Voorjaarsnota 2015
Status Kenmerk Datum Samengesteld door Vastgesteld door Paraaf
: Definitief : Voorjaarsnota 2015 : 08-06-2015 : Projectteam Voorjaarsnota : Dagelijks Bestuur :
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
2
Inhoudsopgave 1.
INLEIDING ................................................................................................................. 5
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
VEILIG EN BEWOONBAAR ......................................................................................... 9 Inleiding .................................................................................................................... 9 Meerjarenperspectief ............................................................................................... 9 Speerpunten voor 2016 .......................................................................................... 11 Keuzes en consequenties........................................................................................ 12 Financiën ................................................................................................................. 12
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
VOLDOENDE WATER EN ROBUUST WATERSYSTEEM ............................................. 13 Inleiding .................................................................................................................. 13 Meerjarenperspectief ............................................................................................. 13 Speerpunten voor 2016 .......................................................................................... 14 Keuzes en consequenties........................................................................................ 15 Financiën ................................................................................................................. 15
4. 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3 4.3.1 4.4 4.5 4.5.1
GEZOND EN NATUURLIJK WATER ........................................................................... 17 Inleiding .................................................................................................................. 17 Meerjarenperspectief ............................................................................................. 17 Natuurlijk en recreatief water ................................................................................ 17 Waterkwaliteit ........................................................................................................ 18 Speerpunten voor 2016 .......................................................................................... 19 Natuurlijk en recreatief water ................................................................................ 19 Keuzes en consequenties........................................................................................ 20 Financiën ................................................................................................................. 21 Natuurlijk en recreatief water ................................................................................ 21
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
SCHOON WATER ..................................................................................................... 23 Inleiding .................................................................................................................. 23 Meerjarenperspectief ............................................................................................. 23 Speerpunten voor 2016 .......................................................................................... 24 Keuzes en consequenties........................................................................................ 25 Financiën ................................................................................................................. 26
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.4.1 6.4.2 6.4.3 6.4.4 6.5 6.5.1 6.6 6.7 6.7.1 6.7.2 6.7.3 6.7.4 6.8 6.9
MAATSCHAPPELIJKE ROL EN BEDRIJFSVOERING .................................................... 27 Inleiding .................................................................................................................. 27 Samenwerking met partners .................................................................................. 27 Internationale samenwerking................................................................................. 28 Water in bebouwd gebied ...................................................................................... 28 Inleiding .................................................................................................................. 28 Meerjarenperspectief ............................................................................................. 28 Speerpunten voor 2016 .......................................................................................... 29 Keuzes en consequenties........................................................................................ 29 Kennisontwikkeling en innovatie ............................................................................ 30 Speerpunten voor 2016 .......................................................................................... 30 Energie en grondstoffen ......................................................................................... 30 Water en ruimte ..................................................................................................... 31 Inleiding .................................................................................................................. 31 Meerjarenperspectief ............................................................................................. 31 Speerpunten voor 2016 .......................................................................................... 31 Keuzes en consequenties........................................................................................ 31 Maatschappelijk verantwoord ondernemen .......................................................... 32 Informatiebeleidsplan ............................................................................................ 32
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
3
6.10 6.11
Organisatieontwikkeling ......................................................................................... 32 Bedrijfsvoering ........................................................................................................ 33
7. 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
FINANCIEN .............................................................................................................. 35 Inleiding .................................................................................................................. 35 Interne maatregelen ............................................................................................... 35 Belastingeenheden en tariefontwikkeling .............................................................. 37 Belastingprofielen 2016 .......................................................................................... 39 Risico’s .................................................................................................................... 41
BIJLAGE 1 Meerjarenraming kostenontwikkeling 2016 - 2021 ............................................................. 48 BIJLAGE 2 Meerjarenraming 2016 – 2021 Watersysteembeheer ......................................................... 49 BIJLAGE 3 Meerjarenraming waterzuiveringsbeheer 2016 – 2021 ....................................................... 52
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
4
1. INLEIDING Voor u ligt de Voorjaarsnota 2015. In deze Voorjaarsnota (VJN) stelt het Dagelijks Bestuur de uitgangspunten vast voor de begroting van 2016. De Voorjaarsnota 2015 sluit aan op de afwikkeling van het begrotingsjaar 2014 en de ontwikkelingen in en uitvoering van de plannen in het lopend boekjaar 2015. Dit alles in relatie tot de afspraken die het Algemeen Bestuur (AB) hierover met het Dagelijks Bestuur (DB) heeft gemaakt. Beleidsmatige en financiële basis van de Voorjaarsnota Aansluitend op het nog vigerende Waterbeheerplan (WBP) 2010-2015, worden de beleidsmatige en financiële kaders voor de VJN gevormd door het nog door het AB vast te stellen ontwerp-WBP 2016-2021 en de Programmabegroting 2015. Daarnaast is er de Kaderbrief 2015, vastgesteld in het DB van 31 maart 2015 en ter kennisgeving aangeboden aan het AB d.d. 29 mei 2015, die een indicatie geeft van ontwikkelingen waarmee in 2016 rekening moet worden gehouden en die op hoofdlijnen de te hanteren uitgangspunten beschrijft voor de VJN en de Programmabegroting 2016. Daarnaast zullen op basis van het Bestuursakkoord 2015-2019 nadere accenten worden gelegd door de partijen uit het Algemeen Bestuur, zoals die in het Dagelijks Bestuur zijn vertegenwoordigd. Relevante ontwikkelingen 2016 Het begrotingsjaar 2016 staat in het teken van een nieuwe start. Het is het eerste volle jaar van het vastgestelde WBP 2016-2021, er is een nieuw bestuur bij zowel provincie als waterschap en daarmee ook een nieuw bestuursprogramma voor de komende bestuursperiode. Tegelijkertijd lijkt er een einde te komen aan de financiële crisis. Dat maakt de opgave om de waterdoelen zoveel mogelijk en tegen zo min mogelijk maatschappelijke kosten te realiseren er echter niet minder om. Samenwerking met de partners blijft van belang om zoveel mogelijk doelen te realiseren. Zo zullen met de Provincie afspraken worden gemaakt over het realiseren en financieren van waterdoelen in het kader van het Groen Ontwikkelfonds Brabant (GOB) en het uitvoeringsprogramma bij het Provinciaal Milieu- en Waterplan. De samenwerking met Rijkswaterstaat over het beheer van de primaire en regionale keringen zal naar verwachting geïntensiveerd worden. Hetzelfde geldt voor de verdergaande regionale samenwerking, waaronder Agrifood Capital (Noordoost Brabant incl. Groenblauwe structuren), Brainport Oost, Peelnetwerk en Peelgemeenten, Gebiedsontwikkeling Raamvallei. Voorts wordt er een intensievere samenwerking met gemeenten voorzien op gebied van stedelijk water. Met name in de waterketen (stroomlijnen investeringen met gemeenten), de verbinding van keten met systeem, de verbetering van de waterkwaliteit en adaptieve maatregelen in het licht van de klimaatbestendigheid van de stedelijke omgeving. Tot slot is er de samenwerking in de ‘Verbonden partijen’, waaronder BSOB, Aquon, Waterschapshuis, SNB1 en mogelijke samenwerking met Omgevingsdiensten (handhaving). Zoomen we in op het jaar 2016 dan komen verder de volgende aandachtspunten naar voren. In het kader van het Deltaprogramma 2015 en de nieuwe normering voor waterveiligheid, liggen de grootste veranderingen voor Aa en Maas vanaf 2018 in het verschiet. Tot die tijd zal de aandacht in 2016 vooral liggen op een verdere gebiedsgerichte uitwerking van de voorkeursstrategie en het op orde krijgen van de benodigde data en organisatie. Tussen 2016 en 2021 zullen de laatste 1000 ha landelijk gebied die nog niet voldoen aan de normen voor wateroverlast op orde worden gebracht en zullen inspanningen worden geleverd om de rest van ons beheergebied op orde te houden. En mocht het een keer misgaan, dan zal een adequate calamiteitenbestrijding beschikbaar zijn.
1
BSOB: Belastingsamenwerking Oost-Brabant. SNB: Slibverwerking Noord-Brabant
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
5
Het thema voldoende en robuust water zal zich in 2016 vooral richten op verdere geïntegreerde uitvoering van beleid en programma’s voor GGOR2, natte natuurparels, wateraanvoerstrategie, het nieuwe beregeningsbeleid en het werkprogramma voor het Deltaplan Hoge Zandgronden (DHZ). Voor gezond en natuurlijk water ligt de focus nog steeds op de realisatie van de KRW-doelen3. Daarom wordt onverminderd doorgegaan met oeverinrichting, beekherstel, aanleg van ecologische verbindingszones (evz’s) en vispassages. Met meer aandacht voor recreatie zal ook het draagvlak voor dit type maatregelen naar verwachting verbeteren. De aandacht voor waterkwaliteit richt zich vooral op de volksgezondheid en de aanpak van nieuwe stoffen, het ontwikkelen van nieuwe (zuiverings)technieken en een gecoördineerde aanpak van de complexe problematiek en oplossingsstrategieën. In de afvalwaterketen blijven we zoeken naar verdere optimalisatie van de zuiveringsprocessen zonder veel hogere zuiveringslasten. Dit bereiken we door nieuwe technieken toe te passen, energie en grondstoffen uit onze rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) te winnen en te vermarkten, maar ook door een betere organisatie en door betere samenwerking met de gemeenten. Hiervoor zal een zuiveringsstrategie worden uitgewerkt. Vrijwel alle thema’s spelen naast elkaar en door elkaar in het stedelijk gebied. Specifiek voor het stedelijk gebied gaat de aandacht uit naar een tweetal vragen: 1. Welke rol en positie kan of moet het waterschap vervullen in het kader van het Deltaprogramma ruimtelijke adaptatie? En 2. Welke toegevoegde waarde kan het waterschap leveren op relevante maatschappelijke thema’s. Het is de vraag naar de wateragenda van de landelijke Agenda Stad 2016. Ook de ruimtelijke component en de regionale samenwerking is in principe aanwezig bij alle thema’s. Voor realisatie van waterdoelen heeft het waterschap ook andere partijen nodig voor (co)financiering, planologische borging en ander bestuurlijk en juridisch instrumentarium. De samenwerking wordt per problematiek gezocht op de juiste schaal (multischalig) in het gebied waarop het betrekking heeft (gebiedsgericht) en met de juiste partners aan tafel (accountgericht). Inspelen op en waar mogelijk en gewenst beïnvloeden van landelijk beleid en regelgeving, rechtstreeks of via Unie van Waterschappen, onder ander over de Omgevingswet, Structuurvisie Ondergrond (STRONG) en het Nationaal Waterplan. Door een goede verbinding of integratie met de thema’s kunnen de opgaven voor instandhouden, waaronder het inhalen van achterstanden in (het kwantiteits-) beheer en onderhoud, mede gerealiseerd worden. Met de provincie maken we afspraken voor invulling van het POP3 programma (het 3e Platteland Ontwikkelings Programma , onder het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid van de EU). Hiervoor leveren we voor 3.3 miljoen euro aan cofinanciering vanuit onze KRW inrichtingsprojecten en projecten t.b.v. verbetering waterkwaliteit en kwantiteit vanuit de landbouw in ons beheergebied. Hiermee krijgen we de beschikking over een even groot bedrag aan POP3 subsidie voor deze projecten.
Deze en andere ontwikkelingen en onderwerpen worden in de volgende hoofdstukken verder uitgewerkt.
FINANCIËN De uitgangspunten die leidend waren voor de Programmabegroting 2015 zullen dat bij gelijkblijvende omstandigheden ook voor de Programmabegroting 2016 zijn. De Programmabegroting 2016 zal in dat geval moeten voldoen aan het bruto kostenniveau van ongeveer € 110 mln., zoals gepresenteerd in de meerjaren kosten-
2 3
GGOR: Gewenst grond- en oppervlaktewaterregime. Er is een GGOR-Landbouw en een GGOR-Natuur. KRW: Europese Kaderrichtlijn water.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
6
ontwikkeling 2015-2021. Financiële consequenties ten aanzien van de Jaarrekening 2014 worden meegenomen in deze Voorjaarsnota. Rekening houdend met de genoemde uitgangspunten zijn de tariefeffecten nader doorgerekend en beoordeeld. Hierbij is rekening gehouden met het te verwachten resultaat 2014 en de effecten zoals die in de begroting 2015 zijn meegenomen. Met name de ontwikkeling van de belastingeenheden vormen hierbij een belangrijke factor. Op dit moment is er gerekend met de gegevens zoals deze opgenomen zijn in Gouw. Deze systematiek is ook gehanteerd in de jaarrekening 2014. Op basis van deze doorrekening zijn de tariefconsequenties voor het begrotingsjaar 2016 als volgt. Deze cijfers zijn indicatief en afhankelijk van de besluitvorming in het P&C-proces. Tarieven Ingezetenen Gebouwde eigendommen Ongebouwde eigendommen Natuurterreinen Zuiveringsheffing
% toename t.o.v. 2015 1,5% -4,5%4 3,5% -7,7% 2,0%
Het bovenstaande in ogenschouw nemende en dan met name, het feit dat de tarieven inmiddels 100% kostendekkend zijn, de totale reservepositie op orde is (binnen de norm), alsmede een verwachte positieve ontwikkeling van de WOZ, achten we een positieve financiële ontwikkeling van het waterschap in de volgende bestuursperiode opportuun. De verwachting is dan ook, dat met deze voorjaarsnota een positieve bijdrage wordt geleverd aan de wensen en ambitie van het Algemeen Bestuur door een prudent financieel beleid te voeren met een – in relatie tot de kosten – evenwichtige tariefontwikkeling en een gezonde reservepositie.
4
Conform de berekeningen van de eenheden in de programmabegroting 2016 is gerekend met de volgende WOZ-waarden: Bedrijven € 15,4 miljard Ingezetenen € 73,8 miljard
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
7
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
8
2. VEILIG EN BEWOONBAAR 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op alle activiteiten van het waterschap met betrekking tot de veiligheid van ingelanden en de bewoonbaarheid van het gebied. Veiligheid en bewoonbaarheid betreft het bieden van bescherming tegen respectievelijk hoge buitenwaterstanden van de Maas en het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast vanuit het regionale watersysteem in perioden van extreme neerslag. Ook het zo goed en snel mogelijk afhandelen van watersysteem gerelateerde calamiteiten wordt hiertoe gerekend. De maatschappelijke doelstellingen voor veilig en bewoonbaar zijn: Het beheergebied is veilig tegen overstromingen door de Maas. Wateroverlast wordt voorkomen.
