabel 9). Totale blootstelling aan verkeer, zoals bevraagd in 2005, was, voor mannen en vrouwen samen geassocieerd met een significante en duidelijke toename van de kans op diabetes. De associatie met diabetes was nog sterker uitgesproken voor deelname aan verkeer zoals bevraagd in 2005. Met "Diabetes of verwante toestand" werden gelijkaardige associaties vastgesteld (Tabel 9). Residentiële blootstelling aan verkeer, zoals bevraagd in 2005, was, voor mannen en vrouwen samen geassocieerd met een lichte maar significante stijging van de kans op hypertensie. Voor totale blootstelling aan verkeer, zoals bevraagd in 2005, werd een gelijkaardige significante associatie waargenomen (Tabel 9). Associaties van dezelfde sterkte werden ook waargenomen 27
28
voor mannen en vrouwen apart, maar deze associaties waren niet statistisch significant (Tabellen 10 en 11). Totale blootstelling aan verkeer, zoals bevraagd in 2005, was, voor mannen en vrouwen samen geassocieerd met een significante toename van de kans op "Longaandoening of verwante toestand" (tabel 9). Ook voor vrouwen apart was dit het geval, maar niet of duidelijk minder voor mannen (Tabellen 10 en 11). Dat blootstelling aan verkeer hormoonverstorende effecten zou hebben kan mogelijk berusten op het gegeven dat polycyclische aromatische koolwaterstoffen, aanwezig in de uitstoot van voertuigen met ontploffingsmotoren, de Aryl Hydrocarbon receptor (AHR) kunnen activeren. Andrysik et al. (2011) stelden vast dat polycyclische aromatische koolwaterstoffen en hun polaire derivaten aanwezig in de organische fractie van luchtpollutie krachtige inductoren waren van een reeks AHR‐gemedieerde effecten. Activatie van de AHR receptor zou een belangrijk aandeel kunnen hebben in de toxische effecten van luchtpollutie. Volgens Andrysik et al. (2011) zouden dergelijke toxische effecten voorkomen bij concentraties die lager zijn dan deze waarbij DNA schade optreedt. 2.2.4.6.12. Complexe blootstelllingen Middels het optellen van z‐waarden berekend voor afzonderlijke polluenten werden parameters bekomen die een maat geven voor complexe blootstellingen. Elke afzonderlijke polluent krijgt daarbij ongeveer hetzelfde gewicht. Voor de parameter "Som van Z waarden van urinair cadmium/g creatinine en 1‐ hydroxypyreen /g creatinine" werden slechts marginaal significante trends vastgesteld, maar voor elk van de andere drie aangewende parameters ("Som van de z waarden voor cadmium, tt‐ muconzuur, 1‐hydroxypyreen in urine en voor serum concentraties van PCBs en PCB118", "Som van Z waarden van organochloorverbindingen" en " Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en urinair cadmium µg/g creatinine") werden significante associaties waargenomen (Tabel 8). De belangrijkste parameter voor complexe blootstelling lijkt " Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en urinair cadmium µg/g creatinine" te zijn die het effect van de wellicht meest belangrijke polluenten in deze studie integreert. Deze parameter vertoonde significante positieve associaties met het risico op "osteoporose of verwante toestand", op"diabetes ooit", op "diabetes of verwante toestand", op "hypertensie”en, bij de man, op "atheroma" (Tabel 8). Belangwekkend is ook dat deze parameter met bijna alle ongunstige gezondheidstoestanden een positieve associatie vertoont, slechts zelden een negatieve: bij mannen en vrouwen samen werden, in analyses waarbij enkel met verstorende factoren werd rekening gehouden, 11 positieve associaties vastgesteld tegen 2 negatieve (binomiale p= 0.0225); in analyses waarbij ook covariaten in rekening werden gebracht: 12 positieve, 1 negatieve (binomiale p= 0.0034). Bij mannen alleen, in analyses waarbij enkel met verstorende factoren werd rekening gehouden, werden 14 positieve associaties vastgesteld tegen 1 negatieve (binomiale p= 0.0010); in analyses waarbij ook covariaten in rekening werden gebracht: werden 12 positieve en 3 negatieve (binomiale p= 0.035) associaties vastgesteld. Bij vrouwen alleen, in analyses waarbij enkel met verstorende factoren werd rekening gehouden, werden 13 positieve associaties vastgesteld tegen 3 negatieve (binomiale p= 0.021); in analyses waarbij ook covariaten in rekening werden gebracht: werden 14 positieve en 2 negatieve (binomiale p= 0.0042) associaties vastgesteld.
28
29
Tabel 8a. Logistische regressie voor verbanden tussen op atheromatoze berustende toestanden en complexe blootstellingen. Gezondheids‐ Blootstelling Modela Coefficiënt in Coefficiënt in p toestand of Logistische Logistische ziekte regressieb regressie 95%CIb Atheroma (man+vrouw)
Som van Z waarden voor verst 0,099 ‐0,012/0,210 0,080 TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine Atheroma Som van Z waarden voor cov 0,052 ‐0,067/0,171 0,39 (man+vrouw) TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine Atheroma (Man) Som van Z waarden voor verst 0,191 0,017/ 0,3667 0,031 TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine Atheroma (Man) Som van Z waarden voor cov 0,086 ‐0,113/0,284 0,39 TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine a De multipele logistische regressie omvat ofwel alleen de verstorende factoren (verst.) ofwel zowel de verstorende factoren als de covariaten (cov.) b Hieronder enkele berekeningen om de betekenis van de coefficient te illustreren: Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.1 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.2 of een Odds ratio van 1.22 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.2 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.4 of een Odds ratio van 1.49 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.4 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.8 of een Odds ratio van 2.23 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Tussen de P10 en de p90 van de parameter "Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine" liggen 3.90 eenheden verschil Voorbeeld: Voor atheroma bedraagt de odds ratio voor een z‐waarde =p90 tov z‐waarde=p10 voor de parameter ”Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine” 1,47 (correctie voor verstorende factoren).
29
30
Tabel 8b. Logistische regressie voor verbanden tussen diabetes en complexe blootstellingen. Gezondheids‐ Blootstelling Modela Coefficiënt in Coefficiënt in p toestand of ziekte Logistische Logistische regressieb regressie 95%CIb Diabetes bij Som van Z waarden van verst 0,177 0,082/0,27 0,0002 mannen organochloorverbin‐ dingen Diabetes bij Som van Z waarden van verst 0,114 0,054/0,175 0,0002 mannen en organochloorverbin‐ vrouwen dingen Som van Z waarden van verst 0,087 0,036/0,138 0,0007 Diabetes of organochloorverbindin‐ verwante gen toestand bij mannen en vrouwen Verst. 0,231 0,089/0,373 0,0014 Diabetes ooit Som van Z waarden (man+vrouw) voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine Cov. 0,181 0,015/0,347 0,032 Diabetes ooit Som van Z waarden (man+vrouw) voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine verst 0,178 0,065/0,291 0,0020 Diabetes of Som van Z waarden verwante toestand voor TEQ pg/g vet, HCB (man+vrouw) ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine cov 0,151 0,025/0,277 0,019 Diabetes of Som van Z waarden verwante toestand voor TEQ pg/g vet, HCB (man+vrouw) ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine verst 0,247 0,020/0,473 0,032 Diabetes ooit Som van Z waarden (Man) voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine cov 0,201 ‐0,077/0,478 0,15 Diabetes ooit Som van Z waarden (Man) voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine Diabetes of Som van Z waarden verst 0,214 0,034/0,394 0,019 verwante toestand voor TEQ pg/g vet, HCB (Man) ng/g vet en Urinair 30
31
cadmium µg/g creatinine cov 0,164 ‐0,040/0,368 0,11 Diabetes of Som van Z waarden verwante toestand voor TEQ pg/g vet, HCB (Man) ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine verst 0,225 0,039/0,412 0,018 Diabetes ooit Som van Z waarden (vrouw) voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine cov 0,153 ‐0,065/0,371 0,15 Diabetes ooit Som van Z waarden (vrouw) voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine verst 0,153 0,006/0,301 0,041 Diabetes of Som van Z waarden verwante toestand voor TEQ pg/g vet, HCB (vrouw) ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine cov 0,141 ‐0,023/0,304 0,091 Diabetes of Som van Z waarden verwante toestand voor TEQ pg/g vet, HCB (vrouw) ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine a De multipele logistische regressie omvat ofwel alleen de verstorende factoren (verst.) ofwel zowel de verstorende factoren als de covariaten (cov.) b Hieronder enkele berekeningen om de betekenis van de coefficient te illustreren: Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.1 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.2 of een Odds ratio van 1.22 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.2 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.4 of een Odds ratio van 1.49 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.4 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.8 of een Odds ratio van 2.23 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Tussen de P10 en de p90 van de parameter " Som van Z waarden van organochloorverbindingen " liggen 6.90 eenheden verschil. Voorbeeld: Voor diabetes bij de man bedraagt de odds ratio voor een z‐waarde =p90 tov z‐ waarde=p10 voor de parameter ” Som van Z waarden van organochloorverbindingen” 3.39 (correctie voor verstorende factoren).
31
32
Tabel 8c. Logistische regressie voor verbanden tussen hypertensie en complexe blootstellingen. Gezondheids‐ Blootstelling Modela Coefficiënt in Coefficiënt in p toestand of ziekte Logistische Logistische regressieb regressie 95%CIb Hypertensie bij Som van Z waarden van verst 0,057 0,015/0,098 0,0076 mannen en organochloorverbin‐ vrouwen dingen Hypertensie bij Som van Z waarden van cov 0,042 ‐0,002/0,086 0,058 mannen en organochloorverbin‐ vrouwen dingen 0,114 ‐0,004/0,283 0,056 Hypertensie bij Som van Z waarden van verst mannen urinair cadmium/g creatinine en 1‐ hydroxypyreen /g creatinine 0,126 ‐0,018/0,271 0,086 Hypertensie bij Som van Z waarden van cov mannen urinair cadmium/g creatinine en 1‐ hydroxypyreen /g creatinine Hypertensie bij Som van Z waarden van verst 0,093 0,026/0,160 0,0066 mannen organochloorverbin‐ dingen Hypertensie bij Som van Z waarden van cov 0,060 ‐0,011/0,131 0,097 mannen organochloorver‐ bindingen Hypertensie bij Som van Z waarden van verst 0,029 ‐0,025/0,084 0,28 vrouwen organochloorverbin‐ dingen verst 0,147 0,060/0,234 0,0009 Hypertensie Som van Z waarden (man+vrouw) voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine cov 0,116 0,021/0,211 0,016 Hypertensie Som van Z waarden (man+vrouw) voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine verst 0,199 0,049/0,349 0,0093 Hypertensie (Man) Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine Hypertensie (Man) Som van Z waarden Cov 0,153 ‐0,014/0,319 0,072 voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g 32
33
creatinine verst 0,110 0,110/0,218 0,046 Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine cov 0,088 ‐0,030/0,206 0,14 Hypertensie Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine a De multipele logistische regressie omvat ofwel alleen de verstorende factoren (verst.) ofwel zowel de verstorende factoren als de covariaten (cov.) b Hieronder enkele berekeningen om de betekenis van de coefficient te illustreren: Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.1 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.2 of een Odds ratio van 1.22 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.2 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.4 of een Odds ratio van 1.49 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.4 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.8 of een Odds ratio van 2.23 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Tussen de P10 en de p90 van de parameter "Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine" liggen 3.90 eenheden verschil. Voorbeeld: Voor hypertensie (man en vrouw samen) bedraagt de odds ratio voor een z‐waarde =p90 tov z‐waarde=p10 voor de parameter “Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine”1,77 (correctie voor verstorende factoren). Hypertensie
33
34
Tabel 8d. Logistische regressie voor verbanden tussen osteoporose en complexe blootstellingen. Gezondheids‐ Blootstelling Modela Coefficiënt in Coefficiënt in p toestand of ziekte Logistische Logistische regressieb regressie 95%CIb ‐0,016/0,16 0,11 Osteoporose bij Som van de z waarden Verst. 0,073 mannen en voor cadmium, tt‐ vrouwen muconzuur, 1‐ hydroxypyreen in urine en voor serum concentraties van PCBs en PCB118 0,102 0,009/0,194 0,030 Osteoporose bij Som van de z waarden Cov. mannen en voor cadmium, tt‐ vrouwen muconzuur, 1‐ hydroxypyreen in urine en voor serum concentraties van PCBs en PCB118 ‐0,009/0,105 0,100 Osteoporose of Som van de z waarden Verst. 0,048 verwante toestand voor cadmium, tt‐ bij mannen en muconzuur, 1‐ vrouwen hydroxypyreen in urine en voor serum concentraties van PCBs en PCB118 0,059 0,002/0,117 0,044 Osteoporose of Som van de z waarden Cov. verwante toestand voor cadmium, tt‐ bij mannen en muconzuur, 1‐ vrouwen hydroxypyreen in urine en voor serum concentraties van PCBs en PCB118 0,003/0,195 0.044 Osteoporose bij Som van de z waarden Verst. 0,099 vrouwen voor cadmium, tt‐ muconzuur, 1‐ hydroxypyreen in urine en voor serum concentraties van PCBs en PCB118 0,134 0,033/0,235 0,0094 Osteoporose bij Som van de z waarden Cov. vrouwen voor cadmium, tt‐ muconzuur, 1‐ hydroxypyreen in urine en voor serum concentraties van PCBs en PCB118 Osteoporosis of Som van Z waarden verst 0,112 0,021/0,202 0,015 verwante toestand voor TEQ pg/g vet, HCB 34
35
(man+vrouw)
ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine Cov. 0,128 0,0338/0,2228 0,0079 Osteoporosis of Som van Z waarden verwante toestand voor TEQ pg/g vet, HCB (man+vrouw) ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine verst 0,125 0,015/0,234 0,026 Osteoporose of Som van Z waarden verwante voor TEQ pg/g vet, HCB toestand (vrouw) ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine cov 0,127 0,012/0,243 0,030 Osteoporose of Som van Z waarden verwante voor TEQ pg/g vet, HCB toestand (vrouw) ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine a De multipele logistische regressie omvat ofwel alleen de verstorende factoren (verst.) ofwel zowel de verstorende factoren als de covariaten (cov.) b Hieronder enkele berekeningen om de betekenis van de coefficient te illustreren: Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.1 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.2 of een Odds ratio van 1.22 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.2 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.4 of een Odds ratio van 1.49 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.4 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.8 of een Odds ratio van 2.23 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Tussen de P10 en de p90 van de parameter "Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine" liggen 3.90 eenheden verschil Voorbeeld: Voor osteoporose of verwante toestand (man+vrouw) bedraagt de odds ratio voor een z‐waarde =p90 tov z‐waarde=p10 voor de parameter “Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine” 1.65 (correctie voor verstorende factoren en covariaten).
