FUGRO GEOSERVICES B.V. Hydrologie
BEMALINGSADVIES betreffende
VERVANGING 24" RRP LEIDING TE GRIENDTSVEEN Opdrachtnummer: 1113-0071-000
Opdrachtgever
:
RRP Rotterdam-Rijn Pijpleiding Pompstation Venlo Postbus 179 5900 AD Venlo
Projectleider en gecontroleerd door
:
ing. V. Lubbers
Opgesteld door
:
ing. M.M. Eijking adviseur Hydrologie
VERSIE
DATUM
OMSCHRIJVING WIJZIGING
1
18 februari 2014
eerste versie
2
3 maart 2014
tweede versie (aanpassing uitvoeringswijze)
PARAAF PROJECTLEIDER
FILE: 1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02 Op deze rapportage zijn de algemene leveringsvoorwaarden ALV 2012 van toepassing die een aansprakelijkheidsbeperking bevatten.
Kantoor: Veurse Achterweg 10, 2264 SG Leidschendam, Tel.: 070-3111333, www.fugro.nl Onderdeel van de Fugro Groep met vestigingen over de hele wereld.
FUGRO GEOSERVICES B.V. Hydrologie
BEMALINGSADVIES betreffende
VERVANGING 24" RRP LEIDING TE GRIENDTSVEEN Opdrachtnummer: 1113-0071-000
Opdrachtgever
:
RRP Rotterdam-Rijn Pijpleiding Pompstation Venlo Postbus 179 5900 AD Venlo
Projectleider en gecontroleerd door
:
ing. V. Lubbers
Opgesteld door
:
ing. M.M. Eijking adviseur Hydrologie
VERSIE
DATUM
OMSCHRIJVING WIJZIGING
1
18 februari 2014
eerste versie
2
3 maart 2014
tweede versie (aanpassing uitvoeringswijze)
PARAAF PROJECTLEIDER
FILE: 1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02 Op deze rapportage zijn de algemene leveringsvoorwaarden ALV 2012 van toepassing die een aansprakelijkheidsbeperking bevatten.
Kantoor: Veurse Achterweg 10, 2264 SG Leidschendam, Tel.: 070-3111333, www.fugro.nl Onderdeel van de Fugro Groep met vestigingen over de hele wereld.
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING
1
2.
PROJECTOMSCHRIJVING 2.1. Afmetingen en niveaus 2.2. Omgeving projectlocatie
2 2 3
3.
GEOHYDROLOGISCHE INVENTARISATIE 3.1. Grondonderzoek en bodemopbouw 3.2. Geohydrologische schematisering 3.3. Oppervlaktewaterpeil, grondwaterstand en stijghoogte 3.4. Grondwaterkwaliteit 3.5. Beoordeling beschikbare informatie
4 4 4 5 5 5
4.
BEMALINGSBEREKENINGEN EN TOETSEN AAN DE REGELGEVING 4.1. Benodigde verlaging en te bemalen lagen 4.2. Uitvoeringswijze 4.3. Resultaten bemalingsberekeningen 4.4. Toetsen aan de regelgeving Waterwet 4.5. Lozing van het bemalingswater
7 7 7 8 10 10
5.
EFFECTEN VAN DE BEMALING OP DE OMGEVING 5.1. Georisicoscan 5.2. Zettingen 5.3. Beïnvloeding grondwaterverontreinigingen 5.4. Verdroging vegetatie 5.5. Eventuele afwijkingen van onze uitgangspunten
11 11 11 12 12 12
6.
BEMALINGSPLAN 6.1. Bemalingsplan 6.2. Monitoring
14 14 14
7.
ADVIES EN AANDACHTSPUNTEN
16
BIJLAGEN - Rapportage geotechnisch onderzoek - Analyseresultaten grondwatermonster -
Locatieoverzicht en locaties peilbuizen TNO Tijd-stijghoogtegrafieken peilbuizen TNO Verlagingen van de grondwaterstand/stijghoogte
A1 A2 A3
1.
INLEIDING
Fugro GeoServices B.V. te Leidschendam ontving van RRP Rotterdam-Rijn Pijpleiding te Venlo, opdracht voor het uitvoeren van een grondonderzoek en het uitbrengen van een ontgravings- en bemalingsadvies. Het grondonderzoek en adviezen hebben betrekking op het vrijgraven de RRP-leiding ter plaatse Griendtsveenseweg te Griendtsveen. Het grondonderzoek is in januari 2014 uitgevoerd en gepresenteerd in voorliggend advies. Dit advies bevat in hoofdlijnen de volgende onderdelen: - Inventarisatie bodemopbouw en geohydrologische gesteldheid; - Beoordeling stabiliteit sleufbodem en vaststellen benodigd type bemaling; - Raming van het te onttrekken waterbezwaar en van de verlaging van de grondwaterstand in de omgeving; - Beschrijven van de effecten op de omgeving; - Monitoring van de werkzaamheden zowel in de bouwput als in de omgeving. De doelstelling van deze rapportage is inzicht te verschaffen in de benodigde bemalingsinstallatie en de effecten van de bemaling op de omgeving, waaronder de invloed op de bufferzone van een verdroogd natuurgebied. De bemalingswerkzaamheden zijn uitgevoerd conform de beoordelingsrichtlijn BRL SIKB 12000. Voor dit advies is protocol 12010 – Voorbereiden melding of vergunning van toepassing. De verschillende stappen zoals beschreven in het Fugro protocol zijn doorlopen en gedocumenteerd.
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 1
2. PROJECTOMSCHRIJVING Het project betreft het vervangen van de bestaande leiding, pijpnummer 6-13574, onder 2 watergangen nabij Griendtsveen. Binnen het Rijksdriehoeksnet heeft de projectlocatie globaal de coördinaten X = 188.900 m en Y = 384.260 m. De projectlocatie is in figuur 2-1 op een topografische ondergrond weergegeven.
Figuur 2-1: Projectlocatie
2.1. Afmetingen en niveaus Voor het vervullen van de opdracht is door de opdrachtgever de volgende informatie ter beschikking gesteld: - Kruising watergang, vervanging olieproductenleiding DN600 voorlopig ontwerp, RE-P13084-SV-RK1-0, , RRP Rotterdam-Rijn Pijpleiding, 28-10-2013; - Overzicht: Feature Griendtsveen / pijpnr. 6-13574, Blom Civiele Techniek, 15-8-2013; - Overzicht percelen, Blom Civiele Techniek, 15-8-2013. Met deze gegevens zijn de volgende afmetingen en niveaus afgeleid: - Traject lengte: ca. 140 m; - Diameter mantelbuis: ca. 0,6 m (DN600); - De kanalen worden afgedamd met damwanden (AZ 17-700 indicatief) Tabel 2-1: Aanlegniveaus Op land [m NAP}
Onder kanaal [m NAP]
Onderkant nieuw aan te leggen leiding
+30,4
+27,8
Onderkant bestaande leiding
+27,9 a +29,1
+26,9
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 2
Voor de totale bemalingsduur wordt uitgegaan van 8 weken, waarvan ca. 4 weken voor de aanleg van de nieuwe leiding en ca. 4 weken voor het verwijderen van de bestaande leiding. Het ontgravingsniveau bevindt zich beneden de grondwaterstand. Om de werkzaamheden in den droge te kunnen uitvoeren zal de grondwaterstand door een bemaling moeten worden verlaagd. 2.2. Omgeving projectlocatie Natura 2000-gebied De projectlocatie ligt ten noorden van een Natura 2000-gebied, Deurnsche Peel & Mariapeel en in een bufferzone van een verdroogd natuurgebied, zoals weergegeven in figuur 2-2. De effecten van de bemaling op het natuurgebied dienen inzichtelijk te worden gemaakt.
Figuur 2-2: Natura 2000-gebied
Infrastructuur De projectlocatie is op een afstand van ca. 15 m van de spoorbaan Blerick – Eindhoven. De leidingen worden onder een bestaande weg vervangen. 1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 3
3. GEOHYDROLOGISCHE INVENTARISATIE 3.1. Grondonderzoek en bodemopbouw Op 27 januari 2014 is door Fugro op de projectlocatie een grondonderzoek uitgevoerd. Dit grondonderzoek heeft bestaan uit: - 3 sonderingen, waarvan 2 met waterspanning tot een diepte van ca. NAP +15 m; - 3 handboringen tot (code HB) tot een diepte van ca. NAP +28 m, waarvan 2 peilbuizen. De resultaten van het grondonderzoek zijn gepresenteerd in de rapportage Geotechnisch veldwerk, welke als bijlage aan voorliggend rapport is toegevoegd. De bodemopbouw is, op basis van het uitgevoerde grondonderzoek, het Fugro-archief en gegevens uit de literatuur, (geohydrologisch) geschematiseerd en weergegeven in tabel 3-1. Tabel 3-1: Bodemopbouw Diepte [ca. NAP m] +33 à +32
a
Bodembeschrijving
Typering
Laag
Maaiveld
Infiltratieoppervlak
0
Deklaag
1
a
+33 à +32
tot
+29 à +28
ZAND / KLEI / VEEN
+29 à +28
tot
+12
ZAND
+12
tot
-100
ZAND
Eerste watervoerend pakket b
2 3
Het maaiveldniveau varieert over het leidingtraject
Uit REGIS II.0 (TNO) blijkt dat op ca. NAP -50 m een 40 m dikke waterremmende laag voorkomt. Deze waterremmende laag wordt in voorliggende rapportage als geohydrologische basis beschouwd. De projectlocatie is gelegen ter hoogte van de Slenk van Griendtsveen, waarbij de grens volgens beschikbare literatuur overeenkomt met het Peelkanaal. 3.2. Geohydrologische schematisering De parameterwaarden die behoren bij de geohydrologische schematisering zijn opgenomen in tabel 3-2. Hierbij is de weerstand tegen verticale grondwaterstroming door een waterremmende laag weergegeven met een c-waarde en is het horizontaal doorlaatvermogen van een watervoerende laag weergegeven met een kD-waarde. Tabel 3-2: Geohydrologische schematisering Laag
Typering
Parameterwaarden (ca.)
