Verwijderen van de blindedarm Appendectomie
2
Uw behandelend arts heeft u voor blindedarmklachten naar de spoedeisende hulp of poli heelkunde van het CWZ verwezen. Deze folder geeft u informatie over wat de chirurg in het CWZ met u bespreekt, zodat u zich kunt voorbereiden op het gesprek of na het gesprek alles nog eens rustig kunt nalezen. Ook zijn de gebruikelijke behandelingsmogelijkheden voor u op een rij gezet. De blindedarm De blindedarm of appendix (letterlijk: aanhangsel) bevindt zich meestal daar waar de dunne darm overgaat in de dikke darm, dat wil zeggen rechts-onder in de buik. De klachten bij een acute blindedarmontsteking Appendicitis is een (meestal plotseling ontstane) ontsteking van de blindedarm. Waarom deze ontstoken raakt, is niet duidelijk. De pijnklachten beginnen meestal geleidelijk op, rond of boven de navel. Uiteindelijk zakt de pijn naar de rechteronderbuik. Soms worden de pijnklachten voorafgegaan door misselijkheid en braken. Er kan een lichte temperatuurverhoging zijn en een algeheel onwel bevinden. Wanneer de verschijnselen duidelijk zijn, is het aanraken van de buik en het daarna loslaten pijnlijk, met name rechtsonder. Ook hoesten en lachen doet soms pijn. Dikwijls wordt ook vervoerspijn aangegeven, bijvoorbeeld wanneer met de auto over een hobbel wordt gereden. De blindedarmontsteking kan soms zeer heftig verlopen en aanleiding geven tot buikvliesontsteking. In dat geval kan de pijn in de gehele buik voelbaar zijn. Het onderzoek Vaak kan op grond van uw verhaal, de klachten en lichamelijk onderzoek een blindedarmontsteking worden vastgesteld. Wanneer het ziektebeeld minder duidelijk is, moeten andere 3
oorzaken worden uitgesloten, bijvoorbeeld een darminfectie, voedselvergiftiging, blaasontsteking of gynaecologische oorzaken zoals een buitenbaarmoederlijke zwangerschap of een eierstokontsteking. Het lichamelijk onderzoek door de arts is belangrijk. Daartoe behoort meestal ook het inwendig onderzoek via de anus en bij de vrouw eventueel ook het inwendig gynaecologisch onderzoek. Daarnaast wordt vaak nog bloed en urine in het laboratorium onderzocht. Soms wordt nog een echografisch onderzoek op de röntgenafdeling aangevraagd. Door middel van geluidsgolven kunnen echografisch de organen in de onderbuik zichtbaar gemaakt en bekeken worden. Bij twijfel kan een MRI of CT-scan uitgevoerd worden.
Behandeling van blindedarmontsteking Bij blindedarmontsteking (appendicitis) is snel opereren de beste behandeling om uitbreiding van de ontsteking en openbarsten van de darm (perforatie) of buikvliesontsteking te voorkomen. Bij twijfel of onzekerheid over de juiste aandoening kan een kijkoperatie (laparoscopisch onderzoek) onder narcose worden uitgevoerd. Daarbij kan dan een eventueel andere oorzaak van de pijn gevonden en behandeld worden. Bij de operatie wordt het ontstoken aanhangsel van de blindedarm (appendix) opgezocht, losgemaakt van omliggende weefsels en verwijderd. De operatie zelf kan via een kleine snee rechts in de onderbuik of via een kijkoperatie (laparoscopie) worden uitgevoerd. Welke methode de arts kiest, is afhankelijk van veel factoren, onder andere van de ernst van de ontsteking en eerdere buikoperaties.