35
36
Tabel 8e. Logistische regressie voor verbanden tussen longaandoeningen en complexe blootstellingen. Gezondheids‐ Blootstelling Modela Coefficiënt in Coefficiënt in p toestand of ziekte Logistische Logistische regressieb regressie 95%CIb Som van Z waarden van verst ‐0,066 ‐0,122/‐0,009 0,022 Longaandoening organochloor‐ of verwante verbindingen toestand bij mannen en vrouwen Longaandoening Som van Z waarden van verst ‐0,089 ‐0,167/‐0,011 0,024 of verwante organochloor‐ toestand bij verbindingen vrouwen a De multipele logistische regressie omvat ofwel alleen de verstorende factoren (verst.) ofwel zowel de verstorende factoren als de covariaten (cov.) b Hieronder enkele berekeningen om de betekenis van de coefficient te illustreren: Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.1 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.2 of een Odds ratio van 1.22 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.2 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.4 of een Odds ratio van 1.49 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.4 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.8 of een Odds ratio van 2.23 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Tussen de P10 en de p90 van de parameter “Som van Z waarden van organochloor‐verbindingen” liggen 6,90 eenheden verschil. Voorbeeld: Voor longaandoeningen of verwante toestanden bij de vrouw bedraagt de odds ratio voor een z‐waarde =p90 tov z‐waarde=p10 voor de parameter “Som van Z waarden van organochloor‐verbindingen” 0.54 (correctie voor verstorende factoren).
36
37
Tabel 8f. Logistische regressie voor verbanden tussen neurodegeneratieve aandoeningen of depressie en complexe blootstellingen. Gezondheids‐ Blootstelling Modela Coefficiënt in Coefficiënt in p toestand of ziekte Logistische Logistische regressieb regressie 95%CIb 0,087 ‐0,005/0,178 0,063 Neurodegeneratie Som van Z waarden van verst urinair cadmium/g ve ziekte of creatinine en 1‐ mogelijk hydroxypyreen /g voorstadium bij creatinine mannen en vrouwen 0,099 0,015/0,182 0,020 Neurodegeneratie Som van de z waarden verst voor cadmium, tt‐ ve ziekte of muconzuur, 1‐ mogelijk hydroxypyreen in urine voorstadium bij en voor serum vrouwen concentraties van PCBs en PCB118 0,096 0,011/0,181 0,026 Neurodegeneratie Som van de z waarden cov voor cadmium, tt‐ ve ziekte of muconzuur, 1‐ mogelijk hydroxypyreen in urine voorstadium bij en voor serum vrouwen concentraties van PCBs en PCB118 0,114 ‐0,016/0,244 0,085 Neurodegeneratie Som van Z waarden van verst urinair cadmium/g ve ziekte of creatinine en 1‐ mogelijk hydroxypyreen /g voorstadium bij creatinine vrouwen 0,112 ‐0,019/0,244 0,094 Neurodegeneratie Som van Z waarden van cov urinair cadmium/g ve ziekte of creatinine en 1‐ mogelijk hydroxypyreen /g voorstadium bij creatinine vrouwen Depressie bij Som van Z waarden van verst ‐0,079 ‐0,168/0,009 0,078 mannen organochloorverbindin gen Depressie bij Som van Z waarden van cov ‐0,100 ‐0,195/‐0,006 0,037 mannen organochloorverbindin gen 0,096 0,0145/0,177 0,020 Depressie bij Som van de z waarden verst vrouwen voor cadmium, tt‐ muconzuur, 1‐ hydroxypyreen in urine en voor serum concentraties van PCBs en PCB118 37
38
0,092 0,011/0,174 0,026 Som van de z waarden cov voor cadmium, tt‐ muconzuur, 1‐ hydroxypyreen in urine en voor serum concentraties van PCBs en PCB118 a De multipele logistische regressie omvat ofwel alleen de verstorende factoren (verst.) ofwel zowel de verstorende factoren als de covariaten (cov.) b Hieronder enkele berekeningen om de betekenis van de coefficient te illustreren: Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.1 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.2 of een Odds ratio van 1.22 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.2 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.4 of een Odds ratio van 1.49 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.4 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.8 of een Odds ratio van 2.23 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Tussen de P10 en de p90 van de parameter " Som van Z waarden van urinair cadmium/g creatinine en 1‐hydroxypyreen /g creatinine " liggen 2,67 eenheden verschil. Voorbeeld: Voor “Neurodegeneratieve ziekte of mogelijk voorstadium” bij vrouwen bedraagt de odds ratio voor een z‐waarde =p90 tov z‐waarde=p10 voor de parameter " Som van Z waarden van urinair cadmium/g creatinine en 1‐hydroxypyreen /g creatinine " 1.36 (correctie voor verstorende factoren). Depressie bij vrouwen
38
39
Tabel 8g. Logistische regressie voor verbanden tussen subjectief gevoel van gezondheid en complexe blootstellingen. Gezondheids‐ Blootstelling Modela Coefficiënt in Coefficiënt in p toestand of ziekte Logistische Logistische regressieb regressie 95%CIb verst 0,121 ‐0,021/0,264 0,095 Gezondheid niet Som van Z waarden "zeer goed" voor TEQ pg/g vet, HCB (vrouw) ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine cov 0,094 ‐0,052/0,2392 0,20 Gezondheid niet Som van Z waarden "zeer goed" voor TEQ pg/g vet, HCB (vrouw) ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine a De multipele logistische regressie omvat ofwel alleen de verstorende factoren (verst.) ofwel zowel de verstorende factoren als de covariaten (cov.) b Hieronder enkele berekeningen om de betekenis van de coefficient te illustreren: Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.1 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.2 of een Odds ratio van 1.22 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.2 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.4 of een Odds ratio van 1.49 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Een waarde van de coëfficient in de logistische regressie = 0.4 geeft een Ln (Odds ratio voor z= 2 tov z=0)=0.8 of een Odds ratio van 2.23 voor een z waarde =2 tov een z waarde =0. Tussen de P10 en de p90 van de parameter "Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine" liggen 3.90 eenheden verschil. Voorbeeld: Voor “Gezondheid niet zeer goed” bij de vrouw bedraagt de odds ratio voor een z‐ waarde =p90 tov z‐waarde=p10 voor de parameter “Som van Z waarden voor TEQ pg/g vet, HCB ng/g vet en Urinair cadmium µg/g creatinine” 1.60 (correctie voor verstorende factoren).
39
40
Tabel 9. Odds ratio's voor ziektetoestanden in functie van blootstellingen (Mannen en vrouwen samen) Gezondheidstoe Blootstelling Modela Odds ratio voor Odds ratio voor p stand of ziekte verdubbeling verdubbeling van van blootstelling blootstelling 95%CI Osteoporosis Totale blootstelling aan Verst. 1,27 ,98/ 1,66 0,077 verkeer Osteoporosis Totale blootstelling aan cov 1,30 ,98/ 1,73 0,070 verkeer Osteoporose of Totale blootstelling aan cov 1,17 ,99/ 1,39 0,067 verwante verkeer toestand Kanker Dioxine‐achtige activiteit verst 1,22 1,00/1,49 0.048 pgTEQ/g bloedvet Kanker Dioxine‐achtige activiteit cov 1,23 1,01/ 1,51 0,043 pgTEQ/g bloedvet Diabetes Dioxine‐achtige activiteit verst 1,43 1,10/ 1,87 0,0073 pgTEQ/g bloedvet Diabetes Dioxine‐achtige activiteit cov 1,45 1,09/ 1,94 0,011 pgTEQ/g bloedvet Diabetes Dioxine‐achtige activiteit verst 1,48 1,10/ 1,98 0,0088 pgTEQ/g serum Diabetes Merker PCBs ng/g verst 1,11 ,68/ 1,82 0,67 bloedvet Diabetes HCB ng/g bloedvet verst 2,37 1,62/ 3,47 0,0000 09 Diabetes HCB ng/g bloedvet cov 1,63 1,07/ 2,50 0,024 Diabetes DDE ng/g bloedvet verst 1,22 1,00/ 1,48 0,051 Diabetes DDE ng/g bloedvet cov 1,074 ,86/ 1,34 0,52 Diabetes PCB 118 ng/g bloedvet verst 1,784 1,28/ 2,46 0,0006 Diabetes PCB 118 ng/g bloedvet cov 1,699 1,16/ 2,48 0,0061 Diabetes Verkeer Deelname verst 1,64 1,25/ 2,15 0,0004 Diabetes Verkeer Deelname cov 1,74 1,29/ 2,34 0,0002 Diabetes Verkeer totaal verst 1,49 1,10/ 2,01 0,0094 Diabetes Verkeer totaal cov 1,46 1,05/ 2,03 0,026 Diabetes of Dioxine‐achtige activiteit verst 1,32 1,10/ 1,58 0,0031 verwante pgTEQ/g bloedvet 40
toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Atheroma
Atheroma Atheroma
Atheroma
41
Dioxine‐achtige activiteit cov pgTEQ/g bloedvet
1,31
1,08/ 1,598
0,0073
Dioxine‐achtige activiteit verst pgTEQ/g serum
1,43
1,17/ 1,76
0,0006
Dioxine‐achtige activiteit cov pgTEQ/g serum
1,40
1,12/ 1,73
0,0025
HCB ng/g bloedvet
verst
1,62
1,23/ 2,14
0,0006
HCB ng/g bloedvet
cov
1,24
,91/ 1,69
0,16
DDE ng/g bloedvet
verst
1,20
1,04/ 1,39
DDE ng/g bloedvet
cov
1,11
0,95/ 1,30
0,013 0,19
PCB 118 ng/g bloedvet
verst
1,53
1,20/ 1,96
0,0006
PCB 118 ng/g bloedvet
cov
1,47
1,12/ 1,93
0,0051
Verkeer Deelname
verst
1,33
1,09/1,63
0,0055
Verkeer Deelname
cov
1,35
1,09/ 1,67
Verkeer totaal
verst
1,27
1,02/1,58
0,0063 0,032
Verkeer totaal
cov
1,24
,98/ 1,57
Dioxine‐achtige activiteit verst pgTEQ/g bloedvet
1,16
0,98/1,38
Dioxine‐achtige activiteit cov pgTEQ/g bloedvet Merker PCBs ng/g verst bloedvet
1,07
0,75
,53/,53
Merker PCBs ng/g bloedvet
,75
,52/1,07
cov
41
0,070 0,083 0,45 0,096 0,107
42
Atheroma
DDE ng/g bloedvet
verst
,90
,79/ 1,029
Atheroma
DDE ng/g bloedvet
cov
,88
,77/ 1,01
Hypertensie
Dioxine‐achtige activiteit verst pgTEQ/g bloedvet Dioxine‐achtige activiteit cov pgTEQ/g bloedvet
1,17
1,03/ 1,32
1,15
1,00/ 1,31
Hypertensie
HCB ng/g bloedvet
verst
1,42
1,16/ 1,72
Hypertensie
HCB ng/g bloedvet
cov
1,08
,87/ 1,34
Hypertensie
DDE ng/g bloedvet
verst
1,14
1,03/ 1,27
Hypertensie
DDE ng/g bloedvet
cov
1,09
Hypertensie
Urinair cadmium µg/g Creatinine
verst
1,26
,98/ 1,21 1,04/ 1,53
Hypertensie
cov
1,45
1,17/ 1,79
Hypertensie
Urinair cadmium µg/g Creatinine Bloedlood µg/liter
verst
,85
,717/ 1,03
Hypertensie
Bloedlood µg/liter
cov
,91
Hypertensie
Totale verkeersblootstelling
verst
1,17
1,01/ 1,36
Hypertensie
cov
1,17
1,00/ 1,37
Hypertensie
Totale verkeersblootstelling Verkeer residentiëel
verst
1,08
1,01/ 1,15
Hypertensie
Verkeer residentiëel
cov
1,08
1,01/ 1,16
Astma
Merker PCBs ng/g bloedvet Merker PCBs ng/g bloedvet
verst
,47
,25/,87
cov
,48
,24/,94
Hypertensie
Astma
42
0,10 0,058 0,014 0,043 0,0005 0,48 0,0092 0,12 0,020 0,0006 0,094 0,34 0,036 0,051 0,018 0,028 0,015 0,031
Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand
43
Merker PCBs ng/g bloedvet
verst
,64
,48/ ,86
0,0030
Merker PCBs ng/g bloedvet
cov
,65
,47/ ,88
0,0058
DDE ng/g bloedvet
verst
,89
,80/ 1,00
DDE ng/g bloedvet
cov
,87
,77/ ,98
0,050 0,018
Urinair cadmium µg/g Creatinine
verst
1,18
,95/ 1,47
0,15
Urinair cadmium µg/g Creatinine
cov
1,22
,96/ 1,56
0,10
Pesticiden
verst
,87
,79/ ,95
0,0019
Pesticiden
cov
,86
,79/ ,95
Verkeer totaal
verst
1,25
1,05 / 1,49
0,0025 0,012 0,022
Longaandoening Verkeer totaal cov 1,25 1,03/ 1,52 of verwante toestand a De multipele logistische regressie omvat ofwel alleen de verstorende factoren (verst.) ofwel zowel de verstorende factoren als de covariaten (cov.)