Infiltratieoppervlak
c = 50 dagen
Infiltratieoppervlak watergangen
c = 0,5 dagen
1
Deklaag
kD = 15 m /dag
2
Waterremmende laag
c = 0 à 5 dagen
3
Eerste watervoerend pakket
kD = 500 m /dag
4
Waterremmende laag
c = 5 dagen
5
Eerste watervoerend pakket
kD = 250 m /dag
0
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
2
2
2
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 4
Bovenstaande parameterwaarden zijn geraamd op basis van ervaring, aan de hand van het uitgevoerde grondonderzoek, gegevens uit het Fugro-archief en de literatuur. Om de geohydrologische parameterwaarden beter in te kunnen schatten kan een bemalingsproef op de locatie worden uitgevoerd. Op basis van de resultaten van deze proef kan het waterbezwaar nauwkeuriger worden berekend 3.3. Oppervlaktewaterpeil, grondwaterstand en stijghoogte Ter hoogte van de projectlocatie gaat het kanaal van Deurne over in het Defensie- of Peelkanaal, parallel hieraan is eveneens een kanaal, de grenssloot gelegen. De kanalen zijn gegraven in de 19e eeuw als afwatering van het veengebied en voor het transport van onder andere turf. De kanalen zijn ca. 1,5 m diep en hebben op dit moment geen transportfunctie meer. De kanalen worden gevoed met water uit de Maas. Fugro heeft op 26 februari 2014 in de peilbuizen HB1 en HB3 een stijghoogte van NAP +29,6 en NAP +29,8 gemeten. De beheerspeilen van de watergangen zijn in tabel 3-3 weergegeven. Om inzicht te krijgen in de fluctuatie van de grondwaterstand en stijghoogte in de omgeving van de locatie zijn grondwaterstandsgegevens opgevraagd uit de DINO-database van TNO. De locaties van de TNO-peilbuizen zijn weergegeven op bijlage A1. De tijdstijghoogtegrafieken zijn uitgewerkt op bijlage A2. Op basis van bovenstaande informatie zijn voor de bemaling representatieve grondwaterstanden en stijghoogten afgeleid zoals is weergeven in tabel 3-3. Tabel 3-3: Raming grondwaterstand en stijghoogte op de projectlocatie Laag
Hoog [NAP m]
Helenavaart / Grenssloot
e
1 watervoerend pakket (laag 3 en 5)
Laag [NAP m]
+31,2
Kanaal van Deurne / Peelkanaal Deklaag (laag 1)
Gemiddeld [NAP m] +30,9
+31,5
+31,0 m
+30,5 m
+30,5
+30,0 m
+29,5 m
De vetgedrukte waarden worden als uitgangsgrondwaterstand en -stijghoogte beschouwd voor de berekening van de bemaling, maar mogen niet zonder meer worden gebruikt voor andere (ontwerp)doeleinden. De aangenomen, maatgevende, waarden zijn niet tot stand gekomen met behulp van een statistische analyse. 3.4. Grondwaterkwaliteit Uit de peilbuis op de locatie is een grondwatermonster genomen dat in een laboratorium is geanalyseerd op diverse lozingsparameters. Het ijzergehalte in het grondwater bedraagt ca. 18 tot 19 mg/l. 3.5. Beoordeling beschikbare informatie Volgens protocol 12010 heeft Fugro de beschikbare gegevens op volledigheid beoordeeld, zoals weergegeven in tabel 3-4.
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 5
Tabel 3-4: Beoordeling kwaliteit beschikbare informatie Beoordeling kwaliteit beschikbare informatie -
Realisatieplan (afmetingen, ontgravingsdiepte, etc.)
-
Uitvoeringswijze (open ontgraving, damwanden, sleufbekisting, etc.)
-
Start werkzaamheden / bemalingsduur
-
Bodemopbouw en schematisering ondergrond
-
Grondwaterstanden en stijghoogten
-
Aanwezige verontreinigingen
-
Aanwezigheid (kwetsbare) bodemgebruikfuncties
-
Informatie over bebouwing in de omgeving niet beschouwd
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
goed
matig
slecht
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 6
4. BEMALINGSBEREKENINGEN EN TOETSEN AAN DE REGELGEVING In dit hoofdstuk worden alle noodzakelijke, binnen de opdracht vallende bemalingberekeningen gepresenteerd. 4.1. Benodigde verlaging en te bemalen lagen Voor de aanleg van de leiding is een droge en goed begaanbare sleufbodem nodig en dient de grondwaterstand te worden verlaagd tot 0,3 m onder het ontgravingsniveau. Voor het verwijderen van de leiding kan is geen droge sleuf noodzakelijk. In de berekeningen wordt(uitgegaan van een verlaging tot onderzijde leiding. 4.2. Uitvoeringswijze De ontgraving wordt ter hoogte van het kanaal en de doorgaande weg uitgevoerd binnen een damwandsleuf. Ter plaatse van de kanalen wordt de bestaande leiding in den natte verwijderd en de nieuwe leiding door middel van een prefab-zinker aangelegd. Op de overige trajecten wordt de leiding in de droge aangelegd of verwijderd. figuur 4-1 zijn de ligging van de damwanden en het traject waarbij in den natte wordt gewerkt weergegeven. Het type damwand alsmede de damwandlengte zijn bij Fugro nog niet bekend. De open ontgraving wordt onder een talud van 2:1 uitgevoerd
Figuur 4-1: Uitvoeringswijze
Onder de kanalen wordt de leiding in den natte aangelegd door middel van een prefab zinker en de bestaande leiding wordt onder de kanalen in den natte “getrokken”. Vanwege de verschillende ontgravingsniveaus en uitvoeringsmanieren is het tracé onderverdeeld in deelgebieden, zoals weergegeven in figuur 4-3. In tabel 4-1 zin de verlagingen van de grondwaterstand en stijghoogte weergegeven.
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 7
Figuur 4-2: Ontgravingsniveau per deeltrace Tabel 4-1: Benodigde verlagingen
1A 1C
Traject [ m]
Verlaging van de a stijghoogte
Verlaging a grondwaterstand
+30,4
+30,0
30
0,0 à 0,5
1,0 à 1,5
+27,8
+27,5
35
Aanleg in den natte
+30,6
30
+29,2
+28,9
45
1,0 à 1,5
2,0 à 2,5
b
+27,9
+27,9
30
2,0 à 2,5
3,0 à 3,5
2B b b
2D
Bestaand
+30,9
2C
b
Verlaginsniveau [m NAP]
1D 2A
a
Nieuw
1B
Ontgravingsniveau [m NAP]
0,4 à 0,9
nvt
+26,6
50
+29,1
+29,1
40
1,0 à 1,5
Verwijderen in den natte 2,0 à 2,5
+29,2
+29,2
45
1,0 à 1,5
2,0 à 2,5
Ten opzichte van hoge en gemiddelde waarden Uitgaande van een verlaging tot onderkant leiding
4.3. Resultaten bemalingsberekeningen Waterbezwaar Om inzicht te krijgen in het waterbezwaar en de grondwaterstandsverlagingen in de omgeving als gevolg van de bemaling zijn met het softwarepakket MicroFEM bemalingsberekeningen uitgevoerd. Hiervoor is een grondwatermodel gemaakt, waarin de ligging van de leiding en watergangen zijn gemodelleerd. De gebruikte geohydrologische parameters zijn in paragraaf 3.3 weergegeven. De berekende waterbezwaren zijn gepresenteerd in tabel 4-2. De bandbreedte van het waterbezwaar wordt veroorzaakt door de gehanteerde bandbreedte voor de waarde van de bodemparameters (tabel 3-2). De bovengrens is berekend met de “worstcase” waarden en de ondergrens met de “bestcase” waarden.
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 8
Tabel 4-2: Berekende stationaire waterbezwaren 3
Verlaginsniveau [m NAP]
Verlaging stijghoogte
Waterbezwaar 3 [m /uur]
m totaal (2 weken per deeltraject)
+30,0
0,0 à 0,5
0 à 25
0 à 8.000
+27,5
In den natte
+30,6
0,0
1à2
1D
+28,9
1,0 à 1,5
50 à 75
2A
+27,9
2,0 à 2,5
75 à 125
25.000 à 40.000
+26,6
in den natte
+29,1
1,0 à 1,5
+29,2
1,0 à 1,5
50 à 75
17.500 à 25.000
1A 1B 1C
2B 2C
Nieuw
Bestaand
2D
17.500 à 25.000
Totaal berekend waterbezwaar (voor een bemalingsduur van 8 weken)
60.000 à 98.000
Afhankelijk van de wijze van bemalen en de snelheid waarmee de benodigde verlaging wordt gerealiseerd kan het waterbezwaar in de instationaire beginfase van de bemaling hoger zijn (tot ca. 30%). Als gevolg van neerslag kan het waterbezwaar bij maatgevende buien van 10 mm/uur of 30 mm/dag toenemen met respectievelijk 3 m3/uur of 8 m3/dag. Bij de dimensionering van de bemalingsinstallatie dient met dit extra waterbezwaar rekening te worden gehouden. Verlagingen van de grondwaterstand in de omgeving De grondwaterstandsverlaging op de projectlocatie leidt tot verlagingen van de grondwaterstand in de omgeving. De stationair berekende verlagingen ten opzichte van de uitgangsgrondwaterstand van NAP +30,5 m zijn weergegeven in tabel 4-3 en bijlage A3. Deeltraject 1D is maatgevend voor de verlagingen. Tabel 4-3: Berekende stationaire verlagingen [m] van de grondwaterstand Afstand tot bouwput [ca. m]
10
25
50
Deeltraject 1A
0,2
0,1
0,05
Deeltraject 1D , 2C/2D
0,9
0,6
Deeltraject 2A
1,0
0,8
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
100
150
250
350
0,4
0,3
0,2
0,1
0,05
0,6
0,4
0,3
0,1
0,05
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 9
4.4. Toetsen aan de regelgeving Waterwet Watervergunning De projectlocatie bevindt zich in het beheersgebied van Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Aa en Maas. Hier geldt dat in het kader van de Waterwet een onttrekkingsvergunning moet worden aangevraagd als: de projectlocatie in kwetsbaar gebied ligt; meer dan 100 m3/uur wordt bemalen meer dan 50.000 m3 grondwater per maand (gemiddeld ca. 69 m3/uur) wordt onttrokken; of als langer dan 6 maanden wordt bemalen. Omdat de projectlocatie in een bufferzone van een verdrogingsgebied ligt is de bemaling vergunningplichtig. Retourplicht In het beheersgebied van Waterschap Brabantse Delta geldt dat als in totaal meer dan 200.000 m3 grondwater wordt onttrokken, hiervan minimaal 50% door een retourbemaling in de bodem moet worden teruggebracht. Indien meer dan 500.000 m3 grondwater wordt onttrokken dient 100% van dit water te worden geretourneerd. Voor dit project is geen retourplicht van toepassing uitgaande van een totale bemalingsduur van 8 weken. 4.5. Lozing van het bemalingswater Het waterschap heeft aangegeven dat het bemalingswater op het Peel ,gedurende het hele jaar, uitgezonderd de zomer (mei tot en met september) op de kanalen kan worden geloosd. In de zomer ligt de inlaat vanuit de Maas op de kanalen aanzienlijk hoger, waardoor een extra afwatering van bemalingswater niet mogelijk is. Een lozing tot maximaal 100 m3/uur kan binnen een melding worden uitgevoerd. Omdat meer dan 100 m3/uur zal worden geloosd dient een vergunning te worden aangevraagd. Tevens dient rekening te worden gehouden met een verontreinigings- of zuiveringsheffing, die per te lozen 1000 m3 grondwater moet worden betaald. Op basis van de analyseresultaten van het grondwatermonster worden voor de lozing geen waterzuiverende maatregelen verwacht.