2.2 Meerjarenperspectief Deltaprogramma Rivieren / Voorkeursstrategie De voorkeursstrategie ‘Bedijkte Maas’ bestaat uit een mix van rivierverruimingsmaatregelen en dijkverbetering. In 2016 is de herijking van het maatregelenpakket en doorvertaling naar een uitvoeringsstrategie aan de orde, op basis van een aantal nadere onderzoeken. De onderzoeken betreffen de systeemwerking Maas, de verbinding met de Limburgse Maasvallei, de overhoogte van de dijken, de ruimtelijk kwetsbare dijktrajecten en de koploperprojecten. Om vanuit het waterschap de kansen voor een integrale aanpak van de toekomstige dijkverbeteringsopgave in beeld te krijgen stelt Aa en Maas in 2016 een ruimtelijke visie Maasdijk op. Uiteindelijk volgt uit het Deltaprogramma de taakstelling voor de dijkverbeteringsopgave van het waterschap. Nieuwe normering primaire waterkeringen Het kabinet heeft op basis van het voorstel in het Deltaprogramma 2015 een besluit genomen over de nieuwe normering voor de primaire waterkeringen. Dit is verankerd in het Nationaal Waterplan. In 2015 en 2016 vindt het wetgevingstraject plaats. Van alle primaire waterkeringen langs de Maas krijgt het traject Cuijk - Lith de hoogste norm (1/30.000). De nieuwe normering zal de prioriteiten in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) veranderen. Naast Cuijk - Lith zal ook het traject Den Bosch - Heusden tot de tot 12 urgente dijktrajecten in het HWBP gaan behoren. De kleine dijkringen krijgen een relatief lage norm. Tussen 2015 en 2017 moet uit onderzoek duidelijk worden of hier in de toekomst überhaupt dijkverbeteringsmaatregelen nodig zijn. Piping De problematiek van piping wordt opgepakt aan de hand van een landelijk Projectoverstijgende Verkenning Piping. Het onderzoek wordt uitgevoerd bij specifieke trajecten die zijn opgenomen in het HWBP. Innovaties worden ontwikkeld en praktische toepassing wordt hiermee verfijnd. Ook in het gebied van Aa en Maas is deze problematiek aan de orde. Daarom neemt het waterschap ook deel aan deze verkenning met een onderzoek naar de toepassing van nieuwe onderzoekstechnieken waarmee de ondergrond beter in de berekeningen kan worden gemodelleerd. Dit wordt geheel vanuit het HWBP-budget (€ 2 miljoen per jaar) gefinancierd. Meerlaagsveiligheid Meerlaagsveiligheid is het concept waarbij de lagen preventie (1), ruimtelijke inrichting (2) en rampenbestrijding (3) bijdragen aan de totale veiligheid tegen overstromingen. Naast de verbetering van de dijken worden de risico’s ook verminderd door de gevolgen te beperken. Gevolgen kunnen beperkt worden
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
9
door een duurzame ruimtelijke inrichting en een betere organisatorische voorbereiding op een mogelijke overstroming. In ’s-Hertogenbosch speelt mogelijke overstroming vanuit de Maas én het regionale systeem waardoor extra aandacht voor het ontwikkelen van een effectieve evacuatiestrategie met de veiligheidsregio op zijn plaats is. Tactische en operationele doorvertaling vindt plaats door calamiteitenplannen te optimaliseren. Toetsing en HWBP (verkenning en planontwikkeling) Na het bekend worden van de taakstelling vanuit het Deltaprogramma (klimaat, norm en piping) en het aandeel van dijkverbetering hierin, kan in 2016 verder gegaan worden met de voorbereiding van de toetsing. Na de toetsing, medio 2017, kan vervolgd worden met de planvoorbereiding van de dijkverbetering. De uitvoering van het hoogwaterbeschermingsprogramma vraagt een professionele organisatie waarbij een mogelijke samenwerking met collega-waterschap(pen) opportuun kan zijn. In 2016 wordt een concreet voorstel voor de programma-/projectorganisatie ter besluitvorming voorgelegd. In de Kaderbrief is aangegeven dat de kapitaallasten van de bijdrage voor het HWBP onderdeel zijn van de voorgestelde tarieven. In de voorliggende Voorjaarsnota 2015 zijn voor de jaren 2016 tot en met 2021 de volgende bijdragen opgenomen: (Bedragen (* € 1000) inclusief toegerekende rente) Jaar 2016 HWBP bijdrage toetsing Eigen projectaandeel 10% HWBP
8.353 250
2017
2018
2019
2020
2021
8.353 250 100
8.353
8.353
8353
8353
100
100
100
100
Regionale keringen (verbetering tot 2017) Bescherming tegen overstromingen vanuit het regionale systeem wordt, naast het realiseren van waterberging, geboden door regionale keringen. In 2014 zijn deze keringen gedetailleerd getoetst waaruit bleek dat nog 2 km verbetering behoefde. De kosten voor de verbetering in de VJN zijn geschat, maar hebben nog niet de nauwkeurigheid van een ontwerpplan. De verbeteringen zullen 2016 gereed zijn. Ontwikkelingen toezicht Zorgplicht primaire waterkeringen Per 1-1-2014 is het algemene toezicht op de primaire waterkeringen opgedragen aan het Rijk, de Inspectie Leefomgeving & Transport (ILT). Op basis van het Kader zorgplicht worden de activiteiten, producten en referenties aangaande de primaire keringentaak van het waterschap beoordeeld. Op basis hiervan heeft de ILT eind 2015 een oordeel over de invulling van de zorgplicht door het waterschap en doet daarmee uitspraken over: 1. De uitvoering van de beheertaak en de ontwikkelopgave van het waterschap (oordeel ILT, eind 2015) 2. De ambitie van Aa en Maas? (Advies kwaliteitszorgsysteem, eind 2015) 3. Hoe en wanneer de organisatie de verbeteropgave oppakt? (Verbeterplan 2016). Innovatie, kennis en onderzoek De overstap naar de risicobenadering vraagt een forse investering in kennisontwikkeling, onder andere met betrekking tot de sterkte van de consequenties van een dijkdoorbraak en een aanscherping van de toets- en ontwerpregels. Communicatie/Educatie/Dijkdenken Communicatie en educatie gekoppeld aan de Maasdijk vindt plaats volgens een jaarkalender waarin op logische momenten de publiciteit wordt gezocht (wisseling open/gesloten seizoen) en activiteiten worden georganiseerd (bijvoorbeeld Dag van de Dijk en Maasdijkmarathon).
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
10
Normen Wateroverlast De opgave rond wateroverlast hebben we in Nederland concreet gemaakt door met elkaar normen vast te stellen. Die normen zijn niet keihard, maar vormen een vertrekpunt voor het beoordelen of in een systeem maatregelen nodig zijn of niet. In de periode 2016 - 2021 zal de focus vooral liggen op een kleine 1000 ha in het landelijk gebied waar de normen voor wateroverlast niet gehaald worden. Maatregelen om er voor te zorgen dat Aa en Maas ook in die laatste 1000 ha de normen haalt wordt zoveel mogelijk gecombineerd met andere activiteiten zoals GGOR, baggeren en het verbreden van te smalle watergangen. Aa en Maas moet er ook voor zorgen op orde te blijven. Dit gebeurt met behulp van adequaat onderhoud van systeem en kunstwerken, het vergroten van kennis van de werking van het watersysteem en van mogelijke scenario’s die zich in de toekomst kunnen voordoen. Bovendien wordt ruimte gereserveerd in het watersysteem om ook later nog maatregelen te kunnen treffen als dat nodig blijkt (reserveringsgebieden). Tenslotte is het van groot belang om goed voorbereid te zijn op het optreden van calamiteiten, zodat tijdens een calamiteit, door adequaat te handelen, de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. WATAK In de periode 2015-2016 wordt gewerkt aan een nieuw WATAK. Hierin zullen onder andere afspraken worden vastgelegd met Rijkswaterstaat over de afvoer over de kanalen.
2.3 Speerpunten voor 2016 Kaart: Prestaties projecten in 2016 binnen programma Veilig en Bewoonbaar (o.b.v. Programma In Beeld)
Toelichting kaart: De prestaties van 2016 vinden plaats binnen de projecten: - Uitvoeringsstrategie Maas, met ruimtelijke effecten en kansen - Verbetering regionale keringen - Voorbereiding toetsing primaire waterkeringen, aan nieuwe wettelijke normen - Optimalisatie werkprocessen en producten (m.n. in kader van zorgplicht) - Howabo - Dynamisch Beekdal fase 6 (waterberging)
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
11
- Maatregel wateroverlast Ei van Drunen - Maatregel wateroverlast Nieuwkuijk - Maatregel wateroverlast Asten - Twee overige knelpunten wateroverlast Wateroverlast In 2016 worden vooral voorbereidingen getroffen om knelpunten wateroverlast in de jaren daarna aan te pakken. Enkele knelpunten worden al in 2016 opgelost door aan te haken bij bijvoorbeeld baggerprojecten. In 2016 wordt een voortgangsrapportage uitgebracht aan de provincie. Hierin wordt aangegeven wanneer we welke maatregelen treffen tegen wateroverlast. Indien er locaties zijn waar geen kosteneffectieve maatregelen zijn wordt dit aangegeven en wordt met de provincie afgesproken hoe we hier mee omgaan. Eén van de opties is het aanpassen van de normen. Tot slot wordt in 2016 verder gewerkt aan een nieuw Waterakkoord voor wateraanvoer en afvoer via de kanalen (WATAK).
2.4 Keuzes en consequenties De uitvoering van het hoogwaterbeschermingsprogramma vraagt een professionele organisatie. De komende periode zal er zowel in kennis en capaciteit moeten worden geïnvesteerd om te groeien naar een organisatie die de opgaven uit het HWBP voor ons beheergebied voortvarend kan oppakken. Hiervoor wordt ook gekeken naar samenwerking met collega waterschappen en Rijkswaterstaat. Capaciteit voor dijkverbeteringsprojecten langs de Maas wordt voor 90 % vergoed vanuit het HWBP. In 2016 wordt een concreet voorstel voor de programma-/projectorganisatie ter besluitvorming voorgelegd.
2.5 Financiën VEILIG EN BEWOONBAAR BEHEERSGEBIED 2015 Totaal FTE 26,55 Totale exploitatie lasten 10.175
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
2016 26,55 9.962
12
2017 26,55 10.206
2018 26,55 10.561
2019 26,55 10.786
2020 26,55 11.047
2021 26,55 11.300
3. VOLDOENDE WATER EN ROBUUST WATERSYSTEEM 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat over het zorgen voor een adequate en duurzame watervoorziening voor de diverse gebruiksfuncties in hun onderlinge samenhang. Waterschap Aa en Maas doet dit door het optimale peil en debiet na te streven in beken, kanalen, sloten én in de ondergrond (voorraadbeheer). Aa en Maas wil voldoende zijn opgewassen tegen weersextremen door te blijven werken aan een robuust en veerkrachtig watersysteem als onderlegger voor een klimaatbestendige ruimtelijke inrichting en landgebruik. Het waterschap maakt afspraken over het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR) met de omgeving en stemt de inrichting en het beheer van het watersysteem hierop af.
3.2 Meerjarenperspectief Instandhouden watersysteem In het ontwerp Waterbeheerplan 2016 – 2021 wordt gevraagd om meer van de gestelde waterdoelen te bereiken met beheer en onderhoud en minder vanzelfsprekend in te zetten op (her-)inrichting. Derhalve wordt meer ingezet op het optimaliseren van beheer en onderhoud. Zo geven we met de in 2015 vastgestelde nota peilbeheer een impuls aan waterconservering en KRW doelen. Een deel van het reguliere budget voor beheer en onderhoud zal worden ingezet voor experimenteren, innoveren en verbeteren. Deltaplan Hoge Zandgronden Het Deltaplan Hoge Zandgronden (DHZ) omspant de inspanningen op het gebied van GGOR Landbouw en GGOR Natuur, wateraanvoerstrategie en beregeningsbeleid. Klimaatadaptatie en het in beeld brengen van het voorzieningenniveau worden daar als opgaven aan toegevoegd. Dat betekent een grotere ambitie in de GGORprojecten dan voorheen, bijvoorbeeld door nog meer water te conserven. Aa en Maas zet in het WBP gereserveerde middelen voor klimaatadaptatie in als cofinanciering voor initiatieven van derden. GGOR Landbouw en overige EHS De overige Ecologische hoofdstructuur (EHS) en resterende GGOR landbouwopgave worden in samenhang opgepakt. In Boven Aa en Raam gebeurt dit samen met de wateraanvoerstrategie en opgaven als beekherstel en Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW). In district Hertogswetering worden de GGOR’s/ gebiedsontwikkeling geprogrammeerd voor het vrij afwaterende gebied van Den Bosch tot aan Grave voor de periode 2019 – 2021. Verdrogingsbestrijding Natura 2000 Belangrijkste Natura 2000 projecten zijn Moerputten/Vlijmense Ven en de Peelvenen. Moerputten/Vlijmense Ven is volop in uitvoering. Bij de Peelvenen is het waterschap in gesprek met de provincie om na het wegvallen van DLG het projecttrekkerschap over te nemen en samen met de provincie de realisatie van de Natura 2000 doelstellingen te kunnen veiligstellen. Verdrogingsbestrijding natte natuurparels Een groot deel van de natte natuurparels en Natura 2000 projecten zijn in planvorming of al uitgevoerd. Met uitzondering van de Hooge Raam, die wordt opgepakt binnen het project Raamvallei. De uitvoering blijft hangen op onvoldoende grondpositie; het waterschap gaat daarover in gesprek met de provincie. In 2016 en 2020 worden de natte natuurparels opnieuw onder trekkerschap van de provincie geëvalueerd. Daarbij zal Aa en Maas meer dan voorheen aandacht besteden aan het onderwerp grondwaterkwaliteit.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
13
Strategie en optimalisatie wateraanvoer In 2018 wordt de aanvoercapaciteit van de Noordervaart uitgebreid van 4,3 m3/s tot 5,4 m3/s. In 2015-2016 loopt een bestuurlijke discussie over het optimaliseren van de wateraanvoer. Hoe verdelen we het water en hoe lossen we de knelpunten in het regionale systeem op? Voor 2016 houden we rekening met € 300.000 investeringskosten, de resterende € 2,700.000 wordt besteed in 2017-2018. Aanvullende middelen komen uit het Deltafonds vanwege de voorname positie in het DHZ Werkprogramma. Beleidsontwikkeling beregening, peilbeheer, keur en wijzer onderhoud Het nieuwe beregeningsbeleid, beleid peilbeheer, wijzer onderhoud en de nieuwe Keur zijn of worden in 2015 vastgesteld. De komende jaren is er aandacht voor een zorgvuldige implementatie van dit nieuwe beleid, vanwege de directe impact voor burgers, bedrijven en andere partners. Door middel van prestatie indicatoren volgen we de voortgang en stellen we waar nodig bij. In 2015 en 2018 komt er een Brabantbrede trendanalyse van grondwaterstanden. Kennisagenda Er is behoefte aan kennis over de behaalde prestaties, de effecten van genomen maatregelen en de toestand en trend van het fysieke grond- en oppervlaktewatersysteem. We verbinden onze kennisagenda aan die van andere waterschappen, kennisinstellingen en het Deltaprogramma Zoetwater. Een goed voorbeeld daarvan is het onderzoeksproject Lumbricus, waarin het stroomgebied van de Raam als proeftuin fungeert voor innovatieve aanpakken zoals Building with Nature. POP3 Voor POP3 reserveren we een bedrag van 3 ton voor kennisoverdracht projecten klimaatadaptatie, en 5 ton voor blauwe diensten voor waterconservering. Dit levert een even groot bedrag aan POP3 subsidie op.
3.3 Speerpunten voor 2016 Op onderstaande kaart zijn de prestaties voor 2016 op basis van het Programma in Beeld weergegeven. Een belangrijk deel van de doelrealisatie gebeurt in het reguliere beheer en onderhoud. De output vindt in 2016 vooral plaats binnen de projecten: GGOR Leijgraaf; aanpakken verdroging Groote Peel; eerste knelpunten wateraanvoer op basis van de strategie wateraanvoer (staan niet op kaart). Daarnaast is een aantal GGOR-projecten in planvoorbereiding, conform de planning die in de intentieverklaring beregeningsbeleid en het Programma GGOR Landbouw is opgenomen. Kaart: Prestaties projecten in 2016 binnen programma Voldoende en robuust Water (o.b.v. Programma In Beeld)
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
14
3.4 Keuzes en consequenties In 2006 is het investeringskrediet ‘Kanaalomlegging – Rosmalense Aa’ door AB beschikbaar gesteld. Destijds was nog niet gebruikelijk direct onderhoudsbudget aan te vragen. Hierdoor is voor de Rosmalense Aa nog geen budget voor onderhoud beschikbaar. Om de kosten hiervoor dekkend te houden is een exploitatie budget van € 82.000 per jaar noodzakelijk.
3.5 Financiën VOLDOENDE WATER EN ROBUUST WATERSYSTEEM 2015 2016 Totaal FTE 109,77 110,77 Totale exploitatie lasten 37.354 36.574
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
15
2017 110,77 37.468
2018 111,77 38.773
2019 111,77 39.600
2020 111,77 40.556
2021 111,77 41.486
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
16
4. GEZOND EN NATUURLIJK WATER 4.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op alle activiteiten van het waterschap die bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen op het gebied van gezond en natuurlijk water. De doelstellingen voor dit thema zijn: Een ecologisch goed functionerend watersysteem, waarin oppervlaktewateren een goede leefomgeving vormen voor planten en dieren, die zich langs en in het water kunnen verplaatsen tussen (natuur) gebieden en waarin het watersysteem voldoet (in 2027) aan de normen voor stoffen en soortensamenstelling. Een waterkwaliteit, die voldoet aan de randvoorwaarden die een ecologisch goed functionerend systeem stelt. Daarnaast treden er geen problemen op met zware metalen, gewasbeschermingsmiddelen, medicijnresten, resistente bacteriën, hormonen etc. Het oppervlaktewater is voldoende schoon voor productiefuncties zoals industrie en landbouw en voor belevingsfuncties (recreatie). De kwaliteit van het oppervlaktewater vormt geen belemmering voor de winning van drinkwater Binnen het thema Gezond en natuurlijk water worden twee sub-thema’s onderscheiden: Natuurlijk en recreatief water en Waterkwaliteit. In de paragrafen hieronder worden deze twee sub-thema’s afzonderlijk weergegeven.
