Vervolgmeting Monitor CO2uitstoot Rotterdam, Woningen Versie mei 2010
Vervolgmeting Monitor CO2uitstoot Rotterdam, Woningen Versie mei 2010
Projectnr. 10-3257
drs. P.A. de Graaf Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) Mei 2010 In opdracht van de DCMR Milieudienst Rijnmond.
Verklaring der tekens: * = voorlopig gegeven, c.q. jaar met nog allemaal voorlopige gegevens . = (nog) ontbrekend gegeven; in de toelichting bij de figuur is aangegeven hoe dat probleem dan is opgelost, namelijk door de waarde te gebruiken die gold voor het laatst bekende jaar
Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) Blaak 34, 3011 TA Rotterdam Postbus 21323, 3001 AH Rotterdam Telefoon: (010) 267 15 00 Fax: (010) 267 15 01 E-mail:
[email protected] Internet: http://www.cos.rotterdam.nl Prijs: €10,00
Gegevens mogen worden overgenomen, mits met bronvermelding. Verveelvoudiging voor eigen of intern gebruik toegestaan.
INHOUDSOPGAVE
1
2
3
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
INLEIDING
5
Noten
5
LANDELIJKE ONTWIKKELINGEN SINDS 1990
7
Noten
8
ENERGIEVERBRUIK DOOR HUISHOUDENS; DOORREKENING NAAR CO2-UITSTOOT
9
Inleiding Schatting CO2-emissies 2004 door Rotterdamse huishoudens op basis van het EVH 2004 Schatting CO2-emissies 2006 en 2007 door Rotterdamse huishoudens op basis van het EVH 2006 en het EVH 2007 Schatting CO2-emissies jaren vóór 2004 door Rotterdamse huishoudens op basis van het EVH 2004 Schatting CO2-emissies jaren ná 2007 door Rotterdamse huishoudens op basis van het EVH 2007 Totaaloverzicht van alle uitkomsten Noten
9 10 11 11 12 13 14
BIJLAGE: VERSCHILLEN “FEITELIJKE” EN IPCC-EMISSIES (Bron: CBS) 15 PUBLICATIEOVERZICHT COS
17
3
4
1
INLEIDING
De gemeente Rotterdam streeft ernaar, de CO2-emissie in 2025 in haven en stad te halveren ten opzichte van 1990. In het kader daarvan is ook een monitor opgezet waarin de vorderingen worden bijgehouden. Voor deze monitoring verscheen in 2007 een nulmeting van de CO2-uitstoot in 1990 en 2005. Voor een onderdeel van deze monitoring heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond namens de gemeente Rotterdam de hulp ingeroepen van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS), namelijk voor de component(en) ‘gebouwde omgeving (woningen)’ en ‘midden- en kleinbedrijf en dienstverlening’. Bij woningen betreft het hier met name het gas- en elektriciteitsverbruik dat aan de bewoners van het grondgebied van de gemeente Rotterdam kan worden toegerekend (waarbij elektriciteitsverbruik in termen van CO2-uitstoot een onderdeel vormt van de component ‘grote industrie en elektriciteitcentrales’). In september 2007 verscheen de COS-rapportage voor de nulmeting1, en in juni 2008, september 2008 en juni 2009 verschenen vervolgmetingen2. De voorliggende rapportage is een nieuwe vervolgmeting, omdat inmiddels wederom recentere gegevens beschikbaar zijn, zoals met name die uit de bestanden van het EnergieVerbruik Huishoudens (EVH). Voorts verscheen in dit kader in april 2009 de publicatie Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004 met een beschrijving van het gas- en elektriciteitsverbruik in 2004 door Rotterdamse huishoudens naar kenmerken van huishoudens en woningen volgens het EVH 2004, waarbij het Rotterdamse gasverbruik in het bijzonder ook op een geografische kaart van de stad gepresenteerd werd3.
Opbouw van deze rapportage Deze rapportage is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt allereerst een overzicht gepresenteerd van de landelijke ontwikkeling van de hoeveelheid CO2-uitstoot sinds 1990. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens het energieverbruik door huishoudens gepresenteerd zoals dit speciaal voor het COS door het CBS uit de bestanden van het EVH 2004, het EVH 2006 en het EVH 2007 berekend is, en worden deze gegevens doorgerekend naar hoeveelheden CO2-uitstoot voor de periode 1990-2009. Dit hoofdstuk eindigt in paragraaf 3.6 met een totaaloverzicht van alle schattingen van de CO2-emissies door Rotterdamse huishoudens in figuur 3.3. En tenslotte is in een bijlage nog een overzicht van het CBS overgenomen van de verschillen tussen de hoeveelheden “feitelijke” en IPCC-emissies. Er zij op gewezen dat alle hier gepresenteerde gegevens over de gemeente Rotterdam exclusief die voor de in maart 2010 met Rotterdam gefuseerde gemeente Rozenburg zijn.
Noten 1.
Centrum voor Onderzoek en Statistiek (P.A. de Graaf): Nulmeting Monitor CO2-uitstoot Rotterdam, Woningen. Versie september 2007; Rotterdam, september 2007.
2.
Centrum voor Onderzoek en Statistiek (P.A. de Graaf): Vervolgmeting Monitor CO2-uitstoot Rotterdam, Woningen.
5
Versie april/mei 2008; Rotterdam, juni 2008; Centrum voor Onderzoek en Statistiek (P.A. de Graaf): Vervolgmeting Monitor CO2-uitstoot Rotterdam, Woningen. Versie september 2008; Rotterdam, september 2008; en Centrum voor Onderzoek en Statistiek (P.A. de Graaf): Vervolgmeting Monitor CO2-uitstoot Rotterdam, Woningen. Versie juni 2009; Rotterdam, juni 2009. 3.
Centrum voor Onderzoek en Statistiek (Paul de Graaf, met medewerking van Jurriën Vroom (CBS) en Marja Troost (dS+V)): Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004; Rotterdam, april 2009.
