Visitatie Godgeleerdheid Verkorte procedure Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel Master Godgeleerdheid
www.vlir.be Brussel – december 2009
Visitatie Godgeleerdheid Verkorte procedure Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel Master Godgeleerdheid
www.vlir.be Brussel – december 2009
De onderwijsvisitatie Godgeleerdheid - Verkorte procedure Exemplaren van dit rapport kunnen verkregen worden op: VLIR-secretariaat, Ravensteingalerij 27, B-1000 Brussel. T +32 (0)2 792 55 00- F +32 (0)2 211 41 99
[email protected] – www.vlir.be Het rapport is elektronisch beschikbaar op de webstek van de VLIR: http://www.vlir.be Wettelijk depot D/2009/2939/11
Voorwoord van de voorzitter van de visitatiecommissie
Met de invoering van het bachelor-master (BaMA)-systeem zagen de academische instellingen zich met de taak geconfronteerd hun onderwijs grondig te vernieuwen. Gezien het universitaire ideaal van samenhang tussen onderwijs en onderzoek leidde dit ook tot een herbezinning over de relatie tussen onderwijs en onderzoek, en over de gewenste en wenselijke samenhang tussen onderwijs, onderzoek en de relevante beroepsvelden. Het vernieuwingsproces is gebaseerd op een kritisch zelfonderzoek, een analyse van de sterkte- en zwaktepunten, en het ontwikkelen van passende onderwijsvormen. Naast deze interne evaluatie speelt ook het systeem van externe kwaliteitszorg een belangrijke rol. De kijk ‘van buiten’, en de vergelijking met andere instellingen op nationaal en internationaal vlak bieden de gelegenheid tot een beter zicht op de eigen mogelijkheden en reiken verbeterperspectieven aan om tot een optimalisatie van de kwaliteit te komen. De interne en externe evaluatie dient dus een verbeterproces te initiëren. Niet de afkeuring, maar het idee van aansporing en uitnodiging tot dynamiek en creativiteit staan centraal. Het onderhavige rapport geeft het resultaat weer van de evaluatie van de masteropleiding in de Protestantse Godgeleerdheid van de Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid (FPG) te Brussel. Binnen het kader van de evaluatie van het academisch onderwijs van de Vlaamse Faculteiten Theologie en Godsdienstwetenschappen (zie het rapport Onderwijsvisitatie Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen) was de masteropleiding van de FPG in 2006 al eens beoordeeld. Ze verkreeg toen, in tegenstelling tot het bachelorprogramma, niet de goedkeuring van de visitatiecommissie omdat het programma onvoldoende was uitgewerkt. De FPG heeft vervolgens de gelegenheid tot herkansing waargenomen en een nieuwe visitatie voor de masteropleiding aangevraagd. De visitatiecommissie constateert dat een intensief bezinningsproces binnen de faculteit heeft plaatsgevonden. Het resulteerde in een volgens de commissie consistent en origineel masterprogramma waarin ook de ruimte voor verdere ontwikkelingen structureel is ingebouwd. De gedetailleerde vaststellingen van de commissie, gebaseerd op het zelfevaluatierapport van de FPG en de bevindingen tijdens het visitatiebezoek, worden verder in dit rapport weergegeven en hoeven hier niet aangehaald te worden. Het lijkt me wel zinvol om hier enkele opmerkingen van algemene aard te plaatsen. Godgeleerdheid en godsdienstwetenschappen zien zich heden ten dage meer dan ooit genoodzaakt om binnen het geheel van de wetenschapsbeoefening hun eigen plaats en betekenis duidelijk te definiëren. Tendensen van modernisering en secularisering enerzijds, en een soms vaag, soms direct waar te nemen interesse in een meer dan functionele rationaliteit, in vragen naar zin, naar waarden, naar troost en steun in moeilijke levenssituaties anderzijds, bieden de kans, nodigen er toe uit, maar dwingen er ook toe, om de relevantie van religie en theologie ook voor onze tegenwoordige cultuur nader uit te leggen. Deze relevantie te vertalen in een masterprogramma van één jaar is niet makkelijk. Godgeleerdheid en godsdienstwetenschappen vormen op zich al een bundel van diverse disciplines. Ze ‘verpakken’ in een keurslijf van een jaar, en bovendien in de mate van het mogelijke evenwichtig tot hun recht te laten komen, dwingt tot diepgaande ingrepen in het traditionele programma, dat vooral door het ideaal van volledigheid gekenmerkt werd en waarin nu moet plaats geruimd worden voor een meer exemplarisch leren. De hervormingen in sommige buurlanden laten zien dat dit een moeilijk proces is. De faculteiten – mede door kerkelijke vereisten – bevinden zich dan al gauw in een situatie van ‘tussen Skylla en Charybdis’, de eis van perfectie en de begrensde tijd. Binnen deze context mag de bereidheid tot verdere aanpassing en verbetering van de onderwijscurricula niet worden onderschat.
4
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Godgeleerdheid (en Godsdienstwetenschappen) zijn in de regel confessioneel geprofileerd, wat ook in verschillende theologiemodellen en de realisering ervan in de faculteiten tot uitdrukking komt. Dat levert een veelkleurig beeld op en verwijst naar een wetenschapsmodel dat mutatis mutandis misschien ook voor de wetenschapsbeoefening in het algemeen, indien goed gebruikt, van enig belang kan zijn. Het biedt een stimulans tot wedstrijd en nuancering en geeft kleine gemeenschappen en minderheden de mogelijkheid om hun eigen profiel te koesteren. De samenleving erkent deze veelkleurigheid volgens mij terecht. Daarom mag ze omgekeerd ook vragen om goed gebruik te maken van de geboden mogelijkheden en bijgevolg ook tot vormen van synergie te komen. Deze eis is des te dringender naarmate de gemeenschappen door hun geringe grootte ertoe worden genoodzaakt. Ze speelt ook een rol bij de onderhavige evaluatie. Gezien de kleinschaligheid van de Nederlandse afdeling van de FPG dringen samenwerkingsverbanden zich des te meer op: met de andere Vlaamse en Nederlandstalige faculteiten Theologie en Godsdienstwetenschappen, uiteraard ook met haar Franstalige zusterafdeling, en op internationaal vlak. Dit niet alleen om economische redenen maar vooral met het oog op kwaliteitsverbetering en -optimalisering, en de aanscherping van het eigen profiel. In deze context lijkt me een laatste punt belangrijk. Een theologie die haar maatschappelijke functie waarmaken wil, verstaat zich niet alleen in relatie tot wetenschap en kerk(en), maar ook tot de samenleving en cultuur als geheel. Daarom mag ze niet alleen toekomstige wetenschappers en kerkelijke ambtsdragers opleiden, maar moet ze ook haar dienst aan de samenleving aanbieden. Dit kan door haar opleidingen nog meer open te stellen voor de ‘niet klassieke’ studenten. Ervaringen leren dat we hier met een reservoir van geïnteresseerden te maken hebben, die theologische en godsdienstwetenschappelijke inzichten voor de maatschappij vruchtbaar kunnen maken. De faculteiten mogen dat reservoir best nog wat ijveriger aanboren. Mede namens de visitatiecommissie spreek ik de hoop uit dat haar bevindingen bij deze visitatie tot een goede verdere ontwikkeling van de FPG en de dienstbaarheid van theologie en godsdienstweten schappen aan wetenschap, kerk en samenleving mogen bijdragen.
