Vincent van Gogh – De brieven De volledige, geïllustreerde en geannoteerde uitgave Box met 6 delen 30 x 25 cm / 2 180 bladzijden / ongeveer 4 300 illustraties Prijs € 395 Intekenprijs € 325 t/m 3 januari 2010 isbn :
978 90 6153 851 6
Van Gogh Museum 1070 aj Amsterdam Tel.: +31 (0)20 570 52 00 Fax: +32 (0)20 570 52 22
www.vangoghletters.org www.vangoghmuseum.nl www.huygensinstituut.knaw.nl
Een uitgave van het Van Gogh Museum, het Huygens Instituut en het Mercatorfonds Exclusieve distributie in België: Mercatorfonds, Brussel Exclusieve distributie in Nederland: Amsterdam University Press, Amsterdam
De brieven van Vincent van Gogh in 6 delen Van Gogh Museum – Huygens Instituut – Mercatorfonds
De publicatie van de brieven van Van Gogh in oktober 2009 vormt de bekroning van 15 jaar onderzoek dat door het Van Gogh Museum in Amsterdam en het Huygens Instituut in Den Haag werd uitgevoerd. In 6 boekdelen wordt de volledige briefwisseling van Vincent van Gogh gepresenteerd: 819 brieven die door hem zijn geschreven en 83 brieven die aan hem zijn gericht. Van Gogh illustreerde zijn brieven vaak met schetsen en tekeningen en hij besprak met groot enthousiasme het werk van de meest uiteenlopende kunstenaars. In deze uitgave wordt elk kunstwerk afgebeeld dat in de brieven aan bod komt, dus niet alleen de tekeningen en schilderijen van Van Gogh zelf, maar ook alle werken die hem hebben geïnspireerd. In totaal telt deze publicatie ongeveer 4300 reproducties. De inleiding bij de brieven werpt een verrassend nieuw licht op het leven en werk van de kunstenaar, het resultaat van jaren van diepgaand onderzoek.
Inhoud Deel 1 (344 p.)
Brieven 1-193
1872-1881
Den Haag – Londen – Parijs – Ramsgate en Isleworth – Dordrecht – Amsterdam – Borinage en Brussel – Etten
Deel 2 (424 p.)
Brieven 194-384
1881-1883
Brieven 385-576
1883-1887
Den Haag
Deel 3 (376 p.) Drenthe – Nuenen – Antwerpen – Parijs
Deel 4 (452 p.)
Brieven 577-771
1888-1889
Brieven 772-902
1889-1890
Arles
Deel 5 (328 p.)
Saint-Rémy-de-Provence – Auvers-sur-Oise – Bijbehorende manuscripten
Deel 6 (256 p.)
Inleiding – Bijlagen – Registers
Woord van dank – Over deze uitgave – Van Goghs brieven: achtergrond en geschiedenis – Van Gogh: een biografische schets – Chronologie – Kaarten en plattegronden – Van Goghs familiekring – Stambomen van de families Van Gogh en Carbentus – De correspondenten – Lijst van materialen en technieken – Gewijzigde samenstelling van de brieven – Concordantie – Bibliografie – Index van werken – Index van namen – Fotoverantwoording
Het Van Gogh Brievenproject en de uitgave Vincent van Gogh – De brieven worden gesteund door: Vincent van Gogh Stichting – Turing Foundation – International Music & Art Foundation – Prins Bernhard Cultuurfonds – Linea d’Ombra – Shigeru Myojin en Sherif Nadar – Orentreich Family Foundation – Metamorfoze – Donatie van Ernst Nijkerk ter nagedachtenis van Inge Nijkerk - von der Laden
stem, veranderde van een heks in een engel en van de stem van een engel in de stem van een kind; en toen het antwoord van een andere stem, krachtig en warm trillend, een vrouwenstem van achter de coulissen. Het was verbluVend, verbluVend. Ik moet je wel zeggen, de zogenaamde ‘Félibres’ hadden kosten noch moeite gespaard.13 Ik heb met dit landje hier helemaal geen behoefte om naar de tropen te gaan. Ik geloof en zal altijd geloven in de kunst die in de tropen kan worden gemaakt en ik geloof dat het prachtig zal zijn, maar enfin, persoonlijk ben ik te oud en (vooral als ik me een oor van papier maché liet aanmeten) te zeer van karton om daarheen te gaan. Zal Gauguin het doen? Nodig is het niet. Want als het moet gebeuren, gebeurt het vanzelf. Wij zijn maar schakels in de keten. Die goede Gauguin en ik begrijpen elkaar in het diepst van ons hart en als wij een beetje gek zijn, het zij zo, zijn wij dan ook niet genoeg kunstenaar om de angst daarvoor te trotseren door wat wij zeggen met het penseel? Iedereen zal wellicht ooit een neurose hebben, de horla,14 de sint-vitusdans of iets anders. Maar bestaat er dan geen tegengif ? In Delacroix, Berlioz en Wagner? En werkelijk, ik ontken niet dat vooral ik tot op het merg aangetast ben door die kunstenaarswaanzin die wij allemaal hebben. Maar ik zeg en houd vol dat ons tegengif en onze vertroosting met een beetje goede wil als veel waardevoller kunnen worden beschouwd. Kijk maar naar de Espérance van Puvis de Chavannes [9].
9. De Terreur van de Jacobijnen in 1793. 10. Hoofdcommissaris Joseph d’Ornano maakte het proces-verbaal op van 27 februari 1889 (zie brief 750, n. 4). 11. Zie brief 602, n. 16 en brief 735, n. 8. 12. Zie brief 568, n. 3 (Voltaire, Candide). 13. Zie brief 704, n. 10. De ‘Folies arlésiennes’, waar Van Gogh de voorstelling gezien had, was een café-concert met een ‘salle de fêtes’ (feestzaal) gevestigd op 4 avenue Victor Hugo in Arles. Het stuk moet La Pastorale geweest zijn, gespeeld op 26 en 27 januari door een gezelschap uit Marseille (zie L’Homme de Bronze, 10 februari). 14. Zie brief 739, n. 9 (Maupassant, ‘Le horla’).