43
44
Tabel 10. Vrouwen. Odds ratio's voor ziektetoestanden in functie van blootstellingen Gezondheids‐ Blootstelling Modela Odds ratio voor Odds ratio voor toestand of verdubbeling verdubbeling van ziekte van blootstelling 95%CI blootstelling Osteoporosis of Urinair cadmium verst. 1,26 0,97/ 1,63 verwante toestand Osteoporosis of Urinair cadmium cov 1,27 ,961/ 1,677 verwante toestand Kanker Dioxine‐achtige verst. 1.34 1.04/1.72 activiteit pgTEQ/g bloedvet Kanker Dioxine‐achtige cov 1,32 1,02/1,71 activiteit pgTEQ/g bloedvet Diabetes Dioxine‐achtige verst. 1,45 1,00/ 2,12 activiteit pgTEQ/g bloedvet Diabetes Dioxine‐achtige cov 1,50 1,019/ 2,22 activiteit pgTEQ/g bloedvet Diabetes HCB ng/g vet verst. 2,23 1,29/ 3,86
p
0,085 0.092 0,023 0,033 0.052
0,0453 0,0043 0,36 0,027
Diabetes
HCB ng/g vet
cov
1,33
,72/ 2,48
Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes
Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g bloedvet Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g bloedvet Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g serumb Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g serumb HCB ng/g bloedvet
verst.
1,36
1,04/ 1,77
cov
1,38
1,04/ 1,82
verst.
1,42
1,06/ 1,90
cov
1,39
1,03/1,86
0,031
verst.
1,61
1,07/ 2,42
0,022
HCB ng/g bloedvet
cov
1,27
,81/2,01
0,30
PCB118 ng/g bloedvet PCB118 ng/g bloedvet
verst
1,52
,942/2,442
cov
1,47
,84/2,58
0,086 0,18
Diabetes
44
0,025 0,017
Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Atheroma
45
PCB 118 ng/g bloedvet
verst.
1,50
1,04/ 2,16
0,031
PCB 118 ng/g bloedvet
cov
1,52
1,01/2,29
0,045
verst.
1,11
,87/1,41
cov
1,09
1,09/1,40
cov
,97
,57/ 1,63
Atheroma
Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g bloedvet Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g bloedvet Merker PCBs ng/g bloedvet DDE ng/g bloedvet
cov
,98
,81/ 1,19
Atheroma
HCB ng/g bloedvet
cov
,97
Atheroma
pesticiden
cov
1,00
,64/ 1,45 ,86/ 1,16
Hypertensie
verst.
1,15
,97/ 1,367
cov
1,16
,97/1,40
0,11
verst.
,71
,50/ 1,01
cov
,99
,99/1,46
Hypertensie
Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g bloedvet Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g bloedvet Merker pCBs ng/g bloedvet Merker pCBs ng/g bloedvet HCB ng/g bloedvet
0,41 0,51 0,90 0,87 0,86 0,99 0,11
verst
1,30
,99/ 1,70
Hypertensie
HCB ng/g bloedvet
,96
,70/ 1,31
Hypertensie
DDE ng/g bloedvet
verst.
1,03
,90/ 1,18
Hypertensie
DDE ng/g bloedvet
cov
,99
,85/1,15
Hypertensie
Urinair cadmium µg/g creatinine Urinair cadmium µg/g creatinine Residentiëel verkeer Residentiëel verkeer Verkeer totaal
verst.
1,18
,91/ 1,53
cov
1,38
1,03/1,83
verst.
1,07
,98/ 1,17
cov
1,08
,98/1,19
verst.
1,17
,95/ 1,43
0,056 0,94 0,059 0,79 0,64 0,86 0,20 0,030 0,11 0,11 0,14
Atheroma
Atheroma
Hypertensie
Hypertensie Hypertensie
Hypertensie Hypertensie Hypertensie Hypertensie
45
46
Hypertensie
Verkeer totaal
cov
1,17
,94/1,47
Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand (covariaten) Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Neurodegenerat ieve ziekte of mogelijk voorstadium Neurodegenerat ieve ziekte of mogelijk voorstadium Neurodegenerat ieve ziekte of mogelijk voorstadium Neurodegenerat ieve ziekte of mogelijk voorstadium Neurodegenerat
Merker PCBs ng/g bloedvet
verst.
,48
,32/ ,73
Merker PCBs ng/g bloedvet
cov
,47
,31/ ,74
Pesticiden
verst.
,79
,70/ ,90
0,17 0,00051 0,00085 0,00044
Pesticiden
cov
,80
,70/ ,92
0,0013
Verkeer totaal
verst.
1,35
1,05/1,73
Verkeer totaal
cov
1,39
1,05/ 1,83
0,021 0,021
Urinair cadmium µg/g creatinine
verst.
1,11
,82/ 1,49
0,50
Urinair cadmium µg/g creatinine
cov
1,24
,89/ 1,72
0,20
DDE ng/g bloedvet
verst.
,88
,76/ 1,02
DDE ng/g bloedvet
Cov
,84
,71/ ,99
Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g bloedvet
verst.
1,18
,98/ 1,43
0,099 0,039 0,080
Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g bloedvet
cov
1,22
1,01/ 1,49
0,041
Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g bloedvet
Cov en HCB
1,29
1,06/ 1,59
0,012
HCB ng/g bloedvet
,71
,52/,96
0,025
HCB ng/g bloedvet
cov
,73
,53/ 1,01
0,058
46
47
ieve ziekte of mogelijk voorstadium Cov en ,69 ,49/ ,98 0,035 Neurodegenerat HCB ng/g bloedvet TEQ ieve ziekte of mogelijk voorstadium a De multipele logistische regressie omvat ofwel alleen de verstorende factoren (verst.) ofwel zowel de verstorende factoren als de covariaten (cov.). In enkele gevallen werd bijkomend gecorrigeerd voor een andere blootstellingsfactor. b Ook gecorrigeerd voor totaal bloedvet.
47
48
Tabel 11. Mannen. Odds ratio's voor ziektetoestanden in functie van blootstellingen Gezondheidstoestand Blootstelling Modela Odds ratio Odds ratio of ziekte voor voor verdubbeling verdubbeling van van blootstelling blootstelling 95%CI Diabetes Dioxine‐achtige verst. 1,48 1,01/ 2,16 activiteit pgTEQ/g bloedvet Diabetes Dioxine‐achtige cov 1,39 ,89/2,18 activiteit pgTEQ/g bloedvet Diabetes HCB ng/g vet verst. 2,46 1,44/ 4,19
p
0,045 0,15 0,00097 0,051 0,00056 0,0022 0,0026 0,019 0,0090 0,023 0,0012 0,0020 0,049
Diabetes
HCB ng/g vet
cov
1,85
1,00/3,42
Diabetes
DDE ng/g vet
verst.
1,67
1,25/ 2,24
Diabetes
DDE ng/g vet
cov
1,72
1,21/2,42
Diabetes
PCB 118 ng/g vet
verst.
2,04
1,28/ 3,25
Diabetes
PCB 118 ng/g vet
cov
1,90
1,11/3,24
Diabetes
Totale verkeersblootstel ling Totale verkeersblootstel ling Deelname aan verkeer Deelname aan verkeer
Verst.
1,73
1,15/ 2,61
cov
1,71
1,08/2,71
verst.
1,74
1,25/ 2,44
cov
1,81
1,24/2,63
Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g bloedvet Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g bloedvet Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g seruma Dioxine‐achtige activiteit pgTEQ/g seruma HCB ng/g
verst.
1,29
1,00/1,67
cov
1,22
,92/1,61
verst.
1,44
1,08/1,92
cov
1,37
,99/1,89
0,054
verst.
1,62
1,11/2,37
0,013
Diabetes
Diabetes Diabetes
Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante
48
0,17 0,014
49
toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand
bloedvet HCB ng/g bloedvet DDE ng/g bloedvet
Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand Diabetes of verwante toestand
cov
1,19
,78/1,82
verst.
1,42
1,15/ 1,75
DDE ng/g bloedvet PCB 118 ng/g bloedvet
cov
1,33
1,06/1,68
verst.
1,56
1,12/ 2,18
PCB 118 ng/g bloedvet
cov
1,42
,99/2,03
1,21
,954/ 1,54
Atheroma
Dioxine‐achtige Verst. activiteit pgTEQ/g bloedvet Atheroma Merker PCBs ng/g verst vet Atheroma (covariaten) Merker PCBs ng/g cov vet
,57
,35/,93
,57
,34/ ,94
Atheroma
verst
,79
,65/,95
cov
,76
,62/ ,93
verst
1,03
,73/1,47
cov
,91
,62/ 1,34
Cov en DDE
1,20
1,87
verst.
1,15
cov
1,19
1,02/ 1,38
DDE ng/g bloedvet Atheroma (covariaten) DDE ng/g bloedvet Atheroma HCB ng/g bloedvet Atheroma (covariaten) HCB ng/g bloedvet Atheroma (covariaten, HCB ng/g bijkomende correctie bloedvet voor DDE) Atheroma Pesticiden
1,00/1,32
Atheroma
Pesticiden
Hypertensie
Dioxine‐achtige verst. activiteit pgTEQ/g bloedvet Dioxine‐achtige cov activiteit pgTEQ/g bloedvet
1,18
,99/ 1,41
1,13
,93/1,37
HCB ng/g bloedvet HCB ng/g bloedvet DDE ng/g bloedvet
verst.
1,54
1,16/ 2,05
cov
1,19
verst.
130
1,11/ 1,51
Hypertensie (covariaten)
Hypertensie Hypertensie (covariaten) Hypertensie
49
0,42 0,0011 0,014 0,0092 0,055 0,12 0,024 0,029 0,013 0,0068 0,85 0,63 0,43 0,046 0,024 0,066 0,21 0,0028 0,28 0,00099
50
Hypertensie covariaten
DDE ng/g bloedvet
cov
1,23
1,04/ 1,45
Hypertensie
Urinair cadmium µg/g creatinine Urinair cadmium µg/g creatinine Hydroxypyreen µg/g creatinine
verst.
1,32
,98/ 1,780
cov
1,49
1,08/ 2,05
verst
1,12
,99/1,26
Hypertensie (covariaten) Hypertensie
Hydroxypyreen µg/g creatinine Verkeer residentiëel
cov
1,16
1,01/ 1,33
verst
1,090
,99/1,19
Hypertensie (covariaten) Hypertensie
Verkeer residentiëel Verkeer totaal
cov
,99/ 1,209
verst
1,09 1,179
Hypertensie (covariaten)
Verkeer totaal
cov
1,18
,94/1,49
Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand
Merker PCBs ng/g verst vet Urinair cadmium verst µg/g creatinine
,91
,59/ 1,40
1,32
,94/ 1,86
Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand Longaandoening of verwante toestand
Urinair cadmium µg/g creatinine Pesticiden
cov
1,32
,89/1,96
verst
,95
,84/ 1,08
Verkeer totaal
verst
1,20
,93/1,54
Verkeer totaal
cov
1,14
,86/1,52
Longaandoening of verwante toestand Neurodegeneratieve ziekte of mogelijk voorstadium Neurodegeneratieve ziekte of mogelijk voorstadium (covariaten) Depressie
DDE ng/g bloedvet Bloedlood µg/L
verst
,91
,77/ 1,08
verst
1,36
,98/ 1,88
0,018 0,066 0,016 0,078 0,034 0,072 0,093 0,14 0,15 0,67 0,11 0,17 0,45 0,16 0,37 0,29 0.067
Bloedlood µg/L
cov
1,21
,86/ 1,72
0,27
,52
,33/ ,81
,51
,32/ ,79
0,0035 0,0029
Hypertensie (covariaten) Hypertensie
Merker PCBs ng/g verst vet Depressie (covariaten) Merker PCBs ng/g cov vet 50
,950/1,45
51
Depressie
DDE ng/g verst ,84 ,71/ 1,00 0,044 bloedvet Depressie DDE ng/g cov ,79 ,66/ ,94 0,0087 bloedvet Depressie Deelname verst ,76 ,61/ ,94 0,012 verkeer Depressie (covariaten) Deelname cov ,74 ,60/ ,93 0,0082 verkeer a De multipele logistische regressie omvat ofwel alleen de verstorende factoren (verst.) ofwel zowel de verstorende factoren als de covariaten (cov.)
51
52
2.2.4.7. Associaties tussen regio van residentie en gezondheidstoestand Inwoners van de Fruitstreek (mannen en vrouwen samen) bleken zich meer frequent zeer gezond te voelen dan inwoners van de rest van Vlaanderen (p= 0.051; na bijkomende correctie voor covariaten: p=0.18). In contrast met voorgaande bevinding bleken zij significant meer kans te hebben op een atheromateuze aandoening en significant duidelijk meer kans te hebben op een "nierziekte of verwante toestand" (tabel 12). Voor mannen apart werd, m.b.t. het zich zeer gezond voelen, een gelijkaardige trend waargenomen (tabel 13). Mannelijke inwoners van de Fruitsteek bleken, vergeleken met mannelijke inwoners van de rest van Vlaanderen, een significant grotere kans te hebben op een atheromateuze aandoening en een tendens te vertonen naar een grotere kans op diabetes (de associatie bleek significant na correctie voor bijkomende covariaten) en een grotere kans op hypertensie (de associatie bleek significant na correctie voor bijkomende covariaten (tabel 13). Inwoners van de havenstreek van Antwerpen (mannen en vrouwen samen)bleken zich meer frequent "minder dan goed gezond" te voelen dan inwoners van de rest van Vlaanderen (p=0.13; na bijkomende correctie voor covariaten:p=0.020) en bleken een trend te vertonen naar een grotere kans op kanker (tabel 12). Mannen, afzonderlijk beschouwd, bleken eveneens zich meer frequent "minder dan goed gezond" te voelen (p= 0.048; na bijkomende correctie voor covariaten p= 0.054) en ook voor vrouwen afzonderlijk werd een gelijkaardige trend waargenomen (de trend verzwakte na bijkomende correctie voor covariaten) (tabel 14). Inwoners van de streek van Olen (mannen en vrouwen samen) bleken, vergeleken met inwoners van de rest van Vlaanderen, een trend te vertonen naar meer kans op osteoporose (de trend verzwakte na bijkomende correctie voor covariaten) en naar meer kans op "Parkinson of mogelijk voorstadium"(de associatie bleek significant na correctie voor bijkomende covariaten) (tabel 12) . Afzonderlijk beschouwd bleken alleen vrouwen een trend naar een hogere kans op osteoporose te vertonen (de trend verzwakte na bijkomende correctie voor covariaten) (tabel 14). Inwoners van de streek rond het Albertkanaal bleken, vergeleken met inwoners van de rest van Vlaanderen, een significant verhoogde kans op "Longaandoening of verwante toestand" te vertonen (deze associatie was niet langer significant na bijkomende correctie voor covariaten) en een trend naar een hogere kans op astma (deze associatie bleek significant na correctie voor bijkomende covariaten) (Tabel 12). Mannen die in de streek rond het Albertkanaal wonen bleken zich enigszins minder frequent "zeer gezond" te voelen (Tabel 13).
