virtual dutch evaluatierapport
S t e u np u nt N e d e r l a n d s a l s v r e e m d e t a a l
Faculteit der Geesteswetenschappen Universiteit van Amsterdam Spuistraat 210 1012 VT Amsterdam tel +31 20 525 3152 fax +31 20 525 3052
[email protected] www.snvt.hum.uva.nl
c
2005 Steunpunt Nederlands als vreemde taal, Amsterdam.
I n h o u d s o p gave
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5 5 5 6
bevindingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . de bevindingen nader uitgewerkt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7 7 7
inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . organisatorisch kader . . . . . . . . . . . . . . . . doelstelling van de evaluatie . . . . . . . . . . . bronnen voor dit evaluatieverslag . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . voor verdere ontwikkeling binnen het Engelse hoger onderwijs . . . . . . . projectorganisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . technische aspecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . didactische aspecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . inhoudelijke aspecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . voor de Nederlandse Taalunie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . toekenningsprocedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . uitstraling van het project . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
11 11 11 11 11 12 12 12 12
3
1
INLEIDING
Sinds 2001 vormen de vier Engelse universiteiten Cambridge, Hull, University College London en Sheffield het “Virtual Department Dutch”. Binnen dit samenwerkingsverband worden verschillende projecten uitgevoerd die vooral door een gezamelijk fonds van de University Council of Modern Languages (UCML – een fonds van de Engelse overheid ter ondersteuning van de moderne talen aan de universiteiten) enerzijds en door projectsubsidies van de Nederlandse Taalunie anderzijds zijn gefinancieerd. Andere subsidiegevers zijn bijvoorbeeld de Nederlandse Ambassade te Londen en University College London. Het samenwerkingsverband wordt gecoördineerd door prof. dr. Theo Hermans van het department Dutch van het University College Londen. Ook voor deze coördinatie van het samenwerkingsverband heeft de Nederlandse Taalunie subsidie verstrekt. Het totaalbedrag van deze subsidies overstijgt EUR 50.000,00. Conform de regels voor de subsidiering van de extramurale Neerlandistiek heeft de Nederlandse Taalunie medio 2002 het Steunpunt Nederlands als vreemde taal met de vraag benaderd om de projecten die bij het Virual Department Dutch horen, te evalueren. Na gesprekken met de coördinator en met de Algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie is een voorstel voor een begeleidende evaluatie gemaakt.Begeleidend houdt in dit verband in dat niet alleen de producten van het Virtual Department zijn bekeken maar ook de bij dit project behorende processen werden geobserveerd. 1.1 organisatorisch kader
In het kader van VDD is een aantal deelprojecten gedefinieerd. Ieder deelproject is in principe apart gefinancieerd (zie tabel 1). In 2001/2002–2004 werden de volgende projecten uitgevoerd:
projectnaam
Onderzoek naar de curricula aan de deelnemende universiteiten Collaborative teaching Multimedia Study Packs Virtual Dutch Website Introductie Lagelands Pilot Lagelands 2 Language Awareness modul Learner’s grammar Coördinatie Virtual Dutch Bewerking in het Nederlands van Engelstalige multimediale studiepakketten Elektronische cursus bibliografische studievaardigheden voor Engelstaligen
subsidiegever