t. à t. Vincent
Brief 743
Omslag: Brief van Vincent van Gogh aan zijn broer Theo | Nuenen, 9 april 1885 | Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
dan ben ik nog wel in staat om tenminste in goederen te betalen wat ik geacht word schuldig te zijn. Verder, waarde broer, is het ’89, heel Frankrijk heeft ervoor gehuiverd en wij oude Hollanders niet minder, met hetzelfde hart. Wees op je hoede voor ’93, zul jij me wellicht zeggen.9 Helaas is dat een beetje waar en daarom kunnen wij ons beter bij de schilderijen houden. Ten slotte moet ik je nog zeggen dat de hoofdcommissaris van de politie gisteren heel vriendelijk bij me langs is geweest.10 Hij heeft me de hand gedrukt en gezegd dat ik hem als vriend raad kon vragen, als ik hem ooit nodig had. Waarop ik allesbehalve nee zeg, en het zou binnenkort juist wel eens het geval kunnen zijn als er problemen rijzen rond het huis. Ik wacht het moment af dat ik mijn maand huur moet betalen en dan zal ik de beheerder of de huisbaas regelrecht aanspreken.11 Maar om me eruit te gooien, dat zal ze in dit geval tenminste niet glad zitten. Wat wil je, wij zijn in de ban geraakt van de impressionisten, welnu, ik voor mij probeer de doeken af te maken die mij onbetwistbaar het plekje zullen garanderen dat ik er heb ingenomen. Ah, de toekomst daarvan… maar als père Pangloss ons verzekert dat alles altijd opperbest verloopt in de beste der werelden 12 – kunnen wij er dan aan twijfelen? Mijn brief is langer geworden dan ik van plan was, geeft niet – het belangrijkste is dat ik uitdrukkelijk vraag om twee maanden te kunnen werken, alvorens te regelen wat rond je huwelijk geregeld moet worden. Daarna stichten jij en je vrouw in het voorjaar een handelsfirma van meerdere generaties in de nieuwe bloeitijd. Jullie zullen het niet gemakkelijk hebben. En als dat geregeld is, vraag ik alleen maar een plaats als schilder in loondienst, zolang er tenminste geld is om die te betalen. Het werk leidt me juist af. En ik moet ontspanning nemen – gisteren ben ik naar de Folies Arlésiennes geweest, het theater in opkomst hier – het was de eerste keer dat ik heb geslapen zonder hevige nachtmerrie. Ze speelden (het was een Provençaals literair genootschap) een zogenaamde Noël of Pastourale, een overblijfsel van het middeleeuws christelijk toneel. Het was heel doordacht en moet hun heel wat geld hebben gekost. Natuurlijk werd de geboorte van Christus uitgebeeld, vermengd met een grappig verhaal van een verbouwereerde Provençaalse boerenfamilie. Goed – wat verbluVend mooi was, zoals een ets van Rembrandt, dat was de oude boerin, precies zo’n vrouw als mevrouw Tanguy met hersenen van vuursteen, vals, verraderlijk, gek; dat zag je allemaal tevoren in het stuk. Welnu, toen zij in het stuk werd meegenomen naar de mystieke stal, begon ze met haar bevende stem te zingen en toen veranderde haar
17
Vincent van Gogh – De brieven De volledige, geïllustreerde en geannoteerde uitgave
Onder redactie van Leo Jansen, Hans Luijten en Nienke Bakker
6 delen 1872-1890 Brieven 1-902
Van Gogh Museum Huygens Instituut Mercatorfonds
Ten geleide
Ten geleide
2
Sinds de brieven van Vincent van Gogh door publicatie brede bekendheid kregen – nu ruim een eeuw geleden – hebben ze de aandacht getrokken en bewondering geoogst. Ze zijn dankbaar gebruikt als bron van informatie over Van Goghs aangrijpende leven en zijn bijzondere werk, en er was volop erkenning voor de intrinsieke kwaliteiten van zijn schrijven: de persoonlijke toon, de beeldende stijl, het levendige taalgebruik. Zonder de gave van het woord zou Van Goghs relaas van zijn lotgevallen niet meer zijn geweest dan een litanie van hoop en strijd. Zijn uiterst persoonlijke correspondentie ontstijgt echter het louter individuele en krijgt zo de universele strekking die alle grote literatuur kenmerkt. De overgrote meerderheid van Van Goghs brieven is gericht aan zijn broer Theo. De vroegst bekende brief dateert van 29 september 1872, de laatste van enkele dagen voor zijn dood op 29 juli 1890. Daarna zag Theo het als zijn missie om begrip en waardering te vinden voor diens oeuvre, in samenwerking met een kleine kring van sympathiserende kunstenaars en critici. Maar Theo overleefde zijn broer slechts een half jaar, en zo kwam de verantwoordelijkheid voor de erfenis van Vincent op de schouders te liggen van Theo’s weduwe, Jo van Gogh-Bonger, en van Vincents vriend, de kunstenaar Emile Bernard. Door het organiseren van tentoonstellingen en de publicatie van zijn brieven hielpen zij de bekendheid van Van Gogh gestaag te vergroten. Hoewel de brieven nooit geschreven werden met het oog op publicatie, worden ze door biografen, kunst historici, psychologen en fictieauteurs al jaren gretig gebruikt vanwege de rijkdom aan inzichten die erin worden verwoord. Ze kunnen worden bestudeerd om hun literaire kwaliteiten; om de aanwijzingen die ze bevatten over Van Goghs plaats in de artistieke en intellectuele context van zijn tijd, zowel in Nederland als in Frankrijk; om de informatie die ze verschaffen over de technieken en materialen van zijn schilderijen en tekeningen; en, uiteraard, om de manier waarop ze Van Goghs innerlijke leven documenteren. De correspondentie van Van Gogh vertelt ons veel over de manier waarop hij over andere kunstenaars dacht. Hij maakt ons getuige van zijn bewondering voor een reeks uiteenlopende kunstenaars: Rembrandt, Eugène Delacroix en Jean-François Millet behoorden tot zijn voorbeelden, maar ook kunstenaars uit zijn onmiddellijke omgeving, zoals Anton Mauve, Emile Bernard en Paul Gauguin, beïnvloedden hem op verschillende momenten in zijn ontwikkeling. Hoe veelomvattend Van Goghs brieven ook zijn, het is bedrieglijk om ze te vergelijken met een dagboek. ‘Schrijven is eigentlijk maar een beroerd middel om elkaar dingen begrijpelijk te maken’, schreef Van Gogh aan zijn broer. Dat doet nogal paradoxaal aan uit de pen van een zo evident epistolair talent. Maar hij kon het weten als geen ander en het is voor lezers en onderzoekers van zijn brieven een aanmaning tot behoedzaamheid bij interpretatie en exegese. Niettemin helpen de brieven ons om zijn oeuvre chronologisch te ordenen en de ambities te doorgronden die
eraan ten grondslag liggen. Bovendien bevatten ze essentiële aanwijzingen omtrent Van Goghs intellectuele ontplooiing, zowel tijdens zijn artistieke loopbaan als in de periode die daaraan voorafging. De brieven maken het mogelijk na te gaan hoe hij zich als beginnend kunstenaar toelegde op tekenen door gebruik te maken van handboeken; hoe hij experimenteerde met tekenmaterialen als bergkrijt, lithografisch krijt en de rietpen, en met gereedschappen als het perspectiefraam; hoe hij vaak in ‘campagnes’ werkte; welke impulsen hij kreeg van lectuur en museumbezoek; hoe hij dacht over het gebruik van kleur; hoe het aanvankelijk zijn ambitie was om ‘boerenschilder’ te worden en hoe dat omgebogen werd naar ‘modern schilder’; wat de idealen van het ‘atelier van het Zuiden’ waren; en welke richting volgens hem de moderne kunst zou moeten opgaan. Deze opsomming is onvolledig; ze dient alleen om te illustreren dat Van Goghs brieven een hoeveelheid gegevens bevatten die zijns gelijke niet kent. De brieven die Van Gogh aan bevriende kunstenaars schreef, vormen een aparte groep binnen de correspondentie. Het belang van de briefwisseling met Gauguin en Bernard reikt zelfs verder dan het onderzoek naar leven en werk van Van Gogh, want het gaat hier om een cruciale episode in de kunstgeschiedenis. De discussies van de vrienden over abstractie, kleur, het gebruik van de verbeelding en het loslaten van de realiteit ten gunste van suggestie en symbolisme raken aan de fundamenten van de moderne kunst. Van Gogh schreef zijn brieven tot 1886 overwegend in het Nederlands (deze brieven maken ruwweg twee derde uit van het totaal) en gebruikte daarna vrijwel uitsluitend Frans. Er zijn ook enkele Engelse brieven. Hij beheerste het Frans voortreffelijk dankzij zijn directe contact met Franstaligen en door zijn lectuur. Het antwoord op de vraag waarom hij, als Nederlander, zelfs met zijn eigen familieleden in het Frans correspondeerde, is eenvoudig: de taalgevoelige Van Gogh had inmiddels zoveel tijd in een Franstalige omgeving doorgebracht dat zijn voeling met het Nederlands verminderd was en het Frans hem gemakkelijker afging. Bovendien woonde ook zijn broer Theo geruime tijd in Frankrijk. Van Gogh gebruikte normale, alledaagse woorden. Enige sentimentaliteit was hem niet vreemd, maar er is geen literair lyrisme in zijn briefstijl. Hij bediende zich vrijwel nooit van een hoger idioom of van intellectuele termen; daar waar hij dat toch nodig vond, voegde hij er vaak een verontschuldiging bij. Zijn gedreven persoonlijkheid komt vaak aan de oppervlakte in zijn directe en onopgesmukte schrijfstijl en hij toont zijn kwetsbaarheid door idealen onder woorden te brengen, conflicten aan te gaan en de lezer deelgenoot te maken van zijn verontwaardiging, zijn teleurstelling, zijn melancholie en, later, zijn psychische malaise. Door het isolement waarin hij mede door zijn lastige karakter onvermijdelijk terecht kwam, werd alles voor hem een gevecht met de wereld om hem heen en met zichzelf.