6
2
LANDELIJKE ONTWIKKELINGEN SINDS 1990
Over de landelijke CO2-emissie produceert het CBS energie- en productiestatistieken middels de elektronische databank Statline op de website http://www.cbs.nl, die onder meer ook worden gepubliceerd door het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) op haar website http://www.mnp.nl. De landelijke hoeveelheden CO2-uitstoot in miljoenen kilogram volgens de IPCC-richtlijnen1 zijn opgenomen in figuur 2.1.
Figuur 2.1:
a
Consumenten (huishoudens) a Energiesector a Industrie Raffinaderijen b Verkeer en vervoer Land- en tuinbouw en visserij Handel, diensten en overheid Milieudienstverlening Overige stationaire bronnen Totaal
1990 19.700 41.700 39.300 11.000 27.800 10.200 8.600 600 600 159.400
1995 21.100 49.400 34.900 11.700 31.000 10.600 10.100 1.000 800 170.600
2000 19.400 50.100 32.600 12.100 34.300 10.000 8.700 1.700 700 169.800
2001 20.200 53.700 31.700 12.600 34.700 9.500 10.400 1.700 800 175.200
Consumenten (huishoudens) a Energiesector a Industrie Raffinaderijen b Verkeer en vervoer Land- en tuinbouw en visserij Handel, diensten en overheid Milieudienstverlening Overige stationaire bronnen Totaal
2006 17.600 49.700 32.600 11.600 37.400 8.700 11.900 2.300 800 172.500
2007 16.200 52.400 33.000 11.700 36.900 8.900 10.100 2.400 800 172.300
2008 18.100 52.100 32.100 11.800 37.600 9.800 11.000 2.500 800 175.700
2009* . . . . . . . . . .
): ):
b
Landelijke hoeveelheid CO2-uitstoot in miljoenen kilogram conform de IPCCrichtlijnen; 1990-2009. 2002 19.100 54.800 32.000 11.700 35.500 9.100 11.000 1.800 900 175.800
2003 19.500 55.500 32.500 12.300 36.200 9.200 11.700 1.900 900 179.700
2004 19.300 56.700 32.400 12.200 36.400 9.300 11.600 2.200 900 181.000
2005 18.300 54.000 32.100 12.300 36.600 9.200 10.100 2.300 800 175.800
Exclusief raffinaderijen. Totaal Mobiele bronnen, minus Mobiele bronnen in de landbouw en Visserij.
Bron: Emissieregistratie CBS/MNC, bewerking COS. Deze gegevens zijn te vinden op de elektronische databank Statline op http://www.cbs.nl onder ‘Natuur en Milieu’ > ‘Lucht’ (‘Emissies van broeikasgassen, berekend volgens IPCCvoorschriften’; versie 21 april 2010). Volgens de algemene planning verschijnen de voorlopige cijfers over 2009 rond 1 augustus 2010, en de definitieve over 2009 in april 2011.
De emissie van CO2 is tussen 1990 (het basisjaar van het Kyotoprotocol) en 2005 (het jaar dat de uitstoot van broeikasgassen voor het eerst onder het niveau van het basisjaar kwam) gestegen als gevolg van de groei van het energieverbruik en een toename van het personen- en goederenvervoer. Na 2004 daalde de CO2-emissie. In 2008 nam zij echter weer licht toe door een hoger aardgasverbruik voor de verwarming van huizen en werkplekken in de relatief koude maanden van dat jaar. Ook de tuinbouw verbruikte meer aardgas door het toegenomen aantal wkk-installaties. In de industrie- en energiesector is de CO2-emissie echter aanzienlijk afgenomen, omdat vooral in het vierde kwartaal van 2008 als gevolg van de recessie minder aardolie en steenkool is verbruikt. Deze afname kon de toename van de CO2-uitstoot in de andere sectoren echter niet volledig compenseren2.
7
Naast deze volgens de IPCC-voorschriften berekende totale emissies publiceert het CBS ook cijfers over de feitelijke emissies op of boven Nederlands grondgebied en continentaal plat3. Figuur 2.2 laat de verschillen voor het totaal en voor de sector Consumenten (huishoudens) zien. Hoewel volgens beide “definities” landelijk de CO2-uitstoot tussen 1990 en 2005 met zo’n 10% is toegenomen, is het aan huishoudens toe te rekenen deel daarvan volgens beide “definities” met 7% afgenomen. Sindsdien is de CO2-uitstoot door huishoudens volgens beide definities eerst in vergelijkbare mate verder afgenomen, maar in 2008 lag het weer bijna op het niveau van 2005.
Figuur 2.2:
Landelijke hoeveelheid CO2-uitstoot in miljoenen kilogram feitelijk en conform de IPCC-richtlijnen; totaal en Consumenten (huishoudens); 1990-2009. 1990
1995
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Feitelijk: Totaal wv Consumenten (huish.)
167.700 20.900
178.500 22.200
179.800 20.500
185.500 21.200
186.200 20.100
189.700 20.600
192.200 20.300
188.300 19.400
Conform de IPCC-richtlijnen: Totaal wv Consumenten (huish.)
159.400 19.700
170.600 21.100
169.800 19.400
175.200 20.200
175.800 19.100
179.700 19.500
181.000 19.300
175.800 18.300
2006
2007
2008
2009*
Feitelijk: Totaal wv Consumenten (huish.)
184.600 18.600
184.700 17.200
189.100 19.100
. .
Conform de IPCC-richtlijnen: Totaal wv Consumenten (huish.)
172.500 17.600
172.300 16.200
175.700 18.100
. .
Bron: Emissieregistratie CBS/MNC, bewerking COS. Deze gegevens zijn te vinden op de elektronische databank Statline op http://www.cbs.nl onder ‘Natuur en Milieu’ > ‘Lucht’ (‘Luchtverontreiniging, emissies door alle bronnen’ respectievelijk ‘Emissies van broeikasgassen, berekend volgens IPCC-voorschriften’; versies 21 respectievelijk 21 april 2010). Volgens de algemene planning verschijnen de voorlopige cijfers over 2009 rond 1 augustus 2010, en de definitieve over 2009 in april 2011.
