Opmaak Katern 100
21-08-2006
15:26
Pagina 5585
K ATERN 100
Verzekeringsrecht
| voeringswet titel 7.17 en titel 7.18 Burgerlijk Wetboek), Stb. 2005, 701.
I.H. Diederiks-Verschoor, ‘Some observations on damage to animals caused by their transport by air and other aerial incidents’, ETL 2006, p. 139-151. Diederiks-Verschoor zet in haar artikel de verschillende regelingen voor dierentransport uiteen. Zij brengt naar voren dat het probleem van deze regelingen gelegen is in de naleving daarvan. In de praktijk blijkt de inspectie, die onlosmakelijk verbonden is met de regelingen, niet te werken. Daarnaast is het de taak van luchthavenpersoneel om meer nauwlettend de dierensmokkel in de gaten te houden volgens de auteur.
Opzetclausule in de WA-verzekering particulieren. HR 27 juni 2003, NJ 2005, 140 (Bastings/Interpolis) Verzekerde slaat met een ijzeren staaf op het bovenbeen van zijn buurman waardoor dat bovenbeen breekt. Verzekerde, die door het slachtoffer aansprakelijk wordt gesteld, wendt zich tot zijn aansprakelijkheidsverzekeraar. De laatste weigert echter dekking te verlenen met een beroep op de zogenaamde (oude) opzetclausule die als volgt luidt:
H. van der Wiel, ‘Het Rotterdams Garantieformulier 2000’, TVR 2006 p. 53-57. In dit artikel vat de auteur artikelen die eerder van zijn hand beknopt samen. Per alinea bespreekt Van der Wiel het Rotterdams Garantieformulier. Het doel was een standaard formulier te maken waarin de Rotterdamse advocaten zich konden vinden. Inmiddels is het al meer malen veranderd en het is beschikbaar in de Nederlandse en de Engelse taal.
Verzekeringsrecht Mr. A. Blom
W ETGEVING Vanaf 1 januari 2006 zijn de wettelijke regels over verzekeringsrecht in het Wetboek van Koophandel vervangen door een nieuw wettelijk stelsel in Boek 7 Titel 17 BW. De complete wet is gepubliceerd in de Wet van 22 december 2005 tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, Stb. 2005, 700 en de Wet van 22 december 2005 tot aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de wet tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (In-
Uitgesloten is de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade die voor hem het beoogde of zekere gevolg is van zijn handelen of nalaten.
In het arrest Aegon/Van der Linden (HR 6 nov. 1998, NJ 1999, 220, zie Katern 71) heeft de Hoge Raad bovengenoemde clausule strikt uitgelegd door te overwegen dat de zich daadwerkelijk voordoende schade (in de hier te bespreken casus het beenletsel) moet zijn beoogd door de verzekerde en het zekere gevolg moet zijn van de onrechtmatige handeling. Aan deze beslissing koppelde de Hoge Raad dat de rechter onder omstandigheden uit de gedragingen van de verzekerde kan afleiden dat deze het letsel heeft beoogd of zich ervan bewust was dat dit letsel het gevolg van zijn handeling zou zijn. In het arrest Bastings/Interpolis wordt deze (bewijs)regel toegepast. Uit de aard van de handeling, zodanig hard slaan met een met twee handen vastgehouden ijzeren staaf, welke is geëigend om zwaar letsel toe te brengen, dat het bovenbeen breekt, leidt het hof af dat verzekerde er zich van bewust was dat het in feite toegebrachte letsel het gevolg van zijn handelen zou zijn. Dit oordeel is volgens de Hoge Raad niet onbegrijpelijk. Benelux-Gerechtshof 15 december 2003, NJ 2004, 279 De omstandigheid dat er geen materiële aanraking is geweest tussen een niet bereden bromfiets en de persoon of de goederen van de benadeelde, brengt niet mee dat de aansprakelijkheid van de persoon die de bromfiets aan de hand leidt, niet gedekt is door de verplichte aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen ingevolge de WAM. Uitleg polisbeding inzake ‘veroorzaken’ van schade. HR 14 mei 2004, NJ 2006, 3 Eiseres (hierna te noemen X) voert graafwerkzaamheden uit en maakt in het kader daarvan geKATERN 100
5585
|
K.H. Drews, ‘Der multimodale Transport im historischen Zusammenhang’, Transportrecht 2006, p. 177184. In dit stuk zet de auteur de gang van zaken op het gebied van multimodaal vervoer nog eens op een rijtje en hij stelt zich daarbij vanzelfsprekend de vraag naar het aansprakelijkheidsvraagstuk.