looptijd
UCML
2002/2003
UCML UCML/Taalunie NTU NTU NTU NTU NTU NTU NTU
2002–2004 2002–2004 2002–2004 2002–2004 2002 2002 2002 2002 2004
NTU
2004
Tabel 1: Overzicht van de deelprojecten
1.2 doelstelling van de evaluatie
De evaluatie gaat – zoals door de Nederlandse Taalunie gevraagd – over een periode van twee jaar. Hierdoor kunnen uitspraken worden gedaan over de processen bij de projecten. Met behulp van
5
deze lange-termijn-evaluatie kan de ontwikkeling van meer procesgeörienteerde deelprojecten zoals het project „collaborative teaching” gevolgd en beoordeeld worden. Gezien de samenhang van de projecten zijn echter ook projectaanvragen van voor 2003 in de evaluatie meegenomen. Hierbij gaat het met name om de evaluatie van de projectcoördinatie, de pilot voor Lagelands 2, de leerdersgrammatica en de cursus kritisch taalbewustzijn. De projecten die 2003 zijn aangevraagd en in 2004 zijn opgestart („Bewerking in het Nederlands van Engelstalige multimediale studiepakketten” en de „Elektronische cursus bibliografische studievaardigheden voor Engelstaligen”) zijn in deze evaluatie niet opgenomen omdat ze op het moment van dit verslag nog niet waren afgesloten. De evaluatie is gebaseerd op de uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd door de projectcoordinator in maart 2001 (zie bijlage). De verhouding tussen planning en resultaten wordt daarbij nauwkeurig bekeken. Daarnaast worden in de planning van deze evaluatie de volgende aandachtspunten genoemd: ◆ uitwerking van de samenwerking op de (afzonderlijke curricula van de) universiteiten; ◆ uitwerking van het gebruik van nieuwe media op het onderwijsproces; ◆ didactische aspecten van de producten (inclusief ICT); ◆ inhoudelijke aspecten van de producten. Omdat tijdens de evaluatie is gebleken dat het tweede en het derde punt nauwelijks van elkaar te scheiden zijn is er in dit eindrapport voor gekozen om deze twee punten samen te vatten onder “didactische aspecten”. Na overleg met de Nederlandse Taalunie en gezien het feit dat de deelprojecten nauw met elkaar verweven zijn, is ervoor gekozen om VDD als geheel tot onderwerp van de evaluatie te maken. Deze evaluatie geeft per project weer wat de gestelde doelen waren. Vervolgens wordt bij de verschillende projecten gekeken of deze doelen zijn bereikt. 1.3 bronnen voor dit evaluatieverslag
Alle projecten bij het Virtual Department zijn goed gedocumenteerd. Naast de projectplannen voor de subsidie van UCML en van de Nederlandse Taalunie zijn ook de rapporten beschikbaar van de external evaluator die door het Subject Centre als coördinator van de UCML-subsidies is aangewezen, de notulen van de projectvergaderingen, interne evaluatieverslagen en de documentatie die via de website van het Virtual Department toegankelijk wordt gemaakt. Een groot deel van het materiaal is door de penvoerder (UCL) voor deze evaluatie toegankelijk gemaakt. Daarnaast zijn door de evaluator de vier deelnemende universiteiten bezocht en werden daar gesprekken met de medewerkers van de universiteiten gevoerd. Verder heeft hij tijdens deze bezoeken ook deel genomen aan het lesprogramma. De observaties zijn verwerkt in dit verslag. Ook was de evaluator op de meeste vergaderingen van de projectgroep in de periode 2003–2004 aanwezig. Het on-line-materiaal is – behalve de WebCT-cursussen en het materiaal in Merlin – algemeen toegankelijk. Voor het beperkt toegankelijk materiaal zijn voor de evaluator door de projectgroep logins aangemaakt zodat de evaluator de verschillende cursussen kon volgen respectievelijk achtereraf kon bekijken.