K.-W. Merks voorzitter
5
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Inhoud
p 4
Voorwoord van de voorzitter van de visitatiecommissie
p 7
Deel 1 Algemeen deel
p 8
I
p 10
II Tabel met scores, onderwerpen en facetten
p 19
Deel 2 Opleidingsrapport
De onderwijsvisitatie Godgeleerdheid Verkorte procedure
Bijlagen p 22
Bijlage 1 Personalia van de leden van de visitatiecommissie
p 24
Bijlage 2 Bezoekschema
6
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Deel 1 Algemeen deel
I
De onderwijsvisitatie Godgeleerdheid Verkorte procedure
1. Inleiding In het najaar 2005 heeft de visitatiecommissie Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen, in opdracht van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), de academische opleidingen Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven, de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven en de Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel gevisiteerd. Dit initiatief kaderde in de werkzaamheden van de VLIR op het vlak van de externe kwaliteitszorg, waarmee de Vlaamse universiteiten gevolg geven aan de decretale verplichtingen terzake. De bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de visitatiecommissie werden vastgelegd in een rapport ‘De onderwijsvisitatie Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen: Een evaluatie van de kwaliteit van de academische opleidingen Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen in Vlaanderen’ dat werd gepubliceerd in juni 2006. De betrokken opleidingen hebben vervolgens een accreditatieaanvraag ingediend bij de NederlandsVlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Dit met het oog op het verkrijgen van een formele accreditatie vanaf 30 september 2007. De accreditatieaanvraag die werd ingediend omvatte ten minste het visitatierapport van de visitatiecommissie. De masteropleiding in de Protestantse Godgeleerdheid van de Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel (FPG) kreeg op 24 april 2007 een negatief accreditatiebesluit van de NVAO. Conform het decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen vroeg de FPG daarop een tijdelijke erkenning aan. Die werd haar door de Vlaamse regering op 7 september 2007 verleend voor een periode van drie jaar.
2. Verkorte Procedure De decreetgever bepaalt dat de accreditatie van een opleiding na het verlopen van een tijdelijke erkenning plaatsvindt via een verkorte procedure. Een nieuwe externe beoordeling (m.i.v. een gepubliceerd rapport) dient te worden uitgevoerd. Op basis daarvan neemt de NVAO een besluit dat zij publiceert in een accreditatierapport. De nieuwe beoordeling heeft alleen betrekking op die elementen op basis waarvan de vorige accreditatie-aanvraag negatief werd beoordeeld. Onderhavig rapport behandelt de masteropleiding in de Protestantse Godgeleerdheid in functie van een nieuwe accreditatie-aanvraag. De beoordeling werd uitgevoerd door een visitatiecommissie, samengesteld uit onaf hankelijke experten (cfr. infra) en gecoördineerd door de VLIR. De beoordeling van de opleiding heeft, zoals decretaal bepaald, alleen betrekking op die elementen op basis waarvan de vorige accreditatie-aanvraag negatief werd beoordeeld, in casu onderwerp 1 ‘Doelstellingen’ met daarbinnen specifiek het facet ‘1.2. Domeinspecifieke eisen’, onderwerp 2 ‘Programma’ met daarbinnen specifiek de facetten ‘2.1. Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma’, ‘2.2. Eisen professionele en academische gerichtheid van het programma’, ‘2.3. Samenhang van het programma’, ‘2.5. Studietijd’, ‘2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud’, onderwerp 5 ‘Interne kwaliteitszorg’ met daarbinnen specifiek de facetten ‘5.1. Evaluatie van resultaten’ en ‘5.2. Maatregelen ter verbetering’ en onderwerp 6 ‘Resultaten’ met daarbinnen specifiek het facet ‘6.2. Onderwijsrendement’.
Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid - Verkorte procedure
8
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
3. Samenstelling visitatiecommissie De visitatiecommissie die deze ‘verkorte’ visitatie uitvoerde, bestond uit vier van de zeven leden van de Commissie die in 2005 de visitatie godgeleerdheid en godsdienstwetenschappen verzorgde. Naast de voorzitter, werden de vakdeskundigen door de Cel Kwaliteitszorg van de VLIR in overleg met de FPG geselecteerd in functie van hun inhoudelijke expertise nodig om de masteropleiding te visiteren. De samenstelling van de commissie werd op 30 november 2009 door de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs bekrachtigd. De visitatiecommissie was als volgt samengesteld: Voorzitter: -- prof.dr. K. – W. Merks, emeritus hoogleraar moraaltheologie Universiteit van Tilburg, Nederland Leden: -- Prof.dr. J. Joosten, hoogleraar Oud Testament, Université de Strasbourg, Straatsburg, Frankrijk -- Prof.dr. M. Foket, emeritus hoogleraar pastoraaltheologie en godsdienstdidactiek, Université Catholique de Louvain, België -- Mevr. R. Nivelle, student godgeleerdheid en godsdienstwetenschappen aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven, België Mevr. Ilse De Vooght, stafmedewerker Kwaliteitszorg verbonden aan de Cel Kwaliteitszorg van de VLIR, trad op als projectbegeleider. Voor korte curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie wordt verwezen naar bijlage 1.
4. Werkwijze van de visitatiecommissie Ter voorbereiding van de verkorte visitatie heeft de betrokken opleiding een zelfevaluatierapport opgesteld waarin de opnieuw te beoordelen onderwerpen werden besproken. Het zelfevaluatierapport werd op 1 september 2009 aan de VLIR overgemaakt, die het op haar beurt aan de commissieleden bezorgde. De visitatiecommissie kreeg aldus de gelegenheid deze informatie zorgvuldig te bestuderen en het bezoek grondig voor te bereiden. Het bezoek van de visitatiecommissie vond plaats op 29 en 30 oktober 2009. Tijdens het bezoek heeft de visitatiecommissie gesprekken gevoerd met het faculteitsbestuur, de opleidingsverantwoordelijken, de verantwoordelijken voor kwaliteitszorg, de studenten en het academisch personeel. Tijdens het bezoek werd de visitatiecommissie in de gelegenheid gesteld om bijkomende documenten die door de opleiding ter inzage waren gelegd, te bestuderen. De gesprekken zijn in een zeer open en constructieve sfeer verlopen. Het bezoekschema is toegevoegd als bijlage 2. Als laatste stap in het proces heeft de Commissie haar bevindingen en conclusies omtrent het te beoordelen onderwerp in voorliggend rapport vastgelegd. De opleiding werd in de gelegenheid gesteld om op het concept van het rapport te reageren. De Commissie heeft de reactie van de opleiding voor zover zij zich hierin kon vinden in het rapport verwerkt.
Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid - Verkorte procedure
9
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
II
Tabel met scores, onderwerpen en facetten
Verklaring van de scores op de facetten: E
Excellent
‘best practice’, kan (internationaal) als voorbeeld dienen voor andere opleidingen
G
Goed
de kwaliteit stijgt uit boven de basiskwaliteit
V
Voldoende
voldoet aan de basiseisen
O
Onvoldoende
voldoet niet aan de minimumeisen
Ok
voldoen aan de formele eisen
Verklaring van de scores op de onderwerpen: +
Voldoende
voldoet minstens aan de minimum-eisen voor basiskwaliteit; er is geen verdere schaalverdeling om verdere graden van excellentie aan te duiden.
