DE KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST IS DE ORGANISATIE VAN EN VOOR ARTSEN IN NEDERLAND
5
verslag Congres sterke medische zorg voor kwetsbare ouderen 10 LOCATIE
Domus Medica, Utrecht 15 DATUM
dinsdag 9 november 2010 __________________________________________________________________________________ Opening 20 KNMG-voorzitter Nieuwenhuijzen Kruseman opent om 16.00 uur het congres met een woord van welkom. Hij is verheugd over de grote opkomst, die erop wijst dat de belangstelling voor ouderenzorg sterk is gegroeid. Hij gaat ervan uit dat dit een gunstig signaal is voor de vervulling van vacatures, overigens niet het onderwerp van het congres. 25 Videoboodschap van staatssecretaris drs. M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner
30
35
De staatssecretaris is er als arts trots op dat het rapport in gezamenlijkheid door de hele beroepsgroep is ontwikkeld. Zij vindt het heel sterk dat het is voortgekomen uit een constructief kritische houding ten opzichte van de eigen rol in de sector. De verschillen tussen de verschillende beroepsgroepen moeten overbrugd kunnen worden om de aandacht te kunnen richten op wat de kwetsbare ouderen nodig hebben. Kwetsbare ouderen kunnen hun klachten vaak niet goed onder woorden brengen, reageren vaak heel anders op medicatie enz. dan jongeren en kunnen heel snel in een neerwaartse spiraal raken. Als de arts dat op tijd signaleert en kan interveniëren, blijven mensen zich vaak veel langer goed voelen. Het spijt haar dat zij het congres niet kan bijwonen, maar zij hoopt de komende vier jaar de stem van de zorg op het departement en de stem van het departement in de praktijk te laten horen. In het prachtige rapport is net de ouderenzorg in instellingen buiten beeld gebleven. Zij wil haar best doen om dat kleine stukje zorg weer in beeld te brengen. Zij wenst een ieder succes. Zij hoopt nog veel te horen over het prachtige initiatief, dat zij waar zij kan ten volle zal ondersteunen.
40 Visie van patiëntenorganisaties op sterke medische zorg voor kwetsbare ouderen
45
50
55
Van Soest, voorzitter CSO (koepel van de ouderenorganisaties), vervangt op een laat moment mevrouw Greweldinger om de visie van de samenwerkende ouderenorganisaties te presenteren. Hij houdt zich vooral bezig met strategische vraagstukken, ook op het beleidsterrein medische zorg. Het verheugt hem dat de nieuwe bewindslieden op Volksgezondheid de gezondheidszorg van binnenuit kennen en zelfs een specialisme op dit terrein hebben ontwikkeld. Het stemt ook hoopvol dat het regeerakkoord een apart hoofdstuk ouderenzorg bevat. Zijn wens is dat KNMG en CSO samen blijven optrekken. De CSO heeft de Tweede Kamer, zoals elk jaar, naar aanleiding van de begrotingsbehandeling Gezondheidszorg een brief gestuurd. Zij schrijft dat het geriatrisch perspectief in de curatieve zorg in de begroting niet de aandacht krijgt die het verdient. “Goede initiatieven, zoals de voorbeelden ontwikkeld in het Nationaal Programma Ouderenzorg en het standpunt over medische ouderenzorg van de KNMG moeten uitgangspunt worden bij de vormgeving van de curatieve zorg voor ouderen.” Als het aan de ouderenorganisaties ligt, worden de oplossingen die zijn beschreven in het rapport van de KNMG liever vandaag dan morgen in de praktijk zichtbaar. De CSO maakt een onderscheid tussen de derde en de vierde generatie ouderen. De derde generatie, miljoenen Nederlanders, levert vaak nog een actieve bijdrage aan de samenleving, deels door
2
5
10
15
20
25
30
betaalde arbeid, maar vooral ook door vrijwilligerswerk en mantelzorg. Zij heeft een heel belangrijke rol bij het betaalbaar houden van een solidaire samenleving. Zij heeft veel betekenis voor de vierde generatie ouderen, vanaf ongeveer 75 jaar, die vaak geconfronteerd worden met gebreken en beperkingen. Zij worden minder flexibel en hebben moeite om alle maatschappelijke ontwikkelingen bij te benen. Zij zijn vaker alleenstaand. Het valt dan vaak niet mee om sterk te blijven, al wil men nog sterk lijken. Veel ouderen zijn trots en vragen niet zo snel om hulp. Uiteindelijk willen zij toch een huisarts die hen