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 10
5.
EFFECTEN VAN DE BEMALING OP DE OMGEVING
Het verlagen van de grondwaterstand en stijghoogte kan ongewenste gevolgen hebben voor o.a. zakkingsgevoelige objecten, houten (paal)funderingen, grondwaterverontreinigingen, archeologie en/of kwetsbare begroeiing binnen het invloedsgebied van de bemaling. De opdrachtgever van de bemaling is in principe altijd aansprakelijk voor schade, in welke vorm dan ook, die optreedt als gevolg van een bemaling. 5.1. Georisicoscan Met de in de voorgaande hoofdstukken genoemde uitgangspunten en berekeningsresultaten is een risicobeoordeling uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn in tabel 6-1 weergegeven. Bij een matig of hoog risico dient een gebeurtenis nader te worden onderzocht of met berekeningen gekwantificeerd moet worden. Bij een hoog risico kan het nodig zijn dat een aangepaste uivoering of compenserende maatregelen benodigd zijn. Tabel 6-1: Beoordeling risico’s Bodem -
Maaiveldzakking
-
Ontgraving verontreinigde grond
Water -
Hoog waterbezwaar bij bemaling
-
Niet kunnen lozen van het bemalingswater
-
Beïnvloeding permanente onttrekkingen
-
Verdroging vegetatie/landbouw tijdens uitvoering
-
Verplaatsing verontreiniging in grond/grondwater
Omgeving -
Zakking van op staal gefundeerde objecten
-
Schade aan op houten palen gefundeerde bebouwing
-
Zakking van kabels en leidingen niet beschouwd geen/beperkt
matig
hoog
In de volgende paragraven wordt nader ingegaan op de effecten van de bemaling. 5.2. Zettingen Als gevolg van de bemaling kunnen zettingen optreden. De afstand tot de dichtstbijzijnde woningen bedraagt ca. 200 m. Op basis van de berekende verlagingen worden geen verlagingen verwacht nabij deze woningen. De afstand tot de spoorbaan bedraagt ca. 14 m. Als gevolg van de berekende verlagingen zijn nabij de spoorbaan verlagingen van ca. 1,0 m berekend. De spoorbaan is niet op een talud gefundeerd. Beneden een lage grondwaterstand van ca. NAP +30 m worden ter plaatse van de sonderingen en handboringen cohesieve lagen aangetroffen. Omdat de bestaande leiding over het diepste deel in den natte wordt verwijderd, is de aanleg van de leiding maatgevend voor de berekende zettingen als gevolg van de bemaling. Voor de aanleg van traject 1D wordt beneden NAP +29,5 m verlaagd en bestaat een risico op zakkingen.
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 11
Als gevolg van de bemalingen zijn met de Methode van Terzaghi zettingen berekend van ca. 10 tot 15 mm na ca. 4 weken bemalen. Omdat in het verleden de bestaande leiding al is aangelegd, is de stijghoogte in het verleden al tot een verder niveau verlaagd dan NAP +28,9 m, waardoor de berekende zettingen naar verwachting niet zullen optreden. Vanwege de korte afstand tot de spoorbaan, kan als gevolg van het verwijderen van de bestaande leiding in den natte, grondontspanning optreden. Het optreden van zakkingen als gevolg van het verwijderen dient te worden voorkomen. 5.3. Beïnvloeding grondwaterverontreinigingen Uit informatie van de website www.bodemloket.nl blijkt dat op het tracé ter hoogte van de spoorbaan een onderzoek is uitgevoerd, waarbij verder onderzoek noodzakelijk kan zijn. De omvang van de verontreiniging is niet bekend.
Figuur 5-1: Resultaten uit bodemloket
5.4. Verdroging vegetatie Begroeiing kan schade ondervinden door een tekort aan vocht bij een verlaging van de grondwaterstand. Dit speelt met name in de periode van bladvorming (voorjaar) een rol. Later in het jaar is begroeiing veelal beter bestand tegen (extra) vochttekort. Omdat de projectlocatie in een bufferzone van verdroging ligt, dient de invloed van de bemaling op de vegetatie nader worden onderzocht. 5.5. Eventuele afwijkingen van onze uitgangspunten De in dit hoofdstuk gepresenteerde berekeningsresultaten zijn gebaseerd op de in hoofdstuk 2 en 3 opgenomen uitgangspunten. Wijzigingen in deze uitgangspunten kunnen consequenties hebben voor de berekeningen en dus voor onze adviezen. Geadviseerd wordt om voor aanvang van de werkzaamheden de uitgangspunten van het definitief ontwerp te
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 12
(laten) controleren met de in hoofdstuk 2 opgenomen informatie. Indien nodig kan het bemalingsadvies worden aangepast. In de praktijk kunnen de (geohydrologische) parameterwaarden afwijken van de in dit rapport gehanteerde waarden. Hierdoor kunnen het werkelijke waterbezwaar en invloedsgebied van de bemaling afwijken van de gerapporteerde waarden. Een beter inzicht in de lokale bodemopbouw en de te verwachten hoeveelheid te onttrekken grondwater kan worden verkregen door het uitvoeren en interpreteren van een pomp- of bemalingsproef. Fluctuaties in de grondwaterstand hebben eveneens consequenties voor het waterbezwaar en het invloedsgebied. Om een vollediger beeld te krijgen in de fluctuaties op de projectlocatie wordt geadviseerd de grondwaterstand in de peilbuis op de projectlocatie voorafgaand aan de werkzaamheden maandelijks in te meten. Aan de hand van de uitgevoerde metingen kan het rapport worden geverifieerd en indien noodzakelijk, in overleg, worden herzien. Tot slot kunnen door de invloed van open water, de bemalingsduur en eventuele neerslag de werkelijk optredende verlagingen anders zijn.
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 13
6.
BEMALINGSPLAN
In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke bemalingsinstallatie kan worden toegepast voor het bereiken van de benodigde verlaging en op welke wijze de werkzaamheden kunnen worden gemonitoord. Hierbij wordt opgemerkt dat het conceptuele plannen betreffen die moeten worden gezien als een voorstel voor de mogelijke wijze van bemalen of monitoren. Een gerenommeerde bemaler kan naar eigen inzicht en ervaringen tot een andere bemalingsinstallatie besluiten. Het definitief ontwerp van de bemalingsinstallatie dient daarom in overleg met de bemaler te worden vastgesteld en bij voorkeur aan Fugro te worden voorgelegd ter controle. Het toepassen van een andere bemalingswijze dan in dit hoofdstuk is voorgesteld kan een ander waterbezwaar en een ander invloedsgebied van de bemaling tot gevolg hebben. De bemaling dient in elk geval zo te zijn ingeregeld dat niet meer wordt verlaagd dan strikt noodzakelijk is. Wij adviseren in het bestek een resultaatverplichting voor de bemaler op te nemen voor het realiseren van de verlagingen. De wijze en frequentie van monitoren hangt sterk af van de aanwezigheid van kwetsbare objecten in de omgeving en van eisen van het bevoegd gezag. Een definitief monitoringsplan, bij voorkeur inclusief actie- en communicatieplan, dient daarom altijd vóór aanvang van de werkzaamheden in overleg met alle betrokken partijen te worden opgesteld. In het monitoringsplan zijn de definitieve locaties van de monitoringspunten en de frequentie van monitoring beschreven. Tevens zijn in het actieplan grenswaarden omschreven en te ondernemen acties bij overschrijding van de grenswaarden. 6.1. Bemalingsplan Het berekende waterbezwaar kan worden afgemalen met behulp van een verticale filterbemaling in combinatie met en open bemaling. Voorgesteld wordt filters toe te passen tot een diepte van ca. MV -6 m (NAP -26 m). Aanvullend en op de locaties waar tot een ondiep niveau wordt ontgraven (deel 1A) zal een open bemaling nodig zijn om freatisch grondwater te kunnen bemalen. Indien de uitvoerende partij een afwijkende bemalingsinstallatie wil uitvoeren, dient dit volgens BRL SIKB12000 in overleg met Fugro te worden gedaan. 6.2. Monitoring Het monitoren van de effecten van de bemaling op de omgeving vormt een belangrijk onderdeel van de kwaliteitsborging en risicobeheersing van het werk. Om de effecten op de omgeving in de tijd te volgen en te registreren wordt geadviseerd een monitoringsplan met toetsingscriteria en een actieplan op te stellen. Voorts kan achteraf worden beoordeeld of eventueel gemelde schades door de bemaling kunnen zijn veroorzaakt. De monitoring heeft over het algemeen betrekking op de volgende onderdelen: - Het monitoren van de grondwaterstand in diverse peilbuizen op verschillende afstanden van de projectlocatie; - Het functioneren van de bemalingsinstallatie en het registreren van de hoeveelheid onttrokken grondwater; - Het monitoren van eventuele de effecten van op de kwetsbare natuur
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 14
Door een goede monitoring kunnen vertragingen tijdens de bouw worden voorkomen. Daarnaast is onze ervaring dat een goede monitoring geruststellend werkt voor bevoegd gezag en bewoners in de directe omgeving.
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 15
7.
ADVIES EN AANDACHTSPUNTEN • • • •
Geadviseerd wordt de bemaling niet tussen mei en eind september uit te voeren, zodat het grondwater op het kanaal kan worden geloosd. Deze uitvoeringsperiode heeft eveneens een positief effect op de verdrogingsschade; De bemaling is vergunningsplichtig en hiervoor dient een vergunning te worden aangevraagd bij Waterschap Peel en Maasvallei. De effecten van de bemaling op de kwetsbare natuur in de omgeving zal door derden nader worden beschouwd. Geadviseerd wordt de effecten van de bemaling op de spoorbaan te monitoren door het plaatsen van enkele meetpunten en deze tijdens de bemaling met deformatiemetingen te volgen.
1113-0071-000_33.R01.v02.doc.v02
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 16
FUGRO GEOSERVICES B.V.
RAPPORTAGE GEOTECHNISCH VELDWERK betreffende
VERVANGING 24" RRP LEIDING TE GRIENDTSVEEN Opdrachtnummer: 1113-0071-000
VERSIE 1
DATUM
OMSCHRIJVING WIJZIGING
30 januari 2014
FILE: 1113-0071-000_21.KRV01.doc Kantoor: Veurse Achterweg 10, 2264 SG Leidschendam, Tel.: 070-3111333, www.fugro.nl Onderdeel van de Fugro Groep met vestigingen over de hele wereld.
PARAAF PROJECTLEIDER
FUGRO GEOSERVICES B.V.