-
Onvoldoende
voldoet niet aan de minimum-eisen voor basiskwaliteit.
Het facet ‘studieomvang’ wordt gescoord met ‘OK’, indien de opleiding voldoet aan de decretale eisen m.b.t. de studieomvang, uitgedrukt in studiepunten.
Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid - Verkorte procedure
10
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Overzicht oordelen Master Protestantse Godgeleerdheid
+
Onderwerp 1: Doelstellingen
Facet 1.1: Niveau en oriëntatie
V (2006)
Facet 1.2.: Domeinspecifieke eisen
G +
Onderwerp 2: Programma
Facet 2.1.: Relatie doelstelling en inhoud
V
acet 2.2.: Eisen academische gerichtheid
G
Facet 2.3.: Samenhang van het programma
G
Facet 2.4.: Studieomvang
OK
Facet 2.5.: Studietijd
G
Facet 2.6.: Afstemming vormgeving en inhoud
G
Facet 2.7.: Beoordeling en toetsing
V (2006)
Facet 2.8.: Masterproef
V (2006)
Facet 2.9.: Toelatingsvoorwaarden
V (2006) +
Onderwerp 3: Personeel
Facet 3.1.: Kwaliteit personeel
V (2006)
Facet 3.2.: Eisen professionele en academische gerichtheid
G (2006)
Facet 3.3.: Kwantiteit personeel
V (2006) +
Onderwerp 4: Voorziening
Facet 4.1.: Materiële voorziening
V (2006)
Facet 4.2.: Studiebegeleiding
V (2006) +
Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg
Facet 5.1.: Evaluatieresultaten
G
Facet 5.2.: Maatregelen tot verbetering
G
Facet 5.3.: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni, beroepenveld
V (2006)
Onderwerp 6: Resultaten
+
Facet 6.1.: Gerealiseerd niveau
V (2006)
Facet 6.2.: Onderwijsrendement
V
Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid - Verkorte procedure
11
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Deel 2 Opleidingsrapport
Onderwerp 1
De opleiding master in de Protestantse Godgeleerdheid
Doelstellingen van de opleiding
Het zelfevaluatierapport beschrijft de volgende doelstellingen voor de masteropleiding in de Protestantse Godgeleerdheid: De masteropleiding is bedoeld als een voortzetting van de bachelorstudie op een hoger niveau, waarin de student(e) zich op integratieve wijze verdiept in één onderzoeksthema. De student(e) leert onder begeleiding zelfstandig wetenschappelijk onderzoek doen en daarvan mondeling en schriftelijk verslag doen. Aldus kwalificeert hij/zij zich tevens voor een voortgezette wetenschappelijke of professionele studie. Geformuleerd in eindtermen houdt dit in dat de student(e): -- getoond heeft, de kennis en het inzicht opgedaan in de studie op bachelorniveau te hebben verdiept en verbreed en op een integratieve manier te hebben leren toepassen in een voor haar/hem nieuw onderzoeksgebied; -- het vermogen verworven heeft om in ingewikkelde vragencomplexen tot een redelijk onaf hankelijk oordeel te komen; -- heeft geleerd om op heldere en coherente wijze verslag te doen van eigen onderzoek en van de conclusies die daaruit kunnen volgen; -- heeft geleerd de eigen wetenschappelijke aanpak zelfkritisch bij te sturen en aldus grotendeels zelfstandig verder te kunnen werken in de wetenschap. Doelstellingen binnen de onderzoeksgroep ‘Theologie, Kerk en Samenleving’ Binnen de onderzoeksgroep ‘Theologie, Kerk en Samenleving’ beoogt de opleiding de student(e) te brengen tot de volgende algemene doelen: -- een solide basisvertrouwdheid met de historische, systematisch theologische dan wel praktischtheologische aspecten van een toegespitste studie in het onderzoeksveld ‘theologie, kerk en samenleving’, alsmede met de vigerende onderzoeksmethoden; -- een beginnende zelfstandigheid in het beoordelen en opzetten van onderzoek op het onderhavige gebied; -- inzicht in het belang van dit onderzoek voor de kerkelijke en maatschappelijke praktijk en in de kritische en heuristisch relevante wisselwerking tussen beide sferen. Af hankelijk van het gekozen hoofdvak loopt deze doelstelling uit in één van de volgende reeksen domeinspecifieke competenties:
Master met hoofdvak (Pre)-Moderne Kerkgeschiedenis: de student(e) verwerft: -- goede kennis van de geschiedenis in de middeleeuwen, de vroegmoderne en de moderne periode; -- af hankelijk van de focus in het studieprogramma: kennis van aard en bronnen van Renaissance, Verlichting dan wel de ‘Atlantische Revolutie’ (VS en Frankrijk); -- gedegen kennis van de geschiedenis van de Kerk rondom de Reformatie, met speciale aandacht voor de zuidelijke Nederlanden en het Doperdom; -- het vermogen om de implicaties en actualiteit van de geschiedenis van kerk en samenleving in het heden te doorgronden en op inzichtelijke wijze te verwoorden. pp
Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid - Verkorte procedure
13
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Master met hoofdvak Systematische Theologie: De student(e) is in staat: -- de taak van de theologie kritisch en opbouwend te plaatsen, zowel ingebed in het leven en belijden van de kerk, als in de positie van een ‘tegenover’ ten opzichte van de leer en praxis van diverse geloofsgemeenschappen; -- door verscherpt inzicht in de theologie- en cultuurgeschiedenis te reflecteren op de historische bemiddeling van ieder geloof, inclusief het eigen geloof en de persoonlijke theologische reflectie; -- de uiteenlopende verschijningsvormen van kerken in de maatschappij en de verschillende ‘locaties’ van kerken in het weefsel van de samenleving te doorgronden; -- met een zekere zelfstandigheid een onderzoek op het gebied van de dogmatiek, de ethiek of de filosofie op te zetten. pp
Master met hoofdvak Praktische Theologie: De student(e) is in staat om op het niveau van beginnend zelfstandig onderzoeker praktisch-theologisch relevante processen binnen de context van de contemporaine samenleving te beschrijven, te analyseren, te bereflecteren. Dat vereist: -- verdiepte kennis van en inzicht in relevante praktisch-theologische theorieën en methoden; -- verdiepte kennis van en inzicht in theorieën en onderzoeksmethoden van één van de praktischtheologische deelgebieden; -- inzicht in de interdisciplinariteit van praktisch-theologisch onderzoek; -- het vermogen om op het niveau van een beginnend theologisch onderzoeker op systematisch en methodologisch verantwoorde wijze een toegespitst thema praktisch-theologisch uit te werken en op relevante wijze in verband te brengen met het werkveld. Doelstellingen binnen onderzoeksgroep ‘Bijbel, jodendom en vroege kerk’ Binnen de onderzoeksgroep ‘Bijbel, jodendom en vroege kerk’ beoogt de opleiding de student(e) te brengen tot de volgende algemene doelen: -- een solide vertrouwdheid met de historische, literaire en theologische aspecten van de oudtestamentische, de nieuwtestamentische, de joodse en/of de patristische geschriften en met de vigerende onderzoeksmethoden; -- begrip van de wisselwerking tussen Bijbel en cultuur door de eeuwen heen; -- gevoel voor de werking van interdisciplinaire dwarsverbanden, met name de wisselwerking tussen de joodse en de christelijke uitleg; -- een beginnende zelfstandigheid in het beoordelen en opzetten van onderzoek op het onderhavig gebied; -- inzicht in het belang van dit onderzoek voor de kerkelijke en maatschappelijke praktijk en in de kritische en heuristisch relevante wisselwerking tussen beide relevante sferen. Af hankelijk van de invulling van het hoofdvak lopen deze algemene doelstellingen uit in één van de volgende reeksen domeinspecifieke competenties:
Master met hoofdvak Oude Testament: De student(e) -- heeft verdiepte kennis van de verschillende delen van de Hebreeuwse Bijbel en de daaraan verbonden literaire, theologische en historische vraagstukken; -- is vertrouwd met de verschillende uitlegmethoden binnen het vakgebied zoals vertaaltechnieken, intertekstuele analyse en genderstudies; -- is in staat deze toe te passen en te beoordelen en op dit gebied een eigen bijdrage te leveren; -- is in staat de hedendaagse context – zoals de meertalige, multireligieuze en interculturele (Belgische) maatschappij in de interpretatie te betrekken. pp
Master met hoofdvak Oude Testament en Jodendom: De student(e) -- heeft verdiepte kennis van de verschillende delen van de Hebreeuwse Bijbel en de daaraan verbonden literaire, theologische en historische vraagstukken; -- is vertrouwd met de verschillende uitlegmethoden binnen het vakgebied, zoals vertaaltechnieken, intertekstuele analyse en genderstudies; pp
Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid - Verkorte procedure
14
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
-- is vertrouwd met de verschillende soorten joodse literatuur, in het bijzonder uit de oudheid, en met de geschiedenis van het jodendom; -- is in staat het specifiek joodse aspect te betrekken in de hedendaagse vertolking van het Oude Testament.
