EVALUATIERAPPORT Gezonde Leefgewoonten Westerpark Kwalitatief interventieonderzoek naar overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen van 25 tot 45 jaar
Colofon Uitgave: Auteurs: EDG-reeks: ISBN-10: ISBN-13: Grafische verzorging:
GGD Amsterdam, cluster EDG, mei 2006 Dr. Ir. H. van ’t Riet, Ir. H. Dijkshoorn, Drs. R.M.J. Corstjens 2006/7 90-5348-142-7 978-90-5348-142-4 Stadsdrukkerij Amsterdam NV
Dit project is mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van ZonMw en het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB). Stadsdeel Westerpark is samenwerkingspartner.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
Inhoudsopgave
Samenvatting
5
1 Inleiding
9
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Projectbeschrijving Community-benadering Projectorganisatie en de community westerpark Aangrijpingspunten voor de interventies Indeling van het rapport
9 10 10 12 13
2 Methoden van evaluatie 15
2.1 2.2 2.3
Evaluatie van het projectverloop Evaluatie van de interventies Evaluatie van de community-benadering
15 15 15
3 Evaluatie van het projectverloop 19
3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.4 3.5
Lokaal draagvlak Bestuurlijk draagvlak Lokale projectgroep Probleemanalyse Interventieontwikkeling en -implementatie Werkgroepen Subgroepen interventies Implementatie Communicatie Conclusie
19 19 20 21 22 22 24 24 25 26
4 Evaluatie van de interventies
27
27 27 27 28 28 28 29 29 30
4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.3
Beweeginterventie Deelname Waardering Beweeggedrag Voeding Deelname Waardering Effecten op voedingsgedrag Conclusie en voorwaarden voor continuering
5 Evaluatie van de doelgroepparticipatie
31
31 31 31 32 33 33 34 35
5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.3 5.4
Gewenst niveau van participatie Resultaten Doelgroepparticipatie bij de probleemanalyse Doelgroepparticipatie bij de interventieontwikkeling en -uitvoering Doelgroepparticipatie bij de evaluatie Verschillen in interpretatie Belemmerende en bevorderende factoren Conclusie
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
6 Evaluatie van de samenwerking op uitvoeringsniveau
37
37 37 38 38 39 40 41 41
6.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.3 6.4
Gewenst niveau Resultaten Samenwerking bij de probleemanalyse Samenwerking bij de interventieontwikkeling en –uitvoering Samenwerking tussen de ggd en de verschillende partners Verschillen in interpretatie Belemmerende en bevorderende factoren Conclusie
7 Evaluatie van de structurele inbedding en samenwerking op beleidsniveau
43
43 43 45 45
7.1 7.2 7.3 7.4
Doel Resultaten Belemmerende en bevorderende factoren Conclusie
8 Conclusies, discussie en aanbevelingen
47
8.1 8.1.1 8.1.2 8.1.3. 8.1.4 8.2 8.3 8.3.1 8.3.2 8.4 8.4.1 8.4.2 8.4.3
47 47 48 48 49 50 51 51 52 53 53 53 53
Referenties
55
Bijlage A Vragenlijst beweeggedrag Bijlage B Evaluatievragen winkelrondleiding Bijlage C Evaluatievragen kookbijeenkomsten Bijlage D Vraagroute groepsgesprekken participatie Bijlage E Vragenlijst samenwerking Bijlage F Kaarten bij vragenlijst samenwerking Bijlage G Vragenlijst structurele inbedding Bijlage H Vragen m.b.t. Projectgroep Bijlage I Opzet bewegen dagelijks leven in aerobicsles Bijlage J Samenwerkingsafspraken
57 61 63 65 69 75 79 81 83 85
Conclusies Centrale vraagstelling Projectverloop Bereik en effectiviteit van de interventies Effectiviteit van de community-benadering Sterke en zwakke kanten van het project Discussie Onderzoeksmethode Continuering van de implementatie in 2006 Aanbevelingen Beleid van stadsdelen en gemeenten Uitvoeringspraktijk Gezondheidsbevorderingsprojecten
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
Samenvatting
Van 2003-2005 heeft de GGD Amsterdam het project ‘Gezonde leefgewoonten Westerpark, een kwalitatief interventieonderzoek naar overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen’ uitgevoerd. Het project moest inzicht bieden in de factoren die bijdragen aan de hoge prevalentie van overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen en in de mogelijkheden om samen met de doelgroep preventieve interventies te ontwikkelen en uit te voeren. Er is gekozen voor een community-aanpak waarvan doelgroepparticipatie, intersectorale samenwerking en structurele inbedding de kernelementen waren. Het project kende vijf fasen: (1) het opzetten van een lokale projectgroep en het creëren van bestuurlijk draagvlak, (2) probleemanalyse, (3) interventieontwikkeling, (4) implementatie van interventies en (5) evaluatie. In deze evaluatie werd ingegaan op het verloop van de vijf projectfasen, de effectiviteit van de ontwikkelde interventies en de effectiviteit van de community aanpak. Daartoe zijn projectdocumenten bestudeerd en interviews met betrokkenen gehouden. In de loop van de eerste fase van het project is bestuurlijk draagvlak verworven bij de portefeuillehouder Welzijn van het stadsdeel. Het projectidee werd enthousiast omarmd, maar het uitgewerkte projectvoorstel riep later vragen op met betrekking tot de benodigde ambtelijke capaciteit en over de financiering van bijdragen aan het project van potentieel participerende organisaties. Daarnaast bestond onduidelijkheid over de middelen die in het kader van decentralisatie van het lokale gezondheidsbeleid vanuit de centrale stad voor het stadsdeel beschikbaar zouden komen. Ondanks deze belemmeringen zijn de portefeuillehouder en beleidsambtenaren van de sector Welzijn met de GGD in gesprek gegaan over de mogelijkheden van uitvoering van het project. Daarmee kreeg het project groen licht en vervolgens zijn de rollen en taken van beide partijen in een samenwerkingsovereenkomst vastgelegd. In de probleemanalysefase bleek er onvoldoende afstemming te bestaan tussen de bestuurlijke beleidscyclus en de projectplanning. In gezamenlijkheid is naar een oplossing gezocht: door op strategische momenten van de bestuurlijke cyclus én van de projectfasering overleg te voeren over de te nemen stappen zijn deze problemen in de latere fasen van het project voorkomen. Aan het einde van de twee projectjaren was er sprake van een gezamenlijke betrokkenheid en zorg voor de voortgang van het project, die de basis vormen voor inbedding in het stadsdeel en resultaten op langere termijn. In het projectvoorstel was de inrichting van een lokale projectgroep in de eerste fase van het project opgenomen. Deze projectgroep zou zorg moeten dragen voor de organisatie en uitvoering van het project. Hoewel niet zo breed als in eerste instantie voorgesteld, is er in 2004 een projectgroep geformeerd. De kleine maar flexibel opererende projectgroep heeft in de diverse stadia van het project haar faciliterende, organiserende en uitvoerende taak zo efficiënt mogelijk uitgevoerd. De projectgroepleden boden toegang tot sleutelfiguren van de eigen organisatie en tot bestaande netwerken in het stadsdeel. De probleemanalyse (fase 2) is goed verlopen. De beide doelen, het identificeren van achterliggende factoren van overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen en mogelijkheden voor preventie, zijn bereikt. De conclusie van de probleemanalyse was dat Turkse en Marokkaanse vrouwen overgewicht als een probleem zien, zowel vanwege uiterlijke redenen als gezondheidsredenen. Een aantal ongezonde voedingsgewoonten en gebrek aan lichaamsbeweging zijn belangrijke oorzaken van overgewicht. De sociale omgeving oefent een grote invloed uit op het gedrag van de vrouwen en kan een toename in beweeggedrag en veranderingen in de eetgewoonten belemmeren, mede omdat eten een belangrijk onderdeel is van elk sociaal contact. Daarnaast zijn vrouwen vaak niet gewend om te sporten, beperkt de aanwezigheid van kinderen de tijd die vrouwen aan activiteiten voor zichzelf overhouden en hebben veel vrouwen maar weinig geld te besteden. Bovendien schatten veel vrouwen de invloed die zij zelf op hun gedrag en hun gezondheid hebben erg laag in. Turkse en Marokkaanse vrouwen staan positief tegenover lichaamsbeweging en hebben belangstelling om deel te nemen aan voor hen geschikte sportmogelijkheden. Daarnaast tonen zij interesse in praktische vaardigheden om hun voedingsgewoonten te verbeteren. Tijdens de probleemanalyse zijn de eerste contacten met diverse professionals gelegd, door hen bij de probleemanalyse te betrekken als sleutelinformanten en hen te vragen naar hun bereidheid ook in latere fasen betrokken te zijn. In deze fase is ook gestart met de doelgroepparticipatie door individuele interviews en focusgroepsgesprekken met de vrouwen te organiseren. Het bleek dat deze werkwijze
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
een goede basis vormde voor de contacten die nodig waren in de vervolgfasen – met name tijdens de interventieontwikkeling – van het project. De interventieontwikkeling (fase 3) is over het geheel goed verlopen. Het stadsdeel was daartoe in twee wijken verdeeld. In beide wijken zijn werkgroepbijeenkomsten georganiseerd waarin interventies zijn gekozen. Twee van de gekozen interventies zijn vervolgens door subgroepen ontwikkeld: een beweeginterventie (aerobicslessen) en een voedingsinterventie bestaande uit een winkelrondleiding en twee kookbijeenkomsten. De voedingsinterventie is gericht op het vergroten van kennis over gezonde voeding en het vergroten van de vaardigheden om die kennis toe te passen in het dagelijks leven. De juiste mensen en organisaties waren betrokken bij de besluitvorming over de te ontwikkelen activiteiten en het vervolgens organiseren en starten van de interventies. Ook bij de organisatie hadden Turkse en Marokkaanse vrouwen een actieve rol. De vrouwen vonden de periode tussen de besluitvorming en de start van de interventies te lang. De uitvoering van de twee interventies (fase 4) startte in het voorjaar 2005. Zij werden op twee lokaties uitgevoerd. Het aantal deelnemers aan de aerobicslessen varieerde van 0 tot 25 vrouwen. De twee lokaties hadden een verschillende opkomst, waarbij de opkomst op de ene lokatie gemiddeld hoger was dan op de andere lokatie. De opkomst nam sterk af rond de zomervakantie en de Ramadan (oktober 2005). Daarna bleek het moeilijk om deelnemers te werven. Eén van de redenen was de te hoge prijs van de lessen (€ 2,50 per keer). Daarnaast ontstond bij de uitvoering van de aerobicslessen een aantal praktische complicaties: wisselende docenten, een wisselende lokatie en veranderingen in tijdstip. Echter ook nadat deze praktische zaken waren aangepast bleef het aantal deelnemers in die periode laag. Een aantal Turkse en Marokkaanse vrouwen was van mening dat onvoldoende was voldaan aan de door hun gewenste voorwaarden, zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van kinderopvang. Het beweegniveau van de deelnemers aan de aerobicslessen was bij de voormeting zeer laag. De nameting leverde geen gegevens op, zodat niet aangegeven kan worden in hoeverre de aerobicslessen de deelnemers hebben aangezet tot een actievere leefstijl. Wel was de groep deelnemers voor de zomervakantie 2005 redelijk constant; voor hen is het wekelijkse beweegpatroon uitgebreid met een uur sport. De ontwikkeling van de voedingsinterventie kostte veel tijd, waardoor vrouwen zich afvroegen of er nog wel een interventie zou plaatsvinden. Ook hier zorgden de periodes rond de zomervakantie en de Ramadan voor wisselende belangstelling om deel te nemen. Er zijn in 2005 zeven voedingssessies van elk drie bijeenkomsten georganiseerd; drie sessies voor Turkse vrouwen en vier sessies voor Marokkaanse vrouwen. In totaal hebben ruim zestig vrouwen deelgenomen. Het was redelijk eenvoudig via doelgroepcontactpersonen1 deelnemers te werven voor de voedingsinterventie. De deelnemende vrouwen waren zeer tevreden over de aangeboden sessies en gaven aan een aantal veranderingen te hebben doorgevoerd in hun inkoopgedrag en in het bereiden van de warme maaltijd. De interventie was veelbelovend in het realiseren van gedragsveranderingen op langere termijn. Een mondelinge evaluatie na een aantal maanden in twee groepen was positief. De vrouwen gaven aan dat hun kennis over gezonde voedingsproducten was toegenomen, met name de kennis over ingrediënten van producten. Daardoor zijn zij zich meer bewust geworden van de mogelijkheden om gezonde producten aan te schaffen. Ook op het bereiden van de maaltijd heeft de voorlichting invloed gehad volgens de vrouwen. Een deel van de vrouwen vertelde de kennis en vaardigheden gemakkelijk toe te kunnen passen in de bereiding van andere gerechten dan de vier recepten die in de kooksessies besproken en klaargemaakt werden. Na de voorlichting bleken vrouwen naar eigen zeggen meer invloed te kunnen uitoefenen dan verwacht: echtgenoot en kinderen hebben sommige veranderingen niet eens opgemerkt, zoals olie door de rijst in plaats van roomboter. Veel vrouwen gaven aan de intentie te hebben deze veranderingen in koop- en kookgedrag blijvend te willen toepassen. Door de korte periode waarin de interventies zijn aangeboden in het kader van het project kan niet met zekerheid gezegd worden dat de interventies bijdragen aan het verminderen of voorkómen van overgewicht. Beide interventies hebben wel de potentie om hieraan bij te dragen: de aerobicslessen indien deze gedurende lange tijd worden bijgewoond en de voedingsinterventie indien de vrouwen het geleerde ook blijvend in praktijk brengen. In de evaluatie is onderzocht in hoeverre de beoogde doelgroepparticipatie en samenwerking met andere organisaties is gerealiseerd. In het kader van het project zijn we erin geslaagd om samen met de doelgroep activiteiten te ontwikkelen en organiseren. De wijze waarop de vrouwen zijn betrokken, heeft laten zien dat participatie geschikt is als middel om activiteiten te ontwikkelen die aansluiten bij de wensen en mogelijkheden van de vrouwen. Wanneer participatie als doel wordt bekeken, kan worden geconcludeerd 1
De doelgroepcontactpersonen zijn onder andere migrantenwerkers van de buurtcentra, die een belangrijke rol hebben gespeeld in het leggen en onderhouden van contacten met de vrouwen uit de doelgroep.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
dat voor korte tijd een realistisch niveau van participatie van de doelgroep is behaald. Ruim zestig vrouwen waren betrokken bij de probleemanalyse in de vorm van individuele of groepsinterviews. Vijfenveertig vrouwen hebben in twee werkgroepbijeenkomsten gezamenlijk een keuze gemaakt voor te ontwikkelen interventies. Circa twintig vrouwen hebben in verschillende subgroepen een actieve rol gehad bij het ontwikkelen en uitvoeren van de interventies. Hun betrokkenheid kan benoemd worden als interactieve participatie en was op het niveau dat vooraf als wenselijk was geformuleerd. Het project heeft echter ook laten zien dat het moeilijk is om de participatie van de vrouwen op verschillende momenten in het project vast te houden. Mogelijk komt dit doordat Turkse en Marokkaanse vrouwen niet gewend zijn aan deze manier van werken; diverse professionals gaven aan dat dit voor hen het eerste project is dat deze werkwijze hanteert. Verder is het niet gelukt om grote aantallen vrouwen te bereiken. Turkse en Marokkaanse vrouwen die niet in de betrokken buurtcentra komen, zijn nauwelijks bereikt. Het project kende daarmee een beperkte groep deelnemers. De samenwerking met professionals uit Westerpark verliep goed. Het thema overgewicht heeft de interesse van veel beroepsgroepen. Daarom waren veel professionals bereid om mee te werken aan een interview in de fase van de probleemanalyse van het project, om daarmee bij te dragen aan het identificeren van oorzaken en mogelijke oplossingen. Grotendeels waren zij ook geïnteresseerd om betrokken te worden bij vervolgstappen. Dit heeft dan ook geleid tot een geslaagde samenwerking bij de ontwikkeling en uitvoering van de interventies met zowel uitvoerende professionals als sportbuurtwerk en diëtisten als met doelgroepcontactpersonen. In de evaluatie is nagegaan hoe de betrokkenen de verschillende aspecten van samenwerking hebben ervaren. Zij hadden veel inbreng, met name bij de behoeftebepaling, besluitvorming en de inzet van menskracht en communicatie. Hun inbreng was minder bij de organisatie van het project en bij de inzet van middelen. Over het geheel genomen hebben de betrokkenen op uitvoeringsniveau het project ervaren als een gezamenlijk project. Het organiseren van samenwerking op beleidsniveau bleek tijdrovender. Het formeren van een lokale projectgroep om de grote lijnen van het project te sturen en contacten binnen het stadsdeel te faciliteren kostte veel tijd. In de loop van het project functioneerde de geformeerde projectgroep steeds beter, doordat de onderlinge taken en verantwoordelijkheden duidelijker werden. Vanaf de start van het project is aandacht besteed aan de inbedding op langere termijn van de gekozen werkwijze en de ontwikkelde interventies in het stadsdeel. Dat heeft er toe geleid dat de samenwerkende partners op beleidsniveau belangstelling hebben om samen met de GGD zorg te dragen voor het continueren van beide interventies en van de gehanteerde community-aanpak.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
1 Inleiding
Dit rapport omvat de evaluatie van het project ‘Gezonde Leefgewoonten Westerpark, een kwalitatief interventieonderzoek naar overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen’. Dit project is uitgevoerd in stadsdeel Westerpark in Amsterdam. Het evaluatierapport beschrijft het verloop van het project, het bereik en de effectiviteit van de uitgevoerde interventies en de effectiviteit van de gebruikte communitybenadering.
1.1
Projectbeschrijving
De prevalentie van overgewicht onder Amsterdamse vrouwen van Turkse en Marokkaanse afkomst is hoog (Dijkshoorn, 2002). Over de achtergrond van dit gezondheidsprobleem en de preventiemogelijkheden was echter weinig bekend. De GGD Amsterdam heeft subsidie gekregen van ZonMw, Programma Gezond Leven om hiernaar een kwalitatief interventieonderzoek te doen, het project ‘Gezonde Leefgewoonten Westerpark’. Het project liep van 1 november 2003 tot 31 december 2005. Het project ‘Gezonde Leefgewoonten Westerpark’ had als doel inzicht te bieden in de factoren die bijdragen aan de hoge prevalentie van overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen van 25-45 jaar in Amsterdam en in de mogelijkheden om samen met deze doelgroep preventieve interventies te ontwikkelen. Deze doelen zijn uitgewerkt in drie onderzoeksvragen. De eerste en tweede onderzoeksvraag zijn beantwoord in de probleemanalyse (Van ‘t Riet et al., 2005). Dit evaluatierapport gaat in op de derde onderzoeksvraag. Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van enkele subvragen. 1 Welke individuele gedragsfactoren en factoren in de sociaal-culturele en fysieke omgeving dragen bij aan de hoge prevalentie van overgewicht bij 25–45 jarige Turkse en Marokkaanse vrouwen in Westerpark? 2 Welke van deze factoren bieden mogelijkheden voor preventie en vermindering van overgewicht? 3 Welke interventies gericht op preventie en vermindering van overgewicht kunnen samen met de doelgroep ontwikkeld en uitgevoerd worden? a Hoe is het project verlopen? b Wat was het bereik en de effectiviteit van de ontwikkelde interventies? c Wat was de effectiviteit van de gekozen aanpak (community-benadering)? • wat was de mate van participatie van doelgroepvrouwen uit Westerpark? • wat was het bereik en het terrein van samenwerking met de betrokken organisaties op uitvoeringsniveau? • wat was het bereik en het terrein van samenwerking met de betrokken organisaties op beleidsniveau? • in hoeverre zijn de interventies en de aanpak na afloop van het project ingebed in het beleid van de betrokken organisaties in Westerpark? Het project bestond uit vijf fasen. Het eerste projectjaar was gewijd aan het bevorderen van lokaal draagvlak (fase 1) en aan het uitvoeren van de probleemanalyse (fase 2). In januari 2005 is gestart met de ontwikkeling van de interventies (fase 3). In april 2005 is de eerste interventie (aerobicslessen) van start gegaan (fase 4) en vanaf juni is ook een voedingsinterventie begonnen. Vanaf de start van de interventies tot het einde van het project zijn gesprekken en metingen ten behoeve van de evaluatie uitgevoerd, naast het documenteren van alle activiteiten vanaf het begin van het project (fase 5). De fasering van het project is weergegeven in Figuur 1.1.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
Figuur 1.1
1 2 3 4 5
Fasering van het project
Lokaal draagvlak Probleemanalyse Interventieontwikkeling Implementatie Evaluatie
1.2
Community-benadering
Om te bereiken dat de ontwikkelde interventies aansluiten bij de doelgroep en bij de lokale situatie, is gekozen voor een community-benadering. Kernelementen van deze benadering zijn: 1 Doelgroepparticipatie: actieve participatie van de uiteindelijke doelgroep, te weten Turkse en Marokkaanse vrouwen van 25 tot 45 jaar, in alle fasen van het project; 2 Intersectorale samenwerking: betrokkenheid van alle relevante partijen in Westerpark om te komen tot gezamenlijke doelen en interventies (zoals bestuurders, professionals en intermediairen die werkzaam zijn in het stadsdeel); 3 Structurele inbedding: het realiseren van structurele inbedding van de aanpak (community-benadering) en de interventies in het reguliere beleid van de participerende organisaties. Hoewel het thema overgewicht in dit project werd aangedragen door professionals, kan de preventie of vermindering van overgewicht alleen gerealiseerd worden als de vrouwen zèlf overgewicht als een probleem ervaren. Ook zullen de ontwikkelde interventies moeten aansluiten bij de wensen en mogelijkheden van de Turkse en Marokkaanse vrouwen. Actieve participatie van de vrouwen stelt hen in staat zelf invloed te hebben op de te ontwikkelen interventies en daarmee te ervaren dat zij controle kunnen hebben over (een deel van) hun eigen leven. De samenwerking met verschillende organisaties binnen het stadsdeel en lokaal draagvlak op bestuurlijk niveau zijn van belang om structurele inbedding van de ontwikkelde interventies in het reguliere aanbod van welzijns-, gezondheids- of sportorganisaties in Westerpark te bereiken (Koelen & van den Ban, 2004; Boonekamp et al., 1995).
1.3
Projectorganisatie en de community Westerpark
In figuur 1.2 is schematisch weergegeven hoe de community Westerpark en de organisatie van het project met elkaar samenhangen.
Community Westerpark Het grote blok onderaan stelt het stadsdeel Westerpark voor, met al zijn inwoners en mensen die daar werken. De groepen daarbinnen vormden samen de ‘community Westerpark’ waarop het project ‘Gezonde Leefgewoonten Westerpark’ zich richtte. Naast de einddoelgroep (Turkse en Marokkaanse vrouwen) waren dat Turkse en Marokkaanse mannen, zelforganisaties, professionals en managers vanuit de gezondheidszorg, welzijn en sport, en bestuurders en ambtenaren van diverse afdelingen van stadsdeel Westerpark. De begeleidingscommissie volgde de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van het project en werd gevormd door wetenschappers van universiteiten en medewerkers van landelijke en Amsterdamse organisaties die betrokken zijn bij (de gezondheid van) Turkse en/of Marokkaanse vrouwen in Nederland. Het GGD-projectteam bestond uit een projectmedewerker, een epidemioloog en een functionaris gezondheidsbevordering. Om de communicatie en samenwerking in alle fasen van het project te optimaliseren waren verschillende groepen ingericht. De lokale projectgroep bestond uit een beleidsmedewerker Welzijn van het stadsdeel, een medewerker van de Stichting Welzijn, een fysiotherapeut vanuit de gezondheidszorg, een coördinator van het sportbuurtwerk en een lid van het GGD-projectteam. Deze groep stuurde het project binnen het stadsdeel. De doelgroepcontactpersonen waren migrantenwerkers van de buurtcentra en Voorlichters Eigen Taal en Cultuur, die veel contacten hebben met de doelgroep en dan ook de schakel vormden tussen het GGD-projectteam en de doelgroep.
10
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
De buurtwerkgroepen bestonden uit vrouwen uit de doelgroep, doelgroepcontactpersonen, een aantal professionals en GGD-medewerkers (zie 3.3.1). De subgroepen bestonden uit doelgroepvrouwen, een professional en de GGD-projectmedewerker (zie 3.3.2). In dit project is voornamelijk samengewerkt met medewerkers en doelgroepvrouwen van twee buurtcentra in Westerpark. Deze buurtcentra liggen in twee wijken (A en B) van het stadsdeel en bereiken daardoor verschillende groepen Turkse en Marokkaanse vrouwen. In dit rapport worden de buurtcentra, de werkgroepen en de subgroepen A en B genoemd, zodat geen directe relatie gelegd kan worden met de betrokken buurtcentra. Figuur 1.2
Projectorganisatie in relatie tot ‘community Westerpark’
Begeleidingscommissie
GGD Projectteam
Lokale projectgroep Doelgroep contactpersonen
Buurtwerkgroep A Subgroep Aerobics
Doelgroepvrouwen
Subgroep Voeding
Marokkaanse en Turkse mannen
Buurtwerkgroep B
Subgroep Zwemmen
Subgroep Aerobics
Zelforganisaties
Gezondheidszorg, welzijn, sport
Subgroep Voeding
Bestuur/ambtelijk apparaat (intersectoraal)
Stadsdeel Westerpark
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
11
1.4
Aangrijpingspunten voor de interventies
De probleemanalyse (Van ‘t Riet et al., 2005) leverde aangrijpingspunten op voor de preventie en vermindering van overgewicht bij 25-45 jarige Turkse en Marokkaanse vrouwen uit Westerpark. Deze aangrijpingspunten vormden het uitgangspunt bij de interventieontwikkeling en -uitvoering en worden hieronder nogmaals weergegeven.
Individuele gedragsfactoren Kennis en attitude • Turkseen Marokkaanse vrouwen hebben grote belangstelling voor het thema ‘overgewicht’. Dit geeft aan dat met dit thema wordt aangesloten bij de wensen en behoeften van de vrouwen zelf; • De aanpak van overgewicht zou zich in eerste instantie moeten richten op het ontwikkelen van geschikte sport- en beweegactiviteiten voor deze groep vrouwen, vanwege de interesse die daarvoor bestaat; • Inmindere mate zijn de vrouwen ook geïnteresseerd in voorlichting over gezonde voeding en afvallen, waarbij aandacht besteed kan worden aan het aanleren van praktische vaardigheden om traditionele maaltijden op een gezondere manier te bereiden; • Degezondheid van de kinderen is in Marokkaanse en Turkse gezinnen erg belangrijk en men wil hierover meer informatie. De basis voor het ongezonde voedingspatroon en het gebrek aan lichaamsbeweging wordt tijdens de kinderjaren gelegd. Daarom zou in opvoedcursussen, op scholen en op consultatiebureaus meer aandacht besteed moeten worden aan het belang van gezonde voeding en voldoende lichaamsbeweging ter preventie van overgewicht bij kinderen. Psychologische empowerment • Hetaanbieden van informatie over het inpassen van gezonde leefgewoonten in het dagelijks leven moet onderdeel uitmaken van de interventies die ontwikkeld worden. Op die manier bemerken de vrouwen dat ze zelf iets kunnen doen om overgewicht te voorkómen of te verminderen; • De vrouwen zien deelname aan sport- en bewegingsactiviteiten als mogelijkheid om de vicieuze cirkel van psychische problemen, emotioneel eetgedrag, nog meer ontevredenheid met zichzelf, etc. te doorbreken; • Veelaandacht dient besteed te worden aan de participatie van vrouwen in het project, zodat zij ervaren dat ze zelf wat kunnen doen om hun situatie te verbeteren. Barrières, mogelijkheden en vaardigheden • In een voorlichtingsactiviteit en in de kooklessen in de buurtcentra kan aandacht besteed worden aan het aanleren van praktische vaardigheden over hoe traditionele Turkse en Marokkaanse maaltijden op gezondere wijze bereid kunnen worden; • Voor het organiseren van een geslaagde interventie voor Turkse en Marokkaanse vrouwen dient rekening te worden gehouden met de randvoorwaarden die vrouwen stellen aan bijvoorbeeld tijdstip, kosten, locatie en vrouwenuren; • Inde te ontwikkelen sport- en beweeginterventies moet rekening gehouden worden met de grote verschillen in motorische vaardigheden tussen vrouwen, bijvoorbeeld door activiteiten op verschillende niveaus aan te bieden.