6
2
B EV I N D I N G E N 2.1 samenvatting
Over het algemeen mag het Virtual Department als een geslaagd projectencluster worden beschouwd. Dit is niet alleen te danken aan royale financering door de twee subsidiegevers maar ook aan het enthousiasme van de deelnemende universiteiten en de bereidheid van de deelnemende docenten om in hun werk extra op de onderwijspraktijk te focussen. De volgende zeven kernresultaten kunnen worden geformuleerd. 1. algemeen
◆ De doelen die men zich bij de verschillende deelprojecten heeft gesteld, werden over het algemeen bereikt. ◆ Door uitgebreide verslaglegging, regelmatig overleg per e-mail en in vergaderingen zijn de projecten voortdurend geëvalueerd en – zo nodig – bijgesteld. Hierdoor zijn de doelstellingen van de projecten realistisch gebleven en was iedereen ook sterk inhoudelijk betrokken. 2. didactische aspecten
◆ Het Virtual Department Dutch is een samenwerkingsverband dat binnen het Engelse hoger onderwijs duidelijk zichtbaar is. ◆ Binnen het samenwerkingsverband en ook daarbuiten wordt door de meerderheid van de deelnemende vakgroepen steeds meer gebruik gemaakt van gevarieerde organisatievormen van het onderwijs: contactonderwijs en zelfstudie zijn niet meer de enige vormen die worden toegepast. ◆ De meerderheid van de projecten heeft producten opgeleverd die ook in de toekomst in het Engelse hoger onderwijs Nederlands een rol zullen spelen. ◆ Op basis van de ervaringen is binnen de Engelse Neerlandistiek expertise opgebouwd op het gebied van de combinatie van traditioneel onderwijs en multimediaal ondersteund onderwijs, modieus aangeduid als “blended learning”. 3. Inhoudelijke aspecten
◆ Een deel van de projectresultaten en -ervaringen kan ook voor andere Neerlandici extra muros een zinvolle bijdrage leveren om eigen ideeën en producten te ontwikkelen.
2.2 de bevindingen nader uitgewerkt algemeen
De doelen die men zich bij de verschillende deelprojecten heeft gesteld, werden over het algemeen bereikt. 1. Het onderzoek naar de curricula aan de deelnemende universiteiten is uitgevoerd. De resultaten
zijn de basis geweest voor de keuze van mogelijke onderwerpen voor “collaborative teaching”. 2. Binnen de evaluatieperiode werden zes collaborative teaching projecten uitgevoerd waaraan ge-
middeld 30 studenten deelnamen. 3. Er zijn 12 Multimedia Study Packs uitgewerkt waarvan er in maart 2005 tien on line toegankelijk zijn. Drie van deze pakketten moeten nog vormgegeven en on line worden gesteld.
7
4. Er is een website voor het projectcluster aangemaakt. Deze website bevat informatie over de ver-
schillende deelprojecten en tevens de Study Packs. De website is echter een subsite van University College London. 5. De mogelijkheden om de cursus Lagelands bij alle deelnemende universiteiten te introduceren werden verkend, de oorspronkelijke planning werd daarna bijgesteld. De cursus is echter slechts in Hull en Sheffield geintroduceerd. 6. Er is een pilot aangemaakt van Lagelands 2. Deze pilot is in Hull uitgetest en heeft geleid tot een
vervolgproject. 7. Het Language Awareness Modul is aangemaakt en binnen de WebCT omgeving van University College of London toegankelijk. Tot nu toe wordt de cursus alleen in London gebruikt. 8. De Advanced Learners Grammar is inhoudelijk uitgewerkt. Ze zal via de Virtual Dutch website
toegankelijk worden gemaakt. Anders dan in de planning aangegeven, is bovendien de grammatica van de leergang Lagelands in februari 2005 via de Virtual Dutch website toegankelijk gemaakt. 9. Er bestond voor de duur van het project een coördinatiepunt virtual dutch bij UCL. Dit coördinatie-
punt heeft behalve coördinering van aanvragen en deelprojecten met name de collaborative teaching activiteiten ondersteund, de website gerealiseerd en de eindredactie van de Study-Packs verzorgd. 10. Onder andere op advies van de evaluator is begonnen aan de bewerking in het Nederlands van
de Study-Packs. Dit project wordt begin 2005 afgerond. 11. Er is een electronische cursus bibliografische studievaardigheden voor Engelstaligen uitgewerkt die thans op University College London wordt uitgeprobeerd. Deze cursus is binnen de WebCTomgeving van UCL toegankelijk.