4.2 Meerjarenperspectief 4.2.1 Natuurlijk en recreatief water Ambities en ontwikkelingen De doelstellingen voor een ecologisch goed functionerend watersysteem, die conform de Kaderrichtlijn Water in 2027 bereikt moeten zijn, zijn in grote lijnen helder. Hierin worden de komende jaren geen grote veranderingen verwacht. Wel vragen deze op een aantal onderdelen om nadere uitwerking (nieuwe vormen van beekherstel, streefbeelden, meer samenwerking met derden). Door goede prioritering en programmering gaat Aa en Maas in de periode 2016-2021 aan de slag in die gebieden waar het ecologische rendement het grootst is. Voor de langere termijn (2022-2027) voert het waterschap integrale watersysteemanalyses uit om de opgaven verder in beeld te krijgen. Er wordt een integrale visie ontwikkeld op hoe het waterschap vorm wil geven aan recreatie, beleving, archeologisch, aardkundige en cultuurhistorische waarden in ons gebied. Doelmatig inrichten en instandhouden Het verhogen van doelmatigheid in inrichting en instandhouding kent een continue inzet. Voor de inrichting van het watersysteem concentreert het waterschap zich op een aantal prioritaire beken, het afmaken van waterlopen waar al veel stukken ingericht zijn en het samen optrekken met andere partijen (waaronder gemeenten). In de periode 2016-2021 worden pilots uitgevoerd met alternatieve manieren voor inrichting (o.a. Building with nature) en wordt gekeken of het mogelijk is om doelen te behalen door ander beheer en onderhoud, waardoor (dure) herinrichting achterwege kan blijven. Voor effectief en efficiënt onderhoud worden diverse ontwikkelingen en ervaringen van de laatste jaren geborgd in de trits beheerplan – onderhoudsplan – bestek. Innovatieve onderhoudsconcepten krijgen zo verdere doorwerking in de organisatie. Kansen voor waterkwaliteitsverbetering via beheer en onderhoud worden daarmee ook verzilverd. Financiering Voor de uitvoering van de inrichtingsopgave van het programma Natuurlijk water is voor de periode 20162021 een bruto investeringsbudget van € 29,8 miljoen voorzien, waarvan ongeveer de helft door middel van externe financiering zal moeten worden opgevuld. De belangrijkste bronnen hiervoor zijn: VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
17
Bestuursovereenkomst en GOB (Groenontwikkelfonds provincie Noord-Brabant): 50 % cofinanciering van beekherstel, ecologische verbindingszones (EVZ’s), natuurvriendelijke oevers (NVO’s) en vispassages; POP/GLB: mogelijkheden van inzet van het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) worden verder uitgewerkt. Voor planvorming, vooral voor het uitvoeren van de watersysteemanalyses, wordt jaarlijks een investeringsbudget aangevraagd in combinatie met planvorming vanuit andere programma’s. De exploitatieproducten binnen het programma Natuurlijk en recreatief water zijn onderhoud van EVZ’s (Natuurlijk ingerichte gebieden), onderhoud vismigratie en recreatie. Monitoring, onderzoek en innovatie Monitoring is gericht op het volgen van de condities van het watersysteem en het in beeld brengen van de effecten van maatregelen die zijn uitgevoerd. Met een nieuw ontwikkeld systeem van Prestatie Indicatoren en kentallen worden de prestaties van het waterschap in termen van doelrealisatie (output) en doelbereik (outcome) in beeld gebracht. Onderzoek en innovatie zijn erop gericht om op de langere termijn doelen voor het waterschap te kunnen bereiken. We richten ons binnen het programma Natuurlijk water op onderzoek en innovatie op het gebied van inrichting van beken (Building with nature) en beheer en onderhoud. Sociale innovatie vindt plaats op gebied van samenwerking met derden. POP3 Voor POP3 reserveren we een bedrag van 2.1 miljoen als cofinanciering op onze KRW inrichtingsprojecten. Dit levert een even groot bedrag aan POP3 subsidie op.
4.2.2 Waterkwaliteit Aanpak nutriënten Ten aanzien van de drie meest relevante oorzaken van normoverschrijding op gebied van nutriënten richt Aa en Maas zich in 2016 op de zuiveringen, wateraanvoer en landbouw. Deze drie strategieën zijn er op gericht om de doelen KRW-doelen voor waterkwaliteit (2027) te bereiken: Zuiveringsstrategie en effluentbeleid: Voor effluentlozing vanuit rwzi’s is het waterschap gehouden aan de daarvoor geldende regelgeving. Cruciaal is het vastleggen van passende effluenteisen om te voldoen aan het Activiteitenbesluit en het Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water met bijbehorende overgangsperiode. Het effluentbeleid geeft richting aan de nadere uitwerking van een zuiveringsstrategie (zie paragraaf 5.3). Aanvoerstrategie: Met het ontwikkelen van een aanvoerstrategie wordt ingezet op het zo positief mogelijk beïnvloeden van de waterkwaliteit via inlaat van water uit bovenstrooms gelegen waterlichamen. Een voorbeeld daarvan is de aanvoerstrategie Noordervaart. Strategie landbouw: Voor reductie van fosfaat- en stikstofemissies vanuit de landbouw richt Aa en Maas zich op stimuleren van maatregelen door de agrarische sector. Hiertoe wordt een nadere strategie geformuleerd waar het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer een onderdeel van vormt. Daarbij hoort ook het verder vormgeven van gebiedspilots waterkwaliteit. Emissiebeheerplan Met het oog op het aanpakken van emissies naar het watersysteem wordt een emissiebeheerplan (EBP) opgesteld. Dit EBP geeft een volledig beeld van alle emissies en omvat naast de nutriënten ook andere stofgroepen zoals zware metalen, gewasbeschermingsmiddelen, antibiotica-resistente bacteriën, medicijnen en nieuwe stoffen. Vanuit de stofgroepen, emissieroutes en betrokken doelgroepen biedt het EBP concrete handvatten voor uitvoering van waterschapsactiviteiten.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
18
Onderzoek en kennisontwikkeling Om het inzicht in het functioneren van het watersysteem actueel te houden wordt doorlopend geïnvesteerd in onderzoek en kennisontwikkeling. Onderzoek is tevens van belang bij de voorbereiding van nieuw beleid zoals het effluentbeleid.
4.3 Speerpunten voor 2016
4.3.1 Natuurlijk en recreatief water Beleidsnota beekherstel Tot en met 2027 moet er nog een aanzienlijk aantal beken hersteld worden. In 2011 is de Beleidsnota beekherstel door het AB vastgesteld. Deze beleidsnota moet op een aantal onderdelen geactualiseerd worden om de vragen van vandaag te beantwoorden. In de geactualiseerde beleidsnota geeft Aa en Maas richting voor beekherstel tot en met 2027. Dit geeft inwoners, boeren en externe partners maar ook de eigen medewerkers duidelijkheid over de koers van het waterschap. Visie samenwerking op instandhouden De samenwerking met derden in het onderhoud van het watersysteem vindt nu nog incidenteel plaats. Het waterschap denkt met (nieuwe) samenwerkingsverbanden efficiënter en/of met meer maatschappelijk draagvlak te kunnen gaan werken. Hoe het waterschap dit wil doen wordt in een visie uitgewerkt. Watersysteemanalyses In 2015 zijn de eerste watersysteemanalyses uitgevoerd. Eind 2018 zal Aa en Maas voor alle ± 40 stroomgebieden in zijn beheergebied een systeemanalyse hebben uitgevoerd. In 2019 kunnen deze vervolgens geïntegreerd worden voor analyses op niveau van het hele waterschap, waarmee keuzes over doelen en maatregelen voor de volgende planperiode (2022-2027) voorbereid kunnen worden. Integrale visie op beleving, recreatief medegebruik en cultuurhistorie Om op het vlak van mooi en beleefbaar water nog beter aan te sluiten op de wensen en behoeften uit de omgeving wordt in 2016 een “belevingsonderzoek” uitgevoerd. Daarop volgend wordt een integrale visie op recreatie, beleving, archeologisch, aardkundige en cultuurhistorische waarden voor het beheergebied ontwikkeld.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
19
Inrichting watersysteem In de periode 2016-2021 ligt een aanzienlijke inrichtingsopgave voor. Op onderstaande kaart is weergeven in welke realisatie de komende jaren wordt voorzien. Kaart: Prestaties projecten in 2016 binnen programma Natuurlijk en recreatief Water (o.b.v. Programma In Beeld)
Toelichting kaart: De prestaties van 2016 vinden plaats binnen de projecten: - Dynamisch Beekdal fase 5 en 6 - IGP Bakel-Milheeze - EVZ Baardwijkse Overlaat - EVZ Voordijk - EVZ Nieuwe Bossche Sloot - EVZ Drongelens Kanaal – traject Overlaatweg - Valkenvoortweg Om de inrichtingsopgave te realiseren moet gewerkt worden aan grondverwerving, planvoorbereiding en uitvoering. Bij grondverwerving loopt het waterschap aan tegen de plafonds van de grondbank. Het waterschap is met het opheffen van DLG/BBL en de financiële krapte bij gemeenten de enige overheidspartij die buiten de EHS nog strategische gronden kan verwerven. Bekeken moet worden hoe hier mee omgegaan kan worden. Ook bij de aanleg van EVZ’s loopt het waterschap aan tegen de financiële (on)mogelijkheden van gemeenten. Op enkele, voor het herstel van het watersysteem cruciale locaties, kan het nodig zijn om het uitgangspunt om alleen samen met gemeenten de volledige EVZ te ontwikkelen los te laten.
4.4 Keuzes en consequenties Er zij geen afwijkingen zijn ten opzichte van het ontwerp WBP en er vooralsnog geen nieuwe keuzes voorliggen. Wanneer deze zich voordoen wordt het AB hierover geïnformeerd.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
20
4.5 Financiën
4.5.1 Natuurlijk en recreatief water GEZOND EN NATUURLIJK WATER Totaal FTE Totale exploitatie lasten
2015 15,52 5.666
2016 24,52 9.586
2017 24,52 9.821
2018 24,52 10.163
2019 24,52 10.379
2020 24,52 10.630
2021 24,52 10.874
De toename ten opzichte van 2015 wordt veroorzaakt door verschuiving van het kwaliteitsdeel van het programma Schoonwater naar dit programma. Voor de tarieven heeft deze verschuiving geen gevolgen.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
21
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
22
5. SCHOON WATER 5.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat over de doelen en activiteiten met betrekking tot de afvalwaterketen met daarin een centrale plek voor het zuiveren van afvalwater. Het zuiveren van afvalwater draagt bij aan het realiseren van een gezond en natuurlijk watersysteem. De samenhang met het thema gezond en natuurlijk water is hiermee gelegd. De maatschappelijke doelstellingen voor Schoon water zijn: • Een duurzame en efficiënte afvalwaterketen; • Bijdragen aan een gezond en robuust watersysteem.
5.2 Meerjarenperspectief Optimaliseren uitvoeren zuiveringstaak Relevante ontwikkelingen voor de komende jaren zijn: onder druk staande investeringen in de waterketen vanwege sterke druk op de financiële middelen; opschalende en samenwerkende gemeenten; afhaakproblematiek bedrijven; verbinden van watersysteem en -keten; mogelijke aanscherping van de waterkwaliteitsdoelstellingen (en daardoor ook van de lozingsvoorwaarden in de vergunning) en aanvulling/aanpassing van de stoffenlijst. Ook in 2016 en de daaropvolgende jaren blijft het waterschap doorgaan met zichzelf continu te verbeteren en te blijven zoeken naar een verbetering van de zuiveringsprestaties en verlaging van de kosten. Het zuiveringsproces kan verbeterd worden door bestaande werkwijzen en processen te veranderen en te zorgen voor goed meten en monitoren. Het uiteindelijke doel is om continu inzicht te hebben in en controle te hebben over de zuiveringen. Daarom gaat het vervangen van verouderde procesautomatisering, het implementeren van slimme procesregelingen en het vertalen van de nieuw verkregen data uit o.a. het vernieuwde telemetrie-systeem naar informatie, in de komende planperiode gewoon door. In het algemeen wordt ervan uitgegaan (Stowa-rapport 2007-24) dat met een conventioneel actief slibsysteem voor stikstof een effluentconcentratie van 5,5 mg/l en voor fosfaat 0,5 mg/l bij biologische P-verwijdering en 0,3 mg/l bij chemisch (ondersteunde) P-verwijdering gerealiseerd kan worden. Door optimalisatie van de zuiveringen wil het waterschap deze planperiode deze effluentconcentraties zien te realiseren of zo dicht mogelijk te naderen. Dit levert een verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit op maar daarmee worden de lange termijn (KRW-) waterkwaliteitsdoelstellingen nog niet gerealiseerd. Met een nog op te stellen zuiveringsstrategie beoogt het waterschap deze gefaseerd te realiseren. In het kader van doelmatigheid gaat het waterschap verder met de implementatie van integraal assetmanagement. Om de kostenontwikkeling te beperken rondt het waterschap deze planperiode de renovatie van rwzi ’s-Hertogenbosch af, inclusief de ombouw tot energiefabriek. Daarnaast bereidt waterschap Aa en Maas de renovatietrajecten voor de rwzi’s Oijen, Dinther en Land van Cuijk voor en voert het waterschap waar nodig renovaties en onderhoud aan de gemalen en transportleidingen uit. Een duurzame en efficiënte afvalwaterketen Gemeenten en waterschap beheren samen de afvalwaterketen. Afspraken over een doelmatig beheer zijn vastgelegd in het landelijk Bestuursakkoord Water (BAW, april 2011, zie ook § 6.1). Uitwerking van dit BAW geschiedt in vier werkeenheden. Voor de periode 2013-2017 zijn de samenwerkingsprojecten bestuurlijk vastgelegd in samenwerkingsovereenkomsten. De kern van de afspraken in het BAW is om de verwachte
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
23
stijging in de kosten grotendeels teniet te doen. Doel is om in deze WBP-periode tenminste 15% op de jaarlijkse kosten voor afvalwatertransport en –zuiveren te besparen ten opzichte van de jaarlijkse kosten in 2010. Het waterschap zal zijn uiterste best moeten blijven doen om de stijging van het zuiveringstarief te beperken. Dit mede vanwege een terugloop in het aantal vervuilingseenheden. Innovaties/Routekaart Afvalwaterketen 2030 De voorziene ontwikkelingen bij dit onderwerp zijn: landelijk een steeds grotere inzet van energie-efficiënte technologieën; meer aandacht voor klimaatverandering en mitigatie van broeikasgasemissies; versnelling in technologische ontwikkeling en onderzoek naar hergebruik van grondstoffen en energie uit afvalwater. Door het toepassen van innovaties wil waterschap Aa en Maas meerwaarde creëren. Er wordt doorgegaan met een verdere implementatie van de Routekaart Afvalwaterketen 2030. Vanuit de afvalwaterketen wil het waterschap de komende jaren actief inzetten op het winnen van grondstoffen (fosfaat, cellulose en stikstof) en op de productie van duurzame energie. Realiseren waterkwaliteitsdoelstellingen Ontwikkelingen op dit gebied zijn: mogelijke aanscherping van de waterkwaliteitsdoelstellingen (en daardoor ook van de lozingsvoorwaarden in de vergunning), maar ook aanvulling/aanpassing van de stoffenlijst; verbinden van watersysteem en –keten. In de komende jaren wordt meer kennis en inzicht opgedaan over hoe toekomstige waterkwaliteitsdoelstellingen kunnen worden gerealiseerd en tevens wordt verkend hoe om te gaan met ‘’nieuwe stoffen” als medicijnen en hormonen. Zie hiervoor Hoofdstuk 4, onderdeel waterkwaliteit. POP3 Voor POP3 reserveren we een bedrag van 3 ton voor projecten t.b.v. kennisoverdracht op emissiereductie en zuinig grondstoffengebruik in de landbouw, en een bedrag van 2.5 ton voor het aanpakken van afspoeling op agrarische percelen middels Blauwe diensten, uitgevoerd door het Collectief Oost Brabant. Dit levert een even groot bedrag aan POP3 subsidie op.
5.3 Speerpunten voor 2016 Transporteren van afvalwater De geplande renovatie van diverse rioolgemalen, gericht op bedrijfszekerheid conform de huidige technische eisen en de verwerking van het door gemeenten aangeboden rioolwater, wordt ook in 2016 voortgezet. In 2016 komen de rioolgemalen Lithoijen, Maren–Kessel en Haarsteeg gereed. Ook worden de werkzaamheden aan de transportleidingen Gemert -’t Broek en Beek en Donk -’t Broek afgerond. In 2015 worden de voorbereidende studies naar de vervangingsopties voor de leidingtracés rioolgemaal Achterdijk-rwzi Land van Cuijk en rioolgemaal de Hutten – rwzi afgerond. In 2016 wordt gestart met uitvoering van de uit de studies voortkomende voorgestelde aanpak. Het inspectieplan voor de transportleidingen in de regio ’s-Hertogenbosch zal in 2016 worden afgerond. Op basis van de ervaringen en resultaten van dit project zal ook voor de overige zuiveringsregio’s een inspectieen onderhoudsplan voor de transportleidingen worden opgesteld. Daarnaast worden verdere stappen gemaakt in de uitrol van ons assetmanagement (verder ontwikkelen en vullen van de applicaties Ultimo en Optimizer+).