bij de hand neemt en samen met hen bekijkt wat nodig is, in bredere zin. Ouderen moeten eraan wennen dat de huisarts niet meer de constante factor van vroeger is, 7 keer 24 uur bereikbaar. Het is belangrijk dat de vervanger over het juiste dossier kan beschikken, een overzicht van het totaal aan aandoeningen en het complete behandelplan. Voorkomen moet worden dat, vaak voortreffelijke, zorgvuldig opgestelde multidisciplinaire behandelplannen worden doorkruist door incidentele behandelingen. Het is belangrijk dat huisartsen openstaan voor de specifieke deskundigheid van de specialisten ouderengeneeskunde en van de geriaters. Ziekenhuisopname is voor ouderen vaak een knik in hun levensloop. Na een operatie begint het daar pas voor hen. Een goed toegerust maatschappelijk werk of een geriatrisch team is nodig om terugkeer naar de thuissituatie voor te bereiden. De directe omgeving van de cliënt moet bij het ontslag betrokken worden. Er zou daarom in het ziekenhuis een contactpersoon moeten zijn als een kwetsbare oudere wordt opgenomen. In ziekenhuizen is er voor de geriatrie nog een wereld te winnen. De CSO zal blijven pleiten voor uitbreiding van het aantal klinisch geriaters en specialisten ouderengeneeskunde, zolang dit niet in ieder ziekenhuis goed geregeld is. Periodieke screening van het medicijngebruik van ouderen is hard nodig. Arts en apotheker hebben hier een heel belangrijke taak. Het voorschrijven van nieuwe medicijnen gebeurt gemakkelijker dan het schrappen van medicijnen die geen functie meer hebben. Een jaarlijkse check op basis van het medisch dossier levert gezondheidswinst op voor ouderen en besparingen voor de schatkist. De CSO waardeert de grote openheid en de bereidheid tot verbetering die de KNMG toont. De CSO is er altijd op uit om betrokken te zijn bij dossiers die voor ouderen belangrijk zijn en om samen te werken met de stakeholders. Het is belangrijk dat de stem van de ouderen doorklinkt in de plannen en dat medische sector en ouderenorganisaties elkaar versterken bij de lobby in Den Haag. Betrokken zijn wordt nog wel eens verward met het poldermodel, maar de CSO wenst niet een eindeloze discussie, maar een kordaat handelen. Ga samen aan de slag, met de aanbevelingen uit het KNMG-standpunt! Nieuwenhuijzen Kruseman dankt Van Soest voor diens waarderende woorden voor de Federatie KNMG.
35
40
45
50
Toekomstplannen van medische beroepsgroep voor medische zorg aan kwetsbare ouderen in thuissituatie en verzorgingshuis Mw Draijer, voorzitter Verenso (Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde), en Van Loenen, bestuurslid LHV (Landelijke Huisartsen Vereniging), lichten de gezamenlijke inspanningen voor de toekomst, besproken in vele bijeenkomsten, toe. Daar is uitgekomen hoe belangrijk samenwerking tussen de verschillende beroepsgroepen is. De verzamelterm “ouderenartsen” is een goede benaming voor de heel heterogene club waarmee is begonnen, waarmee ook een einde kan komen aan de domeinenstrijd. Ouderen hechten aan hun zelfstandigheid, maar willen stiekem toch ook een beetje bij de hand genomen worden, vooral door de huisarts. Ouderenartsen zouden meer proactief moeten werken. De specialist ouderengeneeskunde zal als consulent voor de huisarts in de eerste lijn moeten worden gepositioneerd en misschien hoofdbehandelaar worden in het verzorgingshuis, meer en meer een verzamelplek voor kwetsbare ouderen. Taakdelegatie zal een belangrijke speerpunt van beleid worden, gelet op het tekort aan ouderenartsen. Daarvoor moeten in verpleging en verzorging voldoende competentie en voldoende handen aanwezig zijn. Enige bureaucratie is nodig om zaken goed te regelen, maar de uitwassen daarvan kunnen juist in de ouderengeneeskunde behoorlijk belemmerend werken. Veel huisartsen hebben bijscholing, nascholing en ondersteuning vanuit de ouderengeneeskunde nodig. De huisartsvoorziening zou de regie moeten hebben in de ouderenzorg. 95% van de huisartsen wil meer consultatiemogelijkheden bij de specialist ouderengeneeskunde en de geriater. Veel huisartsen willen voorts praktijkondersteuning met kennis van de ouderengeneeskunde.