Appendiculair infiltraat Een andere behandeling wordt toegepast wanneer rondom de ontstoken blindedarm verklevingen zijn ontstaan. Dit houdt in dat een aantal omringende organen met elkaar vergroeid zijn. Bovendien kan de blindedarm door delen van de darm afgedekt zijn. Dit is soms bij het onderzoek als een weerstand in de rechter onderbuik 4
te voelen. Men spreekt dan van een appendiculair infiltraat. Een infiltraat is een stukje weefsel dat door een ontsteking gezwollen is en veel ontstekingscellen (witte bloedcellen) bevat. De verharding ontstaat meestal na enige dagen ziek zijn en is een natuurlijke reactie van het lichaam. Bij deze patiënten moeten de ontsteking en het infiltraat eerst ‘tot rust komen’ met enige weken (bed)rust en eventueel antibiotica. Om te volgen hoe de blindedarm en het infiltraat zich herstellen zal men op verschillende tijdstippen bloedonderzoek doen. Ook wordt uw buik onderzocht. Na de rustperiode wordt besproken of de blindedarm alsnog operatief verwijderd zal worden. Wanneer bij operatie blijkt dat er pus als gevolg van de blinde darmontsteking in de buik is ontstaan, kan de chirurg besluiten om de huidwond open te laten. Daarmee wordt de kans op een latere wondontsteking kleiner. De wondgenezing duurt dan weliswaar wat langer, maar dat hoeft niet vanzelfsprekend een lelijker litteken op te leveren.
Complicaties Of er complicaties ontstaan bij een operatie voor een blindedarmontsteking hangt vooral af van de ernst en uitgebreidheid van de ontsteking. Algemene complicaties, zoals wondinfectie en een nabloeding, zijn altijd mogelijk. Soms is de genezing vertraagd en herstellen de darmbewegingen vertraagd. Bij een ernstige ontsteking en buikvocht krijgt u antibiotica. Bij wondabcessen wordt de huid soms weer geopend, zodat het pus goed kan afvloeien. Het herstel duurt dan meestal langer. Ook kunt u enige weken na het ontslag korte tijd een krampende pijn voelen. Dit komt soms door verklevingen in de buik waardoor de darmbewegingen kunnen toenemen. Als dit hevige pijn geeft, moet u de huisarts waarschuwen. Soms ontstaat er na de operatie een abces in de buik. Deze kan: • via de anus verdwijnen • met hulp van onderzoek op de röntgenafdeling worden aangeprikt om zo het ontstekingsvocht (pus) af te voeren • een enkele keer zal de buik opnieuw geopend moeten worden.
5
Spreekuur anesthesioloog De operatie vindt onder volledige narcose plaats. Hierover kunt u meer lezen in de CWZ-folder ‘Anesthesie’. Voor de operatie en de anesthesie zijn enige voorbereidingen noodzakelijk, dit wordt ook wel preoperatief onderzoek of preoperatieve voorbereiding genoemd. Daarom gaat u naar het spreekuur van de anesthesioloog. Bij een spoedoperatie lukt het de anesthesioloog niet altijd om u nog te bezoeken op de verpleegafdeling. De gegevens die van belang zijn voor de operatie en de anesthesie zullen dan door de operateur met de anesthesioloog besproken worden. Voor de operatie kunt u altijd nog vragen aan de anesthesioloog stellen in de voorbereidingsruimte van de operatiekamer. De anesthesioloog schat in welke risico’s in uw geval aan de operatie en de anesthesie verbonden zijn en hoe deze kunnen worden beperkt. De anesthesioloog spreekt ook overige voorbereidingen met u af zoals medicijngebruik (bloedverdunners) en nuchter zijn voor de operatie. Zonodig gaat u aansluitend ook naar het verpleegkundig spreekuur heelkunde. Opname Volgens de afspraken met de anesthesioloog op het anesthesiespreekuur bent u eventueel gestopt met (bloedverdunnende) geneesmiddelen. Zie voor informatie de folder ‘Anesthesie’. Als u op de opnamedag wordt geopereerd, blijft u nuchter. Zie voor informatie de folder ‘Anesthesie’. U meldt zich dan op het afgesproken tijdstip op de afgesproken afdeling. Wordt u de dag vóór de operatie opgenomen dan meldt u zich op het afgesproken tijdstip op de afdeling opname en patiëntenplanning. Daarna gaat u naar de verpleegafdeling. Voor de operatie krijgt u de voorbereidende medicijnen voor de anesthesie (premedicatie). Het is belangrijk dat u voor de ingreep nog even plast, zodat de blaas leeg is. Wanneer u een kunstgebit of contactlenzen draagt moet u deze uitdoen. Ook mag u tijdens de operatie geen sieraden dragen. 6
Tijdens de operatie draagt u een operatiehemd. Een verpleegkundige rijdt u met uw bed naar de voorbereidingsruimte van de operatieafdeling. Daar krijgt u een infuus. U gaat daarna naar de operatiekamer en schuift over op de operatietafel. Voordat de anesthesioloog u de narcosemiddelen via het infuus toedient, wordt eerst de bewakingsapparatuur aangesloten.