Noten 1.
De IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) verzorgt de (wetenschappelijke) begeleiding van de uitvoering van het Kyoto-protocol. In Bijlage I is een overzicht van het CBS overgenomen van de verschillen tussen de hoeveelheden “feitelijke” en IPCC-emissies.
2.
Zie voor een analyse van de ontwikkeling van de broeikasemissies in Nederland het artikel Broeikasemissies in Nederland, 1990-2008 op de website http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl van het Compendium voor de Leefomgeving. De momenteel meest recente versie daarvan, van 10 september 2009, was overigens nog op voorlopige cijfers gebaseerd.
3.
In Bijlage I is een overzicht van het CBS overgenomen van de verschillen tussen de hoeveelheden “feitelijke” en IPCC-emissies.
8
3
ENERGIEVERBRUIK DOOR HUISHOUDENS; DOORREKENING NAAR CO2-UITSTOOT
3.1
Inleiding
Het CBS heeft van de energienetbedrijven de klantenbestanden over 2004 tot en met 2007 ontvangen, met daarin voor alle aansluitingen die horen bij het desbetreffende energienet het gasen elektriciteitsverbruik. Deze klantenbestanden heeft het CBS gekoppeld aan onder meer zijn bedrijvenbestand, en aan het CBS-WoningenRegister. Eind maart 2009 heeft het CBS uit deze bestanden voor het eerst gegevens gepubliceerd: het gemiddeld gasverbruik, het gemiddeld elektriciteitsverbruik en het aandeel stadsverwarming per gemeente, wijk en buurt in 2004. Onlangs zijn daar ook gegevens over 2006 aan toegevoegd. De gegevens over 2007 zijn tot op heden nog niet gepubliceerd. Op termijn worden de bronbestanden door het CBS onder voorwaarden ook ter beschikking gesteld voor onderzoek door derden. Het COS heeft daarop vooruitlopend eind december 2008, begin juni 2009 en half mei 2010 door het CBS berekeningen laten verrichten op de bestanden Energieverbruik Huishoudens 2004 (EVH 2004), Energieverbruik Huishoudens 2006 (EVH 2006) en Energieverbruik Huishoudens 2007 (EVH 2007) over het energieverbruik in Nederlandse woningen in 2004 respectievelijk 2006 respectievelijk 2007. Deze gegevens zijn in principe definitief. De EVH-bestanden bevatten (alleen) alle voor bewoning bestemde gebouwen per 1 januari van het betreffende jaar; woningen die geen gebouw zijn, zoals woonboten of woonwagens, ontbreken dus, en het energieverbruik en de CO2-uitstoot door het midden- en kleinbedrijf vallen daarmee buiten het bestek van de hier te presenteren berekeningen. Anderzijds zijn wel alle soorten woonruimte bij de berekeningen “meegenomen”: niet alleen de “gewone” woningen, maar ook recreatiewoningen, wooneenheden en bijzondere woongebouwen. Het energieverbruik in de EVH-bestanden is gebaseerd op het verbruik volgens meterstanden, dat is omgerekend naar een verondersteld verbruik per kalenderjaar. Dit zal over het algemeen niet exact overeenkomen met het gebruik van een woning, maar het gemiddelde gebruik van een aantal woningen zal erg dicht bij het daadwerkelijke gemiddelde liggen. Voor de omrekening van gas- en elektriciteitsgebruik naar CO2-uitstoot wordt uitgegaan van de volgende relaties. Voor 2008 en 2009 moesten nog voorlopige emissiefactoren worden gebruikt.
Figuur 3.1:
Schatting CO2-emissie per Nm3 gasverbruik en kWh elektriciteitsgebruik van huishoudens; 1990-2009.
Emissie gas
1990 1,7977 kg
1995 2000 2001 2002 2003 2004 2005 1,7977 kg 1,7977 kg 1,7977 kg 1,7977 kg 1,7977 kg 1,7977 kg 1,7977 kg
Emissie elektriciteit
670 gram
662 gram
Emissie gas
2006 2007 2008 2009* 1,7977 kg 1,7977 kg 1,7977 kg 1,7977 kg
Emissie elektriciteit
594 gram
663 gram
631 gram
597 gram 591* gram
623 gram
628 gram
615 gram
613 gram
.
Bron: SenterNovem (S. te Buck e.a.): Protocol monitoring hernieuwbare energie. Update 2009; SenterNovem, november 2009. De emissiefactor voor elektriciteit voor 2008 is nog een voorlopig cijfer. Voor 2009 wordt vooralsnog de (voorlopige) emissiefactor voor elektriciteit uit 2008 gebruikt.
9
En tenslotte worden in deze monitor voor jaren waarvoor (nog) geen EVH-gegevens over het gebruik beschikbaar zijn extrapolaties (schattende voor- of achteruitberekeningen) verricht aan de hand van de volgende CBS-statistieken.
Figuur 3.2:
Verdere CBS-statistieken voor extrapolaties; 1990-2009.
Emissie huishoudens landelijk Elektr.verbruik Ned. woningen
a
b
Aantal woningen landelijk Aantal woningen Rotterdam Woningaandeel Rotterdam
Aantal woningen landelijk Aantal woningen Rotterdam Woningaandeel Rotterdam a
): ):
b
1995 21.100
2000 19.400
2001 20.200
2002 19.100
2003 19.500
2004 19.300
2005 18.300
63,33
70,92
78,51
79,60
82,14
83,98
84,71
87,24
5.802.361 6.191.922 6.589.662 6.650.911 6.709.732 6.764.066 6.809.581 6.858.719 273.432 278.467 283.667 285.041 286.286 286.762 286.287 285.982 4,71% 4,50% 4,30% 4,29% 4,27% 4,24% 4,20% 4,17%
Emissie huishoudens landelijk Elektr.verbruik Ned. woningen
1990 19.700
a
b
2006 17.600
2007 16.200
2008 18.100
87,24
87,46
89,28
2009* . .