3
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
In de regio zijn er veel voorbeelden dat specialisten ouderengeneeskunde en huisartsen elkaar meer en meer opzoeken om onderling vertrouwen op te bouwen. Verenso verzamelt ieder jaar de best practices, die op de website komen, zodat ook anderen er weer hun voordeel mee kunnen doen. Een constructie is bijvoorbeeld een praktijkondersteuner geriatrie die zowel in de organisatie van specialisten ouderengeneeskunde als in de huisartsenvereniging is. Die is dan de verbindende factor in de verzorgingshuizen. Een ander voorbeeld is dat van een samenwerkingsverband van huisartsen die gezamenlijk praktijkondersteuners hebben, waaronder een praktijkondersteuner ouderenzorg. Als men vervolgens specialisten ouderengeneeskunde kan vinden waarmee men goed kan samenwerken, wordt het een stuk gemakkelijker. Een vraag die aan de orde komt is of de POH ouderenzorg (praktijkondersteuner huisarts) er vooral moet zijn voor allerlei strak somatische aandoeningen of dat er meer een differentiatie moet zijn, zoals bij de POH ggz en de POH somatiek. De POH ouderenzorg moet in elk geval de liaison zijn tussen de huisartsenvoorziening en de specialisten ouderengeneeskunde. De pijlers voor het beleid dat wordt gevormd zijn voor de LHV de brede introductie van de praktijkondersteuning, de factor tijd, voor het ontwikkelen van samenwerking en van adequate plannen voor ouderengeneeskunde, en de aandacht voor kwetsbare ouderen, die met complexe problemen worstelen. Huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde zullen zich moeten beraden op het gezamenlijk contracteren van praktijkondersteuning. Met kleine stappen vanuit kleine organisaties zal grote vooruitgang moeten worden geboekt. Voor Verenso zijn pijlers proeftuinen voor samenwerking, om tot de beste constructies te komen, taakdelegatie aan gespecialiseerde verpleegkundigen, vroegtijdige opsporing en preventie van kwetsbaarheid en objectivering van het moment van overdracht. Specialisten ouderengeneeskunde zouden hun eerstelijnsverrichtingen gewoon volgens de Zorgverzekeringswet moeten kunnen declareren. Toekomstplannen van medische beroepsgroep voor medische zorg aan kwetsbare ouderen in ziekenhuis Mw Wilmer, voorzitter NVKG (Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie), realiseert zich dat het nog veel tijd zal kosten om de schotten in de gezondheidszorg te verwijderen en de domeindiscussies te beëindigen. Haar organisatie heeft getracht nog andere medische specialisten bij de totstandkoming van het KNMG-standpunt te betrekken. Zij heeft de geriatrie in de ggz in beeld gebracht. Voorts heeft zij samen met de huisartsen gewerkt aan een richtlijn voor de farmacie. Rond 2040 zal de vergrijzing op haar hoogtepunt zijn, maar nu al komen steeds meer oudere mensen in gezondheidsproblemen. De gezondheidszorg is nog te veel ingericht op het behandelen van één probleem, waarvoor één oplossing is. Voor ouderen gaat dat vaak niet op. In het ziekenhuis is daarom een integrale benadering nodig. Behalve naar de orgaanspecifieke zaken moet naar het geheel worden gekeken. Ouderen gaan naarmate zij ouder worden meer van elkaar verschillen. In het Nationaal Programma Ouderenzorg en een aantal andere projecten is al aangegeven waarom een integrale benadering voor de oudere patiënt beter werkt, om mortaliteit en functieverlies te voorkomen. Ouderen met een grote kans op complicaties en functieverlies zouden bij de ingang van het ziekenhuis al door middel van een screeningsinstrument moeten worden geselecteerd. Men weet dan dat zij een speciale interventie nodig hebben. Dat zou moeten