52
53
Tabel 12. Mannen en vrouwen. Odds ratio's voor gezondheidstoestand in functie van regio Gezondheidstoestand Streek Modela Odds ratio Odds ratio p of ziekte vergeleken met vergeleken rest van met rest van Vlaanderen Vlaanderen 95%CI Niet "Zeer goed Fruitstreek verst ,796 ,632 / 1,001 0,051 gezond Niet "Zeer goed Fruitstreek cov ,847 ,666 / 1,077 0,18 gezond Gezondheid minder Antwerpen verst 1,337 1,063/ 1,681 dan goed haven 0,013 Gezondheid minder Antwerpen cov 1,319 1,044/1,667 0,020 dan goed haven Gezondheid minder Landelijk verst ,843 ,657/ 1,081 0,18 dan goed Gezondheid minder Landelijk cov ,843 ,651/1,090 0,19 dan goed Osteoporosis Olen verst 1,291 ,959/1,739 0,093 Osteoporosis Olen cov 1,160 ,844/1,594 0,36 Kanker Antwerpen verst 1,320 ,986/ 1,768 0,062 haven Kanker Antwerpen cov 1,288 ,954/1,739 0,099 haven Atheroma Fruitstreek verst 1,446 1,127/1,854 0,0037 Atheroma Fruitstreek cov 1,489 1,152/1,924 0,0023 Longaandoening of Albertkanaal verst 1,249 1,004/ 1,553 0,046 verwante toestand Longaandoening of Albertkanaal cov 1,180 ,921/1,513 0,19 verwante toestand Astma Albertkanaal verst 1,423 ,945/2,145 0,091 Astma Albertkanaal cov 1,241 ,750/2,053 0,40 Nierziekte of verwante Fruitstreek verst 1,773 1,188/ 2,645 0,0050 toestand Nierziekte of verwante Fruitstreek cov 1,870 1,244/2,811 0,0026 toestand Parkinson of mogelijk Olen verst 1,384 ,960/ 1,997 0,082 voorstadium Parkinson of mogelijk Olen cov 1,480 1,016/2,156 0,041 voorstadium 53
54
Parkinson of mogelijk Albertkanaal verst 1,291 ,944/1,291 0,19 voorstadium Parkinson of mogelijk Albertkanaal cov 1,426 ,767/2,154 0,092 voorstadium a De multipele logistische regressie omvat ofwel alleen de verstorende factoren (verst.) ofwel zowel de verstorende factoren als de covariaten (cov.).
54
55
Tabel 13. Mannen . Odds ratio's voor gezondheidstoestand in functie van regio Gezondheidstoestand Streek Modela Odds ratio Odds ratio of ziekte vergeleken vergeleken met rest van met rest van Vlaanderen Vlaanderen 95%CI Niet "Zeer goed Albertkanaal verst 1,502 ,967/ 2,332 gezond Niet "Zeer goed Albertkanaal cov 1,456 ,931/2,276 gezond Niet "Zeer goed Fruitstreek verst ,764 ,558/ 1,047 gezond Niet "Zeer goed Fruitstreek cov ,748 ,542/1,033 gezond Niet "Zeer goed Landelijk verst ,782 ,576/ 1,062 gezond Niet "Zeer goed Landelijk cov ,752 ,551/1,027 gezond Minder dan goede Antwerpen verst 1,423 1,003/2,020 gezondheid haven Minder dan goede Antwerpen cov 1,421 ,993/2,034 gezondheid haven Diabetes Fruitstreek verst 1,510 ,964/2,364
p
0,070 0.099 0,094 0,078 0,12 0,074 0,04 0,054 0,072 Diabetes Fruitstreek cov 1,772 1,035/3,034 0,037 Hypertensie Fruitstreek verst 1,305 ,981/ 1,735 0,068 Hypertensie Fruitstreek cov 1,552 1,133/2,127 0,0062 Atheroma Fruitstreek verst 1,452 1,036/2,036 0,031 Atheroma Fruitstreek cov 1,524 1,070/2,171 0,020 Depressie Fruitstreek verst 1,293 0,11 Depressie Fruitstreek cov 1,238 ,895/1,714 0,20 a De multipele logistische regressie omvat ofwel alleen de verstorende factoren (verst.) ofwel zowel de verstorende factoren als de covariaten (cov.).
55
56
Tabel 14. Vrouwen. Odds ratio's voor gezondheidstoestand in functie van regio Gezondheidstoestand Streek Modela Odds ratio Odds ratio of ziekte vergeleken met vergeleken rest van met rest van Vlaanderen Vlaanderen 95%CI Minder dan goede Antwerpen verst 1,328 ,980/1,801 gezondheid haven Minder dan goede Antwerpen cov 1,291 ,942/1,768 gezondheid haven Osteoporose Olen verst 1,305 ,956/1,781
p
0,068 0,11 0,094 Osteoporose Olen cov 1,218 ,878/1,689 0,24 a De multipele logistische regressie omvat ofwel alleen de verstorende factoren (verst.) ofwel zowel de verstorende factoren als de covariaten (cov.). 3.Discussie. Bij het lezen van dit rapport dient men te beseffen dat, wanneer zeer talrijke associaties worden onderzocht, er steeds een aantal "significante associaties" of "trends" opduiken die aan het toeval te wijten zijn. Nochtans zijn vele van de gevonden associaties "plausiebel", geloofwaardig, in mechanistische termen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de positieve associatie tussen dioxine‐activiteit in het bloed en risico op kanker, of voor de associatie tussen hormoonverstorende stoffen en diabetes. Bij het lezen van de tabellen dient men niet alleen op p‐ waarden te letten (die een indicatie geven over de waarschijnlijkheid dat de betreffende associatie aan het toeval kan te wijten zijn), maar evenzeer op de sterkte van de associatie (de regressiecoëfficient of de Odds ratio). Consistent met talrijke buitenlandse studies wijzen de waarnemingen van de Vlaamse biomonitoringstudies, en deze opvolgstudie in het bijzonder, erop dat alles wat in ons lichaam gebeurt mede bepaald wordt door de blootstelling aan vervuilende stoffen wat in mechanistische termen trouwens te verwachten is (zie daarover onder meer De Coster & van Larebeke: Endocrine disrupting chemicals, associated disorders and mechanisms of action). Merkwaardig daarbij is dat, zoals verschillende bevindingen in dit rapport suggereren, de effecten van vervuilende stoffen niet altijd gezondheidsschadend zijn, maar blijkbaar ook kunnen geassocieerd zijn aan een gezondheidsbeschermend effect. Het verband tussen enerzijds gezondheidsschadende effecten van bijvoorbeeld PCBs en anderzijds hun gezondheidsbeschermende effecten is wellicht complex en zal slechts kunnen begrepen worden middels verder wetenschappelijk onderzoek, onder meer inzake effecten op genexpressie, onderzoek dat door de voortschrijdende technieken mogelijk wordt gemaakt. 4.Conclusie Ondanks het vrij geringe aantal personen betrokken bij deze studie met slechts een vrij beperkt aantal gevallen van ziekte of van met ziekte verwante toestanden blijkt dat de inwendige blootstelling aan meerdere polluenten geassocieerd is met verschillen in kans op ziekte. Significante associaties worden echter zelden waargenomen voor parameters die slechts betrekking hebben op een momentopname van de inwendige blootstelling (zoals de benzeenmetaboliet TT‐muconzuur in de urine, concentratie van cadmium in het bloed, concentratie van de PAKs metaboliet 1‐hydroxypyreen in de urine. In de meeste gevallen verhoogt
56
57
de blootstelling de kans op ziekte, maar in enkele gevallen wordt de kans verlaagd. Dit wordt vooral waargenomen voor merker PCBs en DDE. Onder de in onze biomonitoring gemeten agentia zijn dioxine‐achtige activiteit, hexachlorobenzeen en cadmium de belangrijkste gezondheidsschadende agentia. Blootstelling aan deze agentia blijkt in de Vlaamse bevolking duidelijk geassocieerd te zijn aan een stijging van zware pathologie. De bevindingen in deze opvolgstudie zijn ook consistent met de notie dat diabetes en hypertensie in de hand gewerkt wordt door endocriene verstoring , en dat dioxine‐achtige stoffen , hexachlorobenzeen en DDE hormoonverstorende stoffen zijn. Ondanks het feit dat we niet over rechtstreekse metingen van blootstelling aan verkeer konden beschikken, maar enkel over een score berustend op een summier bevraging, zijn er ook substantiële aanwijzingen in de studie voor het feit dat blootstelling aan verkeer op betekenisvolle wijze gezondheidsschadend is. Omdat een blootstellings‐antwoord curve altijd minder stijl is wanneer de precisie van de blootstellingsgegevens geringer is, valt te verwachten dat we hier met een onderschatting van het werkelijk effect van blootstelling aan verkeer te maken hebben. Opvallend ook is dat er zeer grote verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen inzake associaties tussen gezondheidsparameters en blootstellingen. Deze grote verschillen zijn consistent met de waargenomen contrasten inzake genexpressie in functie van inwendige blootstellingen. Studies inzake gezondheidseffecten van polluenten dienen alleszins ook analyses op mannen en vrouwen afzonderlijk te omvatten.
57
58
Aanbevelingen Gezien deze opvolgstudie uitgevoerd werd als een pilootproject om de haalbaarheid na te gaan om een lange termijnsopvolging te doen van deelnemers aan biomonitoringsonderzoek, is het hier de bedoeling om procedures en werkwijzen aan te bevelen om in de toekomst gegevens vlotter te kunnen bekomen en te gebruiken. Een eerste aanbeveling in dat kader is om reeds bij de eerste campagne het rijksregisternummer van de deelnemers te vragen. Aan de hand van dit rijksregister kunnen op vrij eenvoudige wijze gegevens opgevraagd worden bij centrale databanken zoals het kankerregister. Bovendien kunnen aan de hand van het rijksregisternummer ook deelnemers opgespoord worden die verhuisd zijn tussen de eerste campagne en de opvolgstudie. Een tweede aanbeveling die hier nauw bij aansluit is om bij de eerste campagne reeds aan de deelnemers toestemming te vragen om op een later tijdstip gegevens van hen op te vragen bij centrale databanken en registers. Op die manier is het voor dat luik van het opvolgonderzoek niet noodzakelijk de deelnemers opnieuw aan te schrijven om hun toestemming te vragen. In deze opvolgstudie is ook ervaren dat het werken met zowel papieren als elektronische vragenlijsten goed gesynchroniseerd dient te gebeuren. Bij voorkeur worden beide vragenlijsten in éénzelfde programma gemaakt zodat het wegschrijven van de resultaten op identieke wijze gebeurt. Wat de inhoud van de vragenlijsten betreft, stelden we vast dat wanneer we hart‐ en vaatziekten als gezondheidseindpunt willen bestuderen, het ook nuttig is na te vragen of de personen een overbrugging gehad hebben. Indien wel, dan kan dit een reden zijn waarom bijvoorbeeld een hartinfarct vermeden is. Bij het bevraging van het tijdstip van de kankerbehandeling, is het nuttig te zorgen dat er meerdere antwoorden genoteerd worden gezien de behandeling van kanker vaak over een lange periode verloopt of fragmentarisch; in verschillende niet‐aaneengesloten periodes.