6.912.405 6.967.046 7.043.212 7.104.518 287.262 288.349 288.677 289.405 4,16% 4,14% 4,10% 4,07%
In miljoenen kilogram. Betreft alleen gas. Het verbruik is hier uitgedrukt in PetaJoule. 1 PJ = 277,8 miljoen kWh.
Bron: Emissieregistratie CBS/MNC, bewerking COS. Deze gegevens zijn te vinden op de elektronische databank Statline op http://www.cbs.nl onder ‘Natuur en Milieu’ > ‘Lucht’ (‘Emissies van broeikasgassen, berekend volgens IPCCvoorschriften’; versie 21 april 2010). Volgens de algemene planning verschijnen de voorlopige cijfers over 2009 rond 1 augustus 2010, en de definitieve over 2009 in april 2011. Voor 2009 wordt vooralsnog de emissie uit 2008 gebruikt. Elektriciteitsverbruik Nederlandse woningen: CBS, Nederlandse Energiehuishouding (NEH). Deze gegevens zijn te vinden op de elektronische databank Statline op http://www.cbs.nl onder ‘Industrie en energie’ > ‘Energie’ > ‘Totaalbeeld’ > ‘Energiebalans’ (versie 1 december 2009). Volgens de algemene planning verschijnen voorlopige cijfers over 2009 in juni/juli 2010, en de definitieve over 2009 in oktober/november 2010. Het verbruik in 1990, waarover het CBS geen gegevens heeft, betreft een extrapolatie van het COS. Voor 2009 wordt vooralsnog het elektriciteitsverbruik uit 2008 gebruikt. Aantallen woningen: CBS, voorraadaantallen per 1 januari. Deze gegevens zijn te vinden op de elektronische databank Statline op http://www.cbs.nl, en zijn ook voor 2009 wél al definitief.
In de volgende paragrafen worden schattingen gepresenteerd van de CO2-emissies door Rotterdamse huishoudens in 2004, 2006 en 2007 op basis van het EVH, en schattingen voor andere jaren op basis van EVH-verbruiksgegevens uit deze jaren en de CBS-statistieken uit figuur 3.2. Alleen de emissie-schattingen voor 2004, 2006 en 2007 zijn dus gebaseerd op EVH-verbruiksgegevens uit dat jaar zelf.
3.2
Schatting CO2-emissies 2004 door Rotterdamse huishoudens op basis van het EVH 2004
In deze paragraaf wordt aan de hand van de uitkomsten van het oudste beschikbare EVH, het EVH 2004, aangegeven hoe uit uitkomsten van een EVH CO2-emissies voor Rotterdamse huishoudens kunnen worden geschat. Deze aanpak is identiek aan die in paragraaf 3.2 van de vorige rapportage, die was opgesteld aan de hand van de zelfde waarden van het gas- en elektriciteitsverbruik uit het EVH 2004. Volgens de uiteindelijke voor het COS door het CBS verrichte berekeningen op het Rotterdamse deel van het EVH 2004 bedroeg het totale gasverbruik door huishoudens in Rotterdam in 2004 10
329 miljoen m3, en hun elektriciteitsverbruik 719 miljoen kWh1. Aannemende dat in 2004 1 m3 gasverbruik overeenkwam met 1,7977 kg CO2-uitstoot (zie figuur 3.1), zou dat een Rotterdamse CO2-uitstoot ten gevolge van gasverbruik van 1,7977 x 329 miljoen m3 = 591 miljoen kilogram betekenen. In het verleden werd een zo berekende uitstoot ook nog “geijkt” door een analoog berekende landelijke uitstoot te vergelijken met de werkelijkheid (in 2004 conform de IPCC-richtlijnen 19.300 miljoen kilogram2; zie figuur 2.1 of 3.2). Dit is nu niet meer mogelijk, omdat het CBS (nog?) geen landelijk verbruik volgens het EVH kan berekenen van een zelfde “kwaliteit” als die van het Rotterdamse verbruik volgens het EVH. (Het Rotterdamse deel van het EVH kon namelijk met behulp van door het COS geleverde gegevens in verdergaande mate worden gecorrigeerd.) Het ontbreken van een ijkingsfactor is overigens ook niet zo erg, omdat die ijkingsfactor alleen maar het niveau, maar niet de ontwikkeling van de uitstoot corrigeerde. Daarom is vanaf deze versie van de monitor geen sprake meer van ijkingsfactoren. Volgens die zelfde nieuwe voor het COS door het CBS verrichte berekeningen op het EVH 2004 bedroeg het elektriciteitsverbruik door Rotterdamse huishoudens in 2004 719 miljoen kWh. Aannemende dat in 2004 1 kWh elektriciteitsverbruik overeenkwam met 615 gram CO2-uitstoot (zie figuur 3.1), zou dat een Rotterdamse CO2-uitstoot ten gevolge van elektriciteitsverbruik betekenen van 442 miljoen kilogram.
3.3
Schatting CO2-emissies 2006 en 2007 door Rotterdamse huishoudens op basis van het EVH 2006 en het EVH 2007
Analoog kunnen uit het verbruik in 2006 volgens het EVH 2006 CO2-emissies voor 2006 voor Rotterdam worden geschat. Volgens de gebruikte schattingen van het CBS was het totale gasverbruik in Rotterdam in 2006 6,2% lager dan in 2004, en het elektriciteitsverbruik 2,1% hoger, hetgeen resulteert in de volgende schattingen: gasverbruik volgens EVH 2006: 308 miljoen m3; schatting CO2-emissie: 554 miljoen kilogram; elektriciteitsverbruik volgens EVH 2006: 734 miljoen kWh; schatting CO2-emissie: 436 miljoen kilogram. Analoog kunnen uit het verbruik in 2007 volgens het EVH 2007 CO2-emissies voor 2007 voor Rotterdam worden geschat. Volgens de gebruikte schattingen van het CBS was het totale gasverbruik in Rotterdam in 2007 12,1% lager dan in 2006, en het elektriciteitsverbruik 0,7% lager, hetgeen resulteert in de volgende schattingen: gasverbruik volgens EVH 2007: 271 miljoen m3; schatting CO2-emissie: 488 miljoen kilogram; elektriciteitsverbruik volgens EVH 2007: 729 miljoen kWh; schatting CO2-emissie: 435 miljoen kilogram. De daling van het gasverbruik, en dus ook van de CO2-emissie daardoor, ten opzichte van de eerdere jaren hangt direct samen met het feit dat 2007 een extreem warm jaar was.