gebeuren door een geriatrieteam, geleid door een medisch specialist met generalistische competenties. Het ziekenhuis zelf moet anders ingericht worden, om integraal ingericht te zijn voor oudere mensen. Verwijsbrieven van de eerste naar de tweede lijn en terug zijn vaak nog vrij summier. Daar hoort continuïteit in te zitten. Voorts moet in het rapport nog aandacht worden besteed aan de poliklinische samenwerking. Mw. De Rooij, bestuurslid NIV (Nederlandse Internisten Vereniging), beklemtoont het belang van de workshops met best practices die in de pauze zullen plaatsvinden. Nu het rapport klaar is, gaat de klus pas echt beginnen. De Raad voor Wetenschap, Opleiding en Kwaliteit (Raad WOK), waarin de wetenschappelijke verenigingen zijn vertegenwoordigd, heeft erop gereageerd. De raad vroeg zich vooral af hoe passend, haalbaar en implementeerbaar het coördinerend regiemodel is en wat de wetenschappelijke onderbouwing van het plan is. Gevreesd werd dat het model van acute zorg, postacute zorg en nazorg vertragend zou gaan werken. Voorts zijn er vragen over de financiële consequenties. Zijn er meer voorzieningen nodig? Wordt er werk weggehaald bij de orgaanspecialisten en komen er meer
4
5
10
generalisten? Net als de raad had de stuurgroep al voorzien dat de opleidingscapaciteit voor verschillende vakken moet worden vergroot. Eigenlijk kan niet snel genoeg begonnen worden, maar dat heeft voor- en nadelen. Er moet vooral worden gewaakt tegen de ontwikkeling van goedkope substitutie ten koste van kwaliteit. Er zijn nog geen goede afspraken over screening en triage. De stuurgroep is met een aantal wetenschappelijke verenigingen om de tafel gaan zitten. Die bleken graag actief betrokken te worden bij het uitwerken van het KNMGstandpunt. Men wil in de ziekenhuizen aan de slag met herkenning. Men wil aansluiting bij bestaande initiatieven zoals de praktijkgids van VMS-zorg (veiligheidsmanagementsysteem), maar ook bij het Nationaal Programma Ouderenzorg. Er zijn al veel goede initiatieven. Samenwerking zoals in het standpunt gepropageerd is voor veel mensen al praktijk. Daar zal in de workshops aandacht aan worden besteed. Er zal een prioritering in de randvoorwaarden voor de realisatie van de toekomstvisie moeten plaatsvinden. De wetenschap zal moeten meewerken om na te gaan of door implementatie van het KNMG-standpunt betere zorg wordt geleverd. Goede ideeën moeten verder worden uitgedragen.
15 Visie van stakeholders op toekomstplannen van de medische beroepsgroep
20
25
30
Huijsman, hoogleraar Erasmus MC, zet uiteen dat de leden van het panel is gevraagd, stellingen te formuleren naar aanleiding van het KNMG-standpunt. Vervolgens zal de zaal zijn oordeel over die stellingen kunnen geven. Westendorp (NFU: Nederlandse Federatie van Universitair medische Centra) vindt sterk aan het plan dat de thuissituatie als vertrekpunt wordt genomen. Hij ziet echter nog niet dat alles gesmeerd zal verlopen, omdat instrumenten ontbreken voor de herinrichting van de zorg. Hij verwacht niet dat men spontaan gaat ontschotten. Daarom moet een wezenlijk andere sturing van de ouderenzorg gedefinieerd worden. Ouderen moeten zelf evaluaties kunnen afdwingen en evalueren. Stelling: De oplossingen die worden voorgesteld zijn eenvoudig en daardoor haalbaar voor partijen die echt willen. Helemaal eens 6,3%; tamelijk eens 64,3%, tamelijk oneens 25,6%; volledig oneens 3,8%. Stelling: Het risico op vrijblijvendheid van de implementatie is groot, omdat de instrumenten om de voorgestelde oplossingen af te dwingen ontbreken. Helemaal eens 38,3%; tamelijk eens 49,3%, tamelijk oneens 11%, helemaal oneens 1,3%.