58
59
Bijlagen Bijlage 1. Bondige beschrijving van de opvolgstudie Volwassenen MILIEU EN GEZONDHEID IN VLAANDEREN ‐ OPVOLGSTUDIE DEELSTUDIE BIOMONITORING VOLWASSENEN Bondige omschrijving van het project In de periode 2002‐2006 liep in Vlaanderen in opdracht van de Vlaamse overheid een meetnetwerk dat gebaseerd is op het meten van biomerkers van blootstelling en effect in de mens. Het meetnetwerk had als doelstelling gegevens te verzamelen over blootstelling aan milieupolluenten en hun mogelijke relatie met gezondheidseffecten. De campagne werd toegespitst op 3 doelgroepen: moeders/pasgeborenen, adolescenten, en volwassenen. Deze aanvraag gaat over het opnieuw contacteren van de ouders van de pasgeborenen en de volwassenen, en dit met behulp van vragenlijsten. De voorgestelde studie loopt tijdens het jaar 2011. De aanvraag voor het opvolgen van pasgeborenen werd ingediend bij de ethische commissie op 22/04/2011. De huidige aanvraag betreft de opvolging van volwassenen. Opvolgstudie volwassenen In de periode 2001‐2006 namen 1583 volwassen (50 tot 65 jaar) deel aan het onderzoek (de rekrutering liep van september 2004 tot juni 2005). Deze deelnemers werden na de studie niet meer gecontacteerd. De doelstelling van deze opvolgstudie is de haalbaarheid na te gaan om na een periode van 6‐7 jaar een cohorte opnieuw te contacteren: hoeveel mensen zullen nog bereid zijn om mee te werken? De tweede doelstelling is om blootstellingsgegevens, gemeten op de leeftijd van 50 tot 65 jaar, te koppelen aan gezondheid op latere leeftijd (6 à 7 jaar later) via het afnemen van vragenlijsten enerzijds en via het (al dan niet anoniem) koppelen aan bestaande registers anderzijds. De haalbaarheid van deze opvolging zal onderzocht worden en aanbevelingen voor koppeling van gegevens en anonieme werkwijze zullen gedaan worden. Het linken van blootstellingsmerkers op 50‐65‐jarige leeftijd en gezondheidseffecten na een follow‐ up periode zal gebeuren op 2 manieren: 1) bevragen van deelnemers 2) (anonieme) koppeling van databanken 1) Bevragen van deelnemers De volwassenen uit de biomonitoringsstudie zullen opnieuw gecontacteerd worden, met twee vragen voor medewerking: ‐ er wordt gevraagd om een vragenlijst over ziekte en gezondheid in te vullen. De gegevens uit deze vragenlijst kunnen gekoppeld worden aan de biomerkers van blootstelling die in 2004 werden gemeten. ‐ er wordt toestemming gevraagd om in de toekomst registers te mogen raadplegen waarbij ziektegegevens van de deelnemer worden opgevraagd en gekoppeld aan de databank van de
59
60
biomonitoring. Er wordt toestemming gevraagd om hiervoor gebruik te maken van het rijksregisternummer. De vragenlijst zal voornamelijk aandacht hebben naar volgende ziektes waar een link met milieu mogelijk is: kanker, obesitas, diabetes, COPD, cardiovasculaire ziektes, Parkinson, osteoporose, nierinsufficiëntie. Er wordt gevraagd of de persoon deze ziekte(n) ooit gehad heeft, of de diagnose door een arts werd vastgesteld, hoe lang de persoon deze ziekte (gehad) heeft, en of op dit moment medicatie voor deze ziekte genomen wordt (zie vragenlijst in bijlage). Verder worden enkele algemene levensstijlfactoren bevraagd die gebruikt worden als confounder in de statistische analyses. De brief aan de deelnemers, het informed consent en de vragenlijst zijn in bijlage toegevoegd. De output van de analyse is: ‐ rapport over haalbaarheid om 50‐65‐jarige deelnemers te contacteren na periode van 6‐7 jaar; ‐ rapport over associatie tussen blootstellingsmerkers op 50‐65 jarige leeftijd en bevraagde gezondheidsparameters na follow‐up periode; ‐ mogelijkheid om in een latere fase de data van de biomonitoring te koppelen aan registers (bijv. sterfteregister, kankerregister) 2) Anonieme koppeling van databanken Aangezien in het oorspronkelijke informed consent van de biomonitoringstudie (2004‐2005) geen toestemming werd gevraagd aan de deelnemers om hun meetgegevens te koppelen aan gegevens uit registers (bijv. sterfteregister, kankerregister), en aangezien het zeer aannemelijk is dat niet iedere deelnemer de vragenlijst en toestemming om data in registers op te vragen (zie punt 1) zal terugsturen, zal er een deel van de studiepersonen verloren gaan. Dit gaat echter ten koste van de kwaliteit van het onderzoek (lost to follow‐up). Daarom zal worden nagegaan of het mogelijk is om de gegevens van alle deelnemers uit het onderzoek op anonieme manier te koppelen aan externe databanken. Het PIH zal contact opnemen met de verantwoordelijke beheerders van het sterfteregister en het kankerregister en samen met hen een procedure uitwerken voor anonieme koppeling aan de databank van de biomonitoringstudie. Dit zal gebeuren door het inschakelen van een derde partij die de databanken koppelt op basis van het studienummer, de analyses uitvoert en daarna de koppeling vernietigt. De output van de analyse is: ‐ rapport over haalbaarheid van anonieme koppeling van databank en aanbevelingen om dit eventueel uit te voeren voor andere databanken (bijv. minimale klinische gegevens, …); ‐ rapport over associatie tussen blootstellingsmerkers op 50‐65 jarige leeftijd en sterfte en incidentie van kanker na follow‐up periode.
60
61
Bijlage 2. Brief informatie deelnemer volwassenen Geachte Mevrouw, Geachte Mijnheer, U hebt een aantal jaren geleden deelgenomen aan een biomonitoring studie georganiseerd door het Steunpunt Milieu en Gezondheid in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap. Wij wensen U daarvoor nogmaals te bedanken. Inderdaad, deze biomonitoringstudies zijn nodig om een inschatting te kunnen maken van de impact van vervuilende stoffen, in de concentraties waarbij ze werkelijk voorkomen in de Vlaamse bevolking, op de gezondheid van de mens. Daaruit voortvloeiende kennis en inzichten kunnen dan aangewend worden om het milieubeleid bij te sturen. Tijdens de biomonitoringstudies hebben we, naast het meten van de inwendige blootstelling aan vervuilende stoffen, ook biologische of gezondheidseffecten gemeten en bevraagd. Dit heeft het mogelijk gemaakt verbanden te leggen tussen de inwendige blootstelling en biologische of gezondheidseffectenaanwezig op het moment van het onderzoek. Het is echter evenzeer van belang na te gaan welke de mogelijke verbanden zijn tussen de inwendige blootstelling aan vervuilende stoffen gemeten op een bepaald ogenblik, en de gezondheidseffecten op langere termijn. Daarom trachten we nu informatie te bekomen over de gezondheidstoestand, meerdere jaren na de oorspronkelijke metingen en bevraging, van de deelnemers aan onze studies. Het gaat daarbij over gegevens met betrekking tot chronische ziekten of gezondheidsklachten die mogelijk veroorzaakt of bevorderd kunnen worden door vervuilende stoffen. In de eerste plaats verzoeken we U een vragenlijst te willen invullen. Aangezien heel wat verschillende soorten klachten en ziekten kunnen voorkomen (gelukkig meestal niet allemaal samen bij dezelfde persoon!) is deze vragenlijst vrij lang. We hopen uw geduld niet teveel op proef te stellen, en hebben gepoogd de vragenlijst eenvoudig te houden. Vervolgens vragen wij U de toelating om eventueel nu, maar ook op een later tijdstip, gegevens betreffende uw gezondheidstoestand te mogen opvragen bij officiële ziekteregisters zoals het nationaal kankerregister. Tenslotte vragen we U ook de toestemming om op een later tijdstip gegevens op te vragen aan het Vlaamse Sterfteregister. Sterven doen we allemaal, maar te weten komen of iemand gestorven is, is in een biomonitoringsonderzoek niet eenvoudig! Wij hopen dat U de gevraagde medewerking zal kunnen verlenen, met veel dank bij voorbaat, Namens het Steunpunt Milieu en Gezondheid, Prof. W. Baeyens, Coördinator van het Steunpunt Prof. G. Schoeters, Coördinatrice van de Biomonitoring Prof. N. van Larebeke, Woordvoerder van het Steunpunt 61
62
Bijlage 3: Dossier ethische commissie Mol, 30/05/2011 Betreft: addendum dossiernummer A02‐045‐46‐47 Geachte De bijgevoegde aanvraag omvat een addendum bij het reeds goedgekeurde project met titel: ‘Biomonitoringscampagne van het Steunpunt Milieu en Gezondheid’, met dossiernummer A02‐045‐ 46‐47. Vorige maand werd reeds de studie van de pasgeborenen ingediend (dossiernummer UA A11 43). Dit deel bevat de opvolgstudie van de volwassenen. Hopend op een gunstig advies, Met vriendelijke groeten, Greet Schoeters Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) Milieu Risico en Gezondheid Tel 014/335167
[email protected]
62
63
(in te vullen door Commissie Medische Ethiek:) dossiernummer: ontvangen op datum:
In te dienen bij het secretariaat Commissie Medische Ethiek – mevr. Kristin Deby – Universiteit Antwerpen – CDE – S1.53 – Decanaat Geneeskunde Er wordt aan herinnerd dat volgens de huidige Belgische jurisprudentie, zelfs met schriftelijke toestemming van de proefpersoon, de onderzoeker niet ontheven is van zowel strafrechterlijke als burgerlijke aansprakelijkheid. 1. Administratieve gegevens over het onderzoeksproject en onderzoeksplaats 1.1. Titel van het onderzoeksproject: Opvolgstudie deelstudie volwassenen van de biomonitoringscampagne van het Steunpunt Milieu en Gezondheid 1.2. Aard van het project (FWO onderzoeksproject, krediet aan navorsers, GOA, ...): Biomonitoringscampagne van het Steunpunt Milieu en Gezondheid 1.3. Financieringsbron (FWO, IWT, UA BOF, ...): Vlaamse overheid, Steunpunt Milieu en Gezondheid 1.4. Naam aanvrager: Prof. Dr. Greet Schoeters (VITO) 1.5. Hoedanigheid aanvrager: (onderlijn of duid aan met ) arts doctor in (medische) wetenschappen licentiaat / master in andere, specificeer: Prof. Dr. 1.6. Naam en adres van instelling waar het onderzoek uitgevoerd wordt: VITO, Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek Boeretang 200, B‐2400 Mol PIH, Provinciaal instituut voor Hygiëne Kronenburgstraat 45, 2000 Antwerpen Universiteit Gent, Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde, 63
64
De Pintelaan 185, 9000 Gent Katholieke Universiteit Leuven, Departement Maatschappelijke Gezondheidszorg Herestraat 49, 3000 Leuven Universitair Ziekenhuis Gent, Studie centrum voor Carcinogenese en Primaire Preventie van kanker, De Pintelaan 185, 9000 Gent 1.7. Naam verantwoordelijke onderzoeksleider of diensthoofd: Prof. Dr. Greet Schoeters (VITO) 2. Aard van het onderzoek 2.1. Doel van het onderzoek en zijn origineel karakter: In de periode 2002‐2006 liep in Vlaanderen in opdracht van de Vlaamse Overheid een meetnetwerk dat gebaseerd is op het meten van biomerkers van blootstelling en effect in de mens. Het meetnetwerk had als doelstelling gegevens te verzamelen over blootstelling aan milieupolluenten en hun mogelijke relatie met gezondheidseffecten. De campagne werd toegespitst op 3 doelgroepen: moeders/pasgeborenen, adolescenten, en volwassenen. Deze bijkomende aanvraag gaat over het opnieuw contacteren van de volwassenen, en dit met behulp van vragenlijsten. Daarnaast wordt de haalbaarheid onderzocht om op een anonieme manier de biomonitoringsgegevens te koppelen aan bestaande registers (sterfteregister, kankerregister). De doelstelling van deze opvolgstudie is de haalbaarheid na te gaan om na een periode van 6‐7 jaar een cohorte opnieuw te contacteren: hoeveel mensen zullen nog bereid zijn om mee te werken? De tweede doelstelling is om blootstellingsgegevens, gemeten op de leeftijd van 50 tot 65 jaar, te koppelen aan gezondheid op latere leeftijd (6 à 7 jaar later) via het afnemen van vragenlijsten enerzijds en via het anoniem koppelen aan bestaande registers anderzijds. De haalbaarheid van deze opvolging zal onderzocht worden en aanbevelingen voor koppeling van gegevens en anonieme werkwijze zullen gedaan worden. 2.2. Het onderzoek betreft een: (onderlijn of duid aan met , meerdere antwoorden zijn mogelijk) epidemiologische studie fysiologische of fysiopathologische studie studie van farmacokinetiek of bio‐equivalentie geneesmiddelenexperiment fase I – II – III – IV – andere (verwijder wat niet past) farmaco‐economische studie diagnostische studie therapeutisch niet‐medicamenteus experiment studie naar medische hulpmiddelen, prothese studie m.b.t. compassionate use amendementen andere, specificeer: 2.3. Betreft het een multicentrisch onderzoek? (onderlijn of duid aan met ) neen
64
65
ja, vermeld medewerkende studiegroepen en vermeld of een advies van de CME UA of van een centraal ethisch comité aangevraagd of verkregen wordt / werd: 2.4. Vermeld de voorziene datum van aanvang én afsluiting van het onderzoek: De studie loopt tijdens het jaar 2011. De vragenlijsten worden uitgestuurd in de zomer/najaar, en de analyses zullen eind december 2011 afgerond worden. 2.5. Om welke redenen kan men onvoldoende gegevens inwinnen door in vitro en/of dierlijke experimenten? Door zijn unieke levensstijl, voeding, gezondheidstoestand en blootstelling aan polluenten via verschillende media (lucht, voeding, bodem…) kan de informatie alleen maar door metingen in de mens zelf bekomen worden. Het huidige onderzoek is een opvolgstudie van het eerdere biomonitoringsonderzoek in Vlaanderen. 2.6. Behelst dit onderzoek bijkomende experimenten of monsternames op mensen? (onderlijn of duid aan met , meerdere antwoorden zijn mogelijk) neen bijkomende onderzoeken, specificeer (radiografische onderzoeken, radio‐isotopische onderzoeken, invasieve onderzoeken,..., waar en door wie uitgevoerd): bloedafnames, specificeer (frequentie en hoeveelheid, waar en door wie afgenomen): weefselafnames, specificeer (puncties, (chirurgisch) restweefsel,..., waar en door wie afgenomen): DNA‐isolaties, specificeer (hoe, waar en door wie afgenomen): Let op; DNA onderzoek dient expliciet vermeld te worden op het informatie‐ en toestemmingsformulier! andere, specificeer: 2.7. Hoe wordt bij staalafname de privacy gewaarborgd? (onderlijn of duid aan met ) door anonimisering (bij anonimisering worden de bekomen onderzoeksresultaten niet verbonden aan patiëntengegevens) door codering (bij codering krijgt elke patiënt een code die steeds kan worden gelinkt aan zijn onderzoeksresultaten) De codenummers uit het oorspronkelijke biomonotoringsonderzoek zullen opnieuw gebruikt worden, zodat de resultaten aan elkaar gelinkt kunnen worden. 2.8. Hoe lang worden de monsters bewaard en/of hoe worden ze op het einde van de studie vernietigd? nvt 2.9. Worden de bijkomende onderzoeken op het RIZIV verhaald? (onderlijn of duid aan met ) neen / niet van toepassing ja, motiveer:
65
66