3.4
Schatting CO2-emissies jaren vóór 2004 door Rotterdamse huishoudens op basis van het EVH 2004
Als wordt aangenomen dat het aandeel van Rotterdamse huishoudens in het totale energieverbruik door huishoudens relatief in de periode 1990-2004 niet is veranderd (dat wil zeggen: 11
alleen veranderde met het aantal woningen3), kunnen ook voor eerdere jaren hoeveelheden CO2uitstoot door Rotterdamse huishoudens worden geschat door de uitstoot in 2004 te corrigeren voor de veranderingen in de uitstoot door huishoudens landelijk (figuur 3.2), de veranderingen in de relatieve uitstoot per m3 (figuur 3.1) en de veranderingen in de aantallen Rotterdamse en Nederlandse woningen (figuur 3.2). Zo bedraagt bijvoorbeeld de schatting voor de component ‘gas’ in 1990 op basis van het EVH 2004: emissie Rotterdamse huishoudens in 2004 x (landelijke emissie in 1990 / idem in 2004) x (relatieve emissie in 1990 / idem in 2004) x (woningaandeel Rotterdam in 1990 / idem in 2004) ofwel 591 miljoen kilogram x (19.700 / 19.300) x (1,7977 / 1,7977) x (4,71% / 4,20%) = = 677 miljoen kilogram. Op een vergelijkbare wijze als bij de component ‘gas’ kan ook een omvang van de Rotterdamse emissie voor de component ‘elektriciteit’ in bijvoorbeeld 2000 worden geschat aan de hand van de veranderingen in de relatieve uitstoot per kWh (figuur 3.1), de veranderingen in het elektriciteitsverbruik van Nederlandse woningen (figuur 3.2) en de veranderingen in de aantallen Rotterdamse en Nederlandse woningen (figuur 3.2): emissie Rotterdamse huishoudens in 2004 x (relatieve emissie in 2000 / idem in 2004) x (elektriciteitsverbruik Nederlandse woningen in 2000 / idem in 2004) x (woningaandeel Rotterdam in 2000 / idem in 2004) ofwel 442 miljoen kilogram x (662 / 615) x (78,51 / 84,71) x (4,30% / 4,20%) = = 452 miljoen kilogram. Dergelijke exercities zouden ook op het EVH 2006 kunnen worden verricht, en dan zullen er ongetwijfeld nét even iets andere uitkomsten uitkomen. En het zelfde geldt voor dergelijke achteruitberekeningen op basis van het EVH 2007 volgend jaar, enzovoorts. Het beste is dan ook, om dergelijke achteruitberekeningen altijd maar op het “oudste EVH-jaar” (dus: 2004) gebaseerd te laten blijven. Wellicht levert dat in de nabije toekomst nog wel eens lichte aanpassingen op, maar op de wat langere termijn veranderen de gegevens over met name het startjaar van de CO2-doelstellingen dan tenminste niet meer.
3.5
Schatting CO2-emissies jaren ná 2007 door Rotterdamse huishoudens op basis van het EVH 2007
Op een analoge wijze als voor jaren vóór 2004 op basis van het EVH 2004 kunnen ook voor jaren ná 2007 op basis van het EVH 2007 CO2-emissies worden geschat; althans: zo lang er voldoende voor zulke extrapolaties benodigde gegevens voorhanden zijn. Hoe minder dit het geval is, hoe “rechtlijniger” de extrapolatie wordt, oftewel: hoe minder veranderingen in bijvoorbeeld verbruik of relatieve emissie verdisconteerd kunnen worden.
12
Voor 2008 kunnen voor Rotterdam op analoge wijze als voor jaren vóór 2004 de volgende CO2emissies worden geschat op basis van het EVH 2007: schatting CO2-emissie gas: 539 miljoen kilogram; schatting CO2-emissie elektriciteit: 435 miljoen kilogram; schatting totale CO2-emissie: 975 miljoen kilogram. Op de zelfde wijze is ook voor 2009 zo’n exercitie mogelijk, zij het dat de meeste gegevens voor zo’n extrapolatie nog voorlopige cijfers zijn (zie figuur 3.2): schatting CO2-emissie gas: 536 miljoen kilogram; schatting CO2-emissie elektriciteit: 433 miljoen kilogram; schatting totale CO2-emissie: 969 miljoen kilogram. Dergelijke exercities voor de “toekomst” (d.i.: jaren ná het laatste “EVH-jaar”) zouden ook op eerdere EVH’s (in dit geval: het EVH 2004) kunnen worden verricht, en dan zullen er ongetwijfeld nét even iets andere uitkomsten uitkomen. En het zelfde geldt voor dergelijke vooruitberekeningen op basis van het EVH 2008 volgend jaar, enzovoorts. Het beste is dan ook, om dergelijke vooruitberekeningen altijd maar op het “jongste” jaar gebaseerd te laten worden. (En daarnaast voor ieder jaar waarover inmiddels EVH-uitkomsten beschikbaar gekomen zijn natuurlijk de oude schattingen vervangen te laten worden door schattingen op basis van die EVH-uitkomsten; en analoog voor verbeterde EVH-uitkomsten - zoals nú voor 2004 ook wederom is gebeurd.)
3.6
Totaaloverzicht van alle uitkomsten
In figuur 3.3 staan de schattingen van de CO2-emissies door Rotterdamse huishoudens zoals hierboven bedoeld en omschreven.