35 Koster (ActiZ: Koepel van verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorg), ziet als een sterk punt dat de beroepsgroep kritisch naar zichzelf en naar de samenwerking in verschillende situaties kijkt. De samenwerking met andere professies in de zorgsector, welzijn, wonen, preventie, enz. is echter niet uitgewerkt. 40 Stelling: Het is een goede keuze om het alleen over de medische ouderenzorg te hebben. Helemaal eens 21,4%; tamelijk eens 43,6%; tamelijk oneens 28,2%; helemaal oneens 6,8%.
45
50
Stelling: Het is jammer dat de koppeling tussen het zorgbehandelplan en het zorgleefplan niet is uitgewerkt. Helemaal eens 18,9%; tamelijk eens 34,2%; tamelijk oneens 37%; helemaal oneens 9,2%. Coolen (NPCF: Nederlandse patiënten Consumenten Federatie) zou het interessant vinden te weten waaraan een ter beschikking te stellen bedrag, bijvoorbeeld 200 mln., wel zou worden uitgegeven. Hij acht het vitaal dat in dat geval 150 mln. gaat naar de driehoek patiënt-huisarts-thuisverpleegkundige. Hij vindt dat de POH moet worden vervangen door wijkzorg. Wellicht moeten aan de driehoek nog vrijwillige en professionele ouderenadviseurs worden gekoppeld. De resterende 50 mln. zou moeten worden besteed aan betere herstelzorg, die begint met betere communicatie tussen huisarts en ziekenhuis, en binnen de ziekenhuizen een betere risico-identificatie en het versterken van de geriatrie, door
5 geriatrische programma’s. Voor andere belangrijke zaken zijn de financiële randvoorwaarden al aanwezig.
5
10
Stelling: Sterk is het idee van multidisciplinaire samenwerking, want dat helpt bij een betere inventarisatie van risico’s bij ouderen en een beter behandelplan. Helemaal eens 52,2%; tamelijk eens 42,4%; tamelijk oneens 3,1%; helemaal oneens 2,2%. Stelling: Toekomstgerichte zorg voor kwetsbare ouderen moet de driehoek patiënt/huisarts/thuisverpleging versterken (stel in plaats van een POH een thuisverpleegkundige aan). Helemaal eens 39,6%; tamelijk eens 34,4%; tamelijk oneens 18,5%; helemaal oneens 7,5%. Huijsman stelt voor het verslag vast dat 85% van de huisartsen het met de stelling eens is.
15
20
Mw Broekema (Alzheimer Nederland) beschouwt de knelpunten en oplossingen die zijn beschreven als herkenbaar en erkend. Van alle aanbevelingen in het rapport zou die over case finding de hoogste prioriteit moeten hebben. De helft van de mensen met dementie loopt zonder diagnose rond en is daardoor van belangrijke zorg verstoken. Zij zou de screening op kwetsbaarheid bij ziekenhuisopname willen aanvullen met de mogelijkheid van screening in de eerste lijn. Huijsman roept de Federatie KNMG op om te participeren in de ontwikkeling van een zorgstandaard dementie. Hij verwacht dat daarmee veel ellende wordt vermeden en dat kosten beter kunnen worden beheerst. Mw Broekema zegt dat nog maar pas is gestart met die ontwikkeling. De stichting moet de handschoen maar oppakken en een uitnodiging sturen. Veel elementen uit het KNMG-plan vormen een solide basis om in te voegen in de zorgstandaard.
25
Stelling: De KNMG moet participeren in de ontwikkeling van een zorgstandaard dementie. Helemaal eens 35,8%; tamelijk eens 48,7%; tamelijk oneens 11,9%; helemaal oneens 3,5%.