in 1952–1954, werden erin verwerkt, en 21 brieven werden aan het corpus toegevoegd. Verzameld in vier gele banden was De brieven destijds de meest volledige uitgave van de correspondentie die ooit was verschenen, maar doordat de brieven alleen in het Nederlands werden uitgegeven, kon slechts een beperkt lezerspubliek profiteren van de uitbreidingen van het corpus. Uiteindelijk werd de door Hulsker geworpen handschoen opgepakt door het Van Gogh Museum, dat in 1994 samen met het Huygens Instituut het Van Gogh Brievenproject begon. Deze editie is daarvan het resultaat, samen met een integrale wetenschappelijke webeditie (www.vangoghletters.org), met uitgebreide annotaties, bronteksten en facsimile’s. Voor het eerst worden alle kunstwerken die in de brieven vermeld zijn (voor zover die door de editeurs konden worden geïdentificeerd) samen met de brieven afgebeeld. Afgezien van de overvloedige illustraties (in de uitgave van 1952–1954 waren alleen briefschetsen afgedrukt), bevat de huidige editie substantiële verbeteringen van diverse aard in vergelijking met alle eerdere uitgaven. Uitgaande van een geheel nieuwe, adequate transcriptie van de manuscripten, die veel verkeerde lezingen en omissies uit de editie van 1952–1954 aan het licht bracht, zijn de oorspronkelijke taal en spelling behouden in de Nederlandse brieven. Voor de Franse brieven, en voor de handvol brieven die in het Engels zijn geschreven, is de vertaling van de eerdere Nederlandse editie (1990) volledig herzien en verbeterd, op een manier die zo getrouw mogelijk de oorspronkelijke betekenis weergeeft zonder Van Goghs eigen schrijfstijl te verfraaien of te ‘verbeteren’. De brieven zijn aansluitend volledig geannoteerd volgens de huidige stand van kennis, met inbegrip van nieuwe dateringen en gewijzigde inzichten omtrent de samenstelling van sommige brieven (bijvoorbeeld bladen waarvan men voorheen dacht dat ze bij andere brieven behoorden). Naast de brieven bevat deze editie informatie over de familie en de correspondenten van Van Gogh, een chronologie van zijn leven en een bijdrage over de biografische en historische context van de brieven. Het naslagwerk bevat o.a. plattegronden, een woordenlijst van materialen en technieken en uitgebreide registers. Het Van Gogh Museum en het Huygens Instituut hebben voor het Van Gogh Brievenproject, waarvan deze editie het resultaat is, middelen en mankracht vrijgemaakt op een schaal die nog nooit eerder was vertoond. Deze editie profiteert bovendien maximaal van het onderzoek dat in ruim een eeuw naar Van Goghs werken en brieven is gedaan. Zij zal een betrouwbare bron zijn voor verder onderzoek en blijvend plezier verschaffen aan zowel specialisten als een breed lezerspubliek.
De hierna volgende brieven worden gepubliceerd in ‘Vincent van Gogh – De brieven’, deel 4: Arles, 1888-1889.
Ter gelegenheid van de lancering van de nieuwe Van Gogh-brieveneditie wordt van 9 oktober 2009 tot 3 januari 2010 in het Van Gogh Museum in Amsterdam de tentoonstelling Van Goghs brieven. De kunstenaar aan het woord georganiseerd. Voor nadere informatie zie: www.vangoghmuseum.nl
Ten geleide
Het Van Gogh Brievenproject In 1914 schreef Jo van Gogh-Bonger: ‘Toen ik in April 1889 als Theo’s jonge vrouw ons appartement in de Cité Pigalle te Parijs betrad, vond ik onder in een klein bureau een lade vol brieven van Vincent, en week aan week zag ik daarna de weldra zoo bekende gele enveloppes met het karakteristieke schrift den inhoud der lade vergrooten.’ Theo van Gogh bewaarde een groot aantal brieven, foto’s, rekeningen, kasboeken en andere documenten, soms niet meer dan snippers. Na zijn dood in 1891 zijn deze dankzij Jo, hun zoon Vincent Willem en de Vincent van Gogh Stichting in de nalatenschap gebleven. Ze berusten thans in het Van Gogh Museum. De 902 brieven die in deze uitgave zijn opgenomen, vertegenwoordigen het geheel van de bekende correspondentie: 819 van die brieven schreef Van Gogh zelf; 83 ervan zijn aan hem gericht. Behalve de brieven zijn er 25 documenten (‘bijbehorende manuscripten’ genoemd), bestaande uit een aantal losse bladen die waarschijnlijk ooit bij een brief hebben gehoord maar die niet, of niet met zekerheid, te plaatsen zijn, en enkele niet-verzonden (concept)brieven. De publicatiegeschiedenis van de brieven (zie deel 6) is onlosmakelijk verbonden met de stijgende waardering voor Van Goghs schilderijen: de brieven werden bekend omstreeks de tijd dat zijn werk erkenning begon te krijgen. Al in 1914 verscheen in Nederland het meest substantiële gedeelte van Van Goghs correspondentie, de brieven aan zijn broer Theo. Deze en latere uitgaven waren doorgaans bedoeld voor een breed publiek. In de loop van de volgende veertig jaar werden, naarmate Van Goghs reputatie groeide, steeds meer brieven uitgegeven. In 1952 publiceerde Vincent Willem van Gogh, de neef van de schilder, de eerste band van een vierdelige ‘complete’ editie: Verzamelde brieven was een mijlpaal in de publicatiegeschiedenis van Van Goghs correspondentie. Deze uitgave werd integraal vertaald en uitgegeven in het Engels (1958), het Frans (1960) en het Duits (1965). In het voorwoord bij het eerste deel schreef V.W. van Gogh dat hij tegenwicht wilde bieden tegen de al te vrije interpretaties, de opgeklopte verhalen en mythes over Van Gogh en wees hij op het ‘uitsluitend documentaire karakter’ van zijn brieven editie. Verzamelde brieven werd hét referentiepunt voor de daaropvolgende halve eeuw van internationaal Van Goghonderzoek. Als pendant van J.-B. de la Failles oeuvre catalogus (gepubliceerd in 1928 en herzien in 1970) kan deze editie zonder voorbehoud de belangrijkste bron voor de studie van Van Goghs leven en werk van de twintigste eeuw worden genoemd. Toch bleef de behoefte aan een wetenschappelijke editie bestaan. Die had Jan Hulsker voor ogen toen hij in 1987 schreef: ‘Een ideale, complete editie van de brieven […] zou nauwkeuriger moeten zijn in de weergave van de tekst, de brieven zouden in hun correcte volgorde moeten worden geplaatst op basis van de meest recente inzichten, en de uitgave zou voorzien moeten zijn van annotaties, hoe summier ook.’ Het Van Gogh Museum verzorgde een nieuwe uitgave van Van Goghs volledige correspondentie ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van zijn dood in 1990. De laatste bevindingen op het gebied van de dateringen, vergaard sinds het verschijnen van de Verzamelde brieven