R ECHTSPRAAK
SOCIAAL- ECONOMISCH RECHT
mogelijke reactie van verzekeraars onderschatten. Het lijkt de auteur van belang voor de transportindustrie om zich te verzekeren voor ondersteuning op het moment dat de vogelgriep pandemie uitbreekt.
Opmaak Katern 100
21-08-2006
Verzekeringsrecht
15:26
Pagina 5586
K ATERN 100
bruik van een van A gehuurde graafmachine met machinist (machinist wordt hierna met B aangeduid). Tijdens de graafwerkzaamheden worden twee elektriciteitskabels toebehorend aan Delfland beschadigd. X wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade kennelijk vanwege een door haar opzichter gemaakte regiefout. In de procedure komt vast te staan dat B geen verwijt treft. A heeft bij Nationale Nederlanden (NN) een ‘Verzekering voor Werk-/Landbouwmaterieel en Ongekentekende voertuigen’ afgesloten. Artikel 8.2 van de algemene voorwaarden luidt als volgt: Verzekerden bij overige aansprakelijkheid zijn: a de verzekeringnemer; b de bezitter, de bestuurder en de passagiers van een verzekerd object; c de houder, indien hij – aansprakelijk is voor een gedekte schade die door een onder a. of b. genoemde verzekerde is veroorzaakt – niet onder een andere verzekering voor deze aansprakelijkheid is gedekt.
In artikel 9.1 wordt de dekking van de verzekering omschreven als die voor aansprakelijkheid van de verzekerde voor ‘schade met of door het verzekerd object toegebracht aan personen en/of goederen’. X vordert als ‘houder’ schadevergoeding van NN. NN weigert te betalen aangezien naar haar mening B de schade niet heeft ‘veroorzaakt’ in de zin van artikel 8.2 sub c 1e. Hem treft immers geen verwijt. Om die reden oordeelt het hof dat B in redelijkheid niet als veroorzaker van de schade dient te worden aangemerkt, zodat X geen verzekerde in de zin van de polis is. De vordering wordt dan ook afgewezen. A-G Spier concludeert tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad acht het cassatiemiddel gegrond. Artikel 8 stelt wel de eis dat i.c. de bestuurder de schade heeft veroorzaakt, maar verbindt daaraan geen verdere eisen. Voorts overweegt de Hoge Raad onder verwijzing naar artikel 9.1: Deze bepaling, waarin de dekking evenmin afhankelijk is van nadere eisen, gesteld aan het ‘toebrengen van de schade door het verzekerde object’, volgt op het in geding zijnde art. 8; beide maken deel uit van de rubriek ‘Bijzondere voorwaarden aansprakelijkheidsverzekering’. Gelet op de strekking van deze bepaling om dekking te verlenen voor aansprakelijkheid bij het gebruik van de graafmachine, valt zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet in te zien waarom voor de dekking onder art. 8.2 onder c. de eis gesteld zou moeten worden dat de bestuurder verwijt treft ter zake van de schade, zoals het hof heeft beslist.