RAPPORTAGE GEOTECHNISCH VELDWERK
Project
Vervanging 24" RRP leiding te Griendtsveen
Opdrachtnummer
1113-0071-000
Opdrachtgever
RRP Rotterdam-Rijn Pijpleiding
Datum rapportage
30 januari 2014
Pompstation Venlo
Uitvoeringsperiode 27 januari 2014
Postbus 179 5900 AD Venlo Opgesteld door
I. Roozenbeek
Gecontroleerd door R.H. Greeve Projectleider
ing. V. Lubbers
Documentnaam
1113-0071-000_21.KR01.doc
Deze rapportage bevat de resultaten van het geotechnisch veldwerk dat ten behoeve van bovengenoemd project door Fugro GeoServices B.V. is uitgevoerd. De gerapporteerde resultaten van dit onderzoek mogen slechts worden gehanteerd voor het doel zoals in de opdracht is beschreven. Tot deze rapportage behoren de volgende bijlagen: - Situatietekening - Sonderingen - Veldboorstaten - Continu Elektrisch Sonderen - Legenda Terreinproeven en Grondsoorten 1. GEOTECHNISCH VELDWERK Het geotechnisch veldwerk voor dit project heeft bestaan uit: - 3 sonderingen met meting van de plaatselijke wrijvingsweerstand waarvan 2 sonderingen met meting van de waterspanning tijdens het sonderen (DKMP1 en DKMP3); - 3 handboringen, inclusief plaatsen van een peilbuis bij 2 handboringen (HB1 en HB3). Voor een verklaring van de op de situatietekening gebruikte tekens en symbolen wordt verwezen naar de bijlage "Legenda Terreinproeven en Grondsoorten". 2. COORDINATEN EN HOOGTE VAN ONDERZOEKSPUNTEN De hoogte en de coördinaten van de onderzoekslocaties zijn bepaald in NAP en RD. De maximale afwijking van de meting van de coördinaten bedraagt 10 cm, de maximale afwijking van de meting van de hoogte bedraagt 5 cm. Tijdens de uitvoering van het onderzoek is een vastpunt ingemeten op NAP +33,38 m. De locatie is aangegeven op de situatietekening. De bijgevoegde situatietekening is gebruikt voor het aangeven van de onderzoekslocaties. De hoogtebepaling van de onderzoekslocaties is uitgevoerd met als doel de bodemopbouw te refereren aan een vaste referentiehoogte. Deze gegevens zijn niet geschikt voor andere doeleinden dan dit onderzoek.
1113-0071-000_21.KR01.doc
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 1
FUGRO GEOSERVICES B.V.
3. SONDEREN Het sonderen is uitgevoerd conform de vigerende richtlijnen en de NEN-EN-ISO 22476-1. Een beschrijving van de gevolgde meet- en registratiemethode is gegeven in de bijlage "Continu Elektrisch Sonderen". Wanneer de sonderingen gebruikt worden voor de toetsing van geotechnische constructies dient de aard en omvang van het grondonderzoek te voldoen aan 3.2.3 van NEN 9997-1. 4. BOREN Het boorwerk is handmatig uitgevoerd. Bij het handboren wordt doorgaans gebruik gemaakt van een edelmannboor (cohesieve gronden, klei, veen) en een handpuls (niet cohesieve grond, zand). De werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de NEN-EN-ISO 22475-1. Tijdens het boren zijn geroerde monsters genomen en in het veld geclassificeerd. De classificatie van de grond is uitgevoerd conform NEN 5140. De in de boorgaten geïnstalleerde peilbuizen zijn geplaatst conform NEN-EN-ISO 22475-1. De filterdiepte, omstorting en afdichting zijn aangegeven op de betreffende boorstaten. De boringen met peilbuis zijn met bijbehorend symbool aangegeven op de situatietekening. 5. (GROND)WATERSTAND Het peil van een nabijgelegen open water is gedurende het grondonderzoek bepaald en is vermeld op de situatietekening. Deze waterstand is een eenmalige opname en bedoeld als een oriënterend gegeven. Tijdens de uitvoering van het onderzoek is de grondwaterstand niet gepeild. 6. KWALITEITSBORGING Alle werkzaamheden zijn verricht in overeenstemming met het managementsysteem van Fugro GeoServices B.V. dat voldoet aan de NEN-ISO 9001:2008 en VCA ** 2008/05.
1113-0071-000_21.KR01.doc
Opdr. : Blz. :
1113-0071-000 2
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
Indicatieve bodembeschrijving
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0 30
Hellingshoek α
Automatisch gegenereerd uit data van de sondering, geldig onder grondwaterpeil (Robertson 1990, NL corr.)
33
32 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.24.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2014-02-05 16:24:38
34
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
1
ZAND, vast / ZAND, kleiig
31 ZAND, zwak siltig tot siltig 30
ZAND, vast / ZAND, kleiig ZAND, zwak siltig tot siltig
29
2 ZAND, zwak siltig tot siltig
28
ZAND, zwak siltig tot siltig
23
44 46 42 36 38 38 37 31 30 38 38 38 37 33 33 33 31
22
32 33
27
26
25
24
ZAND tot ZAND, grindig ZAND, zwak siltig tot siltig ZAND tot ZAND, grindig ZAND, zwak siltig tot siltig 3
ZAND, zwak siltig tot siltig
ZAND, zwak siltig tot siltig ZAND, zwak siltig tot siltig 4 3
34 38 31 34 34
21
ZAND, zwak siltig tot siltig
4
ZAND, zwak siltig tot siltig ZAND, zwak siltig tot siltig ZAND, zwak siltig tot siltig ZAND tot ZAND, grindig ZAND tot ZAND, grindig
20 ZAND, zwak siltig tot siltig
19 41 39 45 44 41 38 45 44 50 48 53 57 57
18
17
16
15 1113-0071-000
14
13
12
11
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
DKMP1 - 1
0 Opg. : PJH/BBO Get. : LEEUWEST
d.d. 27-jan-2014 d.d. 30-jan-2014
Coord.: X=188895.7 m MV = NAP +32.26 m
Y= 384286.6 m Systeem: RD Conus: F7.5CKE2HAW 1/B P1 1701-2033
Sondering volgens norm NEN-EN-ISO 22476-1 Toepassingsklasse 3. Test type TE1 Conustype: Ac = 1500 mm2 ; As = 19956mm2
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING VERVANGING 24" RRP LEIDING TE GRIENDTSVEEN
Opdr. Sond.
1113-0071-000 DKMP1
5
ZAND tot ZAND, grindig
4 5 6 7 8
ZAND tot ZAND, grindig
Waterspanning, u1 [MPa] .0 .2
8
.6 10
12
.8 14
16
1.0 18
20
1.2 22
24
Indicatieve bodembeschrijving
Wateroverspanningsindex,Bq [-] 1.0 .5 .0 -.5 26
28
30
Hellingshoek α
Automatisch gegenereerd uit data van de sondering, geldig onder grondwaterpeil (Robertson 1990, NL corr.)
33
32 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.24.nl / QcU1Class-N3.cmd / 2014-02-05 16:24:58
34
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.4
1
ZAND, vast / ZAND, kleiig
31 ZAND, zwak siltig tot siltig 30
ZAND, vast / ZAND, kleiig ZAND, zwak siltig tot siltig
29
2 ZAND, zwak siltig tot siltig
28
ZAND, zwak siltig tot siltig
23
44 46 42 36 38 38 37 31 30 38 38 38 37 33 33 33 31
22
32 33
27
26
25
24
ZAND tot ZAND, grindig ZAND, zwak siltig tot siltig ZAND tot ZAND, grindig ZAND, zwak siltig tot siltig 3
ZAND, zwak siltig tot siltig
ZAND, zwak siltig tot siltig ZAND, zwak siltig tot siltig 4 3
34 38 31 34 34
21
ZAND, zwak siltig tot siltig
4
ZAND, zwak siltig tot siltig ZAND, zwak siltig tot siltig ZAND, zwak siltig tot siltig ZAND tot ZAND, grindig ZAND tot ZAND, grindig
20 ZAND, zwak siltig tot siltig
19 41 39 45 44 41 38 45 44 50 48 53 57 57
18
17
16
15 1113-0071-000
14
13
12
11
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
DKMP1 - 1
0 Opg. : PJH/BBO Get. : LEEUWEST
d.d. 27-jan-2014 d.d. 30-jan-2014
Coord.: X=188895.7 m MV = NAP +32.26 m
Y= 384286.6 m Systeem: RD Conus: F7.5CKE2HAW 1/B P1 1701-2033
Sondering volgens norm NEN-EN-ISO 22476-1 Toepassingsklasse 3. Test type TE1 Conustype: Ac = 1500 mm2 ; As = 19956mm2
SONDERING MET WATERSPANNINGSMETING VERVANGING 24" RRP LEIDING TE GRIENDTSVEEN
Opdr. Sond.
1113-0071-000 DKMP1
5
ZAND tot ZAND, grindig
4 5 6 7 8
ZAND tot ZAND, grindig
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
Indicatieve bodembeschrijving
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0 30
Automatisch gegenereerd uit data van de sondering, geldig onder grondwaterpeil (Robertson 1990, NL corr.)
Hellingshoek
33
1 ZAND, zwak siltig tot siltig
32 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.24.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2014-01-30 08:05:39
34
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
ZAND, zwak siltig tot siltig 31 ZAND, zwak siltig tot siltig 30 2
29
ZAND, zwak siltig tot siltig 28
3 ZAND, zwak siltig tot siltig 32 30
27
ZAND, zwak siltig tot siltig 26 ZAND, zwak siltig tot siltig
24
33 35 34 33 32
23
33
22
32 30
25
4 ZAND, zwak siltig tot siltig
ZAND, zwak siltig tot siltig ZAND tot ZAND, grindig 5
ZAND, zwak siltig tot siltig
37 ZAND tot ZAND, grindig
21 20
ZAND, zwak siltig tot siltig 6
19 38 37 41 41 37 33 36 45 46 42 51 53 46 60
18 17 16 15 1113-0071-000
14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
DKM2 - 1
Opg. : PJH/BBO Get. : LEEUWEST
d.d. 27-jan-2014 d.d. 30-jan-2014
Coord.: X=188912.1 m MV = NAP +33.09 m
Y= 384259.8 m Conus: F7.5CKE2HA/B
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING VERVANGING 24" RRP LEIDING TE GRIENDTSVEEN
Systeem: RD 1701-1347
Sondering volgens norm NEN-EN-ISO 22476-1 Toepassingsklasse 3. Test type TE1 Conustype: Ac = 1500 mm2 ; As = 19956mm2
Opdr. Sond.
1113-0071-000 DKM2
5 6
ZAND tot ZAND, grindig ZAND tot ZAND, grindig
ZAND tot ZAND, grindig 7 8
ZAND tot ZAND, grindig
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
Indicatieve bodembeschrijving
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0 30
Hellingshoek α
Automatisch gegenereerd uit data van de sondering, geldig onder grondwaterpeil (Robertson 1990, NL corr.)