3
Arles, dinsdag 5 of woensdag 6 juni 1888 Aan Theo van Gogh
(f)
Waarde Theo, Als Gauguin akkoord gaat en als alleen de reis nog geregeld moet worden om de zaak aan te gaan, dan is het beter hem niet langer te laten wachten. Ik heb dus geschreven, hoewel ik daar helemaal geen tijd voor had, aangezien ik twee doeken op de ezel heb staan [1].1 Als je de brief duidelijk genoeg vindt, stuur hem dan; 2 zo niet, dan zou het voor ons ook beter zijn in geval van twijfel ervan af te zien.3 En de dingen die je voor hem zou doen, mogen niet je plan om de zusters over te laten komen in de war sturen en vooral niet wat jij en ik zelf nodig hebben. Want als wij zelf niet op krachten blijven, hoe wensen wij ons dan in te laten met de problemen van anderen? Maar momenteel zijn we goed op weg om op krachten te blijven, en laten we dus datgene doen wat onmiddellijk in ons vermogen ligt. Ik stuur je hierbij ingesloten het staal van het doek voor Tasset, ik weet evenwel niet of we met zijn doek verder moeten gaan.4 Als je me de volgende brief zondagmorgen stuurt, is het waarschijnlijk dat ik die dag om 1 uur opnieuw naar Saintes-Maries ga om er de week door te brengen.5 Ik lees een boek over Wagner dat ik je daarna zal sturen 6 – wat een kunstenaar, zo een in de schilderkunst, dat zou niet gek zijn. Dat komt wel. Weet je dat er
Dat kan heel interessant zijn, die hebben heel wat afgereisd, hij en zijn broer.7 Met een handdruk.
Ik geloof dat Gauguin en andere kunstenaars zullen zegevieren – maar – tussen dat moment en nu ligt een lange tijd, en zelfs als hij het geluk zou hebben een of twee doeken te verkopen, zou het hetzelfde liedje blijven. Gauguin zou er intussen aan onderdoor kunnen gaan, net als Meryon, ontmoedigd.8 Het is verkeerd dat hij niet werkt – enfin, we zullen zijn antwoord wel zien.
[1] Van Gogh, Vissersboten op het strand bij Les Saintes-Maries-dela-mer, 1888 (620.6)
1. Het tweede doek was waarschijnlijk afb. 622.1 of 622.2. 2. Theo ontving de brief ter lezing en stuurde hem door aan Gauguin, die hem in de tweede week van juni op zijn beurt doorstuurde aan Emile Schuffenecker (zie Merlhès 1989, p. 68).
4. Zie brief 614. 5. Van Gogh ontving op maandagochtend een telegrafische postwissel (brief 623); uit brieven 623 en 625 blijkt evenwel dat hij zich een nieuwe reis naar Les Saintes-Maries niet kon veroorloven. 6. Waarschijnlijk Richard Wagner, Musiciens, poètes et philosophes. Parijs 1887; vertaald en ingeleid door Camille Benoît. 7. De privétentoonstelling in het atelier van Félix Régamey (broer van Guillaume Régamey) was aangekondigd in L’Intransigeant, 5 juni 1888. 8. Charles Meryon had zichzelf doodgehongerd in de inrichting van Charenton.
622
(f)
Waarde vriend Bernard,
Arles, juni 1888
Bezoek aan Les Saintes-Maries-de-la-mer (617)
3. Afgeleid van het hippocratische adagium ‘in dubio abstine’.
Arles, c. donderdag 7 juni 1888
4
Doorlopend Komst van Gauguin naar Arles (602) Theo’s plan om Willemien en Lies naar Parijs te laten komen (615)
t. à t. Vincent
op nr. 6 rue Coëllogon, rue de Rennes, op 7 en 8 juni van 1 tot 7 uur een tentoonstelling is van schilderijen en tekeningen van Régamey?
Aan Emile Bernard
621
Ik krijg meer en meer de indruk dat de schilderijen die gemaakt moeten worden, de schilderijen die noodzakelijk zijn, onontbeerlijk om de hedendaagse schilderkunst helemaal zichzelf te laten zijn en een niveau te doen bereiken dat even hoog is als de serene hoogten die de Griekse beeldhouwers, de Duitse musici,1 de Franse romanschrijvers 2 hebben bereikt, de krachten van één enkel individu te boven gaan, dus waarschijnlijk gemaakt zullen worden door groepen van mensen die zich aaneensluiten om een gemeenschappelijk idee uit te voeren. De een heeft een voortreVelijke orkestratie van kleuren 3 en mist de ideeën.
De ander loopt over van nieuwe – dieptreurige of aardige – ideeën, maar kan ze niet welluidend genoeg tot uitdrukking brengen vanwege de bescheidenheid van zijn beperkte palet. Alle reden om teleurgesteld te zijn over het gebrek aan saamhorigheid onder de kunstenaars, die elkaar kritiseren en het leven zuur maken, maar er gelukkig niet in slagen elkaar teniet te doen. Je zult wellicht zeggen dat deze hele redenering banaal is. Het zij zo – maar het gegeven zelf – het bestaan van een herleving – dat is vast en zeker niet banaal. Een technische vraag. Geef me in je volgende brief eens je mening.
Doorlopend Gauguins ziekte (581) Bezoek aan Les Saintes-Maries-de-la-mer (617) Dienstplicht van Bernard (575) 1. Zie brief 621, n. 6. 2. ‘de romans’ (roman-): later toegevoegd. 3. Zie brief 537, n. 6 (Blanc).
Zwart en wit, gewoon zoals de handelaar ze ons verkoopt, die ga ik zonder omwegen op mijn palet brengen en als zodanig gebruiken. Als – en let wel dat ik het heb over de vereenvoudiging van de kleur op de wijze van de Japanners – als ik in een groen park met roze paden een heer zie die in het zwart is gekleed en van beroep vrederechter is (de Arabische jood in Tartarin van Daudet noemt deze eerzame ambtsdrager ‘zouge de paix’), 4 die l’Intransigeant zit te lezen. Boven hem en het park een lucht van simpel kobaltblauw. Waarom zou ik die ‘zouge de paix’ dan niet schilderen met gewoon beenzwart en l’Intransigeant met gewoon fel wit? Want de Japanner houdt geen rekening met de weerkaatsing en plaatst eVen tinten naast elkaar, terwijl karakteristieke lijnen op naïeve wijze bewegingen en vormen vastleggen. Een idee van een andere orde: als je een kleurmotief maakt dat bijvoorbeeld een gele avondlucht tot uitdrukking brengt – Dan komt het felle en harde wit van een witte muur tegen de hemel uiteindelijk, en op een merkwaardige manier, tot uitdrukking door het felle wit en datzelfde wit, getemperd door een neutrale toon. Want de lucht zelf geeft er een zachte lila tint aan.