Hof van Justitie van de Europese gemeenschappen 7 september 2004, NJ 2005, 279. Derde richtlijn schadeverzekering Luxemburg voert een bonus-malus systeem in met automatische en verplichte gevolgen voor de tarie5586
KATERN 100
ven. Het systeem is van toepassing op alle verzekeringsovereenkomsten voor motorrijtuigen, zonder onderscheid te maken tussen in Luxemburg gevestigde verzekeringsmaatschappijen en verzekeringsondernemingen die daar hun activiteiten uitoefenen door middel van bijkantoren of dienstverrichting. Zulks is niet in strijd met het beginsel van tariefvrijheid en van afschaffing van preventief of systematisch toezicht op tarieven en contracten in de zin van richtlijn 92/49/EEG. Vordering verzekeringspenningen in schadestaatprocedure? HR 23 december 2005, NJ 2006, 32 Verzekerde is door een reinigingsbedrijf aangesproken tot betaling van ongeveer f 16.000,- ter zake van opruimings- en reinigingswerkzaamheden na een brand in het bedrijfspand van verzekerde. Verzekerde vordert dit bedrag in een vrijwaringsprocedure van zijn brandverzekeraar. Voorts vordert verzekerde schadevergoeding op grond van wanprestatie dan wel onrechtmatig handelen, nader op te maken bij staat, omdat zijn verzekeraar weigert de schade-uitkering uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst te voldoen. Het hof wijst de vordering van f 16.000 alsmede de vordering nader op te maken bij staat toe. In cassatie betogen verzekeraars dat voor een vordering nader op te maken bij staat geen plaats is (tegen de toewijzing van f 16.000 wordt geen klacht ingediend). Allereerst berust de vordering op een verplichting van de verzekeraar uit hoofde van de met de verzekerde gesloten verzekeringsovereenkomst. Voorts stellen verzekeraars dat, voor zover komt vast te staan dat de verzekeraar in verzuim is geweest met de uitkering van de verzekeringspenningen, de verzekerde uitsluitend vergoeding van de wettelijke rente kan eisen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten gegrond zijn en wijst de vordering ‘nader op te maken bij staat’ af. Uitleg polisvoorwaarden. HR 14 oktober 2005, NJ 2006, 117 Hartholt verzekert zijn woonhuis met bijbehorende, aan een derde verhuurde, kippenschuur met daarin 30.000 slachtkuikens. De schuur stort in doordat 21 cm sneeuw op het dak lag en het daarna is gaan ijzelen en sneeuwen. Het geheel wordt daardoor een massieve zware laag en het dak bezwijkt. Alle slachtkuikens kwamen om als gevolg van een sterke temperatuurdaling. Er zijn geen bouwkundige gebreken geconstateerd die de instorting kan verklaren. Als gedekte gebeurtenis is onder meer genoemd: – Neerslag; – Schade als gevolg van het woonhuis binnengedrongen neerslag. Van deze dekking is uitgesloten: – Schade ontstaan door neerslag die is binnenge-
Opmaak Katern 100
21-08-2006
15:26
Pagina 5587
K ATERN 100
Verzekeringsrecht
|
Ook het hof wijst de vordering toe met toepassing van het Haviltex criterium. In de motivering wordt, gelet op het feit dat Hartholt moet worden aangemerkt als een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, gewezen op het contra proferentem beginsel van artikel 6:238 lid 2 BW. Het hof overweegt voorts: Door de aanduiding ‘uitgebreide opstalverzekering’ behoeft de verzekerde niet bedacht te zijn op uitsluiting van zich in het normale leven voordoende evenementen en op ‘verborgen’ uitsluitingen in de positieve formulering van de dekking van de verzekering. Bovendien zijn buitengewone evenementen zoals botsingen met ruimtevaartuigen gedekt waardoor de indruk van een ruime dekking wordt gewekt. Delta Lloyd had een als de onderhavige schade expliciet kunnen uitsluiten.