12
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
Factoren in de sociaal-culturele omgeving Sociaal-demografische factoren • Overgewicht komt vooral – maar niet uitsluitend – voor onder laagopgeleide, traditionele Turkse en Marokkaanse vrouwen van de eerste generatie en lijkt te ontstaan nadat vrouwen getrouwd zijn en kinderen hebben gekregen. Deze factoren zijn moeilijk beïnvloedbaar. Bij de werving van vrouwen voor interventies kan er wel gestreefd worden naar een groot bereik onder vrouwen uit deze risicogroepen. De werving moet op een intensieve, persoonlijke manier plaatsvinden. Er zijn in Westerpark goede ingangen om de doelgroep te bereiken via bijvoorbeeld VETC-ers, migrantenwerkers en zelforganisaties. De sleutelfiguren die wij hebben gesproken zijn enthousiast en willen graag meewerken aan het project. Het betrokken houden van deze sleutelfiguren bij het project is van groot belang. Sociale omgeving • Hetis in het kader van dit project niet haalbaar om de sterke sociale invloed in de Turkse en Marokkaanse cultuur op grote schaal te veranderen. Een aantal factoren is al langzaam aan het veranderen, zoals de bewegingsvrijheid van vrouwen buitenshuis en de mogelijkheden om voedsel af te slaan. In de interventies moet wel aandacht besteed worden aan de invloed van het gezin, met name aan de invloed van de echtgenoot op het voedings- en beweeggedrag. Echtgenoten moeten worden geïnformeerd over wat er voor de vrouwen wordt georganiseerd, zodat zij hun vrouwen kunnen stimuleren tot deelname of in elk geval het belang ervan inzien en hun vrouwen niet zullen belemmeren om deel te nemen; • Turkse en Marokkaanse vrouwen uit Westerpark hebben onderling veel sociale contacten (formeel en informeel) en stimuleren elkaar om mee te doen aan activiteiten. De vrouwen stappen niet snel ergens alleen op af. Het organiseren van groepsgerichte interventies heeft dan ook meer kans van slagen dan het organiseren van individuele activiteiten; • Gezien diens status is de huisarts een goede ingang om de problematiek van overgewicht met de vrouwen te bespreken. Het is daarom van belang om de eerstelijnsgezondheidszorg bij het project betrokken te houden; • Ineen kleinschalig project als dit is het niet mogelijk om gebruik te maken van de tv en radio als voorlichtingskanaal. Factoren in de fysieke omgeving • Hoewel het aanbod en de prijs van voedingsmiddelen geen grote belemmering vormen om gezonder te gaan eten, zou samenwerking met lokale winkels en supermarkten de effectiviteit van te organiseren voedingsinterventies kunnen vergroten; • Bijhet organiseren van beweegactiviteiten kan aangesloten worden op de mogelijkheden die het Westerpark biedt, omdat vrouwen ’s zomers veel gebruik maken van dit park; • De buurtcentra en het sportbuurtwerk hebben in Westerpark ruimtes beschikbaar voor activiteiten.
1.5
Indeling van het rapport
Het rapport bestaat uit acht hoofdstukken. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de gebruikte methoden voor het evaluatieonderzoek. Hoofdstuk 3 beschrijft het verloop van het project. Hoofdstuk 4 beschrijft de evaluatie van de uitgevoerde interventies. Hoofdstuk 5 behandelt de gewenste en bereikte mate van participatie van de doelgroep. Hoofdstuk 6 beschrijft de intersectorale samenwerking op uitvoeringsniveau. In hoofdstuk 7 wordt de structurele inbedding en de samenwerking op beleidsniveau besproken. Hoofdstuk 8 bevat de conclusies, zwakke en sterke kanten van het project, de discussie en aanbevelingen.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
13
14
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
2 Methoden van evaluatie
Dit hoofdstuk beschrijft de methoden die gebruikt zijn voor de evaluatie van het project.
2.1
Evaluatie van het projectverloop
Bij de evaluatie van het projectverloop is gebruik gemaakt van de volgende bronnen: het project- en werkplan, gespreksverslagen, notulen, verslagen van bijeenkomsten en een logboek. In dit logboek heeft het GGD-projectteam chronologisch bijgehouden wanneer activiteiten (zoals gesprekken en bijeenkomsten) plaatsgevonden hebben en wat de uitkomsten daarvan waren.
2.2
Evaluatie van de interventies
In het kader van het project ‘Gezonde Leefgewoonten Westerpark’ zijn een beweeginterventie, te weten aerobicslessen, en een voedingsinterventie ontwikkeld (zie 3.3).
Beweeginterventie Als voormeting van de evaluatie is bij de eerste aerobicsles op de twee lokaties een vragenlijst afgenomen over het beweeggedrag van de vrouwen (Bijlage A). Er werd gevraagd naar de aard en duur van verschillende beweegactiviteiten, zoals wandelen, fietsen en sporten, om na te gaan of de vrouwen voldoen aan de Nederlands Norm Gezond Bewegen (Kemper et al., 2000). Volwassenen voldoen aan deze beweegnorm wanneer zij minimaal een half uur matig intensief lichamelijk actief zijn op tenminste vijf dagen van de week. De gegevens zijn geanalyseerd met SPSS 13.0 en worden beschreven in hoofdstuk 4. Om de waardering van de deelnemers voor de lessen te inventariseren en na te gaan of er verbeteringen mogelijk waren, is aan het einde van een aantal aerobicslessen een mondelinge evaluatie gehouden door de GGD-projectmedewerker. Daarbij is gevraagd naar de mening van de vrouwen over het niveau en de intensiteit van de lessen en naar eventuele verbeterpunten. De resultaten zijn beschreven in hoofdstuk 4.1.
Voedingsinterventie De voedingsinterventie bestond uit drie sessies aan een groep van maximaal 8 vrouwen (zie 4.2). Aan het eind van elke sessie is groepsgewijs een mondelinge vragenlijst afgenomen om de waardering voor de sessie en de bereikte resultaten te evalueren (Bijlage B en C). Om na te gaan of de gedragsveranderingen blijvend waren is in december 2005 bij Turkse en Marokkaanse vrouwen uit buurtcentrum A mondeling nagevraagd wat de vrouwen met de verkregen informatie en vaardigheden hebben gedaan sinds de bijeenkomsten. Deze tweede evaluatie vond plaats maximaal 5 maanden na de laatste interventiebijeenkomst. In buurtcentrum B is geen langere-termijn evaluatie uitgevoerd, omdat bijna alle sessies daar in november en december 2005 waren uitgevoerd. De resultaten worden beschreven in hoofdstuk 4.2.
2.3
Evaluatie van de community-benadering
In de evaluatie van de community-benadering is nagegaan in welke mate doelgroepparticipatie, intersectorale samenwerking en structurele inbedding zijn bereikt. Hiervoor is gebruik gemaakt van gespreksverslagen, notulen, het logboek, groepsgesprekken met vrouwen uit de doelgroep en interviews met samenwerkingspartners.
Operationalisatie van de gebruikte begrippen Om het niveau van participatie weer te kunnen geven is gebruik gemaakt van de indeling van Pretty (1995) met enkele wijzigingen. De niveaus variëren van geen participatie (niveau 0) tot zelfmobilisatie (niveau 6). Bij de definiëring van de niveaus wordt onderscheid gemaakt in de mate waarin de doelgroepvrouwen betrokken zijn bij de planning, organisatie, uitvoering en besluitvorming van het project (zie tabel 2.1).
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
15
Tabel 2.1
Participatieniveaus
Typering
Kenmerken
6. Zelfmobilisatie
Het GGD-projectteam staat op de achtergrond in het programma. Doelgroepvrouwen maken onafhankelijke keuzes, leggen hun eigen contacten en hebben volledige controle over planning en implementatie van activiteiten. Meeste financiering wordt gevonden door doelgroepvrouwen zelf, die ook controle hebben over de besteding.
5. Interactieve participatie
Doelgroepvrouwen zijn betrokken in een partnership met het GGD-projectteam in planning en implementatie van activiteiten. Besluiten worden gezamenlijk gemaakt en doelgroepvrouwen leveren hulpbronnen aan.
4. Functionele participatie
Doelgroepvrouwen zijn betrokken bij het proces van besluitvorming. Ze doen actief mee aan de ontwikkeling van activiteiten. Het GGD-projectteam heeft de controle in handen en neemt de uiteindelijke besluiten.
3. Participatie via consultatie
Doelgroepvrouwen worden geconsulteerd over het programma en er wordt geluisterd en gehandeld naar hun visie als het GGD-projectteam dat nodig acht. De besluitvorming ligt bij het GGD-projectteam. Ook: doelgroepvrouwen nemen deel aan activiteiten en denken bij evaluatiemomenten mee hoe deze verbeterd kunnen worden.
2. Participatie via informatie
Doelgroepvrouwen worden geïnformeerd over het programma en de activiteiten en worden betrokken via het stellen en beantwoorden van vragen.
1. Passieve participatie
Het GGD-projectteam heeft de volledige controle over het programma, de planning en organisatie van activiteiten, het leggen van contacten en is verantwoordelijk voor de financiering. Doelgroepvrouwen worden geïnformeerd over plannen.
0. Geen participatie
Doelgroepvrouwen worden niet geïnformeerd over plannen; alleen over de activiteiten waar ze bij betrokken zijn
Bron: naar Pretty, 1995; aangepast
Naast het niveau van participatie kan ook gekeken worden naar verschillende aspecten van participatie of samenwerking. Rifkin et al. (1988) hebben een instrument ontwikkeld “het web van Rifkin” om participatie en samenwerking systematisch te beschrijven. De aspecten behoeftebepaling, organisatie, besluitvorming, inzet menskracht, inzet middelen en communicatie zijn gebruikt om de participatie door doelgroepvrouwen en samenwerking van verschillende partners in dit project in kaart te brengen. In tabel 2.2 wordt omschreven hoe deze aspecten binnen dit project zijn gebruikt. Op basis hiervan is de vragenlijst voor het meten van de samenwerking met professionals (Bijlage E) ontwikkeld. De geformuleerde vragen per aspect zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat de respondenten de gebruikte termen zoveel mogelijk op dezelfde manier interpreteren en de bijbehorende schalen kunnen invullen. Tabel 2.2
Aspecten van participatie en samenwerking
Aspect
Toelichting
Behoeftebepaling
Identificeren van determinanten van overgewicht en mogelijkheden voor preventie
Organisatie
De opzet en uitvoering van de verschillende stappen in het project
Besluitvorming
Verloop van de besluitvorming in de verschillende fasen van het project
Inzet menskracht
Inzet van uren door de betrokkenen
Inzet middelen
Inzet van financiën en andere middelen door de betrokkenen
Communicatie
Communicatie over het project naar direct betrokkenen en anderen
Bron: naar Rifkin et al., 1988; aangepast
16
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
Dataverzameling Evaluatie doelgroepparticipatie In juni 2005 is in twee groepsgesprekken met vrouwen uit de doelgroep gevraagd naar hun mening over hun participatie in de verschillende fasen van het project. Deze groepsgesprekken zijn geleid door een lid van het GGD-projectteam. Voor de groepsgesprekken is een vraagroute ontwikkeld (Bijlage D). De vrouwen die deel hebben genomen aan de subgroepen voor interventieontwikkeling (zie 3.3.2) waren uitgenodigd voor de groepsgesprekken. Bij buurtcentrum A hebben alle tien uitgenodigde vrouwen meegedaan, vijf Marokkaanse en vijf Turkse. In buurtcentrum B waren acht vrouwen uitgenodigd, vier Marokkaanse en vier Turkse. Van hen waren er vier aanwezig: een Marokkaanse en drie Turkse. De gesprekken zijn door de GGD-medewerker in het Nederlands gevoerd, waarbij indien nodig vertaald werd door een Turkse tolk (buurtcentrum A) en een Turkse vrijwilligster (buurtcentrum B). De Marokkaanse vrouwen spraken voldoende Nederlands. Het GGD-projectteam heeft eerst beschreven wat het gewenste niveau van participatie van verschillende subgroepen was in de verschillende fasen van het project. Hiertoe hebben twee personen uit het GGDprojectteam afzonderlijk de tabel voor bereikte participatie van de groepen ingevuld. Door middel van groepsgesprekken met de vrouwen uit de doelgroepen is nagegaan hoe de vrouwen hun eigen participatie in het project hebben ervaren. Omdat de terminologie van de participatieniveaus gecompliceerd is, is deze niet rechtstreeks gebruikt in de groepsgesprekken. De GGD-projectmedewerker heeft de antwoorden uit de groepsgesprekken geïnterpreteerd naar scores voor de ervaren niveaus van participatie. In interviews met samenwerkingspartners is hun mening over de participatie van de doelgroep in het project gevraagd en ook deze zijn door de GGD-projectmedewerker geïnterpreteerd naar scores voor de verschillende niveaus. Per groep zijn de gemiddelden van de scores berekend, waardoor ook getallen als 4½ kunnen voorkomen. De resultaten staan beschreven in hoofdstuk 5. Evaluatie intersectorale samenwerking en structurele inbedding In juni en juli 2005 zijn zeven interviews gehouden met samenwerkingspartners die betrokken zijn geweest bij de uitvoering van de probleemanalyse en/of de interventieontwikkeling en –uitvoering. Voor deze interviews was een vragenlijst ontwikkeld, gebaseerd op het web van Rifkin (Rifkin, 1988) (Bijlage E). De interviews zijn gehouden met drie migrantenwerkers van de buurtcentra, twee Voorlichters Eigen Taal en Cultuur, een sportbuurtwerker en een diëtiste. Omdat ook een tweede diëtiste nauw betrokken was bij het project, is een deel van de vragenlijst telefonisch bij haar afgenomen. In de interviews is ook gevraagd naar hun inschatting van het participatieniveau van de vrouwen uit de doelgroep. De resultaten van de samenwerking op uitvoeringsniveau staan beschreven in hoofdstuk 6. In oktober 2005 zijn vijf interviews gehouden met samenwerkingspartners van bestuurlijk- of beleidsniveau aan de hand van een vragenlijst over de structurele inbedding van de interventies en de aanpak binnen de eigen organisatie (Bijlage G). Hiervoor zijn de volgende respondenten geïnterviewd: drie leden van de lokale projectgroep, het hoofd van de afdeling diëtetiek van Amsterdam Thuiszorg en de hoofden van de afdeling Welzijn en de afdeling Sport van stadsdeel Westerpark. Het interview met het hoofd van de afdeling Welzijn en de beleidsmedewerker Welzijn is gezamenlijk gehouden voor het onderdeel structurele inbedding. Daarnaast is aan de projectgroepleden de vragenlijst over de samenwerking voorgelegd (Bijlage E), waaraan een aantal extra vragen over het functioneren van de projectgroep zijn toegevoegd (Bijlage H). In hoofdstuk 7 worden de resultaten weergegeven. Analyse en verslaglegging De groepsgesprekken en interviews zijn op band opgenomen en daarvan zijn transcripten gemaakt. In het kwalitatieve analyseprogramma MAXqda zijn de transcripten gecodeerd, per onderwerp geanalyseerd en vervolgens beschreven door de projectmedewerker van de GGD. Om praktische redenen zijn de interviews en verslaglegging uitgevoerd door het GGD-projectteam. De interviews zijn uitgevoerd door een lid van het GGD-projectteam dat weinig contact heeft gehad met de betreffende respondenten, om zoveel mogelijk onafhankelijkheid te bewaren bij het meten van participatie en samenwerking. In de rapportage door het projectteam worden interpretaties gemaakt en conclusies getrokken. Die kunnen enigszins gekleurd zijn, omdat het projectteam onderdeel van het proces is. Het conceptrapport is daarom kritisch beoordeeld door twee onafhankelijke lezers van Wageningen Universiteit. Op basis van hun commentaar is de tekst op verschillende punten verbeterd.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
17
18
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
3 Evaluatie van het projectverloop
In dit hoofdstuk wordt het verloop van de verschillende projectfasen beschreven. Per fase wordt ingegaan op het doel van de fase, en op de uitgevoerde activiteiten. In 3.1 wordt beschreven hoe het creëren van lokaal draagvlak is verlopen. Hierbij wordt aandacht besteed aan het bestuurlijk draagvlak en het inrichten en functioneren van de lokale projectgroep. In 3.2 wordt beschreven hoe de probleemanalyse is verlopen. In 3.3 wordt de ontwikkeling en implementatie van de interventies weergegeven. Eerst wordt beschreven hoe de inbreng van vrouwen uit de doelgroep en samenwerkingspartners in de keuze en organisatie van de interventies vorm heeft gekregen via werkgroepen en subgroepen. Vervolgens wordt het verloop van de implementatie van de ontwikkelde interventies weergegeven. In 3.4 worden verbeterpunten voor de communicatie beschreven. De conclusie staat in 3.5.
3.1
Lokaal draagvlak
3.1.1 Bestuurlijk draagvlak Uitgangspunt was om vanaf het begin van het project zowel op bestuurlijk niveau als op professioneel niveau een intersectoraal netwerk te realiseren. Daartoe werden in het najaar van 2002 gesprekken gevoerd met de portefeuillehouder Welzijn van het stadsdeel Westerpark om de belangstelling voor het project te polsen. Westerpark leek een geschikt stadsdeel, omdat het stadsdeelbestuur een positieve houding heeft ten aanzien van gezondheidsprojecten. In het verleden zijn er in Westerpark verschillende projecten uitgevoerd door GGD en stadsdeel. Qua bevolkingsopbouw komt het stadsdeel overeen met Amsterdam. In het eerste gesprek reageerde de portefeuillehouder enthousiast op het projectidee. Toen na enkele maanden het uitgewerkte projectvoorstel werd besproken, riep dit vragen op over de benodigde ambtelijke capaciteit en over de financiering van bijdragen van potentieel participerende organisaties. Het maatschappelijk middenveld in Westerpark werd volgens de stadsdeelmedewerkers al overvraagd voor verschillende gezondheids- en welzijnsprojecten. Daarnaast bestond onduidelijkheid over de middelen die in het kader van decentralisatie van het lokale gezondheidsbeleid vanuit de centrale stad voor het stadsdeel beschikbaar zouden komen. Ook zag het stadsdeel voor zichzelf geen taak weggelegd in het project, omdat het een (wetenschappelijk) onderzoek betrof. Ondanks deze gesignaleerde belemmeringen voor projectuitvoering in Westerpark gaf de portefeuillehouder aan wel door te willen praten over uitvoering van het project. Na de officiële start van het project (1 november 2003) is het gesprek dan ook voortgezet. Hierbij waren het hoofd van de sector Welzijn en diverse beleidsambtenaren betrokken. Er werd gezocht naar gezamenlijke belangen en mogelijkheden. Gebleken is dat één van de kernelementen van de aanpak in dit project – bevordering van participatie van allochtone bewoners – ook een belangrijk thema voor het stadsdeel is. Zowel de GGD als het stadsdeel waren op zoek naar inzicht in effectieve methoden en technieken ter bevordering van participatie inclusief meetmethoden en –instrumenten. Verder vertoont het stadsdeel grote inzet in het steunen van nieuwe initatieven, vooral initiatieven die direct uit de buurten of vanuit samenwerkende organisaties in Westerpark komen. De ervaring van het stadsdeel dat dit het beste werkt, sloot uitstekend aan op de community-aanpak van dit project. In februari 2004 werd groen licht voor het project verkregen. Om helderheid te krijgen over de rollen en taken van GGD en stadsdeel Westerpark in het project werden samenwerkingsafspraken op papier gezet (Bijlage J). Eind 2004 is er een besluit genomen in het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel waarin de samenwerkingsafspraken zijn bekrachtigd. In het voorjaar 2004 werd een beleidsambtenaar aangewezen als contactpersoon voor het project en kon een begin worden gemaakt met het opzetten van een lokale projectgroep. In het verdere verloop van het project is regelmatig overleg geweest tussen het projectteam van de GGD en het hoofd van de sector Welzijn. Hierin werden de resultaten van de verschillende fasen teruggekoppeld en werd de te volgen procedure voor het informeren van het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel besproken. Het feit dat uit de probleemanalyse bleek dat Turkse en Marokkaanse vrouwen overgewicht als probleem ervaren en gemotiveerd zijn er iets aan te doen, heeft het draagvlak voor dit project bij de portefeuillehouder en de leden van het DB vergroot. Voorafgaand aan de evaluatiefase
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
19
zijn de planning en opzet van de procesevaluatie besproken. In de eindfase van het project waren de presentatie van de projectresultaten en de continuëring van de interventies onderwerp van gesprek. Het stadsdeel gaf aan behoefte te hebben aan zowel procesmatige als beleidsinhoudelijke aanbevelingen vanuit dit project. Zo zouden aanbevelingen inzicht moeten geven in hoe om te gaan met vergelijkbare gezondheidsprojecten. Deze aanbevelingen zijn mede van belang bij de invulling van de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) en bij het te formuleren gezondheidsbeleid van het stadsdeel. Dat er bestuurlijk draagvlak is gerealiseerd blijkt uit de inzet op ambtelijk niveau (hoofd Welzijn, beleidsambtenaar), de geformaliseerde samenwerkingsafspraken tussen de GGD en het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel en het regelmatig overleg op ambtelijk niveau. Het stadsdeel denkt actief na over hoe inbedding van de interventies in het stadsdeel kan worden gerealiseerd en onderkent de meerwaarde van samenwerking in dit project.
3.1.2 Lokale projectgroep Voor de inrichting van de projectgroep heeft het GGD-projectteam in overleg met de beleidsambtenaar Welzijn van het stadsdeel Westerpark belangrijke actoren en potentiële partners rond het thema overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen in kaart gebracht. Deze actoranalyse resulteerde in een voorstel voor een lokale projectgroep waarin het stadsdeelbestuur vertegenwoordigd zou worden door de beleidsambtenaar Welzijn, de Stichting Welzijn door een leidinggevende van het buurthuiswerk (programmateam activiteiten), huisartsen door de directeur van een gezondheidscentrum, de doelgroepvrouwen door personen uit een of meerdere zelforganisaties en de GGD door een van de leden van het projectteam Gezonde Leefgewoonten Westerpark. Vanuit het stadsdeel werd aangedrongen op de start van een kleine flexibel opererende groep die snel en adequaat te werk zal gaan. Uitbreiding van de startgroep zou naar behoefte kunnen plaatsvinden naarmate het project vorderde. De lokale projectgroep heeft uiteindelijk niet de voorgestelde samenstelling gekregen. Vanuit het stadsdeel, de Stichting Welzijn en de GGD werd de invulling conform het voorstel gerealiseerd. De directeur van het gezondheidscentrum heeft door langdurige ziekte en later vertrek uit zijn functie nooit aan de projectgroepbijeenkomsten deelgenomen. Vanuit het gezondheidscentrum kon vanwege tekort aan (management)capaciteit geen vervanging worden geleverd. In 2005 werd een fysiotherapeut uit het gezondheidscentrum bereid gevonden in de projectgroep zitting te nemen. Het bleek echter door beperkte beschikbaarheid niet haalbaar om projectgroepvergaderingen bij te wonen. Verschillende leden van de projectgroep hebben aangegeven de inbreng van de 1e lijnszorg te missen. Ook zou een bredere samenstelling hebben kunnen bijdragen aan de bekendheid van de projectinterventies onder potentiële verwijzers zoals huisartsen. Ondanks diverse pogingen tot contact en toezeggingen van personen van zelforganisaties is deze invulling in de projectgroep niet tot stand gekomen. De aandacht voor het behartigen van de belangen van de doelgroep is zo goed mogelijk opgenomen door de beleidsambtenaar Welzijn en de medewerker van het programmateam van de Stichting Welzijn Westerpark, die beiden actief zijn in een internationaal vrouwennetwerk in het stadsdeel. In de loop van de interventiefase is een sportbuurtwerker van het stadsdeel bij de lokale projectgroep aangehaakt. Er heeft regelmatig afstemming plaatsgevonden over de opzet en uitvoering van de beweeginterventies, maar heeft deze sportbuurtwerker door ziekte niet kunnen deelnemen aan het projectgroepoverleg. Wellicht had deelname aan de projectgroep in een eerder stadium een aantal praktische uitvoeringsproblemen kunnen voorkomen, maar gezien het ontwikkelingskarakter van dit project was vooraf moeilijk in te schatten of sportbuurtwerkers op projectsturingsniveau belangrijke samenwerkingspartners zouden zijn. Geconstateerd kan worden dat het samenstellen van de lokale projectgroep meer tijd kostte dan gepland. Het zoeken en bereiken van de juiste personen, het proces van besluitvorming tot deelname aan de projectgroep in de desbetreffende organisaties en het afstemmen van agenda’s heeft ruim tijd genomen. In de eerste overleggen van de projectgroep is vooral aandacht besteed aan het formuleren van doel, taak en werkwijze van de projectgroep inclusief de diverse rollen van de projectgroepleden. Op verzoek van de beleidsmedewerker Welzijn heeft de GGD de voorzitters- en secretariaatsrol opgenomen. De andere projectgroepleden zagen als belangrijkste rol het (horizontaal en verticaal) communiceren en afstemmen in de eigen organisatie en met aanpalende organisaties en instellingen. De beleidsambtenaar Welzijn speelde een rol bij het creëren van voorwaarden voor implementatie in het stadsdeel en bij het versterken van het politiek draagvlak. Daarmee kwam naast de trekkersrol ook de rol van netwerkmanager bij de GGD te liggen. In de praktijk heeft dat soms voor onduidelijkheid gezorgd over te nemen initiatieven en het aangaan van contacten.
20
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
In de probleemanalysefase heeft de projectgroep vooral namen van potentiële betrokkenen en sleutelinformanten aangedragen en zijn de voorwaarden voor de uitvoering van de focusgroepgesprekken in de buurthuizen gerealiseerd. Deze faciliterende rol kostte de projectgroepleden weinig tijd, omdat de lijnen tussen de verschillende netwerken in Westerpark kort waren, er voldoende voorbereidingen getroffen waren en het enthousiasme onder de welzijns- en gezondheidsprofessionals groot was. In de vervolgfasen van het project zijn onderwerpen als communicatie en presentatie van het project in het stadsdeel, afstemming en aansluiting van de voedings- en beweeginterventies op bestaande activiteiten, inzet van sportbuurtwerkers en migrantenbuurthuismedewerkers, samenwerking met het (migranten)opbouwwerk, fondsenwerving, vervolgactiviteiten en inbedding in de wijk en het organiseren van een slotmanifestatie aan de orde geweest. Met name in de interventiefase was een snellere en frequentere terugkoppeling van projectontwikkelingen naar de projectgroep wenselijk geweest. In die periode is vooral individueel overleg geweest waardoor niet iedereen op hetzelfde moment over dezelfde informatie beschikte. De afstemming met activiteiten in de eigen organisatie was daardoor minder goed mogelijk.
3.2
Probleemanalyse
De probleemanalyse vond plaats van november 2003 tot maart 2005 en had twee doelen: 1 Het identificeren van individuele gedragsfactoren en factoren in de sociaal-culturele en fysieke omgeving die bijdragen aan de hoge prevalentie van overgewicht bij 25–45 jarige Turkse en Marokkaanse vrouwen in Westerpark; 2 Het nagaan welke van deze factoren mogelijkheden bieden voor preventie en vermindering van overgewicht. De probleemanalyse bestond uit een literatuurstudie, gesprekken met collega-onderzoekers, een omgevingsanalyse, diepte-interviews met sleutelinformanten en met vrouwen uit de einddoelgroep en focusgroepgesprekken met vrouwen uit de einddoelgroep. Om de gevonden resultaten en conclusies terug te koppelen naar de sleutelinformanten is het conceptrapport naar alle geïnterviewden gestuurd. Per sector (gezondheidszorg, welzijn, stadsdeel) zijn terugkoppelingsbijeenkomsten georganiseerd. Ook met de vrouwen uit de doelgroep zijn vier terugkoppelingsbijeenkomsten georganiseerd. Daar zijn de resultaten en conclusies gepresenteerd en is gevraagd naar hun aanvullingen en verbeteringen. Het was de bedoeling dat de uitvoering van de probleemanalyse in overleg met de projectgroep zou plaatsvinden. Echter, doordat de vorming van de projectgroep meer tijd kostte dan verwacht (zie 3.1.2), is dat niet gebeurd en is de start van de uitvoering van de diepte-interviews en de omgevingsanalyse enige tijd vertraagd. Uiteindelijk is besloten dat de uitvoering, die de taak en verantwoordelijkheid van het GGD-projectteam was, gestart moest worden om de andere fasen van het project niet in gevaar te brengen. Het uitvoeren van de probleemanalyse verliep goed. Met een beleidsmedewerker van het stadsdeel (lid van de projectgroep) is overlegd over te benaderen sleutelinformanten. Vervolgens is gebruik gemaakt van de ‘sneeuwbalmethode’: aan geïnterviewde sleutelinformanten werd gevraagd of zij suggesties konden geven voor andere sleutelinformanten. Dit was een geschikte methode om de juiste mensen te benaderen die binnen Westerpark betrokken waren bij het thema en/of de doelgroep. De betrokken sleutelinformanten herkenden het belang van het onderwerp overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen en waren geïnteresseerd in de aanpak om de doelgroep actief te betrekken bij het project. Bijna iedereen was bereid om mee te werken aan de diepte-interviews en om namen te noemen van andere mogelijke sleutelinformanten. Ook de doelgroepvrouwen gaven blijk van veel belangstelling voor het onderwerp en wilden graag meewerken door hun mening te geven in individuele interviews en focusgroepgesprekken. De organisatie en uitvoering van de focusgroepen is ook goed verlopen. Vooral de bijdrage van de doelgroepcontactpersonen in de werving van de vrouwen bleek van grote waarde. Door hun inzet was het mogelijk voldoende vrouwen bij elkaar te krijgen op de afgesproken tijdstippen. De beide doelen, het identificeren van achterliggende factoren en mogelijkheden voor preventie, zijn bereikt.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
21
Conclusies probleemanalyse Overgewicht wordt door Turkse en Marokkaanse vrouwen als een probleem gezien, zowel vanwege uiterlijke als gezondheidsredenen. Een aantal ongezonde voedingsgewoonten en gebrek aan lichaamsbeweging zijn belangrijke oorzaken van overgewicht. De sociale omgeving oefent een grote invloed uit op het gedrag van de vrouwen en kan een toename in beweeggedrag en veranderingen in de eetgewoonten belemmeren, mede omdat eten een belangrijk onderdeel is van elk sociaal contact. Daarnaast zijn vrouwen vaak niet gewend om te sporten, beperkt de aanwezigheid van kinderen de tijd die vrouwen aan activiteiten voor zichzelf overhouden en hebben veel vrouwen maar weinig geld te besteden. Bovendien schatten veel vrouwen de invloed die zij zelf op hun gedrag en hun gezondheid hebben erg laag in. Turkse en Marokkaanse vrouwen staan positief tegenover lichaamsbeweging en hebben interesse in meer sportmogelijkheden die voor hen geschikt zijn om aan deel te nemen en daarnaast in praktische vaardigheden om hun voedingsgewoonten te verbeteren (Van ’t Riet et al., 2005).
