Informatie voor patiënten
Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis
Verwijderen van de galblaas Cholecystectomie Uw behandelend arts heeft u voor klachten van de galblaas en/of galwegen naar de poli heelkunde van het CWZ verwezen. Deze folder geeft u informatie over wat de chirurg in het CWZ met u bespreekt, zodat u zich kunt voorbereiden op het gesprek of na het gesprek alles nog eens rustig kunt nalezen. Ook zijn de gebruikelijke behandelingsmogelijkheden voor u op een rij gezet.
De galblaas De galblaas is een klein peervormig orgaan dat aan de onderkant van de lever ligt, rechtsboven in de buik. De galblaas is door gangetjes verbonden met de lever en met het eerste gedeelte van de dunne darm (de twaalfvingerige darm). De lever vormt dag en nacht gal - een vloeistof die belangrijk is voor de vertering van vetten - en voert de gal af naar de galblaas, waar het wordt ingedikt en opgeslagen. Zodra er voedsel in de darm komt - speciaal bij vet voedsel - perst de galblaas de gal via de afvoerbuis naar de dunne darm. Wanneer de galblaas is verwijderd, nemen de lever en de galgangen deze functie over.
Galblaasproblemen Als de galblaas stenen bevat of is ontstoken, kan hij niet goed functioneren. De oorzaken hiervan zijn nog niet precies bekend. Iedereen kan afwijkingen aan de galblaas krijgen, maar het komt het meeste voor bij mensen die te zwaar zijn en die tussen 35 jaar en 55 jaar oud zijn. Galblaasklachten komen meer voor bij vrouwen dan bij mannen.
Klachten bij galblaasproblemen
- - -
-
G493-G CWZ / 03-07
-
Soms hebben mensen met galstenen geen klachten. Zij hebben dan ook geen behandeling nodig. Meestal zullen echter één of meer van de volgende klachten aanwezig zijn: Aanvallen van misselijkheid of een onbehaaglijk gevoel in de bovenbuik. Speciaal na het eten van vet of bepaalde groenten, zoals koolsoorten. Opboeren of een branderige pijn in de maagstreek en achter het borstbeen. Aanvallen van scherpe pijn rechtsboven in de buik, gepaard gaande met bewegingsdrang. Deze pijn ontstaat wanneer een galsteen vast komt te zitten in de galgang tussen de galblaas en de grote galbuis of in de grote galbuis zelf. Dit zijn koliekpijnen die ook uit kunnen stralen naar de rug. Deze pijnaanvallen houden op wanneer het steentje doorschiet naar de grote galbuis of de darm of wanneer de galblaas uitgeput is. Een steen kan zó vastgeklemd zitten in de afvoerbuis dat er geen gal meer in of uit de galblaas kan. De galblaas kan dan niet meer werken en raakt vaak ontstoken. Dit geeft aanhoudende buikpijn en hoge koorts. Geelzucht (gelige verkleuring van de huid) komt voor als een galsteen vast komt te zitten in de grote galbuis die naar de darm leidt. De gal kan nu niet meer in de darm lopen en komt in het bloed terecht. Behalve een gelige huidskleur veroorzaakt dit een ontkleuring van de ontlasting (omdat er geen gal meer in komt), terwijl de urine donkerbruin wordt. In deze situatie is vaak een acute ingreep (endoscopie) of een operatie nodig.
Onderzoek Aan de hand van uw klachten en aanvullend onderzoek kan de arts een diagnose stellen. Aanvullend onderzoek bestaat meestal uit een echografie. Dit is een veilig en pijnloos onderzoek waarbij gebruik gemaakt wordt van hoogfrequente geluidsgolven. Daarmee kunnen de galblaas en de zich daarin bevindende galstenen in beeld gebracht worden.