In cassatie wijst de Hoge Raad het incidentele beroep toe: ten onrechte heeft het hof de vordering van Hartholt beperkt tot de herstelkosten van het dak. Het principale beroep van Delta Lloyd wordt afgewezen: het hof heeft geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en voorts kan de uitleg van een overeenkomst wegens zijn feitelijke karakter slechts in beperkte mate worden getoetst. Samenloop WAM verzekeringen: harde en zachte clausule. Uitsluiting dronken rijden? HR 13 januari 2006, NJ 2006, 282, m.nt. MMM X biedt zijn personenauto ter reparatie aan bij garage Bongers. Bongers stelt voor de duur van de re-
Verzwijging. Bewijslast. HR 20 januari 2006, NJ 2006, 78 Mevrouw B heeft bij Interpolis een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten. In het aanvraagformulier wordt onder meer gevraagd of B lijdt aan rugklachten, spit, ischias. Zij beantwoordt de vraag ontkennend. Later blijkt uit brieven van de huisarts en de neuroloog dat B reeds vele jaren leed aan lumbagoklachten met sporadisch last van ischias. Deze brieven waren op verzoek van Interpolis, na toestemming van B, aan Interpolis toegezonden. KATERN 100
5587
|
…hoewel een specifieke bepaling voor de onderhavige schade in de polisvoorwaarden ontbreekt, gezien de strekking van de verzekering Hartholt artikel 2.2.12 redelijkerwijs zo heeft mogen opvatten dat daaronder alle schade aan een opstal valt die wordt veroorzaakt door onvoorziene, van buiten komende en negatieve bijwerkingen van neerslag.
paratie een leenauto ter beschikking. X veroorzaakt een aanrijding met een andere auto. Het bloedalcoholpromillage van X was ten tijde van het ongeval te hoog (1,68). De leenauto is bij verzekeraar London verzekerd (hierna de ‘garageverzekering’). Van toepassing is een uitsluiting van schade ‘waarvoor de aansprakelijkheid onder enige andere verzekering verzekerd is of daaronder verzekerd zou zijn indien onderhavige verzekering niet zou hebben bestaan’ (een zgn. samenloopclausule). De auto toebehorend aan X (hierna de ‘WAM verzekering’) is verzekerd bij Aegon. Onder deze polis is verzekerd ‘een naar type en prijsklasse gelijksoortig vervangend motorrijtuig gedurende reparatie of onderhoud van het motorrijtuig, voor zover daarvoor geen andere verzekering van kracht is’. De WAM verzekering kent voorts de volgende uitsluiting: ‘De verzekering geeft geen dekking voor schade veroorzaakt terwijl de feitelijke bestuurder niet wettelijk bevoegd is het motorrijtuig te besturen.’ London heeft de schade aan de benadeelde vergoed en vordert voor recht te verklaren dat Aegon gehouden is dekking te verlenen. In cassatie komen twee vragen aan de orde: – Is de samenloopclausule van de garageverzekering harder dan die van de WAM verzekering en dient de WAM verzekeraar dus in beginsel te betalen? – Valt ‘dronken rijden’ onder de uitsluiting van de WAM verzekering? Het antwoord op de eerste vraag luidt bevestigend. De clausule waarin wordt bepaald dat de verzekering in geval van samenloop geheel moet worden weggedacht, moet worden aangemerkt als de ‘harde’ clausule. In cassatie betoogt Aegon dat mogelijk ook een samenloopclausule zonder ‘wegdenktournure’ als hard kan worden gekwalificeerd. De Hoge Raad echter verwerpt dit verweer. Het antwoord op de tweede vraag luidt ontkennend. Degene aan wie een rijbewijs is afgegeven dat zijn geldigheid niet heeft verloren is volgens de Wegenverkeerswet (WVW) 1994 ‘wettelijk bevoegd’ een motorrijtuig te besturen. Degene die het verbod van artikel 8 WVW 1994 (rijden met een te hoog alcoholpromillage) overtreedt verliest die bevoegdheid niet reeds van rechtswege.