Figuur 3.3:
Schatting CO2-emissie door Rotterdamse huishoudens in miljoenen kilogrammen conform de IPCC-richtlijnen; 1990-2009. 1990
Emissie huishoudens Rdam: gas elektriciteit totaal
676 404 1.080 2006
Emissie huishoudens Rdam: gas elektriciteit totaal
554 436 990
1995 691 426 1.117 2007 488 435 923
2000 608 452 1.061 2008* 539 435 975
2001 631 434 1.065
2002 594 441 1.034
2003 602 451 1.054
2004 591 442 1.033
2005 573 445 1.018
2009* 536 433 969
Bron: Rekenmodel COS op basis van eerdergenoemde gegevens. Uitkomsten over 2004, 2006 en 2007 zijn gebaseerd op de EVH’s van 2004 respectievelijk 2006 respectievelijk 2007, en daarmee net zo definitief als de achterliggende EVH-uitkomsten. Uitkomsten over jaren vóór 2004 zijn gebaseerd op achteruitberekeningen op basis van het EVH 2004, en daarmee net als die over 2004 in principe definitief. Uitkomsten over jaren ná 2007 zijn gebaseerd op vooruitberekeningen op basis van het EVH 2007; die over 2008 (elektriciteit) en 2009 (gas en elektriciteit) zijn bovendien nog gebaseerd op voorlopige cijfers voor die vooruitberekeningen. Voor 2005 zijn hier door het COS geïnterpoleerde gegevens gebruikt; verbruiksgegevens uit het EVH 2005 zijn door methodologisch-technische problemen waarschijnlijk niet meer te verwachten. De op schattingen van verbruiksgegevens gebaseerde uitkomsten (dus: die over tot en met 2003, 2005 en 2008 en later) zijn cursief weergegeven.
13
Zodra de gegevens uit het EVH 2008 beschikbaar zijn, zullen de schattingen voor 2008 en later zuiverder kunnen worden gemaakt. Dan zullen immers emissieschattingen kunnen worden gemaakt op basis van gegevens over het verbruik over 2008 in plaats van op basis van (feitelijk: onveranderd veronderstelde of geëxtrapoleerde) gegevens over 2007. Voorts zal zodra de “parameter” ‘uitstoot door huishoudens landelijk’ bekend is de nu nog tamelijk “rechtlijnige” schatting voor de emissie door gas in 2009 verfijnd kunnen worden. Immers: op dit moment is hier door het verschijningsritme van deze CBS-statistiek nog op geen enkele wijze een eventuele verandering in het gasverbruik per huishouden verdisconteerd, en juist daarin zit zoals eerder gezegd de beïnvloedingsmogelijkheid voor bestuurders, corporaties en bewoners. De daling van de emissie door gas in de periode 2004-2006 wordt veroorzaakt door een daling van het verbruik, en die in 2007 doordat volgens het CBS ook landelijk een dergelijke daling van de emissie plaatsvond doordat 2007 een extreem warm jaar was. De stijging in 2008 komt doordat volgens het CBS ook landelijk een dergelijke stijging van de emissie plaatsvond. Voor 2009 is sprake van een geringe daling, omdat hier (zo lang het CBS hier ook nog geen gegevens over heeft) geen verdere landelijke daling meer is verondersteld, waardoor slechts het afnemend aandeel van Rotterdam in het totaal (een in Rotterdam minder sterk dan landelijk toenemende woningvoorraad) voor de verandering zorgt. De emissie door elektriciteit fluctueert door de jaarlijkse veranderingen in de emissie per kWh (zie figuur 3.1) en de toename van het verbruik tussen 2004 en 2006 en de lichte daling in 2007. Voor jaren na 2007 is het verbruik constant verondersteld; de lichte veranderingen in 2008 en 2009 worden dan ook veroorzaakt door de lichte daling van de emissie per kWh in 2008 (zie figuur 3.1) en het afnemend aandeel van Rotterdam in het totaal. Zoals gezegd zijn de schattingen over 2004 en eerdere jaren in principe definitief; er zijn geen redenen om aan te nemen dat de uitkomsten uit het Rotterdamse deel van het EVH 2004 nog zullen veranderen. De schattingen voor 2006 en 2007 zouden wellicht ooit nog op basis van voortschrijdend inzicht bij het CBS licht kunnen worden aangepast, maar die kans is niet groot. De schattingen voor 2008 en 2009 zijn nog voorlopig, want niet gebaseerd op het werkelijke verbruik in dat jaar maar op extrapolaties; waarbij de schattingen voor 2009 nog “extra voorlopig” zijn doordat voor 2009 de extrapolaties ook nog eens op voorlopige gegevens gebaseerd zijn.
Noten 1.
Het CBS heeft het COS in december 2008, juni 2009 en mei 2010 de volgende verbruiksgegevens geleverd: 2004: 3 gasverbruik Rotterdam 328.799.690 m ; gasverbruik Nederland nog onbekend; elektriciteitsverbruik Rotterdam 718.800.800 kWh; elektriciteitsverbruik Nederland nog onbekend. 2006: 3 gasverbruik Rotterdam 308.389.960 m ; gasverbruik Nederland nog onbekend; elektriciteitsverbruik Rotterdam 734.121.114 kWh; elektriciteitsverbruik Nederland nog onbekend. 2007: 3 gasverbruik Rotterdam 271.190.000 m ; gasverbruik Nederland nog onbekend; elektriciteitsverbruik Rotterdam 728.690.000 kWh; elektriciteitsverbruik Nederland nog onbekend. De daling van het gasverbruik in 2007 ten opzichte van de eerdere jaren hangt direct samen met het feit dat 2007 een extreem warm jaar was.
2.
De gegevens in figuur 2.1 zouden voor consumenten (huishoudens) slechts betrekking hebben op gasverbruik.
3.
Overal waar hier over ‘woningen’ wordt gesproken, worden alle woningen bedoeld. Dit betekent met name ook, dat de verhouding tussen de leegstand in Rotterdam en de landelijke leegstand in een basisjaar (hier: 2004) ook voor de andere jaren geldend wordt verondersteld.