3.3
Interventieontwikkeling en -implementatie
De interventieontwikkeling vond plaats tussen januari en juni 2005. De implementatie van de interventies is in april 2005 gestart. Het doel van deze fasen was het ontwikkelen en uitvoeren van interventies die overgewicht kunnen voorkomen of verminderen, in samenwerking met Turkse en Marokkaanse vrouwen uit de doelgroep, de GGD-projectmedewerker en relevante samenwerkingspartners. Om dit te bereiken zijn werkgroepen georganiseerd met Turkse en Marokkaanse vrouwen en relevante professionals, waarin besluiten zijn genomen over de te ontwikkelen interventies (zie 3.3.1). Vervolgens hebben subgroepen de gekozen interventies vormgegeven (3.3.2). De uitgevoerde interventies zijn gemonitord en geëvalueerd (zie hoofdstuk 4). De projectgroep had in deze fase een begeleidende en ondersteunende rol.
3.3.1 Werkgroepen In januari en maart 2005 zijn werkgroepen georganiseerd in de twee buurtcentra A en B met als doel om gezamenlijk keuzes te maken voor te ontwikkelen interventies en om te bepalen wie daarbij betrokken zullen worden. Deze werkgroepen waren eveneens een instrument om de doelgroepparticipatie en intersectorale samenwerking te bevorderen. Aan beide bijeenkomsten namen ruim twintig Turkse en Marokkaanse vrouwen deel, de migrantenwerkers van de buurtcentra en een aantal professionals (diëtist, sportbuurtwerker, fysiotherapeut). De bijeenkomsten werden geleid door het projectteam van de GGD en werden in het Nederlands gehouden. Bij buurtcentrum A werd waar nodig vertaald door twee vrijwilligers, terwijl bij buurtcentrum B twee tolken aanwezig waren. Aan de hand van plaatjes met begeleidende teksten op flapovers vond een stapsgewijs besluitvormingsproces plaats. Van het bestaande aanbod werden de mogelijkheden en belemmeringen in kaart gebracht en vervolgens besproken. Participatie van de doelgroepvrouwen in de discussie en het aangeven van randvoorwaarden voor deelname was hierbij essentieel. De aanwezige professionals gaven de haalbaarheid van activiteiten aan. Uiteindelijk is consensus bereikt over de interventies die ontwikkeld kunnen worden en wie actief zouden participeren om deze te organiseren. Per activiteit werden de volgende onderwerpen behandeld: • wat is het huidig aanbod? • wat moet anders? • hoe moet het anders? • wie zijn daarvoor nodig? • conclusie. Het GGD-projectteam had vooraf besloten om in werkgroep A als eerste activiteit aerobics /gymnastiek op muziek te bespreken, omdat hiervoor veel belangstelling was en het haalbaar leek om dit te organiseren. Eerst is het huidige aanbod besproken aan de hand van een flap besproken. Vervolgens konden de vrouwen de knelpunten voor deelname door Turkse en Marokkaanse vrouwen aangeven, waardoor de randvoorwaarden voor deelname duidelijk naar voren zijn gekomen en geprioriteerd. De aanwezige sportbuurtwerker kon vervolgens aangeven in hoeverre het haalbaar is om in de praktijk aan deze randvoorwaarden te voldoen. Op basis van consensus is besloten dat deze activiteit gewenst is en haalbaar lijkt. Vervolgens is gevraagd wie van de aanwezige vrouwen wilden deelnemen in een subgroep om aerobicslessen te organiseren (zie 3.3.2). Veel Turkse en Marokkaanse vrouwen waren daartoe bereid,
22
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
waarna is besloten dat in de subgroep twee Turkse en twee Marokkaanse vrouwen deelnemen. Hun namen zijn opgeschreven. Zwemmen was de volgende activiteit die sprake kwam. Er was veel belangstelling voor een gedetailleerde inventarisatie van de mogelijkheden om te gaan zwemmen (recreatief zwemmen voor Turkse en zwemles voor Marokkaanse vrouwen), vooral omdat het dichtstbijzijnde zwembad (Marnixbad) nog tot voorjaar 2006 gesloten zou zijn wegens verbouwing. Ook voor zwemmen is een subgroep samengesteld. Bij het bespreken van fitness werd duidelijk dat hiervoor ook veel belangstelling was, maar dat de haalbaarheid minder groot was vanwege de kosten bij de sportschool en vanwege de aanwezigheid van mannen in de fitnessruimte van het sportbuurtwerk. Omdat hierover, net als over de aerobicsmogelijkheden, het beste verder gepraat kon worden met het sportbuurtwerk, is besloten dat de subgroep aerobics ook de mogelijkheden voor fitness zou bespreken. Onder de vrouwen was geen behoefte om georganiseerd te wandelen. De meesten gaven aan regelmatig te gaan wandelen bij mooi weer, sommigen ook in groepen met elkaar. Vervolgens kwam gezonde voeding ter sprake. De vrouwen hadden geen belangstelling voor algemene voedingsvoorlichting. De meeste vrouwen weten wat gezond of ongezond is. Het knelpunt is hoe zij thuis kunnen zorgen dat er gezond eten op tafel komt. Er was dan ook grote belangstelling voor praktisch toepasbare voedingsvoorlichting, met boodschappen doen en koken. De diëtiste gaf aan dat er ook vanuit de diëtisten belangstelling is om meer praktisch gerichte voorlichting voor groepen te ontwikkelen en te verzorgen. Hiervoor is eveneens een subgroep samengesteld.
In werkgroep B is de discussie begonnen met voeding, omdat de diëtiste niet de hele bijeenkomst aanwezig kon zijn. Er was grote belangstelling voor zowel praktische voorlichting als voor algemene voorlichting en het kunnen stellen van individuele vragen. Er is een subgroep voeding samengesteld voor de voorbereiding van de praktische voorlichting met de diëtiste. Vervolgens ging de discussie over aerobics. Ook hiervoor is een subgroep samengesteld, die zich tevens bezig zal houden met fitness, omdat bewegen met apparaten de voorkeur had. In deze werkgroep werd er de voorkeur aan gegeven met het organiseren van gezamenlijke zwemmogelijkheden te wachten tot de opening van het Marnixbad. Voor wandelen bleek geen belangstelling, de meeste vrouwen gaan regelmatig in groepjes wandelen in het Westerpark. Ook werd aangegeven dat er veel behoefte is aan fietsles. Omdat die al wordt georganiseerd door het buurtcentrum, is besloten dat hier verder geen actie voor ondernomen hoeft te worden, ondanks het feit dat er een wachtlijst voor de lessen is. De meeste vrouwen die kunnen fietsen beschikken niet zelf over een fiets. Daarom was er geen behoefte aan georganiseerde tijdstippen om samen te fietsen. In beide werkgroepen namen de vrouwen enthousiast deel aan de discussie. De discussie begon wat stroef, maar toen de vrouwen begrepen hoe we de activiteiten precies wilden bespreken liepen de discussies goed. Het eerste onderwerp kostte in beide groepen veel tijd, maar daarna was duidelijk wat er aan de orde kwam en ging het per activiteit veel sneller. Doordat het onderwerp erg belangrijk was voor de vrouwen, werd de discussie soms zeer heftig of in kleine groepjes gevoerd en moest de aandacht weer bij het geheel gehaald worden. Belangrijke randvoorwaarden voor deelname aan (sport)activiteiten bleken, in volgorde van prioriteit: de afwezigheid van mannen tijdens het sporten, de prijs voor deelname, het tijdstip waarop de activiteit wordt aangeboden (onder schooltijd) en de afstand tot de lokatie.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
23
3.3.2 Subgroepen interventies In buurtcentrum A zijn drie subgroepen gestart: aerobics/fitness A, zwemmen A en voeding A. In buurtcentrum B zijn twee subgroepen gevormd: aerobics/fitness B en voeding B. De subgroepen werden gecoördineerd door de GGD-projectmedewerker. Aerobics/fitness Subgroep aerobics/fitness A heeft overlegd met een medewerker van het sportbuurtwerk over de wensen van de vrouwen ten aanzien van aerobics en fitness en over de mogelijke belemmeringen. De sportbuurtwerker heeft de mogelijkheden voor speciale vrouwenuren aangegeven. Vervolgens is er een bezoek gebracht aan de sporthal waar aerobicslessen zouden kunnen worden georganiseerd. Het was duidelijk dat daar voldoende ruimte is en ook over de aanwezigheid van een fitnessruimte met diverse apparaten waren de vrouwen zeer enthousiast. De mogelijke aanwezigheid van mannen werd aangegeven als belemmering voor een deel van de vrouwen. In overleg is besloten dat het mogelijk moet zijn om in de sporthal aerobics voor vrouwen te organiseren. De lessen zouden ’s ochtends aangeboden moeten worden, omdat de kinderen dan naar school zijn, de ruimte vaak beschikbaar is en er dan meestal weinig of geen mannen aanwezig zijn om te sporten. De aerobicslessen zijn gestart in april 2005. Subgroep aerobics B is nooit bij elkaar gekomen. Uit de werkgroepbijeenkomst was duidelijk geworden dat ook hier een voorkeur was voor ochtenduren. In overleg met sportbuurtwerk en buurtcentrum B is vastgesteld op welke ochtenden de ruimte in het buurtcentrum beschikbaar was. Vervolgens is via de migrantenwerkers gevraagd welke van de twee mogelijke ochtenden de voorkeur had van de vrouwen. Vanaf mei 2005 zijn op die ochtend aerobicslessen georganiseerd. Zwemmen Met subgroep zwemmen A zijn enkele overlegmomenten geweest. Omdat het Marnixbad wordt herbouwd kon alleen gebruik worden gemaakt van verdergelegen zwembaden. De GGD-projectmedewerker heeft een overzicht gemaakt van de mogelijkheden voor dameszwemmen in die baden en dat met de subgroep besproken. Vervolgens werd besloten om gezamenlijk bij het dameszwemmen in een van de baden te gaan kijken. De groep is naar het zwembad gegaan en heeft daar rondgekeken. De vrouwen uit de subgroep besloten geen georganiseerde afspraken te maken, omdat het niet echt dichtbij was en niet geschikt voor iedereen. Zij hebben de vrouwen in het buurtcentrum op de hoogte gebracht van de bevindingen, zodat zij zelf konden besluiten of zij daar wel of niet wilden gaan zwemmen. Voeding De afdeling diëtetiek van Amsterdam Thuiszorg is geïnteresseerd in het ontwikkelen van mogelijk effectieve voedingsinterventies in samenwerking met de GGD Amsterdam. De GGD-projectmedewerker heeft in samenwerking met twee diëtisten van Amsterdam Thuiszorg een opzet gemaakt voor een serie praktische voedingsvoorlichtingen, bestaande uit een winkelrondleiding en twee kooksessies. De subgroepen voeding van de twee buurtcentra zijn gecombineerd: de Turkse vrouwen uit beide buurtcentra samen en de Marokkaanse vrouwen samen. Beide groepen hebben overlegd met een diëtiste van Amsterdam Thuiszorg, zodat zij konden bespreken welke Turkse of Marokkaanse producten en gerechten in de voorlichting betrokken moesten worden. De vrouwen hebben aangegeven in welke winkels zij vaak boodschappen doen, zodat de rondleiding toegespitst kan worden op hun eigen ervaringen en ze ter plaatse kunnen zien welke artikelen er verkrijgbaar zijn. Daarnaast hebben de vrouwen besproken welke gerechten uit hun traditionele keuken veel worden bereid en hebben ze aangegeven wat gewoonlijk de ingrediënten daarvan zijn. In samenspraak met de diëtisten is vervolgens een aantal gerechten gekozen om bij de kooksessies te gaan bereiden, op de gebruikelijke manier en ter vergelijking op een gezondere (vooral minder vette) manier. In de buurtcentra is kookruimte beschikbaar.
3.3.3 Implementatie Aerobics/fitness In april 2005 zijn de wekelijkse aerobicslessen voor vrouwen gestart in de sporthal nabij buurtcentrum A en in mei in buurtcentrum B. De prijs van de lessen was voor de zomervakantie € 2,– per les (€ 1,50 voor hen die wegens een laag inkomen in het bezit zijn van een stadspas). Na de zomervakantie was de prijs verhoogd naar € 2,50 (€ 2,– met stadspas), evenals voor andere activiteiten van sportbuurtwerk. Omdat het sportbuurtwerk in het lopende seizoen geen eigen medewerksters op de gekozen tijdstippen kon inzetten, hebben uitzendkrachten de lessen verzorgd. Tijdens de zomervakantie zijn geen lessen geweest, deze zijn in september weer gestart op beide locaties. In de sporthal waren de lessen na de zomervakantie onderdeel van het programma van het sportbuurtwerk. In het buurtcentrum zijn de lessen vanaf september vermeld in de activiteitenfolder van het buurtcentrum.
24
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
In de periode april tot december 2005 is op beide locaties meerdere malen sprake geweest van nieuwe docenten. Omdat met uitzendkrachten gewerkt moest worden, was hun inzet tijdelijk. Vrouwen moesten daardoor vaak aan een andere docent wennen en werden over deze wijzigingen niet altijd voldoende geïnformeerd. Bij buurtcentrum A was het lastig om duidelijk te maken dat de lokatie wisselde tussen de sporthal en het buurtcentrum, hoewel deze bij elkaar in de buurt liggen. Het was de bedoeling om in de lessen informatie te geven over het belang van voldoende bewegen in het dagelijks leven en over de manier waarop de deelnemers dat buiten de lessen zouden kunnen invullen. In de eerste maanden van de lessen was dit niet mogelijk, omdat de docentes vaak wisselden en zij niet wisten hoe zij dit in de les konden inbouwen. Uiteindelijk heeft de GGD-projectmedewerker hiervoor een opzet gemaakt, gebaseerd op een voorbeeld van een fysiotherapeut. Deze opzet is vanaf november 2005 bij de lessen gebruikt (zie bijlage I). De aerobicslessen blijven in 2006 bestaan, na het officiële einde van het project. De vrouwen hebben geregeld gevraagd naar mogelijkheden voor fitnesslessen. Het sportbuurtwerk heeft ervoor gezorgd dat vanaf januari 2006 gestart kan worden met een combinatie van aerobics en fitness in de lessen in de sporthal. Voeding In juni en juli 2005 is de voedingsvoorlichting gestart in de buurtcentra. In de buurtcentra is kookruimte beschikbaar. Na de zomervakantie zijn in september, november en december nogmaals enkele series uitgevoerd. Tijdens de Ramadan (oktober 2005) zijn geen voedingsvoorlichtingen georganiseerd, omdat de migrantenwerkers aangaven dat de meeste vrouwen in die periode weinig interesse hebben in activiteiten bij het buurtcentrum. De bijeenkomsten zijn, vanwege cultuur- en taalverschillen, apart voor Turkse en voor Marokkaanse vrouwen georganiseerd. In totaal zijn in 2005 vier series aangeboden aan Marokkaanse vrouwen en drie series aan Turkse vrouwen. De voedingsvoorlichting bestond uit een serie van drie sessies verzorgd door een diëtiste, waaraan maximaal 8 vrouwen konden deelnemen. De eerste sessie was een rondleiding in een Nederlandse supermarkt en een Turkse of Marokkaanse winkel, waarbij producten werden besproken die de vrouwen regelmatig kopen. Ook werd geoefend met het lezen van etiketten en het vergelijken van producten op energieen vetgehalte en soort vetten. De tweede en derde sessie waren kookbijeenkomsten, waarin gerechten werden bereid op de traditionele en op een gezondere manier. Bij de gezondere bereidingswijze werd meestal minder vet of magerder ingrediënten gebruikt of werd de hoeveelheid suiker te verminderd of vervangen door zoetstof. In de ene kookbijeenkomst werden gerechten voor de warme maaltijd bereid, in de andere bijeenkomst zoete gerechten. Door de traditionele en veranderde versie naast elkaar te bereiden kon de smaak vergeleken worden en besproken worden of die ook door andere gezinsleden zou worden geaccepteerd. Tijdens de tweede en derde bijeenkomst werd geëvalueerd wat de vrouwen hadden gedaan met de informatie uit de eerdere bijeenkomsten (zie 4.2). De inhoud van de bijeenkomsten staat uitgebreid beschreven in een draaiboek (Van ‘t Riet & De Boer, 2006).
3.4
Communicatie
Tijdens de voorbereidingsperiode van het project (fase 1) is alleen met de portefeuillehouder Welzijn van het stadsdeel Westerpark gecommuniceerd. Voor een breder draagvlak voor het project is dat wellicht een te smalle basis geweest. Daarnaast is er in de beginperiode onvoldoende gecommuniceerd over de manier waarop de GGD en de sector Welzijn van het stadsdeel Westerpark intern verantwoording moesten afleggen over het project. Er was sprake van tempoverschil. De GGD formuleerde al conclusies en conceptrapportages, terwijl die nog niet aan de portefeuillehouder van het stadsdeel gerapporteerd waren. Vanuit het stadsdeel onderkende men onvoldoende dat de GGD een eigen traject van rapportage en verantwoording had naar de subsidieverstrekker. Door op strategische momenten van de bestuurlijke cyclus én van de projectfasering overleg te voeren, zijn deze problemen in latere fasen voorkomen en is er een klimaat van samen werken aan een project ontstaan. Tijdens de probleemanalyse (fase 2) zijn sleutelinformanten en leden van de doelgroep geïnformeerd over het project ten behoeve van de uitvoering van de interviews en focusgroepgesprekken. Nadat de resultaten van de interviews waren verwerkt, zijn deze aan iedereen teruggekoppeld via een conceptrapportage en zeven bijeenkomsten, om alle betrokkenen de gelegenheid te geven om aanvullingen of verbeteringen door te geven. Alle sleutelinformanten hebben het definitieve rapport ontvangen. Opgemerkt dient te worden dat er een lage opkomst was van sleutelinformanten bij de terugkoppelingsbijeenkomsten en dat er weinig schriftelijk commentaar op het conceptrapport is gegeven.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
25
Tijdens de interventieontwikkeling en -uitvoering (fase 3 en 4) is er veel contact geweest tussen de GGDprojectmedewerker, de vrouwen uit de doelgroep, de doelgroepcontactpersonen bij de buurtcentra en de betrokken professionals. Er is veel informatie uitgewisseld en de meeste afspraken zijn op papier gezet. Toch zijn er een aantal verbeterpunten voor de communicatie: • De tijd tussen de verschillende onderdelen was soms lang. Voor de Turkse en Marokkaanse vrouwen was het niet zichtbaar dat de GGD projectmedewerker dan bezig was met het organiseren van verschillende zaken. Het zou beter geweest zijn om de vrouwen regelmatig te informeren over de voortgang van het project tijdens bestaande koffie-ochtenden/middagen, om de betrokkenheid hoog te houden en twijfels weg te nemen. Juist omdat het merendeel van de vrouwen niet direct bij het project betrokken was in de werk- en subgroepen, zou dit hen veel extra informatie hebben gegeven. In het najaar van 2005 is dit wel gebeurd; • Op momenten dat er afspraken werden gemaakt en gehouden was er veel contact met de doelgroepcontactpersonen bij de buurtcentra. Echter, niet van alle afspraken was het doel duidelijk. Enkele bijeenkomsten werden daardoor slecht bezocht en moesten opnieuw worden gepland. Het is dan ook belangrijk dat betrokkenen weten welke afspraken er zijn en met welk doel, maar ook dat betrokkenen aangeven dat bepaalde afspraken op een ongeschikt moment zijn gepland; • Bij een evaluatiegesprek in juni 2005 bleek dat de vrouwen niet op de hoogte waren van de start van de voedingssessies die kort daarna zouden beginnen. Voor de zomer van 2005 zijn de interventies bekend gemaakt onder vrouwen van de twee betrokken buurtcentra en onder direct betrokken professionals. Ook een Marokkaanse zelforganisatie is geïnformeerd over de start van de aerobicslessen. Na de zomer van 2005 is opnieuw aandacht besteed aan de werving van vrouwen via de buurtcentra in Westerpark. Er is vanwege capaciteitsproblemen te weinig tijd besteed aan het werven van deelnemers via intermediairen uit de welzijnssector en de gezondheidszorg. Ook is het informeren van Turkse en Marokkaanse mannen vanwege tijdgebrek en de moeilijke toegankelijkheid niet gerealiseerd.
3.5
Conclusie
Het project is grotendeels volgens planning verlopen. In de loop van de eerste fasen van het project is bestuurlijk draagvlak verworven. Het was noodzakelijk om regelmatig overleg te voeren met de sector Welzijn over de voortgang van het project en over de projectrapportages. Er is een kleine projectgroep geformeerd die haar taak redelijk efficiënt heeft uitgevoerd. In de projectgroep werd vertegenwoordiging vanuit de eerstelijnsgezondheidszorg gemist. De probleemanalyse (fase 2) leverde informatie op over de achtergrond van overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen en over interventiemogelijkheden. In deze fase zijn de eerste contacten met professionals en vrouwen uit de doelgroep gelegd, die nodig waren in de vervolgfasen van het project. Ook de interventieontwikkeling (fase 3) is over het geheel goed verlopen. Er zijn werkgroepbijeenkomsten georganiseerd voor de keuze van interventies en subgroepen om de twee gekozen interventies (aerobicslessen en praktische voedingsvoorlichting) te ontwikkelen. Alle betrokkenen hadden hierbij een actieve inbreng. De periode tussen de besluitvorming en de start van de interventies was te lang in de beleving van de Turkse en Marokkaanse vrouwen. De implementatie van interventies (fase 4) startte in het voorjaar van 2005. De uitvoering van de aerobicslessen kende enkele praktische problemen en een lage opkomst na de zomervakantie. De ontwikkeling van de voedingsinterventie kostte veel tijd, maar leverde een interventie op waarvoor de vrouwen veel belangstelling toonden.
26
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
4 Evaluatie van de interventies
In het project zijn aerobicslessen en een serie praktische voedingsvoorlichting ontwikkeld en uitgevoerd. Dit hoofdstuk gaat in op de mogelijke effecten van beide interventies; 4.1 geeft de evaluatie van de aerobicslessen weer en 4.2 behandelt de voedingsvoorlichting. Er is een draaiboek samengesteld met een beschrijving van de twee interventies (Van ‘t Riet & De Boer, 2006). Met behulp daarvan kunnen andere organisaties soortgelijke interventies aanbieden. In 4.3 staat de conclusie beschreven en de voorwaarden voor continuering.
4.1
Beweeginterventie
4.1.1 Deelname De aerobicslessen werden wekelijks op twee lokaties in Westerpark verzorgd. Vooral in de sporthal was de opkomst de eerste paar lessen hoog (meer dan 20 deelnemers). Na een aantal weken werd de opkomst lager. Tot de zomervakantie bestond de groep uit ongeveer 15 vrouwen, voornamelijk Marokkaanse. In juni, juli en september werden de lessen in buurtcentrum A gegeven, omdat de sporthal voor zomeronderhoud werd gesloten. In buurtcentrum B waren er voor de zomer elke les slechts enkele deelnemers, variërend van twee tot zes vrouwen. Bij één van de lessen in juni heeft een groep vrouwen meegedaan op initiatief van een fysiotherapeut, bij wie de vrouwen een groepsbehandeling volgden voor het verminderen van chronische pijnklachten. Een deel van deze vrouwen is daarna ook elke week de lessen blijven volgen. In de periode kort voor de zomervakantie deed een aantal vrouwen niet mee aan de lessen vanwege voorbereidingen voor de vakantie. Ook in september was de opkomst laag. In buurtcentrum A zijn een keer twee en een keer vier vrouwen geweest. In buurtcentrum B was de opkomst iets beter, namelijk drie, vier en negen vrouwen. De Ramadan in oktober vormde een grote belemmering om (’s ochtends) te gaan sporten, omdat men tot ’s avonds niets mag eten of drinken. Daarom was in die maand de opkomst van Turkse en Marokkaanse vrouwen erg laag. Op beide lokaties deden wel Nederlandse vrouwen mee: in buurtcentrum B drie tot zeven vrouwen per les, in de sporthal één keer zo’n 20. Vanaf november was de opkomst weer hoger. Op beide locaties deden zo’n tien tot vijftien vrouwen met enige regelmaat aan de lessen mee. De prijs van de lessen was voor velen een belemmering, zo gaven de vrouwen aan, onder andere tijdens de groepsevaluatie in juni 2005. In september is de prijs verhoogd, waardoor het extra moeilijk werd om de vrouwen ervan te overtuigen mee te doen. Ook vergelijken de vrouwen de prijs met andere beweegactiviteiten bij het buurtcentrum. Een deel daarvan wordt aangeboden met extra subsidie en is daarom erg goedkoop. De vrouwen verwachten dat ook bij de aerobicslessen. Vooral de eerste maanden was het tijdstip van de lessen te laat op de ochtend. Het sloot voor de vrouwen slecht aan op de tijd dat ze de kinderen naar school brengen. Ook haakten sommige vrouwen mogelijk af doordat er meerdere malen geen docent aanwezig was of doordat er een nieuwe docent kwam die een andere invulling gaf aan de lessen. Regelmatig komen en samen met een vriendin meedoen aan de lessen bevorderde de deelname. De deelnemende vrouwen waren vooral vrouwen die hebben deelgenomen aan andere onderdelen van het project, zoals de groepsgesprekken en de werkgroepen. Een deel bestond ook uit Turkse en Marokkaanse vrouwen die bij het buurtcentrum komen, maar niet aan het project hebben meegewerkt. Van de deelnemende Nederlandse vrouwen komt slechts een deel voor andere activiteiten bij het buurtcentrum. Binnen de groep van deelnemende Turkse en Marokkaanse vrouwen varieerde de leeftijd van 20 tot 50 jaar. De vrouwen zijn zowel van de eerste als de tweede generatie, sommigen zijn traditioneel en anderen moderner. De meeste vrouwen hadden een lage sociaal-economische positie.
4.1.2 Waardering Bij meerdere lessen is gevraagd wat de deelnemers vonden van de lessen, zodat kleine aanpassingen gemaakt konden worden. Zo is het tijdstip van de lessen in buurtcentrum B na de zomervakantie vervroegd van 10.00 naar 9.15 uur. Ook de inhoud van de lessen is aangepast aan de wensen van de deelnemers. Hoewel oefeningen voor buik, billen en dijen worden gewaardeerd, willen de meeste vrouwen vooral
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
27
ook behoorlijk zweten door conditiebevorderende oefeningen. De deelnemende vrouwen waren over het algemeen zeer tevreden over de docenten en de inhoud van de lessen, zowel wat betreft de moeilijkheidsgraad als de intensiteit. De vrouwen waren minder tevreden over de prijs en de begintijd.