SOCIAAL- ECONOMISCH RECHT
drongen via openstaande ramen, deuren of luiken; – Vocht- en waterdoorlating van muren of vloeren; – Reparatiekosten van daken, dakgoten en afvoerpijpen; – Neerslagschade die het gevolg is van slecht onderhoud of een constructiefout. Hartholt vordert een verklaring voor recht dat Delta Lloyd dekking dient te verlenen voor alle geleden en te lijden schade. Volgens het hof heeft hij daarmee slechts de kosten van herstel van het ingestorte dak (en niet de schade door het naar beneden vallen van sneeuw, ijzel en regen) op het oog. Delta Lloyd weigert de schade te vergoeden aangezien de schade aan het dak niet is veroorzaakt door binnengedrongen neerslag. De hierboven weergegeven clausule lijkt deze schade niet te dekken. De rechtbank wijst de vordering echter toe en overweegt dat:
Opmaak Katern 100
21-08-2006
Verzekeringsrecht
15:26
Pagina 5588
K ATERN 100
Interpolis weigert, na eerst uitkeringen te hebben gedaan, verdere uitkeringen aan B te betalen op grond van artikel 251 K. B vordert een verklaring voor recht dat Interpolis haar verplichtingen voortvloeiend uit de verzekeringsovereenkomst zal voldoen. In de procedure komt de vraag aan de orde of B bij het invullen van het aanvraagformulier heeft moeten begrijpen dat haar reeds bestaande klachten zouden vallen onder ‘rugklachten’ of ‘ischias’. Interpolis roept de huisarts en de neuroloog als getuigen op, maar B maakt er bezwaar tegen als voornoemde medici hun beroepsgeheim zouden schenden. Dezen beroepen zich dan ook op hun verschoningsrecht. Geoordeeld wordt dat in casu de redelijkheid en billijkheid een omkering van de, ingevolge artikel 150 Rv in beginsel op Interpolis rustende bewijslast, meebrengen. Aangezien B gedurende de procedure bij de rechtbank geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid tot het leveren van voornoemd bewijs, werd de vordering van B afgewezen.
– – – –
– – –
–
L ITERATUUR – – Van Tiggele-van der Velde, Kamphuisen, Lauwerier (red.), De Wansink-bundel. Liber Amicorum prof. Mr. J.H. Wansink, Deventer: Kluwer 2006 – J.H. Wansink, J.G.C. Kamphuisen, W.M.A. Kalkman. New Dutch Insurance Contract law, Amstelveen: DeLex 2006 – A.S. Fransen van de Putte, ‘Asbest en de AVBverzekering’, AV&S april 2005, p. 67 e.v. – B. Schutte & H.M. Storm, ‘Via de Europese Vierde WAM-richtlijn naar een Europees verkeersongevallenrecht? Ervaringen uit de rechtspraktijk’, TVP 2004, p. 105 e.v. – E.J. Wervelman, ‘De spontane aanvullende mededelingsplicht bij particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen in de “tussenperiode”’, AV&S juni 2005, p. 93 e.v. – R.M. van Vriesendorp-van Seumeren; J.H. Wansink; J.G.C. Kamphuisen, Themanummer Wet financiële dienstverlening, AV&S augustus 2005 – C.C. van Dam en E.A. Waal, ‘De directe actie in het nieuwe verzekeringsrecht’, VR 2005, p. 101 e.v. – M.L. Hendrikse, ‘Eindelijk duidelijkheid over fraudevervalclausule’, NTHR 2005, p. 25 e.v. – C.J. de Jong, ‘Wet financiële dienstverlening: gedragstoezicht voor de verzekeringssector’, NTHR 2005, p. 83 e.v. – F.H.E. van der Moolen, het nieuwe verzekeringsrecht: een nader verslag, NTHR 2005, p. 95 e.v. (zie ook p. 208 e.v.). – F.J. Blees, ‘De Vijfde EG-richtlijn motorrijtuig5588
KATERN 100
– – – – – – –
– – – –