Master met hoofdvak Nieuwe Testament en Jodendom: De student(e) geeft blijk van: -- verdiepte kennis van het christendom in de oudheid in zijn verhouding tot concurrerende stromingen, in het bijzonder het jodendom; -- vertrouwdheid met het jodendom, zijn stromingen en zijn literatuur in de oudheid; -- verdiepte vertrouwdheid met de taal en de verschillende uitlegmethoden van het Nieuwe Testament; -- gevoel voor de complexe samenhangen van de vroeg-christelijke teksten met hun joodse om geving en de implicaties daarvan voor de uitleg en vertolking; -- inzicht en ervaring in het vertolken van het Nieuwe Testament in het kader van de christelijke geloofsgemeenschap. pp
Master met hoofdvak Vroeg Jodendom en Christendom: De student(e) geeft blijk van: -- verdiepte kennis van het jodendom, zijn stromingen en zijn literatuur in de oudheid, in het bijzonder de rabbijnse literatuur, en enige kennis van het Misjna-Hebreeuws; -- kennis van het christendom in zijn verhouding tot het jodendom en tot andere concurrerende stromingen; -- gevoel voor de betekenis van de vroeg-christelijke teksten voor de joodse geschiedenis en literatuur; -- gevoel voor de samenhangen van de vroeg-christelijke teksten met hun joodse omgeving en voor de implicaties daarvan voor de uitleg en vertolking. pp
Master met hoofdvak Patristiek en Vroege Kerkgeschiedenis De student(e) geeft blijk van: -- verdiepte kennis van de Romeinse geschiedenis in de keizertijd; -- grondige kennis van het christendom tot in de late oudheid in zijn verhouding tot concurrerende stromingen; -- kennis van de joodse geschiedenis en geschriften in de Romeinse periode; -- vertrouwdheid met het patristisch Grieks en Latijn; -- bekendheid met joodse uitlegmethoden van de Schrift en hun verhouding tot de patristische Schriftuitleg. pp
Facet 1.2. Domeinspecifieke eisen Visitatie 2006 In het visitatierapport uit 2006 kende de Commissie de opleiding een onvoldoende toe voor het facet 1.2. De commissie stelde in haar rapport: ‘De domeinspecifieke doelstellingen van de masteropleiding zijn nog onvoldoende uitgewerkt. Ze zijn onduidelijk en te beknopt. De Commissie raadt aan een fundamentele reflectie op te starten over waar men met de masteropleiding naartoe wil.’ Verkorte visitatie 2009 pp De Commissie beoordeelt het facet ‘domeinspecifieke eisen’ als goed. De Commissie is van oordeel dat de doelstellingen afgestemd zijn op de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten worden gesteld, inclusief de eisen die de Commissie in haar referentiekader (2006) formuleerde. Zowel kennisverwerving, alsook methodologie en exegetische kritiek zijn goed uitgewerkt. De domeinspecifieke eisen zijn uitgewerkt vanuit en in nauw verband met de twee onderzoeksgroepen (‘Theologie, Kerk en Samenleving’, en ‘Bijbel, jodendom en vroege kerk’) en gedetailleerd omschreven. De Commissie suggereert wel om binnen het domein ‘Theologie, Kerk en Samenleving’ de aandacht voor hedendaagse kerkgeschiedenis op te nemen. Aandacht voor het beoogde beroepenveld is er impliciet. De doelen maken een carrière in het onderwijs, het onderzoek of het uitoefenen van het ambt van predikant mogelijk. Met het oog hierop zouden de verschillende beroepsmogelijkheden duidelijker gepresenteerd mogen worden.
Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid - Verkorte procedure
15
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
De masteropleiding heeft een eigen profiel dat als ‘intellectueel’ en ‘bijbels’ gekarakteriseerd kan worden. Via het concept ‘integratie vanuit specialisatie’ wil de opleiding studenten de kennis, het inzicht en de vaardigheden aanreiken om tot een eigen, zelfstandige theologie in staat te zijn. De aandacht voor het Jodendom is aantrekkelijk en is niet gauw terug te vinden in protestantse opleidingen. In het kader van het verbeterperspectief meent de Commissie dat de opleiding haar profiel meer zou mogen expliciteren. Ook de externe communicatie erover kan beter en is als middel om studenten aan te trekken zeker nodig. pp
Algemene conclusie bij onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Gegeven de bovenstaande positieve score en de aangehaalde motiveringen die bij de herbeoordeling aan het facet 1.2. ‘domeinspecifieke eisen’ wordt toegekend, en overwegende de positieve score die in het rapport uit 2006 aan het facet 1.1. ‘niveau en oriëntatie’ werd toegekend, komt de Commissie op onderwerpniveau tot een positief oordeel voor de masteropleiding.