4.1.3 Beweeggedrag Tijdens de eerste lessen is een voormeting gedaan om het beweeggedrag van de vrouwen in kaart te brengen. Deze vragenlijst is door 26 vrouwen ingevuld. De vragen over de duur van de activiteiten waren slecht ingevuld en konden niet worden gebruikt voor de analyse. Daarom wordt hier alleen ingegaan op de soort activiteiten die de vrouwen doen en kan niet worden nagegaan in hoeverre zij aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen voldoen. In totaal hebben de 26 vrouwen 317 matig tot zeer intensieve beweegmomenten, dat wil zeggen een gemiddelde van 12,2 beweegmomenten per week, variërend van 2 tot 30 momenten per persoon. Bijna alle vrouwen wandelen meerdere keren per week, variërend van 1 tot 23 keer, met een gemiddelde van 9,3 keer per week. Eén vrouw gaf aan nooit te lopen. De voornaamste momenten waarop wordt gelopen zijn: boodschappen doen en de kinderen naar school brengen/halen (gemiddeld bijna 2,5 keer per week). Gemiddeld lopen de vrouwen ongeveer 1 keer per week naar het buurtcentrum of de moskee, naar werk of school, op visite en naar een park of speeltuin. Wandelen als hobby komt weinig voor (2 personen). Slechts drie vrouwen gaven aan regelmatig te fietsen. Zij doen dat voornamelijk om boodschappen te doen. De helft van de vrouwen doet wekelijks aan sport: 9 vrouwen sporten één keer per week, 4 vrouwen sporten een paar keer per week. Het gaat daarbij om aerobics, zwemmen en fitness. Matig tot zeer intensief huishoudelijk werk, zoals vloeren schrobben of zware boodschappen dragen, wordt gemiddeld 1 keer per week gedaan. Wandelen is daarmee de belangrijkste bron van beweging voor de vrouwen. Het is echter de vraag of de intensiteit waarmee gelopen wordt, meetelt voor de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Gezien het gemiddelde aantal beweegmomenten van 12,2 per week en een verwachte lage intensiteit en duur, zullen slechts weinig vrouwen aan de norm voldoen. Het was de bedoeling om in de laatste drie lessen voor de zomervakantie wederom de vragenlijst over beweeggedrag af te nemen als nameting. De vrouwen hadden geen tijd om dit na de les te doen. Ongeveer tien vrouwen hebben de vragenlijst mee naar huis genomen. Helaas zijn degenen die al vele lessen meededen de laatste twee lessen niet meer gekomen en zijn aan het eind alleen vragenlijsten ingevuld door zes vrouwen die pas later mee waren gaan doen. Deze gegevens konden niet worden gebruikt als nameting, omdat deze vrouwen pas één of twee lessen hadden gevolgd. Consequentie was dat geen nameting beschikbaar was en geen veranderingen in beweeggedrag konden worden gemeten.
4.2
Voeding
De ontwikkelde voedingsvoorlichting bestond uit drie bijeenkomsten, verzorgd door een diëtist. Groepen van maximaal 8 Turkse of Marokkaanse vrouwen bezochten in de eerste bijeenkomst een Nederlandse en een Turkse of Marokkaanse winkel en in de andere twee bijeenkomsten werden traditionele gerechten bereid met daarnaast een gezondere versie van hetzelfde gerecht.
4.2.1 Deelname Aan iedere bijeenkomst konden maximaal acht vrouwen deelnemen. De belangstelling was echter erg groot, mede omdat voeding en koken de belangstelling hebben van veel Turkse en Marokkaanse vrouwen. Daarom moesten bij sommige sessies een paar vrouwen naar huis worden gestuurd die niet voor die sessie waren uitgenodigd, maar met een vriendin waren meegekomen. Bij de kookbijeenkomsten van één serie waren 20 vrouwen aanwezig. Zij konden niet worden weggestuurd, omdat iedereen was uitgenodigd. Voor sommige bijeenkomsten kostte het wel moeite om voldoende deelnemers te vinden, maar iedereen die meegedaan heeft was zeer enthousiast. Doordat men van elkaar hoorde dat het leuk was, wilden ook weer andere vrouwen meedoen. In 2005 zijn in totaal zeven series georganiseerd (vier Marokkaans, drie Turks), waaraan in totaal ruim 60 vrouwen meegedaan hebben. Kort voor de zomervakantie en tijdens de Ramadan was weinig interesse om deel te nemen. De tijdstippen van de bijeenkomsten waren op zich in orde, maar enkele sessies duurden te lang tot na sluitingstijd van de scholen. Daardoor wilden sommige vrouwen naar huis voor dat de sessie afgerond was. Het kost veel coördinatie om met alle betrokkenen afspraken te maken en er zeker van te zijn dat alle afspraken voor iedereen duidelijk zijn.
28
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
4.2.2 Waardering Alle deelnemende vrouwen waren enthousiast over de inhoud en de vorm van de voorlichting. Zowel de winkelrondleidingen als de kooksessies werden goed gewaardeerd. Iedereen deed goed mee en had diverse vragen voor de diëtist. Voor de kooksessies hebben steeds een paar deelneemsters geholpen met het doen van de boodschappen, of de boodschappen zelf gedaan. Zij weten immers het beste de exacte ingrediënten en hoeveelheden die nodig zijn. Daarnaast hebben voorafgaand aan een kooksessie twee vrouwen ‘s ochtends één van de gerechten grotendeels bereid, zodat het tijdens de eigenlijke kooksessie minder tijd zou kosten. Hoewel de vrouwen bij sommige gerechten vooraf sceptisch waren over de smaakveranderingen die zouden ontstaan door een deel van de ingrediënten te vervangen of te verminderen, waren ze vaak verbaasd hoe goed de gerechten op die manier smaakten. Soms helemaal niet anders dan gebruikelijk, soms beter en slechts in een paar gevallen minder lekker. De vraag of het ook thuis mogelijk zou zijn de gerechten op de gezondere manier klaar te maken, werd in de meeste gevallen bevestigend geantwoord. Veel vrouwen hebben het direct thuis uitgeprobeerd en zij meldden bij de volgende sessie dat het hun echtgenoot en kinderen niet eens was opgevallen dat ze sommige gerechten anders hadden klaargemaakt. Slechts enkele vrouwen gaven aan dat de smaak thuis niet werd gewaardeerd. Bij de vraag of de vrouwen de gezondere versie ook aan bezoek zou voorzetten bleek dat de meeste vrouwen niet van plan zijn dat te doen, omdat zij bang zijn dat dat niet gewaardeerd zal worden. Eén vrouw vertelde dat ze ook een gerecht op de gezondere manier had klaargemaakt voor haar schoonmoeder en die had geen verschil geproefd.
4.2.3 Effecten op voedingsgedrag Bij de Marokkaanse en Turkse vrouwen in buurtcentrum A is enkele weken tot maanden nadat zij hadden meegedaan aan de voedingsinterventie nagevraagd in hoeverre zij het geleerde nog steeds in praktijk brengen. De vrouwen gaven aan dat hun kennis over gezonde voedingsproducten was toegenomen, met name de kennis over ingrediënten van producten. Daardoor zijn zij zich meer bewust geworden van de mogelijkheden om gezonde producten aan te schaffen. Vrouwen gaven aan, vaak voor het eerst, etiketten te lezen, de producten te beoordelen op o.a. vet- en suikergehalte en een vergelijking met alternatieve dan de traditionele producten te maken. Dit alles leidde tot de aanschaf van andere producten dan vóór de voorlichting. Vrouwen noemden voorbeelden als halfvolle i.p.v. volle melk en yoghurt, zoetjes i.p.v suiker en margarine i.p.v roomboter. Vrouwen hadden behoefte aan meer informatie over het lezen van etiketten van producten. Vooral het feit dat deze voorlichting in de eigen taal gegeven werd door een deskundige met kennis van de culturele gebruiken en traditionele gerechten ervoeren de vrouwen als succesfactor. Ook op het bereiden van de maaltijd heeft de voorlichting invloed gehad volgens de vrouwen. Door de toegenomen kennis denken de vrouwen nu meer na over het gebruik van ingrediënten zowel over het soort product als over de hoeveelheden. Zo gaven veel vrouwen aan nu meestal olie i.p.v roomboter te gebruiken, minder zout en suiker te gebruiken en sommige gerechten in de oven i.p.v in vet te bakken. Een deel van de vrouwen vertelde de kennis en vaardigheden gemakkelijk toe te kunnen passen in de bereiding van andere gerechten dan de vier recepten die in de kooksessies besproken en klaargemaakt werden. De voorlichting leidde ook tot kennisvermeerdering over en toepassing van een gevarieerde voedingssamenstelling (verhouding koolhydraten, vezels, vitaminen, mineralen). De vrouwen gaven aan regelmatig groenten toe te voegen aan de warme maaltijd door deze aan de rijst toe te voegen. Door de voorlichting is de externe (health) locus of control van de vrouwen veranderd. Uit de probleemanalyse bleek dat Turkse en Marokkaanse vrouwen dachten weinig tot geen invloed te kunnen uitoefenen op het eetpatroon van hun gezin. Belangrijke belemmeringen ervoeren zij in de sociale omgeving met name bij de echtgenoot en bij de kinderen die naar verwacht slechts traditioneel bereide maaltijden willen eten. Na de voorlichting bleken vrouwen naar eigen zeggen meer invloed te kunnen uitoefenen dan verwacht: echtgenoot en kinderen hebben sommige veranderingen niet eens opgemerkt, zoals olie door de rijst in plaats van roomboter. Andere veranderingen, bijvoorbeeld groenten door de rijst, vinden ze vaak erg lekker. Aan degenen die verwachtten dat hun echtgenoot of kinderen er wel moeite mee zouden hebben, werd aangeraden om de hoeveelheid vet iedere keer dat het gerecht bereid wordt een beetje te verminderen, zodat het niet direct opvalt en er langzaam wordt toegewerkt naar een gerecht met minder vet dan tot dan toe gebruikelijk was. Veel vrouwen gaven aan de intentie te hebben deze veranderingen in koop- en kookgedrag blijvend te willen toepassen.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
29
4.3
Conclusie en voorwaarden voor continuering
Beweeginterventie De beweeginterventie had bij de start een goede opkomst. Echter, na enkele maanden daalde de opkomst vanwege onder andere de hogere prijs en wisselingen van docent en tijdstip. Het beweeggedrag van de deelnemende vrouwen vooraf was gering. Er kon niet worden nagegaan in hoeverre de aerobicslessen hebben bijgedragen aan het vergroten van het beweeggedrag van de deelnemende vrouwen. Voor de preventie van overgewicht is matig intensief bewegen op elke dag van de week (ten minste vijf dagen) gedurende een half uur noodzakelijk. Een uur aerobics per week draagt hier aan bij en kan de conditie op peil houden, maar is niet voldoende. Daarom is het nodig bewegen in het dagelijks leven te stimuleren en meer sportmogelijkheden te creëren zodat frequenter gesport kan worden. Bij wekelijkse deelname kan niet worden verwacht dat overgewicht voorkomen kan worden, maar het is een eerste stap naar meer bewegen, bewustwording en plezier krijgen in bewegen. Voor de gezondheid is het in elk geval goed dat er wekelijks behoorlijk intensief wordt gesport (Hildebrandt et al., 2004). Voorwaarden voor implementatie en continuering • Aansluiten bij de wensen van de vrouwen; • Zorgen voor continuïteit in de docenten en in het tijdstip; • Prijs zo laag mogelijk houden en vergelijkbaar met andere activiteiten waaraan de vrouwen kunnen meedoen; • Overleg met andere buurtcentra om te voorkómen dat de aerobicslessen samenvallen met andere activiteiten voor Turkse en Marokkaanse vrouwen; • Inbedden in het aanbod van het sportbuurtwerk of de activiteiten van de Stichting Welzijn, zodat continuering op lange termijn kan worden gerealiseerd. • Regelmatig communiceren over het bestaan van de interventies bijvoorbeeld door opname in de sociale kaart van het stadsdeel en waar mogelijk stimulerende acties inbouwen voor het werven van nieuwe deelnemers (bijvoorbeeld: gratis les voor iedereen die een nieuwe deelnemer meebrengt). Voedingsinterventie In totaal hebben ruim 60 vrouwen deelgenomen aan de voedingsinterventie. Het was redelijk eenvoudig via doelgroepcontactpersonen deelnemers te werven voor de voedingsinterventie. De deelnemende vrouwen waren zeer tevreden over de aangeboden sessies en gaven aan een aantal veranderingen te hebben doorgevoerd in hun inkoopgedrag en in het bereiden van de warme maaltijd. Vrouwen leren gezondere producten te kopen en minder vet en suiker te gebruiken bij de bereiding en passen dat thuis toe. Dit heeft positieve gevolgen voor het hele gezin: ook de echtgenoot en kinderen krijgen op deze manier minder energie binnen, wat een bijdrage kan zijn om overgewicht te voorkomen. Een aantal maanden na de interventie gaven de vrouwen desgevraagd aan dat deze veranderingen in hun voedingsgedrag blijvend waren. Echter, veel vrouwen gaven aan dat ze het niet aandurven om aangepaste gerechten voor te zetten aan bezoek. Dit geeft aan dat de sociale druk om te voldoen aan de verwachtingen van de omgeving voor deze groep zeer groot is en dat deze verwachtingen sterk gericht zijn op het vasthouden aan bestaande tradities. Voorwaarden voor implementatie en continuering • Goede organisatie en afspraken; • Betrokkenheid van diverse partners; • Keuze van winkels waar de deelnemers hun dagelijkse boodschappen doen; • Veel gelegenheid geven tot het stellen van vragen; • Beschikbaarheid van kookruimtes voor groepen; • Financiering van de inzet van de diëtist.
30
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
5 Evaluatie van de doelgroepparticipatie
Participatie van de doelgroep in het project was van groot belang om aan te kunnen sluiten bij hun wensen en situatie en hen te ondersteunen hun gedrag blijvend te veranderen. Bovendien is participatie ook een leerproces naar empowerment van de doelgroep, waardoor zij meer controle over hun eigen leven krijgen (Koelen & Lindström, 2005). Daarmee is participatie enerzijds een strategie voor gezondheidsbevordering, anderzijds een doel op zich. In dit hoofdstuk wordt de indeling van Pretty (1995) gebruikt (zie tabel 2.1) om aan te geven wat het niveau van doelgroepparticipatie is in de verschillende projectfasen. In paragraaf 5.1 wordt beschreven welk niveau van participatie gewenst is volgens het GGD-projectteam. In paragraaf 5.2 wordt per projectfase weergegeven welk niveau van doelgroepparticipatie is bereikt volgens de GGD, de doelgroep en de samenwerkingspartners en op de verschillen daartussen. In tabel 5.2 zijn de aangegeven niveaus samengevat. In de tekst wordt tussen vierkante haken [ ] aangegeven op welke aspecten de participatie betrekking heeft (behoeftebepaling, besluitvorming, organisatie, inzet menskracht en communicatie). In de conclusie wordt samengevat welke rol deze aspecten in de participatie hebben gespeeld. In 5.3 staan belemmerende en bevorderende factoren weergegeven. Paragraaf 5.4 geeft de conclusie weer.
5.1 Gewenst niveau van participatie Vooraf heeft het GGD-projectteam voor elke fase aangegeven welke niveau van participatie van de doelgroep gewenst was. In de probleemanalyse was participatie van de doelgroep nodig in de vorm van consultatie (niveau 3): een aantal Turkse en Marokkaanse vrouwen is gevraagd naar hun mening over overgewicht en die werden gebruikt als basis van de probleemanalyse en de interventieontwikkeling. Bij de interventieontwikkeling is een hoger niveau van participatie gewenst, namelijk niveau 5. Besluiten worden gezamenlijk gemaakt, dus ook met de Turkse en Marokkaanse vrouwen die deelnemen aan verschillende bijeenkomsten, zij helpen mee bij de ontwikkeling en uitvoering van activiteiten. Bij de vrouwen die zich opgeven en meedoen in de subgroepen voor de ontwikkeling en uitvoering van de specifieke activiteiten is participatieniveau 5 het doel. Naast deze intensief betrokken vrouwen zijn er ook vrouwen die alleen deelnemen aan de activiteiten (niveau 3). Het is de bedoeling dat dat zoveel mogelijk vrouwen zijn. Ook in de evaluatiefase is het belangrijk dat zowel de meest betrokken vrouwen als de vrouwen die deelnemen aan de activiteiten niveau 3 bereiken.
5.2
Resultaten
Het is niet eenvoudig om aan te geven welk niveau van participatie door welke vrouwen is bereikt. Het gaat hierbij om indrukken en interpretaties. Daarom wordt onderscheid gemaakt in de inschatting van de participatie van de doelgroep door de betrokken doelgroepvrouwen zelf, de samenwerkingspartners, en het GGD-projectteam. De vrouwen uit de subgroepen hebben in evaluatiebijeenkomsten besproken hoe zij naar hun participatie in het project kijken. Het gaat daarmee om een selecte groep van veertien vrouwen uit de totale doelgroep van Turkse en Marokkaanse vrouwen in Westerpark. Geïnterviewde samenwerkingspartners waren diëtisten, medewerkers van het sportbuurtwerk en Voorlichters Eigen Taal en Cultuur. Niet alle acht geïnterviewde samenwerkingspartners hadden een mening over de bijdrage van de vrouwen uit de doelgroep aan de verschillende projectonderdelen, omdat ze niet allemaal regelmatig contact hadden met de vrouwen. De geïnterviewden die wel contact met de vrouwen hadden, hadden over het algemeen zeer vergelijkbare ideeën over de bijdrage van de vrouwen. Deze worden hieronder weergegeven.
5.2.1 Doelgroepparticipatie bij de probleemanalyse Tijdens de probleemanalyse is een aantal Turkse en Marokkaanse vrouwen geconsulteerd over hun ideeën ten aanzien van overgewicht, de oorzaken van overgewicht, factoren die het verminderen van overgewicht voor hen kunnen belemmeren en mogelijkheden hoe overgewicht kan worden voorkomen of verminderd
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
31
[behoeftebepaling]. In interviews en focusgroepen gaven ruim 70 vrouwen hun mening en ideeën over het onderwerp. Zij benadrukten hun belangstelling en betrokkenheid bij het thema en noemden condities die van belang zijn bij potentiële oplossingen. Bij beide buurtcentra gaven de doelgroepvrouwen aan dat ze bij de focusgroepgesprekken en werkgroepen goed hun mening hebben kunnen geven. Zij hadden het idee dat ook de andere aanwezige vrouwen hun mening hebben gegeven en dat niemand zich belemmerd heeft gevoeld (probleemanalyse: niveau 3) [behoeftebepaling]. In beide buurtcentra werd aangegeven dat het thema overgewicht belangrijk is voor de vrouwen en dat was voor velen de reden dat ze met het project mee willen doen. Ook de samenwerkingspartners zijn van mening dat de vrouwen uit de doelgroep voldoende betrokken zijn bij de behoeftebepaling en dat de uitkomsten van de probleemanalyse ook aansluiten bij de meningen en ideeën van de vrouwen (niveau 3). Het GGD-projectteam meent eveneens dat het gewenste niveau 3: participatie via consultatie voor deze fase van behoeftebepaling bereikt. De inzichten van de vrouwen vormen een belangrijk deel van de rapportage van de probleemanalyse en spelen een grote rol bij de ontwikkeling van interventies. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het hierbij om de ruim 70 betrokken vrouwen gaat. Vrouwen die wel de buurtcentra bezoeken, maar niet konden deelnemen zijn geïnformeerd over het project, maar hebben in deze fase geen bijdrage kunnen leveren (niveau 1 passieve participatie).
5.2.2 Doelgroepparticipatie bij de interventieontwikkeling en -uitvoering Bij de interventieontwikkeling zijn voornamelijk de vrouwen betrokken die aan één van de focusgroepen hadden deelgenomen. In twee buurtcentra is een werkgroepbijeenkomst georganiseerd (zie 3.3.1). Vervolgens zijn vanuit de werkgroepen subgroepen samengesteld (zie 3.3.2). De circa 50 doelgroepvrouwen die deelnamen aan de werkgroepen hebben samen met enkele sleutelinformanten en het GGDprojectteam, besluiten genomen over de activiteiten waaraan behoefte is en haalbaar lijken [besluitvorming en behoeftebepaling]. Met deze vrouwen is naar mening van het projectteam, de doelgroepvrouwen zelf en de samenwerkingspartners participatieniveau 4-4½ bereikt [gezamenlijke besluitvorming, nog geen leveren van hulpbronnen door de doelgroep]. De vrouwen die niet bij de werkgroepen betrokken waren, maar wel in de twee buurtcentra komen, zijn geïnformeerd over de besluiten en de plannen (niveau 1). Turkse en Marokkaanse vrouwen die deze buurtcentra niet bezoeken, zijn in deze fase niet bij het project betrokken geweest. De samenwerkingspartners gaven aan dat de besluiten over de te ontwikkelen activiteiten samen met de vrouwen genomen zijn. In buurtcentrum A gaven de tien doelgroepvrouwen aan dat de besluiten over de te ontwikkelen activiteiten gezamenlijk zijn genomen en dat zij hun mening terug zien in de ontwikkelde activiteiten. In het andere buurtcentrum gaven de vier vrouwen aan dat er veel gepraat is tijdens de werkgroep, zij hebben actief meegedacht over de mogelijkheden en veel voorbeelden voor gewenste activiteiten gegeven. Zij verwachtten dat de GGD die suggesties zou realiseren en bleken teleurgesteld dat de GGD niet veel met hun wensen gedaan heeft. De vrouwen legden daarmee de besluitvorming bij de GGD neer (niveau 3) [besluitvorming]. De samenwerkingspartners die betrokken waren bij de uitvoering hebben ervaren dat de vrouwen (in de subgroepen) grote inzet hebben getoond bij de ontwikkeling van de activiteiten. Zeker bij de voedingssessies waren het enthousiasme en de bijdrage van de vrouwen hoog te noemen bij zowel ontwikkeling als uitvoering. Subgroepen De tien doelgroepvrouwen uit buurtcentrum A vonden dat er sprake was van een goede wisselwerking en dialoog. De vrouwen ervoeren het als positief dat zij inbreng hadden en meehielpen om activiteiten voor elkaar te krijgen en uit te voeren (niveau 5) [besluitvorming, organisatie, inzet menskracht]. Eén van de subgroepen van buurtcentrum B is nooit bij elkaar geweest en de deelneemsters aan de voedingsgroepen waren niet (meer) bij het evaluatiegesprek aanwezig en konden dus niet aangeven hoe zij dat ervaren hebben. Volgens het GGD-projectteam heeft Aerobicsgroep A participatieniveau 4 functionele participatie bereikt, niet het gewenste niveau 5 interactieve participatie. De vrouwen hebben overlegd met het sportbuurtwerk en de sporthal bekeken. Zij hebben echter geen suggesties gegeven om een aantal mogelijke belemmeringen op te lossen, zoals zichtbaarheid voor mannen tijdens het sporten via ramen in de toegangsdeur en kantine. Ook hebben ze, voorzover het GGD-projectteam dat kon beoordelen, niet actief geprobeerd om andere vrouwen te stimuleren om deel te nemen aan de lessen. Subgroep aerobics B is nooit bij elkaar gekomen (zie 3.3.2). De subgroep heeft daardoor niet het gewenste niveau 5 kunnen bereiken [besluitvorming, organisatie, inzet menskracht, communicatie]. Bij de uitvoering van
32
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
de aerobicslessen deden de deelnemers enthousiast mee (niveau 3). De leden van subgroep A hebben geholpen om korte vragenlijsten af te nemen bij de eerste les, een voormeting voor het bepalen van de effectiviteit. Zij hebben op dat punt niveau 5 bereikt. Er was één subgroep zwemmen voor beide buurten. Deze is een paar keer bij elkaar gekomen om de huidige mogelijkheden voor dameszwemmen te bespreken en zijn vervolgens gezamenlijk bij het dichtstbijzijnde zwembad gaan kijken tijdens het dameszwemmen (zie 3.3.2). Met een gezamenlijke beslissing om geen georganiseerde zwemafspraken te maken en de vrouwen hierover te informeren heeft deze subgroep niveau 5 bereikt [besluitvorming, organisatie, inzet menskracht, communicatie]. Er waren twee subgroepen voeding, een Turkse en een Marokkaanse. Naar de mening van het GGDprojectteam en de samenwerkingspartners hebben deze subgroepen niveau 5 bereikt. Zowel de Turkse als de Marokkaanse vrouwen hebben enthousiast meegedacht en aangegeven mee te willen doen met het inkopen van de boodschappen voor de kookbijeenkomsten. Ook gaven zij aan bereid te zijn thuis voorbereidingen te treffen indien dat nodig was. (organisatie, besluitvorming, behoeftebepaling, inzet menskracht, inzet middelen]. Bij deze interventie was duidelijk sprake van een grote mate van participatie, niveau 5 [organisatie, inzet menskracht, besluitvorming]. Turkse en Marokkaanse vrouwen uit Westerpark die geen buurtcentra bezoeken, hebben in de interventieontwikkelingsfase niet geparticipeerd. Alleen een groep vrouwen die deelnam aan een groepsprotocol bij een fysiotherapiepraktijk is geïnformeerd en heeft gezamenlijk meegedaan aan een aerobicsles. Een deel van hen is ook daarna de lessen blijven volgen (niveau 3). De deelname van de vrouwen aan de beide projectinterventies staat beschreven in hoofdstuk 4.
5.2.3 Doelgroepparticipatie bij de evaluatie Ten behoeve van de evaluatie van de aerobicslessen werd regelmatig na de les een aantal vragen gesteld aan de deelnemers, waarbij zij hun mening konden geven over de lessen. De vrouwen maakten van die gelegenheden gebruik (niveau 3) [behoeftebepaling, communicatie]. Voor de evaluatie van het project zijn groepsgesprekken met de vrouwen uit de subgroepen gehouden (zie 2.3). De veertien aanwezigen hebben hier actief aan meegedaan en naast hun ervaringen over hun bijdragen, aangegeven wat hun meningen en wensen ten aanzien van de activiteiten zijn (niveau 3). De evaluatiebijeenkomst werd door de vrouwen in beide buurtcentra op prijs gesteld. De vrouwen waren blij dat ze hun mening over het project tot dan toe konden geven en vooral konden vertellen wat er niet (geheel) naar hun zin was gelopen [communicatie]. Zij gaven aan dat ze hopen dat er wat wordt gedaan met alles wat ze in de evaluatiebijeenkomst aangegeven hebben (niveau 3). In buurthuis B bleek een aantal vrouwen niet bij de evaluatiebijeenkomst aanwezig te zijn. Volgens de inschatting van de andere vrouwen was de reden daarvoor dat zij niet erg tevreden zijn over de activiteiten die het project tot nu toe heeft opgeleverd. Doelgroepparticipatie in het project als geheel De doelgroepvrouwen gaven aan dat het erg positief was dat naar hun mening werd gevraagd en naar hun ideeën voor activiteiten, mede omdat het thema overgewicht en gezondheid belangrijk voor hen is. Alle vrouwen waren het er ook over eens dat het hele proces te lang heeft geduurd. De tijd tussen het praten over wat ze willen en de start van de activiteiten werd als veel te lang ervaren. Bovendien werden diverse knelpunten aangegeven waar naar hun mening onvoldoende rekening mee is gehouden en kwamen diverse wensen naar voren die in het project ter sprake zijn gekomen, maar waaraan niet is voldaan (zie 4.1). In buurtcentrum A vonden de vrouwen dat ze goed geïnformeerd waren over wat er gaande was. Bij buurtcentrum B vond men dat er niets gebeurde en dat men nooit iets te horen kreeg [communicatie].
5.2.4 Verschillen in interpretatie Uit tabel 5.2 blijkt dat de indrukken over de mate van participatie van de vrouwen uit de doelgroep van de verschillende ‘beoordelaars’ redelijk overeenkomt. In de meeste gevallen is sprake van dezelfde score en maximaal is sprake van een verschil van één punt. In het geval van de participatie van subgroep aerobics A tijdens de interventieontwikkeling wordt deze het laagst ingeschat door het GGD-projectteam en het hoogst door de vrouwen zelf. In feite betekent dit dat de vrouwen zelf vinden dat ze veel inspraak en invloed hadden en het ook ervaren als een ‘eigen’ activiteit, wat een zeer positief resultaat is. Dat het GGDprojectteam graag had gezien dat de vrouwen zich meer met de ontwikkeling hadden beziggehouden is van minder belang. Er was een verschil tussen de twee buurtcentra. De Turkse en de Marokkaanse groepen vrouwen in buurtcentrum A lijken vaker samen mee te doen aan activiteiten en wat hechtere groepen te vormen dan die in buurtcentrum B. Het enthousiasme van de migrantenwerker versterkt deze sociale cohesie.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
33
Ook bestond de indruk dat de vrouwen uit buurtcentrum B minder begrip hadden dat niet altijd aan alle wensen/eisen kan worden voldaan bij de organisatie van activiteiten. Deze hogere verwachtingen maken het moeilijker om deze vrouwen tevreden te stellen met de georganiseerde activiteiten. De genoemde factoren hebben allemaal invloed gehad op de deelname van de vrouwen aan de verschillende onderdelen van dit project en op de invloed die men op elkaar had om samen mee te doen. Tabel 5.2
Doelgroepparticipatie, gewenst niveau en bereikt niveau volgens verschillende betrokkenen*
Fase Probleemanalyse Interventie ontwikkeling Uitvoering Evaluatie *
Groep Turks Marokkaans Werkgroep A Werkgroep B Subgroep aerobics A Subgroep aerobics B Subgroep zwemmen A Subgroep voeding Marokkaans Subgroep voeding Turks Subgroep aerobics A Subgroep aerobics B Subgroep voeding Marokkaans Subgroep voeding Turks Deelnemers aerobics Deelnemers voeding Subgroepen Deelnemers
N 39 31 20 25 4 4 4 4 4 4 4 4 4 10-30 55-60 14 allen
Gewenst 3 3 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 3 3 3 3
Resultaat volgens GGD- Doelgroep Samenproject- werkingsteam partners 3 3 3 3 3 3 4½ 4½ 4½ 4½ 4 4½ 4 5 4½ 3 – – 5 5 4 5 5a 5 5 5a 5 5 5 – 3 – – 5 – 5 5 – 5 3 – 3 3-5‡ – 5 3 3 – 3 – –
Participatieniveaus zoals beschreven in tabel 2.1. Weergegeven zijn gemiddelden van meerdere respondenten, daarom niet altijd hele getallen.
a
Alleen besproken met vrouwen uit buurtcentrum A.