33
32 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.24.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2014-02-05 16:24:41
34
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
2
ZAND, zwak siltig tot siltig
31 ZAND, zwak siltig tot siltig 1
30
2
ZAND, zwak siltig tot siltig
1
29
2
ZAND, siltig tot LEEM ZAND, zwak siltig tot siltig
28
ZAND tot ZAND, grindig 27
ZAND tot ZAND, grindig
26
ZAND, zwak siltig tot siltig
25 ZAND, zwak siltig tot siltig 41 41 43 41 40 32 37 37 38 39 39 37 33 34
24
23
22
21
ZAND, zwak siltig tot siltig 2 ZAND, zwak siltig tot siltig
ZAND, zwak siltig tot siltig
20 32 32 33 33 40 49 60 47
19
18
17
3
2
ZAND tot ZAND, grindig 3
37 61 61
16
15 1113-0071-000
14
13
12
11
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
DKMP3 - 1
0 Opg. : PJH/BBO Get. : BOSCHG
d.d. 27-jan-2014 d.d. 05-feb-2014
Coord.: X=188955.8 m MV = NAP +31.95 m
Y= 384269.4 m Systeem: RD Conus: F7.5CKE2HAW 1/B P1 1701-2033
Sondering volgens norm NEN-EN-ISO 22476-1 Toepassingsklasse 3. Test type TE1 Conustype: Ac = 1500 mm2 ; As = 19956mm2
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING VERVANGING 24" RRP LEIDING TE GRIENDTSVEEN
Opdr. Sond.
1113-0071-000 DKMP3
ZAND tot ZAND, grindig
2 3
ZAND, zwak siltig tot siltig ZAND tot ZAND, grindig
Waterspanning, u1 [MPa] .0 .2
8
.6 10
12
.8 14
16
1.0 18
20
1.2 22
24
Indicatieve bodembeschrijving
Wateroverspanningsindex,Bq [-] 1.0 .5 .0 -.5 26
28
30
Hellingshoek α
Automatisch gegenereerd uit data van de sondering, geldig onder grondwaterpeil (Robertson 1990, NL corr.)
33
32 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.24.nl / QcU1Class-N3.cmd / 2014-02-05 16:25:01
34
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.4
2
ZAND, zwak siltig tot siltig
31 ZAND, zwak siltig tot siltig 1
30
2
ZAND, zwak siltig tot siltig
1
29
2
ZAND, siltig tot LEEM ZAND, zwak siltig tot siltig
28
ZAND tot ZAND, grindig 27
ZAND tot ZAND, grindig
26
ZAND, zwak siltig tot siltig
25 ZAND, zwak siltig tot siltig 41 41 43 41 40 32 37 37 38 39 39 37 33 34
24
23
22
21
ZAND, zwak siltig tot siltig 2 ZAND, zwak siltig tot siltig
ZAND, zwak siltig tot siltig
20 32 32 33 33 40 49 60 47
19
18
17
3
2
ZAND tot ZAND, grindig 3
37 61 61
16
15 1113-0071-000
14
13
12
11
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
DKMP3 - 1
0 Opg. : PJH/BBO Get. : BOSCHG
d.d. 27-jan-2014 d.d. 05-feb-2014
Coord.: X=188955.8 m MV = NAP +31.95 m
Y= 384269.4 m Systeem: RD Conus: F7.5CKE2HAW 1/B P1 1701-2033
Sondering volgens norm NEN-EN-ISO 22476-1 Toepassingsklasse 3. Test type TE1 Conustype: Ac = 1500 mm2 ; As = 19956mm2
SONDERING MET WATERSPANNINGSMETING VERVANGING 24" RRP LEIDING TE GRIENDTSVEEN
Opdr. Sond.
1113-0071-000 DKMP3
ZAND tot ZAND, grindig
2 3
ZAND, zwak siltig tot siltig ZAND tot ZAND, grindig
Veldclassificatie
Boring: HB1 en PB Peilbuis 1
Monsternr.
Referentie (m tov NAP)
Pagina 1 van 1
Bodembeschrijving volgens NEN 5104 32.62 tot 32.12 Zand, matig fijn, sterk humeus, zwak siltig, resten wortels bruin
1 32.00
32.12 tot 31.12 Zand, matig fijn, matig humeus, matig siltig grijs 2
31.00
30.00
3 4
31.12 tot 30.92 Zand, matig fijn, matig siltig, resten veen bruin 30.92 tot 30.42 Zand, uiterst fijn, sterk siltig bruin
5 6
30.42 tot 30.12 Zand, uiterst fijn, sterk siltig bruin-grijs 30.12 tot 29.92 Leem, matig stevig, laagjes zand grijs-bruin 29.92 tot 29.12 Leem, zwak zandig, matig stevig grijs
7 29.00
29.12 tot 28.12 Zand, matig fijn, sterk siltig grijs 8
Versie 2013-05-14
Algemene opmerking: MV (m tov NAP): 32.62
Boorvloeistof:
X: 188901.5
GWS (m tov NAP):
bk PB1 (m tov NAP): 32.55
WS PB1 (m tov NAP): -282.45
Datum uitvoering: 27-01-2014
Y: 384277.1
GHG (m tov NAP):
bk PB2 (m tov NAP):
WS PB2 (m tov NAP):
Boormeester: nzv
Coördinatenstelsel: RD
GLG (m tov NAP):
bk PB3 (m tov NAP):
WS PB3 (m tov NAP):
Geclassificeeerd door: nzv
BORING VOLGENS NEN-EN-ISO 22475-1
Vervanging 24" RRP leiding te Griendtsveen
Fugro GeoServices B.V.
1113-0071-000
Veldclassificatie
Boring: HB2 Referentie (m tov NAP) 32.00
Monsternr.
Pagina 1 van 1
Bodembeschrijving volgens NEN 5104
1 2
32.06 tot 31.86 31.86 tot 31.46 31.46 tot 31.26 31.26 tot 29.56
3 31.00
Zand, matig fijn, sterk humeus, matig siltig bruin Zand, matig fijn, zwak kleiig, zwak humeus, zwak siltig bruin Klei, matig zandig, matig stevig bruin Klei, matig zandig, matig siltig, matig stevig grijs
4 30.00 5
29.56 tot 29.36 Zand, matig fijn, matig siltig, laagjes leem grijs 29.36 tot 28.06 Zand, matig fijn, sterk siltig grijs
29.00 6
Versie 2013-05-14
Algemene opmerking:
X: 188941.2
Datum uitvoering: 27-01-2014
Y: 384273.5
GWS (m tov NAP): 29.86
GHG (m tov NAP):
Coördinatenstelsel: RD
MV (m tov NAP): 32.06
GLG (m tov NAP):
BORING VOLGENS NEN-EN-ISO 22475-1
Vervanging 24" RRP leiding te Griendtsveen
Boormeester: nzv Boorvloeistof:
Geclassificeerd door: nzv
Fugro GeoServices B.V.
1113-0071-000
Veldclassificatie
Boring: HB3 en PB Peilbuis 1
Monsternr.
Referentie (m tov NAP)
31.00
5
Klei, sterk humeus, sterk zandig, matig stevig bruin Zand, matig fijn, matig siltig grijs Veen, matig stevig bruin Klei, sterk zandig, matig stevig bruin Zand, matig fijn, matig siltig bruin
30.37 tot 30.07 Zand, matig fijn, sterk siltig bruin 30.07 tot 29.87 Zand, matig fijn, sterk siltig grijs 29.87 tot 29.17 Zand, matig fijn, sterk siltig, laagjes leem bruin-grijs
6 7
30.00
Bodembeschrijving volgens NEN 5104 31.97 tot 31.67 31.67 tot 31.37 31.37 tot 31.27 31.27 tot 30.87 30.87 tot 30.37
1 2 3 4
Pagina 1 van 1
8 29.00
29.17 tot 27.97 Zand, matig fijn, sterk siltig grijs 9
28.00
Versie 2013-05-14
Algemene opmerking: MV (m tov NAP): 31.97
Boorvloeistof:
X: 188958.6
GWS (m tov NAP): 30.01
bk PB1 (m tov NAP): 31.90
WS PB1 (m tov NAP): 29.99
Datum uitvoering: 27-01-2014
Y: 384268.9
GHG (m tov NAP):
bk PB2 (m tov NAP):
WS PB2 (m tov NAP):
Boormeester: nzv
Coördinatenstelsel: RD
GLG (m tov NAP):
bk PB3 (m tov NAP):
WS PB3 (m tov NAP):
Geclassificeeerd door: nzv
BORING VOLGENS NEN-EN-ISO 22475-1
Vervanging 24" RRP leiding te Griendtsveen
Fugro GeoServices B.V.
1113-0071-000
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN Meettechniek De standaard bij Fugro toegepaste conus is de “elektrische kleefmantelconus”, waarmee de conusweerstand, de plaatselijke wrijvingsweerstand en de helling gelijktijdig worden gemeten. Sinds februari 2013 is de nieuwe norm NEN-EN-ISO 22476-1:2012/C1:2013 Geotechnisch onderzoek en beproeving - Veldproeven - Deel 1: Elektrische sondering met en zonder waterspanningsmeting van toepassing als vervanging van NEN 5140, die is terug getrokken. In NEN 9997-1 wordt echter nog wel verwezen naar NEN 5140. Bij het uitvoeren van een sondering conform NEN-EN-ISO 22476-1:2012/C1:2013 wordt de 0 puntweerstand gemeten, die moet worden overwonnen om een conus met een tophoek van 60 en een 2 basisoppervlak van 1000 mm met een constante snelheid van ca 20 mm/s in de bodem te drukken. 2 Voor de meting van de wrijvingsweerstand is een mantel met een oppervlak van 15000 mm boven de punt aangebracht. De druk op de conuspunt (conusweerstand in MPa) en de wrijving langs de kleefmantel (plaatselijke wrijvingsweerstand in MPa) worden door rekstroken in de conus continu digitaal gemeten. Volgens NEN-EN-ISO 22476-1 mag het basisoppervlak van de conus tussen 500 en 2 2000 mm variëren zonder dat correctiefactoren op de meetresultaten moeten worden toegepast. Fugro sonderingen worden standaard uitgevoerd met een sondeerconus met een basisoppervlak van 1500 2 2 mm en een manteloppervlak van 20000 mm . Veelal wordt gebruik gemaakt van een conus met een korter cilindrisch deel boven de conuspunt dan in NEN-EN-ISO 22476-1 vermelde 400 mm voor een standaard conus. Het cilindrische deel vanaf de conuspunt van de standaard door Fugro gebruikte conussen een lengte heeft van 230 mm in plaats van 1) de genormeerde lengte. Onderzoek heeft aangetoond, dat de invloed van de lengte van deze conus op het sondeerresultaat verwaarloosbaar is, terwijl met een kortere conus met minder risico een grotere sondeerdiepte kan worden bereikt. De meetsignalen worden digitaal naar een elektrische meeteenheid gestuurd en samen met de diepte en de tijd opgeslagen. Definitieve verwerking vindt daarna op kantoor plaats, waarbij de gemeten parameters tegen de diepte in grafiekvorm worden uitgewerkt. Door continue registratie van de gemeten conus- en wrijvingsweerstand wordt een nauwkeurig beeld van de gelaagdheid en de vastheid van de bodem verkregen. Afwijking van de conus met de verticaal worden continu geregistreerd, waarmee bij de uitwerking de diepte wordt gecorrigeerd en zo een onjuiste diepteaanduiding als gevolg van “scheef sonderen” wordt voorkomen. Interpretatie van de sonderingen met plaatselijke wrijvingsweerstand Meting van zowel de conusweerstand qc als de plaatselijke wrijvingsweerstand fs maakt het mogelijk het wrijvingsgetal Rf te berekenen. Het wrijvingsgetal wordt gedefinieerd als het quotiënt van de plaatselijke wrijving en de op gelijke diepte gemeten conusweerstand in procenten. Hierbij wordt rekening gehouden met laagscheidingen ter hoogte van de mantel. Het wrijvingsgetal Rf geeft samen met de conusweerstand qc een goed beeld van de bodemopbouw beneden de grondwaterspiegel. In de onderstaande tabel zijn enige kenmerkende waarden van het wrijvingsgetal aangegeven. Met nadruk dient te worden gesteld dat deze waarden slechts indicatief zijn en getoetst dienen te worden aan boringen of lokale ervaring en uitsluitend gelden voor de cilindrische elektrische conus. grondsoort wrijvingsgetal in %
grondsoort Wrijvingsgetal in %
Grind, grof zand 0,2 – 0,6 Zand 0,6 – 1,2 Silt, leem, löss 1,2 – 4,0
Klei 3,0 – 5,0 Potklei 5,0 – 7,0 Veen 5,0 – 10,0
In geroerde grond en in grond boven de grondwaterspiegel kunnen grote afwijkingen ten opzichte van de genoemde waarden voorkomen en gelden deze waarden niet.