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
24
Zuiveren van afvalwater In 2016 komt de Zuiveringsstrategie gereed. Hiermee ontstaat een handvat/richtlijn om een integrale afweging te maken wanneer en hoe de rwzi’s aangepast moeten gaan worden. De zuiveringsstrategie bevat een plan van aanpak om de doelstellingen per rwzi op detailniveau uit te werken. De renovatieperiode van de rwzi ’sHertogenbosch loopt tot 2017. In de periode 2015 t/m 2017 zullen conform planning substantiële investeringen plaatsvinden. In 2015 worden op de zuiveringen Oijen en Dinther pilots uitgevoerd met als doel om de exploitatiekosten en de effluentconcentraties aan stikstof en fosfaat te verlagen. Afhankelijk van de resultaten en ervaringen zal hier in 2016 een vervolg aan worden gegeven. Daarnaast wordt in 2016 de implementatie gecontinueerd van 5S- en Lean Six Sigma-methodiek, en Asset Control. Dit om verdere besparingskansen inzichtelijk te maken en een proactieve sturing door te voeren. Een duurzame en efficiënte afvalwaterketen Zoals afgesproken in de samenwerkingsovereenkomsten wordt voortgegaan met het (uitbreiden van) onderhoud en beheer van gemeentelijke rioolgemalen om de gezamenlijke kosten te verlagen en de kwaliteit te verhogen. Met de gemeenten Asten, Someren en Laarbeek worden momenteel gesprekken gevoerd om ook voor hen het beheer en onderhoud van de gemalen uit te voeren. Daarnaast wordt een aantal onderzoeken opgestart c.q. voortgezet omtrent o.a. gezamenlijke planvorming, afstemming investeringen, meten en monitoren, reinigen van inspectie van leidingen etc. Energie, rest- en grondstoffen en klimaat In 2016 heeft waterschap Aa en Maas: een eigen energiebeleid opgesteld; de uitwerking van de slibstrategiestudie gereed; op de rwzi ’s-Hertogenbosch de gasopwerking en -levering gerealiseerd waarbij biogas geleverd wordt aan Heineken en als transportbrandstof voor de Afvalstoffendienst; het ontwerp voor een full scale installatie voor celluloseterugwinning op de rwzi Aarle-Rixtel gereed; een start gemaakt met demonstratie-installatie voor het superkritisch vergassen van zuiveringsslib op de rwzi Oijen; afzetmogelijkheden voor het op rwzi Land van Cuijk geproduceerde struviet in kaart gebracht. Realiseren waterkwaliteitsdoelstellingen In 2014 is het Activiteitenbesluit van kracht geworden. Rekening houdend met een overgangstermijn van drie jaar moet het waterschap uiterlijk maart 2017 inzichtelijk hebben of voor de zuiveringen maatwerkvoorschriften moeten worden aangevraagd of maatregelen moeten worden getroffen. Hiervoor wordt een effluentbeleid opgesteld en aan de hand van dit beleid zullen de consequenties voor de zuiveringen worden uitgewerkt.
5.4 Keuzes en consequenties Medio 2015 wordt gestart met het opstellen van een Zuiveringsstrategie. Om tot een goed onderbouwde strategie te komen is inzicht in de technische staat en resterende levensduur van onze zuiveringen nodig. In het huidige investeringsprogramma is niet voorzien in een technische inspectie van onze zuiveringen. Indien deze inspecties nodig blijken te zijn dan zal hiervoor in de toekomst financiële middelen beschikbaar gesteld moeten worden. Als gevolg van steeds verdergaande samenwerking (met gemeenten en bedrijven) en implementatie van innovatieve en vaak aanvullende technieken (fijnzeefinstallatie, struvietterugwinning, “living machine”) verandert het werken op de rwzi’s gestaag. In het verleden zijn extra werkzaamheden als gevolg van deze activiteiten zoveel mogelijk geabsorbeerd in de bestaande maar al uitgelijnde formatie maar hierdoor is de
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
25
werkdruk merkbaar aan het toenemen. Dit betekent dat toekomstige extra activiteiten kunnen resulteren in extra formatieruimte. Deels worden bovengenoemde kosten gecompenseerd aangezien extra inkomsten worden gegenereerd en de oproep binnen de organisatie is dan ook duidelijk dit te blijven doen (gaslevering, opbrengsten struviet en filtermateriaal). Wanneer voor meer gemeenten het beheer en onderhoud van gemalen uitgevoerd gaat worden dan kunnen deze werkzaamheden niet meer opgevangen worden binnen de bestaande personele bezetting. Dit betekent dat toekomstige extra activiteiten kunnen resulteren in extra formatieruimte. Aangezien het beheer en onderhoud van gemeentelijke gemalen inkomsten genereerd worden de kosten van de mogelijke extra formatieruimte gecompenseerd uit deze inkomsten waardoor dit budgetneutraal verloopt (conform Wet Markt en Overheid). Daarnaast dient er bij nieuwe investeringsprojecten en scope-wijzigingen in bestaande projecten veel beter rekening gehouden te worden met de consequenties voor onderhoud en beheer. De ervaring leert dat bij uitzonderlijk grote projecten zoals de renovatie van RWZI Den Bosch, om te blijven voldoen aan wetgeving en verwachtingen, substantieel extra inzet (uren) nodig is van onze eigen medewerkers. Deze uren zitten onder andere in: het aanwezig zijn bij testen, advies/informatieverstrekking, aan/afschakelen van apparatuur, beoordelen van ontwerpen, afname als installatieverantwoordelijke, opnemen van nieuwe/gewijzigde objecten in het OBS, etc. Verder kunnen door in het renovatie-traject proactief te zijn diverse meerwerkkosten na oplevering worden voorkomen. Om de voortgang van de dagelijkse bedrijfsvoering (Beheer & Onderhoud) en van andere projecten (O&R) op rwzi Den Bosch niet in gevaar te brengen zal mogelijk extra inhuur nodig zijn.
De Bonus/malus als gevolg van de renovatie van rwzi ’s-Hertogenbosch is opgenomen in de risicoparagraaf. Op 23-02-2015 heeft de directie besloten de functie maintenance-engineer open te stellen. De maintenance engineer gaat vorm geven aan het verder professionaliseren van het onderhoud binnen zuiveren. Afgesproken is deze formatie met de bijbehorende loonkosten te verrekenen door een structurele verlaging van het onderhoud binnen het budget goederen en diensten van Zuiveren. Dit houdt in een bedrag van € 140.000 per jaar. Dit bedrag wordt verdeeld over de 5 steunpunten.
5.5 Financiën
SCHOON WATER Totaal FTE Totale exploitatie lasten
2015 89,59 55.498
2016 81,60 52.094
2017 81,60 49.103
2018 81,60 56.997
2019 81,60 59.300
2020 81,60 59.527
2021 81,60 60.471
De afname ten opzichte van 2015 wordt veroorzaakt door verschuiving van het kwaliteitsdeel naar het programma Gezond en Natuurlijk water. Voor de tarieven heeft deze verschuiving geen gevolgen.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
26
6. MAATSCHAPPELIJKE ROL EN BEDRIJFSVOERING 6.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de maatschappelijke rol van het waterschap als overheidsorgaan. Basis hiervoor vormt het Bestuursakkoord 2015-2019, waarin als bestuurlijke accenten voor onze maatschappelijk rol zijn weergegeven: Een waterschap middenin de samenleving samenwerking met partners; Bovendien wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de doelstellingen en activiteiten op het vlak van bedrijfsvoering en de organisatieontwikkeling. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan bod: Samenwerking met partners Internationale samenwerking Water in bebouwd gebied Kennisontwikkeling en innovatie Energie en grondstoffen Water en ruimte Maatschappelijk verantwoord ondernemen Informatiebeleidsplan Winnend samenwerken Organisatieontwikkeling Bedrijfsvoering
6.2 Samenwerking met partners Het waterschap kiest ervoor om multischalig te opereren, met de regio oost-Brabant als basis. Wij zien nog veel mogelijkheden om de samenwerking met onze partners in Oost-Brabant te verbeteren en zo in ons beheergebied meer voor elkaar te krijgen voor minder geld. In gebieden waar veel speelt, brengen wij onze initiatieven samen met de initiatieven van gemeenten, provincie, terrein beherende organisaties, agrariërs, bedrijven, etc. Zo werken we samen toe naar een integraal plan dat voor alle partijen meerwaarde biedt en waarin de totale kosten worden beperkt. Voorbeelden van waar we zulke samenwerkingsverbanden vormgeven zijn het Centrumplan Veghel, Laarbeek Waterpoort van de Peel en de Raamvallei. Als het gaat om de uitvoering zoeken we de samenwerking vooral in de regio. Voor andere onderwerpen kunnen ook andere schaalniveaus van belang zijn. We bewegen ons op Europees niveau om goed op de hoogte te zijn van welke ontwikkelingen er op ons afkomen rond bijvoorbeeld Kaderrichtlijn water (KRW), Richtlijn overstromingsrisico’s (ROR) en Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Waar nodig proberen we hierin, al dan niet via de Unie van Waterschappen, bij te sturen. Op landelijk niveau spelen bijvoorbeeld de Deltabeslissingen die een grote invloed hebben op de opgaven van het waterschap de komende jaren. Ook kan het bijvoorbeeld nodig zijn om landelijke wet- en regelgeving aan te passen om waterdoelstellingen in het gebied van Aa en Maas te kunnen bereiken. We blijven inzetten op winnend samenwerken met de andere Brabantse waterschappen om kosten te besparen, kwetsbaarheid te verminderen en kwaliteit te verhogen. Mooie voorbeelden vanuit de afgelopen jaren zijn het gezamenlijke inkoopbeleid, het mobiliteitsbeleid, het vaststellen van Brabantbreed beregeningsbeleid en een Brabantbrede keur, etc.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
27
De provincie is op allerlei fronten een belangrijke partner. De provincie is bij gebiedsontwikkelingen vaak één van de belanghebbende partijen, bijvoorbeeld met eigen doelstellingen voor infrastructuur. Vanuit het Groenfonds wordt bijgedragen aan diverse maatregelen die het waterschap uitvoert (verdrogingsbestrijding, ecologische verbindingszones). Bovendien heeft de provincie tot en met 2015 via de tweede Bestuursovereenkomst bijgedragen aan KRW-maatregelen zoals beekherstel, vispassages, etc. Voor de periode 2016 – 2021 worden momenteel nieuwe afspraken tussen de waterschappen, provincie en eventuele andere partijen voorbereid. Deze afspraken zijn medebepalend of de doelstellingen uit het Waterbeheerplan financieel haalbaar zijn. Specifieke aandacht gaat uit naar samenwerking met onze inwoners. Dit onderwerp komt terug in de paragraaf over “Water in bebouwd gebied”.
6.3 Internationale samenwerking Door middel van onze internationale samenwerkingsactiviteiten wil het waterschap invulling blijven geven om de millenniumdoelstellingen te halen, bij te dragen aan de landelijke doelstellingen (via b.v. Water Mondiaal, Top Sector Water, Ontwikkelingssamenwerking Water) en goed werkgeverschap . Onze internationale partners profiteren door middel van de inhoudelijke kennisoverdracht vanuit Nederland op het gebied van integraal waterbeheer en good (water) governance, terwijl onze medewerkers (internationale) ervaring en kerncompetenties als flexibiliteit, (open) communicatie, reflectievermogen, responsiviteit, omgevingsbewustzijn en verbinden opdoen. Aa en Maas vertegenwoordigd de Brabantse Waterschappen in de werkgroep internationaal van de Unie van Waterschappen. Tevens leveren wij een actieve bijdrage aan de krachtenbundeling internationaal binnen de Unie.
6.4 Water in bebouwd gebied 6.4.1 Inleiding In het ontwerp Waterbeheerplan 2016-2021 is de waterschapsambitie met betrekking tot het bebouwd gebied als volgt verwoord: “Ook in bebouwd gebied streven wij naar het hebben en houden van een gezond, robuust en veerkrachtig watersysteem. Een watersysteem dat onze inwoners kunnen beleven, waar ze van kunnen genieten. Steeds vaker voorkomende extreme neerslag, periodes van droogte en problemen als gevolg van extreme warmte (bijvoorbeeld hittestress) raken direct aan de belangen van veel inwoners van het beheergebied. In de planperiode verkent het waterschap met zijn partners hoe de problemen in bebouwd gebied opgevangen kunnen worden. Hier liggen direct raakvlakken met de inrichting van de openbare ruimte (gemeenten, projectontwikkelaar) en hoe burgers en bedrijven omgaan met hemelwater in en op hun percelen. Hoewel de formele taak in het beheer daarvan niet bij het waterschap ligt, wil het waterschap zijn steentje bijdragen aan een verbeterde leefomgeving in dorp en stad.”
6.4.2 Meerjarenperspectief Ontwikkelingen voor de periode 2016-2021 Water in bebouwd gebied krijgt steeds meer aandacht. Op nationaal niveau is bebouwd gebied opgenomen in de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie, maar ook is er aandacht voor in de Deltabeslissing Zoetwater. Via de lijn Klimaat Actieve Stad (KAS) van de Unie van Waterschappen komt het thema bebouwd gebied duidelijk terug en wordt op die wijze nadrukkelijk geagendeerd binnen de Agenda Stad van het Rijk. Er wordt hierbij extra aandacht gevraagd voor de aspecten gezondheid, burgerbetrokkenheid, belevingswaarde en samenwerking met partners om de opgaven in de bebouwde leefomgeving (water als onderdeel van de openbare ruimte) te realiseren. Het OESO-rapport (2014) leert ons dat vooral het gebrekkige waterbewustzijn bij de Neder-
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
28
landse burger aandacht behoeft. Bovendien wordt het overgrote deel van de belastingen van Aa en Maas in het bebouwd gebied geïnd, wat aandacht door Aa en Maas voor bebouwd gebied legitimeert. Hoe wordt hier invulling aan gegeven Door middel van de trits weten – willen – werken wordt invulling gegeven aan de genoemde ontwikkeldoelen voor het bebouwd gebied. Door de monitoring van water in bebouwd gebied te intensiveren en te adviseren bij klimaatstresstesten door gemeenten geeft het waterschap invulling aan het ‘weten’. Het ‘willen’ brengt het waterschap tot uitdrukking in het opstellen van een ambitiedocument en een actueel beleidskader voor het bebouwd gebied. Daarnaast maakt het waterschap samen met gemeenten verkenningen die leiden tot gezamenlijke ambities, waarbij (water)veiligheid, duurzaamheid, ruimtelijke ordening, klimaat, landschap/groen worden gekoppeld aan maatschappelijke thema’s als leefbaarheid, gezondheid, (circulaire) economie, sociale structuur en cultuurhistorie. Tot slot ‘werkt’ Aa en Maas aan verdergaande deregulering, de afronding van de geplande uitvoeringsmaatregelen ten aanzien van wateroverlast en aanpak waterkwaliteit & beleving in bebouwd gebied, de continuering van het bestaande beheer en de uitbouw van regionale en lokale samenwerking. In dit kader worden de in het WBP gereserveerde middelen voor klimaatadaptatie ingezet als cofinanciering voor initiatieven van derden. In bebouwd gebied zijn daarvoor de gemeenten en industrie de voor de hand liggende partners.
6.4.3 Speerpunten voor 2016
Aa en Maas weet voor minimaal de helft van de gemeenten in het beheergebied wat de mate van robuustheid van het watersysteem in bebouwd gebied is in het kader van klimaatadaptatie. Aa en Maas weet wat de knelpunten en kwetsbaarheden zijn in het watersysteem in bebouwd gebied. Waterschap en gemeenten geven samen aan wat zij willen – op basis van de uitkomsten van stresstesten worden de gezamenlijke ambities opgesteld. Het waterschap geeft aan welke rol hij wil vervullen en hoe daaraan invulling moet worden gegeven – de ambities worden vastgesteld en er wordt een actueel beleidskader opgesteld. Aa en Maas werkt aan de geplande uitvoeringsmaatregelen tegen wateroverlast en de aanpak van waterkwaliteit & beleving in bebouwd gebied. Aa en Maas werkt aan en co-financiert kleinschalige klimaatactieve maatregelen in bebouwd gebied. Aa en Maas werkt aan de klimaatactieve uitvoering van maatregelen in bebouwd gebied waar het waterschap zelf een opgave heeft, waarbij gedacht kan worden aan ontwikkelingen zoals ‘Veghel aan de Aa’, Stads Aa Den Bosch’ en een vervolg op het ‘Klimaatatelier Land van Cuijk’.