verzekering’, AV&S oktober en december 2005, p. 174 e.v. en 201 e.v. P. Clausing, ‘Partieel bedrog bij verzekeringen en de in Nederland levende rechtsovertuiging’, VA 2004, p. 114 e.v. F.H.J. Mijnssen, ‘Verzekerbaar belang’, VR 2005, p. 176 e.v. J.G.C. Kamphuisen, ‘De polis is een akte. Waarvan akte!’, AV&S december 2005, p. 195 e.v. M.H.J. de Bruijne, L. Goverse, N. Obolonsky, J.L.A. van Rijckevorsel, ‘Nalevingslasten van de Wet financiële dienstverlening’, VA 2005, p. 105 e.v. N. Frenk, ‘Subrogatie in het nieuwe verzekeringsrecht’, VA 2005, p. 269 e.v. X.E. Kramer, ‘Verzekering en internationaal privaatrechtelijke aspecten in Europees perspectief ’, VA 2005, p. 109 e.v. J.H. Wansink, ‘De nieuwe uitsluiting voor opzet en seksueel misbruik in de AVP-polis 2000: een terugblik op vijf jaar’, AV&S februari 2006, p. 25 e.v. M.L. Hendrikse, ‘Verzekeringsrecht en algemene voorwaarden’, NTHR 2005, p. 189 e.v. P.M. Leerink, ‘De aansprakelijkheid van de assurantietussenpersoon’, Praktisch procederen 2005, p. 153 e.v. H.P.A.J. Martius, ‘Nieuw verzekeringsrecht en e-commerce’, NTHR 2005, p. 208 e.v. N. Frenk, ‘Naar echte eigen schuld’ (verkorte versie oratie VU Amsterdam), AV&S april 2006, p. 41 e.v. Special Het nieuwe verzekeringsrecht: Titel 7.17 NBW, NTHR december 2005. F.H.J. Mijnssen, ‘Europees recht en Nederlands verzekeringsrecht’, VA 2005, p. 88-91. C.I.J. ten Thije-Gerding, ‘Het nieuwe verzekeringsrecht, titel 7.17 NBW’, JutD 2005, afl. 23/24, p. 16 e.v. J.H. Wansink, ‘Het nieuwe schadeverzekeringsrecht en oude olielampjes en dwaallichtjes’, AV&S juni 2006, p. 67 e.v. M.L. Hendrikse, ‘De invloed van de invoering van titel 7.17 op enkele, veel voorkomende clausules in verzekeringsvoorwaarden’, AV&S juni 2006, p. 74 e.v. R.J. Botter, ‘Herzien voorstel Wet op het financieel toezicht’, Bb 2006, nr. 2, p. 11 e.v. P.M. Leerink, ‘Van Wetboek van Koophandel naar Boek 7 BW: de verzekeringsovereenkomst’, Praktisch procederen 2006, p. 10 e.v. S.Y.Th. Meijer, ‘Verzwijging: een regeling op maat’, VR 2006-03, p. 65 e.v. E.M. van Orsouw, ‘Nu is het er dan toch echt: het nieuwe verzekeringsrecht’, Bb 2006, nr. 3, p. 17 e.v.
Opmaak Katern 100
21-08-2006
15:26
Pagina 5589
K ATERN 100
Mededingingsrecht
|
Mededingingsrecht Mr. J.M.M. van de Hel
Nederlands Mededingingsrecht H ANDHAVING
R ECHTSPRAAK College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2 mei 2006, AWB 05/115 (golfdocent/NMa) Het kartelverbod kan ook van toepassing zijn op sportregelgeving. Dit is bevestigd in een uitspraak van het CBB waarin de NMa is opgedragen een nieuw besluit te nemen ten aanzien van de klacht van twee golfprofessionals tegen de Nederlandse Golf Federatie (‘NGF’). De klacht betrof het reglement Golfvaardigheidsbewijs dat voorschrijft dat alleen golfprofessionals met een opleiding van