–
Niet nagevraagd in de interviews of de groepsgesprekken, omdat dit (nog) niet van toepassing was.
‡
Varieerde voor verschillende groepen.
5.3
Belemmerende en bevorderende factoren
Belemmerende factoren – De vrouwen in ons project waren niet gewend om hun mening te geven en activiteiten te organiseren. Het kostte daarom veel moeite om hen continu betrokken te houden en uit te leggen wat de bedoeling was. – De vrouwen hebben aangegeven aan welke voorwaarden activiteiten voor hen moeten voldoen. Het is zelden mogelijk om aan al deze voorwaarden tegemoet te komen, maar voor de vrouwen is het moeilijk om te begrijpen dat dat niet altijd kan. In dit project was hier in buurtcentrum A meer begrip voor dan in buurtcentrum B. – Het is niet eenvoudig om de tijd tussen verschillende onderdelen van een project zo kort te houden dat de doelgroepvrouwen zich bewust zijn dat er nog steeds voortgang in zit. De lange tijdsspanne heeft gezorgd voor verminderde belangstelling en bereidheid om mee te doen, wederom was dit een grotere belemmering in buurtcentrum B dan in buurtcentrum A. – Het is zeer arbeidsintensief om de vrouwen bij alle fasen van het project te betrekken en hen ook tussendoor op de hoogte te houden van de stand van zaken. Het is wel noodzakelijk dit te blijven doen, om de betrokkenheid niet te laten verslappen. – Bij de uitvoering van de interventies is niet aan alle voorwaarden voldaan die in de eerdere fasen ter sprake zijn gekomen (zeer lage prijs, kinderopvang), waardoor sommige vrouwen niet deelnamen aan de interventies.
34
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
Bevorderende factoren + Het thema overgewicht kan rekenen op grote belangstelling bij de doelgroep. Hierdoor waren de vrouwen bereid om mee te denken en doen in het project. + Daar waar vrouwen werden uitgenodigd en betrokken waren zij over het algemeen zeer enthousiast om mee te denken en op bezoek te gaan bij de sportgelegenheden. + Veel vrouwen wilden graag meer sporten. Dit project gaf hen een goede gelegenheid om te zorgen dat de interventies geschikt voor hen zouden zijn. + Het is niet eenvoudig om participatie bij de vrouwen te stimuleren en hen te leren om daar hun voordeel mee te doen, maar wanneer het lukt kan er veel bereikt worden. + De doelgroepcontactpersonen hadden een belangrijke rol. Zij hebben de vrouwen gestimuleerd mee te doen aan de verschillende projectonderdelen
5.4
Conclusie
Bereikte participatie Er was in het totale project sprake van een goede participatie van de betrokken vrouwen uit de doelgroep. In de meeste situaties is de gewenste participatie bereikt en in een enkel geval was de participatie zelfs beter dan verwacht (deelnemers voeding Marokkaans, uitvoering). De lage participatie van subgroep aerobics B is deels toe te schrijven aan het feit dat ze hierbij door de GGD-projectmedewerker onvoldoende zijn betrokken, maar ook het verschil in de sociale cohesie van de groepen tussen buurtcentra A en B was van invloed. Inzet van het project was een beperkt aantal Turkse en Marokkaanse vrouwen in Westerpark bij alle delen van het project te betrekken. Tijdens de interventieontwikkeling is het praktisch om met een kleine groep te werken. Deelname aan de ontwikkelde sport- en voedingsactiviteiten was wel bedoeld voor alle doelgroepvrouwen. De opkomst voor de zomervakantie was laag. Na de zomer en de Ramadan zijn de vrouwen weer geïnformeerd over de activiteiten en gestimuleerd om mee te doen. Aspecten van Rifkin Tot slot wordt hier beschreven hoe de participatie in dit project is verlopen op de aspecten van Rifkin (zie 2.3). Het gaat hierbij om de doelgroepvrouwen die aan de diverse bijeenkomsten en activiteiten hebben meegedaan. Behoeftebepaling: alle betrokkenen vonden dat de betrokken doelgroepvrouwen veel inbreng hebben gehad bij de behoeftebepaling. Hun mening was van groot belang in de probleemanalyse en doorslaggevend in het opstellen van een lijst voor mogelijke activiteiten. Besluitvorming: Het belangrijkste besluit betrof de keuze van de te ontwikkelen activiteiten. Deze keuzes zijn gezamenlijk gemaakt door doelgroepvrouwen, professionals en GGD-projectteam, waarbij de wensen van de vrouwen, in combinatie met de haalbaarheid van de activiteiten, doorslaggevend waren. Organisatie: In de subgroepen zijn de vrouwen betrokken bij de opzet en invulling van de interventies. De subgroepen hebben een grote inbreng gehad in de details van de invulling van de interventie. Daardoor zijn deze toegespitst op de doelgroepvrouwen en vergroten de mogelijkheid tot deelname. Overigens hebben de vrouwen tijdens de evaluatiegesprekken nog een aantal belemmeringen voor deelname genoemd. De prijs van de aerobicslessen was de grootste belemmering. Inzet van menskracht: De vrouwen hebben waar mogelijk veel inzet en enthousiasme getoond om bij te dragen aan het project, bijvoorbeeld bij de afname van korte vragenlijsten bij de eerste aerobicsles en bij de uitvoering van diverse taken bij de voedingssessies. Vrouwen hebben zich minder ingezet voor de werving van nieuwe deelnemers voor de aerobicslessen, maar wel bij de werving van vrouwen voor de voedingsinterventie. Communicatie: Over het algemeen is de communicatie tussen de doelgroepvrouwen en het GGDprojectteam goed verlopen. Echter, de vrouwen zijn tijdens de voorbereiding en start van de interventies te weinig geïnformeerd over de stand van zaken (zie 3.4).
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
35
36
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
6 Evaluatie van de samenwerking op uitvoeringsniveau
Bij het ontwikkelen en uitvoeren van interventies zijn diverse partijen betrokken: de doelgroepcontact personen voor de contacten en informatieoverdracht naar de doelgroep en een aantal professionals voor de ontwikkeling en uitvoering van de interventies. De samenwerking met deze partijen is van groot belang om de interventies te realiseren. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de samenwerking was gewenst volgens het GGD-projectteam (6.1) en is ervaren door verschillende betrokkenen (6.2). Hierbij worden zes aspecten onderscheiden: behoeftebepaling, organisatie, besluitvorming, inzet menskracht, inzet middelen en communicatie. Deze zijn omschreven in tabel 2.2 (in hoofdstuk 2). In de tekst zijn deze aspecten onderstreept of tussen [ ]-haken geplaatst. In tabel 6.1 zijn de gegeven waarden bij de aspecten zoals gewenst door het GGD projectteam en ervaren door het projectteam, de doelgroepcontactpersonen en de professionals samengevat. In 6.3 staan belemmerende en bevorderende factoren. Paragraaf 6.4 geeft de conclusie weer.
6.1
Gewenst niveau
Gewenste samenwerking op uitvoeringsniveau In de probleemanalyse zijn diverse partijen gevraagd om als sleutelinformant mee te werken aan een interview [behoeftebepaling, communicatie]. Op deze manier kon informatie worden verkregen over de achtergrond van overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen en werden de sleutelinformanten geïnformeerd over het project. Daarnaast zijn drie migrantenwerkers, een bestuurslid van een zelforganisatie en twee Voorlichters Eigen Taal en Cultuur (VETC-ers) (= doelgroepcontactpersonen) gevraagd om hun contacten met vrouwen uit de doelgroep te gebruiken om de participatie van de doelgroep aan interviews en groepsgesprekken te bewerkstelligen [organisatie, communicatie, inzet menskracht, inzet middelen]. Bij de interventieontwikkeling en -uitvoering waren de doelgroepcontactpersonen belangrijk voor de contacten en communicatie met de vrouwen [organisatie, communicatie]. Daarnaast waren zowel de doelgroepcontactpersonen als de professionals betrokken bij de keuze voor de interventies en de ontwikkeling en uitvoering daarvan [besluitvorming, organisatie, inzet menskracht, inzet middelen]. Voor de evaluatie was het van belang dat alle betrokkenen gedurende het project en in een evaluatie-interview hun mening gaven over het verloop van het project en alle activiteiten daarbinnen [besluitvorming, organisatie, communicatie, behoeftebepaling]. In tabel 6.1 is aangegeven wat het gewenste niveau voor de verschillende aspecten van samenwerking is. In de theorie wordt het hoogste niveau 5 als het ideaal beschouwd op alle aspecten (Rifkin et al., 1988). Dit is echter niet in alle gevallen een realistisch en zinvol doel. Voor de behoeftebepaling is niveau 5 gewenst, omdat het belangrijk is dat alle betrokkenen de conclusies van de behoeftebepaling delen. Op het aspect organisatie is het gewenste niveau 3, omdat het project geïnitieerd is door de GGD en de GGD de grootste verantwoordelijkheid heeft voor de uitvoering van de verschillende onderdelen. Samenwerking met verschillende betrokkenen op verschillende momenten is bij het aspect organisatie zeer belangrijk. Voor de besluitvorming is het van belang dat deze door alle betrokkenen wordt ondersteund, daarom is hier niveau 5 gewenst. De inzet van menskracht hangt sterk samen met de organisatie. De meeste menskracht zal geleverd worden door de GGD, maar op essentiële onderdelen zal menskracht van andere organisaties van belang zijn. Daarom is niveau 3 gewenst voor de inzet van menskracht. Voor de inzet van middelen geldt hetzelfde: de meeste middelen zullen door de GGD worden geleverd (voornamelijk geld), terwijl andere betrokkenen kunnen bijdragen door het leveren van bijvoorbeeld ruimtes voor bijeenkomsten. Bij communicatie is het belangrijk dat alle relevante partijen worden geïnformeerd, hier is niveau 5 gewenst.
6.2
Resultaten
In interviews is aan vijf doelgroepcontactpersonen gevraagd naar hun mening over de samenwerking in het kader van het project. Daarnaast is aan drie professionals die betrokken waren bij de ontwikkeling
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
37
en uitvoering van de interventies gevraagd hoe zij de samenwerking in het kader van het project ervaren hebben. Het betrof een sportbuurtwerkcoördinator en twee diëtisten. De niveaus van samenwerking zoals aangegeven door de verschillende groepen en het GGD-projectteam worden hieronder beschreven en samengevat in tabel 6.1.
6.2.1 Samenwerking bij de probleemanalyse Voor de probleemanalyse zijn diverse professionals benaderd die veel contact hebben met Turkse en Marokkaanse vrouwen in Westerpark. De meesten waren bereid om als sleutelinformant mee te werken aan een interview [behoeftebepaling]. De beleidsmedewerkers van de afdelingen Welzijn, Sport en Ruimtelijke Ordening van het stadsdeel Westerpark hebben hieraan deelgenomen en de vragen vanuit hun eigen invalshoek beantwoord. Ook zijn vele professionals in het welzijnswerk en de gezondheidszorg in Westerpark benaderd: lokatiemanagers van buurtcentra, migranten- en activiteitenwerkers van de buurtcentra, opbouwwerkers, maatschappelijk werker, huisartsen, fysiotherapeuten, diëtisten, VETCers, verpleegkundigen van consultatiebureaus, een sportbuurtwerker en een docent Meer Bewegen voor Ouderen. Slechts een huisarts had geen tijd om mee te werken. Alle respondenten hebben hun belangstelling voor het thema en het project laten blijken en aangegeven geïnteresseerd te zijn om meer te horen of mee te werken in het vervolg van het project. De doelgroepcontactpersonen hebben veel moeite gedaan om vrouwen te benaderen om mee te werken aan interviews en groepsgesprekken, gezorgd dat er een ruimte beschikbaar was en dat alle vrouwen wisten op welke tijd zij werden verwacht [organisatie, communicatie, inzet menskracht, inzet middelen]. Naar de mening van het GGD-projectteam is de samenwerking op het gebied van de behoeftebepaling zeer goed verlopen. Zoals aangegeven waren hier vele partijen bij betrokken en zij deelden de uitkomsten van de behoeftebepaling (niveau 5). De doelgroepcontactpersonen gaven aan dat het thema van het project de belangstelling heeft van de vrouwen. Daarom was het voor hen belangrijk er aan mee te werken. Zij zien hun belangrijkste bijdrage in de schakelfunctie die zij vormen tussen de GGD en de vrouwen zelf. De doelgroepcontactpersonen vinden dat zij voldoende betrokken zijn geweest bij de behoeftebepaling en goed zijn geïnformeerd over de uitkomsten hiervan. Ook is de doelgroep hier naar hun mening voldoende bij betrokken (niveau 4½). De professionals gaven aan dat zij voldoende hebben kunnen bijdragen aan de behoeftebepaling. Het is voor hen niet eenvoudig in te schatten in hoeverre dat geldt voor anderen en voor de doelgroep, maar zij gaven niveau 4 aan.
6.2.2 Samenwerking bij de interventieontwikkeling en -uitvoering Samenwerking was in de fase van interventieontwikkeling en -uitvoering van groot belang. Regelmatig overleg en goede afspraken waren nodig om de (on)mogelijkheden in kaart te brengen en interventies te organiseren. De organisatie van de verschillende onderdelen lag voor een groot deel in handen van de GGD, maar ook andere betrokkenen hebben bijgedragen aan een goed verloop van verschillende onderdelen van het project. Naar de mening van het GGD-projectteam is het gewenste niveau 3 op dit aspect gehaald. De doelgroepcontactpersonen kwamen uit op een niveau van 2¾. Zij hebben zelf veel tijd gestopt in het informeren en stimuleren van de doelgroepvrouwen om mee te doen en te denken in alle fasen van het project. De VETC-ers waren alleen betrokken bij de probleemanalyse, maar hadden graag meer informatie gehad over de start van de interventies, zodat zij de vrouwen uit hun achterban daarvan op de hoogte konden brengen. De drie professionals waren in sterke mate betrokken bij de organisatie van de interventies. De doelen van het project en de interventies sloten goed aan bij de doelen van hun eigen organisaties. Waar nodig vonden de professionals dat zij goed betrokken zijn geweest (niveau 3). Naar de mening van het GGD-projectteam is de besluitvorming goed verlopen. Door het nemen van gezamenlijke besluiten over de te organiseren interventies in de werkgroepbijeenkomsten is het mogelijk gebleken om de juiste partijen hierbij te betrekken. Over het hele project is voor besluitvorming niveau 4 bereikt, omdat niet alle subgroepen voldoende kans hebben gekregen om een goede inbreng bij de totstandkoming van de interventies te geven. De doelgroepcontactpersonen vinden dat zij voldoende invloed hebben kunnen uitoefenen op de besluitvorming. Zij vinden het positief dat de vrouwen zelf hier een grote invloed hebben gehad (niveau 4¼). Volgens de professionals hadden alle partijen invloed op de besluitvorming in de vorm van de werkgroepen (niveau 4¼). Zij hebben daar zelf aan kunnen geven wat de (on)mogelijkheden waren en zij waren het eens met de genomen besluiten. De inzet van menskracht en middelen zijn, zoals ook de bedoeling was, voor het grootste deel vanuit de GGD gekomen. Echter op alle onderdelen hebben ook andere betrokkenen belangrijke bijdragen in zowel menskracht als middelen geleverd (niveau 3). De migrantenwerkers gaven aan veel uren te hebben ingezet om vrouwen te stimuleren deel te nemen aan het project, maar dat ook vanuit de vrouwen zelf, het sportbuurtwerk, de diëtisten en de GGD menskracht is ingezet (niveau 4). Ook hebben de migrantenwerkers
38
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
eigen middelen ingezet ten behoeve van het project, als aanvulling op de middelen die vanuit de GGD zijn geleverd (niveau 2). De drie professionals hebben veel tijd in de ontwikkeling en uitvoering van de interventies gestoken (niveau 4½) en waar nodig middelen ingezet, naast de financiële middelen van de GGD (ruimte om te sporten en te overleggen, schriftelijke informatie voor de doelgroep) (niveau 3). De communicatie liet naar de mening van het GGD-projectteam het meeste te wensen over. De communicatie vanuit de GGD naar direct betrokkenen in de verschillende fasen is goed verlopen en over het algemeen zijn de relevante partijen geïnformeerd over de zaken waarvan zij op de hoogte moesten zijn. Het informeren van sleutelinformanten en andere intermediairen over de ontwikkelde interventies, de werving van vrouwen voor deelname en het informeren van Turkse en Marokkaanse mannen over het project hebben onvoldoende aandacht gekregen (niveau 2). De communicatie vanuit de migrantenwerkers over het project bestond vooral uit het informeren van hun leidinggevenden. Over communicatie met de GGDprojectmedewerker was men tevreden: er was regelmatig contact en ze gaf goede informatie. Wel werd opgemerkt dat er geen informatie is verstrekt aan vrouwen die niet naar de buurtcentra komen en dat de Turkse en Marokkaanse mannen niet geïnformeerd zijn (niveau 3¼). De drie professionals informeren hun leidinggevenden en collega’s over hun activiteiten in het kader van dit project. Zelf waren zij voldoende op de hoogte van de gang van zaken. Er was veel contact met de GGD-projectmedewerker, de samenwerking liep goed en afspraken werden nagekomen [communicatie] (niveau 4½). De sportbuurtwerker gaf aan dat wanneer de samenwerking in een eerdere fase meer vorm had gekregen, de start van de interventies mogelijk sneller zou hebben gekund. Een van de diëtisten gaf aan dat ze meer had willen weten over de inhoud van de aerobicslessen, zodat zij daar cliënten naar had kunnen verwijzen.
6.2.3 Samenwerking tussen de GGD en de verschillende partners De samenwerking met het sportbuurtwerk van Stadsdeel Westerpark verliep goed, doordat er regelmatig is overlegd, het sportbuurtwerk en de GGD-projectmedewerker elkaar op de hoogte hielden van de ontwikkelingen en besluiten gezamenlijk zijn genomen [behoeftebepaling, organisatie, besluitvorming, inzet menskracht, inzet middelen, communicatie]. Voor de voedingsinterventie is samengewerkt met de afdeling Diëtetiek van Amsterdam Thuiszorg. De samenwerking met de diëtisten verliep goed. Vanaf het begin is duidelijk besproken wie waarvoor verantwoordelijk was: de diëtisten voor de inhoud en de GGD-projectmedewerker voor de organisatorische zaken. Diëtisten en GGD-projectmedewerker hebben elkaar voortdurend op de hoogte gehouden van de stand van zaken [organisatie, besluitvorming, inzet menskracht, communicatie]. De samenwerking met de doelgroepcontactpersonen liep over het geheel genomen naar wens. Ook hier was sprake van regelmatig contact (persoonlijk, telefonisch, via e-mail). Niet alles liep altijd perfect: in de loop van het project zijn er veel ontmoetingen tussen doelgroepvrouwen en de GGD-projectmedewerker geweest, waarvoor de doelgroepcontact-personen vrijwel altijd de tussenschakel waren. Iedere bijeenkomst had een eigen doel en de GGD-projectmedewerker wilde dan ook vaak een specifiek aantal vrouwen of juist een paar vrouwen uit eerdere bijeenkomsten ontmoeten. Niet altijd was het voor de doelgroepcontactpersonen duidelijk wie of hoeveel vrouwen zij moesten benaderen. Ook kwam het wel eens voor dat de vrouwen aan de doelgroepcontactpersoon hadden gezegd dat het moment van de afspraak niet gelegen kwam, maar werd dit niet doorgegeven aan de GGD-projectmedewerker. Dit betekende dat enkele doelgroepvrouwen soms voor niets waren gekomen, omdat de anderen er niet waren. Toch is het in alle gevallen mogelijk gebleken om weer nieuwe afspraken te maken. De drie migrantenwerkers van de buurtcentra vonden dat de samenwerking gedurende het gehele project goed is gelopen. Er is veel communicatie geweest met de GGD-projectmedewerker en hoewel het project veel tijd heeft gekost, zijn er uiteindelijk interventies van start gegaan die de interesse van de vrouwen hebben. De VETC-ers gaven aan dat de samenwerking tijdens de probleemanalyse goed is verlopen, maar dat ze daarna weinig meer vanuit het project hebben gehoord. Ook bij de werving voor deelname aan de interventies hadden zij nog een rol kunnen spelen. Neveneffecten De diëtisten gaven aan dat het project enkele positieve neveneffecten heeft: 1 Mogelijk kan in de toekomst vaker samengewerkt worden tussen de afdeling diëtetiek en de GGD; 2 Als de interventie in dit project een succes blijkt, kan zij door de diëtisten in andere regio’s van Amsterdam worden ingezet; 3 Een van de diëtisten gaf aan dat de samenwerking met de vrouwen haar meer inzicht heeft gegeven in deze groep vrouwen, wat zij kan gebruiken in haar contacten met deze vrouwen in haar werk.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
39
6.2.4 Verschillen in interpretatie In tabel 6.1 zijn de gewenste en ervaren niveaus van de diverse aspecten van samenwerking volgens de verschillende betrokkenen weergegeven. Hieruit blijkt dat er op de meeste aspecten een redelijke overeenstemming tussen inschatting van de betrokkenen en het gewenste niveau bestaat. De samenwerking wordt over het algemeen als prettig en positief ervaren.
Behoeftebepaling
Uitkomst behoeftebepaling is mening van één partij
Organisatie
Opgezet en uitgevoerd door één partij
5
3
5
3
4½
2¾
Professionals
Doelgroep contactpersonen
Score 1
GGD
Samenwerkingsaspecten: gewenst niveau en bereikt niveau volgens verschillende betrokkenen
Gewenst
Tabel 6.1
Score 5
4
Uitkomst behoeftebepaling wordt gedeeld door alle betrokkenen (beroepskrachten, doelgroep, organisaties)
3
Opgezet en uitgevoerd door verschillende organisaties en betrokkenen
Besluiten worden genomen door één
Alle organisaties en betrokkenen nemen deel in het nemen van
Besluitvorming
partij
5
4
4¼
4¼
besluiten
Inzet menskracht
Inzet van menskracht vanuit één organisatie
4
4
4
4½
Alle organisaties en betrokkenen zetten menskracht in
Middelen komen vanInzet middelen
uit één organisatie
3
3
2
3
Alle betrokken organisaties leveren middelen
Communicatie
Informatie wordt niet gedeeld met andere partijen
5
2
3¼
4½
Informatie wordt gedeeld met relevante partijen
Bij de behoeftebepaling is volgens het GGD-projectteam het doel van niveau 5 gehaald. De twee andere groepen komen op een niveau van 4-4½, onder andere omdat zij het moeilijk vinden om in te schatten of anderen hierbij voldoende betrokken waren en de uitkomsten delen. Iedereen heeft de indruk dat alle belangrijke partijen naar hun mening en ideeën is gevraagd en dat zij de uitkomsten delen. Het grootste deel van de organisatie lag in handen van de GGD. De GGD is initiatiefnemer van het project en heeft hier tijd en geld voor beschikbaar. Alle betrokkenen zijn het er over eens dat de uitvoering voor het grootste deel de verantwoordelijkheid van de GGD was, maar bij specifieke onderdelen hebben zij zelf ook bijgedragen. De besluitvorming heeft plaatsgevonden in samenspraak met alle belangrijke betrokkenen. De doelgroepcontactpersonen en de professionals gaven aan moeite te hebben om de invloed van anderen hierop in te schatten, daarom werd vaak een lagere score dan 5 toegekend. Zij waren allen zeer tevreden over hun eigen inbreng en de doelgroepcontactpersonen ook over de invloed van de vrouwen uit de doelgroepen. Iedereen is het erover eens dat de inzet van menskracht vanuit vele partijen is gekomen en dat de meeste middelen vanuit de GGD zijn ingezet, maar dat dat ook de bedoeling was binnen het project, aangezien de middelen daar beschikbaar waren. De doelgroepcontactpersonen en de professionals vinden dat de communicatie naar hen over het algemeen voldoende en goed is. Alleen de VETC-ers waren graag ook in latere fasen van het project meer geïnformeerd. De lage scores op het aspect communicatie zijn het gevolg van het gebrek aan informatie naar de Turkse en Marokkaanse mannen en naar de intermediairs, zoals huisartsen en andere hulpverleners, die hun cliënten eventueel naar de ontwikkelde activiteiten zouden kunnen verwijzen.
40
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
6.3
Belemmerende en bevorderende factoren
Belemmerende factoren – Late betrokkenheid van het sportbuurtwerk: hen eerder betrekken had veel tijd kunnen besparen bij het opzetten van de aerobicslessen. – De diëtisten hebben vele werkzaamheden waardoor het soms moeilijk was om voldoende dagdelen te vinden die zowel voor hen als voor de vrouwen geschikt waren. – Er is weinig informatie verstrekt over de projectactiviteiten aan hulpverleners in het stadsdeel die niet direct bij de uitvoering betrokken waren. Hierdoor zijn zij niet in de gelegenheid geweest om vrouwen te stimuleren om deel te nemen aan de activiteiten. Bevorderende factoren + Er is vanuit vele invalshoeken belangstelling voor het thema overgewicht, waardoor er grote bereidheid was om mee te werken aan het project. + De aerobicslessen voor vrouwen sluiten aan bij het doel van de Afdeling Sport van Stadsdeel Westerpark om de gezondheid van de inwoners van Westerpark te bevorderen. + De voedingsinterventie kan door de afdeling diëtetiek van Amsterdam Thuiszorg elders ingezet worden. Dit project gaf hen de mogelijkheid om te kijken of dit ook past binnen het reguliere aanbod. + De samenwerkingspartners die betrokken waren bij de ontwikkeling en uitvoering van de interventies beschikten allen over e-mail. Dit maakte het eenvoudig om gemaakte afspraken schriftelijk te bevestigen. + Er was regelmatig overleg om elkaar op de hoogte te houden van de stand van zaken.
6.4
Conclusie
Over het algemeen is de samenwerking tussen de GGD en de diverse partners in het project goed verlopen. Ook de samenwerking tussen de partners onderling is goed verlopen. De regelmatige contactmomenten en bevestigingen van afspraken hebben hiertoe bijgedragen. De informatieverstrekking naar andere partijen, die niet direct betrokken waren bij de interventieontwikkeling en -uitvoering, had in dit project al in een eerder stadium meer aandacht moeten krijgen om de projectinterventies beter bekend te maken. Het initiatief voor het project lag bij de GGD, maar de meeste samenwerkingspartners waren in sterke mate betrokken. Zij hadden veel inbreng, met name bij de behoeftebepaling, besluitvorming en inzet van menskracht en communicatie.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
41
42
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
7 Evaluatie van de structurele inbedding en samenwerking op beleidsniveau
Bij het ontwikkelen en uitvoeren van interventies zijn diverse partijen betrokken, zowel op uitvoerings- als op beleidsniveau. In hoofdstuk 6 is ingegaan op de samenwerking met professionals op uitvoeringsniveau. Hoofdstuk 7 beschrijft de samenwerking op beleidsniveau en de manier waarop is geprobeerd projectactiviteiten en de aanpak (community-benadering) structureel in te bedden in het beleid van de participerende organisaties.
7.1
Doel
Bij activiteiten gericht op de preventie en vermindering van overgewicht is het van groot belang dat deze leiden tot blijvende gedragsverandering. Dit hoofdstuk gaat daarom in op de mogelijkheden voor structurele inbedding van de interventies en op het inbedden van de community-benadering in het beleid van de betrokken organisaties.