2.10. Zijn er andere studies van uw dienst lopende waarbij eventueel dezelfde personen voor onderzoek zouden kunnen gerekruteerd worden? (onderlijn of duid aan met ) neen ja, specificeer andere studie (incl. looptijd) en geef aan of al dan niet dezelfde personen voor onderzoek gerekruteerd worden: 3. Gegevens m.b.t. de te onderzoeken personen 3.1. Hoe en waar worden de te onderzoeken personen gerekruteerd? Het gaat om dezelfde individuen die eerder, in de periode 2001‐2006 reeds deelnamen aan het biomonitoringsonderzoek, die momenteel opnieuw gecontacteerd zullen worden. Het gaat enkel om de deelstudie volwassenen. De mensen die toen reeds aangaven niet verder gecontacteerd te willen worden, zullen nu niet aangeschreven worden. Alle individuen werden bij de start van de studie, een aantal jaar geleden, gezien en op de hoogte gebracht van de doelstellingen en het verloop van de studie, zo ook dat ze op latere tijdstippen opnieuw gecontacteerd konden worden voor opvolgstudies. Op dit moment krijgen ze de specifieke doelstellingen schriftelijk bij het informed consent. 3.2. Wat zijn de inclusie‐ en exclusiecriteria? Wat is de leeftijd van de te onderzoeken personen? Inclusie: alle deelnemers van de biomonitoringstudie 2001‐2006, tenzij ze hebben aangegeven dat ze niet meer gecontacteerd willen worden. De volwassenen zijn momenteel tussen de 55 en 72 jaar oud. 3.3. Geef een schatting van het aantal te onderzoeken personen nodig voor de studie. Op basis van welke criteria gebeurde deze raming? Alle ongeveer 1600 volwassenen zullen opnieuw aangeschreven worden, tenzij ze hebben aangegeven dat ze niet meer gecontacteerd willen worden. Er wordt echter verwacht dat niet iedereen nog bereid zal zijn tot deelname. 3.4. Wordt er een controlegroep van gezonde deelnemers voorzien? (onderlijn of duid aan met ) neen / niet van toepassing ja, specificeer aantal en rekrutering: 3.5. Wordt er een vergoeding voorzien voor de te onderzoeken personen? (onderlijn of duid aan met ) neen / niet van toepassing ja, specificeer: 4. Gegevens m.b.t. risico’s verbonden aan het onderzoek 4.1. Welke zijn de technische en logistieke mogelijkheden van het centrum waar het onderzoek zal plaatsvinden? De elektronisch ingevulde vragenlijsten worden geregistreerd bij het PIH. De papieren vragenlijsten zullen door de Universiteit Gent ingescand worden. De statistische analyses zullen door de verschillende partners uitgevoerd worden. 66
67
4.2. Zijn er risico’s en/of besmettingsgevaar? (onderlijn of duid aan met ) a. voor de onderzoekers er is geen enkel risico noch besmettingsgevaar er is gering besmettingsgevaar, eigen aan het werken met normaal humaan materiaal, maar de nodige voorzorgsmaatregelen worden getroffen er zijn risico’s en/of besmettingsgevaar, specificeer deze, evenals de genomen veiligheidsmaatregelen: b. voor de te onderzoeken personen er is geen enkel risico noch besmettingsgevaar er is gering risico, zoals het mogelijk ontstaan van een blauwe plek bij de bloedafname, maar de nodige voorzorgsmaatregelen worden getroffen er zijn risico’s en/of besmettingsgevaar, specificeer deze, evenals de genomen veiligheidsmaatregelen: c. voor dieren / omgeving / milieu er is geen enkel risico noch besmettingsgevaar er is gering besmettingsgevaar, maar de nodige voorzorgsmaatregelen worden getroffen er zijn risico’s en/of besmettingsgevaar, specificeer deze, evenals de genomen veiligheidsmaatregelen: 4.3.a. Wordt er gebruik gemaakt van risicohoudend pathogeen en/of genetisch gemanipuleerd materiaal? (onderlijn of duid aan met ) neen ja, specificeer: 4.3.b. Zo ja, is het laboratorium m.b.t. dit onderzoek aangemeld en goedgekeurd volgens de vigerende wetgeving (VLAREM II, Hst 5.51, biotechnologie en KB 4 augustus 1996 m.b.t. bescherming werknemers tegen risico’s bij blootstelling aan biologische agentia)? (onderlijn of duid aan met ) neen ja, risicoklasse en erkenningsnummer: in behandeling, datum aanvraag: 5. Gegevens m.b.t. informatie en toestemming van de te onderzoeken personen In het geval dat er schriftelijke toestemming gevraagd wordt aan de te onderzoeken persoon, dienen het informatieformulier en het te ondertekenen toestemmingsformulier gescheiden formulieren te zijn. Op het informatieformulier én op het toestemmingsformulier dienen de contactgegevens van de onderzoeksleider of diensthoofd vermeld te worden (met ondertekening) en, indien er een medische handeling uitgevoerd wordt (bvb. bloedafname), dienen eveneens verplicht de contactgegevens (naam, adres, telefoonnummer) van de arts vermeld te worden, die de medische 67
68
verantwoordelijkheid neemt, die zorg kan dragen voor eventuele terugkoppeling van gegevens en die kan gecontacteerd worden door de te onderzoeken persoon. Deze arts dient eveneens het toestemmingsformulier mee te ondertekenen. 5.1. Hoe wordt aan de te onderzoeken personen of aan hun wettelijk vertegenwoordigers, inlichtingen gegeven omtrent het onderzoek, het doel en de risico’s? (onderlijn of duid aan met ) mondelinge toelichting mondelinge en schriftelijke toelichting (informatieformulier): voeg toe in bijlage andere, specificeer: schriftelijke toelichting. Zie bijlage 5.2. Hoe wordt aan de te onderzoeken personen of aan hun wettelijk vertegenwoordigers, toestemming gevraagd voor deelname? (onderlijn of duid aan met ) mondelinge vraag mondelinge en schriftelijke vraag, te ondertekenen door te onderzoeken persoon en verantwoordelijke arts (toestemmingsformulier (“informed consent”)): voeg toe in bijlage andere, specificeer: schriftelijke vraag. Zie bijlage 5.3. Aan wie worden deze inlichtingen gegeven en toestemming gevraagd? (onderlijn of duid aan met ) aan de te onderzoeken persoon zelf aan de wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige aan de wettelijke vertegenwoordiger (in andere gevallen dan een minderjarige), specificeer en vermeld waarom: 6. Verzekering 6.1. Specificeer de verzekering van aansprakelijkheid: (onderlijn of duid aan met ) verzekering van de Universiteit Antwerpen verzekering van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen andere verzekering, specificeer: nvt; voor een studie gebaseerd op vragenlijsten is geen verzekering nodig (zie ook bijkomende toelichting pasgeborenen studie). 6.2. Zijn alle betrokken personen verzekerd (te onderzoeken personen, onderzoekers, ev. derden)? (onderlijn of duid aan met ) ja neen, motiveer: 6.3. Is een verzekeringscontract / ‐document beschikbaar voor de volledige duur van de studie? (onderlijn of duid aan met ) ja neen, motiveer: 68
69
7. Bijkomende vragen, opgelegd door het federaal Raadgevend Comité voor Bio‐ethiek Deze vragen worden opgelegd door deze overheidsinstantie en zijn letterlijk overgenomen. 7.1. Duid aan of het behandelde probleem betrekking heeft op een ethische kwestie rond: (onderlijn of duid aan met ) begin van het leven specificeer kort: einde van het leven specificeer kort: transplantatie specificeer kort: genetica specificeer kort: algemene ethische aspecten van klinische studies specificeer kort: andere, specificeer: 7.2. Aard van de discipline waartoe de (voornaamste) aanvrager behoort: (onderlijn of duid aan met , slechts één antwoord aanduiden) chirurgie inwendige ziekten vrouwenziekten pediatrie psychiatrie oncologie (incl. radiotherapie) spoedopname klinische biologie intensieve zorgen palliatieve zorg bacteriologie / virologie verpleging andere, specificeer: Toxicologie Verklaring dat alle bovenstaande gegevens correct zijn aangevuld en ondertekening: Datum: Handtekening aanvrager: Handtekening onderzoeksleider of diensthoofd: 30/05/2011 Toe te voegen bijlagen: bondige omschrijving van het project (bvb. zoals formulieren FWO, max. 3‐4 blz.) / onderzoeksprotocol zie punt 2.1 + vragenlijsten 69
70
informatieformulier voor de te onderzoeken personen, met vermelding van onderzoeksleider/diensthoofd en verantwoordelijke arts + contactgegevens (zie 5., 5.1. en 5.2.) toestemmingsformulier, te ondertekenen door verantwoordelijke arts & te onderzoeken persoon of zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger (zie 5. en 5.2.) verzekeringsgegevens (zie 6.) ‐ nvt (in te vullen door Commissie Medische Ethiek:) dossiernummer: Herhaal titel van het onderzoeksproject: Opvolgstudie deelstudie volwassenen van de biomonitoringscampagne van het Steunpunt Milieu en Gezondheid Advies van de Commissie Medische Ethiek: (in te vullen door Commissie Medische Ethiek) goedgekeurd uitgesteld, zie bijlage afgekeurd, zie bijlage Datum: Handtekening Voorzitter CME UA Prof. dr. P. Cras Indien van toepassing:
versie / datum protocol:
versie / datum ‘Investigators brochure’:
versie / datum informatie‐ en toestemmingsformulier (‘Informed consent’):
70
71
Bijlage 4. Informed consent Informed consent ‐ Versie 1.0
TOESTEMMINGSFORMULIER TOT DEELNAME AAN DE STUDIE MILIEU EN GEZONDHEID IN VLAANDEREN DEELSTUDIE BIOMONITORING VOLWASSENEN ‐ OPVOLGSTUDIE Een onderzoek georganiseerd door het Steunpunt “Milieu en Gezondheid” van de Vlaamse overheid.Onderzoeksstudie van de universiteiten van Brussel, Gent, Leuven, Hasselt en Antwerpen onder coördinatie de eenheid Milieurisico en Gezondheid van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (Vito); het veldwerk wordtuitgevoerd door de dienst Gezondheid van het Provinciaal Instituut voor Hygiëne (PIH) te Antwerpen. Geachte, 1. Ongeveer 6 jaar geleden deed u mee aan de biomonitoringstudiebij volwassenenvan het Steunpunt Milieu en Gezondheid, waarin effecten van het milieu op de gezondheid geëvalueerd werden. U stond een staal bloed en urine af, en vulde een vragenlijst in. Momenteel loopt er een opvolgstudie van deze volwassenen, waarin de milieublootstellingen, zoals gemeten in het bloed en urine, in verband worden gebracht met de gezondheid van de mensen nu. Er wordt gefocust op enkele ziekten die in verband gebracht kunnen worden met milieublootstelling. Verloop van de studie: Deelname aan de studie houdt in: ‐ invullen van een vragenlijst; ‐ toestemming verlenen aan het onderzoeksteam om de resultaten van de biomonitoringstudie te koppelen aan medische gegevens uit bestaande registers (bijv. het kankerregister, overlijdensregister). Om praktische redenen vragen we hiervoor uw rijksregisternummer, dit vergemakkelijkt het foutloos opvragen van de gegevens. Voordelen van de studie: Door mee te werken aan dit onderzoek kunnen we het effect van milieuvervuiling op de gezondheid meten. Dit zal toelaten om meer gericht milieumaatregelen te nemen om nadelige effecten op de gezondheid te voorkomen. Kosten: Niets dat in het kader van de studie zal worden uitgevoerd, zal u worden aangerekend. U kan de vragenlijst ook gratis terugsturen. Mogelijke risico’s: Er is geen enkel risico verbonden aan deelname aan de studie. De studie is goedgekeurd doorde onafhankelijke ethische commissie van de Universiteit Antwerpen. De haalbaarheid, het belang, de
71
72
veiligheid en de overeenstemming met de internationale aanbevelingen worden door deze commissie geëvalueerd. Vertrouwelijkheid: Alle informatie wordt vertrouwelijk behandeld conform de wet op de privacy. De namen van de deelnemers worden vervangen door een code. Indien de resultaten van deze studie gepubliceerd worden in een rapport of wetenschappelijk tijdschrift wordt geen enkele persoonsnaam vermeld. Vrijwillige deelname / Intrekking van deelname uit de studie: U neemt vrijwillig deel aan de studie. U kan ook beslissen om niet aan het onderzoek deel te nemen, u heeft het recht uw gegevens aan te passen, en u kan op ieder moment uit het onderzoek stappen, zelfs al heeft u dit formulier getekend. Alles wat u moet doen is de onderzoekers vertellen dat u niet langer wilt deelnemen. Recht op informatie: U heeft het recht om informatie te vragen over de procedures en het beschreven onderzoeksproject. Alle redelijke vragen voor informatie zullen beantwoord worden door de hoofdonderzoeker naar best vermogen. Als er belangrijke veranderingen zijn in de procedures, de risico’s of de voordelen van deze studie dan wordt u op de hoogte gebracht.
72
73
TOESTEMMINGSFORMULIER TOT DEELNAME AAN DE STUDIE MILIEU EN GEZONDHEID IN VLAANDEREN DEELSTUDIE BIOMONITORING VOLWASSENEN ‐ OPVOLGSTUDIE Dit document voorziet in de deelname van: Naam en voornaam: ………………………………………………………………………. Geboortedatum: ………/………/………… Adres: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …. Ik heb het informatieformulier en het toestemmingsformulier gelezen en begrijp de mogelijke risico’s en voordelen van deze studie. Ik neem vrijwillig deel aan deze studie. O Ik neem deel aan de studie en vul de vragenlijst van het onderzoek in: O op papier O elektronisch via website: …………………………. mijn login code is: ……………………….. O Ik geef de toestemming aan het onderzoeksteam om medische gegevens van mij op te vragen bij medische databanken (bijv. kankerregister, sterfteregister). O Voor het opvragen van mijn gegevens mogen de onderzoekers gebruik maken van mijn rijksregisternummer. Dit zal enkel hiervoor gebruikt worden, en niet doorgegeven worden aan derden. Rijksregisternummer:………………………………………………………. ___________________________________________________ ………/………/………… Handtekening Datum Verklaring van de hoofdonderzoeker: De hoofdonderzoeker is verantwoordelijk om dit onderzoeksprogramma uit te voeren volgens de voorwaarden die beschreven zijn in dit document. Arts: Dr. Vera Nelen Hoofdonderzoeker: Prof. dr. Greet Schoeters 73
Provinciaal Instituut voor de Hygiene (PIH) Onderzoek (Vito) Kronenburgstraat 45 2000 Antwerpen 03/259.12.70.
[email protected]
74
Vlaamse Instelling voor Technologisch
Boeretang 200, 2400 Mol 014/33.51.67.
[email protected]
Bijlage 4: Advies ethische commissie Bijlage 5: Aanvraag aan het kankerregister Bijlage 6: Advies Raadgevend Comité_08092011
74
75
Bijlage 5. Vragenlijst volwassenen
Vragenlijst opvolgstudie volwassenen Mevrouw, mijnheer, Wij danken u voor uw medewerking aan dit onderzoek. Met deze vragenlijst willen we informatie verzamelen over uw gezondheid. Gelieve een zwarte pen te gebruiken voor het invullen van de vragenlijst.Kleur het bolletje of het vakje dat bij uw antwoord past volledig zwart. Soms zijn er ook vakjes waarin u iets moet noteren. Schrijf dan in duidelijke drukletters in het midden van de vakjes. Bij alle “Ja / neen” vragen moet telkens één antwoord worden aangekruist, dus indien “Neen” dit ook aankruisen! Voor bijkomende informatie kan u de volgende personen contacteren: Els Van de Mieroop: 03/259.12.61.