Door uitgebreide verslaglegging, regelmatig overleg per e-mail en in vergaderingen zijn de projecten voortdurend geevalueerd en – zo nodig – bijgesteld. Hierdoor zijn de doelstellingen van de projecten realistisch gebleven en was iedereen ook sterk inhoudelijk betrokken.
1. Tijdens de evaluatieperiode hebben vijf projectvergaderingen plaatsgevonden waarbij de stand
van zaken, de planning en de eigen evaluatie regelmatig onderwerp waren. Met name de eigen evaluatie heeft tot aanpassingen van de planning geleid en tot de formulering van vervolgprojecten. 2. De deelprojecten collaborative teaching, Multimedia Study Packs en Lagelands zijn door de projectgroep zelf met extra evaluatie begeleid. Bij collaborative teaching werd regelmatig na afloop met de studenten geëvalueerd, bij de Study Packs is bij ieder Study-Pack een feedbackformulier beschikbaar. Deze feedbackformulieren werden in 2003 geëvalueerd, bij Lagelands is door de beheerder een evaluatieronde doorgevoerd. 3. Naast de evaluatie door de projectgroep zelf is er ook externe evaluatie door UCML en door de
Nederlandse Taalunie. De externe evaluator van UCML heeft met vragenlijsten gewerkt, terwijl de evaluator van de NTU deelgenomen heeft aan de discussies en in gesprekken suggesties heeft gedaan.
8
didactische aspecten
Het Virtual Department Dutch is een samenwerkingsverband dat binnen het Engelse hoger onderwijs duidelijk zichtbaar is. 1. Een deel van de activiteiten van het Virtual Department is opgezet binnen het Collaboration Programme for Modern Languages van de University Council of Modern Languages. Het project Teaching collaboration in a virtual department of Dutch is het grootste van de tien projecten. 2. Voor het opstarten van dit projectcluster bestond er geen virtual department, de ontwikkeling
hiervan is een direct resultaat van het samenwerkingsverband en wordt ook als zodanig in Engeland gezien. Binnen het samenwerkingsverband en ook daarbuiten wordt door de meerderheid van de deelnemende vakgroepen steeds meer gebruik gemaakt van gevarieerde organisatievormen van het onderwijs: contactonderwijs en zelfstudie zijn niet meer de enige vormen die worden toegepast. 1. Naast het element van samenwerking dat bij het opzetten van het Collaboration Programme
centraal stond heeft het experimentele karakter van een deel van de activiteiten van het Virtual Department geleid tot nieuwe vormen van onderwijs. Electronische leeromgevingen zoals WebCT worden door de meeste deelnemende universiteiten voor meer dan alleen het collaborative teaching project gebruikt. 2. Het collaborative teaching project is tijdens de looptijd van het project uitgegroeid tot een vast
element in het onderwijs van de deelnemende universiteiten. Bij beide modules (literair vertalen en multicultureel Nederlands is een draaiboek ontwikkeld waarbij contactonderwijs op de instelling zelf, groepswerk binnen WebCT en plenaire sessies met videoconferencing elkaar afwisselen. De meerderheid van de projecten heeft producten opgeleverd die ook in de toekomst in het Engelse hoger onderwijs Nederlands een rol zullen spelen. 1. Met de twee onderwerpen “literair vertalen” en “multicultureel Nederland” zijn twee onderwer-
pen aan de curricula van de deelnemende universiteiten toegevoegd die ook in de toekomst deel uit zullen maken van de universitaire studies aan de deelnemende universiteiten. 2. Lagelands 1, Lagelands 2 en de Learners grammar zijn op twee van de deelnemende universi-
teiten ingevoerd. Na verwachting zullen Lagelands 2 en de Learners Grammar ook op de andere universiteiten worden gebruikt. De grammatica’s bij de twee delen van Lagelands zijn als aparte bronnen op de Virtual Dutch website opgenomen en kunnen vervolgens ook aan andere leergangen en bronnen worden gekoppeld. 3. De Multimedia Study Packs worden op alle universiteiten als lesmateriaal gebruikt. Alle Study