7.2
Resultaten
Afdeling Welzijn, stadsdeel Westerpark Het project Gezonde Leefgewoonten Westerpark is een samenwerkingsproject tussen GGD Amsterdam en het stadsdeel Westerpark. Het stadsdeel Westerpark heeft sinds het bestuursakkoord van 2002 de gedeeltelijke verantwoordelijkheid voor het volksgezondheidsbeleid, net als de andere Amsterdamse stadsdelen. Als basis dient de stedelijke gezondheidsbeleidsnota “Gezond leven in gezond Amsterdam” (Verhoeff & Hesdahl, 2004). Voor de afdeling Welzijn van het stadsdeel Westerpark was bij de start van het project ‘Gezonde leefgewoonten Westerpark’ nog onduidelijk hoe men deze nieuwe taak zou vormgeven. Ook het thema overgewicht was nieuw voor de Afdeling Welzijn. Overigens sloot het wel aan bij de algemene sportstimulering door de afdeling Sport en Recreatie en specifieke activiteiten zoals Meer Bewegen voor Ouderen. Wat voor het stadsdeel altijd belangrijk is geweest is het stimuleren van de betrokkenheid van de burgers, mede door het stimuleren en faciliteren van lokale initiatieven. De community-benadering van het project sloot hier goed bij aan. Het beleid van het stadsdeel zal niet onmiddellijk kunnen veranderen door het project Gezonde Leefgewoonten Westerpark. In de begroting van 2006 zullen geen structurele wijzigingen kunnen worden aangebracht. Het veranderen van het beleid gaat stap voor stap, omdat het budget grotendeels vastligt in structurele subsidies en afspraken. Het hoofd Welzijn gaf aan de werkzame onderdelen uit het project in de toekomst mee te willen nemen in beleidsvoorstellen. Er zijn twee ontwikkelingen die het structureel maken van onderdelen uit het project kunnen bevorderen. Ten eerste komt er binnenkort een nieuwe wet, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Deze wet geeft gemeenten, en dus stadsdelen, de verplichting om de zelfredzaamheid van hun burgers te vergroten. De WMO brengt het onderwerp gezondheid en gezondheidszorg dichter bij het stadsdeel. Ten tweede is er de (bovengenoemde) gedeeltelijke decentralisatie van het volksgezondheidsbeleid naar de stadsdelen. Resultaten uit dit project kunnen het stadsdeel helpen om dit beleid verdere invulling te geven. Afdeling Sport en Recreatie, stadsdeel Westerpark De aerobicslessen in de sporthal zijn sinds oktober 2005 opgenomen in het programmaboekje van de afdeling Sport en Recreatie van het stadsdeel, oftewel het sportbuurtwerk, voor het seizoen 2005-2006. De aerobicslessen in buurtcentrum B zijn voor hetzelfde seizoen opgenomen in het programmaboekje van de Stichting Welzijn Westerpark. In beide gevallen wordt het officieel aangeboden door het sportbuurtwerk. Het doel van het sportbuurtwerk is om alle bewoners van Westerpark, van jong tot oud, de mogelijkheid te bieden om deel te nemen aan sportactiviteiten. In het sportbeleidsplan staat aangegeven dat initiatieven uit de buurt meer ondersteund moeten worden en dat het bevorderen van de gezondheid meer aandacht moet krijgen. Het hoofd Sport en Recreatie van stadsdeel Westerpark gaf aan dat het project daarmee
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
43
goed past binnen de doelstellingen van het sportbuurtwerk. Turkse en Marokkaanse vrouwen zijn voor het sportbuurtwerk een moeilijk bereikbare groep. Door de samenwerking met de GGD en de Stichting Welzijn kunnen sportlessen voor vrouwen in de ochtenduren aangeboden worden en kan deze doelgroep ook bediend worden. Het is de bedoeling dat de lessen een structureel aanbod blijven vanuit het sportbuurtwerk, uiteraard afhankelijk van de opkomst. Overigens zijn de lessen toegankelijk voor zowel allochtone als autochtone vrouwen. De grootste moeilijkheid bij het structureel blijven aanbieden van de lessen is de beschikbaarheid van docenten in de ochtenduren. De meeste lessen van het sportbuurtwerk vinden ‘s middags en ‘s avonds plaats, waardoor de lessen in de ochtenduren niet passen in de roosters van de medewerkers. Het is moeilijk om een docent te vinden die een enkel uur ’s ochtends wil lesgeven of om financiering te vinden voor een uitzendkracht. Echter, voor het continueren van de aerobicslessen in 2006 is een vaste docent en voldoende financiering geregeld door het sportbuurtwerk. Het project heeft de samenwerking tussen de afdelingen Sport en Recreatie en Welzijn van het stadsdeel Westerpark bevorderd. Binnenkort behoren deze afdelingen tot één sector en zal er vanzelf meer worden samengewerkt. Dankzij dit project heeft deze samenwerking een goede stimulans gekregen. Afdeling Diëtetiek, Amsterdam Thuiszorg De voedingsvoorlichting wordt verzorgd door diëtisten van Amsterdam Thuiszorg. Het hoofd van de afdeling Diëtetiek gaf aan dat thema en doelen van het project goed aansluiten bij die van haar afdeling. Het thema overgewicht is belangrijk binnen hun werk en ook het directe contact met de doelgroep is daarbij essentieel. Meestal werken diëtisten op verwijzing van een arts; de preventieve benadering in dit project biedt mogelijk meer kans op lange termijn effecten. De doelgroep Turkse en Marokkaanse vrouwen is vaak moeilijk bereikbaar. De samenwerking met de andere organisaties in dit project vormt een goede manier om het bereik onder deze vrouwen te vergroten en de effectiviteit te vergroten, omdat het verminderen van overgewicht niet door de diëtist alleen bereikt kan worden. De afdeling Diëtetiek zou de ontwikkelde voorlichting graag structureel willen aanbieden. Echter, de financiering van diëtisten gaat met ingang van het komende jaar veranderen, waardoor het nog niet duidelijk is hoe groepsvoorlichtingen door diëtisten gefinancierd kunnen worden. In samenwerking met de GGD Amsterdam zal worden gezocht naar mogelijkheden voor vervolgfinanciering van de voedingsinterventie. Het structureel aanbieden van de voedingsinterventie wordt belemmerd doordat het moeilijk is om lange termijn effecten aan te tonen. Dit beperkt de mogelijkheden voor vervolgfinanciering. GGD Amsterdam, Cluster EDG Het thema overgewicht is een belangrijk thema voor het cluster EDG van de GGD Amsterdam, vandaar ook de inzet in dit project. De opgedane ervaring met het stimuleren van de participatie van de doelgroep en het inzetten op intersectorale samenwerking en structurele inbedding vormt de meerwaarde van dit project voor de GGD. Hoewel dit geen geheel nieuwe ideeën zijn, toont dit project aan dat het de moeite is om hier veel tijd en aandacht aan te besteden en dat dit ook bij andere projecten moet worden gestimuleerd. De gehanteerde instrumenten om participatie en samenwerking in kaart te brengen, zouden vaker kunnen worden gebruikt. Lopende projecten kunnen worden verbeterd als tussentijds wordt gekeken naar het verloop van participatie en samenwerking en naar eventuele verbeterpunten. Neveneffecten • Het hoofd Sport en Recreatie gaf aan blij te zijn met de samenwerking met de GGD. Die bestond al op het gebied van ouderen, maar nu is dat verbreed naar de doelgroep van allochtone vrouwen en dat is een positieve ontwikkeling. • Het hoofd van de afdeling Diëtetiek van Amsterdam Thuiszorg gaf aan dat diëtisten door dit project en door het onderzoek dat heeft plaatsgevonden, meer stilstaan bij de effectiviteit van hun eigen werk. In het verleden zijn veel activiteiten op de werkvloer ontstaan. Daarbij is vaak geen aandacht voor het bereik en waardering onder de doelgroep, de effectiviteit van de activiteiten en de mogelijkheden voor structurele inbedding. • De beleidsmedewerker Welzijn merkt dat het project een positieve invloed heeft binnen het stadsdeel. Vrouwen leren elkaar door het project kennen en ondernemen meer samen, waardoor de banden binnen het stadsdeel verstevigd worden. Op die manier is overgewicht bijvoorbeeld het thema geworden van de internationale vrouwendag 2005 in Westerpark.
44
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
7.3
Belemmerende en bevorderende factoren
Belemmerende factoren – Het ontbreken van middelen om projectonderdelen te financieren en het gebrek aan menskracht belemmert de structurele inbedding. Dit geldt met name voor de voedingsinterventie. Ook de mogelijkheden van het sportbuurtwerk voor het organiseren van sportactiviteiten in de ochtenduren worden beperkt door een tekort aan middelen en menskracht hoewel dit probleem voor 2006 is opgelost. In 2006 zal door de GGD samen met de andere betrokkenen verder gezocht worden naar mogelijkheden om de projectonderdelen voort te zetten. – Het is wenselijk om de effecten van het project op de lange termijn aan te tonen. Zolang de lange termijneffecten onduidelijk zijn, is het moeilijk om vervolgfinanciering te krijgen. – Op beleids- en managementniveau is beperkt samengewerkt met de Stichting Welzijn Westerpark. Daardoor is het onduidelijk wat de mogelijkheden zijn voor continuering van het project binnen deze organisatie. In 2006 zullen gesprekken plaatsvinden om de mogelijkheden van verdere samenwerking te onderzoeken en te formaliseren. Bevorderende factoren + Het project sluit goed aan op het beleid van de betrokken organisaties zowel wat betreft thema als aanpak. Het biedt het stadsdeel Westerpark handvatten om invulling geven aan het volksgezondheidsbeleid en aan de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. + De betrokken organisaties waarderen de samenwerking met de andere organisaties die in dit project is ontstaan of is versterkt.
7.4
Conclusie
De meeste betrokken organisaties zijn zeer positief over het project en de ontwikkelde interventies. Bij voldoende deelname zullen de aerobicslessen structureel worden voortgezet in het programma van het sportbuurtwerk. De voedingsvoorlichting biedt de diëtisten van Amsterdam Thuiszorg de mogelijkheid om Turkse en Marokkaanse vrouwen beter te bereiken en hoewel het financieel nog niet rond is, wordt er veel moeite gedaan om te zoeken naar mogelijkheden om de voorlichtingssessies op grotere schaal aan te bieden. De manier waarop in dit project de participatie van de doelgroep is bevorderd spreekt de samenwerkingspartners aan. De ervaringen uit dit project zullen gebruikt worden in andere projecten en situaties. Alle samenwerkingspartners zijn ook blij met de ontstane of verstevigde samenwerkingsverbanden en zien het belang van regelmatige samenwerking op vele terreinen.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
45
46
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
8 Conclusies, discussie en aanbevelingen
Van 2003-2005 heeft de GGD Amsterdam het project ‘Gezonde leefgewoonten Westerpark, een kwalitatief interventieonderzoek naar overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen’ uitgevoerd. Het project moest inzicht bieden in de factoren die bijdragen aan de hoge prevalentie van overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen en in de mogelijkheden om samen met de doelgroep preventieve interventies te ontwikkelen en uit te voeren. Er is gekozen voor een community-aanpak waarvan doelgroepparticipatie, intersectorale samenwerking en structurele inbedding de kernelementen waren. Het project kende vijf fasen: (1) het opzetten van bestuurlijk draagvlak en een lokale projectgroep, (2) probleemanalyse, (3) interventieontwikkeling, (4) implementatie van interventies en (5) evaluatie. In deze evaluatie werd ingegaan op het verloop van de vijf projectfasen, de effectiviteit van de ontwikkelde interventies en de effectiviteit van de community aanpak. Daartoe zijn projectdocumenten bestudeerd en interviews met betrokkenen gehouden. De evaluatie moest inzicht bieden in de sterke en zwakke kanten van het project, lessen opleveren voor het vervolg van het project en voor andere projecten en een interpretatie van de effecten van het project mogelijk maken. Dit hoofdstuk geeft de belangrijkste conclusies, en aanbevelingen weer en stelt zaken ter discussie.
8.1
Conclusies
8.1.1 Centrale vraagstelling In dit evaluatierapport staat onderstaande vraag centraal: “Welke interventies gericht op preventie en vermindering van overgewicht kunnen samen met de doelgroep ontwikkeld en uitgevoerd worden?” Deze is beantwoord aan de hand van drie subvragen: a Hoe is het project verlopen? b Wat was het bereik en de effectiviteit van de ontwikkelde interventies? c Wat was de effectiviteit van de gekozen aanpak (community-benadering)? • wat was de mate van participatie van doelgroepvrouwen uit Westerpark? • wat was het bereik en het terrein van samenwerking met de betrokken organisaties op uitvoeringsniveau? • wat was het bereik en het terrein van samenwerking met de betrokken organisaties op beleidsniveau? • in hoeverre zijn de interventies en de aanpak na afloop van het project ingebed in het beleid van de betrokken organisaties in Westerpark? Geconcludeerd kan worden dat het mogelijk is om een community-project te organiseren over overgewicht gericht op Turkse en Marokkaanse vrouwen mits aan bepaalde randvoorwaarden is voldaan. De vrouwen zijn zeer geïnteresseerd in het thema ‘overgewicht’. De doelgroep heeft zelf een keuze gemaakt voor de te ontwikkelen interventies (aerobicslessen en voedingsvoorlichting) en deze samen met professionals ontwikkeld en uitgevoerd. Wel moet aangemerkt worden dat de inbreng van professionals in de uiteindelijke invulling groter was dan die van de vrouwen, maar de bijdrage van de vrouwen was wel essentieel. Bij de ontwikkeling van de voedingsinterventie was de inbreng van de doelgroep groot; zij hebben gerechten en bereidingswijzen gekozen. De aerobicslessen zijn minder ‘samen met de doelgroep’ ontwikkeld, maar er is zoveel mogelijk rekening gehouden met factoren die voor de vrouwen belemmeringen vormen voor deelname aan bestaande activiteiten. Belangrijkste randvoorwaarde bij een dergelijk project is het hebben van voldoende tijd en capaciteit om de samenwerking met de vrouwen en met organisaties op uitvoeringsen beleidsniveau te bewerkstelligen. Voor het laten slagen van de participatie van doelgroepvrouwen is het noodzakelijk om een goede ingang bij de groep te hebben, bijvoorbeeld via het buurtwerk. Dan is het mogelijk om actieve betrokkenheid van vrouwen in alle projectfasen te realiseren, zowel bij de probleemanalyse als bij de interventiekeuze, -ontwikkeling en implementatie.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
47
8.1.2 Projectverloop Lokaal draagvlak (fase 1) In de loop van de eerste fasen van het project is bestuurlijk draagvlak verworven. Het project kreeg groen licht en de rollen en taken van GGD en stadsdeel werden in een samenwerkingsovereenkomst vastgelegd. In de probleemanalysefase bleek er onvoldoende afstemming te bestaan tussen de bestuurlijke beleidscyclus en de projectplanning. Door op strategische momenten van de bestuurlijke cyclus én van de projectfasering overleg te voeren met de sector Welzijn over de te nemen stappen zijn deze problemen in de latere fasen van het project voorkomen. Er is sprake van een gezamenlijke betrokkenheid en zorg voor de voortgang van het project, die de basis vormt voor inbedding in het stadsdeel en resultaten op langere termijn. Geconcludeerd kan worden dat zonder draagvlak bij het lokale bestuur dit project niet gerealiseerd had kunnen worden. Het draagvlak voor het project moest versterkt worden door een lokale breed samengestelde projectgroep in te richten die zorg zou dragen voor de organisatie en uitvoering van het project. Hoewel niet zo breed als voorgesteld, is er in 2004 een projectgroep geformeerd. De projectgroep heeft haar taak redelijk efficiënt uitgevoerd. Een bredere samenstelling in een eerder stadium zou de bekendheid van de projectinterventies onder potentiële verwijzers, zoals huisartsen, mogelijk hebben vergroot. Vooraf was het de bedoeling om een vertegenwoordiger van een lokale organisatie de projectgroep te laten coördineren, zodat het project meer eigendom van de wijk zou worden. Echter, in de praktijk bleek dit niet mogelijk en heeft de GGD deze taak op zich genomen. Probleemanalyse (fase 2) De probleemanalysefase is goed verlopen. De beide doelen, het identificeren van achterliggende factoren van overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen en mogelijkheden voor preventie, zijn bereikt (Van ’t Riet et al., 2005). Bovendien zijn in deze fase de eerste contacten met diverse professionals gelegd, door hen bij de probleemanalyse te betrekken als sleutelinformant en hen te vragen naar hun bereidheid ook in latere fasen betrokken te zijn. Ook de eerste contacten met de vrouwen uit de doelgroep zijn in deze fase ontstaan, door middel van interviews en focusgroepgesprekken. Het bleek dat op deze manier een goede basis is gelegd voor de contacten die nodig waren in de vervolgfasen van het project. Interventiekeuze en -ontwikkeling (fase 3) De interventieontwikkeling is over het geheel goed verlopen. Het stadsdeel was daartoe in twee wijken verdeeld: A en B. In beide wijken zijn werkgroepbijeenkomsten georganiseerd waarin interventies zijn gekozen. Twee van de gekozen interventies zijn vervolgens door subgroepen ontwikkeld: een beweeginterventie (aerobicslessen) en een voedingsinterventie bestaande uit een winkelrondleiding en twee kookbijeenkomsten. De juiste mensen en organisaties waren betrokken bij de besluitvorming over de te ontwikkelen activiteiten en het vervolgens organiseren en starten van de interventies. Ook Turkse en Marokkaanse vrouwen hadden daarbij een actieve rol. De periode tussen de besluitvorming en de start van de interventies was te lang in de beleving van de Turkse en Marokkaanse vrouwen. Implementatie van interventies (fase 4) Bij de uitvoering van de aerobicslessen was een aantal praktische complicaties: wisselende docenten en een wisselende lokatie. Bij de invulling van de lessen is naar de mening van de vrouwen niet altijd voldoende aan alle gewenste voorwaarden voldaan: de prijs was hoger dan gewenst, het tijdstip was aanvankelijk later op de ochtend dan gewenst en er was geen kinderopvang geregeld. Rond de zomervakantie en de Ramadan was minder belangstelling van de deelneemsters. De ontwikkeling van de voedingsinterventie kostte veel tijd, waardoor vrouwen zich afvroegen of er een interventie zou plaatsvinden. Ook hier zorgden de periodes rond de zomervakantie en de Ramadan voor verminderde belangstelling om deel te nemen. Hoewel twee activiteiten zijn ontwikkeld en aangeboden, bleven vrouwen duidelijk maken dat zij nog andere wensen hadden, namelijk fitness en mogelijkheden om te (leren) zwemmen. Het is in de projectperiode echter niet mogelijk geweest om deze activiteiten te organiseren.
8.1.3 Bereik en effectiviteit van de interventies De interventies werden op twee lokaties uitgevoerd. Het aantal deelnemers aan de aerobicslessen varieerde van 0 tot 25 vrouwen en was kleiner rond de zomervakantie en de Ramadan. Vanwege de relatief hoge prijs was het moeilijk om deelnemers te werven. Bovendien bleek uit de probleemanalyse dat vrouwen niet snel alleen naar een activiteit toegaan en dat het gemakkelijker is om als groep aan een activiteit deel te nemen. Hieraan is tijdens de implementatie van de interventie te weinig aandacht besteed. Het beweegniveau van de deelnemers aan de aerobicslessen was bij de voormeting zeer laag. De nameting leverde geen gegevens op, zodat niet aangegeven kan worden in hoeverre de aerobicslessen de deelnemers hebben
48
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
aangezet tot een actievere leefstijl. Wel was de groep deelnemers voor de zomervakantie 2005 redelijk constant; voor hen is het wekelijkse beweegpatroon uitgebreid met een uur sport. Er zijn in 2005 zeven voedingssessies van elk drie bijeenkomsten georganiseerd; drie sessies voor Turkse vrouwen en vier sessies voor Marokkaanse vrouwen. In totaal hebben ruim 60 vrouwen deelgenomen. Het was redelijk eenvoudig via doelgroepcontactpersonen2 deelnemers te werven voor de voedingsinterventie. De deelnemende vrouwen waren zeer tevreden over de aangeboden sessies en gaven aan een aantal veranderingen te hebben doorgevoerd in hun inkoopgedrag en in het bereiden van de warme maaltijd. Veel vrouwen gaven aan de intentie te hebben deze veranderingen in koop- en kookgedrag blijvend te willen toepassen. Door de korte periode waarin de interventies zijn aangeboden kan niet met zekerheid gezegd worden dat de interventies bijdragen aan het verminderen of voorkómen van overgewicht. Beide interventies hebben wel de potentie om hieraan bij te dragen: de aerobicslessen indien deze gedurende lange tijd worden bijgewoond en de voedingsinterventie indien de vrouwen het geleerde ook blijvend in praktijk brengen.
8.1.4 Effectiviteit van de community-benadering Participatie Het project is erin geslaagd om samen met de doelgroep activiteiten te ontwikkelen en organiseren. De wijze waarop de vrouwen zijn betrokken, heeft laten zien dat participatie geschikt is als middel om activiteiten te ontwikkelen die aansluiten bij de wensen en mogelijkheden van de vrouwen. Wanneer participatie als doel wordt bekeken, kan worden geconcludeerd dat voor korte tijd een realistisch niveau van participatie van de doelgroep is behaald. Ruim zestig vrouwen waren betrokken bij de probleemanalyse in de vorm van individuele of groepsinterviews. Vijfenveertig vrouwen hebben in twee werkgroepbijeenkomsten gezamenlijk een keuze gemaakt voor te ontwikkelen interventies. Circa twintig vrouwen hebben in verschillende subgroepen een actieve rol gehad bij het ontwikkelen en uitvoeren van de interventies. Hun betrokkenheid kan benoemd worden als interactieve participatie en was op het niveau dat vooraf als wenselijk was geformuleerd. Het project heeft echter ook laten zien dat het moeilijk is om de participatie van de vrouwen vast te houden. Mogelijk komt dit doordat Turkse en Marokkaanse vrouwen niet gewend zijn aan deze manier van werken; diverse professionals gaven aan dat dit voor hen het eerste project is dat deze werkwijze hanteert. Verder is het niet gelukt om grote aantallen vrouwen te bereiken. Turkse en Marokkaanse vrouwen die niet in de betrokken buurtcentra komen, zijn nauwelijks bereikt. Het project kende daarmee een beperkte groep deelnemers. Intersectorale samenwerking Het thema overgewicht staat de laatste jaren sterk in de belangstelling. Veel professionals uit Westerpark waren dan ook bereid om mee te werken aan een interview ten behoeve van de probleemanalyse. De meeste van hen waren ook geïnteresseerd om betrokken te worden bij vervolgstappen. Dit heeft geleid tot een geslaagde samenwerking bij de ontwikkeling en uitvoering van de interventies met uitvoerende professionals, zoals sportbuurtwerk, diëtisten en migrantenwerkers van de buurtcentra. In de evaluatie is nagegaan hoe de betrokkenen de verschillende aspecten van samenwerking hebben ervaren. Zij hadden veel inbreng, met name bij de behoeftebepaling, besluitvorming en de inzet van menskracht en communicatie. Hun inbreng was minder bij de organisatie van het project en bij de inzet van middelen. Over het geheel genomen hebben de betrokkenen op uitvoeringsniveau het project ervaren als een gezamenlijk project. Het organiseren van samenwerking op beleidsniveau bleek tijdrovend en niet eenvoudig. Het formeren van een lokale projectgroep om de grote lijnen van het project te sturen en contacten binnen het stadsdeel te faciliteren kostte veel tijd. In de loop van het project functioneerde de geformeerde projectgroep steeds beter, doordat de onderlinge taken en verantwoordelijkheden duidelijker werden. Structurele inbedding Vanaf de start van het project is aandacht besteed aan de structurele inbedding van de gekozen werkwijze en de ontwikkelde interventies in het stadsdeel. Dit heeft uiteindelijk z’n vruchten afgeworpen, want de samenwerkende partners op beleidsniveau hebben belangstelling getoond om samen met de GGD zorg te dragen voor het continueren van beide interventies en van de gebruikte community-aanpak. Dat betekent dat met sportbuurtwerk, Stichting Welzijn Westerpark en de afdeling Voedingsvoorlichting en Diëtiek van Amsterdam Thuiszorg afspraken zijn gemaakt voor 2006 die worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. 2
De doelgroepcontactpersonen zijn onder andere migrantenwerkers van de buurtcentra, die een belangrijke rol hebben gespeeld in het leggen en onderhouden van contacten met de vrouwen uit de doelgroep.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
49
8.2
Sterke en zwakke kanten van het project
Zeven factoren zijn van belang om intersectorale samenwerking en participatie van de doelgroep in community-projecten te bereiken en behouden: communicatie en informatie, gezamenlijke doelen, zichtbaarheid, management, participatie van de doelgroep, politieke betrokkenheid en beleidsontwikkeling (Koelen & Van den Ban, 2004). Hieronder wordt voor ons project per factor beschreven wat zwakke (-) en sterke kanten (+) waren. Communicatie en informatie – Het overleg binnen de projectgroep was gericht op het sturen van de uitvoering. Dit was onvoldoende voor efficiënte communicatie met het stadsdeel inzake bestuurlijke inbedding. In het tweede projectjaar is er daarom regelmatig overleg gevoerd met de staf van de afdeling Welzijn van het stadsdeel; – Tijdens de implementatiefase is onvoldoende aandacht besteed aan het informeren van mogelijke verwijzers en aan het informeren van Marokkaanse mannen; + Het regelmatig informeren van de vrouwen uit de doelgroep en de betrokken professionals door de GGD-projectmedewerker heeft de betrokkenheid gestimuleerd. De betrokkenheid verminderde merkbaar wanneer de vrouwen minder regelmatig werden geïnformeerd en bij de besluitvorming en organisatie betrokken werden. Gezamenlijke doelen – De betrokken Turkse en Marokkaanse vrouwen hebben het gezamenlijk doel “via onderzoek interventies ontwikkelen en uitvoeren” niet altijd als dusdanig ervaren. Sommige vrouwen verwachtten dat de GGD direct na de focusgroepsgesprekken activiteiten zou organiseren die aan alle genoemde voorwaarden voldeden; + De uitgevoerde actoranalyse bij de start van het project leverde een lijst op met mogelijke samenwerkingspartners. Zij gaven allen aan belang te hechten aan de aanpak van overgewicht; + Het project werd door de betrokken samenwerkingspartners als een gezamenlijk project ervaren, niet als een GGD-project; + Het thema overgewicht leefde sterk bij Turkse en de Marokkaanse vrouwen, bij de betrokken professionals en bij de lokale (en landelijke) politiek. De aanwezigheid van de professionals bij de werkgroepen heeft stimulerend gewerkt en liet de vrouwen weten dat zij serieus werden genomen; + De vrouwen waren enthousiast om mee te gaan doen met de nieuwe interventies, omdat rekening werd gehouden met hun wensen, ook als niet alle knelpunten werden weggenomen. Zichtbaarheid – Bij een deel van de Turkse en Marokkaanse vrouwen nam de belangstelling en betrokkenheid bij het project af doordat veel tijd verliep tussen de focusgroepgesprekken, de werkgroepbijeenkomsten en de start van de interventies; – Er is in het project veel aandacht besteed aan onderzoek, waardoor er minder tijd en aandacht was voor de implementatie van de interventies; + Voor de samenwerkingspartners is het project vooral zichtbaar geworden in de projectuitkomsten zoals de interventies en de rapportages. Het projectthema was goed zichtbaar voor Turkse en Marokkaanse vrouwen die de buurthuizen bezoeken. Management – Voor een dergelijk arbeidsintensief project is meer capaciteit nodig dan één parttime projectmedewerker. Het bevorderen van samenwerking en participatie werd belemmerd doordat de GGD-projectmedewerker niet in de wijk was gelokaliseerd; + De opbouw van het project in vijf fasen voldeed aan de verwachtingen. De resultaten uit voorgaande fasen dienden als goede basis voor de volgende fasen; + Binnen het GGD projectteam is een duidelijke taakverdeling afgesproken en kenbaar gemaakt in het stadsdeel, waardoor het voor samenwerkingspartners duidelijk was wie waarop aanspreekbaar was. Participatie van de doelgroep – Een van de subgroepen is nooit bij elkaar geweest, wat de betrokkenheid van de vrouwen bij de interventie verminderde; – De betrokken Turkse en Marokkaanse vrouwen zijn niet gewend om op deze manier aan projecten deel te nemen. Zonder de medewerking van de doelgroepcontactpersonen zou actieve participatie van Turkse en Marokkaanse vrouwen niet zijn gerealiseerd; – De zomervakantie en de Ramadan verlaagden de opkomst van de vrouwen bij de interventies. Daarna kostte het tijd om de activiteiten weer te starten en de vrouwen betrokken te krijgen;
50
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
–
In de buurtcentra wordt Meer Bewegen Voor Ouderen (MBVO) voor migrantenvrouwen georganiseerd. Deze beweeglessen zijn aanzienlijk goedkoper dan de aerobicslessen uit het project, wat de drempel om deel te nemen aan de nieuwe aerobicslessen verhoogde; + Het inschakelen van doelgroepcontactpersonen voor het betrekken van Turkse en Marokkaanse vrouwen bij het project zorgde ervoor dat de doelgroep een actieve rol heeft gespeeld; + Voor de meeste betrokken professionals was dit het eerste project waarin Turkse en Marokkaanse vrouwen zelf een actieve rol hadden. De betreffende professionals hebben dit als zeer leerzaam ervaren.
Politieke betrokkenheid – Het betrekken van de lokale politiek bij dit project kostte naar schatting een klein jaar. Hiervoor was in de startfase van het project te weinig tijd gepland; – De samenwerking met het stadsdeel werd in de beginfase belemmerd, omdat het project als onderzoeksproject werd gezien, waarin het stadsdeel geen rol voor zichzelf zag weggelegd en omdat men onvoldoende capaciteit dacht te kunnen leveren; + In het eerste projectjaar is onvoldoende overleg gevoerd met de afdeling Welzijn van het stadsdeel. De samenwerking tussen stadsdeel en GGD is in het tweede projectjaar sterk verbeterd. Beleidsontwikkeling – In de lokale projectgroep werd een vertegenwoordiging uit de eerstelijnsgezondheidszorg gemist, waardoor geen communicatie over het project en samenwerking in projectactiviteiten heeft plaatsgevonden. Met de Stichting Welzijn Westerpark is op managementniveau onvoldoende overleg geweest. Daardoor werden de communicatie over het project binnen de Stichting en de gesprekken over structurele inbedding van projectonderdelen beperkt; + Vanaf de start van het project is veel aandacht besteed aan structurele inbedding van de projectinterventies en de gekozen aanpak. Er is een goed netwerk opgebouwd in het stadsdeel zowel op uitvoerend als op beleidsniveau.