Rechtbank Rotterdam, 22 mei 2006, MEDED 03/3812 en 03/3824 (AUV en Aesculaap/NMa) Dat procedures soms jaren duren, hoeft voor ondernemingen niet altijd vervelend te zijn. De boetes die door de NMa aan de dierenartscoöperatie AUV (€ 9,7 miljoen) en de diergeneesmiddelengroothandel Aesculaap (€ 250.000) zijn opgelegd wegens het hanteren van een verboden systeem van leveringsweigering jegens bepaalde dierenartsen, zijn in beroep met een vijfde verlaagd. Zowel de NMa als de Rechtbank Rotterdam hebben namelijk de redelijke termijn van artikel 6 EVRM geschonden. Voor het doorlopen van de boeteprocedure bij de NMa acht de rechtbank in casu een termijn van twee jaar redelijk. Voor de daaropvolgende beroepsprocedure wordt een termijn van anderhalf jaar redelijk geacht. In beide procedures was deze termijn ruimschoots overschreden, hetgeen (grotendeels) te wijten is geweest aan inactiviteit van de NMa en de rechtbank. Rechtbank Rotterdam, 20 juni 2006, MEDED 05/528 (Duitse PO’s/NMa) Een buitenlandse onderneming heeft in een boeteprocedure bij de NMa recht op kostenloze bijstand voor de vertaling van alle stukken, voorzover dit nodig is om een adequate verdediging te voeren. Dit heeft de rechtbank bepaald in de beroepsprocedure van de Duitse producentenorganisaties (PO’s) van garnalenvissers tegen het boetebesluit van de NMa vanwege het maken van verboden vangstbeperkings- en prijsafspraken met Nederlandse en Deense PO’s en Nederlandse groothandelaren. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat, gezien de niet heldere juridische context waarin de PO’s moesten opereren, de verboden afspraken niet als een zeer zware maar als een zware overtreding van het kartelverbod moeten worden beschouwd.
L ITERATUUR – M. van Ravenstein, ‘De overname van OZ door CZ: het eerste fictieve goedkeuringsbesluit van de NMa?’, AM 2006, nr. 3, p. 61-63; KATERN 100
5589
|
Voor de eerder besproken fusie tussen twee woningcorporaties in Eindhoven heeft de NMa een vergunning verleend. De NMa heeft geconstateerd dat in de sociale huursector in beginsel ruimte is voor concurrentie, maar dat de feitelijke concurrentieprikkels tussen de corporaties op het gebied van sociale huurwoningen de komende jaren zeer beperkt zijn. Dit betekent dat van de fusie geen negatieve gevolgen voor de concurrentie zijn te verwachten. Daarnaast is onderzoek verricht naar de gevolgen van de fusie op het gebied van het ontwikkelen van locaties voor sociale woningbouw en het verwerven van ontwikkelde sociale woningbouwprojecten. Op deze markt is sprake van voldoende reële concurrenten. Daarbij hebben de gemeenten een belangrijke regierol waardoor zij – evenals bij aanbestedingen – concurrentie organiseren (www.nmanet.nl).
de Professional Golfers’ Association mensen mogen inschrijven voor het examen van het Golfvaardigheidsbewijs. Volgens de NMa viel dit binnen de bevoegdheid tot zelfregulering van de NGF. Daarbij was er volgens de NMa geen sprake van een mededingingsbeperkende kwaliteitseis. Dit besluit is door Rechtbank Rotterdam bevestigd. Het CBB overweegt echter dat onvoldoende is onderzocht of de regeling proportioneel is met het nagestreefde doel waardoor, als dat niet het geval is, andere golfprofessionals mogelijk ten onrechte worden buitengesloten.
SOCIAAL- ECONOMISCH RECHT
Jurisprudentiebespreking – HR 3 december 2004, NJ 2005, 160, m.nt. MMM (zie Katern 95). P. van den Broek, Bb 2005, p. 51 e.v. C.I.J. ten Thije-gerding, JutD 2005-2, p. 19 e.v. – Hof Arnhem 30 november 2004 en 21 december 2004. Voorbehoud sociale zekerheid, C.I.J. ten Thije-Gerding, JutD 2005, afl. 6, p. 18 e.v. – HR 11 maart 2005, C03/317HR, LJN: AR6163. T.J. Dorhout Mees, ‘Beschadigde bouwstoffen in AVB- en CAR-verzekering’, AV&S december 2005, p. 218 e.v.