Ook in dit zo naïeve landschap dat een hut moet voorstellen die helemaal witgekalkt is (het dak ook), die uiteraard op een oranje stuk grond staat – want de hemel van het Zuiden en de blauwe Middellandse Zee doen een oranje ontstaan dat des te intenser is naarmate het gamma van de blauwen in toon meer is opgevoerd – geven de zwarte tint van de deur, de ramen, het kruisje op de nok van het dak een simultaancontrast 5 van wit en zwart
[a–b] Briefschetsen: Hut in Les Saintes-Maries-de-la-Mer; Vrouw met parasol (f – /jh –)
(Schaal 75%)
4. Zie brief 609, n. 1 (Daudet, Tartarin de Tarascon). 5. Zie brief 536, n. 18. 6. Duidelijke voorbeelden van de door Van Gogh beschreven stoffen zijn niet teruggevonden.
Brieven 621–622
dat even strelend is voor het oog als dat van blauw met oranje [1–2]. Om een vrolijker motief te nemen stellen we ons een vrouw voor, gekleed in een zwart-wit geblokte jurk in hetzelfde primitieve landschap met een blauwe hemel en oranje grond – dat zou nogal grappig zijn om te zien, stel ik me zo voor. Juist in Arles draagt men vaak zwart-wit geblokte kleren.6 Het hoeft geen betoog dat zwart en wit ook kleuren zijn, of liever gezegd, in heel veel gevallen als kleuren kunnen worden beschouwd, omdat hun simultaancontrast even scherp is als dat van groen en rood bijvoorbeeld. De Japanners maken er trouwens gebruik van – op wit papier en met 4 pennenstreken brengen ze wonderbaarlijk goed de matte en bleke teint van een jong meisje tot uitdrukking en het scherpe contrast van het zwarte haar. Om nog maar te zwijgen van hun zwarte doornstruiken, overdekt met duizenden witte bloemen.
5
Ik heb eindelijk de Middellandse Zee gezien, die jij waarschijnlijk eerder zult oversteken dan ik. Heb een week in Saintes-Maries doorgebracht en om daar te komen heb ik met de diligence de Camargue doorkruist, met wijngaarden, heidevelden, vlak land zoals in Holland. Daar, in Saintes-Maries, waren meisjes die aan Cimabue en aan Giotto deden denken, slank, rechtop, een beetje droevig en mystiek. Op het geheel vlakke zandstrand kleine groene, rode, blauwe bootjes, qua vorm en kleur zo mooi dat ze aan bloemen deden denken; er vaart maar één man op, die boten gaan zelden de volle zee op – als er geen wind staat, gaan ze ervandoor en komen weer terug aan land als er een beetje te veel wind staat. Het schijnt dat Gauguin nog steeds ziek is. Ik ben heel benieuwd wat je de laatste tijd hebt gemaakt; ik maak nog steeds landschappen, hierbij krabbels [c–g].7 Ik zou ook wel zin hebben om Afrika te zien, maar ik maak geen vaste plannen voor de toekomst, dat zal van de omstandigheden afhangen. Wat ik wilde weten, is het eVect van een intenser blauw in de lucht. Fromentin en Gérôme 8 zien de grond van het Zuiden als kleurloos en heel wat mensen zagen die zo. Mijn God, ja, als je droog zand in je hand neemt en als je dat van dichtbij gaat bekijken. Water ook, de lucht ook, als je ze zo bekijkt, zijn ze kleurloos. geen blauw zonder geel en zonder oranje en als je blauw neemt, neem dan ook geel en oranje, nietwaar? Enfin, je zult wel zeggen dat ik je alleen maar banaliteiten schrijf. Met een handdruk in gedachten.
[b] Briefschets: Vrouw met parasol (f – /jh –) Kleurnotities, in de lucht: ‘bleu’ (blauw); op de grond: ‘orangé’ (oranjegeel).
t. à t. Vincent <>
[a] Briefschets: Hut in Les Saintes-Maries-de-la-mer (f – /jh –) Kleurnotities, in de lucht (tweemaal): ‘bleu’ (blauw); op de grond: ‘orange’ en ‘orangé’ (oranje, oranjegeel).
Arles, juni 1888
7. Naar de volgende schilderijen: c naar afb. 2; d naar afb. 619.5; e naar afb. 610.2; f naar afb. 609.1; g naar afb. 620.6; Van Gogh stuurde ook schets h naar afb. 611.2.
6
8. Fromentin had in Algerije geschilderd; Gérôme in Turkije, Griekenland en Egypte.
[1] Van Gogh, Hutten in Les Saintes-Maries-de-la-mer, 1888 (f 419/jh 1465)
[c] Meegezonden schets: Rij hutten in Les Saintes-Maries-de-la-mer (f –/jh 1463)
Kleurnotities, in de lucht: ‘Citron vert pale’ (licht citroengroen); op het dak van het huis linksvoor: ‘bleu & orangé’ (blauw en oranjegeel); op de benedenrand van dit huis: ‘cobalt tres clair’ (heel licht kobalt); op de zijkant van het tweede huis: ‘chrome 2’ (chroomgeel nr. 2); op de schoorsteen en op de benedenrand (tweemaal): ‘blanc’ (wit); op het dak: ‘violet’; op de zijkant van het derde huis: ‘chrome 2’; op het huis links op de achtergrond: ‘émeraude’ (smaragdgroen); op de voorkant van het huis, tweede van links op de achtergrond: ‘blanc’; op het dak van dit huis: ‘violet’; op het derde huis op de achtergrond: ‘orangé’ en ‘chrome 3’; op de weg: ‘rose’; onder de klaprozen naast de weg: ‘coquelicots rouge’ (rode klaprozen); op de vegetatie rechts: ‘Vert’ (groen).
Brief 622
[2] Van Gogh, Rij hutten in Les Saintes-Maries-de-la-mer, 1888 (f 420/jh 1462)
7
[g] Meegezonden schets: Vissersboten op het strand van Les Saintes-Maries-de-la-mer (f –/jh 1461)
[d] Kleurnotities, op het zeil van het eerste bootje: ‘jaune’ (geel); op het zeil van het tweede bootje: ‘blanc’ (wit); op het linkse bootje: ‘vert’ (groen); op het tweede bootje: ‘rouge’(rood); in het water vóór deze bootjes: ‘bleu’ (blauw); iets daaronder: ‘vert & blanc’; aan de waterlijn: ‘blanc’; op het strand: ‘vert & blanc rosé’ (groen en rozig wit); op het water voor de middelste zeilbootjes: ‘violet vert’ (violet, groen). [e] Kleurnotities, in de lucht: ‘Bleu’ (blauw); naast de bladeren van de boom: ‘vert’ (groen); naast het huis op de achtergrond: ‘orangé & jaune’ (oranjegeel en geel); daaronder: ‘ciel bleu’ (blauwe lucht); op de grond vóór het huis: ‘Vert’; op de voorgrond: ‘jaune & bleu’. [f] Kleurnotities: ‘maison rose’ (huis: roze); daaronder: ‘ciel bleu’ (lucht: blauw); rechts: ‘champ de blé / vert’ (korenveld: groen); daaronder: ‘route bordé / d’arbres / aux troncs violets’ (langs de weg bomen met violette stammen).