Packs zijn vanuit een inhoudelijk behoefte in het universitaire onderwijs ontstaan. Ze moeten een algemene inleiding in een deel van een vakgebied bieden (voorbeelden: Multiculturaliteit, The Dutch Revolt, The History of the Dutch Language) of ze leggen de inhoudelijke basis voor verder gaande inhoudelijke studies (voorbeeld: alle literaire pakketten). In alle gevallen wordt inhoud aangeboden waarvoor de expertise niet op alle instellingen even goed aanwezig is. Op basis van de ervaringen is binnen de Engelse Neerlandistiek expertise opgebouwd op het gebied van de combinatie van traditioneel onderwijs en multimediaal ondersteund onderwijs, modieus aangeduid als “blended learning”. 1. Met name het Collaborative Teaching Project heeft een voorbeeldfunctie. Dit wordt ook door
de evaluatie die door UCML is uitgevoerd, bevestigd. Door verschillende onderwijsvormen (contactonderwijs, zelfstudie en groepswerk) in een onderwijsmodule te integreren en hiervoor ook
9
verschillende communicatiemiddelen te gebruiken (e-mail, discussielijsten en videoconferencing) wordt voldaan aan de definitie van het concept “blended learning”. 2. Ook bij de andere deelprojecten zijn multimediale elementen ontwikkeld die in het kader van
een concept van “blended learning” kunnen worden gebruikt. Dit geldt met name voor de selfstudy-packs en voor de andere modules die in een electronische leeromgeving zijn gerealiseerd. Bij een deel van dit materiaal is ook al ervaring verzameld op het gebied van de toepasbaarheid.
Inhoudelijke aspecten
Een deel van de projectresultaten en -ervaringen kan ook voor andere Neerlandici extra muros een zinvolle bijdrage leveren om eigen ideeën en producten te ontwikkelen. 1. De ontwikkelde bronnen (algemeen toegankelijke en niet-algemeen toegankelijke) kunnen met
andere instellingen worden gedeeld. Bij Lagelands wordt dit op kleine schaal al gedaan (tegen betaling), de overige bronnen zijn gratis toegankelijk. Op deze manier dragen de deelnemende universiteiten bij tot de ontwikkeling van goed didactisch materiaal voor de studie Nederlands als vreemde taal. 2. De ontwikkelde bronnen laten ook zien dat duidelijk gedefinieerde kleine projecten zoals de
study-packs een meerwaarde kunnen hebben voor de studie Nederlands als vreemde taal. Ze hebben duidelijk een voorbeeldfunctie voor andere vakgroepen extra muros.
10
3
CO N C LU S I E S 3.1 voor verdere ontwikkeling binnen het Engelse hoger onderwijs 3.1.1 projectorganisatie
De strategie om meerdere deelprojecten te definiëren die deel uitmaken van een groter verband is zonder meer als geslaagd te beschouwen. Wel betekende dit voor de penvoerende universiteit en andere uitvoerende universiteiten vaak extra werklast. Door voor de projectcluster een coordinatiemedewerker aan te wijzen en hiervoor extra financiering aan te vragen kon deze werklast volgens de evaluator wel worden geminimaliseerd. Ook konden op die manier de sterke kanten voor de verschillende universiteiten worden geïntegreerd. In het bijzonder geldt dit voor de multimedia-study-packs en het collaborative teaching project. Deze vorm van projectorganisatie lijkt ook voor toekomstige projecten zinvol. Er dient wel met de extra werklast rekening worden gehouden. 3.1.2 technische aspecten
Bij deze projectcluster is gekozen om verschillende technologische oplossingen te gebruiken die reeds in ander verband beproefd zijn. De videoconferencing-technologie is in Engeland al sinds enkele jaren gebruikelijk, alle universiteiten beschikken over lokalen die speciaal hiervoor zijn ingericht. Elektronische leeromgevingen zijn op de meeste universiteiten beschikbaar en webservers vormen inmiddels een algemeen erkende informatiebron. De combinatie van deze verschillende elementen voor het onderwijs is ook in technisch opzicht het vernieuwende element van deze projectencluster.