Na de operatie Na de operatie ontwaakt u op de verkoever- of uitslaapkamer. Als u goed wakker bent, gaat u in principe terug naar de verpleegafdeling. Daar controleert de verpleegkundige regelmatig de bloeddruk, het hartritme, de wond en de drain en de urineproductie. Na de operatie krijgt u volgens een vast protocol pijnstillers. Het kan zijn dat u toch pijn blijft houden. U kunt dit aangeven bij de verpleegkundige. Zie hiervoor ook het kopje ‘Pijnmeting’ in de folder ‘Anesthesie’. De verpleegkundige zal u - in overleg met de zaalarts betere pijnstillers geven. De operatie heeft soms tot gevolg dat u direct erna wat misselijk en dorstig bent. Tegen de misselijkheid kunt u medicijnen krijgen. Om er voor te zorgen dat u voldoende vocht krijgt, hebt u een infuus in de arm. Zodra u weer zelf voldoende kunt drinken kan het infuus verwijderd worden. Bewegen is niet alleen belangrijk om trombose te voorkomen, maar ook om verlies van spierkracht tegen te gaan. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat wanneer u rechtop zit, de ademhaling beter is en dat u beter kunt ophoesten. Luchtweginfecties komen daardoor minder voor en de zuurstofvoorziening naar de wond is beter, wat gunstig is voor de genezing. Na de operatie wordt zo snel mogelijk gestart met de mobilisatie. De dag van de operatie moet u proberen eventjes rechtop in bed en even op de rand van het bed of in een stoel te zitten. De eerste paar keer dat u uit bed gaat, krijgt u begeleiding van een verpleegkundige. 7
U mag naar huis als u koortsvrij bent, normale ontlasting hebt, de wond rustig is en u weer goed kunt lopen. Bij ontslag krijgt u een afspraak mee voor de poliklinische controle. Meestal worden er oplosbare hechtingen gebruikt, deze lossen vanzelf na enkele weken op. Is dit niet het geval dan bespreekt de verpleegkundige dit met u en laat u de hechtingen rond de tiende dag na de operatie door de huisarts verwijderen.
Adviezen voor thuis Afhankelijk van de operatiemethode, de grootte van de ingreep en persoonlijke factoren zult u na ontslag uit het ziekenhuis nog enige tijd hinder kunnen ondervinden van het operatiegebied. Ook het hervatten van uw dagelijkse activiteiten zullen daarvan afhankelijk zijn. Pijnbestrijding Een goede pijnbestrijding is belangrijk voor het genezingsproces. Daarom is het raadzaam dat u zonodig de pijn met pijnstillers onderdrukt en dit langzaam afbouwt. Dit doet u als volgt: • De eerste twee dagen gebruikt u vier maal daags - om de zes uur, twee tabletten paracetamol van 500 mg. • Dan neemt u twee dagen vier maal daags - om de zes uur- één tablet paracetamol van 500 mg. • Daarna stopt u met de pijnmedicatie en gebruikt u alleen zonodig bij pijn twee tabletten paracetamol van 500 mg (maximaal 4 maal daags). Wondverzorging Na 24 uur mag u de pleister van de wond verwijderen en weer douchen. De wond is dan voldoende dicht. Als het gaasje vastzit aan de wond kunt u het onder de douche losweken. Na het douchen dient u de wond droog te deppen. U mag de eerste week niet zwemmen of langdurig baden. Het drooghouden van de wond bevordert een goede wondgenezing. Dus kunt u beter ook geen afsluitende pleister op de wond gebruiken, deze maken de wond vochtig. 8