Onderwerp 2
Programma
Beschrijving van het masterprogramma In de masteropleiding volgen alle studenten drie algemene modules ‘onderzoeksmethodologie’ (4 SP), ‘ambt en leiderschap’ (8 SP) en ‘het hooglied bij rabbijnen en kerkvaders’ (8 SP). De studenten kiezen daarnaast een hoofdvak (15 SP) binnen de onderzoeksgroepen ‘Theologie, kerk en samenleving’ of ‘Bijbel, jodendom en vroege kerk’. De hoofdvakken binnen de onderzoeksgroep ‘Theologie, kerk en samenleving’ zijn (Pre)-Moderne Kerkgeschiedenis, ‘Systematische Theologie’, en ‘Praktische Theologie’. De hoofdvakken binnen de onderzoeksgroep ‘Bijbel, jodendom en vroege kerk’ zijn ‘Oude Testament’, ‘Oude Testament en Jodendom’, ‘Nieuwe Testament en Jodendom’, ‘Vroeg Jodendom en Christendom’, en ‘Patristiek en Vroege Kerkgeschiedenis’. In functie van het hoofdvak kiezen de studenten een bijvak (10 SP). Het bijvak kan ook aan een andere instelling worden gevolgd. De masterproef ten slotte neemt 15 SP in beslag.
Facet 2.1. Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma Visitatie 2006 In het visitatierapport uit 2006 kende de Commissie de opleiding een onvoldoende toe voor het facet 2.1. De Commissie stelde in haar rapport: ‘Het programma is erg weinig uitgewerkt. Aan de hand van de volgens de Commissie vage beschrijvingen van de opleidingsonderdelen kan zij de relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma niet positief beoordelen.’ Verkorte visitatie 2009 pp De Commissie beoordeelt het facet ‘relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma’ als voldoende. Het programma, dat is uitgewerkt in de studiegids, concretiseert op een adequate manier de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De module ‘onderzoeksmethodologie’ biedt de studenten inzicht in de wetenschapsfilosofische verdieping en inzicht in de methodes van de theologische disciplines. ‘Ambt en leiderschap’ is een zeer breed en kerkgeoriënteerd thema dat vanuit diverse invalshoeken wordt belicht: historisch, praktisch-theologisch, ethisch-filosofisch en dogmatisch. Het ‘hooglied bij rabbijnen en kerkvaders’ is an sich een canoniek marginaal boek uit de bijbel maar wordt door de opleiding aangegrepen als cruciale tekst om het begrip ‘canon’ te ontdekken, om intertekstualiteit te leren en aan interpretatiegeschiedenis te doen. Binnen de gekozen onderzoeksgroep bestaat de hoofdvakstudie uit literatuur die een verdiepende inleiding biedt in de algemene uitgangspunten van het hoofdvak, meer algemene inleidende literatuur bij het thema van de masterproef en ten slotte meer toegespitste literatuur bij het thema van de masterproef. In tegenstelling tot wat de formulering van de doelstellingen doet vermoeden, is er binnen het desbetreffende hoofdvak wel degelijk aandacht voor hedendaagse kerkgeschiedenis. De vertaling van de opleidingsdoelen in leerdoelen van (onderdelen) van het programma is in de studiegids niet overal even goed uitgewerkt. Voor het ‘hooglied bij rabbijnen en kerkvaders’ en ‘onderzoeksmethodologie’ zijn de leerdoelen zeer goed uitgewerkt, voor ‘ambt en leiderschap’ minder.
Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid - Verkorte procedure
16
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
De Commissie beveelt de opleidingsverantwoordelijken aan om bij de aanvang van de colleges de studenten duidelijk te maken wat er van hen verwacht wordt. Ook voor de hoofdvakken, die voornamelijk uit zelfstudie bestaan, is het nodig om de leerdoelen uitvoerig op te stellen. De Commissie is van mening dat de opzet van het programma, namelijk ‘integratie vanuit specialisatie’, tegelijk zeer ambitieus maar ook precair is. Het grote aandeel aan literatuurstudie in de opleiding houdt het risico in dat de integratie wordt overgelaten aan de student. Met de inhoud van het programma kunnen de studenten de eindkwalificaties zeker bereiken, maar een goede begeleiding is nodig.
Facet 2.2. Eisen professionele en academische gerichtheid van het programma Visitatie 2006 In het visitatierapport uit 2006 kende de Commissie de opleiding een onvoldoende toe voor het facet 2.2. De Commissie stelde in haar rapport: ‘Gezien het masterprogramma nog erg onduidelijk is, is het voor de Commissie onmogelijk positief te oordelen over de kracht van het programma om onderzoeksvaardigheden en –attitudes bij te brengen.’ Verkorte visitatie 2009 De Commissie beoordeelt het facet ‘eisen professionele en academische gerichtheid van het programma’ als goed. Er is in het programma een goede aandacht voor kennisontwikkeling via de studieopdrachten van hoofd- en bijvak. Ook in de modules ‘ambt en leiderschap’ en ‘het hooglied bij rabbijnen en kerk vaders’ is er een ruime aandacht voor kennisontwikkeling. Wel vraagt de Commissie de opleidingsverantwoordelijken om de encyclopedische kennisgerichtheid niet uit het oog te verliezen. Het concept van het programma houdt immers het risico van een louter exemplarische kennisontwikkeling in zich. De aandacht voor het bijbrengen van de nodige onderzoeksattitude en -vaardigheden is eveneens goed. Zoals eerder vermeld (zie facet 2.1.) krijgen de studenten in de module ‘onderzoeksmethodologie’ een verdieping en inzicht in de verschillende theologische disciplines en de daarin toegepaste methodes. Aan het eind ervan dienen de studenten tot een zelf geformuleerde onderzoeksvraagstelling te komen. Maar ook in andere opleidingsonderdelen worden vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en presentatie aangeleerd. Zo wordt de module ‘ambt en leiderschap’ afgesloten met het schrijven van een essay. Het programma heeft oog voor de recente ontwikkelingen in de verschillende wetenschapsgebieden, zeker op het gebied van moraal- en bijbelstudie. Nieuw is bijvoorbeeld de integratie van de geschiedenis van de exegese in de exegese zelf. Een sterk punt van deze opleiding, ten slotte, is naar de mening van de Commissie de koppeling tussen het onderwijs en het eigen onderzoek. De terugkoppeling van het eigen onderzoek zit verweven in alle opleidingsonderdelen. pp
Facet 2.3. Samenhang van het programma Visitatie 2006 In het visitatierapport uit 2006 kende de Commissie de opleiding een onvoldoende toe voor het facet 2.3. De Commissie stelde in haar rapport: ‘Het masterprogramma is weinig uitgewerkt. Het zal bestaan uit slechts vier opleidingsonderdelen: een hoofdvak, twee bijvakken en een masterproef, die allen aansluiten bij de keuze van een centraal thema door de student. De Commissie acht de kans groot dat de opleiding te eng specialistisch en te weinig evenwichtig zal worden ingevuld. Verkorte visitatie 2009 De Commissie beoordeelt het facet ‘samenhang van het programma’ als goed. De Commissie is van mening dat het programma goed gestructureerd is en dat de inhoudelijke samenhang in orde is. Het programma biedt de mogelijkheid om zich in één onderwerp te verdiepen met behoud van oriëntatie op het geheel. Binnen de drie gemeenschappelijke modules zijn verschillende docenten betrokken. Zij exploreren het thema vanuit verschillende vakgebieden en benaderingen. De Commissie vraagt wel om via overleg de samenhang binnen de modules goed te
pp
Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid - Verkorte procedure
17
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
bewaken en ook bij aanvang van de colleges de ‘rode draad’ toe te lichten. Voor de studenten bleek de samenhang immers niet altijd duidelijk. Bij het hoofdvak, het bijvak en de masterproef wordt voor een specialisatie gekozen, waarbij in de uitwerking aandacht is voor interdisciplinariteit. De verhouding tussen verplichte (de drie algemene modules) en keuze-opleidingsonderdelen (hoofd- en bijvak) is naar de mening van de Commissie in orde. Hetzelfde geldt voor de keuze aan hoofdvakken. De bijvakken worden weliswaar gekozen in functie van het hoofdvak maar met een verbredende bedoeling. Ze kunnen daarom niet-theologisch van aard zijn en ook buiten de Faculteit gevolgd worden, wat naar de mening van de Commissie erg zinvol kan zijn. Flexibele leertrajecten zijn mogelijk en worden in een persoonlijk studietraject met bijhorend studiecontract vastgelegd.