6.4.4 Keuzes en consequenties Ten opzichte van de knelpuntenaanpak uit het WBP (2010-2015) wordt de reactieve aanpak verbreed naar een structurele en fundamentele aanpak waarbij actief wordt geanticipeerd op klimaatontwikkelingen en gezondheid en beleving in bebouwd gebied. Daarbij wordt het belang benadrukt van water en de economische meerwaarde die het waterschap daarin kan verwezenlijken via het spoor innovatie en circulaire economie. Zo ontstaat bij burgers, bedrijven en medeoverheden het besef dat water een wezenlijk onderdeel uitmaakt van een gezonde woon-, werk- en leefomgeving. De ambities en de rol van het waterschap in bebouwd gebied en de invulling daarvan (met een samenhangende aanpak vanuit meerjarig perspectief) hebben consequenties voor de inzet van middelen in 2016 op het vlak van willen en werken.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
29
6.5 Kennisontwikkeling en innovatie Aa en Maas wil grote ambities realiseren en tegelijkertijd de lasten betaalbaar houden. Dit vraagt om een grote efficiëntie, om het continu verbeteren en vernieuwen van producten, diensten en processen. De basis hiervoor wordt gevormd door kennis. Wij moeten weten hoe ons watersysteem werkt, hoe een zuivering functioneert, maar ook weten welke nieuwe trends en ontwikkelingen er zijn en hoe we die zouden kunnen benutten. Waterschap Aa en Maas wil daarom op het gebied van watersysteem, keringen en afvalwater topkennis in huis hebben. Innovatie is bij Aa en Maas met circa 40 lopende projecten springlevend. De besparingen en opbrengsten zijn de afgelopen jaren 5 tot 8 keer groter geweest dan de investeringen in innovatie. Waterschap Aa en Maas hecht veel waarde aan innovatie en koestert haar innovatieve imago.
6.5.1 Speerpunten voor 2016 Voor de waterketen richten de innovaties zich met name op het realiseren van de visie van de Routekaart voor duurzame afvalwaterketen: het verder verwaarden van het afvalwater in grondstoffen en energie. In 2016 ligt de focus daarvoor op de realisatie van de gasopwerking en -levering op de RWZI Den Bosch, het realiseren van een full scale installatie voor celluloseterugwinning op de RWZI Aarle-Rixtel en komen tot een demonstratie van superkritische vergassing van slib. Verder wordt samen met de gemeente Den Bosch en de burgers uit de wijk Groote Wielen gekeken naar een decentrale zuiveringsvariant volgens het concept van de living machine (zuiveringstechnologie gecombineerd met zuivering door planten). Wanneer dit volgens het consortium interessant is en technisch en financieel haalbaar, zou realisatie in 2016 kunnen plaatsvinden. Watersysteem en -keringen legt de focus op vier specifieke gebieden: verwaarding en vergroting veiligheid van keringen (realisatie project Dijkdenken Gewande en slimme concepten voor tegengaan van piping), slimmer peilbeheer (projecten SAT-Water en de Verkeerstoren), maaiselverwerking (bijv. bioraffinage tot hoogwaardig eiwit of productie van papier) en beekherstel (toepassing concept van ‘building with nature’). Verder wordt samen met andere waterschappen gewerkt aan een visie op een duurzaam watersysteem zodat de activiteiten zich beter kunnen richten. Naast bovengenoemde projecten wordt onverminderd ingezet op het operationaliseren van goede ideeën en initiatieven (netwerken en ruimte creëren) , waarbij het innovatiebudget ingezet wordt als aanjaaggeld om nieuwe business cases te genereren die zichzelf, én het innovatiebudget, terugverdienen. Vanuit de medewerkers is er behoefte om onafhankelijk van plaats en tijd te beschikken over de actuele en zo volledige mogelijke informatievoorziening. Voor de medewerkers is het mogelijk om in het gebied van Aa en Maas gebruik te maken van digitale technologie zoals tablets en smart-phones om informatie toe te voegen of om informatie op te zoeken. Deze nieuwe digitale technologieën worden opgenomen in de werkprocessen om zodoende tijd en geld te besparen. Deze nieuwe technologieën zijn tezamen ontwikkeld met de Brabantse Waterschappen.
6.6 Energie en grondstoffen Wereldwijd worden grondstoffen schaarser of raken zelfs helemaal uitgeput. Afvalwater en reststromen worden daardoor steeds waardevoller, zowel vanuit het oogpunt van verduurzaming maatschappelijke verantwoordelijkheid of een economisch rendabele business case. Op langere termijn streven we ernaar om bij alle RWZI’s waar dat rendabel is energie- en grondstoffen terug te winnen. De eerste grondstoffenwinning hebben we in 2015 bij RWZI land van Cuijk al gerealiseerd.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
30
Zoals in de paragraaf innovatie al genoemd, ligt in 2016 de focus op de realisatie van de gasopwerking en levering op de RWZI Den Bosch, het realiseren van een full scale installatie voor celluloseterugwinning op de RWZI Aarle-Rixtel en het komen tot een demonstratie van superkritische vergassing van slib.
6.7 Water en ruimte
6.7.1 Inleiding Voor de uitvoering van de waterbeheertaken en wateropgaven is fysieke ruimte nodig, zowel aan de oppervlakte als in de ondergrond. Een goede borging van het waterbelang in gebiedsontwikkelingsprocessen is essentieel in het realiseren van de wateropgaven van het waterschap. Het waterschap levert daarom vanuit verschillende disciplines en op verschillende maatschappelijke en bestuurlijke speelvelden een bijdrage in ruimtelijke planprocessen. De laatste jaren is het besef gegroeid dat het adagium van de watertoets – een zo vroeg mogelijke betrokkenheid in ruimtelijke planprocessen – zich niet beperkt tot de voorbereiding van die ruimtelijke plannen. Bestemmingsplannen, structuurvisies en omgevingsplannen zijn op hun beurt weer de resultanten van onderliggende maatschappelijke en bestuurlijke processen. Aldus vindt beïnvloeding van derden ten behoeve van de borging van het waterbelang niet alleen binnen de verschillende maatschappelijke/bestuurlijke sectoren en thema’s plaats, maar ook op meerdere schaalniveau’s; het waterschap schakelt tussen de sloot en Europa, zowel binnen de eigen organisatie (RO-kolom) als met onze multisectorale en multischalige omgeving.
6.7.2 Meerjarenperspectief Die inbreng zet het waterschap ook de komende jaren voort (WBP 2016-2021), waarbij deze inzet langs drie lijnen loopt: 1. De vertaling van de wateropgaven in een ruimtelijke opgave. 2. Doorgaan met advisering in het kader van het watertoetsproces. 3. Beïnvloeding van (strategische) ontwikkelingsprocessen met aan waterbelang gerelateerde economischruimtelijke consequenties. Het betreft de waterschapsinbreng en -investering in beleids- en ontwikkelingsprocessen binnen provinciale, regionale en gemeentelijke kaders (Regionaal ruimtelijk overleg, B5-overleg, Gebiedsagenda Brabant en regionale samenwerking als Agrifood Capital, Peelnetwerk en Brainport-Oost) en op Rijksniveau (Deltaprogramma, MIRT, voorbereiding Omgevingswet e.d.).
6.7.3 Speerpunten voor 2016 In 2016 zullen de regionale samenwerkingen weer opnieuw voor een aantal jaren worden vastgelegd (gecontinueerd). Daarnaast worden in 2016, mede met het oog op de voorbereiding van de Omgevingswet, de in 2007 vastgestelde ‘Uitwerking uitgangspunten watertoets’ geactualiseerd.
6.7.4 Keuzes en consequenties De bijdrage door Aa en Maas aan de regionale samenwerkingen wordt geleverd in de vorm van een jaarlijkse financiële bijdrage (zie onderstaande tabel) en in het leveren van capaciteit. Vooralsnog is hier geen sprake van een wijziging in de bestaande bijdrage.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
31
Bestemming
jaar
Agrifood Capital (incl. Platform Duurzame Leefomgeving - PDL) Agrifood Capital (incl. PDL) Peelnetwerk Peelnetwerk Het Groene Woud Het Groene Woud Maashorst Maashorst Overige regio’s Overige regio’s
2016
Bedrag 2016 115.000
2017-2019 2016-2017 2017-2020 2016 2017-2020 2016 2017-2019 2016 2017-2019
Bedrag 2017-2020
345.000 15.000 45.000 5.000 20.000 5.000 15.000 10.000 30.000
Totaal
150.000
Totaal 2016-2020
455.000
605.000
6.8 Maatschappelijk verantwoord ondernemen Met water als corebusiness zijn we ons als geen ander bewust van onze maatschappelijke verantwoordelijkheid. Gebaseerd op de MVO zelfverklaring van 2013 laten we zien hoe MVO we zijn en dragen dat eenduidig en transparant uit ook in 2016.
6.9 Informatiebeleidsplan De voorbereidingen voor het IBP 2016-2021 zijn in 2015 gestart. Het nieuwe IBP zal aansluiten bij het Waterbeheerplan 2016-2021 en aansluiten bij “MOOI”. Het nieuwe IBP wordt opgesteld in nauwe samenwerking met de Brabantse waterschappen. In het informatiebeleidsplan wordt beschreven welke doelstellingen het waterschap nastreeft op het vlak van informatievoorziening en welke projecten uitgevoerd worden om die doelstellingen te halen. Grotere projecten die in het informatiebeleidsplan 2016 – 2021 terug zullen komen zijn bijvoorbeeld de Basisregistratie, visie op informatievoorziening, E-Hrm en nieuw financieel systeem. De totale begroting voor het nieuwe IBP zal € 3.000.000 zijn (€ 500.000 per jaar), met een looptijd van 6 jaar.
6.10
Organisatieontwikkeling
De afgelopen jaren is een organisatie neergezet die in staat is gebleken flexibel in te spelen op de ontwikkelingen in de buitenwereld, zonder daarbij zijn eigen strategie te verliezen. Medewerkers hebben een externe focus, werken aan interne stroomlijning van processen en zijn zich bewust van het belang van innovatie. Er is gekeken naar een optimale inrichting van de organisatie zowel kwantitatief als kwalitatief. We zijn kritisch op het invullen van vacatures, zodat we oog houden voor efficiëntie. Medewerkers worden geprikkeld om zelf aan het roer te staan van hun eigen ontwikkeling (persoonlijk leiderschap) en om hun talenten in te zetten ten
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
32
behoeve van de organisatie. In de komende jaren concentreren we ons op drie sporen die zullen helpen bij het realiseren van onze doelen: 1. Klanten optimaal bedienen, samenwerken in de regio. Als waterschap werken wij met water voor de burgers, de bedrijven en de natuur in ons gebied. We willen deze klanten optimaal bedienen, binnen de mogelijkheden van het algemeen belang. Dat doen we door directe diensten (zoals peilbeheer) goed af te stemmen op behoeften van gebruikers. Dit geldt ook voor onze dienstverlening via partners (zoals bij natuurbeheer of agrarische productie). We verdiepen ons in de behoeften en verwachtingen van klanten en partners. Speerpunt wordt het versterken van de gebiedsgerichte samenwerking met collega-overheden, industriële en agrarische bedrijven en natuurorganisaties in ons gebied. Samen met hen gaan we werken aan een mooie leefomgeving in Brabant. 2. Een slagvaardige, kostenbewuste en toekomstbestendige organisatie. Om ‘buiten’ een topprestatie te leveren, moeten we ‘binnen’ keigoed zijn. We willen een betrouwbare en slagvaardige overheid zijn, die goed werk levert tegen acceptabele kosten. We willen dat inwoners en bedrijven in ons gebied erop kunnen vertrouwen dat hun veiligheid, gezondheid en welzijn in relatie tot water bij ons in goede handen zijn. Dit vraagt om excellente uitvoering van onze taken. We zijn ons bewust van de maatschappelijke middelen waarmee we werken en nemen effectieve maatregelen om onze doelen te bereiken. Onze basistaken blijven we zo goed mogelijk uitvoeren. We werken samen als één waterschap en stemmen werkprocessen op elkaar af. We leveren integrale adviezen aan ons bestuur. De informatievoorziening is op orde en we benutten nieuwe digitale mogelijkheden. We optimaliseren onze processen en dienstverlening en werken aan slimme innovaties, om ons werk in de toekomst steeds beter te kunnen doen. Daarmee bieden wij onze klanten ‘waar voor hun geld’. 3. Krachtige, zelfbewuste medewerkers Bovenstaande twee sporen vragen om krachtige medewerkers, die verantwoordelijkheid nemen en met plezier hun werk doen. Want medewerkers maken de organisatie. Allemaal tonen we eigenaarschap voor het realiseren van de doelen van het waterschap, ieder vanuit zijn eigen rol en expertise. We zoeken elkaar op en zorgen voor een soepele interne samenwerking. We zijn flexibel en klantgericht. Aa en Maas wil medewerkers de ruimte geven om hun talent volledig te benutten. We investeren daarom in de ontwikkeling van onze medewerkers en in hun duurzame inzetbaarheid. En werken daarom meer met rollen. Om een goede samenwerkingspartner te zijn, willen we excellente kennis in huis hebben, bijvoorbeeld van keringen, zuiveren en ons watersysteem. Op andere fronten kiezen we er juist voor om kennis in te kopen. Met deze drie sporen bouwen we aan een sterk, slagvaardig en samenwerkingsgericht waterschap. Een waterschap dat klanten, partners en de maatschappij ‘waar voor hun geld’ biedt. Ook streven we ernaar om voor medewerkers een fijne werkgever te zijn, die resultaten boekt om trots op te zijn.
6.11
Bedrijfsvoering
Waterschap Aa en Maas heeft naast de rwzi’s, persleidingen, gemalen, stuwen en dergelijke ook diverse assets in eigendom / beheer die met de bedrijfsvoering te maken hebben. Het gaat dan om de kantoren, bedrijfsauto’s, etc. Waterschap Aa en Maas heeft voor 2016 gepland om het huidige klimaatsysteem te vervangen, wat een ingrijpende verbouwing met zich mee zal brengen. Hierbij zal rekening worden gehouden met tijdelijke voorzieningen gedurende de verandering van de klimaatinstallatie en bouwkundige aanpassingen. In het verlengde van de klimaatinstallatie zal ook een beoordeling plaatsvinden van vervanging van tapijt, (led)-lampen, plafond en netwerkbekabeling. De investeringen ten behoeve van de bedrijfsvoering zijn onderdeel van het Projectenboek en zijn daarmee ook langjarig doorgerekend.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
33
Input BEDRIJFSVOERING
Totaal FTE
2015 151,83
2016 150,82
2017 150,82
2018 150,82
2019 150,82
2020 150,82
2021 150,82
Samenvattend: Input5 Totaal input programma's Veilig en Bewoonbaar Voldoende Water Natuurlijk / Recreatief Water Schoon Water TOTAAL
2015 10.175 37.354 5.666 55.498 108.692
2016 9.962 36.574 9.586 52.094 108.217
2017 10.206 37.468 9.821 49.103 106.597
2018 10.561 38.773 10.163 56.997 116.493
2019 10.786 39.600 10.379 59.300 120.065
2020 11.047 40.556 10.630 59.527 121.760
2021 11.300 41.486 10.874 60.471 124.131
Totaal FTE programma's Veilig en Bewoonbaar Voldoende Water Schoon Water Natuurlijk / Recreatief Water Bedrijfsvoering TOTAAL
2015 26,55 109,77 89,59 15,52 151,82 393,25
2016 26,55 110,77 81,60 24,52 150,82 394,25
2017 26,55 110,77 81,60 24,52 150,82 394,25
2018 26,55 111,77 81,60 24,52 150,82 395,25
2019 26,55 111,77 81,60 24,52 150,82 395,25
2020 26,55 111,77 81,60 24,52 150,82 395,25
2021 26,55 111,77 81,60 24,52 150,82 395,25
5
In 2016 vindt er een verschuiving plaats tussen de programma’s natuurlijk/recreatief water en schoon water, zodat het programma schoon water alleen de afvalwaterketen omvat. Voor de tarieven heeft deze verschuiving geen gevolgen.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
34
7.
FINANCIEN
7.1 Inleiding De voorjaarsnota is bedoeld om inzicht te geven in de financiële consequenties en de gevolgen van het financiële beleid op de ontwikkeling van de tarieven voor het komend begrotingsjaar en het meerjarenperspectief. De financiële consequenties zijn nader uitgewerkt op basis van de uitgangspunten van het vastgestelde financieel beleid en de Kaderbrief. De kostenontwikkeling van de afzonderlijke taakvelden watersysteembeheer en waterzuiveringsbeheer worden in relatie gebracht met de ontwikkeling van de tarieven.
7.2 Interne maatregelen De gestelde voorwaarden in de Kaderbrief zijn doorgerekend en vervat in het financieel sturingsproces voorzien van taakstellingen. De uitgangspunten die leidend waren voor de Programmabegroting 2015 zullen dat bij gelijkblijvende omstandigheden ook voor de Programmabegroting 2016 zijn. De Programmabegroting 2016 zal in dat geval moeten voldoen aan het bruto kostenniveau van ongeveer € 110 mln., zoals gepresenteerd in de Meerjarenbegroting 2015 – 2019. Tevens zijn de financiële consequenties ten aanzien van de Jaarrekening 2014 en het verwachte resultaat van de Programmabegroting 2015, meegenomen bij het opstellen van deze Voorjaarsnota. Investeringsvolume In de kostenontwikkeling is, op basis van de in het ontwerp WBP 2016-2021 voorgestelde maatregelen, rekening gehouden met een jaarlijks gemiddeld investeringsvolume van € 38,7 mln. Dit bedrag is exclusief de investeringen met betrekking tot de renovatie RWZI Den Bosch. Met name de uitgaven voor dit project zal er voor zorgen dat het totale investeringsvolume fors toeneemt. Ook de investeringen in de Grondbank en de agiostortingen ten behoeve van investeringen SNB worden hierbij buiten beschouwing gelaten. Herstructurering leningenpakket In verband met de lage rente die op dit moment geldt voor langlopende geldleningen heeft het DB verzocht de mogelijkheden te onderzoeken om optimaal gebruik te maken van de lage rentestand voor de financiering van de investeringen t.b.v. het WBP 2016 - 2021 en de renovatie van rwzi Den Bosch. Daarnaast is in overleg met de Nederlandse Waterschaps Bank (NWB) onderzoek verricht naar de mogelijkheden tot herstructurering van (een deel van) de huidige leningenportefeuille. In deze voorjaarsnota is rekening gehouden met de mogelijke effecten van herstructurering van het leningenpakket. Autonome ontwikkelingen Bij de berekening van de kosten voor de meerjarenraming 2016-2021 is rekening gehouden met de volgende uitgangspunten: Algemeen: De bestemming van het saldo van de concept Jaarrekening 2014 is verwerkt; Het verwachte begrotingsresultaat van de Programmabegroting 2015 is doorgerekend; Vanwege te verwachten inkoopvoordeel is in de meerjarenraming een stelpost opgenomen van € 150.000 per jaar; Afhaakproblematiek; De recente ontwikkelingen in het kader van de afhaakproblematiek hebben tot gevolg dat het aantal heffingseenheden afneemt. Bij een tweetal bedrijven worden investeringen gedaan voor eigen zuivering, waardoor de afvoer van vervuild afvalwater sterk verminderd. De effecten hiervan zijn met de BSOB afgestemd en op basis hiervan zijn de ramingen van de aantallen heffings-
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
35
eenheden voor deze VJN naar beneden bijgesteld. In de Programmabegroting 2016 zal met de meest recente ramingen gerekend worden. Daarnaast zal, conform voorgaand jaar, de lasten van het verlenen van subsidie in het kader van de afhaakproblematiek worden voortgezet en verwerkt worden bij de post goederen en diensten; Per kostensoort: Kapitaallasten Het in de kaderbrief bepaalde gemiddeld investeringsvolume van € 38.700.000 per jaar is leidend. Dit bedrag is exclusief de investeringen met betrekking tot de renovatie RWZI Den Bosch; Rente percentage voor programmabegroting 2016: 2%. Personeelslasten De rekeneenheid voor de basisformatie voor de gehele organisatie is gesteld op een formatie van 379,10 fte (bron; Programmabegroting 2015) vanaf het begrotingsjaar 2016; Gerekend is met de bij de cao vastgestelde loonstijging van 1,5% voor 2016, waarbij rekening is gehouden met de effecten hiervan op de werkgevers-, en sociale lasten en het effect op het IKB. Ook de effecten van de aanpassing op de reiskosten en het individueel loopbaanbudget en een verwachte aanpassing van de pensioenen zijn doorgevoerd. Voor meerjarig kader wordt rekening gehouden met een loonstijging van 1%. Als gevolg van het effect van het uitvoeren van het project Renovatie rwzi Den Bosch op de organisatie is extra budget opgenomen binnen de post inhuur. Dit effect is doorgevoerd gedurende de looptijd van het project. Goederen en diensten Gerekend is een inflatie van 1,5% voor 2016. In meerjarig kader zal gerekend worden met een percentage van 1,5%. Verwachte meerjarig effect op de exploitatielasten van het ontwerp WBP is meegenomen. Daling van exploitatielasten met € 0,094 miljoen als gevolg van het afhaken van een bedrijf omdat hierdoor minder vervuilingseenheden verwijderd hoeven te worden. Door het gereedkomen van het project omlegging Rosmalense Aa zijn de exploitatie lasten voor het uitvoeren van het onderhoud verhoogd met € 0,082 miljoen.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
36
7.3 Belastingeenheden en tariefontwikkeling De heffingseenheden voor de berekening van de tarieven zijn gebaseerd op actuele opgaven vanuit de BSOB; Belastingeenheden Voor de berekening van de tarieven periode 2016-2021 zijn de prognoses van de eenheden opgenomen in onderstaande tabel. Heffingseenheden Watersysteembeheer Parameternaam Ingezetenen (bruto aantal) Ingezetenen (kwijtschelding) Ingezetenen (netto aantal) WOZ-areaal (waarde gebouwd) Ongebouwd (ha.) Ongebouwd (ha.) Buitendijks (herleid =ha x 0,25) Wegen (ha.)(herleid=ha x 2) Herleide ha. Natuurterrein (ha.)
2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 Begrotingsjaar-1 Begrotingsjaar MJR-schijf1 MJR-schijf2 MJR-schijf3 MJR-schijf4 MJR-schijf5 306.000 309.000 312.000 315.000 318.000 318.000 318.000 12.000 13.000 13.000 13.000 13.000 13.000 13.000 294.000 296.000 299.000 302.000 305.000 305.000 305.000 € 87.800.000.000 € 89.280.000.000 € 89.280.000.000 € 89.280.000.000 € 89.280.000.000 € 89.280.000.000 € 89.280.000.000 90.040 87.414 87.164 86.914 86.664 86.414 86.164 3.840 3.787 3.787 3.787 3.787 3.787 3.787 8.500 8.136 8.136 8.136 8.136 8.136 8.136 108.000 104.634 104.384 104.134 103.884 103.634 103.384 20.500 23.995 23.995 23.995 23.995 23.995 23.995
Heffingseenheden Waterzuiveringsbeheer Parameternaam VE Meerpersoonshuishoudens (bruto) VE Eenpersoonshuishoudens (bruto) VE Kleine bedrijven < 5 VE (bruto) VE Tabelbedrijven (bruto) VE Meetbedrijven (bruto) VE Totaal (Bruto) Af: Verminderingen/vernietiging kleine bedrijven/Woningen Af: Verminderingen/vernietiging tabelbedrijven Af: Verminderingen/vernietiging meetbedrijven Af: Corr. VE Kwijtschelding Af: Corr. VE Indir. Lozingen tbv Watersysteembeheer VE Totaal (Netto)
2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 Begrotingsjaar-1 Begrotingsjaar MJR-schijf1 MJR-schijf2 MJR-schijf3 MJR-schijf4 MJR-schijf5 656.000 651.300 651.300 651.300 651.300 651.300 651.300 89.000 90.400 93.400 96.400 99.400 99.400 99.400 41.000 40.000 40.000 40.000 40.000 40.000 40.000 145.000 125.000 135.000 135.000 135.000 135.000 135.000 245.000 235.000 230.000 230.000 230.000 230.000 230.000 1.176.000 1.141.700 1.149.700 1.152.700 1.155.700 1.155.700 1.155.700
25.500 4.500 1.146.000
26.600 4.500 1.110.600
26.600 4.500 1.118.600
26.600 4.500 1.121.600
26.600 4.500 1.124.600
26.600 4.500 1.124.600
26.600 4.500 1.124.600
Watersysteembeheer Categorie Ingezetenen Voor het meerjarenperspectief is uitgegaan van een jaarlijkse toename van het aantal eenheden met 3.000. Het aantal is voor de verdere berekening neerwaarts gecorrigeerd met 13.000, zijnde de te verwachte verzoeken om kwijtschelding. Categorie Gebouwd De ontwikkeling van de WOZ waarde toont aan dat aan de daling als gevolg van de crisis een eind is gekomen. Ten opzichte van 2015 vindt dan ook een stijging plaats. Vanuit voorzichtigheidsprincipe is WOZ waarde voor de jaren 2017-2021 constant gehouden. Categorie Ongebouwd Het aantal kadastrale hectares ongebouwd neemt jaarlijks af met 250 ha per jaar overeenkomstig de prognose uit de Begroting 2015. Voor wat betreft de kadastrale hectare Buitendijks en de Wegen zijn deze voor in meerjarig kader constant gehouden. Categorie Natuur Op deze categorie is een toename toegepast. De aanpassing is het gevolg van het orde komen van de bestande in relatie tot het kaartmateriaal bij de BSOB. De werkelijke aantallen komen hierdoor steeds beter in zicht. Waterzuiveringsbeheer Ten opzicht van de Programmabegroting 2015 (1.146.000 ve) wordt vanaf 2016 een daling verwacht als gevolg van het afhaken van een Bedrijf (ca. 11.000 ve) en de wijziging van de aanslagoplegging na een aantal tabel bedrijven van 3ve naar 1ve (ca. 9.400 ve). Vanaf 2017 is gerekend op een jaarlijkse toename van het aantal ve met 3.000.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
37
Tariefontwikkeling De tariefontwikkeling is afhankelijk van een drietal factoren: de kosten ontwikkeling; Bij de prognose van de kostenontwikkeling voor het komend begrotingsjaar zijn de kaders uit de Kaderbrief als basis genomen, aangevuld met de meest recente ontwikkelingen (bijv. op gebied van cao-afspraken en effecten WBP). de ontwikkeling van de eenheden; Voor wat betreft de ontwikkeling van de eenheden geldt voor de categorie ongebouwd dat de aanvullende correctie op de heffingseenheden (afname aantal hectare), als gevolg van de harmonisatie van de belastingbestanden van de gemeenten en het waterschap, leidt tot een stijging van het belastingtarief voor deze belastingcategorie. Voor de overige ontwikkeling van de eenheden zijn geen bijzondere afwijkingen. Voor betreft de vervuilingseenheden (ve) heeft een bijstelling plaatsgevonden als gevolg van afhaak van een bedrijf (ca. 11.000 ve) en herschikking aanslagoplegging van een aantal tabel bedrijven van 3 ve naar 1 ve (ca. 9400 ve). de relatie met de reserve positie. Als gevolg van de harmonisatie zal de categorie ongebouwd een hoger negatief saldo hebben, dan waar oorspronkelijk in de Programmabegroting 2015 mee rekening is gehouden. Om het negatieve saldo op deze reserve en de categoriereserve ongebouwd aan te vullen, wordt uit de egalisatiereserve watersysteembeheer een correctie toegepast. Waarbij het saldo van de egalisatiereserve watersysteembeer niet lager mag zijn dan de minimum norm van 8% van de netto kosten watersysteembeheer. Op basis van de percentages van de kostentoedelingsverordening wordt deze correctie ook doorgevoerd voor alle vier de categorieën. Dit betekend voor de categorie ongebouwd een aandeel van 12,5%, voor de categorie ingezetenen een aandeel van 29%, voor de categorie gebouwd een aandeel van 58,4% en voor natuurterreinen een aandeel van 0,1%. Rekening houdend met bovengenoemde financiële uitgangspunten wordt in onderstaand overzicht de tariefontwikkeling in relatie tot de kostenontwikkeling voor het begrotingsjaar 2016 gepresenteerd:
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
38
Tariefontwikkeling per taak Voorjaarsnota 2015 KOSTEN
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
Gem iddeld
Watersysteembeheer Kosten absoluut (x € 1000)
56.608
56.123
57.494
59.496
60.765
62.232
63.660
-0,9%
1,6%
5,1%
7,3%
9,9%
12,5%
52.094
49.103
56.997
59.300
59.527
60.471
0,0%
-5,7%
9,4%
13,9%
14,3%
16,1%
108.217
106.597
116.493
120.065
121.760
124.131
-476
-1.621
9.896
3.572
1.695
2.371
-0,4%
-1,5%
9,3%
3,1%
1,4%
1,9%
cum. kostenstijging (x € 1000) t.o.v. jaar -1
-476
-2.096
7.800
11.372
13.067
15.438
cum. kostenstijging (in %) cum. t.o.v. 2015
-0,4%
-1,9%
7,2%
10,5%
12,0%
14,2%
Kostenstijging (in %) cum. t.o.v. 2015
2,1%
Waterzuiveringsbeheer Kosten absoluut (x € 1000)
52.086
kostenstijging (in %) cum. t.o.v. 2015
2,7%
Totaal kosten absoluut (x € 1000)
108.693
kostenstijging (x € 1000) t.o.v. jaar -1 kosten stijging (in %) t.o.v. jaar -1
TARIEVEN
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2,4% Gem iddeld
Watersysteembeheer Tariefsstijging ingezetenen Tariefstijging gebouw d Tariefsstijging per herleide ha. In % Tariefsstijging natuurterrein
1,5%
0,2%
0,0%
0,9%
1,8%
0,9%
0,9%
-4,5%
2,5%
2,5%
3,0%
3,0%
3,0%
1,6%
3,5%
2,2%
2,4%
3,0%
3,0%
3,0%
2,8%
-7,7%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
-1,3%
2,0%
2,0%
2,0%
3,0%
3,0%
3,0%
2,5%
Waterzuiveringsbeheer Tariefsstijging per v.e. in % Totaal Totaal belastingopbrengst
109.399
108.263
Gemiddelde opbrengststijging
110.847
-1,0%
113.225
2,4%
116.673
2,1%
119.996
3,0%
123.203
2,8%
2,7%
2,0%
7.4 Belastingprofielen 2016 De lastendruk voor de burger is omgerekend naar de volgende belastingprofielen Kenmerken profiel
Lastendruk Belastingdruk 2015 Belastingdruk 2016
Meerpersoonshuishouden: 2015 3 VE, 2016 3 VE, 2015 WOZ € 300.000 , 2016 WOZ € 300.000 Eenpersoonshuishouden: 2015 1 VE, 2016 1 VE, 2015 WOZ € 300.000, 2016 WOZ € 300.000 Agrarische onderneming: 2015 3 VE, 2016 3 VE 2015 WOZ opstallen € 750.000 , 2016 WOZ opstallen € 750.000 2015 Ongebouwd ha. 25 , 2016 Ongebouwd ha. 25 Natuurterreinbeheerder: 2015 Ongebouwd ha. 1000 , 2016 Ongebouwd ha. 1000 Groothandel: 2015 9,07 VE(à 150 gr O2), 2016 9,07 VE(à 150 gr O2), 2015 WOZ opstallen € 2.400.000, 2016 WOZ opstallen € 2.400.000 Middelgroot metaalbedrijf: 2015 408 VE(à 150 gr O2), 2016 408 VE(à 150 gr O2), 2015 WOZ opstallen € 12.000.000, 2016 WOZ opstallen € 12.000.000
Toename in %
€
306,16 €
304,79
-0,45%
€
214,24 €
210,95
-1,54%
€
2.129,58 €
2.177,88
2,27%
€
2.600,00 €
2.400,00
-7,69%
€
1.377,94 €
1.347,02
-2,24%
€
23.282,88 €
23.472,43
0,81%
Overzicht Belastingtarieven Voorjaarsnota 2015 Belastingcategorie Watersysteemheffing Ingezetenen Gebouwd % van WOZ-waarde Ongebouwd Natuurterreinen Waterzuiveringsheffing Per Vervuilingseenheid
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
Tarief 2015 €
39
Tarief 2016
Toename in %
€ €
55,00 € 0,03776% 66,14 € 2,60 €
55,80 0,03608% 68,43 2,40
1,45% -4,46% 3,46% -7,69%
€
45,96 €
46,92
2,09%
Concluderend kan gesteld worden dat de doorgerekende kosten van deze voorjaarsnota een marginaal effect heeft op de tarieven. De daling van het tarief gebouwd wordt enerzijds veroorzaakt door de toename van het totale WOZ areaal naar € 89,3 miljard. Anderzijds door de doorgevoerde toevoeging aan de reserve, conform de kostentoedelingsverordening, als gevolg van de aanvulling van het negatieve saldo op de categoriereserve ongebouwd. Dit laatste effect heeft ook zijn uitwerking op de tarieven voor Ingezeten en Natuurterreinen. Bij de natuurterreinen is de toename zichtbaar van het aantal hectares. De toename van het tarief van de zuiveringsheffing wordt voornamelijk veroorzaakt de afname van het aantal vervuilingseenheden als gevolg van afhaken bedrijven en de wijziging van de aanslagoplegging van een aantal tabel bedrijven (van 3ve naar 1ve).