aanbevelingen De technische expertise die binnen deze projecten is opgebouwd dient te worden onderhouden. Naast het continueren van de binnen het project ontwikkelde onderwijsvormen zou het verstandig zijn te onderzoeken binnen welke onderwijsmodules de technieken nog meer zouden kunnen worden toegepast. Daarnaast moet worden onderzocht welk perspectief aan het gebruik van de verschillende technologieën is verbonden. Met name voor de elektronische leeromgevingen moet dit grondig worden onderzocht. Gezien het feit dat de vakgroep Nederlands te Hull in feite is opgeheven maakt een heroverweging met betrekking tot de technologische basis van Lagelands noodzakelijk. 3.1.3 didactische aspecten
In de projectencluster werden verschillende activiteiten gebundeld die veel vernieuwende elementen voor de didactiek bevatten. Uiteraard biedt de structuur van het academische onderwijs aan sommige Engelse universiteiten (in het bijzonder UCL en Cambridge) waarin de zelfstudieactiviteiten van de student altijd al een belangrijk element vormen, op meerdere punten aanknopingspunten voor onderwijs dat niet uitsluitend steunt op contactonderwijs. Met betrekking tot de didactiek is inmiddels bij de betrokken instellingen expertise opgebouwd die aan andere instellingen kan worden doorgegeven. Een eerste spin-off is het Centre of Excellence waaraan UCL een substantiële bijdrage levert. Deze expertise dient echter ook worden onderhouden. Voor didactische scholing van de docenten en voor experimenten binnen het onderwijs dient dus ook in de toekomst ruimte te worden geschapen. De ervaring met het virtual department leert voorts dat dit type experimenten kan uitmonden in nieuwe structuren die in het vervolg ook geen extra ondersteuning meer behoeven. De gemeenschappelijke activiteiten van studenten van de verschillende universiteiten vormen didactisch het vernieuwende element. Binnen het virtual department zijn deze activiteiten op het
11
moment beperkt tot de colleges “literair vertalen” en “multicultureel Nederland”. Bij andere delen van het academische onderwijs aan de betrokken universiteiten, zoals het taalverwervingsonderwijs waarin dit soort activiteiten een didactische en inhoudelijke verrijking zouden betekenen, is van de mogelijkheden tot samenwerking minder gebruik gemaakt.
aanbevelingen De communicatieve mogelijkheden van de elektronische leeromgeving Merlin die voor de cursus Lagelands 1 wordt gebruikt, worden weinig benut, zoals de mogelijkheid om studenten van verschillende instellingen in verschillende groepen samen te laten werken. Hier zouden elementen van collaborative teaching kunnen worden overgenomen. Ook bij de realisering van Lagelands 2 in de elektronische omgeving WebCT zou over dit aspect na moeten worden gedacht. Dit didactische aspect is echter ook afhankelijk van de beslissing hoe ver de samenwerking tussen de verschillende universiteiten op het gebied van taalverwerving zal gaan. 3.1.4 inhoudelijke aspecten
De hele projectencluster bevat projecten op alle vakgebieden en op alle niveaus. De verschillende onderdelen die deel uitmaken van de academische studie van het Nederlands in Engeland, zijn in het Virtual Department vertegenwoordigd. Op het moment staan de verschillende onderdelen los van elkaar. Er bestaat nog geen coherent curriculum voor dit “virtual department”. De inhoudelijke rol van de verschillende elementen binnen een curriculum dat bij het virtual department hoort, is daarom nog niet helemaal duidelijk.