14
BIJLAGE: VERSCHILLEN “FEITELIJKE” EN IPCC-EMISSIES (Bron: CBS)
Volgens de IPCC-voorschriften worden de CO2-emissies door verbranding van biomassa (hout, organisch afval, maar ook biogas) niet meegeteld. De emissies hiervan worden geacht op korte termijn weer te worden opgenomen in planten, etc. Door hun kort-cyclische aanwezigheid in de atmosfeer dragen ze niet bij tot een verhoging van de CO2-concentratie. Bij de berekening van feitelijke emissies van ‘Emissies naar lucht’ worden de verbrandingsemissies van biomassa wel meegenomen. De overige (feitelijke) broeikasgasemissies door stationaire bronnen worden conform de IPCCmethodiek berekend. Bij de mobiele bronnen bestaat een aantal verschillen, te weten: De IPCC-emissies door wegverkeer worden berekend op basis van de afzet van motorbrandstoffen; de feitelijke emissies op basis van het aantal voertuigkilometers op Nederlands grondgebied. De IPCC-emissies door recreatievaartuigen zitten in de emissies door wegverkeer, doordat het niet mogelijk is de afzet aan de recreatievaart af te splitsen van de totale afzet van motorbrandstoffen. De feitelijke emissies van de recreatievaart worden wel apart berekend. De zeevaart wordt in tegenstelling tot bij de feitelijke emissies niet meegenomen bij de berekening van de IPCC-cijfers. De IPCC-emissies door de binnenvaart omvatten alleen de emissies door schepen met een binnenlandse bestemming; de feitelijke emissies zijn berekend op basis van alle vaarbewegingen op Nederlands grondgebied. Bij de luchtvaart worden alleen de binnenlandse vluchten meegenomen bij de IPCCemissies. De feitelijke emissies zijn gebaseerd op alle starts van en landingen op Nederlandse vliegvelden. De IPCC-emissies zijn inclusief defensie-activiteiten (vlieg- en vaarbewegingen) t.b.v. internationale operaties. Bij de feitelijke emissies gaat het uitsluitend om de militaire activiteiten binnen Nederland. Deze worden niet apart onderscheiden, maar zijn opgenomen in de diverse categorieën mobiele bronnen, zoals zeevaart, luchtvaart en overige mobiele bronnen.
15
16
Publicatieoverzicht COS Titel rapport (uitgave)
jaar
ALGEMEEN Binnenstadsmonitor 2009. De staat van de Rotterdamse binnenstad Kerncijfers & trends Rotterdam 2009 Feitenkaart Omnibusenquête 2009 Staat van Rotterdam 2009 Aandachtsgebieden in beeld 2007 Monitor Prins Alexander 2007 Feijenoord in beeld Handleiding voor het opstellen van meetbare doelstellingen
2009 2009 2009 2009 2008 2008 2007 2006
ARBEID EN INKOMEN Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 2007 Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam op deelgemeente- en buurtniveau 2007 Monitor bedrijventerreinen stadsregio Rotterdam 2009 Feitenkaart Kantoren monitor regio Rotterdam. De Rotterdamse Kantorenmarkt per 1 januari 2009 De Rotterdamse marktbezoeker 2009. Resultaten uit de Omnibusenquête 2009 Rotterdam voor afgestudeerden. Binding van afgestudeerde bestuurskundigen met Rotterdam Monitor Lage Inkomens Delft 2008 (i.s.m. SWA) Werken bij Roteb (i.s.m. SWA) Monitor Lage inkomens Westland. 1e meting (i.s.m. SWA) Monitor Gemeentelijke Lastendruk Rotterdam, 2003-2006* Rotterdammers over werken bij de gemeente 2005. Resultaten uit de Omnibusenquête 2005 Feitenkaart Economie en Arbeidsmarkt in Rotterdam
2010 2010 2009 2009 2009 2008 2008 2008 2007 2006 2005 2005
BEVOLKINGSGROEPEN Chinezen in Rotterdam Monitor allochtone ouderen IJsselmonde
2006 2005
COMMUNICATIE EN KLANTTEVREDENHEID Klanttevredenheid Team Horeca & Evenementen Rotterdammers over de gemeentelijke dienstverlening 2009. Resultaten uit de Omnibusenquête 2009 Waardering dienstverlening parkeren 2008 Kijk- en Luisteronderzoek SLOR 2008 Rotterdammers over bouwoverlast in het centrum van Rotterdam 2008. Resultaten uit de Omnibusenquête 2008 Rotterdammers over de communicatie over ‘Rotterdam Centraal’ 2008. Resultaten uit de Omnibusenquête 2008 Het digitaal bewonerspanel Prins Alexander over het Evenementenbeleid Het digitaal bewonerspanel Prins Alexander over de deelgemeentegids Tevredenheidsmeting Feijenoord 2007 Gebruik en waardering JOS Intranet Stadswinkel op voorhand Rapportage Mediagebruik Rotterdamse Ambtenaren Communicatie wijkveiligheid. Effectmeting 2005. Middelland Communicatie wijkveiligheid. Effectmeting 2005. Tussendijken
2010 2009 2009 2009 2008 2008 2008 2008 2007 2006 2006 2005 2005 2005
DEMOGRAFIE Feitenkaart Bevolkingsmonitor januari 2010 Bevolkingsprognose Rotterdam 2010-2025 Feitenkaart Prognose huishoudens 2025 Trendprognose Rotterdam 2020
2010 2009 2008 2006
KUNST EN CULTUUR Cultuurdeelname in Rozenburg Cultuurparticipatie in deelgemeenten Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2007 Ruimte voor creativiteit. Onderzoek naar de bedrijfshuisvestingsvraag van creatieve ondernemers in Rotterdam Belangstelling voor opera in Rotterdam 2008 Klanttevredenheid SKVR Rotterdammers en de bibliotheek 2005. Resultaten uit de afgelopen Omnibusenquêtes