De behandeling Er zijn twee methoden om de galblaas te verwijderen. Via een kijkoperatie (laparoscopische cholecystectomie) en door de buik te openen; de gewone (conventionele) cholecystectomie. Uw behandelend arts bespreekt met u wat in uw geval het beste is. Een galblaasoperatie duurt meestal één tot anderhalf uur. De opname voor een kijkoperatie duurt meestal twee dagen en voor een gewone operatie vier dagen. Als ook de galwegen geopereerd zijn, is de opnameduur ongeveer een week. De laparoscopische cholecystectomie Bij een laparoscopie maakt de arts gebruik van een videocamera en speciale instrumenten om de galblaas te verwijderen zonder een grote snee in de buik te maken. In plaats daarvan maakt hij enkele kleine sneetjes. Een laparoscoop is een lange rechte buis waarop een kleine videocamera is gemonteerd en een lichtbron. Voordat de laparoscoop in de buikholte wordt gebracht wordt de buikholte opgevuld met kooldioxyde, een onschuldig gas. Dit is nodig om een goed overzicht te verkrijgen. Dit gas kan het middenrif enigszins prikkelen. Via een zenuwbaan die in de richting van de schouder loopt, kan dit ertoe leiden dat u na de operatie gedurende enkele dagen een gevoelige schouder heeft. Dit verdwijnt vanzelf en u hoeft zich daar geen zorgen over te maken. Via een snede van circa twee cm bij de navel wordt de laparoscoop in de buikholte gebracht. Met de laparoscoop kan de arts in de buik kijken via een videomonitor. Nu worden de andere sneden in de buikwand gemaakt. Ieder van deze sneden wordt gebruikt om een speciaal instrument in de buikholte te brengen, om de galblaas te pakken, te bewegen en te verwijderen. Het kan voorkomen dat de arts tijdens de operatie vaststelt dat het niet (veilig) mogelijk is de galblaas laparoscopisch te verwijderen. Dat kan omdat bijvoorbeeld de galblaas ernstig ontstoken is of omdat er teveel litteken verklevingen in de omgeving van de galblaas zijn. Dan is het nodig om op de conventionele manier de galblaas te verwijderen. Daarom moet u altijd rekening houden met de kans dat er een conventionele cholecystectomie moet worden uitgevoerd, terwijl er een laparoscopische operatie was voorgesteld. De conventionele (gewone) cholecystectomie Bij deze operatie maakt de arts een snede die tien tot vijftien cm lang kan zijn, midden in de bovenbuik of aan de rechterkant onder de ribbenboog, om langs die weg de galblaas te verwijderen. Galwegstenen Als blijkt dat er nog galstenen in de galwegen zitten, worden deze geopend om de stenen te verwijderen. De galwegen worden daarna weer gesloten en er blijft in de galwegen een dunne drain achter, die via een aparte opening door de buikwand naar buiten wordt geleid. Hierdoor kan de gal naar buiten lopen. Het afvloeien van de gal voorkomt dat er in het begin een te hoge druk in de galwegen heerst. Behalve deze galwegdrain wordt er veelal ook een wonddrain in de buik achtergelaten die eveneens via een aparte opening in de buikwand naar buiten wordt geleid. Mogelijke complicaties Geen enkele operatie is zonder risico’s. Zo is ook bij deze operatie de normale kans op complicaties aanwezig die bij een operatie altijd bestaan, zoals nabloeding, wondinfectie, trombose of longontsteking. Een ernstige specifieke complicatie bij deze operatie is een beschadiging van de galwegen. Dit gebeurt gelukkig zeer zelden. De kans hierop is bij de laparoscopische cholecystectomie groter dan bij de conventionele operatie. De gevolgen daarvan zijn afhankelijk van de aard van het letsel en het tijdstip waarop het wordt vastgesteld. Een hersteloperatie kan nodig zijn.
Voorbereiding voor de operatie Spreekuur anesthesioloog De operatie vindt onder volledige narcose plaats. Hierover kunt u meer lezen in de CWZ-folder 'Anesthesie'. Voor de operatie en de anesthesie zijn enige voorbereidingen noodzakelijk, dit wordt ook wel preoperatief onderzoek of preoperatieve voorbereiding genoemd. Daarom gaat u naar het spreekuur van de anesthesioloog. De anesthesioloog schat in welke risico’s in uw geval aan de operatie en de anesthesie verbonden zijn en hoe deze kunnen worden beperkt. De anesthesioloog spreekt ook overige voorbereidingen met u af zoals medicijngebruik (bloedverdunners) en nuchter zijn voor de operatie. U gaat aansluitend ook naar het verpleegkundig spreekuur heelkunde.
Opname Volgens de afspraken met de anesthesioloog op het anesthesiespreekuur bent u eventueel gestopt met (bloedverdunnende) geneesmiddelen. Zie voor informatie folder ‘Anesthesie’. Als u op de opnamedag wordt geopereerd blijft u nuchter. Zie voor informatie folder anesthesie. U meldt zich dan op het afgesproken tijdstip op de afgesproken afdeling. Wordt u de dag vóór de operatie opgenomen dan meldt u zich op het afgesproken tijdstip op de afdeling opname en patiëntenplanning. Daarna gaat u naar de verpleegafdeling. Voor de operatie krijgt u de voorbereidende medicijnen voor de anesthesie (premedicatie). Het is belangrijk dat u voor de ingreep nog even plast, zodat de blaas leeg is. Wanneer u een kunstgebit en/ of contactlenzen draagt, moet u deze uitdoen. Ook mag u tijdens de operatie geen sieraden dragen. Tijdens de operatie draagt u een operatiehemd. Een verpleegkundige rijdt u met uw bed naar de voorbereidingsruimte van de operatieafdeling. Daar krijgt u een infuus. U gaat daarna naar de operatiekamer en schuift over op de operatietafel. Voordat de anesthesioloog u de narcosemiddelen via het infuus toedient, wordt eerst de bewakingsapparatuur aangesloten.