aanbevelingen De samenwerking van de verschillende Engelse universiteiten die met de twee modules “collaborative teaching” is begonnen, zou met de ontwikkeling van een gemeenschappelijk curriculum kunnen worden uitgebreid. Dit gemeenschappelijk curriculum zou niet een hele studie moeten omvatten, er zou veeleer kunnen worden gedacht aan een gemeenschappelijk curriculum voor een deel van de studie. Hieraan zou de wederzijdse erkenning door de verschillende universiteiten zijn verbonden door bijvoorbeeld ETC aan de diverse onderdelen te koppelen. Hierdoor kunnen elementen aan de studie worden toegevoegd die door de eigen universiteiten niet of slechts ten dele zouden kunnen worden aangeboden. 3.2 voor de Nederlandse Taalunie
Gezien de aard en de omvang van de projecten die bij Virtual Dutch horen en die door de Nederlandse Taalunie worden gesubsidieerd hebben deze projecten een bijzondere functie binnen het beleidsgebied “universiteiten extra muros”. Met deze bijzondere rol is rekening gehouden door bijvoorbeeld opdracht voor deze evaluatie geven. 3.2.1 toekenningsprocedure
Alle door de Nederlandse Taalunie gesubsidieerde deelprojecten vallen onder de nieuwe subsidiesystematiek van de Nederlandse Taalunie. Bij de procedure die te volgen is, hoort een selectieronde waarbij alle aangevraagde projecten door een groep deskundigen worden beoordeeld en een prioriteitenlijst wordt gemaakt. Voor het virtual department in totaal houdt dit echter in dat soms projecten zijn afgewezen die wel een functie binnen het totaalplaatje hebben.
aanbevelingen Reeds bij de aanvraag van de verschillende projecten hebben de uitvoerders aangegeven dat er een samenhang bestond van de verschillende projecten. Met deze samenhang dient bij toewijzing en afwijzing van projecten die deel uitmaken van een projectcluster rekening te worden gehouden. Uiteraard moeten daarbij ook de inhoudelijke criteria een rol spelen.
12
3.2.2 uitstraling van het project
Het totale cluster maakt deel uit van de institutionele context van de Engelse universiteiten. De belangstelling van de deelnemende universiteiten gaat dus ook uit naar een zo groot mogelijk rendement in deze context. Dit doel is ook bereikt en wordt door de Engelse akademische gemeenschap gewaardeerd onder andere door de toekenning van een vervolgproject (Centre of Excellence).
aanbevelingen Als Vlaams-Nederlandse gouvernementele organisatie op het gebied van de universitaire studie Nederlands extra muros gaat de belangstelling van de Nederlandse Taalunie nog een stuk verder: de studie van de taal en cultuur van de lage landen dient te worden bevorderd, in Engeland en daarbuiten. Bij projecten van deze omvang zou er dus voor moeten worden gezorgd dat deze projecten een brede uitstraling hebben. Naast didactische en technologische vernieuwende elementen is een belangrijk element de voertaal die bij het bij het project behorende materiaal wordt gehanteerd. Dit maakt de producten uit dit project (bijvoorbeeld de selfstudy-packs) ook voor universiteiten in een andere culturele context bruikbaar. De eerste stap die is gezet met het maken van een Nederlandstalige versie van een selfstudy-pack zou dus nog een vervolg moeten krijgen. Verschillende deelprojecten bieden aanknopingspunten voor activiteiten resp. samenwerkingverbanden binnen de Neerlandistiek extra muros en op andere beleidsterreinen van de Nederlandse Taalunie: 1. Collaborative teaching (algemeen): Het didactische principe („blended learning”) kan op ande-