2010 2009 2008 2008 2008 2006 2005
LEEFBAARHEID EN VEILIGHEID Vervolgmeting Monitor CO2-uitstoot Rotterdam, Woningen. Versie mei 2010 Rotterdammers over het milieu 2009. Resultaten uit de Omnibusenquête 2009 Vervolgmeting Monitor CO2-uitstoot Rotterdam, Woningen. Versie juni 2009 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004 Dak- en thuislozenopvang Vlaardingen. Nulmeting 2007 Monitor hot spots Rotterdam. Vijfde meting (2007) Beleving luchtkwaliteit onder Rotterdammers 2007 Rotterdammers over singels, sloten en vijvers. Resultaten uit de Omnibusenquêtes 2002-2007 Effectmeting overlast Oude Noorden Nulmeting Leefbaarheid Opvang Pijnackerstraat Oude Noorden
2010 2009 2009 2009 2008 2007 2007 2007 2007 2005
ONDERWIJS VVE-monitor Rotterdam 2008. 3e meting Leerlingprognoses primair onderwijs Rotterdam 2007-2022 Integratie in het primair onderwijs Rotterdam Wonen en leren van volwassenen in de regio
2008 2008 2005 2005
Publicatieoverzicht COS (vervolg) Titel rapport (uitgave)
jaar
POLITIEK EN BESTUUR Analyse Gemeenteraadsverkiezingen 2010 Analyse Opkomst Gemeenteraadsverkiezingen 2010 Rotterdammers over burgerparticipatie 2007. Resultaten uit de Omnibusenquête 2007 Feitenkaart Het oordeel van Rotterdammers over het gemeentebestuur voorjaar 2007 Opkomen voor Rotterdam Skyline op ooghoogte
2010 2010 2007 2007 2006 2006
RUIMTELIJKE ORDENING EN VERKEER Mobiliteit in Rotterdam, de stadsregio en Nederland 2004-2008 Bezoek en waardering wijkparken Rotterdam Rotterdammers over het verkeer 2009. Resultaten uit de Omnibusenquête 2009 Vervolgenquête Fiets in de metro. Evaluatie van de pilot ‘Fiets in de metro in de daluren’ Evaluatie Rotterdams Restauratiefonds 2006 Tevredenheidsonderzoek Evenementenparkeerregeling 2007 Rotterdammers over het openbaar vervoer 2007. Resultaten uit de Omnibusenquête 2007 Masterplan Lijnbaanhoven Draagvlakmeting parkeren onder de Noorderhavenkade Belevingsonderzoek groene golf Schiekade / Schieweg Rotterdammers over imagobepalende plekken in de openbare ruimte
2010 2010 2009 2009 2008 2007 2007 2007 2006 2006 2005
SOCIAAL BELEID Rotterdam sociaal gemeten. 2e meting Sociale Index Jonge moeders in Rotterdam. Stand van zaken 2008
2009 2008
VRIJETIJDSBESTEDING Vrijwilligerswerk en informele hulp in Rotterdam 2009. Resultaten uit de Vrijetijdsomnibusenquête 2009 Evenementen in Hoek van Holland 2009 Op zoek naar een verklaringsmodel voor vrijwilligerswerk Quickscan Rotterdamse jongeren in hun vrije tijd, 2007 Nadere analyses vrijwilligerswerk in Rotterdam Bezoek en waardering groenvoorzieningen Rotterdam Rotterdammers in hun vrije tijd 2007. Resultaten uit de Vrijetijdsomnibusenquête 2007 Vrijwilligers(organisaties) in Hoogvliet. Meningen en behoeften Recreatief bezoek van Rotterdammers aan Rotterdam. Resultaten uit de Vrijetijdsomnibus 2005 Relevante trends voor het vrijwilligerswerk in 2020 Rotterdammers in de wintermaanden van 2005 Joffen in Feijenoord
2010 2009 2009 2009 2009 2008 2008 2008 2006 2006 2005 2005
WELZIJN EN VOLKSGEZONDHEID Maatschappelijke opvang in Rotterdam Subsidiëring van welzijnsinstellingen door deelgemeenten en gemeentelijke diensten in Rotterdam, 2007 Sterfte in Rotterdam tijdens de hittegolven in juli 2006
2008 2007 2006
WONEN Monitor Aanbodmodel Rotterdam 2008 Komen en Gaan 2009. Selectieve migratie in Rotterdam in 2009 Feitenkaart Aandachtsgroepen volkshuisvestingsbeleid Rotterdam en regio 2007 Evaluatie Huisvestingsvergunning Rotterdam, juli 2006 - juli 2009 Monitor Woningbouwafspraken Stadsregio Rotterdam 2008 Kans van slagen. Monitor Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2008 kwartaal 4 Monitor Woonruimteverdeling Stadsregio Rotterdam 2008 Woningbehoefte stadsregio Rotterdam 2010-2020 Woonruimteverdeling Voorne-Putten en Rozenburg juli 2007 - juli 2008 Kansen op de Schiedamse woningmarkt 2007 Evaluatie invoering huisvestingsvergunning Rotterdam Monitor Gentrification in pilotgebieden Bewoners over het nieuwe dure huursegment Rotterdammers over herstructurering 2006. Resultaten uit de Omnibusenquête 2006 Rotterdammers over de verkoop van huurwoningen 2006. Resultaten uit de Omnibusenquête 2006 Bewonersonderzoek Nesselande
2010 2010 2010 2010 2009 2009 2009 2009 2008 2008 2007 2007 2006 2006 2006 2005
OVERIG Quick scan objectgebonden vergunningen Evaluatie Flexwerken dS+V Rapportage Warmtekrachtkoppeling Bergschenhoek Rotterdammers en computers 2005. Resultaten uit de Omnibusenquête 2005
2007 2006 2005 2005
Bovenstaand overzicht is een greep uit het publicatieaanbod van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek. Een compleet overzicht is te raadplegen op Internet: http://www.cos.rotterdam.nl.