Facet 2.5. Studietijd Visitatie 2006 In het visitatierapport uit 2006 kende de Commissie de opleiding een onvoldoende toe voor het facet 1.2. De Commissie stelde in haar rapport: ‘Het geplande masterprogramma bevat naar de mening van de Commissie erg weinig structuur. In combinatie met het gebrek aan systematische studietijdmeting vreest de Commissie dat er onvoldoende garanties zijn op een voldoende studeerbaar masterprogramma, dat aansluit bij de norm van 60 studiepunten per jaar.’ Verkorte visitatie 2009 De Commissie beoordeelt het facet ‘studietijd’ als goed. De Commissie stelt met genoegen vast dat de structuur van het programma en een aantal studiebevorderende maatregelen ervoor zorgen dat de opleiding studeerbaar is en dat de studietijd aansluit bij de norm van 60 studiepunten per academiejaar.
pp
De structuur wordt allereerst geboden via de colleges van de drie gemeenschappelijke modules. Voor wat betreft de literatuurstudie voor het hoofdvak is bepaald dat er per student regelmatige contacturen zijn met de hoofdbegeleider. Voor de bijvakstudie is vastgelegd dat de student regelmatig rapporteert aan de hoofdbegeleider en dat hij/zij het bijvak afsluit voor het einde van het eerste semester. Bij de beoordeling van het essay van de module ‘Ambt en leiderschap’ wordt als eerste criterium gelet op de ‘omgang met inleverdatum’. Binnen de module ‘onderzoeksmethodologie’ dient de afronding ervan, namelijk het schrijven van een onderzoeksopzet, ten laatste aan het begin van het tweede semester uit te monden in een uitgewerkt onderzoeksontwerp. De literatuurlijsten van de hoofdvakken zijn door de docenten doorgelicht op hun studeerbaarheid en, indien nodig, aangepast. Voor de masterproef zijn er maandelijks individuele vorderingsgesprekken met de begeleider en worden er met de begeleider afspraken gemaakt over de inleverdata van de conceptgedeelten. De ‘afronding binnen de geplande tijd’ is een toetsingscriterium geworden. De studievoortgang van de studenten wordt besproken op de docentenvergadering en de studenten worden hier ook op aangesproken, stelde de Commissie vast tijdens haar bezoek. Specifiek voor deeltijdse studenten voerde de opleiding het studiecontract in, dat hun studietraject uitstippelt en hun studievoortgang moet bewaken. Algemene studietijdmetingen zijn er niet maar zouden gezien het geringe aantal studenten ook niet relevant zijn. De individuele studietijd wordt wel gepeild in de studentenevaluaties. De Commissie stelde vast dat er gevolg wordt aan gegeven. De hierboven geschetste ingrepen in de structuur van het programma en de begeleidende maatregelen om de studievoortgang te bewaken, werpen hun vruchten af, getuige de meest recente (beperkte) doorstroomcijfers. De alumni waarmee de Commissie gesproken heeft, gaven aan dat het norm traject zwaar maar realiseerbaar is.
Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid - Verkorte procedure
18
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
In het kader van het verbeterperspectief suggereert de Commissie om de specialisatie zo mogelijk nog iets te vervroegen. Binnen het huidige opzet worden hoofdvak, het bijvak en het voorlopige thema van de masterproef zo vroeg mogelijk in het eerste semester gekozen. Idealiter zou dit keuze proces al op het einde van de bacheloropleiding in gang moeten worden gezet en dus nagestreefd worden, vindt de Commissie.
Facet 2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Visitatie 2006 In het visitatierapport uit 2006 kende de Commissie de opleiding een onvoldoende toe voor het facet 2.6. De Commissie stelde in haar rapport: ‘Voor de master is noch de vorm noch de inhoud van het programma duidelijk. Men verwacht dat de studenten aansluiten bij een onderzoeksgroep en pro-actief om begeleiding vragen. Er zijn immers nauwelijks of geen contactmomenten voorzien. De Commissie oordeelt dat dit programma eenzijdig onderzoeksgericht is en onvoldoende begeleiding voorziet om vooral zwakkere studenten tot het verwerven van competenties aan te zetten.’ Verkorte visitatie 2009 De Commissie beoordeelt het facet ‘afstemming tussen vormgeving en inhoud’ als goed. De Commissie stelt vast dat er geen expliciet didactisch concept is. Dit betekent echter niet dat er geen aandacht voor didactiek is. In vergelijking met 2006 is er een duidelijke didactische omslag gebeurd: de werkvormen zijn gevarieerd en sluiten goed aan bij de doelstellingen, er is een goede begeleiding op poten gezet en er zijn speciale didactische docentenvergaderingen ingericht.
pp
De drie algemene modules zijn interactief. De studenten leren in de verwerkingsopdrachten zelfstandig omgaan met bronnenmateriaal, ze leren om verschillende invalshoeken te belichten en te combineren, en hun studieresultaten schriftelijk en mondeling te presenteren. De hoofd- en bijvakstudie is gestoeld op een zelfstandige literatuurstudie. De studenten hebben regelmatig contact met hun begeleider en dienen leesverslagen te maken. De werkvormen leren de studenten om wetenschappelijk kritisch te zijn, mondeling en schriftelijk werkstukken te presenteren, interdisciplinair te denken, een humane en tolerante attitude te leren waarderen, en in dialoog te gaan met elkaar. De Commissie beveelt aan om buiten het curriculum meer contactmomenten in te bouwen. Met name de participatie in de onderzoeksgroepen zou verder uitgewerkt en gestimuleerd kunnen worden. In dit kader zijn de interdisciplinaire dagen, die ze ook in het rapport van 2006 loofde, een zeer goede zaak. De studenten gaven aan dat ze nog meer van dergelijke ontmoetingen zouden wensen. pp
Algemene conclusie bij onderwerp 2: Programma Gegeven de bovenstaande positieve scores en de aangehaalde motiveringen die bij de herbeoordeling aan de facetten 2.1. ‘relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma’, 2.2. ‘eisen professionele en academische gerichtheid van het programma’, 2.3. ‘samenhang van het programma’, 2.5. ‘studietijd’ en 2.6. ‘afstemming tussen vormgeving en inhoud’ worden toegekend, en overwegende de positieve score die in het rapport uit 2006 aan de facetten 2.4. ‘studietijd’, 2.7. ‘beoordeling en toetsing’, 2.8. ‘masterproef’ en 2.9. ‘toelatingsvoorwaarden’ werden toegekend, komt de commissie op onderwerpniveau tot een positief oordeel voor de masteropleiding.