Wanneer contact opnemen? Neem de eerste week na de operatie contact op met het ziekenhuis bij: • Hevige pijnklachten die niet verdwijnen als u pijnstillers gebruikt • Infectie: - wond is gezwollen, rood en warm, gaat open en/of er komt wondvocht uit • Temperatuur hoger dan 38,5 graden kort na de operatie. Tijdens kantooruren belt u de polikliniek heelkunde (024) 365 82 60. Buiten kantooruren belt u het CWZ (024) 365 76 57 en vraagt naar de dienstdoende chirurg. Werkhervatting Meestal kunt u twee weken na het ontslag weer - eventueel aangepast - met werken beginnen. Zwaar lichamelijk werk kan echter pas na zes weken worden hervat. Vraagt u zich af of uw aandoening of behandeling consequenties heeft voor het uitoefenen van uw werk? Overleg dan met uw s pecialist of bedrijfsarts. De bedrijfsarts begeleidt de terugkeer naar uw werk. Afspraken over uw werk zullen vaak soepeler verlopen als u de bedrijfsarts al vóór de ingreep informeert of zo spoedig mogelijk na de ingreep op de hoogte brengt. U kunt een gesprek voeren met uw bedrijfsarts op het arbeidsomstandigheden-spreekuur van de arbodienst van het bedrijf of de organisatie waar u werkt. Tips bij de hervatting van diverse activiteiten Gouden regel is dat u geleidelijk aan weer van alles mag gaan doen en uitproberen, zolang dit geen aanhoudende toename van klachten geeft. Wissel de eerste dagen rust en activiteit steeds af, waarbij u geleidelijk aan steeds actiever wordt en minder hoeft te rusten. In het algemeen kunt u een tot twee weken na de operatie alle activiteiten weer doen die u voor de operatie ook kon.
9
Wandelen Lopen is goed om uw conditie weer wat te verbeteren en u mag dit doen naar kunnen. Wissel de eerste dagen lopen en rusten goed af. En onthoud: (spier)pijn mag, mits dit na een nachtrust weer verminderd is. Tillen Beperk de eerste week zowel vaak als zwaar tillen. Bouw dit langzaam op. Na een week kunt u normale activiteiten meestal weer gewoon doen. Fietsen Zodra u zich probleemloos kunt bewegen, mag u het fietsen - mits u dat tevoren ook deed - weer gaan uitproberen. Begin rustig, begeef u niet meteen in het drukke verkeer. Autorijden Als u zich probleemloos kunt bewegen, kunt u ook weer gaan autorijden. Begin met kleine stukjes in een rustige omgeving. Vraag bij uw verzekeraar na of u de eerste tijd na de operatie verzekerd bent. Meestal zult u na een week weer kunnen autorijden. Sporten Als u gewend was om te sporten kunt u dat meestal na een tot twee weken weer langzaam oppakken. Wanneer de dagelijkse dingen en wandelen weer probleemloos gaan, kunt u - als u dat gewend was weer rustig beginnen met joggen. Start op een vlakke, zachte ondergrond en draag goede schokabsorberende sportschoenen. Voer de afstand en het tempo geleidelijk op naar kunnen, waarbij u goed let op de reacties van uw lijf. Zorg steeds dat u volledig hersteld bent voordat u wéér gaat joggen. Als u gewend was om te zwemmen of te fitnessen en u hebt het gevoel dit weer te kunnen, probeer het dan rustig uit. Begin met ontspannen bewegen en bouw dit uit naar het niveau van voor de operatie.
10
Seks Vrijen hoeft geen probleem te zijn mits u hierbij de gouden regel in acht neemt. Dus dat u geleidelijk aan weer van alles mag gaan doen en uitproberen, zolang dit geen aanhoudende toename van klachten geeft.
Vragen Heeft u nog vragen, stel ze gerust aan uw behandelend arts of de verpleegkundige. Verhindering Bent u op de dag van de behandeling onverhoopt verhinderd, laat dit dan zo snel mogelijk weten. U belt dan naar de afdeling opnameen patiëntenplanning, tijdens kantooruren bereikbaar op telefoonnummer (024) 365 88 97. Kunt u een afspraak op de polikliniek of voor een onderzoek niet nakomen, bel dan zo spoedig mogelijk de betreffende afdeling.
11
Adres en telefoonnummer Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Weg door Jonkerbos 100 6532 SZ Nijmegen Polikliniek heelkunde Telefoon: (024) 365 82 60 (tijdens kantooruren)
12
G493-J 12-11
Website: www.chirurgie.cwz.nl