[email protected] Elly Den Hond: 014/33.51.61.
[email protected] Alvast bedankt voor uw medewerking
75
76
A. Contactgegevens Voornaam + achternaam: ………………………………………………………..……..…………………………………….. Geboortedatum:………. / ......... / …......Datum van vandaag:……… / ……… / 20…...... Telefoon: ……………………………….............. GSM: ………………………………………….……………… E‐mail: …………………..…………………………………………………………………. B. Gezondheid 1. Uw huidige lengte: ……………… cm O Ik weet het niet 2. Uw huidige gewicht: ……………… kg O Ik weet het niet (Indien mogelijk, graag ’s ochtends wegen met lichte kleding aan.) 3. Is uw gewicht in de laatste 5 jaar sterk veranderd? O Nee: mijn gewicht is stabiel gebleven O Ja: ik ben …………… kg verdikt O Ja: ik ben …………… kg vermagerd O
Ja, ik ben afwisselend Vul hier in hoeveel u vermagerd en verdikt bent:
verdikt
en
vermagerd
ik ben …………… kg verdikt
ik ben …………… kg vermagerd 4. Hoe is uw algemene gezondheidstoestand nu? O Zeer goed O Goed OGaat wel (redelijk) OSlecht OZeer slecht C. Lichaamsbeweging 1. Bent u ten minste één keer per week (in uw beroep of in uw vrije tijd) lang genoeg met een fysieke activiteit bezig zodat u er van zweet? O Ja O Nee 2. Indien ja, hoeveel tijd per week? ………………………. uren ………………………… minuten
76
77
D. Rookgedrag 1. Rookt u? ONee, nooit gerookt ga naar vraag 5 ONee, ik heb vroeger gerookt maar ben gestopt ga naar vraag 3 OJa, minder dan 1 keer per maand OJa, zeker 1 keer per maand, maar niet elke week OJa, zeker 1 keer per week, maar niet elke dag O Ja, elke dag 2. Hoeveel rookt u? Gemiddeld .................... sigaretten per week
3. Hoe lang heeft u in totaal gerookt ? (tel al de periodes op) .................... jaren, .................... maanden 4. Indien u gestopt bent met roken, hoe lang geleden bent u gestopt ? .................... jaren, .................... maanden 5. In een gemiddelde week, hoeveel uren per week bent u in de aanwezigheid van mensen die roken? .................... uren per week E. Gebruik van alcoholhoudende dranken 1. Drinkt u (soms) alcoholhoudende dranken? ONee, nooit alcohol gedronken ga naar deelD ONee, ooit maar niet meer de afgelopen 2 jaar OJa, minder dan 1 keer per maand OJa, zeker 1 keer per maand, maar niet elke week O Ja, zeker 1 keer per week, maar niet elke dag O Ja, elke dag 2. Hoe vaak heeft u op één dag 6 of meer glazen (eventueel verschillende) alcoholische drank gedronken? O Nooit O Ooit, maar nu niet meer O Enkel op speciale gelegenheden (bijv. feesten), maximaal 5 keer per jaar OMinder dan 1 keer per maand OZeker 1 keer per maand, maar niet elke week OZeker 1 keer per week, maar niet elke dag O Elke dag
77
78
F. Ziekten / aandoeningen F1. Osteoporose en osteopenie 1. Lijdt u, of hebt u geleden aan osteoporose of osteopenie? O Ja, momenteel wel O Ja, maar nu niet meer O Nee, nooit gehad ga naar vraag 4 O Ik weet het niet ga naar vraag 4 2. Hoe lang lijdt u / heeft u aan osteoporose / osteopenie geleden? …………………………. jaar 3. Werd de diagnose door een arts gesteld, en zo ja wanneer? O Ja wanneer: ……………………………. O Nee 4. Heeft u sinds de leeftijd van 50 jaar een beenderbreuk opgelopen? O Ja O Nee 5. Is uw gestalte met 3 cm of meer afgenomen sinds uw maximale lengte? O Ja hoeveel: …………… cm O Nee 6. Gelieve aan te geven welke van volgende geneesmiddelen u gebruikt (meerdere antwoorden zijn mogelijk): OAlendronate (Alendronate, Beenos, Fosamax, Fosavance) OClodronaat (Bonefos) OEtidronaat (Osteodidronel) OIbandronaat (Bondronat, Bonviva) O Pamidronaat (Aredia,Pamidrin, Pamidronaat , Pamidronate) O Risedronate (Actonel, Actonel Combi) O Tiludronaat (Skelid) O Zoledronate (Aclasta, Zometa) O Denosumab O Strontiumranelaat (Protelos) O Teriparatide O Raloxifen (Evista) O Parathormoon
78
79
F2. Diabetes of suikerziekte 7. Werd tijdens de laatste 5 jaar de concentratie van suiker in uw bloed gemeten? O Ja O Nee 8. Werd u ooit meegedeeld dat u teveel suiker in het bloed had? O Ja O Nee 9. Lijdt u, of hebt u geleden aan diabetes of suikerziekte? O Ja, momenteel wel O Ja, maar nu niet meer O Nee, nooit gehad ga naar vraag 15 10. Indien ja, aan welk type diabetes lijdt u? O Type 1 diabetes O Type 2 diabetes 11. Hoe lang lijdt u / heeft u aan diabetes/suikerziekte geleden? ……………………………. jaar 12. Werd de diagnose van diabetes of suikerziekte door een arts gesteld, en zo ja wanneer? O Ja wanneer: ……………………………. O Nee 13. Heeft u last van slecht genezende wondjes op benen of voeten? O Ja O Nee 14. Gelieve aan te geven of u één van volgende geneesmiddelen gebruikt of geneesmiddelen die één van volgende producten bevatten (meerdere antwoorden zijn mogelijk): O Insuline O Metformine (Glucophage, Metformax, Metformine, Avandamet, Eucreas, Glucovance) O Glibenclamide(Bevoren, Daonil, Euglucon) O Gliclazide (Diamicron, Uni Diamicron, Gliclazide) O Glimepiride (Amarylle, Glimepiride) O Glipizide (Glibenese, Minidiab) O Gliquidon (Glurenorm) O Repaglinide (Novonorm) O Pioglitazon (Actos) O Rosiglitazon (Avandia) O Exenatide (Byetta) O Sitagliptine (Januvia) O Vildagliptine (Galvus) O Acarbose (Glucobay)
79
80
F3. Ziekten van hart en bloedvaten 15. Heeft u ooit een hartinfarct gehad? O Ja indien ja, wanneer? ……………………………………………………………. O Nee 16. Heeft u een probleem met de bloedvoorziening in de hersenen gehad (cerebrovasculair accident; voorbijgaande ischemie)? O Ja indien ja, wanneer? ……………………………………………………………. O Nee 17. Lijdt u, of heeft u in de laatste 10 jaar geleden aan een te hoge bloeddruk? O Ja O Nee O Ik weet het niet 18. Heeft u soms pijn in de borstkas bij een inspanning? O Ja O Nee F4. Kanker en leukemie 19. Lijdt u, of hebt u geleden aan één of andere vorm van kanker of leukemie? O Ja, momenteel wel welke? …………………………………………………………………………… O Ja, maar nu niet meer welke? …………………………………………………………………………… O Nee, nooit gehad ga naar vraag 24 20. Hoe lang lijdt u / heeft u aan kanker/leukemie geleden? ……………………………. jaar 21. Werd de diagnose van kanker/leukemie door een arts gesteld, en zo ja wanneer? O Ja wanneer: ……………………………. O Nee 22. Bent u ooit behandeld met radiotherapie? O Ja wanneer: ……………………………… O Nee 23. Heeft u ooit chemotherapie gekregen? O Ja wanneer: ……………………………… O Nee
80
81
F6. Longziekten 24. Lijdt u, of hebt u geleden aan chronisch obstructief longlijden (chronische bronchitis, chronisch hoesten, slijm opgeven, kortademig zijn)? O Ja, momenteel wel specificeer: …………………………………………………………………. O Ja, maar nu niet meer specificeer: ……………………………………………………………… O Nee, nooit gehad ga naar vraag 26 O Ik weet het niet ga naar vraag 26 25. Hoe lang lijdt u / heeft u aan chronische longziekte geleden? ……………………………. jaar 26. Heeft u de laatste 10 jaar een aanval van astma gehad? O Ja O Nee 27. Heeft u de laatste 10 jaar een behandeling voor astma gehad? O Ja O Nee 28. Heeft u de laatste 10 jaar frequent last gehad van hoesten? O Ja O Nee 29. Heeft u ooit in 1 jaar tijd meer dan 3 periodes van infecties van de luchtwegen doorgemaakt? O Ja O Nee 30. Neemt u medicatie voor longziekten? O Ja welke? ………………………………………………………………………………….. O Nee F7. Nierziekten 31. Lijdt u, of hebt u geleden aan chronische nierziekte? O Ja, momenteel wel O Ja, maar nu niet meer O Nee, nooit gehad ga naar vraag 33 O Ik weet het niet ga naar vraag 33 32. Hoe lang lijdt u / heeft u aan chronische nierziekte geleden? …………………………. jaar 33. Werd u ooit meegedeeld dat uw nieren niet goed werken? O Ja O Nee 34. Neemt u medicatie voor nierziekten? O Ja welke? ………………………………………………………………………………….. 81
82
O Nee F8. Zenuwstelsel 35. Lijdt u aan de ziekte van Parkinson? O Ja O Nee 36. Heeft u de indruk dat u meer beeft dan 5 jaar geleden? O Ja O Nee Indien ja, is dit een beven dat asymmetrisch is, met meer beven aan de ene zijde van het lichaam dan de andere? O Ja O Nee 37. Lijdt u aan de ziekte van Alzheimer? O Ja O Nee 38. Heeft u de indruk dat uw geheugen de laatste 5 jaar betekenisvol verzwakt is? O Ja O Nee 39. Verstoort deze geheugenstoornis uw dagelijkse of professionele activiteiten? O Ja O Nee 40. Klaagt uw partner over uw geheugen? O Ja O Nee O Ik heb geen partner 41. Lijdt u, of heeft u geleden aan een depressie? O Ja, momenteel wel O Ja, maar nu niet meer O Nee, nooit gehad 42. Heeft u in de laatste 10 jaar een episode van meer dan 1 week doorgemaakt tijdens dewelke u het gevoel had aan niets plezier te beleven? O Ja O Nee Hartelijk bedankt voor het invullen van de vragenlijst. Bijlage 6: Advies ethische commissie
82
83
Bijlage 7: Aanvraag aan het kankerregister Stichting Kankerregister ‐ Fondation Registre du Cancer Stichting Kankerregister: Aanvraagformulier specifieke gegevens kankerregistratie (A2‐B1) Gegevens aanvrager 1) Organisatie verantwoordelijk voor het project Naam: Steunpunt Milieu en Gezondheid van de Vlaamse Gemeenschap 2) Perso(o)n(en) verantwoordelijk voor de gegevens Prof Dr. W. Baeyens, Promotor Coördinator Prof. Dr. N. van Larebeke, Promotor‐Woordvoerder Prof Dr. Greet Schoeters, coördinatrice van de biomonitoring van het Steunpunt Milieu en Gezondheid van de Vlaamse Gemeenschap Dr. Vera Nelen, verantwoordelijke arts voor debiomonitoring van het Steunpunt Milieu en Gezondheid van de Vlaamse Gemeenschap Contactpersoon: Familienaam: van Larebeke Voornaam:Nik Telefoonnummer: 0475 44 99 55 Fax: 02 381 16 45 E‐mail:
[email protected] Adres: Ninoofse steenweg 379 B1500 Halle Aanvraag 1) Beschrijf de doelstellingen van het project Deze studie staat bij het Steunpunt Milieu en Gezondheid bekend onder de naam “Opvolgstudie volwassenen”. Bedoeling is onder meer de incidentie van kanker na te gaan bij personen die in de periode 1999‐2010 hebben deelgenomen aan de biomonitoringscampagne georganiseerd in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap.. Het gaat daarbij om: - het pilootproject uitgevoerd in 1999 waaraan 200 vrouwen tussen de 50 en 65 jaar oud hebben deelgenomen - de biomonitoringscampagne van het eerste steunpunt, waaraan 1583 personen (mannen en vrouwen) tussen de 50 en 65 jaar oud deelnamen in het jaar 2004. - de biomonitoringscampagne van het tweede steunpunt , waaraan 200 personen (mannen en vrouwen tussen de 20 en 40 jaar oud, Geboortedatum tussen 1/1/1968 en 31/12/1988) deelnamen. Behalve het noteren van het voorkomen van kanker (middels een vragenlijst opgestuurd aan de deelnemers en middels de bevraging van het Kankerregister) heeft de “Opvolgstudie volwassenen” ook tot doel het voorkomen van andere ouderdomsziekten te includeren via de vragenlijst en ook het eventuele overlijden van deelnemers te registreren (middels het Vlaamse Sterfteregister). De “Opvolgstudie volwassenen dient in de eerste plaats gezien te worden als een haalbaarheidsstudie om na te gaan of in de Vlaamse context dit soort gegevens kan ingezameld worden en kan aangewend worden voor het preventiebeleid en de bescherming van de volksgezondheid. Belang: Voor de deelnemers aan de biomonitoringscampagnes zijn een groot aantal gegevens bekend m.b.t. hun interne blootstelling aan vervuilende stoffen. Vervuilende stoffen die doorheen voeding, gebruik van tabakswaren, en vervuiling van het leefmilieu (lucht, water, bodem) in het lichaam terecht gekomen zijn. Dergelijke gegevens ontbreken uiteraard voor de algemene bevolking. Nagaan welke verbanden bestaan tussen de inwendige blootstelling aan vervuilende stoffen bij de deelnemers aan de biomonitoringscampagnes enerzijds en de incidentie van kanker 83
84