re vakgroepen Nederlands worden toegepast. Er zijn transnationale samenwerkingsverbanden denkbaar mits de infrastructuur aanwezig is. Met name universiteiten in landen en regio’s waar per land slechts een instituut Nederlands is (de gebruikelijke situatie buiten Duitsland, Frankrijk, Engeland, Rusland, Wallonië, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika) zouden op die manier expertise kunnen delen en additionele programma’s aan kunnen bieden. Maar ook voor de instituten in Duitsland, Frankrijk, Engeland, Rusland, Wallonië, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika is deze vorm van onderwijs een optie om aan het eigen akademische onderwijs een extra internationale dimensie te geven. 2. Collaborative teaching (multicultureel Nederland): Naast de didactiek biedt de inhoud van deze
modules ook aanknopingspunten voor andere vakgroepen. Een uitbreiding van de groep deelnemers is via de website op ieder moment mogelijk, zodat aan dit deel van de module meer studenten deel kunnen nemen. Ook biedt de component videoconferentie de mogelijkheid om andere vakgroepen erbij te betrekken. Discussie tussen studenten van verschillende culturele achtergrond zou aan deze module een extra dimensie toevoegen en misschien ook het eigen beeld van de Nederlandstalige samenleving wat aanscherpen. 3. Collaborative teaching (vertalen): Ook dit module biedt in inhoudelijk opzicht wat aanknopings-
punten voor andere vakgroepen en ook andere instellingen. Over het algemeen kan worden gesteld dat er geen specifieke opleiding voor literair vertaler bestaat (ondanks de inspanning van verschillende universiteiten), de meeste universiteiten die programma’s voor literair vertalen aanbieden, organiseren dit als losse modules, als zomercursussen of al bovenbouwprogramma’s. Meestal gaat het om kleine groepen, de discussiemogelijkheden zijn beperkt. Met name voor een beginnende literair vertaler is echter discussie over het product zeer nuttig. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat er over taalgrenzen heen wordt samen gewerkt zonder dat de deelnemers aan deze samenwerking zich moeten verplaatsen. Deze werkvorm leent zich trouwens ook voor de mentoraten zoals die door het Steunpunt Literair Vertalen worden geörganiseerd. 4. Self study packs: Dit onderdeel sluit het best aan bij de traditionele structuur van het akademi-
sche onderwijs. Qua functie zijn de self study packs te vergelijken met boeken en andere media die
13
als bronnen voor de akademische studie worden gebruikt. Door ze via het WWW vrij toegankelijk te maken worden ze echter ook aan een breder publiek aangeboden. Dit type gedidactiseerd material zou bijvoorbeeld een uitbreiding kunnen zijn voor de digitale bibliotheek van het Nederlands (www.dbnl.org). 5. Cursus Lagelands: De cursus Lagelands is reeds eerder aan een breder publiek bekend gemaakt
en heeft ook al deel uitgemaakt van een onderzoeksproject dat eveneens door de Nederlandse Taalunie is gesubsidieerd en aan de universiteit Wroclaw is uitgevoerd. Lagelands is als cursus zo opgezet dat in principe alle onderdelen kunnen worden gedaan zonder contacturen. Hierdoor is Lagelands geschikt om deze cursus ook buiten de betrokken instellingen in Engeland te gebruiken. Er kan worden gedacht aan samenwerkingsverbanden met universiteiten uit hetzelfde taalgebied maar ook met universiteiten daarbuiten. Deze vorm van samenwerking zou door de Taalunie kunnen worden gestimuleerd. Ook zou de Taalunie het onderzoek en de discussie over gebruik van electronische leeromgevingen binnen het universitaire onderwijs Nederlands kunnen stimuleren. 6. Lagelands Grammar is als leerdersgrammatica geconcipieerd voor het gebruik bij de leergang
Lagelands. In de loop van het project is deze grammatica echter uitgegroeid tot een zelfstandige leerdersgrammatica die ook bij ander materiaal kan worden gebruikt. Naast de contrastieve grammatica Frans – Nederlands is er dus een tweede grammatica die zich richt tot leerders van het Nederlands als vreemde taal. Ook hier zouden koppelingsmogelijkheden moeten worden verkend met bijvoorbeeld delen van de e-ANS.
14
auteur: Sebastian Fuchs, Steunpunt Nederlands als vreemde taal