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
40
7.5 Risico’s Weerstandsvermogen Voor 2016 e.v. zijn de risico’s verder in beeld gebracht maar hebben niet geleid tot het aanpassen van de gevormde reserves. Voor de bepaling van het weerstandsvermogen is gebruik gemaakt van een herijking van de risicoinventarisatie lopende 2014. Hierbij is een methode gehanteerd waarbij de geïnventariseerde risico’s vertaald zijn naar financiële omvang op basis van kans en financiële impact. Voor de bepaling van het weerstandvermogen wordt de weerstandscapaciteit vergeleken met de financiële omvang van de geïnventariseerde risico’s. Schematisch:
Risico’s in €
Weerstandscapaciteit in €
Weerstandvermogen Verhouding weerstandscapaciteit versus financiële impact van risico’s
Uitgaande van de kans van het optreden van risico’s zijn 3 scenario’s doorgerekend (optimistisch, gematigd en pessimistisch). Afhankelijk van het gekozen rekenscenario, is de totale financiële impact van de geïnventariseerde risico’s, na het nemen van preventieve, repressieve en correctieve maatregelen als volgt: Financiële impact van de risico’s: Scenario Optimistisch Gematigd Pessimistisch
Financiële omvang van alle risico’s € 1.118.500 € 1.753.500 € 2.448.500
Weerstandscapaciteit De weerstandscapaciteit van Aa en Maas in 2014 bestaat uit de volgende componenten: Een reserve van € 3.350.000 als specifiek aangemerkte weerstandsreserve; Overige algemene reserves; Het vermogen om extra inkomsten te genereren door het verhogen van de belastingen; Het vermogen om uitgaven te verminderen door middel van bezuinigingen / temporiseren (creëren van extra begrotingsruimte). Dit levert het volgende beeld op waarbij voor het gemak de weerstandscapaciteit beperkt is tot de specifiek gehanteerde weerstandsreserve en is de weerstandscapaciteit afgezet tegen de geldswaarde van de risico’s. Een weerstandsvermogen <1 is dan als onvoldoende te kwantificeren. Een weerstandsvermogen >1 is dan als voldoende aan te merken.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
41
Scenario Optimistisch Gematigd Pessimistisch
Financiële weerstandsvermogen 3,00 1,91 1,37
Conclusie De specifieke weerstandsreserve van € 3.350.000 is ook in het pessimistische scenario toereikend voor de geinventariseerde risico’s. Het financiële weerstandsvermogen is in werkelijkheid echter groter omdat bij bovengenoemde bepaling van de weerstandscapaciteit in de berekening nog geen rekening is gehouden met de omvang van de overige algemene reserve, het vermogen om extra inkomsten te genereren door het verhogen van de belastingen danwel het vermogen om uitgaven te verminderen door middel van bezuinigingen / temporiseren (creëren van extra begrotingsruimte). Van onderstaande risico’s is waar mogelijk een indicatieve schatting gegeven van de hoogte van het risicobedrag. Financiële onzekerheden nieuwe WaterBeheerPan 2016-2021 Ten tijde van het opstellen van de voorjaarsnota 2015 en de hierbij behorende meerjarenraming 2015-2020 is de organisatie bezig met het opstellen van het nieuwe Waterbeheerplan 2016-2021. Met betrekking tot de financiële effecten van de het nieuwe WBP is binnen deze voorjaarsnota geen rekening gehouden. Na bepaling van het definitieve scenario van het WBP zullen de financiële effecten bekend zijn en doorgerekend kunnen worden in de meerjarenramingen. Afhaakproblematiek Waterschap Aa en Maas is zich er van bewust dat wegvallen van inkomsten als bedrijven zelf gaan zuiveren een negatieve invloed kan hebben op de zuiveringsheffing van de overige belastingbetalers. Om dit risico te reduceren is gekozen voor een actieve benadering van industriële lozers. Samen met de bedrijven worden problemen geïnventariseerd en wordt indien nodig advies gegeven, waarbij gestreefd wordt naar win-win situaties. Op dit moment zijn er actieve gesprekken met de belangrijkste lozers. Op deze wijze worden acute verrassingen voorkomen. Energie Er is landelijk een verschil van inzicht over de afdracht van energiebelasting over het elektriciteitsverbruik van kunstwerken van het watersysteem tussen de belastingdienst en de waterschappen. Richtlijnen van het Ministerie van Financiën zijn door een uitspraak van het gerechtshof in Den Haag (zaak Eneco/Waterschap Rijn & IJssel; Rolnr. BK 04/02254 dd 8-2-2006) anders geïnterpreteerd. Kern van het probleem is dat fysieke infrastructuurstelsels (drinkwaterdistributie, (spoor)wegen, afvalwaterketen etc.) fiscaal als één stelsel beschouwd wordt, waardoor de energiebelasting lager is dan wanneer voor de afzonderlijke aansluitingen het gestaffelde tarief berekend zou worden. Voor waterschap Aa en Maas bedraagt het voordeel van de stelselbenadering van het watersysteem ca. € 80.000 per jaar. Het Ministerie van Financiën heeft in de richtlijn opgenomen, dat het watersysteem niet beschouwd wordt als een fysiek door de mens aangelegd systeem. Vrijwel alle waterschappen hebben de afgelopen jaren, gelet op de uitspraak van het gerechtshof, de stelselbenadering toegepast voor het watersysteem en het energiebelastingvoordeel genomen. Het Ministerie van Financiën heeft in 2013 de belastingdienst opdracht gegeven om de richtlijn weer strikt te gaan toepassen. De huidige energieleverancier Eneco past de clustering voor de energiebelasting toe in de facturering, waardoor het waterschap direct het voordeel geniet in de begroting. Eind 2014 hebben wij kennisgenomen van het advies van de Belastingdienst aan het Ministerie van Financiën. Hierin is voor het watersysteem de stelselbenadering toegepast. Er is echter nog geen definitief uitsluitsel van het ministerie.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
42
Schadevergoeding waterberging Voor waterberging buiten het eigendom van het waterschap is een schadevergoedingsregeling in het leven geroepen (DB vergadering 16 maart 2010). De hoogte van de schade is afhankelijk van de mate van inundatie en is vooraf niet in te schatten. KRW Synergiegelden In november 2009 heeft waterschap Aa en Maas een subsidie van de provincie Noord-Brabant verkregen vanuit het landelijke programma ‘KRW Synergiegelden’. Dit programma heeft als doel het bevorderen van investeringen in maatregelen die waterkwaliteitsdoelen ten behoeve van de Europese Kaderrichtlijn Water combineren met andere doelen. Het programma binnen Aa en Maas bestaat uit vijf koepelprojecten die (onder voorwaarden) tezamen bijna € 5 mln. aan KRW-subsidie krijgen. De koepelprojecten bestaan uit in totaal 20 deelprojecten en worden uitgevoerd in 2009-2015. Pas in 2016 wordt duidelijk of de ontvangen subsidievoorschotten een definitief karakter krijgen. Dit is afhankelijk van de mate van tijdige en volledige projectuitvoering en synergie tussen de diverse deelprojecten. Hierbij moet in acht genomen worden dat een aantal van deze deelprojecten wordt uitgevoerd door externen (gemeenten) én dat de mate van synergie wordt bepaald door een externe partij (provincie Noord-Brabant). Het risico voor het waterschap is, gelet op de complexiteit en omvang van het subsidietraject, ingeschat op maximaal 20% van het totaal door het waterschap (dus exclusief gemeenten) te ontvangen bedrag binnen de KRW-synergie-gelden (20% * € 1.500.000 = € 300.000). Inmiddels zijn begin 2015 de meeste deelprojecten in uitvoering en is een aantal afgerond. Hierdoor wordt het totale risico ten opzichte van de eerdere inschatting verkleind. Voor één gemeentelijk deelproject, dat niet doorgaat vanwege financiële redenen, is een alternatieve besteding van de gelden (binnen project Ertveldpolder) goedgekeurd door de provincie. De uitvoering van dit deelproject dient echter nog te starten. Binnen enkele andere grotere deelprojecten, met name Dynamisch Beekdal fase 3&4, IGP Bakel Milheeze en herinrichting Goorloop Helmond zullen het komende jaar nog veel werkzaamheden plaats moeten vinden om de prestatie te realiseren. Vertraging binnen deze projecten kan leiden tot het niet toekennen van de Synergiebijdrage. Vanwege dit risico is het totale financiële risico voor de Synergiegelden ongewijzigd. Subsidie-inkomsten Het subsidierisico is tweeledig: Enerzijds is het noodzakelijk dat alle subsidiebeschikkingen ontvangen worden. Anderzijds dienen de uitgaven voor projecten conform planning te verlopen zodat de beschikte subsidie niet gedeeltelijk of volledig teruggevorderd wordt. Gestart is met de voorbereiding voor een vervolg op de 2e Bestuursovereenkomst, de provincie wil echter eerst haar Provinciaal Milieu- en Waterplan vaststellen alvorens nieuwe financieringsafspraken te maken. Planschade Binnen de grotendeels inmiddels gerealiseerde waterbergingsgebieden ligt ongeveer 400 hectare die een blijvend agrarische functie houdt. Door de nevenfunctie waterberging kan waardedaling optreden (planschade). Tot nu toe is in de projectbudgetten voor de waterberbergingsprojecten geen rekening gehouden met uit te keren vergoedingen voor planschade. Daar waar planschade door waterberging aan de orde is, wordt gezocht naar ruimte binnen de bestaande begroting (bij voorkeur vanuit het betreffende projectbudget). Hier ligt een risico dat die ruimte niet gevonden wordt. Maasboulevard Cuijk Bij de aanpassing van de dijk in Cuijk in 2012 is vanwege het werk met werk maken (coöperatie met de gemeente bij het herinrichten van de Maasdijk in Cuijk) geanticipeerd op de toekomst en is voor een bedrag van € 400.000 door het waterschap voorgefinancierd. Bij het Rijk is een declaratie ingediend die vooralsnog is afgewezen. Op basis van toetsing wordt geconstateerd of een dijk voldoet aan de norm. In geval van afkeuring wordt deze opgenomen in het nHWBP. De waterkering in Cuijk is zowel bij de toetsing in 2006 als 2011 goedgekeurd. Een eventuele bijdrage van het nHWBP kan nadat de nieuwe norm vanuit het Deltaprogramma is vastgesteld en na toetsing blijkt (2017) dat de oorspronkelijke afmetingen niet voldeden. Zodra de toetsing gereed is, de
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
43
oorspronkelijke afmetingen niet voldoen en de toetsing door de inspectie is goedgekeurd wordt een verzoek gedaan om Cuijk op het nHWBP te plaatsen. Tot die tijd vormt dit een risico. Pachtvrij krijgen van percelen ten behoeve van EVZ Voor de aanleg van een stuk ecologische verbindingszone zijn waterschapseigendommen nodig, die regulier verpacht zijn. De pachtovereenkomst bevat een bepaling op grond waarvan de overeenkomst beëindigd kan worden. In 2014 zijn, ter voorkoming van procedures, diverse gesprekken met de pachters gevoerd om te pogen tot beëindiging van het gebruik te komen (o.a. aangepast gebruik). Er is echter geen overeenstemming bereikt. Vervolgstap is het starten van een juridische procedure. De dagvaarding hiervoor is inmiddels verstuurd. Bij het beëindigen van de pacht dient op grond van wettelijke bepalingen een schadevergoeding uitbetaald te worden. Calamiteiten Het waterschap loopt het risico op onvoorziene kosten die handhavingszaken met zich meebrengen, zoals het opruimen van afvalstoffen (o.a. drugsafval). Bonus/Malus regeling Renovatie rwzi ‘s-Hertogenbosch De Bonus/Malus condities zoals die als procesgarantie zijn opgenomen in de basisovereenkomst “Uitbreiding en realisatie RWZI Den Bosch”. De bandbreedte is een uit te keren bonus gemaximeerd op 2,5% van de aanneemsom exclusief BTW is ca. € 1.210.000 incl. BTW vanaf het einde van de onderhoudsperiode (die waterschap Aa en Maas daarna zelf in de dan volgende 14 jaar gaat terugverdienen) of een te ontvangen malus gemaximeerd op 10% van de aanneemsom exclusief BTW is € 4.840.000 incl. BTW (waarvoor waterschap Aa en Maas dus in de dan volgende 14 jaar extra kosten gaat maken). De bonus/malus zal worden verrekend na het verstrijken van de onderhoudstermijn en worden gefinancierd binnen de exploitatie. Stagnatie bedrijfsvoering als gevolg van renovatie rwzi ‘s-Hertogenbosch Daarnaast dient er bij nieuwe investeringsprojecten en scope-wijzigingen in bestaande projecten veel beter rekening gehouden te worden met de consequenties voor onderhoud en beheer. De ervaring leert dat bij uitzonderlijk grote projecten zoals de renovatie van RWZI Den Bosch, om te blijven voldoen aan wetgeving en verwachtingen, substantieel extra inzet (uren) nodig is van onze eigen medewerkers. Deze uren zitten onder andere in: het aanwezig zijn bij testen, advies/informatieverstrekking, aan/afschakelen van apparatuur, beoordelen van ontwerpen, afname als installatieverantwoordelijke, opnemen van nieuwe/gewijzigde objecten in het OBS, etc. Verder kunnen door in het renovatie-traject proactief te zijn diverse meerwerkkosten na oplevering worden voorkomen. Om de voortgang van de dagelijkse bedrijfsvoering (Beheer & Onderhoud) en van andere projecten (O&R) op rwzi Den Bosch niet in gevaar te brengen zal mogelijk extra inhuur nodig zijn. VpB-plicht Het waterschap wordt per 1 jan 2016 Vpb-plichtig. Dit houdt in dat er mogelijk winstbelasting afgedragen dient te worden over ondernemersactiviteiten. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het uitlenen en detacheren van personeel, het vermarkten van reststromen (levering biogas aan Heineken, levering groen gas aan Afvalstoffendienst, levering struviet, levering elektriciteit aan het net), overnemen van beheer en onderhoud gemeentelijk kunstwerken etc. Hoewel het waterschap zelf geen winst maakt, is het mogelijk dat fiscaal gezien wel sprake is van winst (fiscale winstbepaling kent andere waarderingsgrondslagen). In loop van 2015 wordt duidelijk wat het mogelijke financiële risico is. Indien dit helder is zal dit opgenomen worden in de begroting. Zolang de impact onzeker is wordt hiermee rekening gehouden in de risicoparagraaf. Verbonden partijen Verbonden partijen zijn rechtspersonen waarmee het waterschap een bestuurlijke en financiële band heeft. Een bestuurlijk belang wordt gekenmerkt door een bestuurszetel en/of stemrecht. Er is sprake van financieel belang wanneer het waterschap middelen ter beschikking heeft gesteld en het risico loopt die kwijt te raken bij
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
44
faillissement. Hiervan is ook sprake als financiële problemen bij verbonden partijen verhaald kunnen worden op het waterschap. De volgende rechtspersonen kunnen worden aangemerkt als verbonden partij: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Aquon; NV Slibverwerking Noord-Brabant (SNB); Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC); Gemeenschappelijke Regeling Bestuursacademie Zuid-Nederland (GR-BAZN); Het Waterschaphuis (HWH); Belastingsamenwerking Oost-Brabant (BSOB); Nederlandse Waterschapsbank NV (NWB); Unie van Waterschappen (UVW); Muskusrattenbestrijding Noord-Brabant; Noord-Brabantse Waterschapbond (NBWB); Gr Afvalwater Vught met Waterschap De Dommel; STOWA (Stichting toegepast onderzoek water).