Arles, juni 1888
[d–f] Meegezonden schetsen: Vissersboten op zee; Landschap met wegrand; Boerderij in een korenveld (f –/jh 1464)
8
Kleurnotities, op de achtergrond: ‘Citron vert pale’ (licht citroengroen); op de sinaasappel links voor: ‘mine orange’ (menie); onder de kop en schotel links: ‘tasse bleu de roi / or & blanc’ (kopje: koningsblauw, goud en wit); op de sinaasappel linksachter: ‘chrome 3’ (chroomgeel nr. 3); boven de melkkan links: ‘carrelé / bleu & cobalt’ (blauw en kobalt ruitmotief ); op het tafelkleed, middenvoor: ‘bleu myosotys’ (vergeet-me-nietblauw); op de voorste van de drie citroenen: ‘chrome / N° 1’; op de twee andere citroenen: het cijfer ‘1’ (voor ‘chrome 1’); naast de koffiekan in het midden: ‘émaillé / bleu’ (blauw email); op de rand van de schotel rechts: ‘chrome 2’; naast het kopje rechts: ‘tasse blanche / dessins bleu / orangé’ (wit kopje, decor blauw oranje); naast de kan rechts: ‘pot en majolique / bleu à flammes / brunes à fleurs / roses & vertes’ (blauwe majolicapot met bruine vlammen, met roze en groene bloemen).
[h] Meegezonden schets: Stilleven met koffiepot (f –/jh 1428)
Arles, dinsdag 12 juni 1888 Aan Theo van Gogh
623
(f)
Waarde Theo, Hij zegt dat als matrozen een zware vracht moeten versjouwen of een anker moeten lichten, dat ze, om meer gewicht te kunnen tillen, om tot een uiterste inspanning in staat te zijn, allemaal samen zingen om elkaar te steunen en elkaar energie te geven. Dat het dát is waar het kunstenaars aan ontbreekt. Het zou me dus zeer verbazen als hij niet graag wilde komen. Maar de kosten voor het hotel 5 en de reis lopen nog hoger op door de doktersrekening, dus het zal wel moeilijk zijn. Maar ik denk dat hij de schuld moet laten uitstaan en schilderijen in onderpand moet geven als hij inderdaad hierheen komt, en als die lui daar niet mee akkoord gaan, de schuld moet laten uitstaan zonder schilderijen in onderpand. Ik heb toch ook datzelfde moeten doen om naar Parijs te komen 6 en hoewel ik toen heel wat spullen ben kwijtgeraakt, kan het in zo’n geval niet anders, en het is beter toch door te gaan dan in de ellende te blijven zitten. Ik ben niet naar Saintes-Maries geweest – ze zijn klaar met het schilderen van het huis en ik moest betalen en verder moet ik flink wat doek inslaan. En van de 50 francs heb ik nog één louis 7 over en het is pas dinsdagmorgen, dus was het niet mogelijk om te gaan en ik ben bang dat het volgende week ook nog niet mogelijk zal zijn. Het deed me genoegen te horen dat Mourier bij je is komen logeren.8 Als Gauguin het nu liever riskeert om zich weer in zaken te storten – als hij werkelijk vooruitzichten […]
1. Gauguins brief aan Vincent en die van Theo aan Gauguin zijn niet bekend. 2. Zie brief 621, n. 2. 3. Gauguin en Laval waren op 10 april 1887 samen vanuit Saint-Nazaire naar Panama gereisd, vervolgens rond half mei naar Martinique, waar ze tot november waren gebleven. 4. Gauguin zette zijn plan voor een kunstenaarsvereniging gefinancierd door Albert Dauprat en Henri Cottu, rijke vrienden van Laval, uiteen in zijn brief aan Emile Schuffenecker (zie brief 621, n. 2); zie Merlhès 1989, p. 70. 5. Zie brief 616, n. 1. 6. Zie brief 567, n. 3. 7. 20 francs. 8. Mourier-Petersen had op 6 juni zijn intrek bij Theo genomen in het appartement en hij zou er blijven tot c. 15 augustus.
Brieven 622–623
Maandagochtend heb ik je telegrafische postwissel van 50 francs ontvangen, waarvoor ik je hartelijk dank. Maar ik heb je brief nog niet ontvangen, wat me enigszins verbaast. Ik heb een brief gekregen van Gauguin, die zegt dat hij van jou een brief heeft ontvangen met 50 francs, waardoor hij erg geraakt was en waarin je hem iets over het plan hebt gezegd.1 Aangezien ik mijn brief aan hem naar jou had gestuurd, had hij op het moment van schrijven het duidelijker voorstel nog niet ontvangen.2 Maar hij zegt dat hij de ervaring heeft dat toen hij met zijn vriend Laval op Martinique was, ze samen goedkoper uit waren dan ieder voor zich, dat hij het er dus helemaal mee eens was dat samenleven voordeliger zou zijn.3 Hij zegt dat de pijn in zijn darmen nog steeds niet over is en ik heb de indruk dat hij erg somber is. Hij spreekt over de hoop die hij heeft om een kapitaal van 600.000 francs bij elkaar te krijgen om een handel in impressionistische schilderijen op te zetten en dat hij zijn plan nog zou uitleggen en dat hij wilde dat jij aan het hoofd van die onderneming kwam te staan.4 Het zou me niet verbazen als die hoop een luchtspiegeling was, een zinsbegoocheling als gevolg van de geldzorgen. Hoe meer geldzorgen je hebt – vooral als je ziek bent – des te meer denk je aan dergelijke mogelijkheden. Ik zie in dat plan dus vooral een bewijs te meer dat hij neerslachtig is en dat het het beste zou zijn hem zo gauw mogelijk op gang te helpen.
Doorlopend Komst van Gauguin naar Arles (602) Gauguins ziekte (581) Plan om terug te keren naar Les SaintesMaries-de-la-mer (621) Verzoek aan Russell om een schilderij van Gauguin te kopen (582) Voorgenomen ruil met Russell (589)
9
Arles, c. woensdag 21 november 1888 Aan Theo van Gogh
722
(f)
Waarde Theo,
Doorlopend Gauguins plan om terug te keren naar de tropen (716) Streven om tijdens de Wereldtentoonstelling in 1889 werk te tonen (590)
Dank voor je goede brief en voor het biljet van 100 francs dat erin zat. Ben heel blij dat het succes van Gauguin wat de verkoop betreft doorzet.1 Als hij tussen nu en een jaar genoeg kan verkopen om zijn plan om zich op Martinique te vestigen uit te voeren, dan denk ik dat hij binnen is. Maar volgens mij zou hij niet moeten riskeren daar terug te keren voordat hij 5 duizend opzij kan leggen; volgens hem zou hij 2000 nodig hebben. Maar naar mijn idee zou hij dan niet alleen vertrekken, maar samen met een ander of met anderen en daar een vast atelier stichten. Enfin, voor het zover is, zal er nog heel wat water door de Rijn moeten stromen. Wat je over de Hollanders schrijft, interesseert me zeer. Ik hoop op een dag met allebei persoonlijk kennis te maken. Hoe oud zijn ze? 2 Ik denk wel dat zij er uiteindelijk baat bij zullen hebben dat zij hier naar Frankrijk zijn gekomen. De moeilijkheden die ze hebben met kleur – verdomd – dat verbaast me niets. De serieuze studie van Rembrandt, die blijkt uit de twee tekeningen van De Haan die ik hier voor me heb, laat hij die niet opgeven! 3 Hebben zij het boek van Silvestre over Eug. Delacroix 4 gelezen en het artikel over kleur in de Grammaire des arts du dessin van Ch. Blanc? 5 Vraag ze dat eens namens mij en als ze dat niet gelezen hebben, dan moeten ze dat doen. Ik denk meer aan Rembrandt dan wellicht uit mijn studies blijkt.