1
) Lunne en Powell, A comparison of different sized piezocones in UK clays.
MB01
datum: 17-4-13
1-8
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN Presentatie sondeergegevens Sonderingen kunnen worden uitgewerkt met interpretatie van het wrijvingsgetal voor identificatie van de 2 bodemlagen. De identificatie van de bodemlagen is dan uitgevoerd volgens Robertson [1990] , die door Fugro is aangepast aan de Nederlandse omstandigheden. Bij deze interpretatie wordt uitgegaan van de genormaliseerde waarden van de conusweerstand nQc en wrijvingsgetal nRf als ingangsparameters. De genormaliseerde waarden van de conusweerstand nQc en wrijvingsgetal nRf worden berekend, uit de gemeten wrijvingsweerstand fs en conusweerstand qc, indien mogelijk gecorrigeerd voor de waterspanning en de verticale effectieve - en totale grondspanning volgens de onderstaande formules. Genormaliseerde conusweerstand:
nQc =
qt − σ v 0 σ 'v 0
Genormaliseerd wrijvingsgetal:
nR f =
100 ⋅ f s qt − σ vo
In geval er geen waterspanning is gemeten, wordt voor qt de waarde van qc gebruikt. Voor de grondsoorten, die specifiek zijn voor de Nederlandse ondergrond condities, zijn in de Bodem Classificatiegrafiek van Robertson [1990] twee aanpassingen gedaan om de Nederlandse situatie beter te beschrijven: • Gebieden 4 en 5 zijn anders ingedeeld, zodat losgepakte zanden en ondiepe kleilagen beter worden geïnterpreteerd. Deze aanpassingen zijn in onderstaande figuur weergegeven. • Bovendien is een extra voorwaarde ingebracht om Holocene veenlagen goed te kunnen classificeren. Voor qc < 1,5 MPa en Rf > 5 % wordt de grond als veen geclassificeerd.
2
Robertson, P.K. [1990] “Soil Classification using the cone penetration test”. Canadian Geotechnical Journal, 27(1), 151-82
MB01
datum: 17-4-13
2-8
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN Voor een aantal specifieke grondtypen, zoals bijvoorbeeld Potklei, Boomse klei, overgeconsolideerd veen en glauconiethoudend zand is tevens het classificatie gebied aangegeven. Deze stemmen niet direct overeen met de benamingen van gebieden 1 tot en met 9. De identificatie is indicatief en alleen geldig voor lagen onder de grondwaterstand. De resultaten dienen te worden geverifieerd met boringen of geologische informatie. Uitgedroogde cohesieve toplagen geven een te hoge waarde worden voor het wrijvingsgetal, waardoor bijvoorbeeld uitgedroogde kleilagen mogelijk onterecht worden geïnterpreteerd als veenlagen. Ook is de correlatie voor de toplagen minder betrouwbaar vanwege het lage effectieve spanningsniveau in deze lagen.
Andere conustypen Naast de meting van conusweerstand en plaatselijke wrijving is het mogelijk extra (combinaties van) type meting
Meetresultaten
toepassingsmogelijkheden
waterspanning
waterspanning ter plaatse van de punt
magnetometer
Magnetische veldsterkte in 3 orthogonale richtingen (X,Y,Z)
registreren waterremmende lagen indicatie stijghoogte grondwater classificatie / gelaagdheid bodem Blindganger onderzoek, onderzoek ligging obstakels (stalen leidingen, grondankers), onderzoek paalpunt niveau / schoorstand funderingspalen, onderzoek ligging onderzijde stalen damwanden
geleidbaarheid
elektrische geleiding grond en grondwater
temperatuur
temperatuurmeting op verschillende diepten
schuifgolfsnelheid (seismisch)
dynamische bodemparameters op verschillende diepten
versnelling MIP (membrane interface probe) ROST (rapid optical screening tool)
versnellingen op verschillende diepten verticale verspreiding van vluchtige (gechloreerde) koolwaterstoffen verticale verspreiding van (aromatische) koolwaterstoffen
indicatie waterkwaliteit / zoet - zout water grens onderzoek verspreiding verontreiniging warmteoverdracht in de bodem bepaling temperatuurgradiënt machinefunderingen, windturbinefunderingen heitrillingen / verkeerstrillingen bestudering zak/drijflagen en/of verontreinigingen met vluchtige (gechloreerde) koolwaterstoffen bestudering zak/drijflagen en/of verontreinigingen met (aromatische) koolwaterstoffen
metingen uit te voeren. In onderstaand schema zijn enkele mogelijkheden aangegeven. Indien gewenst kan nadere informatie over metingen en toepassingsmogelijkheden worden verschaft. Waterspanningssonderingen Naast registratie van conusweerstand en plaatselijke wrijvingsweerstand wordt bij een groot deel van de sonderingen waterspanning geregistreerd. Een waterspanningsconus is voorzien van een ingebouwde druksensor, waarmee de waterdruk tijdens het sonderen wordt gemeten. Een filter voorkomt het contact van grond met de druksensor. De waterdruk kan op drie locaties in de conus worden gemeten waarbij de posities u1 en u2 veelvuldig voorkomen. Positie u3 wordt zelden toegepast. Slechts een kleine 3 hoeveelheid water (0,2 mm ) is nodig om een nauwkeurige waterdruk te meten. Het meetbereik kan worden gekozen afhankelijk van de te verwachten wateroverspanning. In stijve kleien kan deze oplopen tot meer dan 3 MPa.
MB01
datum: 17-4-13
3-8
Wrijvingsmantel
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN
Sondeerconus
Conus
Locaties van de meting van de waterspanning
Figuur 1 Principe piëzo-conus
Uitvoeringswijze Om een juiste meting van de waterspanning te verkrijgen, dient het gehele meetsysteem volledig ontlucht en gevuld te zijn met een weinig samendrukbare vloeistof. Om te voorkomen dat de vloeistof tijdens het sonderen in de onverzadigde lagen boven de grondwaterstand wegvloeit zijn een juiste keuze van vloeistof, het gebruik van een rubber membraam, een goede uitvoering en de poriëngrootte van het filter belangrijk. Indien het grondwater relatief ondiep aanwezig is, wordt bij voorkeur voorgeboord tot het niveau van de grondwaterspiegel teneinde luchttoetreding te voorkomen. Hiermee wordt ook de kans op beschadiging en in de grond achterblijven van het rubber membraan verkleind. Interpretatie De resultaten van de piëzo-sonderingen bestaan uit de gemeten conusweerstand (qc), de plaatselijke wrijvingsweerstand (fs), het wrijvingsgetal (Rf), de gemeten waterspanning (u1 of u2 respectievelijk in de punt en achter de punt) en de wateroverspanningindex Bq. De resultaten van de waterspanningsmeting tijdens het sonderen vormen uit grondmechanisch en geohydrologisch oogpunt een belangrijke extra informatiebron voor de interpretatie van de bodemopbouw. Door combinatie van de meting van de conusweerstand en de waterspanning, bij voorkeur samen met de plaatselijke wrijvingsweerstand, wordt optimaal gebruik gemaakt van de sondeertechniek en kan het benodigde aanvullend grondonderzoek efficiënter worden gepland. Bij de interpretatie speelt met name de wateroverspanning een rol, dat wil zeggen de verhoging van de waterspanning die door het indrukken van de conus ontstaan is. Dunne cohesieve laagjes in een zandpakket en dunne zandlaagjes in een kleipakket, die in de conusweerstand en de plaatselijke wrijvingsweerstand door uitmiddeling niet of slecht zichtbaar zijn, kunnen goed worden gedetecteerd aan de hand van de water(over)spanningen, die door het sonderen ontstaan. Deze laagjes kunnen van groot belang zijn voor het zettingsgedrag van funderingen en voor de verticale (on)doorlatendheid van de grond. Verder kunnen met de piëzo-conus, met name via de u1-meting, sterk gelaagde structuren van zand en klei onderscheiden worden van homogene lagen hetgeen op basis van conusweerstand en plaatselijke
MB01
datum: 17-4-13
4-8
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN wrijving in de meeste gevallen niet lukt. Aangetoond is dat het detectievermogen van de u1-meting veel hoger is dan van de u2-meting. Wateroverspanningindex Bq Met de wateroverspanningindex Bq kan een meer nauwkeurige classificatie van de grondsoort worden verkregen. Deze index is de verhouding van de wateroverspanning en de netto conusweerstand qnet, zijnde de gemeten conusweerstand qc gecorrigeerd voor de waterspanning op het netto oppervlak van de sondeerconus, rekeninghoudend met de heersende effectieve verticale spanning op het betreffende niveau. De wateroverspanningindex Bq wordt als volgt berekend: Bq = β⋅(u1 - u0) / qnet of Bq = (u2 - u0) / qnet waarin: β =
qnet qt σv0
= = = =
a u1 u2 u0
= = = =
factor voor de verschillende grondsoorten voor omrekening van u1 naar u2; standaard wordt hiervoor aangehouden 0,8, zijnde normaal geconsolideerde kleien (zie hierna volgende tabel); qt - σv0 = netto conusweerstand; qc + (1-a)⋅{β⋅(u1 - u0) + u0 } voor een filter in de conuspunt; qc + (1-a)⋅u2 voor een filter direct achter de conuspunt; de verticale grondspanning; standaard wordt hierbij uitgegaan van een gemiddeld volumiek 3 gewicht van de bodemlagen van 14 kN/m en een grondwaterstand op 1 m beneden maaiveld; netto oppervlakteverhoudingscoëfficiënt van de conus i.v.m. de spleet achter de conuspunt; de gemeten waterdruk bij een filterplaatsing in de punt; de gemeten waterdruk bij een filterplaatsing achter de punt; de hydrostatische stijghoogte; standaard wordt hiervoor in de berekening een niveau uitgegaan van 1 m beneden maaiveld.