8.3
Discussie
8.3.1 Onderzoeksmethode In dit project is gebruik gemaakt van participatief actie-onderzoek. Actie-onderzoek heeft tot doel een specifieke situatie en zijn specifieke problemen te analyseren, oplossingen voor die problemen te vinden en mogelijkheden voor toepassing in de praktijk te zoeken. Dit soort onderzoek wil dan ook actie stimuleren en begeleiden. In participatief onderzoek werkt de onderzoeker samen met alle betrokkenen, ook met leden van de doelgroep (Koelen, van den Ban, 2004). In alle fasen van het project is de methode onderzoek – terugkoppeling – actie – onderzoek – terugkoppeling - actie toegepast. Hierdoor is sprake van betrouwbare informatie. Zo is alle informatie uit de probleemanalyse naar betrokkenen teruggekoppeld, gecheckt en geprioriteerd. Terugkoppeling van de verzamelde informatie naar de Turkse en Marokkaanse vrouwen in focusgroepen legde een goede basis voor actieve betrokkenheid van deze vrouwen bij de interventiekeuze en –ontwikkeling; in de focusgroepen participeerden meer dan 60 vrouwen en in de buurtwerkgroepbijeenkomsten waar beslissingen over te organiseren interventies werden genomen, participeerden ruim 40 vrouwen. Door sleutelfiguren en professionals bij de interventiekeuze en –ontwikkeling te betrekken, ontstond er draagvlak voor de uitvoering van interventies. Bij de interventieontwikkeling kon gebruik worden gemaakt van de kennis en deskundigheid van de professionals over de mogelijkheden en beperkingen in Westerpark. Vrijwel alle aangrijpingspunten uit de probleemanalyse (zie 1.4) zijn gebruikt voor de ontwikkeling van interventies. Hierop waren twee uitzonderingen. Ten eerste is geen aandacht besteed aan de mogelijkheid om interventies te richten op kinderen. Op dit terrein lopen vanuit de GGD Amsterdam al enkele projecten. De resultaten uit de probleemanalyse is aan de betreffende medewerkers doorgegeven. Ten tweede is vanwege de beperkte deelname aan de aerobicslessen het doorbreken van de vicieuze cirkel van psychische problemen en emotioneel eetgedrag onvoldoende uit de verf gekomen. Vrouwen gaven aan deelname aan sportactiviteiten als mogelijkheid te zien deze cirkel te doorbreken. Enkele aangrijpingspunten verdienen in de komende periode meer aandacht, zoals het informeren van de mensen uit de sociale omgeving van de vrouwen. Andere punten zijn nadrukkelijk meegenomen in de interventieontwikkeling, zoals het aanleren van praktische vaardigheden op gebied van gezond koken en het aansluiten op de motorische vaardigheden van de vrouwen bij de beweegactiviteit. In dit evaluatieonderzoek is veel aandacht besteed aan de effectiviteit van de community-benadering. In Nederland is zijn daarvoor nog geen gevalideerde meetinstrumenten beschikbaar. In ons project is gebruik gemaakt van instrumenten die in andere projecten ontwikkeld waren. Deze instrumenten zijn aangepast
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
51
en vereenvoudigd voor ons project. Toch bleek tijdens de interviews dat sommige woorden en termen in de vragenlijsten moeilijk waren, vooral voor geïnterviewden die het Nederlands onvoldoende beheersen. De gebruikte vragenlijst voor het meten van de structurele inbedding behoeft nog verdere ontwikkeling en met name concretere doorvraagmogelijkheden. Ons project heeft een goede basis opgeleverd voor vragenlijsten om de effecten van doelgroepparticipatie, intersectorale samenwerking en structurele inbedding in kaart te brengen. Echter, op een aantal punten behoeven de vragenlijsten nog aanpassing. In het project is er voor gekozen om de evaluatie door de GGD Amsterdam te laten uitvoeren. Deze manier van dataverzameling had als voordeel dat de verzamelde informatie direct bij het GGD-projectteam terecht kwam. Op een aantal genoemde kritiek- en verbeterpunten kon daardoor direct worden ingespeeld. Het nadeel van een interne evaluatie is de verminderde onafhankelijkheid. Vanuit die optiek zou het beter geweest zijn als een externe partij de evaluatie zou hebben uitgevoerd. De dataverzameling is zo onafhankelijk mogelijk gedaan, door de interviews in de evaluatiefase te laten uitvoeren door degene van het GGD-projectteam die zo min mogelijk met de vrouwen en de samenwerkingspartners in contact was geweest.
8.3.2 Continuering van de implementatie in 2006 Het was vanaf de start van het project de bedoeling dat de ontwikkelde interventies – mits succesvol – structureel voortgezet zouden worden in Westerpark na afloop van de projectperiode. De ontwikkelde interventies zijn vlak voor de zomer 2005 van start gegaan en hebben nog niet voldoende tijd gehad om te bewijzen dat zij kunnen bijdragen aan een gedragsverandering. De ontwikkelde beweeginterventie kende een sterk wisselend bereik en de nameting van de evaluatie is vanwege de lage opkomst van vrouwen door de zomervakantie en de Ramadan niet doorgegaan. De voedingsinterventie is alleen kwalitatief geëvalueerd door aan het einde van elke bijeenkomst de vrouwen te vragen naar hun waardering van de activiteit en de voorgenomen en uitgevoerde gedragsveranderingen. Uit de evaluatiegesprekken bleek dat de interventie veelbelovend is in het realiseren van een gedragsverandering. Mede op advies van de landelijke begeleidingscommissie van het project is besloten de implementatiefase met een jaar te verlengen voor het verankeren en evalueren van ontwikkelde interventies. Om de participatieve werkwijze van het project te versterken is het de bedoeling om promotieteams op te zetten van actief bij het project betrokken vrouwen. De promotieteams hebben als taak vrouwen voor de projectinterventies te werven en de participatie van vrouwen in het project te versterken. De versterking van participatie is gericht op vrouwen die tot nu toe niet aan (één van) de interventies hebben deelgenomen en op vrouwen die niet regelmatig in de buurthuizen komen. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van de diffusietheorie van Rogers. Deze theorie beschrijft hoe het proces van de diffusie van innovaties plaatsvindt tussen individuen binnen een sociaal systeem. Er zijn individuen die een innovatie snel overnemen (adopteren) en zij die lang(er) wachten om zich de innovatie eigen te maken (Koelen & Van de Ban, 2004). Rogers onderscheidt daarbij vijf categorieën: vernieuwers, vroege adopteerders, de vroege meerderheid, de late meerderheid en achterblijvers. De bereikte Turkse en Marokkaanse vrouwen behoorden tot de vernieuwers en mogelijk de vroege adopteeerders. Het is belangrijk om in het vervolg van het project de participatie van adopteerders en de vroege meerderheid te stimuleren. De inzet van promotieteams van actieve vrouwen kan daarbij ondersteunend werken. Op den duur kan dit ertoe leiden dat ook vrouwen uit de late meerderheid mee gaan doen. Het is niet realistisch om te verwachten dat alle Turkse en Marokkaanse vrouwen in Westerpark mee zullen doen aan de ontwikkelde activiteiten. Een deel van de vrouwen zal hierin niet geïnteresseerd zijn, een ander deel zal het te moeilijk vinden om de verandering toe te passen in hun dagelijks leven, de zogeheten achterblijvers. In dit project is ervoor gekozen om volgens de community-benadering te werken en om in de projectevaluatie aandacht te besteden aan de effectiviteit van deze benadering. De ontwikkelde interventies kunnen uiteraard elders in Nederland ook geïmplementeerd worden zonder deze aanpak te hanteren. De interventies staan beschreven in een draaiboek (Van ‘t Riet & De Boer, 2006). Nadeel kan zijn dat weinig aandacht besteed wordt aan de lange termijn inbedding van de interventies. Echter, het is niet noodzakelijk - en ook niet altijd haalbaar - om de inzet van de community-benadering vergezeld te laten gaan van uitgebreid onderzoek.
8.4
Aanbevelingen
Het project Gezonde Leefgewoonten Westerpark levert aanbevelingen op voor verschillende niveaus: beleidsmatige aanbevelingen, aanbevelingen gericht op de uitvoeringspraktijk en aanbevelingen gericht op de gezondheidsbevorderingspraktijk.
52
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
8.4.1 Beleid van stadsdelen en gemeenten In dit community-project is gekozen voor een integrale aanpak waarbij meerdere partijen betrokken zijn bij de aanpak. Op beleids- en uitvoeringsniveau was het stadsdeel Westerpark een belangrijke samenwerkingspartner. Daarbinnen leverden de afdeling Welzijn en de afdeling Sport een aandeel in het project zowel op planniveau als op uitvoeringsniveau. Verder is binnen het stadsdeel zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij bestaande en reguliere voorzieningen en netwerken. Een stadsdeel of gemeente zou in vergelijkbare projecten zijn invloed kunnen benutten door: • bij het aansturen van uitvoeringsorganisaties (bijv. een welzijnsstichting of het sportbuurtwerk) rekening te houden met de inhoud en aanpak van het project; • frequent met de GGD te communiceren over rollen, taken en verantwoordelijkheden • op strategische momenten in de bestuurlijke cyclus te communiceren en af te stemmen met de uitvoeringspraktijk; • met de GGD te zoeken naar gezamenlijke belangen en beleidsuitgangspunten. In dit project was dat de gehanteerde werkwijze (participatie). Het stadsdeel kan de ontwikkelde methodiek en instrumenten uit het project ook toepassen op andere projecten en programma’s; • gezondheidsprojecten in te zetten in haar streven naar burgerparticipatie. Gezondheidsprojecten vormen daarvoor een goede ingang.
8.4.2 Uitvoeringspraktijk De aanbevelingen gericht op de uitvoeringspraktijk zijn enerzijds inhoudelijk van aard en betreffen anderzijds de methodiek (community-benadering). Voor de inhoudelijke aanbevelingen wordt verwezen naar het draaiboek (Van ‘t Riet & De Boer, 2006). In dit draaiboek staan praktische adviezen over voorwaarden, organisatie en uitvoering van de interventies beschreven. Het is de moeite waard om ook in andere projecten te pogen een actieve inbreng van Turkse en Marokkaanse vrouwen te bewerkstelligen (doelgroepparticipatie). Daarmee kan beter worden aangesloten op de wensen en behoeften van de doelgroep en wordt de doelgroep meer betrokken bij de activiteiten. Bovendien kunnen uitvoerende professionals de inbreng van de Turkse en Marokkaanse vrouwen gebruiken voor hun andere contacten met deze doelgroep.
8.4.3 Gezondheidsbevorderingsprojecten Ook hier kan een onderscheid gemaakt worden naar inhoudelijke aanbevelingen en aanbevelingen met betrekking tot de community-benadering. Inhoudelijk gezien blijkt de belangstelling voor de thema’s overgewicht, bewegen en gezonde voeding groot te zijn zowel bij Turkse en Marokkaanse vrouwen, bij professionals als bij de politiek. Dit thema biedt daarom mogelijkheden voor een succesvol project. Het project geeft de volgende aanbevelingen voor het bevorderen van de participatie van Turkse en Marokkaanse vrouwen: • Turkse en Marokkaanse vrouwen kunnen bereikt worden via intermediairen die veel contact hebben met deze doelgroep, zoals migrantenwerkers van buurtcentra. De medewerking van deze intermediairen is noodzakelijk om een dergelijk project te laten slagen; • het is noodzakelijk om voldoende tijd in te plannen voor het regelmatig informeren van de betrokken vrouwen over de stand van zaken in het project, ook als activiteiten nog niet gerealiseerd zijn; • wees zichtbaar aanwezig in de community. Zorg voor voldoende capaciteit en deskundigheid en voor aanwezigheid in de wijk; • wees tegenover de doelgroep realistisch over de mogelijkheden die er zijn en over de benodigde inspanning om deze te realiseren. Anders worden hoge verwachtingen gewekt die niet kunnen worden waargemaakt. Ook levert het project aanbevelingen voor het bevorderen van intersectorale samenwerking en het creëren van lokaal draagvlak: • het is belangrijk om vanaf het begin van het project voldoende tijd te plannen om samenwerking te realiseren. Met name het creëren van politiek en lokaal draagvlak is tijdrovend. Echter, alleen op die manier kan gezorgd worden voor structurele inbedding van de werkwijze en de ontwikkelde interventies in een wijk of stad; • voer zo mogelijk samen met potentiële samenwerkingspartners een actoranalyse uit waarin o.a. de wederzijdse belangen en intenties geformuleerd worden;
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
53
• f ormuleer in een vroeg stadium de verantwoordelijkheden en de daarbij behorende rollen en taken van alle betrokken samenwerkingspartners. Formuleer daarbij ook wat men van de GGD kan verwachten (kennis, inzet, rol, geld etc.); • zorg voor voldoende communicatie met de betreffende beleidsambtenaren en presenteer hen regelmatig de voortgang in het project, ook wanneer er nog geen definitieve resultaten beschikbaar zijn. Dit geldt uiteraard ook voor de communicatie met andere samenwerkingspartners; • zorg ervoor op de hoogte te zijn van de de bestuurlijke beleids- en verantwoordingscyclus. Zodoende kan de projectplanning daarop worden afgestemd; • speel in op wat in de wijk/community speelt en biedt daar ruimte in; • zorg voor voldoende flexibiliteit door vooral goed te luisteren en wees bereid programma’s aan te passen en fasering en tijdplanning af te stemmen op de behoefte van organisaties en individuen in de community.
54
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
Referenties
Boonekamp GMM, Vaandrager HW, Koelen MA, Kennedy-Haynes L. Travelling through health promotion land: guidelines for developing and sustaining health promotion programmes, derived from a European experience: the SUPER programme Nutrition Multi-City-Action-Plan (MCAP). S.l.: s.n., 1995. Dijkshoorn H. Ongezonde leefgewoonten in Amsterdam: verschillen tussen Turken, Marokkanen en Nederlanders: Amsterdamse Gezondheidsmonitor 1999-2000. Amsterdam: GG&GD Amsterdam, 2002. Hildebrandt VH, Ooijendonk WTM, Stiggelbout M, Hopman-Rock M (red.). Trendrapport bewegen en gezondheid 2002/2003. Hoofddorp: TNO Arbeid, 2004. Kemper HGC, Ooijendonk WTM, Stiggelbout M. Consensus over de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen. TSG tijdschrift voor gezondheidswetenschappen 2000;78:180-183. Koelen MA, Ban W van den. Health education and health promotion. Wageningen: Wageningen Academic Publishers, 2004. Koelen MA, Lindström B. Making healthy choices easy choices: the role of empowerment. European Journal of Clinical Nutrition 2005;59:S10-S16. Pretty JN. Regenerating agriculture: Policies and practice for sustainability and self-reliance. Washington, D.C.: Joseph Henry Press, 1995. Riet H van ‘t, Boer J de. Draaiboek voedings- en beweeginterventie voor Turkse en Marokkaanse vrouwen. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2006. Riet H van ‘t, Dijkshoorn H, Corstjens R, Berkouwer L. Gezonde leefgewoonten Westerpark; Kwalitatief interventieonderzoek naar overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen van 25 tot 45 jaar. Probleemanalyse. Amsterdam: GG&GD Amsterdam, 2005. Rifkin SB, Muller F, Bichmann W. Primary health care: on measuring participation. Social Science and Medicine 1988;26:931-940. Verhoeff AP, Hesdahl B (red.). Gezond leven in gezond Amsterdam: nota volksgezondheidsbeleid 2004– 2007. Amsterdam: Gemeente Amsterdam/GG&GD Amsterdam, 2004.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
55
56
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
BIJLAGE A Vragenlijst beweeggedrag
Meetinstrument bewegen, VOORMETING Datum: … / … / 2005
Plaats: 0 Hogendorp sporthal 0 Buurtcentrum De Waterval 0 Buurtcentrum De Horizon
Inleiding Wij willen graag weten hoeveel u beweegt in uw dagelijks leven. Hiermee willen we nagaan wat het effect is van de sportactiviteiten die zijn gestart vanuit het project Gezonde Leefgewoonten Westerpark. De vragen gaan over verschillende bezigheden in de week. Er zijn geen foute antwoorden, het gaat erom wat uw situatie is. De antwoorden worden anoniem verwerkt door de GGD Amsterdam. Het kost zo’n 5 minuten om het in te vullen.
!!! ‘Soms’ is minder dan 1 keer per week !!!
Kunt u aangeven hoe vaak u gaat WANDELEN om: (Eén keer is heen en terug lopen) boodschappen te doen ___ keer per week naar uw werk/school te gaan ___ keer per week kinderen naar school te brengen/op te halen ___ keer per week naar park/speeltuin gaan ___ keer per week op visite te gaan . ___ keer per week naar een buurtcentrum of moskee te gaan ___ keer per week • in vrije tijd/als hobby ___ keer per week • iets anders, nl. ___ keer per week
1 • • • • • •
2
Fietst u wel eens?
En hoeveel minuten dat per keer ongeveer is?
0soms 0nooit 0soms 0nooit
Minuten/keer: ___ Minuten/keer: ___
0soms 0nooit 0soms 0nooit 0soms 0nooit
Minuten/keer: ___ Minuten/keer: ___ Minuten/keer: ___
0soms 0nooit 0soms 0nooit 0soms 0nooit
Minuten/keer: ___ Minuten/keer: ___ Minuten/keer: ___
0 Nee ( ga verder met vraag 4) 0 Ja (ga verder met vraag 3)
Kunt u aangeven hoe vaak u gaat FIETSEN om: (Ook hier: één keer is heen en terug fietsen) boodschappen te doen ___ keer per week naar uw werk/school te gaan ___ keer per week kinderen naar school te brengen/op te halen ___ keer per week op visite te gaan . ___ keer per week naar een buurtcentrum of moskee te gaan ___ keer per week • in vrije tijd/als hobby ___ keer per week • iets anders, nl. ___ keer per week
3 • • • • •
En hoeveel minuten dat per keer ongeveer is?
0soms 0nooit 0soms 0nooit
Minuten/keer: ___ Minuten/keer: ___
0soms 0nooit 0soms 0nooit
Minuten/keer: ___ Minuten/keer: ___
0soms 0nooit 0soms 0nooit 0soms 0nooit
Minuten/keer: ___ Minuten/keer: ___ Minuten/keer: ___
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
57
4
Werkt u buitenshuis? (betaald of onbetaald)
5
Hoeveel uur werkt u per week? ____ uur per week
Wat is de beste omschrijving van uw werk: 0 hoofdzakelijk zittend 0 zittend/staand, soms lopend 0 lopend, lopend met lichamelijke belasting 0 zwaar lichamelijk werk 0 anders, nl. ____________________________________________________________________
!!! ‘Soms’ is minder dan 1 keer per week !!!
6
Kunt u aangeven hoe vaak u de volgende sportactiviteiten uitvoert:
• zwemmen • aerobics / bewegen op muziek / gymnastiek • fitness • meesporten bij TV • dansen • anders, nl.__________________ ____________________________
En hoeveel minuten dat per keer ongeveer is?
___ keer per week 0soms 0nooit
Minuten/keer: ___
___ keer per week ___ keer per week ___ keer per week ___ keer per week ___ keer per week ___ keer per week
Minuten/keer: ___ Minuten/keer: ___ Minuten/keer: ___ Minuten/keer: ___ Minuten/keer: ___ Minuten/keer: ___
0soms 0nooit 0soms 0nooit 0soms 0nooit 0soms 0nooit 0soms 0nooit 0soms 0nooit
7
Kunt u voor de volgende huishoudelijke activiteiten aangeven op hoeveel dagen in de week u dit doet
En hoeveel uren dat per dag is?
• • • • •
___ dagen per week 0soms 0nooit ___ dagen per week 0soms 0nooit ___ dagen per week 0soms 0nooit ___ dagen per week 0soms 0nooit
Uren/dag: ___ Uren/dag: ___ Uren/dag: ___ Uren/dag: ___
___ dagen per week 0soms 0nooit ___ dagen per week 0soms 0nooit ___ dagen per week 0soms 0nooit ___ dagen per week 0soms 0nooit ___ dagen per week 0soms 0nooit
Uren/dag: ___ Uren/dag: ___ Uren/dag: ___ Uren/dag: ___ Uren/dag: ___
•
koken, afwassen afstoffen, stofzuigen moppen / dweilen, vegen badkamer / wc schoonmaken was doen, was ophangen, strijken kind eten geven / in bad doen met lichte boodschappen lopen met zware boodschappen lopen ramen lappen vloeren schrobben, tapijt uitkloppen anders, nl. __________________ ____________________________
___ dagen per week 0soms 0nooit ___ dagen per week 0soms 0nooit ___ dagen per week 0soms 0nooit
Uren/dag: ___ Uren/dag: ___ Uren/dag: ___
8
Hoe heeft u gehoord van deze sportactiviteit? 0 in het buurtcentrum 0 van een familielid, vriendin, buurvrouw 0 via de huisarts, fysiotherapeut, … 0 anders, nl. ____________________________________________________________________
9
Heeft u nog opmerkingen of vragen?
__________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________
• • • • •
58
0 Nee ( ga verder met vraag 6) 0 Ja (ga verder met vraag 5)
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
Afsluiting: Zoals al genoemd in de inleiding zullen uw antwoorden anoniem worden verwerkt. Omdat we over een aantal weken nog een paar vragen willen stellen, zou ik toch graag uw naam en geboortedatum van u willen weten. Dit strookje zal van de vragenlijst worden verwijderd.
Naam: Geboortedatum: 0 Turkse
0 Marokkaanse
0anders, nl.
Ik wil u hartelijk bedanken voor uw medewerking!
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
59
60
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
BIJLAGE B Evaluatievragen winkelrondleiding
Vragenlijst VOEDING - Supermarktrondleiding
1. Wat heeft u vandaag geleerd? 2. Welke producten die u thuis gebruikt, zijn ook tijdens de supermarktrondleiding besproken?
3. K unt u een paar producten noemen die u vaak koopt, waarvan u nu weet dat er ook een gezonder alternatief van te koop is?
4. Kunt u voor elk product aangeven waarom het alternatief gezonder is?
5. Welke van deze producten kunt u voor uzelf of uw familie gebruiken?
6. Gaat u dat de komende week ook proberen? Voor welke producten?
7
Wat voor belemmeringen ziet u, waardoor het lastig zou kunnen zijn om het thuis toe te passen?
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
61
Dan nu een paar vragen die gaan over het lezen van de etiketten op de producten: 8. H eeft u het idee dat u nu beter in staat bent om aan het etiket te zien wat er ook daadwerkelijk in het product zit? Wat kan het etiket u vertellen?
9. Weet u op welke dingen u moet letten bij het lezen van een etiket? Kunt u een voorbeeld geven?
10. Denk u dat u in de toekomst ook etiketten kan vergelijken van producten die we vandaag niet hebben bekeken?
11. Wat vond u van deze middag? 0 Veel/weinig geleerd 0 Wat is besproken sluit wel/niet goed aan bij wat ik thuis gebruik 0 Deze manier met een kleine groep en diëtiste spreekt mij wel/niet aan
62
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
BIJLAGE C Evaluatievragen kookbijeenkomsten
Vragenlijst VOEDING - Kookbijeenkomst Ingevuld door: _____________________________________________________________________________ Datum: … / … / 2005
Plaats: 0 Buurtcentrum De Waterval 0 Buurtcentrum De Horizon
Evaluatie van de bijeenkomst 1. Smaakt de gezondere variant anders? (per gerecht aangeven of anders en zo ja, beter of slechter)
2. Wat vindt u lekker of minder lekker aan de gezondere variant?
3. Bent u van plan dit gerecht thuis te gaan bereiden? (per gerecht noteren)
4. Zijn er belemmeringen om dit te doen? / Zou u dit gerecht ook voor bezoek willen klaarmaken?
5. Wat vonden jullie van de kookbijeenkomst? Wat hebben jullie geleerd?
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
63
Afspraken 2e bijeenkomst: 6. Welke andere gerechten zouden jullie graag de volgende keer bereiden?
7. Wie gaat de boodschappen doen?
8. W elke (kook)voorbereidingen moeten er plaatsvinden? Zijn er spullen nodig die niet in de keuken aanwezig zijn?
9. Wie gaat deze voorbereidingen doen?
64
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
BIJLAGE D V raagroute groepsgesprekken participatie
Inleiding Ik ben … … van de GGD Amsterdam en dit is … …, zij zal aantekeningen maken tijdens ons gesprek. Het project Gezonde Leefgewoonten Westerpark heeft als doel om activiteiten te ontwikkelen om overgewicht te voorkomen of te verminderen, voor en door Turkse en Marokkaanse vrouwen uit het stadsdeel. Wij hebben u daarom verschillende malen benaderd. Vandaag willen we graag aan u vragen wat u van deze manier vindt en hoe u dat hebt ervaren. • De bijeenkomst duurt ongeveer 2 uur • Het gaat om uw mening, er zijn geen foute antwoorden • U mag overal aangeven waar dingen beter hadden gekund, wij willen er graag van leren als het beter kan • We zullen dit gesprek in het Nederlands voeren, als iemand iets niet begrijpt kunt u dat misschien voor elkaar vertalen • Ik wil dit gesprek graag opnemen op de band, omdat ik dan nu niet heel veel aantekeningen hoef te maken, maar goed kan luisteren naar wat u zegt • Heeft iemand van u daar bezwaar tegen? • Zou u zoveel mogelijk om de beurt kunnen praten, zodat ik het later op de band ook weer goed kan verstaan
> Band starten
Vraagroute Ik wil beginnen met een algemene vraag: 1
Hoe heeft u dit project en uw bijdrage daarin ervaren?
Het project bestond uit een groot aantal verschillende stappen. Ik ga die nu een voor een met u doornemen en zal u dan bij iedere stap vragen wat u ervan vindt hoe dat is gegaan. We beginnen met de stappen op een rijtje te zetten (bij bespreken A4-tjes op een flap plakken): 1 interviews in juni 2004; 2 groepsgesprekken eind september/begin oktober 2004 3 een bijeenkomst voor het bespreken van de conclusies in december 2004 (apart met Turkse en met Marokkaanse vrouwen); 4 een bijeenkomst met Turkse en Marokkaanse vrouwen samen om een keuze te maken welke activiteiten we zullen organiseren en te vragen wie van jullie daarbij wilden helpen in januari 2005; 5 met de kleine groepjes samengekomen met anderen om de mogelijkheden verder te bekijken en eventueel echt iets te regelen (verschillende frequenties, van februari 2005 tot nu toe) (aerobics, zwemmen, voeding); 6 de activiteiten die plaatsvinden (aerobics elke woensdag, voeding in juli).
Dan beginnen we nu met vragen over de interviews en groepsgesprekken en de bespreking daarvan:
2
Wie van u was daarbij aanwezig? (mogelijk niemand bij interview, wel bij focusgroep)
3
Hoe vindt u dat deze bijeenkomsten zijn verlopen? (focusgroep en bespreking conclusies)
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
65
4
Vond u dat u hier goed uw mening kon vertellen? • Waarom wel of niet? • Wat stimuleert u om uw mening te geven? • Wat belemmert u om uw mening te geven? • Denkt u dat iedereen zijn mening durfde te geven? • Waarom wel of niet?
5
Vindt u dat wij ook iets met uw mening hebben gedaan in de volgende stap van het project (= werkgroep)? • heeft u uw mening terug gehoord in de bespreking van de resultaten en conclusies • hoorde u uw mening terug in de groepsbijeenkomst waar is besloten welke activiteiten worden georganiseerd • had het beter gekund • heeft u iets gemist
6
Is er nog iets wat u wilt zeggen over die bijeenkomsten?
Dan gaan we nu verder met de bijeenkomst met iedereen samen, zowel Turks als Marokkaans, + sportbuurtwerk + fysiotherapeut + diëtiste, waar we hebben besloten welke activiteiten we zouden organiseren en waar jullie hebben aangegeven dat jullie ons daarbij wilden helpen. 7
Wie van u was daarbij aanwezig? (waarschijnlijk iedereen)
8
Vond u dat u hier goed uw mening kon vertellen? • Waarom wel of niet? • Denkt u dat iedereen zijn mening durfde te geven? • Waarom wel of niet?
9
Hoe vindt u dat deze bijeenkomst is verlopen? • zelf inbreng gehad of juist alle inbreng vanuit GGD en professionals • besluiten zijn samen met ons/zonder ons genomen
10 V indt u dat wij ook iets met uw mening hebben gedaan in de volgende stap van het project (= subgroepen, organiseren activiteiten)?