Arles, november 1888
10
Dit is een krabbel van het laatste doek dat ik onder handen heb, weer een zaaier. Immense citroengele schijf als zon. Geelgroene hemel met roze wolken. De grond violet, de zaaier en de boom Pruisisch blauw. Doek van 30 [1]. Laten we met exposeren rustig wachten tot ik een dertigtal doeken van 30 heb. Dan zullen we die eens in jouw appartement exposeren voor de vrienden en dan nog zonder er veel ophef over te maken. En laten we verder niets doen. Er zijn heel wat redenen om nu pas op de plaats te maken. Het zal trouwens niet lang meer duren, ik denk dat ik het je rond de tijd van de expositie of wat later kan sturen. Ondertussen kan het hier goed drogen en kan ik alle doeken, als ze eenmaal tot in de impasto’s door en door droog zijn, nog eens onder handen nemen. Als ik op mijn veertigste een figuurstuk of portretten maak zoals ik ze voel, dan denk ik dat dat meer waard is dan een meer of minder serieus succes op dit moment. Heb jij de studies gezien die Bernard uit Bretagne heeft meegebracht? Gauguin heeft me er heel veel over verteld. Hij heeft er een die gewoonweg meesterlijk
[a] Briefschets: Zaaier met ondergaande zon (f –/jh 1628)
[1] Van Gogh, Zaaier met ondergaande zon, 1888 (f 450/jh 1627)
1. Theo had in november drie doeken van Gauguin verkocht, en hij verkocht begin december een vierde. Zie Correspondance Gauguin 1984, p. 280, en Wildenstein 2001, pp. 284, 384–385. 2. De Haan was 36, Isaäcson 29 jaar. 3. Zie brief 708. 4. Zie brief 526, n. 2. Brief 722
5. Zie Blanc, Grammaire des arts du dessin, pp. 22–26 (hfst. 5, ‘Principes’), 601–617 (hfst. 13, ‘Peinture’).
11
is [4]. Ik geloof dat we Bernard een dienst bewijzen als we er een van hem kopen en dat hij het echt verdient. Maar wij moeten niet vergeten dat we Gauguin hetzij met nieuwjaar, hetzij in maart het geld nog moeten terugbetalen dat hij wellicht heeft uitgegeven voor bijvoorbeeld lakens of dingen die in het atelier zullen blijven. Want aan beide kanten hebben wij er volgens mij baat bij dat er niets, absoluut niets wordt veranderd aan de regeling van het geld zoals we die hebben afgesproken.6 Of we er over een jaar nog baat bij hebben? Wie dan leeft, die dan zorgt. Gauguin heeft een heel mooi schilderij met wasvrouwen [2–3] 7 onder handen en ook een groot stilleven van een oranje pompoen en appels en wit linnengoed tegen een gele voor- en achtergrond.8 Het weer is hier koud, maar je ziet niettemin heel mooie dingen. Gisteravond bijvoorbeeld een buitengewoon mooie zonsondergang in mysterieus bleek citroengeel – daartegen Pruisisch blauwe cipressen, bomen met dorre bladeren in alle gebroken tinten; dat was heel opmerkelijk. Je kunt je niet voorstellen hoe blij ik ben dat jij schilders om je heen hebt en niet alleen bent in je appartement, zoals ik ook heel blij ben dat ik zo’n goed gezelschap heb als Gauguin. Tot gauw en nogmaals dank voor je goede brief.
[4] Bernard, Bretonse vrouwen in de weide, 1888 (712.1)
[2] Gauguin, Vrouwen die de was doen op de oever van een kanaal, 1888
[3] Gauguin, Vrouwen die de was doen, 1888
6. Zie brief 717, n. 6.
t. à t. Vincent
Arles, november 1888
Wat zeggen De Haan en Isaäcson van Monticelli? Hebben zij nog andere gezien dan die bij jou zijn? 9 Je weet dat ik me nog altijd vlei met de gedachte dat ik het werk voortzet dat Monticelli hier begonnen is.10
12
7. Een van de twee schilderijen met wasvrouwen die Gauguin in deze periode maakte, afb. 2 of afb. 3. 8. Hoogstwaarschijnlijk is dit – verloren gegane – stilleven gedeeltelijk afgebeeld op Van Goghs portret van Paul Gauguin (Man met rode baret) (f546/jh–). 9. Zie brief 578, n. 4. 10. Zie brieven 689 en 702.
Arles, maandag 28 januari 1889 Aan Theo van Gogh
743
(f)
Waarde Theo, Een paar woordjes maar om je te zeggen dat mijn gezondheid en het werk redelijk vooruitgaan. Wat ik opmerkelijk vind, als ik mijn toestand van nu vergelijk met die van een maand geleden. Vroeger wist ik wel dat je je armen en benen kon breken en dat dat dan later weer kon herstellen, maar ik wist niet dat je geestelijk gebroken kon worden en dat dat nadien ook herstelde. Ik houd wel iets van ‘waar is het goed voor om te herstellen’ in die verbazing over een genezing waarop ik helemaal niet had durven rekenen. Tijdens je bezoek zul je, denk ik, in de kamer van Gauguin wel twee doeken van 30 met zonnebloemen
gezien hebben [5–6]. Ik heb zojuist de laatste hand gelegd aan de herhalingen [3–4], die absoluut gelijkwaardig en eender zijn. Ik heb je geloof ik al gezegd dat ik bovendien een doek heb van een Berceuse, dat waaraan ik werkte toen mijn ziekte ertussen kwam [2]. Daarvan heb ik op dit moment ook 2 versies [1]. Over dit doek heb ik onlangs aan Gauguin verteld dat, omdat hij en ik hadden gepraat over de IJslandvaarders en hun naargeestige isolement, blootgesteld aan alle gevaren, alleen op de trieste zee, ik heb daarover dus onlangs aan Gauguin verteld dat ik na die vertrouwelijke gesprekken het idee
Doorlopend Vincents eerste crisis en ziekenhuisopname (728) Theo’s komst naar Arles (728) Theo’s verloving en huwelijk met Jo Bonger (728) Gauguins plan om terug te keren naar de tropen (716)
[2] Van Gogh, Augustine Roulin (‘La berceuse’), 1889 (739.2)
Brief 743
[1] Van Gogh, Augustine Roulin (‘La berceuse’), 1889 (f 506/jh 1670)
13
Arles, januari 1889
[3] Van Gogh, Zonnebloemen in een vaas, 1889 (f 458/jh 1667)
14
[5] Van Gogh, Zonnebloemen in een vaas, 1888 (668.5)
[6] Van Gogh, Zonnebloemen in een vaas, 1888 (666.3)
[4] Van Gogh, Zonnebloemen in een vaas, 1889 (f 455/jh 1668)
Brief 743
15
Arles, januari 1889
16