Voor andere grondsoorten zijn de β-factoren in onderstaande tabel gegeven. Grond gedrag Normaal geconsolideerde klei Licht overgeconsolideerde klei Sterk overgeconsolideerde klei Leem samendrukbaar Leem, vast en dillatant gedrag Zand siltig, los gepakt
β-factor 0,6 - 0,8 0,5 - 0,7 1) 0 - 0,3 0,5 - 0,6 1) 0 - 0,2 0,2 - 0,4
1)
Bij meting van de waterspanning achter de conuspunt worden in bepaalde gevallen negatieve waterspanningen gemeten. Deze waarden geven nauwelijks een indicatie van de doorlatendheid, doch alleen over het materiaalgedrag. Dissipatietest Het is ook mogelijk het sondeerproces op een bepaalde diepte tijdelijk te stoppen en de afname van de wateroverspanning (dissipatie) als functie van de tijd te registreren. Daarna kan het sondeerproces worden voortgezet. In doorlatende gronden geeft de dissipatietest een goed beeld van de heersende hydrostatische waterspanning en daarmee van de stijghoogte. Het betreft slechts een indicatie aangezien de meetnauwkeurigheid beperkt is. Door het uitvoeren van meerdere metingen in een grondlaag en de gemiddelde waarde van de stijghoogte te bepalen kan een beduidend hogere nauwkeurigheid worden behaald. Ervaring leert dat de onnauwkeurigheid circa 0,5 m bedraagt. Voor een meer nauwkeurige bepaling en de optredende fluctuaties zijn peilbuismetingen over een langere waarnemingsperiode nodig, afhankelijk van het doel. In slecht doorlatende, cohesieve lagen kan met behulp van de dissipatietest een indicatie van de consolidatiecoëfficiënt en daarmee van de verticale (on)doorlatendheid worden verkregen. Hierbij dient
MB01
datum: 17-4-13
5-8
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN de dissipatietest te worden voortgezet totdat de wateroverspanning tenminste met 50 % is afgenomen. In de praktijk komt dat overeen met circa 1/2 uur à 3/4 uur. Uit berekeningen en kwalitatieve vergelijking van de metingen wordt inzicht verkregen in het consolidatiegedrag van de grond. Voor het vaststellen van de heersende hydrostatische waterspanning in kleilagen is de dissipatietest in de meeste gevallen weinig geschikt, vanwege de benodigde lange aanpassingstijd en de onnauwkeurigheid. Klassenindeling EN-ISO 22476-1 Voorafgaand aan de uitvoering diende een keuze te worden gemaakt binnen welke kwaliteitsklasse met bijbehorende toelaatbare meetonzekerheid het werk minimaal uitgevoerd moet worden. De klassenindeling heeft voornamelijk betrekking op de nauwkeurigheid van de gemeten parameters. Door invoering van de Eurocode is op Europees niveau de internationale sondeernorm EN-ISO 22476-1 “Electrical cone and piezocone testing” ontwikkeld, welke de oorspronkelijke NEN 5140 heeft vervangen. De nieuwe elektrische sondeernorm EN-ISO 22476-1 is in opzet vergelijkbaar met de oude Nederlandse norm NEN 5140 voor elektrische sonderingen. Een verschil tussen norm EN-ISO 22476-1 met NEN 5140 is dat in de nieuwe norm de nauwkeurigheid van de meetresultaten wordt gekoppeld aan het toepassingsgebied met bijbehorend bodemkenmerken / geschiktheid voor interpretatie en afleiding van bodemparameters. Verder is de meting van de waterspanning genormeerd. In de Europese tabel van sondeerklassen worden de sondeerklassen ingedeeld naar de toepassing van de sondering, zie onderstaande tabel.
MB01
datum: 17-4-13
6-8
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN Toepassing klassen volgens NEN-EN-ISO 22476-1:2012 Toepassing Klasse
1
Test type
TE 2
Gemeten parameter Conus weerstand
35 kPa of 5 %
Mantel wrijving
5 kPa of 10 %
Waterspanning
10kPa of 2 %
Helling
2
Conus weerstand
100 kPa of 5 %
Mantel wrijving
15 kPa of 15 %
Waterspanning
25 kPa of 3 %
200 kPa of 5 %
Mantel wrijving
25 kPa of 15 % d
Helling Sondeerlengte
4
TE1
Interpretatie c
20 mm
A
G, H
20 mm
A B C D
G, H* G, H G, H G, H
50 mm
A B C D
G G, H* G, H G, H
50 mm
A B C D
G* G* G* G*
0,1 m of 1 %
Conus weerstand
Waterspanning
Grondsoort b
2°
Sondeerlengte
TE1 TE2
Gebruik
0,1 m of 1%
Helling
3
Maximum lengte tussen metingen
2°
Sondeerlengte
TE1 TE2
Toegestane minimum nauwkeurigheid a
50 kPa of 5 % 5° 0,2 m of 2 %
Conus weerstand
500 kPa of 5 %
Mantel wrijving
50 kPa of 20 %
Sondeerlengte
0,2 m of 1 %
NOOT 1
Richtlijnen voor gebruik van Tabel 2 zijn gegeven in bijlage F.
NOOT 2
Voor uiterst slappe gronden maken soms nog hogere nauwkeurigheden noodzakelijk.
a
De toegestane minimum nauwkeurigheid van de gemeten parameters is de grootste van de twee genoemde. De relatieve nauwkeurigheid geldt voor de gemeten waarde en niet voor het meetbereik. b
Volgens ISO 14688-2: A
Homogene gronden bestaande uit zeer slappe tot stijve kleien (en silt) (qc < 3 MPa)
B
Gemengde bodemprofielen met slappe tot stijve kleien (qc ≤ 3 MPa) en matig vaste tot vaste zanden (conusweerstand 5 MPa ≤ qc < 10 MPa)
C
Gemengde bodemprofielen met stijve kleien (conusweerstand 1,5 MPa ≤ qc < 3 MPa) en zeer dichte zanden
D
Zeer stijve tot harde kleien (qc ≥ 3 MPa) en zeer vaste grove gronden (qc ≥ 20 MPa)
G
vaststelling bodemprofiel en bepaling van grondsoort met een laag niveau van onzekerheid
(qc > 20 MPa)
c
G* indicatieve vaststelling bodemprofiel en bepaling van grondsoort met een hoog niveau van onzekerheid H
interpretatie met betrekking tot ontwerp met een laag niveau van onzekerheid
H* interpretatie met betrekking tot ontwerp met een hoog niveau van onzekerheid d
Waterspanning kan alleen worden gemeten als TE2 wordt toegepast.
Voor projecten, waarbij parameters op basis van Tabel 2.b NEN 9997-1 worden afgeleid, is een hoge nauwkeurigheidsklasse gewenst. Het is echter in een bodemgesteldheid met zowel zeer slappe grondlagen als zeer vaste zandlagen met hoge conusweerstanden onmogelijk om aan de eisen van toepassing klasse 1 voldoen zoals ook blijkt uit de bovenstaande tabel. Het bij Fugro gehanteerde
MB01
datum: 17-4-13
7-8
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN meetsysteem voor sonderen is bijzonder nauwkeurig door toepassing van digitale conussen, strikte kwaliteitscontroles en calibraties. In de praktijk is gebleken dat standaard Fugro sonderingen in de nieuwe norm tenminste in toepassingsklasse 3 vallen en voor een groot deel binnen klasse 2. Sonderingen volgens toepassingsklasse 3 in de nieuwe norm zijn vergelijkbaar met sonderingen volgens klasse 2 van de oude NEN 5140. Toepassingklasse 1 sonderingen kunnen alleen met speciale gevoelige conussen met een beperkt meetbereik en een kleibodemprofiel met qc < 3 MPa worden bereikt. In bodemprofielen waarin zowel zeer slappe lagen als zeer vaste lagen voorkomen kan de hoogste meetnauwkeurigheid van klasse 1 enigszins worden benaderd door aanvullende maatregelen en procedures. Toepassingklasse 2 sonderingen kunnen in bodemprofielen, waarin zowel zeer slappe lagen als zeer vaste lagen voorkomen, alleen worden verkregen door toepassing van digitale conussen met regelmatige calibraties, aanvullende uitvoeringsmaatregelen en kwaliteitscontroles. Toepassingsklasse 1 is in deze bodem niet haalbaar. De enige praktische indicatie over de bereikte sondeerklasse is controle van calibraties en 0-puntsverlopen tussen het begin en eind van de sondering. In de praktijk komt het af en toe voor dat sonderingen worden uitgevoerd, waarbij door de opdrachtgever is aangegeven dat de maaiveldhoogte niet ten opzichte van een vast referentiepeil (NAP) behoeft te worden vastgelegd. Deze sonderingen voldoen derhalve op dit punt niet aan EN-ISO 22476-1. Klassenindeling NEN 5140 De norm NEN 5140 ging uit van vier kwaliteitsklassen. Voorafgaand aan de uitvoering diende een keuze te worden gemaakt binnen welke kwaliteitsklasse met bijbehorende toelaatbare meetonzekerheid het werk minimaal uitgevoerd moet worden. De klassenindeling heeft voornamelijk betrekking op de nauwkeurigheid van de gemeten conusweerstand, plaatselijke wrijvingsweerstand en diepte, zoals blijkt uit de onderstaande tabel. klasse 1
Meetgrootheid toelaatbare meetonzekerheid meetinterval Conusweerstand 0,05 MPa of 3% 20 mm Plaatselijke wrijvingsweerstand 0,01 MPa of 10% Helling 2o Sondeerdiepte 0,2 m of 1 % 2 Conusweerstand 0,25 MPa of 5% 50 mm Plaatselijke wrijvingsweerstand 0,05 MPa of 15% Helling 2o Sondeerdiepte 0,2 m of 2 % 3 Conusweerstand 0,5 MPa of 5% 100 mm Plaatselijke wrijvingsweerstand 0,05 MPa of 20% Helling 5o Sondeerdiepte 0,2 m of 2 % 4 Conusweerstand 0,5 MPa of 5% 100 mm Plaatselijke wrijvingsweerstand 0,05 MPa of 20% Sondeerlengte 0,1 m of 1% Opmerking: De toelaatbare meetonzekerheid is de grotere waarde van de absolute meetonzekerheid en de relatieve meetonzekerheid. De relatieve meetonzekerheid geldt voor de meetwaarde en niet voor het meetbereik.