11 D e bijeenkomst was gezamenlijk voor Turkse en Marokkaanse vrouwen en er waren zo’n 25 mensen aanwezig: wat vond u hiervan? • positieve aspecten • negatieve aspecten
12 Is er nog iets wat u wilt zeggen over die bijeenkomsten?
Na de grote bijeenkomst zijn we nog een aantal keren met de kleinere groepen bij elkaar geweest. 13
66
Hoe vindt u dat die bijeenkomsten zijn verlopen? • zelf inbreng gehad of juist alle inbreng vanuit GGD of anderen • wij konden onze mening wel/niet geven • onze mening was wel/niet belangrijk • besluiten zijn samen met ons/zonder ons genomen
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
14 D e groepjes voor aerobics en zwemmen zijn van Turkse en Marokkaanse vrouwen samen: wat vindt u hiervan? • positieve aspecten • negatieve aspecten
15 D e groepjes over voeding waren apart voor Turkse en voor Marokkaanse vrouwen, maar samen met de vrouwen uit De Horizon (en vonden ook plaats in De Horizon): wat vindt u daarvan? • positieve aspecten • negatieve aspecten
16 Is er nog iets wat u wilt zeggen over die bijeenkomsten?
Uiteindelijk zijn we begonnen met aerobics en de voedingssessies zijn gepland voor begin juli Wat vindt u van de opgezette activiteiten (aerobics, voeding?): 17 Houden ze rekening met de zaken die in de eerdere bijeenkomsten zijn besproken • houdt de aerobics rekening met de zaken die jullie in de bijeenkomsten naar voren hebben gebracht • wat kan er beter
18 Zijn deze opgezet op een manier zoals dat aansluit bij jullie dagelijks leven? • is wel of niet goed te combineren met de zorg voor het gezin • wat kan er beter
19 H ouden ze voldoende rekening met belemmeringen of knelpunten zodat zoveel mogelijk vrouwen mee kunnen doen? Knelpunten uit de probleemanalyse (ter sprake brengen als de vrouwen dat niet zelf doen): • Tijdstip (schooltijd) • Alleen vrouwen • Betaalbaar • In de buurt • Groepsverband • Vertrouwde omgeving • Kinderopvang • Eigen taal • Waarom is iets nog een probleem • Hoe kan het beter • Welke van de knelpunten bleken voor de activiteit misschien geen knelpunt te zijn • Zijn er nog andere knelpunten voor deelname
20 Is er nog iets wat u wilt zeggen over de activiteiten?
Project algemeen 21 Wat heeft u gestimuleerd om mee te helpen aan het project?
22 Vindt u dat u goed bent geïnformeerd over de voortgang en de resultaten van het project? • vaak genoeg • voldoende hoeveelheid informatie
23 Heeft u iets geleerd door uw bijdrage aan dit project? • Kunt u er in andere situaties voordeel van hebben?
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
67
24 A ls u met anderen over het project of de activiteiten praat, heeft u dan het gevoel dat het ook “uw project” of “uw activiteit” is?
25
ou u in de toekomst weer meedoen als er bijeenkomsten wordt georganiseerd: Z • om uw mening te vragen • waarom wel of niet • om te helpen om activiteiten te organiseren • waarom wel of niet
Anderen 26 Kent u nog mensen of organisaties die bij het project betrokken hadden moeten worden? Zo ja, wie?
Neveneffecten, einde project 27 Heeft dit project, naast de onderdelen die we nu hebben besproken, nog andere gevolgen gehad voor u en/of de Turkse en Marokkaanse vrouwen in Westerpark? • Positieve aspecten (bv: hebben nu met groep idee voor activiteit en gaan samen proberen dat voor elkaar te krijgen) • Negatieve aspecten (bv: dit project heeft heel lang geduurd, het is wel duidelijk dat we zelf nooit iets kunnen regelen)
28 Wat vindt u van deze bijeenkomst? • makkelijk of moeilijk om aan te geven wat we van al die andere keren vonden • zie nut hiervan niet in / wel nuttig dat we duidelijk kunnen maken hoe wij het ervaren
29 Hoe ziet u uw rol na de zomer? a bij de bestaande activiteiten • zelf deelnemen • werving van vrouwen • actviteiten uitbreiden b buiten het project: misschien als groep vrouwen samen dingen gaan organiseren, eigen sportclub of stichting beginnen
30 Wilt u verder nog iets zeggen over het project, de activiteiten of deze bijeenkomst?
Afsluiting Dit is het einde van deze bijeenkomst, ik wil u allemaal hartelijk bedanken voor uw bijdrage. De resultaten worden verwerkt in een rapport over de gang van zaken in het hele project.
68
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
BIJLAGE E Vragenlijst samenwerking
Inleiding Het project Gezonde Leefgewoonten Westerpark heeft zoals u weet ondertussen geleid tot een rapportage over de probleemanalyse: wat zijn de achtergronden van overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen, en tot het starten van aerobicslessen en voedingsbijeenkomsten. Voordat we zover waren hebben we een heel traject afgelegd, en ook u heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. In dit interview wil ik graag met u evalueren hoe u de samenwerking in het kader van dit project hebt ervaren en hoe u deze op verschillende aspecten beoordeelt. Het gaat hierbij om uw mening, om wat u vindt over de verschillende aspecten, er zijn dan ook geen foute antwoorden. Ik zou dit gesprek graag opnemen op de band, heeft u daar bezwaar tegen?
> Band starten 1
Kunt u beschrijven wat uw bijdrage was in het project Gezonde Leefgewoonten Westerpark? Aan welke onderdelen van het project heeft u bijgedragen en op welke manier? [Geef kaart 1]
2
Hoe heeft u dit project en uw bijdrage daarin ervaren?
3
Wat vindt u in het geheel van de samenwerking in het kader van dit project? • Positieve aspecten • Negatieve aspecten
Toelichting vervolg Ik ga u nu steeds een serie vragen stellen over één aspect van samenwerking. U kunt deze vragen kort beantwoorden. Daarna leg ik u een schaal voor (kaartje met daarop een schaal laten zien), waarop u kunt aangeven waar u vindt dat dat aspect in dit project uitkomt. Vervolgens wil ik dan nog van u weten of die inschaling als gewenst of ongewenst beschouwd en waarom. Het eerste aspect is behoeftebepaling Het thema overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen was het uitgangspunt van dit project. In het eerste jaar is onderzoek gedaan naar de factoren die bijdragen aan het ontstaan van overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen en op welke daarvan preventieve activiteiten kunnen worden ontwikkeld. Dit is wat wij in de volgende vragen bedoelen met de term behoeftebepaling.
1
Vindt u dat u als samenwerkingspartner voldoende betrokken bent bij de behoeftebepaling? • hoe had het beter gekund
2
indt u dat u als samenwerkingspartner voldoende geïnformeerd bent over de uitkomst van de V behoeftebepaling? • waarom wel/niet
3
In hoeverre wordt de uitkomst van de behoeftebepaling gedeeld door uw organisatie? • wat wel of niet • wat ontbreekt
4
Vindt u dat de doelgroep voldoende betrokken is bij de behoeftebepaling? • waarom wel/niet • zijn de betrokken vrouwen een bepaalde selectie uit de doelgroep • zijn er vrouwen uit de doelgroep die we niet hebben betrokken (selectie)? • had dat wel gemoeten en hoe dan
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
69
5
Denkt u dat de uitkomst van de behoeftebepaling wordt gedeeld door de doelgroep? • wat wel of niet • wat ontbreekt • wordt het gedeeld door alle Turkse en Marokkaanse vrouwen in Westerpark, of alleen een deel daarvan (selectie)?
6
[Geef kaart 2] Kunt u, nu u over deze verschillende vragen hebt nagedacht, aangeven waar u vindt dat dit project uitkomt op deze schaal:
7
Uitkomst behoefte-bepaling Uitkomst behoeftebepaling is mening van één partij 0 0 0 0 0 wordt gedeeld door alle 1 2 3 4 5 betrokkenen (beroepskrachten, doelgroep, organisaties) Vindt u dit een gewenste uitkomst of vindt u dat de inschaling van de behoeftebepaling in dit project op een ander punt had moeten uitkomen? • welk ander punt en waarom • wat zijn de oorzaken van het verschil • bij gewenst: toelichten (zou theoretisch 5 moeten zijn)
Organisatie Dit onderdeel gaat over de opzet en uitvoering van de verschillende stappen in het project. 1
e doelstelling van het project is om de achtergronden van overgewicht bij Turkse en Marokkaanse D vrouwen in kaart te brengen en beweeg- en voedingsactiviteiten te bewerkstelligen die overgewicht bij deze groepen kunnen verminderen of voorkomen. Hierbij zijn ook de participatie van de vrouwen zelf en samenwerking met diverse partners in het stadsdeel een belangrijk doel. U werkt voor … … (organisatie), en die heeft natuurlijk haar eigen doelstellingen. Kunt u aangeven of de doelen van het project aansluiten bij de doelen van uw organisatie? • indien wel: toelichten • indien niet: in hoeverre zijn de doelen met elkaar in tegenstelling
2
Wat is het belang voor uw organisatie om mee te werken aan dit project?
3
In dit project zijn diverse stappen uitgevoerd: interviews met sleutelinformanten, groepsgesprekken, bijeenkomsten met vrouwen uit de doelgroep om keuzes voor activiteiten te maken, het feitelijk organiseren van aerobicsuren [Geef kaart 1]. Vindt u dat uw organisatie bij de juiste onderdelen van het project betrokken is? • bij welke onderdelen vindt u dat het meer of minder had moeten zijn
4
[Geef kaart 3] Kunt u aangeven waar u vindt dat dit project uitkomt op deze schaal:
Opgezet en uitgevoerd door één partij
5
indt u dit een gewenste uitkomst of vindt u dat de inschaling van de opzet en uitvoering in dit V project op een ander punt had moeten uitkomen? • welk ander punt en waarom • wat zijn de oorzaken van het verschil • bij gewenst: toelichten (zou theoretisch 5 moeten zijn)
70
0 1
0 2
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
0 3
0 4
0 5
Opgezet en uitgevoerd door verschillende organisaties en betrokkenen
Besluitvorming Besluitvorming: hier willen we nagaan hoe besluitvorming is verlopen in de verschillende fasen en door diverse partijen in het project (in projectgroep, in buurtwerkgroepen, in interventiegroepjes) [Geef kaart 4] 1
Heeft u/uw organisatie naar uw mening voldoende aan de besluitvorming kunnen deelnemen? • waarom wel of niet?
2
Vindt u dat de doelgroep voldoende aan de besluitvorming heeft kunnen deelnemen? • waarom wel of niet?
3
indt u dat u/uw organisatie voldoende invloed op de te maken keuzes heeft gehad? V • toelichten
4
Vindt u de besluitvorming / de manier waarop keuzes gemaakt worden transparant? • waarom wel of niet?
5
Worden genomen besluiten/keuzes door u/uw organisatie gedeeld? • toelichten
6
Vindt u dat de genomen besluiten/keuzes door de doelgroep gedeeld worden? • toelichten
7
[Geef kaart 5] Kunt u aangeven waar u vindt dat dit project uitkomt op deze schaal:
Besluiten worden genomen door één partij
0 1
0 2
0 3
0 4
0 5
Alle organisaties en betrokkenen nemen deel aan het nemen van besluiten
8 V indt u dit een gewenste uitkomst of vindt u dat de inschaling van besluitvorming in dit project op een ander punt had moeten uitkomen? • welk ander punt en waarom • wat zijn de oorzaken van het verschil • bij gewenst: toelichten (zou theoretisch 5 moeten zijn)
Inzet van menskracht Ik heb nu een paar vragen over de inzet van menskracht in het project
1
Levert uw organisatie menskracht in dit project?
2
Vindt u dat er voldoende menskracht beschikbaar is? • waarom wel of niet?
3
Vindt u dat er voldoende menskracht wordt geleverd door de doelgroep? • waarom wel of niet?
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
71
4
[Geef kaart 6] Kunt u aangeven waar u vindt dat dit project uitkomt op deze schaal:
Inzet van menskracht vanuit één organisatie
5
Is dit een gewenste uitkomst of vindt u dat de inschaling van de inzet van menskracht in dit project op een ander punt had moeten uitkomen? • welk ander punt en waarom • wat zijn de oorzaken van het verschil • bij gewenst: toelichten (zou theoretisch 5 moeten zijn)
0 1
0 2
0 3
0 4
0 5
Alle organisaties en betrokkenen zetten menskracht in
Inzet van middelen De volgende vragen gaan over de inzet van middelen
1
Welke middelen worden ingezet door uw organisatie voor het project? (ruimte voor overleg of activiteiten, geld voor brieven, folders, deelname aan de activiteiten, etc)
2
Welke middelen worden ingezet door de doelgroep?
3
[Geef kaart 7] Kunt u aangeven waar u vindt dat dit project uitkomt op deze schaal:
Middelen komen vanuit één organisatie
4
Is dit een gewenste uitkomst of vindt u dat de inschaling van de inzet van middelen in dit project op een ander punt had moeten uitkomen? • welk ander punt en waarom • wat zijn de oorzaken van het verschil • bij gewenst: toelichten (zou theoretisch 5 moeten zijn)
0 1
0 2
0 3
0 4
0 5
Alle organisaties en betrokkenen leveren middelen
Communicatie Nu heb ik een aantal vragen over de communicatie over het project
1
2
72
Is naar uw mening voldoende informatie verstrekt over het project aan: a de politiek van het stadsdeel b de projectgroep c de doelgroepcontactpersonen (= de medewerkers van de buurtcentra die direct met Turkse en Marokkaanse vrouwen werken en de Voorlichters eigen taal en cultuur) d de doelgroep e de intermediairen (betrokken bij het project: huisartsen, fysiotherapeuten, diëtisten, sportbuurtwerk) f de Turkse en Marokkaanse mannen • ja / nee + toelichting
De betrokkenen zijn gedurende het project op verschillende manieren geïnformeerd, door middel van • vergaderingen, mondelinge toelichting in bestaande bijeenkomsten, schriftelijke projectbeschrijvingen, folders, presentatie van resultaten en een rapport • Vindt u dat er gebruik is gemaakt van de juiste middelen en manieren om de informatie te geven? • ja / nee + toelichting
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
3
Zijn naar uw mening partijen op tijd op de hoogte gebracht van de activiteiten en resultaten van het project? • ja / nee + toelichting
4
ou u aan kunnen geven wie u informeert over de activiteiten en resultaten van dit project: Z a Mijn directe meerderen 0 Ja 0 Nee 0 N.v.t. b Mijn collega’s binnen de organisatie 0 Ja 0 Nee 0 N.v.t. c De achterban van uw organisatie 0 Ja 0 Nee 0 N.v.t. (= patiënten, cliënten, burgers)
5
[Geef kaart 8] Kunt u aangeven waar u vindt dat dit project uitkomt op deze schaal:
Informatie wordt niet gedeeld met andere partijen
6
Is dit een gewenste uitkomst of vindt u dat de inschaling van de communicatie in dit project op een ander punt had moeten uitkomen? • welk ander punt en waarom • wat zijn de oorzaken van het verschil • bij gewenst: toelichten (zou theoretisch 5 moeten zijn)
0 1
0 2
0 3
0 4
0 5
Informatie wordt gedeeld met relevante partijen
Dit was de laatste groep vragen die werd gevolgd door een schaal. De rest van de vragen staan op zich en zullen niet worden samengevat in een schaal zoals hiervoor gebeurde.
Samenwerking over gehele project De volgende vragen gaan over de samenwerking in het project in als geheel 1
ls u het geheel van samenwerking en alle aspecten daarvan zo overdenkt, vindt u dan dat er sprake A is (geweest) van een goede samenwerking in het kader van dit project? • waarom wel/niet • sterke punten • zwakke punten
2
Heeft u het gevoel dat dit project ook “uw project” is? (bv in gesprekken met derden)
3
ent u nog mensen of organisaties die bij het project betrokken hadden moeten worden om de K resultaten te versterken of te verbeteren?
4
Voldoet het project aan de verwachtingen die u er van heeft/had? • Kunt u dat toelichten?
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
73
Vragenlijst neveneffecten Tot slot heb ik nog een vraag over andere effecten als gevolg van het project Heeft het project/de interventies naar uw mening gevolgen voor zaken buiten het project? (bv samenwerking met anderen, ideeën voor activiteiten, manier van werken met doelgroep, opzetten van extra activiteiten voor de doelgroep) • kunt u deze beschrijven • positieve gevolgen • negatieve gevolgen: hoe had dat voorkomen kunnen worden • voor uzelf • voor uw organisatie • voor anderen, bv de doelgroep 1
Afsluiting Dit was de laatste vraag. Heeft u nog vragen? Ik wil u hartelijk bedanken voor uw medewerking.
74
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
Bijlage F Kaarten bij vragenlijst samenwerking
Kaart 0 Samenwerkingspartners De volgende organisaties en functies daarbinnen zijn bij dit project betrokken (geweest) Organisatie
Functies
Afdeling Welzijn, Stadsdeel Westerpark Afdeling Sport en Recreatie, Stadsdeel Westerpark Afdeling Ruimtelijke Ordening en Verkeer, Stadsdeel Westerpark Stichting Welzijn Gezondheidscentra Amsterdam Thuiszorg Opbouwwerk Westerpark Diversen Zelforganisatie Doelgroep
Hoofd Afdeling Welzijn Beleidsmedewerkers Hoofd Afdeling Sport en Recreatie Sportbuurtwerkers Beleidsmedewerker
Kaart 1
Locatiemanagers buurtcentra Programmateam Migrantenwerkers Activiteitenwerkers Huisartsen Fysiotherapeuten Voorlichters Eigen Taal en Cultuur Maatschappelijk werker Hoofd Afdeling Diëtetiek Diëtisten Opbouwwerkers Docent Meer Bewegen voor Ouderen Verpleegkundigen consultatiebureau Bestuurlid Marokkaanse zelforganisatie Marokkaanse vrouwen Turkse vrouwen
Onderdelen / stappen in het project
• Interviews met professionele sleutelinformanten en sleutelinformanten uit de doelgroep (Turkse en Marokkaanse vrouwen) • Groepsgesprekken met Turkse en Marokkaanse vrouwen • Terugkoppeling van de resultaten en conclusies naar de deelnemers • Werkgroepbijeenkomst om beluiten over activiteiten te nemen • Bijeenkomsten met kleine groepen van Turkse en Marokkaanse vrouwen en beroepskrachten om activiteiten vorm te geven • Uitvoering van activiteiten: aerobics en voeding
Kaart 2
Schaal behoeftebepaling
Kunt u aangeven waar u vindt dat het project uitkomt op deze schaal:
Uikomst behoefte- bepaling is mening van één partij
0 1
0 2
0 3
0 4
0 5
Uitkomst behoefte- bepaling wordt gedeeld door alle betrokkenen (beroepskrachten, doelgroep, organisaties)
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
75
Kaart 3
Schaal organisatie
Kunt u aangeven waar u vindt dat het project uitkomt op deze schaal:
Opgezet en uitgevoerd door één partij
Kaart 4
0 1
0 2
0 3
0 4
0 5
Opgezet en uitgevoerd door verschillende organisaties en betrokkenen
Groepen
Fase
Onderdelen
Betrokken partijen
Probleemanalyse
+ + +
Interviews met sleutelinformanten en Turkse en Marokkaanse vrouwen Groepsgesprekken met Turkse en Marokkaanse vrouwen Terugkoppeling van de resultaten en conclusies naar de deelnemers
Projectgroep Beleidsmedewerker afdeling Welzijn, Stadsdeel Westerpark Lid programmateam Stichting Welzijn Fysiotherapeut Medewerker GGD Amsterdam
Doelgroepcontactpersonen Migranten- en activiteitenwerkers van de buurtcentra Voorlichters Eigen Taal en Cultuur
Interventieontwikkeling
+ +
Werkgroepbijeenkomst om besluiten over activiteiten te nemen Bijeenkomsten met interventie- groepjes om activiteiten vorm te geven
Projectgroep Buurtwerkgroepen Marokkaanse vrouwen Turkse vrouwen Medewerkers buurtcentra Beroepskrachten (sportbuurtwerker, diëtiste, fysiotherapeut) Medewerkers GGD Amsterdam Interventiegroepjes Marokkaanse vrouwen Turkse vrouwen Beroepskracht (sportbuurtwerker of diëtiste) Medewerker GGD Amsterdam
Implementatie
+ Uitvoering van activiteiten: aerobics en voeding
Kaart 5
Projectgroep Interventiegroepjes
Schaal besluitvorming
Kunt u aangeven waar u vindt dat het project uitkomt op deze schaal:
76
Besluiten worden genomen door één partij
0 1
0 2
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
0 3
0 4
0 5
Alle organisaties en betrokkenen nemen deel in het nemen van besluiten
Kaart 6
Schaal menskracht
Kunt u aangeven waar u vindt dat het project uitkomt op deze schaal:
Inzet van menskracht vanuit één organisatie
Kaart 7
0 1
0 2
0 3
0 4
0 5
Alle organisaties en betrokkenen zetten menskracht in
Schaal middelen
Kunt u aangeven waar u vindt dat het project uitkomt op deze schaal:
Middelen komen vanuit één organisatie
Kaart 8
0 1
0 2
0 3
0 4
0 5
Alle organisaties en betrokkenen leveren middelen
Schaal communicatie
Kunt u aangeven waar u vindt dat het project uitkomt op deze schaal:
Informatie wordt niet gedeeld met andere partijen
0 1
0 2
0 3
0 4
0 5
Informatie wordt gedeeld met relevante partijen
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
77
78
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
BIJLAGE G Vragenlijst structurele inbedding
Inleiding Het project Gezonde Leefgewoonten Westerpark heeft zoals u weet ondertussen geleid tot een rapportage over de probleemanalyse: wat zijn de achtergronden van overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen, en daarnaast bij we gestart met aerobicslessen en voedingsbijeenkomsten. In dit interview wil ik graag met u bespreken in hoeverre het project ook effecten zal hebben op de langere termijn. Ik zou dit gesprek graag opnemen op de band, heeft u daar bezwaar tegen? > Band starten 1
De doelstelling van het project is om samen met Turkse en Marokkaanse vrouwen en met diverse partners binnen het stadsdeel de achtergronden van overgewicht in kaart te brengen en beweeg- en voedingsactiviteiten te bewerkstelligen die overgewicht bij deze groepen kunnen verminderen of voorkomen. Naast het inhoudelijke doel, is binnen het project ook de gebruikte aanpak van belang: intersectorale samenwerking en participatie van de doelgroep. Vindt u dat deze doelen aansluiten bij uw organisatie? Kunt u dat toelichten?
2
Wat is de reden voor uw organisatie om mee te werken aan dit project?
3
eeft volgens u het project invloed op het geformuleerde beleid van uw organisatie? Zijn H onderdelen van het project opgenomen in het beleid (op het terrein van welzijn, sport en gezondheid)? • in relatie tot het thema overgewicht (dus ook mbt voeding en/of bewegen) • met betrekking tot de aspecten participatie en intersectorale samenwerking
4
enkt u dat uw organisatie van plan is de/een ontwikkelde activiteit(en) structureel aan te bieden? D Of een vergelijkbare activiteit?
5
Welke factoren werken denkt u bevorderend of belemmerend om de activiteiten structureel aan te bieden?
Neveneffecten Tot slot heb ik nog een vraag over andere effecten als gevolg van het project 6 Heeft het project/de interventies naar uw mening gevolgen voor zaken buiten het project? (bv samenwerking met anderen, ideeën voor activiteiten, manier van werken met doelgroep, opzetten van extra activiteiten voor de doelgroep) • kunt u deze beschrijven • positieve gevolgen • negatieve gevolgen: hoe had dat voorkomen kunnen worden • voor uzelf • voor uw organisatie • voor anderen, bv de doelgroep Afsluiting Dit was de laatste vraag. Heeft u nog vragen? Ik wil u hartelijk bedanken voor uw medewerking. De gesprekken worden verwerkt in een evaluatierapport dat na afloop van het project zal verschijnen.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
79
80
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
BIJLAGE H Vragen m.b.t. projectgroep
Functioneren projectgroep U heeft in het kader van dit project deelgenomen aan de projectgroep, de volgende vragen gaan over uw mening over het functioneren van de projectgroep:
1
Was het voor u duidelijk waarom deze groep is samengesteld? • waarom wel of niet • wat was er niet duidelijk
2
Onderschrijft u de doelen en taken van de projectgroep? • waarom wel of niet
3
ent u het eens met de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden B binnen de projectgroep? • waarom wel of niet • wat had anders gemoeten
4
Bent u tevreden over het resultaat van de vergaderingen? • waarom wel of niet
5
Hebben naar uw mening alle leden van de projectgroep voldoende bijgedragen? • waarom wel of niet
6
Wat is uw mening over het functioneren van de projectgroep: • voert zij haar taken goed uit • bereikt ze haar doelen • zo nee, waarom niet • hoe had het beter gekund
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
81
82
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
BIJLAGE I O pzet bewegen dagelijks leven in aerobicsles
Bewegen in het dagelijks leven: bespreken tijdens aerobicslessen Indeling van de les: 1 Warming up, conditie en spieroefeningen 2 Vraaggesprek over bewegen in het dagelijks leven 3 Conditie, spieroefeningen en cooling down Invulling van 2. Bewegen in het dagelijks leven Eerste les: Inleiding geven over het belang van voldoende bewegen in het dagelijks leven. Om gezond te blijven, hart- en bloedvaten goed te houden, is het belangrijk om elke dag tenminste een half uur matige tot behoorlijke lichaamsbeweging te hebben. Om af te vallen wordt het zelfs aangeraden om ongeveer 1,5 uur per dag te bewegen. Vandaag doen jullie mee aan de aerobicsles, dus dat zit wel goed, maar hoe bewegen jullie de andere dagen van de week? > Laat de vrouwen voorbeelden geven. Wat zouden jullie meer kunnen doen? > Laat de vrouwen eerst zelf met ideeën komen. • Zie voorbeelden onderaan pagina voor aanvullingen. Afspraken maken: > Wie gaat er komende week proberen ook op gewone dagen wat extra te bewegen? > Wat denk je dat je gaat doen? > Voor alle anderen: laten we afspreken dat iedereen de komende week probeert om twee keer een half uur te gaan wandelen.
Latere lessen: > Wie weet er nog hoelang je elke dag moet bewegen om gezond te blijven? (= 30 minuten) > En hoeveel wordt er aangeraden als je wilt afvallen? (1,5 uur)
• W ie heeft er de afgelopen week geprobeerd om extra te bewegen, twee keer een half uur te wandelen? • Is dat gelukt? • Waarom is het wel of niet gelukt? • Denk je dat het de komende week wel/weer gaat lukken? > Probeer allemaal de komende week extra te bewegen! (laat de vrouwen individueel aangeven wat zij zelf de komende week gaan proberen) Welke activiteiten zijn voldoende intensief? Stevig wandelen, ramen lappen, auto wassen, stoep vegen, fietsen, sporten. Eenvoudige mogelijkheden om dagelijks extra te bewegen: • Rondje stevig wandelen nadat de kinderen naar school zijn gebracht; • Stap een halte te vroeg uit de tram of bus en loop de rest; • Spreek met iemand af om samen te gaan wandelen; • Ga met je kinderen buiten spelen, speel mee, ga niet op een bankje zitten; • Ga na het eten een stukje lopen; • Neem de trap in plaats van de lift.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
83
84
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
BIJLAGE J Samenwerkingsafspraken
GG&GD Amsterdam, cluster Epidemiologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering Stadsdeel Westerpark, Sector Welzijn/Onderwijs De GG&GD Amsterdam, cluster Epidemiologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering (verder GG&GD Amsterdam), en het Stadsdeel Westerpark, Sector Welzijn/Onderwijs (verder Stadsdeel Westerpark) werken samen in het project ‘Gezonde Leefgewoonten Westerpark; een kwalitatief interventieonderzoek naar overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen’. Het project moet inzicht geven in de factoren die bijdragen aan de hoge prevalentie van overgewicht onder Turkse en Marokkaanse vrouwen en in de mogelijkheden om samen met de doelgroep preventieve interventies te ontwikkelen. De GG&GD Amsterdam voert het project uit. Het onderzoek wordt gefinancierd door ZonMw, programma Gezond Leven (projectnummer 4005.0014). De looptijd van het project is van 1 november 2003 tot en met 31 oktober 2005. In het kader van deze samenwerking worden de volgende afspraken gemaakt: 1 De GG&GD Amsterdam is verantwoordelijk voor de uitvoering van het project volgens het projectvoorstel (projectnummer 4005.0014). De GG&GD voert daartoe de volgende taken uit: • opzetten, uitvoeren en rapporteren van het vooronderzoek; • opzetten en coördineren van de lokale projectgroep in Westerpark; • ontwikkelen en uitvoeren van interventies samen met de doelgroep en lokale partners; • bewaken van de kwaliteit en de samenhang van interventies; • opzetten, uitvoeren en rapporteren van de proces- en effectevaluatie; • zorgdragen voor tijds- en financiële planning van het project; • opzetten en coördineren van de landelijke begeleidingscommissie; • rapporteren naar de financier ZonMw.
2
3
et Stadsdeel Westerpark heeft binnen het project een regisserende rol en voert daartoe H de volgende taken uit: • adviseren naar de GG&GD Amsterdam over de opzet en de uitvoering van het project; • introduceren van en communiceren over het project in het stadsdeel; • fungeren als aanspreekpunt voor derden uit de wijk; • participeren in lokale projectgroep; • adviseren over het vervolg op het project na afloop van de projectperiode.
oncrete samenwerkingsafspraken worden gemaakt in het overleg tussen de beleidsmedewerker C Welzijn, … (die optreedt als contactpersoon namens het stadsdeel) en het projectteam Gezonde leefgewoonten Westerpark van de GG&GD Amsterdam.
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark
85
86
Evaluatierapport Gezonde Leefgewoonten Westerpark