30
Mw Van der Starre (NVZ: Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen) releveert dat in het veiligheidsprogramma van de NVZ en enkele andere organisaties het thema kwetsbare ouderen ook is genoemd. De wetenschappelijke verenigingen hebben zich achter dat programma geschaard. Het programma bevat een screening door voornamelijk verpleegkundigen op delirium, het risico op vallen, ondervoeding en fysieke beperkingen. Daarna moet het hele team in het ziekenhuis natuurlijk van de uitkomsten op de hoogte worden gesteld. Daardoor neemt het risico op vermijdbare schade af.
35
Stelling: De KNMG moet zoeken naar een bottom up invulling, met praktische instrumenten en kleine projecten die snel tot resultaat leiden. Helemaal eens 52,2%; tamelijk eens 41,8%; tamelijk oneens 3,4%; helemaal oneens 2,6%.
40
Stelling: Screening van oudere patiënten op kwetsbaarheid bij opname in het ziekenhuis dient een vast onderdeel te worden van het VMS Veiligheidsprogramma. Helemaal eens 63,5%; tamelijk eens 29,7%; tamelijk oneens 4,1% helemaal oneens 2,7%. Een aanwezige huisarts is van mening dat indien de huisartsen hun patiëntengroep goed in kaart hebben zij patiënten met een risico-inventarisatie kunnen aanleveren aan het ziekenhuis.
45
50
55
Moerkamp (ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) ziet toch als een groot probleem dat professionals, dokters in het bijzonder, niet automatisch geneigd zijn om samen te werken. Het idee om in de thuissituatie de specialist ouderengeneeskunde in te zetten als consulent bij de huisarts is revolutionair. Hij suggereert de KNMG een prijs voor de best samenwerkende dokter in te stellen en een campagne voor samenwerking op te zetten. Hij pleit voor een switch van afzonderlijke behandelingen van en contacten met patiënten naar een systeem van pay for performance in termen van outcome. Als men performance wil, moeten de professionals wel de ruimte krijgen. De outcome moet transparant zijn. Stelling: De KNMG moet ervoor zorgen dat de beoogde samenwerking tussen professionals niet meer vrijblijvend is. Helemaal eens 40,5%; tamelijk eens 41,4%; tamelijk oneens 14,5%; helemaal oneens 3,6%.
6
5
De heer Moerkamp wordt door een arts uit Nijmegen uitgenodigd daar te komen kijken. Daar gebeurt dit al lang. Helaas heeft dat bij de NMa de verdenking opgeroepen dat de markt wordt afgeschermd. De heer Moerkamp kan eraan meewerken dat de marktwerking verdwijnt uit de eerstelijns zorg, de niet planbare zorg en de acute zorg. Dan kan nog meer worden ingezet op samenwerking. Stelling: VWS kan de samenwerking bevorderen door een integraal tarief voor het hele zorgpad voor kwetsbare ouderen in het ziekenhuis. Helemaal eens 15,5%; tamelijk eens 37,5%; tamelijk oneens 25%; oneens 22%.