Na de operatie Na de operatie ontwaakt u op de verkoever- of uitslaapkamer. Als u goed wakker bent, gaat u in principe terug naar de verpleegafdeling. Daar controleert de verpleegkundige regelmatig de bloeddruk, het hartritme, de wond en eventuele drain en de urineproductie. Na de operatie krijgt u volgens een vast protocol pijnstillers. Het kan zijn dat u toch pijn blijft houden. U kunt dit aangeven bij de verpleegkundige. Zie hiervoor ook het kopje 'Pijnmeting' in de folder ‘Anesthesie'. De verpleegkundige zal u, in overleg met de zaalarts, betere pijnstillers geven. De operatie heeft soms tot gevolg dat u direct erna wat misselijk en dorstig bent. Tegen de misselijkheid kunt u medicijnen krijgen. Om er voor te zorgen dat u voldoende vocht krijgt, hebt u een infuus in de arm. Zodra u weer zelf voldoende kunt drinken kan het infuus verwijderd worden. Als de galwegen tijdens de operatie geopend zijn geweest, zit er een slangetje (drain) in uw buik. Zoals u eerder hebt kunnen lezen, voert deze dunne drain de gal af. Een week na de operatie worden er enkele röntgenfoto's gemaakt, waarbij via dat slangetje contrast in de galwegen wordt gespoten. Op de foto's is te zien of de gal goed naar de darm stroomt en of er geen stenen in de galwegen zijn achtergebleven. Als alles in orde is kan deze galwegdrain worden verwijderd. Bewegen is niet alleen belangrijk om trombose te voorkomen, maar ook om verlies van spierkracht tegen te gaan. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat wanneer u rechtop zit, de ademhaling beter is en dat u beter kunt ophoesten. Luchtweg infecties komen daardoor minder voor en de zuurstofvoorziening naar de wond is beter, wat gunstig is voor de genezing. Na de operatie wordt zo snel mogelijk gestart met de mobilisatie. De dag van de operatie moet u proberen eventjes rechtop in bed en even op de rand van het bed of in een stoel te zitten. De eerste paar keer dat u uit bed gaat, krijgt u begeleiding van een verpleegkundige. U mag naar huis als u koortsvrij bent, normale ontlasting hebt, de wond rustig is en u weer goed kunt lopen. Bij ontslag krijgt u een afspraak mee voor de poliklinische controle. Meestal worden er oplosbare hechtingen gebruikt, deze lossen vanzelf na enkele weken op. Is dit niet het geval dan bespreekt de verpleegkundige dit met u en laat u de hechtingen rond de tiende dag na de operatie door de huisarts verwijderen.
Adviezen voor thuis Afhankelijk van de operatiemethode, de grootte van de ingreep en persoonlijke factoren zult u na ontslag uit het ziekenhuis nog enige tijd hinder kunnen ondervinden van het operatiegebied. Ook het hervatten van uw dagelijkse activiteiten zullen daarvan afhankelijk zijn.
Pijnbestrijding Een goede pijnbestrijding is belangrijk voor het genezingsproces. Daarom is het raadzaam dat u zonodig de pijn met pijnstillers onderdrukt en dit langzaam afbouwt. Dit doet u als volgt. De eerste twee dagen gebruikt u vier maal daags om de zes uur - twee tabletten paracetamol van 500 mg. Dan twee dagen vier maal daags - om de zes uur - één tablet paracetamol van 500 mg gebruiken. Daarna stopt u en gebruikt alleen zonodig bij pijn twee tabletten paracetamol van 500 mg. (maximaal 4 maal daags). Wondverzorging Na 24 uur mag u de pleister van de wond verwijderen en weer douchen. De wond is dan voldoende dicht. Als het gaasje vastzit aan de wond kunt u het onder de douche losweken. Na het douchen de wond droogdeppen. U mag de eerste week niet zwemmen of langdurig baden. Droog houden van de wond bevordert een goede wondgenezing. Dus kunt u beter ook geen afsluitende pleister op de wond gebruiken, deze maken de wond vochtig.
Wanneer contact opnemen? Neemt u de eerste week na de operatie contact op met het ziekenhuis bij: - Hevige pijnklachten die niet verdwijnen als u pijnstillers gebruikt. - Infectie: - wond is gezwollen, rood en warm, gaat open en/of er komt wondvocht uit; - temperatuur hoger dan 38,5 graden kort na de operatie. Tijdens kantooruren belt u de polikliniek heelkunde (024) 365 82 60. Buiten kantooruren belt u het CWZ (024) 365 76 57 en vraagt naar de dienstdoende chirurg.