Vergelijking van de gespecificeerde nauwkeurigheden van de NEN 5140 en NEN-EN-ISO 22476-1 laat zien dat de nauwkeurigheid van de meest in NL gehanteerde sondeerklasse 2 volgens NEN 5140 iets hoger ligt dan die van de toepassingklasse 3 volgens de ISO norm.
MB01
datum: 17-4-13
8-8
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
Fugro Geoservices B.V. Dhr. T. Eijking Postbus 63 2260 AB LEIDSCHENDAM
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer
Blad 1 van 3
: Vervangen 24" RRP leiding te Griendtsveen : 1113-0071-000 : 11976884, versienummer: 1
Rotterdam, 07-02-2014
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 1113-0071-000. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 3 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Fugro Geoservices B.V. Dhr. T. Eijking Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 3
Analyserapport Vervangen 24" RRP leiding te Griendtsveen
Orderdatum 03-02-2014 Startdatum 03-02-2014 Rapportagedatum 07-02-2014
1113-0071-000 11976884 - 1
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001 002
Grondwater Grondwater
HB1; d.d. 3-2-2014; pH=5,87[-]; T=10,0[°C]; EC=546[uS/cm] HB3; d.d. 3-2-2014; pH=5,09[-]; T=10,4[°C]; EC=365[uSc/m]
Analyse
Eenheid
Q
METALEN chroom koper lood nikkel ijzer zink
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
Q Q Q Q Q Q
4.1 <2 3.9 6.3 18000 15
5.4 <2 6.0 26 19000 150
Q Q
0.33 83
0.37 <50
Q Q Q Q Q Q Q Q
46 100 8.6 <0.3 <0.1 <0.75 <0.17 1400 50 36 8.6
31 63 9.5 <0.3 <0.1 <0.75 <0.17 1100 50 87 9.6
ANORGANISCHE VERBINDINGEN fosfaat (tot.) mgP/l fosfor µg/l DIVERSE NATCHEMISCHE BEPALINGEN chloride mg/l CZV mg/l kjeldahl-stikstof mgN/l nitriet mg/l nitriet mgN/l nitraat mg/l nitraat mgN/l onopgel.best./zwev.stof mg/l monstervolume tbv analyse ml sulfaat mg/l totaal stikstof mgN/l
Q
001
002
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Fugro Geoservices B.V. Dhr. T. Eijking Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 3
Analyserapport Vervangen 24" RRP leiding te Griendtsveen
Orderdatum 03-02-2014 Startdatum 03-02-2014 Rapportagedatum 07-02-2014
1113-0071-000 11976884 - 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
chroom koper lood nikkel ijzer zink fosfaat (tot.)
Grondwater Grondwater Grondwater Grondwater Grondwater Grondwater Grondwater
fosfor chloride CZV kjeldahl-stikstof
Grondwater Grondwater Grondwater Grondwater
nitriet nitraat nitraat onopgel.best./zwev.stof sulfaat totaal stikstof
Grondwater Grondwater Grondwater Grondwater Grondwater Grondwater
Conform NEN 6966 en conform NEN-EN-ISO 11885 Idem Idem Idem Idem Idem Eigen methode (destructie eigen methode, analyse destruaat conform NEN-ENISO 15681-2) Conform NEN 6966 en conform NEN-EN-ISO 11885 Conform NEN 6604 Conform NEN 6633 Eigen methode (voorbehandeling conform NEN 6646 meting conform NEN-ENISO 11732) Conform NEN 6604 Idem Idem Conform NEN 6484 Conform NEN 6604 Sommatie van NKJ, NO2 en NO3
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001 001 001 001 001 001 001 002 002 002 002 002 002 002 002 002
H7339433 B1332416 F5681024 F5681026 B5596969 B5596966 B1332422 H7339440 B1332421 B1332415 F5681025 B1332423 B1332417 B5596968 H7339436 F5681027 B5596967 H7339441
03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014
03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014 03-02-2014
ALC281 ALC204 ALC227 ALC227 ALC207 ALC207 ALC204 ALC281 ALC204 ALC204 ALC227 ALC204 ALC204 ALC207 ALC281 ALC227 ALC207 ALC281
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
386000
385500
B52C0454
385000
B52C0370 384500
B52C0455
B52C0008
Projectlocatie B52D0581 Copyright © Topografische Dienst, Emmen
384000
383500
383000 188000
188500
189000
189500
190000
190500
191000
Peilbuizen van het landelijk meetnet van TNO
schaal 1 : 25.000 LOCATIEOVERZICHT EN PEILBUISLOCATIES TNO VERVANGING 24" RRP LEIDING TE GRIENDTSVEEN
Opdr. : 1113-0071-000 Bijlage : A1
stijghoogte (m tov NAP)
Opdracht:
VERVANGING 24" RRP LEIDING TE GRIENDTSVEEN
Bijlage:
m tov NAP m tov NAP van ? tot ? Filterafstelling: 188690 384680 x-coord. y-coord.
B52C0370 01
TIJD-STIJGHOOGTEGEGEVENS PEILBUIZEN TNO
Peilbuisnummer: B52C0370 01 Maaiveldhoogte: 31.95 m tov NAP
m tov NAP m tov NAP 14.74 13.80 van tot 188690 384680
Filterafstelling:
31.25 31.00 30.75 30.50 30.25 30.00 29.75 29.50 29.25 29.00 28.75 28.50
28.25
28.50
28.75
29.00
29.25
29.50
29.75
feb-03 feb-02 jan-01 jan-00 jan-99 jan-98 jan-97 jan-96 jan-95 jan-94 jan-93 jan-92 jan-91 jan-90 jan-89 jan-88 jan-87 jan-86 jan-85 jan-84 jan-83 jan-82 jan-81 jan-80 jan-79 jan-78 jan-77 jan-76 jan-75 jan-74 jan-73 jan-72 jan-71 jan-70 jan-69 jan-68 jan-67 jan-66 jan-65 jan-64 jan-63 jan-62 jan-61 jan-60
x-coord. y-coord.
B52C0008 01 30.00
30.25
B52C0008 01 Peilbuisnummer: Maaiveldhoogte: 31.97 m tov NAP
Referentie: NAP
1-1-1960 tot: TNO
DINO Grondwater
Periode van:
Tijd-stijghoogtelijnen
1-3-2003
feb-03 feb-02 jan-01 jan-00 jan-99 jan-98 jan-97 jan-96 jan-95 jan-94 jan-93 jan-92 jan-91 jan-90 jan-89 jan-88 jan-87 jan-86 jan-85 jan-84 jan-83 jan-82 jan-81 jan-80 jan-79 jan-78 jan-77 jan-76 jan-75 jan-74 jan-73 jan-72 jan-71 jan-70 jan-69 jan-68 jan-67 jan-66 jan-65 jan-64 jan-63 jan-62 jan-61 jan-60
1113-0071-000 A2.1
stijghoogte (m tov NAP)
Opdracht:
VERVANGING 24" RRP LEIDING TE GRIENDTSVEEN
Bijlage:
m tov NAP m tov NAP 30.76 30.66 van tot Filterafstelling: 190250 384015 x-coord. y-coord.
B52D0581 01 32.50 32.25 32.00 31.75 31.50 31.25 31.00 30.75 30.50 30.25
TIJD-STIJGHOOGTEGEGEVENS PEILBUIZEN TNO
Peilbuisnummer: B52D0581 01 Maaiveldhoogte: 32.31 m tov NAP
m tov NAP m tov NAP 27.23 van ? tot Filterafstelling: 189780 384920 x-coord. y-coord.
B52C0454 01 31.50 31.25 31.00 30.75 30.50 30.25 30.00 29.75 29.50 29.25 29.00 28.75 28.50 28.25 28.00
B52C0454 01 Peilbuisnummer: Maaiveldhoogte: 31.42 m tov NAP
Referentie: NAP
1-3-2003 1-1-1960 tot: TNO
Periode van:
Tijd-stijghoogtelijnen DINO Grondwater
feb-03 feb-02 jan-01 jan-00 jan-99 jan-98 jan-97 jan-96 jan-95 jan-94 jan-93 jan-92 jan-91 jan-90 jan-89 jan-88 jan-87 jan-86 jan-85 jan-84 jan-83 jan-82 jan-81 jan-80 jan-79 jan-78 jan-77 jan-76 jan-75 jan-74 jan-73 jan-72 jan-71 jan-70 jan-69 jan-68 jan-67 jan-66 jan-65 jan-64 jan-63 jan-62 jan-61 jan-60
stijghoogte (m tov NAP)
feb-03 feb-02 jan-01 jan-00 jan-99 jan-98 jan-97 jan-96 jan-95 jan-94 jan-93 jan-92 jan-91 jan-90 jan-89 jan-88 jan-87 jan-86 jan-85 jan-84 jan-83 jan-82 jan-81 jan-80 jan-79 jan-78 jan-77 jan-76 jan-75 jan-74 jan-73 jan-72 jan-71 jan-70 jan-69 jan-68 jan-67 jan-66 jan-65 jan-64 jan-63 jan-62 jan-61 jan-60
1113-0071-000 A2.2
Periode van:
sep-02
aug-02
jul-02
x-coord. y-coord.
189657 384862
B52C0455 01
1-7-2002 tot: 1-1-2003
Filterafstelling:
Tijd-stijghoogtelijnen
nov-02
stijghoogte (m tov NAP)
B52C0455 01 Peilbuisnummer: Maaiveldhoogte: 30.96 m tov NAP
29.25
29.50
29.75
30.00
30.25
30.50
TNO
DINO Grondwater
van ? tot
27.23
m tov NAP m tov NAP
Referentie: NAP
dec-02
okt-02
TIJD-STIJGHOOGTEGEGEVENS PEILBUIZEN TNO
Opdracht:
VERVANGING 24" RRP LEIDING TE GRIENDTSVEEN
Bijlage:
1113-0071-000
A2.3
384800
384700 384350 384600
-0.05
5 .0 -0
384500
0,05
-0.1
384300
-0.9 --1 1..1 2
-1
.8 -0
0,1 384400
384250
-0.1
384000
4
-0 .0
5
384100
-0. 1
-0.05
-0 .
Copyright © Topografische Dienst, Emmen
-0. 3
-0.05
384200
-0 .3
0,2 -0.2
2 .4 -0. -0
384300
7 -0. 6 -0. -0.5
384200
384150 188800
188850
188900
188950
189000
schaal 1 : 2.500
383900
383800 188400 188500 188600 188700 188800 188900 189000 189100 189200 189300 189400 189500
Verlagingen van de grondwaterstand en stijghoogte (t.o.v. gemiddelde stijghoogte)
schaal 1 : 7.500
VERLAGINGEN IN DE OMGEVING VOOR DEELTRAJECT 1D VERVANGING 24" RRP LEIDING TE GRIENDTSVEEN
Opdr. : 1113-0071-000 A3 Bijlage :