10
15
20
25
30
Mw Van Gilse (LOC Landelijke cliëntenorganisatie in zorg en welzijn), meent dat het plan alleen een succes zal worden als de behoefte van ouderen, kwetsbaar of niet, uitgangspunt wordt van allen die bij hen betrokken zijn, niet alleen de dokters. Er moet vooral worden gekeken naar de kwaliteit van leven. Daarvoor is meer nodig dan goed afgestemde zorg. Elke mens moet op elk moment in zijn leven het gevoel hebben dat zijn leven zin kan hebben en dat hij daar betekenis aan kan geven. Dat geeft ook kwetsbare ouderen een gevoel van eigenwaarde, waardoor zij ook weer naar vermogen kunnen bijdragen aan hun eigen leven en hun eigen omgeving. Zij mist dit erg in het KNMG-standpunt. Stelling: De invoering van het KNMG-plan wordt een succes als in plaats van de medische uitkomst de kwaliteit van leven het uitgangspunt wordt voor de medische zorg voor kwetsbare ouderen. Helemaal eens 51,6%; tamelijk eens 34,2%; tamelijk oneens 11,1%; helemaal oneens 2,1%. Stelling: Ouderen moeten zelf de herinrichting van de zorg ter hand nemen, door innovaties af te dwingen en ook zelf te evalueren. Helemaal eens 14,5%; tamelijk eens 37,4%; tamelijk oneens 41%, helemaal oneens 7%. Mw Van Leeuwen (CSO) dunkt het dat het allerbelangrijkste is dat er meer samenhang en meer samenwerking komt. Al in de opleidingen moet daaraan over de hele linie aandacht worden gegeven. Natuurlijk moet er integrale ouderenzorg zijn. Zij is heel blij dat de KNMG bij de medici zelf wil beginnen en niet naar de anderen wil kijken. Die worden aangezet tot wat zij zelf kunnen en moeten doen. In de opleidingen moeten de kwaliteit van leven en het vermogen om zich in te leven in de positie van ouderen worden ingebouwd. De artsen moet worden geleerd dat alle andere professionals gelijkwaardig zijn. De herstelzorg dient aanzienlijk te worden verbeterd. Daarom is in elk ziekenhuis een geriater nodig en is ook in de eerste lijn een consulent nodig.
35 Stelling: De invoering van het KNMG-plan wordt een succes als binnen vier jaar alle huisartsen als spil in de thuissituatie het KNMG-plan gewoon uitvoeren. Helemaal eens 36,3%, tamelijk eens 54,3%, tamelijk oneens 8,5%; helemaal oneens 0,9%. 40
45
Van Balen is het ermee eens dat de huisarts belangrijk wordt in het plan, maar er zitten nog te veel haken en ogen aan het plan zelf om het met de stelling min of meer eens te kunnen zijn. Huijsman vraagt of Van Balen zou willen meewerken aan een projectgroep om het plan uit te werken. Van Balen stemt daarin toe. Stelling: Goed presteren meten wij af aan de snelle totstandkoming van eigentijdse opleidingen die geriatrische kennis en inlevingsvermogen in de oudere patiënt garanderen. Helemaal eens 49,2%; tamelijk eens 42,4%; tamelijk oneens 8,1%, helemaal oneens 0,3%. Huijsman is er zelf van overtuigd dat het opleidingsvraagstuk de achillespees van het plan is.
50
Het congres pauzeert van 18.10 uur tot 20.00 uur.
55
Hoe nu verder met de implementatie? Nieuwenhuijzen Kruseman slaagt er niet in de resultaten van de workshops, die hij pas zojuist onder ogen heeft gekregen, in zijn voordracht te verwerken. Hij wil nog wel een aantal opmerkingen maken naar aanleiding van de discussies die er zijn geweest.
7
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Hij wijst op de beperkte waarde van beschikbare testen voor screening en case-finding van kwetsbare ouderen. Voor screening zou een dergelijke test een hoge sensitiviteit moeten hebben, voor case-finding een hoge specificiteit. Met geen van de thans beschikbare instrumenten kan op zinvolle wijze screening worden uitgevoerd, mede gezien de beperkte prevalentie van kwetsbaarheid in de leeftdijdscategorie van 65 tot 75 jaar. Op oudere leeftijd zijn de uitkomsten van testen niet veel beter dan het geoefende oog van de klinicus. Overigens betekent een negatieve uitkomst van de test wel vaak dat er geen sprake is van kwetsbaarheid, hetgeen voor klinische besluitvorming zeker relevant is. Er moet dus geïnvesteerd worden in de ontwikkeling van onderzoeksinstrumenten naar kwetsbaarheid die voldoende sensitief en specifiek zijn. Vooralsnog is het te vroeg om