en sommige andere ziekten anderzijds kan dan ook informatie opleveren die van groot belang is voor de preventie van kanker en voor de volksgezondheid in het algemeen, en zeer moeilijk via andere benaderingen kan bekomen worden. Inderdaad, om ethische redenen is het doen van experimenten op de mens totaal onmogelijk, en de klassieke epidemiologie heeft, zoals kort uiteengezet in het addendum over de oorzaken van kanker, een zeer beperkte gevoeligheid m.b.t. de identificatie van kankerverwekkende agentia. Humane biomonitoring kan, door de combinatie van meer precieze gegevens inzake inwendige blootstelling met gegevens inzake de incidentie van ziekte, niet alleen bijdragen tot de identificatie van kankerverwekkende stoffen, maar vooral informatie opleveren inzake de gezondheidseffecten van blootstellingsintensiteiten zoals deze zich in werkelijkheid vandaag bij de mens voordoen in een streek zoals Vlaanderen. Addendum: Oorzaken van kanker Kanker, een ziekte van de sociale organisatie van cellen tot weefsels, en als dusdanig de meest fundamentele ziekte van meercellige organismen, is bij uitstek een multicausale aandoening. Bij het nadenken over de impact van diverse factoren op de kankerincidentie dient men goed voor de ogen te houden dat het om een multicausale aandoening gaat die altijd het gevolg is van meerdere factoren, wellicht zelfs zeer talrijke factoren. Daarbij is de som van “attributable proportions” noodzakelijkerwijs groter dan 100 (Saracci & Vineis 2007, Environmental Health 6, 38 ). Op basis van mechanistische , dier‐experimentele en epidemiologische gegevens is aangetoond dat scheikundige stoffen, vooral dan mutagene of receptorbindende (hormoonverstorende) stoffen een belangrijke rol spelen bij de inductie van kanker. Andere belangrijke factoren zijn obesiteit, een voeding die deficiënt is in vitamines of anticarcinogene micronutriënten, sommige infecties (human papillloma virus, helicobacter pylori, blaasparasieten), zeer laattijdig voor de eerste maal zwanger worden, en wellicht ook chronische ontsteking. Alhoewel er geen consensus bestaat (Boffetta et al. 2008), wijzen, inzake scheikundige stoffen, zowel mechanistische inzichten, dierexperimentele gegevens als epidemiologische gegevens erop dat vervuiling van het leefmilieu en blootstelling aan agentia die samenhangen met de menselijke activiteit (zoals stoffen die bestanddelen zijn van voorwerpen en andere producten of toegevoegd zijn aan voedingsproducten) een belangrijke rol spelen bij de inductie van kanker bij de mens (Clapp et al. 2005, 2006 en 2007; Belpomme et al. 2007; van Larebeke & De Coster, 2008, http://www.milieu‐en‐gezondheid.be/rapporten/Ouderdomsziekten.pdf). Zeer veel scheikundige stoffen vertonen in mindere of meerder mate kankerverwekkende of kankerbevorderende eigenschappen. Dierproeven met 127 niet‐verdachte scheikundige stoffen die aan een onderzoek onderworpen werden, omdat ze in zeer grote hoeveelheden geproduceerd werden en/of omdat er een belangrijke blootstelling aan bestond, toonden aan dat 26 (20 %) van deze stoffen carcinogeen waren (Huff, 1993). Epidemiologische studies betreffende de oorzaken van kanker bij de mens hebben een zeer beperkte gevoeligheid envals negatieve epidemiologische studies zijn veel frequenter dan vals positieve.Dit onder meer omdat epidemiologische studies slechts zelden toelaten risico factoren leidend tot relatieve risico's kleiner dan 1,5 à 2te detecteren (Ehrenberg et al. , 1996), wat betekent dat een blootstelling die het risico op kankermet minder dan een factor anderhalf tot twee doet stijgen meestal niet als een significante risicofactor kan herkend worden Deze beperkte gevoeligheid van epidemiologische studies vloeit onder meer voort uit: ‐ de veelheid aan kankerverwekkende invloeden met elk slechts een beperkte impact; ‐ het feit dat negatieve “confounding” zeer frequent is (denk aan de hoge inwendige blootstelling bij oudere volwassenen in Peer); ‐ onnauwkeurigheden in het bepalen van de blootstelling (en deze zijn legio) die in studies waarin naar een dosisantwoord verband wordt gezocht, systematisch zullen leiden tot een onderschatting van de stijging van het risico (Freudenheim & Marshall, 1988);
84
85
‐het feit datpré‐ en perinatale blootstellingen zeer belangrijk zijn maar niet gemakkelijk in rekening kunnen gebracht worden(Prins et al. 2007; Prins et al. 2008; Soto et al. 2008; Soffriti et al. 2008;Gluckman et al. 2007; vom Saal 2007b). Door dit alles heeft men tot hiertoe slechts in een vrij beperkt aantal gevallen het kankerverwekkend effect van een agens bij de mens epidemiologisch kunnen aantonen. Het gaat daarbij om zeer krachtige carinogenen met een blootstelling die vrij goed kan afgegrensd worden, of om carcinogenen die de incidentie van een zeldzaam kankertype duidelijk opdrijven. 2) Beschrijf de context waarin de gevraagde gegevens gebruikt / gepubliceerd worden. Het studie protocol kunt u als bijlage meesturen (indien beschikbaar). Onze “Opvolgstudie volwassenen” zal dus betrekking hebben op personen die hebben deelgenomen aan de bovengenoemde Vlaamse humane biomonitoringscampagnes. Bij elk van deze biomonitoringsstudies hebben de deelnemers een informatiebrochure toegestuurd gekregen en hebben een “informed consent” ondertekend. Bovendien werden de deelnemers aan de twee laatste biomonitoringsstudies op de hoogte gebracht van het bestaan van uitgebreide informatie op de website van het steunpunt (www.milieu‐en‐gezondheid.be) over elk van de onderzochte polluenten Elk van de drie biomonitoringsstudies is goedgekeurd door een onafhankelijke medische ethische commissie, de eerste (1999) door deze van de KUL, de twee volgende door deze van de Universiteit Antwerpen. In bijlage zijn de informatiebrochures en de “informed consent” formulieren van de twee laatste biomonitoringsstudies zoals die zijn verstuurd aan de deelnemers bijgesloten. Ook hebben wij getracht de personen die wij trachten te includeren in de “Opvolgstudie volwassenen” te contacteren per brief om hen te vragen een bijkomende vragenlijst in te vullen (zie bijlage) en hen de toestemming te vragen nu, alsook in de toekomst, gegevens die hen persoonlijk betreffen op te vragen bij het nationaal kankerregister en bij het Vlaamse Sterfteregister. Betreffende brief is in bijlage opgenomen. Het is echter weinig waarschijnlijk dat we er zullen in slagen alle deelnemers aan de biomonitoringsstudies te contacteren. Er doen zich dus drie soorten gevallen voor: ‐ de betrokken persoon weigert zijn toestemming te geven voor het opvragen van zijn/haar gegevens bij het Kankerregister en het Sterfteregister. In dat geval worden geen verdere gegevens met betrekking tot deze persoon gezocht. ‐ de betrokken persoon geeft zijn toestemming voor het opvragen van zijn/haar gegevens bij het Kankerregister en het Sterfteregister. In dat geval vragen wij aan het Kankerregister en het Sterfteregister dat deze gegevens ons worden medegedeeld. Deze gegevens zullen dan verder binnen het Steunpunt behandeld worden zoals de andere persoonlijke gegevens ingewonnen via bevraging en analyses, met volledig respect van de privacy van de betrokken personen. De identiteit van de personen is inderdaad enkel bekend aan Dr. Vera Nelen van het Provinciaal Instituut voor Hygiëne van de provincie Antwerpen en de gegevens worden anoniem verwerkt door de verschillende onderzoekers van het Steunpunt Milieu en Gezondheid. ‐we slagen er niet in de betrokken persoon te contacteren. In dat geval wensen we de gegevens volledig anoniem op te vragen en te verwerken via een versleuteling die toelaat het voorkomen van kanker bij een persoon en/of het overlijden van een persoon in verband te brengen met zijn/haar blootstellingsgegevens zonder dat de identiteit van de persoon kenbaar wordt gemaakt aan het Steunpunt Milieu en Gezondheid. De resultaten die voortkomen uit onze “Opvolgstudie volwassenen” zullen vooreerst opgenomen worden in een rapport aan de Vlaamse overheid (waarvan copie aan het Kankerregister zal worden verstrekt) en zullen vervolgens (indien mogelijk en voldoende belangwekkend) in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift worden gepubliceerd. 85
86
3) Vraagstelling Twee soorten vragen. a) Wij geven een lijst op met namen van personen die hun toestemming gegeven hebben om hun persoonlijke gegevens bij het kankerregister op te vragen. Aan het kankerregister wordt gevraagd mede te delen of deze persoon al dan niet gediagnosticeerd werd met kanker, zo ja op welke leeftijd en met welk soort kanker (ICD 10 nummer). b) Wij geven een lijst op met namen van personen en overeenstemmende identificatiecodes die niet konden gecontacteerd worden. Wij geven ook een databestand op met gegevens afkomstig van bevraging en analyses per identificatiecode (dus per persoon, maar zonder de naam). Wij vragen een bestand dat het voorkomen van kanker, de leeftijd bij de diagnose en de ICD 10 code van de diagnose omvat alsmede de gegevens afkomstig van bevraging en analyses, maar zonder dat dit bestand nog een identificatiecode omvat. Dit laatste bestand zal toelaten associaties tussen bevraagde of gemeten gegevens en de incidentie van kanker te onderzoeken. 4) Specificeer de gewenste data‐analyse Er worden geen analyses gevraagd. Alle analyses zullen door de onderzoekers van het Steunpunt worden uitgevoerd. Stichting Kankerregister ‐ Fondation Registre du Cancer Pagina 2 van 2 Voorwaarden 1) De gegevens zullen niet voor een ander doel gebruikt worden dan hierboven is aangegeven 2) De gegevens mogen niet vrijgegeven worden aan een derde partij 3) In publicaties wordt de Stichting Kankerregister als bron vermeld 4) Het Kankerregister ontvangt een kopie van de studieresultaten Ondergetekende verklaart de gegevens te gebruiken overeenstemmend met de voorwaarden hierboven. Nik van Larebeke 16/10/08 Naam verantwoordelijke Datum Handtekening verantwoordelijke U kan het aanvraagformulier zenden aan: Stichting Kankerregister Koningstraat 215 Voor bijkomende vragen, kan u contact opnemen met de Stichting Kankerregister. Telefoon: +32(0)2/250.10.10 Fax: +32(0)2/250.10.11 E‐mail:
[email protected] 86
87
Vak bestemd voor het Kankerregister 1) Naam Staflid 2) Datum aanvraag 3) Datum goedkeuring 4) Type aanvraag: Geaggregeerde gegevens (A2‐level) Anonieme gegevens (B1‐level) 5) Opmerkingen/extra informatie
87
88
Bijlage 8.
Advies Raadgevend Comité,8 september 2011 Project: Aanvraag koppeling gegevens biomonitoringstudievan het Steunpunt Milieu en Gezondheid van de Vlaamse Gemeenschap en gegevens Stichting Kankerregister. Prof.Nik van Larebeke Het Raadgevend comité geeft een positief advies voor het gebruik van kankerregistratiegegevens voor dit project. Het Raadgevend Comité drukt echter zijn bezorgdheid uit over de gebruikte methodologie en vraagt om de volgende aandachtspunten in beschouwing te nemen bij het uitvoeren van het onderzoek en bij het gebruik van de kankerregistratiegegevens: Kritische noot bij de gebruikte methodologie: drie verschillende studies met telkens een sterk uiteenlopende samenstelling, kleine aantallen per studie, slechts één enkele meetwaarde van polluenten, problemen van migratie (verhuizing),mogelijke ‘confounders’ en combinaties van invloeden van verschillende variabelen, … ). De interpretatie van de resultaten dient met de nodige voorzichtigheid te gebeuren (wetenschappelijke sterkte?). Vermits de aanvragers van dit project zich bewust zijn van deze problematiek en het project kadert in een haalbaarheidsstudie, is deStichting Kankerregister bijgevolg bereid zijn gegevens ter beschikking stellen voor dit project. Onderstaande aandachtspunten dienen bijgevolg in beschouwing genomen te worden bij het positief advies. Dit project dient beschouwd te worden in het kader van een haalbaarheidsstudie gezien de relatief kleine aantallen van deelgenomen personen. Met het oog op de kleine aantallen, dient voldoende aandacht besteed te worden op het risico tot heridentificatie na koppeling van de personen gevolgd in de biomonitoring met het Kankerregister (cf. ‘small cells’). Bij de aanvraag tot machtiging van koppeling, zal hiermee rekening gehouden worden en de problematiek zal beschreven worden. De wetenschappelijke vraagstelling dient indien mogelijk verder gespecifieerd te worden.
88
89
Een machtigingsaanvraag voor doorgifte van persoonsgegevens voor statistisch en wetenschappelijk onderzoek dient voorbereid te worden en ingediend bij het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling “Gezondheid”. Het gebruik van het Rijksregister is in België volledig gebonden aan wetgeving. Hoewel de deelnemers een informed consent ondertekend hebben, waarbij ze de toelating geven voor het gebruik van hun rijksregisternummer, is dit op zich niet voldoende. Een machtigingsaanvraag voor het gebruik van het rijksregisternummer dient eveneens ingediend te worden bij het Sectoraal Comité Rijksregister. De Stichting Kankerregister is bereid de nodige ondersteuning te bieden bij het opstellen van beide dossiers voor de Sectorale Comités. Het ter beschikking stellen van gegevens in het kader van een studie betekent niet dat het Kankerregister automatisch verantwoordelijk kan gesteld worden voor of zich automatisch akkoord verklaart met de resultaten van de studie.
89
90
90
91
Literatuur Z. Andrysik, J. Vondracek, S. Marvanova et all., "Activation of the aryl hydrocarbon receptor is the major toxic mode of action of an organic extract of a reference urban dust particulate matter mixture: the role of polycyclic aromatic hydrocarbons," Mutat.Res., vol. 714, no. 1‐2, pp. 53‐ 62, 2011.
91