Ad 2 SNB Voor de onderdelen VAMIL lease; Cross-border-lease; Switch Transaction; Onderbezetting SVI wordt beknopt het risico toegelicht. Waterschap Aa en Maas is voor 28,8% aandeelhouder in N.V. Slibverwerking Noord-Brabant (SNB). SNB verwerkt zuiveringsslib in een slibverbrandingsinstallatie (SVI). SNB is een naamloze vennootschap, wat inhoudt dat de aansprakelijkheid van de aandeelhouders in beginsel beperkt is tot hun verplichting om de door hen gehouden aandelen vol te storten. VAMIL lease In 2011 heeft waterschap Aa en Maas de bestaande sale-and-lease-back transactie van SNB uit 1995 om fiscale redenen overgenomen samen met drie andere aandeelhouders van SNB van de lessor. Hierbij heeft waterschap Aa en Maas voor 37,8% als lessor het eigendom verkregen van de gebouwen en installaties van SNB, maar exclusief terreinen, door vestiging van een opstalrecht. Met betrekking tot de in 1995 afgesloten sale-and-lease-back transactie bestaan contractuele onvoorwaardelijke en voorwaardelijke verplichtingen. De totale contante waarde van de onvoorwaardelijke verplichtingen bedraagt per 31 december 2014 circa € 45,7 miljoen. Deze worden volledig gecompenseerd door rechten van dezelfde omvang. Hiervan vervalt € 6,9 miljoen binnen één jaar, € 23,5 miljoen tussen één en vijf jaar en € 15,3 miljoen na vijf jaar. Met een eigendomsaandeel van 37,8% betekent dit voor waterschap Aa en Maas een aandeel in de totale contante waarde van € 17,3 miljoen, waarvan € 2,6 miljoen vervalt binnen één jaar, € 8,9 miljoen vervalt tussen één en vijf jaar en € 5,8 miljoen vervalt na vijf jaar. Bij de overdracht is voor de lease een fiscale eenheid voor de BTW aangegaan tussen SNB en een aantal aandeelhouders om BTW betalingen op de leasetermijnen te vermijden. De belastingdienst heeft met deze eenheid ingestemd. Indien de verwevenheid tussen aandeelhouders en SNB wijzigt, is het mogelijk dat de fiscale eenheid wordt opgeheven. Dan herleeft de BTW-plicht op de leasetermijnen, waardoor de exploitatiekosten zullen toenemen. Daarnaast moet bij de beëindiging van de lease in 2017 of 2021 nader bekeken worden hoe om te gaan met de overdracht van de SVI vanuit de aandeelhouders aan SNB gelet op de hiermee gemoeide overdrachtsbelasting. Cross-border-lease (CBL) In 1999 is SNB een CBL transactie aangegaan. De terreinen, gebouwen en installaties zijn verhuurd aan een Amerikaanse investeerder voor een periode van 75 jaar. De investeerder heeft dezelfde activa terugverhuurd
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
45
aan de vennootschap voor een periode van circa 22 jaar. De vennootschap heeft aan het einde van de termijn van de terughuur de optie om de verhuur af te kopen dan wel om een servicecontract aan te gaan. De voorwaarden en condities van genoemde opties zijn reeds nu vastgelegd en beschreven. In verband met de verplichtingen onder de CBL transactie is er een recht van hypotheek gevestigd op de terreinen. Waterschap Aa en Maas staat hoofdelijke garant voor deze transactie samen met twee andere aandeelhouders. Deze garantstelling heeft een contractuele omvang van in totaal € 59,8 miljoen. Onderling hebben de waterschappen die garant staan een verdeling afgesproken inzake bovenstaande garantie. Waterschap Aa en Maas is voor 25,2% aansprakelijk. Dit is vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst tussen de aandeelhouders. Switch Transaction In 2007 is SNB met een bank een Switch Transaction aangegaan met als doel het kredietrisico op drie leasedepots van SNB te spreiden. Deze transactie bestaat uit de volledige afdekking van het kredietrisico op deze depots met een omvang van € 270 miljoen waarbij gelijktijdig een kredietrisico op een portfolio van circa 117 bedrijven is overgenomen met een totale omvang van € 270 miljoen. De looptijd van de Switch Transaction is 10 jaar, zodat de ruiltransactie afloopt in september 2017. De portfolio is een dynamische portfolio waarbij het onder voorwaarden mogelijk is bedrijven om te wisselen. De portfolio wordt daartoe actief beheerd door een portfoliomanager. Het kredietrisico van de SNB de leasedepots is daarmee omgezet in een kredietrisico op een gediversifieerde portfolio. Bij beëindiging van de Switch Transaction op de vastgelegde einddatum zijn partijen over en weer geen beëindigingsvergoeding verschuldigd. Per 31 december 2014 bedroeg de beëindigings-vergoeding volgens opgave van de bank € 32,2 miljoen. Uitsluitend een voortijdige beëindiging van de Switch Transaction leidt tot het betalen van een vergoeding door SNB aan de bank. Voortijdige beëindiging door SNB of de bank is slechts in specifiek uitzonderlijke contractueel overeengekomen gevallen mogelijk. De belangrijkste voorwaarde van de bank is dat de verhouding tussen het totaal van eigen vermogen en achtergestelde schuld ten opzichte van het balanstotaal van de vennootschap minimaal 75% dient te zijn (solvabiliteitsratio). SNB voldoet aan de genoemde solvabiliteitsratio; de ratio bedraagt 85,6% per 31 december 2014. SNB, noch haar aandeelhouders, zijn gehouden om gedurende de looptijd van de transactie bijstortingen te doen dan wel anderszins zekerheden aan de bank te verstrekken. In de loop van de jaren zijn binnen de portfolio zes faillissementen opgetreden waardoor de ingebouwde faillissementsbuffer per 31 december 2014 zodanig is afgenomen dat de resterende buffer 31,78% bedraagt van de oorspronkelijke buffer. Ondanks deze afname heeft SNB er vertrouwen in dat, uitzonderlijk negatieve macro-economische ontwikkelingen van grote ongekende omvang daargelaten, SNB niet wordt geconfronteerd met een verplichting tot uitkeringen onder de Switch Transaction. Dit vertrouwen is gebaseerd op diverse onafhankelijke risicobeoordelingen, de beheerresultaten van de portfoliomanager in de afgelopen jaren, de afspraak met de bank over de gewijzigde richtlijn en de ontwikkeling van de waarde van de Switch Transaction. Afspraak met nieuwe aandeelhouders De oorspronkelijke aandeelhouders, waaronder ook waterschap Aa en Maas, hebben de aandeelhouders die na 1 januari 2009 aandeelhouder in SNB zijn geworden, gevrijwaard van enige aansprakelijkheid en schade inzake alle fiscale en financiële transacties die SNB vóór toetreding van de desbetreffende aandeelhouder is aangegaan, waaronder de genoemde leases en de Switch Transaction. Onderbezetting SVI Door de huidige marktomstandigheden komt de bezettingsgraad van de SVI in de komende jaren mogelijk onder druk te staan. Onderbezetting van de SVI leidt tot hogere verwerkingskosten voor de aandeelhouders. SNB is in overleg met markpartijen en de aandeelhouders om een volledige bezetting van de SVI voor langere tijd veilig te stellen.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
46
Wijzigingen in wet- en regelgeving De positie van SNB is mede afhankelijk van bestaande wet- en regelgeving met name op het gebied van milieu. Wijzigingen daarin, alsmede de toepassing ervan, kunnen nadelige consequenties hebben voor de bedrijfsvoering. Een belangrijke aanstaande wijziging is de wijziging in de Wet op de Vennootschapsbelasting waardoor SNB per 1 januari 2016 vennootschapsbelastingplicht wordt. De gevolgen van deze plicht worden momenteel onderzocht alsmede wordt in overleg getreden met de belastingdienst hierover.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
47
BIJLAGE 1 Meerjarenraming kostenontwikkeling 2016 - 2021 De gemiddelde kostentoename ten opzichte van 2015 over de gehele periode is 2,4% per jaar. Voor 2016 zijn de kosten met 0,4% afgenomen ten opzichte van 2015. Ten opzichte van het bepaalde bedrag 2016 in de begroting 2015 van € 110.263 miljoen is een daling waarneembaar van 1,9%. (bedragen x € 1000) Begroting 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
Kapitaallasten Personeelslasten Goederen en Diensten van derden Reserveringen Voorzieningen Onvoorzien
€ € € € € €
35.223 28.821 48.765 16 300
€ € € € € €
32.858 29.140 49.544 90 300
€ € € € € €
32.858 29.461 50.527 -4.880 300
€ € € € € €
32.858 29.696 51.525 90 300
€ € € € € €
32.858 29.963 52.438 90 300
€ € € € € €
32.858 30.143 53.364 90 300
€ € € € € €
32.858 30.444 54.305 90 300
Totaal lasten Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdragen van derden Ontrekkingen aan reserves Ontrekkingen aan voorzieningen
€ € € € € € €
113.125 1.423 350 347 2.312 -
€ € € € € € €
111.932 705 350 347 2.312 -
€ € € € € € €
108.266 705 350 347 2.312 -
€ € € € € € €
114.469 705 350 347 2.312 -
€ € € € € € €
115.648 705 350 347 2.312 -
€ € € € € € €
116.755 705 350 347 2.312 -
€ € € € € € €
117.997 705 350 347 2.312 -
Totaal baten
€
4.432 €
3.714 €
3.714 €
3.714 €
3.714 €
3.714 €
3.714
Totaal lasten - Totaal baten
€
108.693 €
108.217 €
104.552 €
110.755 €
111.934 €
113.041 €
114.282
Cumulatieve vrijval kapitaallasten Nieuwe investeringen Vervroegde afschrijving
€ € €
-
€ € €
-
€ € €
-1.520 € 3.565 € €
-1.829 € 7.567 € €
-2.827 € 10.957 € €
-4.524 € 13.243 € €
-5.680 15.528 -
Toe-/Afname ivm investeringen
€
-
€
-
€
2.045 €
5.738 €
8.130 €
8.719 €
9.849
netto lasten
€
108.693 €
108.217 €
106.597 €
116.493 €
120.065 €
121.760 €
124.131
€ €
-476 € -476 € -0,4% 100
-1.621 € -2.096 € -1,5% 98
9.896 € 7.800 € 9,1% 107
3.572 € 11.372 € 3,3% 110
1.695 € 13.067 € 1,6% 112
2.371 15.438 2,2% 114
€ €
110.263 € -2.046 € -1,9%
109.976 € -3.379 € -3,1%
121.602 € -5.109 € -4,2%
126.550 € -6.485 € -5,1%
Toename lasten per jaar 2015 - 2021 Lasten toename cumulatief Jaarlijkse toename in % van 2015 voortschrijdende index Begroting 2015 raming 2015 - 2020 Toename per jaar t.o.v. begroting 2015 raming 2015 - 2020 Toename per jaar in % t.o.v. begroting 2015 raming 2015 - 2020
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
100
48
129.851 -8.091 -6,2%
BIJLAGE 2 Meerjarenraming 2016 – 2021 Watersysteembeheer
Kosten- en tarievenoverzicht Watersysteembeheer Voorjaarsnota 2015 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
TOTAAL WATERYSTEEMBEHEER Netto lasten
€
56.607.563 €
56.123.090 €
57.493.954 €
59.496.055 €
60.764.988 €
62.232.489 €
63.660.281
Opbrengst belastingen
€
56.729.154 €
56.153.898 €
57.288.380 €
58.446.057 €
59.993.553 €
61.561.438 €
63.014.312
Egalisatiereserve per 1-1
€
14.765.545 €
10.798.402 €
6.650.762 €
7.726.848 €
8.123.263 €
8.901.302 €
9.903.540
Beschikking egalisatiereserve
€
4.215.143 €
4.147.640 €
-1.076.086 €
-396.415 €
-778.039 €
-1.002.238 €
-1.315.203
Beschikking categoriereserves
€
-4.336.734 €
-4.178.448 €
1.281.660 €
1.446.413 €
1.549.473 €
1.673.290 €
1.961.171
% Egalisatiereserve 31-12
19,1%
11,9%
13,4%
13,7%
14,6%
15,9%
17,6%
% Kostendekking ongebouwd
100,9%
102,1%
101,6%
100,3%
100,9%
101,2%
101,7%
Percentage kostendekking
100,2%
100,1%
99,6%
98,2%
98,7%
98,9%
99,0%
INGEZETENEN Opbrengst belastingen
€
16.170.000 €
16.516.800 €
16.714.100 €
16.881.800 €
17.202.000 €
17.507.000 €
Saldo categoriereserve
€
1.346.826 €
2.878.913 €
2.727.763 €
2.359.038 €
1.826.513 €
1.099.780 €
294.000
296.000
299.000
302.000
305.000
305.000
Aantal wooneenheden
17.659.500 8.229 305.000
Netto lasten per woning
€
55,84 €
54,99 €
55,76 €
57,13 €
57,78 €
59,17 €
60,53
Tarief per woning
€
55,00 €
55,80 €
55,90 €
55,90 €
56,40 €
57,40 €
57,90
Toename tarief in %
1,5%
0,2%
0,0%
0,9%
1,8%
0,9%
GEBOUWDE EIGENDOMMEN Opbrengst belastingen
€
33.153.280 €
32.208.296 €
33.002.734 €
33.827.803 €
34.842.637 €
35.887.916 €
36.964.554
Saldo categoriereserve
€
2.398.490 €
4.424.399 €
3.436.546 €
2.484.229 €
1.567.874 €
694.618 €
-131.968
Waarde WOZ areaal x 1.000.000
€
87.800 €
89.280 €
89.280 €
89.280 €
89.280 €
89.280 €
89.280
Netto-lasten % WOZ-waarde
0,03765%
0,03671%
0,03761%
0,03892%
0,03975%
0,04071%
0,04164%
Tarief percentage WOZ
0,03776%
0,03608%
0,03697%
0,03789%
0,03903%
0,04020%
0,04140%
-4,5%
2,5%
2,5%
3,0%
3,0%
3,0%
Toename tarief in % ONGEBOUWDE EIGENDOMMEN Opbrengst belastingen
€
7.143.120 €
7.160.074 €
7.298.498 €
7.459.086 €
7.664.528 €
7.875.113 €
Saldo categoriereserve
€
-680.282 €
-3.887 €
0 €
0 €
0 €
0 €
Aantal herleide hectaren
108.000
104.634
104.384
104.134
103.884
103.634
8.091.830 0 103.384
Netto lasten per herleide hectare
€
65,52 €
67,05 €
68,85 €
71,42 €
73,12 €
75,06 €
76,97
Tarief per herleide hectare
€
66,14 €
68,43 €
69,92 €
71,63 €
73,78 €
75,99 €
78,27
Toename tarief in %
3,5%
2,2%
2,4%
3,0%
3,0%
3,0%
NATUURTERREINEN Opbrengst belastingen
€
53.300 €
57.588 €
57.588 €
57.588 €
57.588 €
57.588 €
Saldo categoriereserve
€
14.379 €
20.490 €
20.133 €
18.451 €
15.092 €
9.981 €
20.500
23.995
23.995
23.995
23.995
Aantal hectaren
23.995
57.588 3.034 23.995
Netto lasten per hectare
€
2,76 €
2,34 €
2,40 €
2,48 €
2,53 €
2,59 €
2,65
Tarief per hectare
€
2,60 €
2,40 €
2,40 €
2,40 €
2,40 €
2,40 €
2,40
-7,7%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Toename tarief in %
In de bovenstaande tabel is rekening gehouden met huidige vastgestelde kostentoedeling. Deze zal in 2019 herzien worden. voor de jaren 2020 en verder is vooralsnog gerekend op basis van een gelijke kostentoedeling.
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
49
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
50
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
51
BIJLAGE 3 Meerjarenraming waterzuiveringsbeheer 2016 – 2021
Kosten- en tarievenoverzicht Waterzuiveringsbeheer Voorjaarsnota 2015 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
TOTAAL WATERZUIVERINGSBEHEER Netto lasten
€
52.085.632 €
52.094.334 €
49.102.928 €
56.996.879 €
59.299.784 €
59.527.236 €
60.470.752
Opbrengst belastingen
€
52.670.160 €
52.109.352 €
53.558.568 €
54.778.944 €
56.679.840 €
58.434.216 €
60.188.592
Egalisatiereserve per 1-1
€
7.324.880 €
6.215.548 €
6.230.566 €
10.686.206 €
8.468.270 €
5.848.326 €
4.755.307
Beschikking egalisatiereserve
€
1.937.860 €
-15.018 €
-4.455.640 €
2.217.935 €
2.619.944 €
1.093.020 €
282.160
% Egalisatiereserve 31-12
11,9%
12,0%
21,8%
14,9%
9,9%
8,0%
7,4%
Percentage kostendekking
101,1%
100,0%
109,1%
96,1%
95,6%
98,2%
99,5%
1.146.000
1.110.600
1.118.600
1.121.600
1.124.600
1.124.600
1.124.600
PER VERVUILINGSEENHEID Aantal vervuilingseenheden Netto lasten per VE
€
45,45 €
46,91 €
43,90 €
50,82 €
52,73 €
52,93 €
53,77
Tarief per VE
€
45,96 €
46,92 €
47,88 €
48,84 €
50,40 €
51,96 €
53,52
Toename tarief
VJN 2015 DB 08 juni 2015_versie 1.0 defintief
2,0%
2,0%
52
2,0%
3,0%
3,0%
3,0%