screening op frailty standaard in te voeren bij oudere patiënten die opgenomen worden in een verzorgings- of ziekenhuis. De KNMG is thans druk doende om samen met de federatiepartners een samenhangende visie over de zorg te formuleren. De middelen voor de zorg zijn beperkt, maar aan de ontwikkeling van de zorgvraag is weinig te doen. Besparende maatregelen kunnen alleen worden genomen op basis van een langetermijnvisie. Uitgangspunt is dat de zorg betaalbaar, toegankelijk voor iedereen, goed van kwaliteit, meer optimaal dan maximaal en meer geïntegreerd dan gefragmenteerd moet zijn. De bekostiging van de zorgorganisatie moet daarop toegesneden zijn. Op het ogenblik opereren de eerste- en tweedelijn maar in zeer beperkte mate in een continuüm. Verdere integratie zonder aantasting van de taakverdeling is te overwegen, zodanig dat de eerstelijn de regie voert en de tweedelijn patiënten niet langer dan strikt noodzakelijk onder controle houdt. De organisatie- en financieringsstructuren dienen dit te versterken. Dat is nu niet het geval. Prioriteit moet zijn dat de bekostiging van de organisatie dienend is aan integrale zorg. Dat is een lastig onderwerp, maar als het niet wordt opgelost, is de ellende over twintig jaar, met veel meer ouderen met een complexe problematiek, veel groter. De zorg voor ouderen is vaak gefragmenteerd, niet alleen door de organisatie- en financieringsstructuur, ook door toenemende (sub)specialisatie en toenemende werktijdregulering, waardoor patiënten ook binnen één discipline met verschillende behandelaars te maken hebben. Als gevolg daarvan zijn er veel overdrachtmomenten binnen disciplines en tussen disciplines. Helder moet worden wie de hoofdbehandelaar is of wie de regie voert. Dat hoeft niet dezelfde persoon te zijn. De KNMG heeft onlangs een rapport uitgebracht over verantwoordelijkheidsverdeling in de zorg. In 2012 zullen de instellingen hierop gevisiteerd worden door de Inspectie. Voorts moet in een situatie waarin in toenemende mate interdisciplinair gewerkt wordt in multidisciplinaire teams veel aandacht besteed worden aan communicatie, die goed geregeld moet zijn. De overdracht van huisarts naar specialist is tegenwoordig prima; andersom ontbreekt er nog wel eens wat aan. De KNMG is daarom altijd voorstander geweest van een, vooral regionaal, elektronisch patiëntendossier. Apotheek, ziekenhuis en huisarts kunnen daarmee over dezelfde gegevens beschikken, essentieel voor de multidisciplinaire zorg. In Rotterdam wordt een Expertsysteem ontwikkeld, dat de besluitvorming en kwaliteit van de zorg ten goede komt. Subspecialisatie is noodzakelijk, maar met mate. De balans tussen generalisten en subspecialisten is behoorlijk verstoord geraakt, doordat dit fenomeen organiek is gegroeid. Met meer opleiding op maat komt men al een heel eind. Nu gaat de aios vooral doen wat hij zelf leuk vindt of wat de opleider adviseert. Het sturend mechanisme zou echter de zorgvraag moeten zijn. De KNMG is daarover in gesprek met het CBOG en het Capaciteitsorgaan. Het Opleidingsfonds, dat op dit moment ter discussie staat, kan een instrument zijn om hierin te sturen. De verschillende spelers in het veld hebben een eigen verantwoordelijkheid en eigen competenties. Dat laat onverlet dat men niet zonder meer zijn eigen gang kan gaan. Er moet een regisseur zijn, waarbij het het meest vanzelfsprekend is dat die in de eerste lijn te vinden is. Ouderenarts is een prachtige naam. Een internist ouderengeneeskunde is echt iets anders dan de specialist ouderengeneeskunde. Er is veel meer dan de orgaanproblematiek. Het blijkt echter lastig om jongeren voor dit domein te interesseren, misschien doordat het vak af en toe een wat suffige uitstraling heeft. Vandaag zijn echter velen zo geïnteresseerd geweest dat zij naar het congres zijn gekomen. Zij moeten het land ingaan met de boodschap dat ouderengeneeskunde aantrekkelijk is, juist door de complexiteit en samenhang in cure en care vraagstellingen. Spreker verwijst nog naar de website KNMG.nl/kennisbank/ouderenzorg. Hij dankt al degenen die het symposium mogelijk hebben gemaakt. Sluiting 20.30 uur