Werkhervatting Meestal kunt u twee tot drie weken na het ontslag weer - eventueel aangepast - met werken beginnen. Zwaar lichamelijk werk kan echter pas na zes weken worden hervat. Vraagt u zich af of uw aandoening of behandeling consequenties heeft voor het uitoefenen van uw werk? Overleg dan met uw specialist of bedrijfsarts. De bedrijfsarts begeleidt de terugkeer naar uw werk. Afspraken over uw werk zullen vaak soepeler verlopen als u de bedrijfsarts al vóór de ingreep informeert of zo spoedig mogelijk na de ingreep op de hoogte brengt. U kunt een gesprek voeren met uw bedrijfsarts op het arbeidsomstandigheden-spreekuur van de arbodienst van het bedrijf of de organisatie waar u werkt.
Tips bij de hervatting van diverse activiteiten? Gouden regel is dat u geleidelijk aan weer van alles mag gaan doen en uitproberen, zolang dit geen aanhoudende toename van klachten geeft. Wissel de eerste dagen rust en activiteit steeds af, waarbij u geleidelijk aan steeds actiever wordt en minder hoeft te rusten. In het algemeen kunt u een tot twee weken na de operatie alle dagelijkse activiteiten weer doen die u voor de operatie ook kon. Eten U mag alles weer eten en hoeft geen vetarm dieet te volgen. Met grote hoeveelheden vet tegelijkertijd moet u echter nog voorzichtig zijn. Probeer steeds meer uit wat u kunt verdragen. Heeft u klachten na gebruik van bepaalde voedingsmiddelen, laat deze dan weg en probeer het later nog eens. Het is de bedoeling dat u na twee tot drie weken tijd weer eet wat u gewend was. Wandelen Lopen is goed om uw conditie weer wat te verbeteren en u mag dit doen naar kunnen. Wissel de eerste dagen lopen en rusten goed af. En onthoud: (spier)pijn mag, mits dit na een nachtrust weer verminderd is. Tillen Beperk de eerste week zowel vaak als zwaar tillen. Bouw dit langzaam op. Na een week kunt u normale huishoudelijke activiteiten meestal weer gewoon doen.
Fietsen Zodra u zich probleemloos kunt bewegen, mag u het fietsen, mits u dat tevoren ook deed, weer gaan uitproberen. Begin rustig, begeef u niet meteen in het drukke verkeer. Autorijden Als u zich probleemloos kunt bewegen, kunt u ook weer gaan autorijden. Begin met kleine stukjes in een rustige omgeving. Vraag bij uw verzekeraar na of u de eerste tijd na de operatie verzekerd bent. Meestal zult u na een week weer kunnen autorijden. Sporten Als u gewend was om te sporten kunt u dat meestal na een tot twee weken weer langzaam oppakken. Wanneer de dagelijkse dingen en wandelen weer probleemloos gaan, kunt u, als u dat gewend was, weer rustig beginnen met joggen. Start op een vlakke, zachte ondergrond en draag goede schokabsorberende sportschoenen. Voer de afstand en het tempo geleidelijk op naar kunnen, waarbij u goed let op de reacties van uw lijf. Zorg steeds dat u volledig hersteld bent voordat u wéér gaat joggen. Als u gewend was om te zwemmen of te fitnessen en u hebt het gevoel dit weer te kunnen, probeer het dan rustig uit. Begin met ontspannen bewegen en bouw dit uit naar het niveau van voor de operatie. Seks Vrijen hoeft geen probleem te zijn mits u hierbij de gouden regel in acht neemt. Dus dat u geleidelijk aan weer van alles mag gaan doen en uitproberen, zolang dit geen aanhoudende toename van klachten geeft
Vragen Heeft u nog vragen, stel ze gerust aan uw behandelend arts of de verpleegkundige. Bij dringende vragen of problemen vóór uw behandeling kunt u zich het beste wenden tot het verpleegkundig spreekuur.
Verhindering Bent u op de dag van de behandeling onverhoopt verhinderd, laat dit dan zo snel mogelijk weten. U belt dan naar de afdeling opname- en patiëntenplanning, tijdens kantooruren bereikbaar op telefoonnummer (024) 365 88 97. Kunt u een afspraak op de polikliniek of voor een onderzoek niet nakomen, bel dan zo spoedig mogelijk de betreffende afdeling.
Adres en telefoonnummer Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Weg door Jonkerbos 100 6532 SZ Nijmegen Polikliniek heelkunde: Telefoon: (024) 365 82 60 (tijdens kantooruren) Verpleegkundig spreekuur: Telefoon: (024) 365 78 57 tussen 7.30 en 14.30 uur Bij geen gehoor spreekt u de voice-mail in en wordt u teruggebeld E-mail:
[email protected] Website: www.cwz.nl