kreeg om een dusdanig schilderij te schilderen dat zeelieden – kinderen en martelaren tegelijk – dat ziende in de scheepskajuit van IJslandvaarders, een deining zouden voelen die hen zou herinneren aan hun eigen wiegelied.1 Nu, het lijkt, zo je wilt, op een kleurenprent uit een bazaar. Een vrouw in het groen met oranje haren tekent zich af tegen een groene achtergrond met roze bloemen. Nu, die onverenigbare hoge tonen van fel roze, fel oranje en fel groen worden getemperd door lagere tonen rood en groen. Ik stel me die doeken juist tussen die van de Zonnebloemen voor – die aldus aan beide zijden staande lampen of kandelaars vormen van hetzelfde formaat; en het geheel bestaat zo uit 7 of 9 doeken.2 (Ik zou nog een herhaling voor Holland willen maken, als ik het model weer kan krijgen). Aangezien het hier nog steeds winter is, luister: laat mij rustig verder gaan met mijn werk; als het het werk is van een gek, goed, jammer dan. Dan kan ik er ook niets aan doen. Die onverdraaglijke hallucinaties zijn nu echter opgehouden en beperken zich tot niet meer dan een nachtmerrie, door het innemen van broomkali denk ik. Die geldkwestie tot in de details bespreken,3 dat is nog onmogelijk voor me, maar toch wil ik het juist tot in de details bespreken en ik werk onafgebroken van de ochtend tot de avond om je te bewijzen (tenzij mijn werk ook weer een hallucinatie is), om je te bewijzen dat wij hier werkelijk in de voetsporen treden van Monticelli en, wat meer is, dat we in het grootse werk van Bruyas uit Montpellier, die zoveel heeft gedaan om in het Zuiden een school te stichten,4 een licht hebben op onze weg en een lamp voor onze voeten.5 Maar kijk er niet te veel van op als ik volgende maand genoodzaakt ben je om het hele maandgeld te vragen, zelfs met inbegrip van het betreVende extra bedrag. Het is al met al niet meer dan billijk dat ik in tijden van productie, waarin ik al mijn levenskracht opgebruik, aandring op wat ik nodig heb om enkele voorzorgsmaatregelen te kunnen nemen. Het verschil in de uitgaven is van mijn kant zeker niet buitensporig, zelfs niet in dergelijke gevallen. En nogmaals, ofwel sluit me meteen op in een gekkenhuis, daar heb ik niets op tegen als ik me vergis, ofwel laat me op volle kracht werken en de voorzorgsmaatregelen nemen die ik je noem. Als ik niet gek ben, dan komt eens het moment dat ik je zal sturen wat ik je van meet af aan heb beloofd. Welnu, die schilderijen zullen wellicht onherroepelijk verspreid raken, maar als jij het geheel zult zien van wat ik wil, dan zul je er, naar ik durf te hopen, een troostgevende indruk van krijgen. Jij hebt net als ik in de kleine etalage van een lijstenmaker in de rue Lafitte een deel van de collectie
Faure 6 uitgestald gezien, nietwaar? Jij hebt net als ik gezien dat deze trage stoet van doeken, waar vroeger op neer werd gekeken, opmerkelijk interessant was. Goed. Mijn grote verlangen is dat jij ook vroeg of laat een serie doeken van mij zult hebben die juist in diezelfde etalage voorbij zou kunnen trekken. Als ik nu onafgebroken door blijf werken in februari en maart aanstaande, zal ik hopelijk de kalme herhalingen af hebben van een aantal studies die ik vorig jaar heb gemaakt. En die zullen samen met sommige doeken die je al van me hebt, zoals de Oogst [7] en de Witte boomgaard [8], een vrij stevige basis vormen. In diezelfde periode, dus niet later dan maart, kunnen wij regelen wat er ter gelegenheid van je huwelijk geregeld moet worden. Maar in februari en maart zal ik me, hoewel aan het werk, nog als ziek beschouwen en ik zeg je bij voorbaat dat ik die twee maanden wellicht 250 per maand moet opnemen van het jaarbedrag. Je zult wellicht begrijpen dat wat me in zekere zin zou geruststellen over mijn ziekte en de mogelijkheid van een terugval, het besef is dat Gauguin en ik ons tenminste niet voor niets de hersens hebben afgepijnigd, maar dat er goede doeken uit voortkomen. En ik durf te geloven dat jij eens zult zien dat het, door eerlijk en kalm te blijven juist wat het geld betreft, voortaan uitgesloten is dat wij jegens de Goupils onjuist gehandeld hebben. Hoewel ik natuurlijk indirect door jouw tussenkomst hun brood gegeten heb – Behoud ik in dat geval direct toch mijn onafhankelijkheid.7 In plaats van ons daardoor altijd min of meer bezwaard te blijven voelen tegenover elkaar, kunnen we ons nog meer broers voelen zodra dat is geregeld. Jij zult wel al die tijd arm zijn geweest om mij te onderhouden, maar ik geef je het geld terug of anders geef ik de geest. Nu komt je vrouw, die zo goed is om ons oudjes iets van hun jeugdigheid terug te geven. Maar ik ben ervan overtuigd dat jij en ik in de handel weer opvolgers zullen krijgen en dat wij het wederom waren die niet hebben geklaagd juist toen de familie ons financieel aan ons lot overliet.8 Ja, laat het onheil dan maar geschieden..... Heb ik daarin dan ongelijk? Kom, zolang de wereld van nu blijft bestaan, zullen er kunstenaars en schilderijenhandelaren zijn, vooral die die net als jij tegelijkertijd apostel zijn. En als wij ooit in goede doen zullen raken, dan zijn we, ook al zijn we dan wellicht een paar oude joodse pijprokers, in ons werk in ieder geval altijd recht door zee gegaan en zijn we de dingen van het hart nog niet vergeten, zij het dan dat we wat berekenend zijn geweest. Het is waar wat ik je zeg: als het niet absoluut noodzakelijk is om me op te sluiten in een gekkenhuis,
[7] Van Gogh, De oogst, 1888 (623.9)
[8] Van Gogh, De witte boomgaard, 1888 (594.7)
[9] Puvis de Chavannes, Hoop, c. 1872 (611.3)
1. Zie brief 739, n. 4. 2. Van Gogh had inmiddels zes doeken klaar: twee van ‘La berceuse’ en vier van zonnebloemen, die twee triptieken vormden: een voor Theo en een voor Gauguin. Hij overwoog een derde Berceuse te schilderen voor Holland (wat hij kort daarna deed; zie brief 745), mogelijk gevolgd door nog twee doeken van zonnebloemen, waarmee een derde triptiek zou ontstaan. 3. Zie brief 736, n. 1. 4. Zie brief 726, n. 1 (Bruyas). 5. Cf. Ps. 119 : 105. 6. Van Gogh refereert aan de belangrijke collectie impressionistische schilderijen van de verzamelaar Jean Baptiste Faure, met werk van Manet, Monet, Sisley, Pissarro en Degas. De lijstenmaker is niet geïdentificeerd. 7. Zie brief 721. 8. Van Gogh voegde ‘juste au moment où’ (juist toen) toe; daarachter doorgehaald: ‘notre oncle’ (onze oom). Van Gogh doelde hier op oom Cor en/of oom Vincent; zij hadden in 1886 geweigerd Theo financieel te steunen (zie brief 568, n. 2).