Onderwerp 5
Interne kwaliteitszorg
Met ingang van het academiejaar 2007-2008 heeft de faculteit semesterevaluaties ingevoerd. Aan het einde van elke module dienen de studenten een evaluatieformulier in te vullen. Na afloop van het semester overhandigt de decaan de formulieren aan een externe evaluatiebegeleider, die aan de hand ervan een gesprek voert met de studenten. De evaluatiebegeleider stelt vervolgens een rapport op dat ter goedkeuring aan de studenten wordt voorgelegd. Het eindrapport wordt afzonderlijk aan de docenten overgemaakt, die er ook nog opmerkingen over kunnen formuleren. Het rapport met de opmerkingen van de docenten wordt in de docentenvergadering besproken. Veranderingen met betrekking tot de modules worden door de verantwoordelijke docent uitgevoerd. Meer algemene thema’s komen aan de orde in de periodieke didactische vergaderingen. De studenten worden van
Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid - Verkorte procedure
19
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
de veranderingen op de hoogte gesteld door de decaan. Het rapport gaat met het commentaar van de docenten en het verslag van de externe evaluator in het evaluatiedossier dat wordt beheerd door de decaan.
Facet 5.1. Evaluatie van de resultaten Visitatie 2006 In het visitatierapport uit 2006 kende de Commissie de opleiding een onvoldoende toe voor het facet 5.1. De Commissie stelde in haar rapport: ‘De Commissie constateert dat de opleiding niet periodiek wordt geëvalueerd. Bij het in het zelfevaluatierapport geformuleerde voorstel om te evalueren met een vijfpuntsschaal vraagt de Commissie zich af of dit wel de juiste werkwijze is voor een kleinschalige instelling. Ze suggereert te werken met mini-audits die door een externe deskundige worden uitgevoerd.‘ Verkorte visitatie 2009 De Commissie beoordeelt het facet ‘evaluatie resultaten’ als goed. De Commissie stelt met genoegen vast dat de opleiding sinds 2007-2008 periodiek wordt geëvalueerd. De evaluatieprocedure is volgens de commissie uitstekend en op maat van de opleiding uitgewerkt. Samen met de (didactische) docentenvergaderingen en aangevuld met de goede informele contacten die er zijn tussen studenten en docenten levert dit een performant kwaliteitszorgsysteem op.
pp
Facet 5.2. Maatregelen ter verbetering Visitatie 2006 In het visitatierapport uit 2006 kende de Commissie de opleiding een onvoldoende toe voor het facet 5.2.. De Commissie stelde in haar rapport: ‘De Commissie merkt op dat het niet duidelijk is aan welke problemen of noden de beknopte plannen voor het nieuwe programma tegemoet komen. Bovendien gebeuren de veranderingen aan een te traag tempo. Ze dringt erop aan om de plannen op basis van een grondige consultatie verder uit te werken en een procedure op poten te zetten zodat problemen snel geremedieerd worden. De Commissie suggereert ook om de openheid van de FPG naar andere theologische onderwijsinstellingen te vergroten en inspiratie te putten uit vernieuwingen die daar plaatsvinden.’ Verkorte visitatie 2009 De Commissie beoordeelt het facet ‘maatregelen tot verbetering’ als goed. Zoals onder het onderwerp ‘programma’ beschreven, is de Commissie van mening dat de opleidingsverantwoordelijken een ambitieus masterprogramma hebben uitgewerkt en vormgegeven. Ze heeft tijdens haar bezoek kunnen vaststellen dat via het hierboven beschreven formele kwaliteitszorgsysteem problemen effectief gesignaleerd en aangepakt worden. Aan de bevindingen van de vorige visitatie is een degelijk gevolg gegeven, blijkt uit het zelfevaluatierapport en uit de gesprekken met de diverse geledingen tijdens het visitatiebezoek.
pp
De Commissie blijft het belang van samenwerking met andere instellingen (de Franstalige afdeling van de FPG, de VUB, de ULB en de overige theologische faculteiten binnen het Nederlandstalige taalgebied) onderstrepen, zowel om inhoudelijke als om organisatorische redenen. pp
Algemene conclusie bij onderwerp 3: Interne kwaliteitszorg Gegeven de bovenstaande positieve scores en de aangehaalde motiveringen die bij de herbeoordeling aan de facetten 5.1. ‘evaluatie resultaten’ en 5.2. ‘maatregelen tot verbetering’ worden toegekend, en overwegende de positieve score die in het rapport uit 2006 aan het facet 5.3. ‘betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ werd toegekend, komt de Commissie op onderwerpniveau tot een positief oordeel voor de masteropleiding.
Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid - Verkorte procedure
20
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Onderwerp 6
Resultaten
Facet 4.1. Onderwijsrendement Visitatie 2006 In het visitatierapport uit 2006 kende de Commissie de opleiding een onvoldoende toe voor het facet 6.2. De Commissie stelde in haar rapport: ‘De commissie beoordeelt de gemiddelde studieduur als ‘problematisch’. Dit is te wijten aan de losse structuur van het programma. Nogal wat (deeltijdse) studenten blijken hun studie op te geven met als reden de zwaarte van het programma en familiale of gezondheidsproblemen. De commissie suggereert om rond flexibele programma’s een gestructureerd beleid te organiseren, onder andere via het opstellen van normtrajecten. Cijfers over deeltijdse studenten worden niet in aparte statistieken ondergebracht. De commissie dringt erop aan om systematisch de cijfergegevens over studenten te verzamelen.’ Verkorte visitatie 2009 De Commissie beoordeelt het facet ‘onderwijsrendement’ als voldoende. Zoals beschreven onder het onderwerp ‘programma’ vindt de Commissie dat het programma nu goed gestructureerd is. In combinatie met de studiebevorderende maatregelen die genomen zijn, moet dit de doorstroom bevorderen. Specifiek voor deeltijdse studenten wordt er gewerkt met studiecontracten. Op basis van de in het contract vastgelegde afspraken wordt regelmatig met de desbetreffende studenten hun studievoortgang bekeken. Twee studenten rondden sinds de vorige visitatie hun masteropleiding af. Een studente studeerde voltijds en voltooide het programma in de voorziene studieduur van één academiejaar. De andere studente volgde het traject deeltijds en voltooide de studie in twee jaar. Dit is voor de Commissie een voorzichtige aanwijzing dat de genomen maatregelen hun vruchten afwerpen.
pp
pp
Algemene conclusie bij onderwerp 4: Resultaten Gegeven de bovenstaande positieve score en de aangehaalde motiveringen die bij de herbeoordeling aan het facet 6.2. ‘onderwijsrendement’ wordt toegekend en overwegende de positieve score die in het rapport uit 2006 aan het facet 6.1. ‘gerealiseerd niveau’ werd toegekend, komt de commissie op onderwerpniveau tot een positief oordeel voor de masteropleiding.
Integraal oordeel van de Commissie Gegeven de bovenstaande positieve scores die bij de herbeoordeling van de onderwerpen 1,2,5 en 6 werden toegekend, en overwegende de positieve scores die in het rapport uit 2006 aan de andere onderwerpen uit het beoordelingskader werden toegekend, besluit de Commissie dat er binnen de masteropleiding voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn en heeft zij aldus een positief eindoordeel over beide opleidingen.
Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid - Verkorte procedure
21
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Bijlage 1 Personalia van de leden van de visitatiecommissie
Curricula vitae
Karl-Wilhelm Merks Karl -Wilhelm Merks is geboren in 1939 te Willich, Duitsland. Hij studeerde theologie, filosofie en klassieke talen aan de Universiteiten van Bonn, Fribourg (Zwitserland) en Toulouse (Frankrijk). Van 1970 tot 1974 was hij wetenschappelijk assistent aan het Moraaltheologisch Seminar van de Rheinische Friedrich-Wilhelms-Universität Bonn. In 1978 promoveerde hij tot doctor in de theologie met een dissertatie over zedelijke autonomie bij Thomas van Aquino. Van 1974 tot 1981 was hij Studie secretaris, vervolgens Geschäftsführer/Directeur bij de Bischöfliche Studienförderung Cusanuswerk (Bonn). Vervolgens werd hij hoogleraar Moraaltheologie aan de Theologische Faculteit Tilburg (TFT), een functie die hij tot aan zijn emeritaat in 2004 bekleedde. Hij was tevens coördinator van de Wisselleerstoel Interculturele Theologie en in de periode 2003-2005 directeur van het Centrum voor Interculturele Ethiek (CIE) aan de TFT. Verder was de heer Merks tot 2006 Voorzitter van het Bestuur van het Thomas Instituut te Utrecht; enkele jaren voorzitter van de Nederlandse afdeling van de Europese Vereniging voor Katholieke Theologie (EVKT), het Werkgenootschap van Katholieke Theologen in Nederland (WKTN), en bestuurslid van de Onderzoeksschool Ethiek. In de periode 1987-1999 was hij vice-president van COCTI (Conference of Catholic Theological Institutions) en president van de Europese Sectie van COCTI. Tot in 2006 was de heer Merks vice-president van het Cen-tre de Hautes Études et de Recherches sur Thomas d’Aquin (Rome) en maakte hij deel uit van de Redactie van Bijdragen International Journal in Philosophy and Theology. Hij werkte mee aan diverse internationale onderzoeksprojecten, o.a.: het Forschungsprojekt Menschenrechte te Tübingen (Prof. Dr. J. Schwartländer), het Forschungsprojekt Theologie Interkulturell (Universiteit Frankfurt a. M.), de ‘Semaines d’études San Tommaso d’Aquino’ (Rome). Zijn onderzoekszwaartepunten zijn fundamentele moraaltheologie, sociale en politieke ethiek, mensenrechten, Thomas van Aquino, interculturele theologie.
Monique Foket Monique Foket is geboren in 1941 in Ukkel, België. Na een regentaat in Germaanse talen (Brussel, 1961), behaalde ze een baccalaureaat in de filosofie (UCL, 1978) en een doctoraat in de theologie (UCL, 1983). Ze onderwees Germaanse talen en godsdienst in het secundair onderwijs (Brussel, 1961-1988), en kerkgeschiedenis, spiritualiteit en catechese in de Centre d’Etudes théologiques et pastorales (CETEP) (Brussel,1976-1999). Van 1988 tot aan haar emeritaat in 2006 doceerde ze spiritualiteit, cultuur en media en verschillende vakken met betrekking tot religieuze pedagogie (UCL, Faculté de théologie). Van 2001 tot 2006 gaf ze een Seminarie over ‘la Didactique du fait religieux’ (Dijon, Institut de formation pour l’enseignement des religions of IFER). Van 1989 tot 2006 was ze voorzitster van het Comité Scientifique Religion (Centre catholique de formation continue pour les professeurs de l’enseignement secondaire). In de periode 1993-2006 was ze tevens voorzitster van de Commissie voor de vorming van de godsdienstleraren (UCL, Faculté de theologie) en lid van de interfacultaire commissie voor de Aggregaties (UCL). Haar onderzoekdomeinen situeren zich op het vlak van spiritualiteit en mystiek, kerkgeschiedenis, pedagogie, cultuur en media.
Curricula vitea
23
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Jan Thijs Alfons Joosten Jan Thijs Alfons Joosten is geboren in 1959 in Ekeren, België. Na theologische studies aan de UFPG in Brussel en aan het Princeton Theological Seminary, en studies in de semitische talen aan de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem, behaalde hij in 1989 een doctoraat in de letteren aan de Hebreeuwse Universiteit, en in 1994 een doctoraat in de theologie aan de UFPG in Brussel. In 1994 behaalde hij de ‘habilitation à diriger’ des recherches aan de Protestantse Faculteit van de Universiteit van Straatsburg. Sinds 1994 is hij hoogleraar aan de laatstgenoemde instelling. Van 1994 tot 2004 doceerde hij er bijbelse filologie en sinds 2004 oudtestamentische exegese. In 2001-2002 was hij gedurende een sabbatsjaar verbonden aan het Institute for Advanced Studies in Jeruzalem. Jan Joosten is sinds 1997 directeur van de Onderzoeksgroep Septuaginta aan de Protestantse Faculteit van de Universiteit van Straatsburg. Sinds 2005 is hij vicepresident van de International Organization for Septuagint and Cognate Studies. Ook is hij als adviseur verbonden aan het Peshitta Instituut in Leiden. Hij is lid van het Oudtestamentisch Werkgezelschap van Nederland en Vlaanderen en van de Association Catholique Française pour l’Etude de la Bible. Zijn belangrijkste publicaties liggen op het gebied van de tekstkritiek van de bijbel, van de hebreeuwse en semitische grammatica en van de exegese van het Oude Testament.
Ruth Nivelle Ruth Nivelle is geboren in 1982 in Hasselt, en studeerde in 2002 af in de menswetenschappen aan de handelschool te Hasselt. Zij ving daarop een studie in de theologie aan, aan de Evangelische Theologische Faculteit te Heverlee. Daar behaalde zij tot nu toe twee onderscheidingen, in de eerste en tweede kandidatuur. Momenteel is zij masterstudent en werkt ze als administrator van de Anglicaanse Parochie St. Martha and Mary’s te Leuven. Ze is tevens assistent van de voorzitter van het Centraal Comité van de Anglicaanse Eredienst en coördinator van het Instituut voor Bijbelse Vorming.
Curricula vitea
24
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Bijlage 2 Bezoekschema
Bezoekschema Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel
Donderdag 29 oktober 2009 09:00
12:00
intern beraad visitatiecommissie
12:00
13:00
lunchpauze
13:00
14:30
gesprek met opleidingsverantwoordelijken en opstellers zelfevaluatie
14:30
15:30
gesprek met studenten
15:30
16:30
pauze, mogelijkheid tot inzien cursussen, nota’s
16:30
17:30
gesprek ZAP
17:30
18:30
gesprek met verantwoordelijken kwaliteitszorg
18:30
19:30
informele ontmoeting met vertegenwoordiging faculteitsbestuur en de opleidingsafgevaardigden
20:00
avondmaal commissie
Vrijdag 30 oktober 2009 09:00
10:00
afsluitend gesprek met bestuur faculteit, opleidingsverantwoordelijken
10:00
13:00
intern beraad
13:00
mondelinge rapportering
Bezoekschema
26
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL