Textes de base
BENELUX
Basisteksten
12e aanvulling
12e supplément
15.11.1966
TOME 1
DEEL 1 Vervangen
Remplacer:
Unieverdrag: blz. 15, 44, 47, 51, 52, 53-56
p. 15, 44, 47, 51, 52, 53-56
Interparlementaire Raad:
' blz. 4, 18 Aanbestedingen : blz.
Traité d'Union Conseil Interparlementaire p. 4, 18 Adjudications: p. 1, 10-14
10-14 Invoegen: (na de rubriek « Landbouw »)
Insérer: (après la rubrique « Agriculture »)
Begroting van de Unie: geel schutblad, blz. 1-9
page de garde jaune, p. 1-9
DEEL **
TOME **
Ministeriële Beschikkingen (blz. 2-500)
Décisions ministérielles:
Vervangen:
Remplacer première page avec, au verso, «Inhoud» Sommaire : p. V, VI p. 50, 78-84, 93, 126-149, 164-233, 236-239, 299-302, 362-414, 450-467
titelpagina met op de keerzijde de eerste blz. van inhoud Inhoud: blz. V, VI
blz. 50, 78-84, 93, 126-149, 164-233, 236-239, 299-302, 362-414, 450-467 .
Budget de l'Union:
(p. 2-500)
Z.O.Z.
T.S.V.P.
Bewaar telkens de laatste aanvullingsopgave! U kunt dan steeds nagaan tot en met welke aanvulling Uw bokwerk is bijgewerkt.
Conservez toujours le dernier relevé de suppléments Ainsi vous pourrez vérifier à chaque instant jusqu'à quel point votre recueil est à jour. SECRETARIAAT - GENER AAL BENELUX, REGENTSCHAPSSTRAAT 39, BRUSSEL I SECRETARIAT GENERAL BENELUX, 39, RUE DE LA REGENCE , BRUXELLES I Imprimerie Wellens-Pay sla - Bruxelles 2
DE EL***
TOME ***
Ministeriële Beschikkingen: (vanaf blz. 501)
Décisions ministérielles (à
Invoegen:
Insérer
wit schutblad titelpagina en Inhoud blz. I,
blz. 501-591
page de garde blanche première page avec, au verso, « Inhoud » p. I, p. 501-591
Warenmerken:
Marques de produits:
Invoegen:
Insérer: Après la page de garde jaune : la première page «Marques de produits » et P. 1
Na geel schutblad : titelpagina « Warenmerken» en blz. 1
Overbrengen naar Deel**** « Juridische Zaken » : blz. 2 t/m 44 (Benelux -Hof) Vervallen: Juridische Zaken: blz. I en 1
DEEL
.
partir de la p. 501)
Transférer au Tome « Affaires juridiques » : p. 2 à 44 (Cour Benelux) Supprimer:
Affaires juridiques p. I et 1
TOME ****
Juridische Zaken:
Affaires juridiques
Invoegen:
Insérer:
titelpagina en Inhoud blz. I
première page et Contenu p. I
Beneluxhof:
Cour Benelux:
rood schutblad titelpagina en blz. 1, la blz. 2-44 van Deel «• (Benelux-Hof) p.s. : de blz. 45 e.v. (Aanvullend Protocol en Procesverbaal) worden opgenomen in de 13° aanvulling
page de garde rouge première page et p. 1, la p. 2-44 du Tome *** (Cour Benelux) p.s. : les pages 45 et suiv. (Protocole additionnel et Procès-verbal) sont reprises dans le 13° supplément.
Verzekering motorrijtuigen:
Assurance automobiles:
Invoegen: (na Beneluxhof)
Insérer: (après Cour Benelux) page de garde verte première page p. 1 à 52
groen schutblad titelpagina blz. 1 t/m 52
PAN CM 01 M 10 921aq ti CD —
9. o el o
.
0
Ie
OVEREENKOMST TER UITVOERING VAN ARTIKEL 37, LID 2 TOT HET VERDRAG TOT INSTELLING VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE
CONVENTION CONCLUE EN EXECUTION DE L'ARTICLE 37, ALINEA 2 DU TRAITE INSTITUANT L'UNION ECONOMIQUE BENELUX
0
BEGROTING VAN DE UNIE
2 OVEREENKOMST
TER UITVOERING VAN ARTIKEL 37, LID 2 VAN HET VERDRAG TOT INSTELLING VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE
Preambule
De Regering van het Koninkrijk België, De Regering van het Groothertogdom Luxemburg en De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, Gelet op het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, ondertekend te 's-Gravenhage op 3 februari 1958 en met name artikel 37, lid 2; Zijn het volgende overeengekomen
HOOFDSTUK I
Het toezicht op de uitvoering der begrotingen
Artikel 1 Teneinde het toezicht op de uitvoering van de begroting van de instellingen van de Unie mogelijk te maken, stelt de Raad van de Economische Unie het Financieel Reglement van het Secretariaat-Generaal op en legt dit ter goedkeuring voor aan het Comité van Ministers. Benelux, 1 2de aanvulling
BUDGET DE L'UNION
2 CONVENTION CONCLUE EN EXECUTION DE L'ARTICLE 37, ALINEA 2 DU TRAITE INSTITUANT L'UNION ECONOMIQUE BENELUX -
Préambule Le Gouvernement du Royaume de Belgique, Le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg et Le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas, Vu le Traité instituant l'Union Economique Benelux signé à La Haye le 3 février 1958, et notamment l'article 37, alinéa 2
Sont convenus des dispositions suivantes
CHAPITRE I
Le contrôle de l'exécution des budgets Article 1 Afin de permettre le contrôle de l'exécution du budget des institutions de l'Union, le Conseil de l'Union économique établit le Règlement financier du Secrétariat général, qu'il soumet à l'approbation du Comité de Ministres.
Benelux,
12me supplément
BEGROTING VAN
DE UNIE
3 Dit reglement bevat in het bijzonder bepalingen -omtrent a) de kenmerken van de begroting met betrekking tot de universaliteit en de onderverdeling in artikelen b) de data waarop de ontwerp-begroting door de Secretaris-Generaal wordt ingediend en door elk der organen, welke belast zijn met het
Ie
onderzoek daarvan, wordt doorgezonden
e) de regelen voor het financiële en het administratieve beheer
d) het aanbrengen van wijzigingen in de begroting in de loop van het jaar. Artikel 2 Ten behoeve van het toezicht op de uitvoering van de begroting van de instellingen van de Unie, wijst het Comité van Ministers drie commissarissen aan, respectievelijk van Belgische, Luxemburgse en Nederlandse nationaliteit.
Artikel S De commissarissen controleren zowel de rechtmatigheid als de doelmatigheid van de beheershandelingen. Zij oefenen hun toezicht ter plaatse uit. Hiertoe hebben zij gedurende de voorgeschreven werktijd vrije toegang tot de lokalen van het Secretariaat-Generaal. Zij kunnen zich door het Secretariaat-Generaal alle bescheiden, inlichtingen en toelichtingen met betrekking tot de inkomsten en de uitgaven doen verstrekken. Zij mogen zich niet mengen in het Benelux, 1 2de aanvulling
Ie
BUDGET DE L'UNION
Ce règlement doit notamment prévoir:
a) les caractéristiques du budget sous le rapport de l'universalité et de la division en articles
.
b) les dates auxquelles le projet du budget doit être présenté par le Secrétaire général et transmis par chacun des organes chargés de l'examiner c) les règles fixant la gestion financière et administrative d) la procédure en vue d'apporter des modifications au budget dans le courant de l'année.
Article 2 En vue du contrôle de l'exécution du budget des institutions de l'Union, le Comité de Ministres désigne trois commissaires, respectivement de nationalité belge, luxembourgeoise et néerlandaise.
Article S .
Les commissaires contrôlent tant la légalité que l'opportunité des opérations. Ils exercent leur contrôle sur place. A cette fin, ils ont libre accès, pendant les heures réglementaires, dans les locaux du Secrétariat général. Ils ont le droit de se faire fournir par le Secrétariat général tous documents, renseignements et éclaircissements relatifs aux recettes et aux dépenses. Ils ne peuvent pas s'immiscer dans la Benelux, 12me supplément
BEGROTING VAN DE UNIE Fi
beheer van het Secretariaat-Generaal, noch opdrachten geven om de werkzaamheden te verhinderen of op te schorten. Artikel
4
In de tweede maand van elke kwartaal brengen de commissarissen rapport uit over de uitvoering van de begroting gedurende het voorafgaande kwartaal. Zij nemen in hun rapporten alle opmerkingen en aanbevelingen op, die kunnen bijdragen tot besparingen, tot een doelmatiger organisatie van het Secretariaat-Generaal of tot een zuiniger werkwijze daarvan. Artikel 5
De commissarissen zenden hun rapporten aan de Raad van de Economische Unie, door tussenkomst van het Secretariaat-Generaal. Artikel 6
De Secretaris-Generaal zendt de rapporten van de commissarissen binnen 14 dagen door. Hij kan daarbij zijn zienswijze omtrent de opmerkingen en aanbevelingen kenbaar maken. Artikel 7
De Raad van de Economische Unie legt de rapporten van de commissarissen, samen met zijn beschouwingen, voor aan het Comité van Ministers. Artikel 8
Zo spoedig mogelijk na afloop van elk kwartaal, zendt het Comité van Ministers, onder medeBenelux 1 2de aanvulling
BUDGET DE L'UNION
4 gestion du Secrétariat général, ni donner des ordres tendant à empêcher ou à suspendre les opérations.
Article 4
la
Dans le courant du deuxième mois de chaque l'exécution les commissaires font rapport sur l'exécution du budget au cours du trimestre précédent. Ils signalent dans leurs rapports toutes remarques et suggestions susceptibles de réaliser des économies, d'améliorer l'organisation du Secrétariat général ou d'en assurer un fonctionnement plus économique.
Article 5 Les commissaires transmettent leurs rapports au Conseil de l'Union économique par l'intermédiaire du Secrétariat général.
Article 6 Le Secrétaire général fait suivre les rapports des commissaires dans les 15 jours. Il lui est loisible d'y joindre ses considérations au sujet des remarques et des 'suggestions.
Article 7 Le Conseil de l'Union économique transmet les rapports des commissaires au Comité de Ministres, avec ses considérations.
Article 8 Le plus tôt possible après l'expiration de chaque trimestre, le Comité des Ministres fait Benelux, 1 2me supplément
BEGROTING VAN DE UNIE
5 deling van de terzake genomen beslissingen, een exemplaar van het rapport van de commissarissen aan het Belgisch Rekenhof, aan de Luxemburgse Rekenkamer en aan de Nederlandse Algemene Rekenkamer.
Artikel 9 Voor zover zij zulks nodig oordelen, kunnen het Belgische Rekenhof, de Luxemburgse Rekenkamer en de Nederlandse Algemene Rekenkamer zich door onderzoek ter plaatse alle nadere gegevens verschaffen.
Artikel 10 De commissarissen brengen elke ernstige onre* gelmatigheid, die bij hun onderzoek blijkt, terstond ter kennis van de personen, genoemd in artikel 26, lid 2, van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie. Deze personen doen in voorkomend geval aan het Comité van Ministers voorstellen voor de terzake te nemen maatregelen. In geval van misdaad of wanbedrijf in de zin van de Belgische strafwet, geeft het Comité van Ministers daarvan kennis aan de Belgische Minister van Justitie.
HOOFDSTUK II
Het afsluiten van de rekeningen
Artikel 11 De Secretaris-Generaal legt jaarlijks v66r 31 januari rekening en verantwoording af van zijn beheer. Benelux, 12de aanvulling
BUDGET DE L'UNION
5 parvenir à la Cour des Comptes de Belgique, à la Chambre des Comptes du Luxembourg et à la Chambre générale des Comptes des Pays-Bas un exemplaire du rapport des commissaires. Il y joint une copie des décisions prises.
Article 9 Pour autant qu'elles le jugent utile, la Cour des Comptes de Belgique, la Chambre des Comptes du Luxembourg et la Chambre générale des Comptes des Pays-Bas peuvent recueillir sur place tous éléments complémentaires.
Article 10 Les commissaires sont tenus de signaler sur le champ aux personnes désignées à l'article 26, paragraphe 2, du Traité instituant l'Union économique Benelux, toute irrégularité grave relevée au cours de leurs vérifications.
le
Le cas échéant, ces personnes proposent au Comité des Ministres les mesures nécessaires. Pour le cas où seraient relevés des crimes ou des délits au regard de la loi pénale belge, le Comité des Ministres en réfère au Ministre de la Justice en Belgique.
CHAPITRE II L'arrêt des comptes
Article 11 Annuellement, avant le 31 janvier, le Secrétaire général rend compte de sa gestion.
Benelux, 1 2me supplément
BEGROTING VAN DE UNIE
6 Artikel 12
De rekening houdt in a) het saldo der vlottende middelen op 1 januari van het afgelopen' jaar b) alle ontvangsten en uitgaven gedaan in de loop van het jaar, gerangschikt en gespecificieerd naar de ondérverdeling van de begroting; c) het saldo der vlottende middelen op 31 december d) een vergelijkende staat van de in de begroting opgenomen bedragen en van de werkelijke ontvangsten en betalingen e) een staat van de verplichtingen waarvoor op 31 december nog geen betaling is geschied. Artikel 13
De rekening en verantwoording wordt aan de commissarissen voorgelegd ter bijvoeging bij hun rapport over het 40 kwartaal. Artikel 14
De artikelen 11, 12 en 13 zijn van overeenkomstige toepassing bij het beëindigen van de ambtsbezigheden van de Secretaris-Generaal in de loop van een jaar. Artikel 15 Het afsluiten van de rekening geschiedt door het Comité van Ministers, dat aan de SecretarisGeneraal décharge kan verlenen. Benelux, 1 2de aanvulling
BUDGET DE L'UNION
6 Article 12 Le compte de gestion présente a) la situation de l'encaisse au 1" janvier de l'année écoulée
la
b) les recettes et les dépenses de toute nature, faites dans le courant de l'année et classées d'après les divisions du budget; e) la situation de l'encaisse au 31 décembre d) un état comparatif des sommes portées au budget et des recettes et paiements réels e) un état des dépenses engagées, mais non encore payées au 31 décembre. Article 13 Le compte de gestion est soumis aux commissaires pour être annexé à leur rapport relatif au 40 trimestre.
.
Article 14 Les dispositions des articles 11 à 13 sont applicables mutatis mutandis en cas de cessation des fonctions du Secrétaire général dans Ie courant d'une année. Article 15 Le compte de gestion est arrêté par le Comité des Ministres, à qui il appartient d'accorder décharge au Secrétaire général. Benelux, 1 2me supplément
BEGROTING VAN DE UNIE
7 Artikel 16
De beslissing tot het afsluiten van de rekening wordt v56r 16 juni van elk jaar ter kennis gebracht van het Belgische Rekenhof, van de Luxemburgse Rekenkamer en van de Nederlandse Algemene Rekenkamer. .
Indien aan de Secretaris-Generaal geen décharge kan worden verleend, stelt het Comité van Ministers het Rekenhof en de Rekenkamers op de hoogte van het gevolg dat aan zijn beslissing is gegeven.
HOOFDSTUK III
Het toekennen van de noodzakelijke voorschotten Artikel 17
De Belgische Regering verleent aan het Secretariaat-Generaal een voorschot tot ten hoogste een derde deel van de in de laatste goedgekeurde begroting toegestane uitgaven. Artikel 18 V66r de zestiende van de eerste maand van elk kwartaal stort elke Regering bij het SecretariaatGeneraal een vierde deel van haar aandeel in het bedrag waarmede in de begroting van het lopende jaar de uitgaven de ontvangsten overschrijden.
Na het afsluiten van de rekening wordt het in voorkomend geval te veel gestorte in mindering gebracht op de storting voor het volgende kwartaal. Benelux, lIde aanvulling
BUDGET DE L'UNION
7 Article 16
•
Dans la première quinzaine du mois de juin de chaque année, la décision portant arrêt du compte relatif à l'année précédente est communiquée à la Cour des Comptes de Belgique, à la Chambre des Comptes du Luxembourg et à la Chambre générale des Comptes des Pays-Bas. Si le Secrétaire général a été constitué en débet, le Comité de Ministres informe la Cour et les Chambres des Comptes de la suite donnée à sa décision.
CHAPITRE III
L'octroi des avances nécessaires Article 17 Le Gouvernement belge accorde au Secrétariat général une avance dont le montant n'excède pas un tiers des dépenses autorisées par le dernier budget approuvé. Article 18 .
Dans la première quinzaine de chaque trimestre, chaque Gouvernement verse au Secrétariat général le quart de sa quote-part dans l'excédent des dépenses sur les recettes, tel que celui-ci apparaît au budget de l'année en cours.
Après l'arrêt du compte, les sommes éventuellement versées en trop sont portées en déduction du versement à opérer pour le trimestre suivant.
Benelux, 1 2me supplément
BEGROTING VAN DE UNIE
8 HOOFDSTUK IV
De verdeling
Artikel 19 Elk jaar wordt het bedrag, waarmede, blijkens de door het Comité van Ministers afgesloten rekening, de uitgaven de ontvangsten overschrijden, in de volgende verhouding tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen verdeeld België
48,5 procent
Luxemburg Nederland
3,- procent 48,5 procent
HOOFDSTUK V
Slotbepalingen Artikel 20 Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen bij het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie worden nedergelegd. Zij zal in werking treden op de dag, volgende op de dag van nederlegging van de derde akte van bekrachtiging (*) en zij zal even lang van kracht blijven als het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie. Het bepaalde in artikel 19 vindt evenwel toepassing met ingang van 1 januari 1962. (*) zie blz. 9. Benelux, 12de aanvulling
BUDGET DE L'UNION
8 CHAPITRE IV La répartition
Article 19
•
Pour chaque année l'excédent des dépenses sur les recettes, tel que cet excédent résulte du compte arrêté par le Comité de Ministres, est réparti entre les Hautes Parties Contractantes dans les proportions suivantes 48,5
Belgique Luxembourg
p.c.
3,- P.C. 48,5 P.C.
Pays-Bas
CHAPITRE V
Dispositions finales
Article 20
ib
La présente convention sera ratifiée et les instruments de ratification seront déposés auprès du Secrétariat général de l'Union économique Benelux.
(*) dépot
Elle entrera en vigueur le lendemain du du troisième instrument de ratification et restera en vigueur aussi longtemps que le Traité instituant l'Union économique Benelux. Toutefois les dispositions de l'article 19 sont applicables à partir du 1° janvier 1962. (*) voir p. 9.
Benelux, 12me supplément
BEGROTING VAN DE LINIE
9 TEN BLIJKE WAARVAN de daartoe Gevolmachtigden deze Overeenkomst hebben ondertekend. GEDAAN te Brussel, 14 januari 1964 in drievoud, in de Nederlandse en in de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek. Voor het Koninkrijk België
:
(w.g.) FAYAT
Voor het Groothertogdom Luxemburg (w.g.) DLJMONT
Voor het Koninkrijk der Nederlanden (w.g.) TEXEIRA DE MATTOS
Neerlegging van de bekrachtigingsoorkonden: België: 2 maart 1966. Luxemburg : 25 november 1965. Nederland : 30 juli 1965. Overeenkomstig artikel 20 is de Overeenkomst in werking getreden op 3 maart 1966, met uitzondering van het bepaalde in artikel 19, dat voor de eerste maal is toegepast over het jaar 1962.
Benelux, 1 2cle aanvulling
Ie
BUDGET DE L'UNION
9 EN FOI DE QUOI les Plénipotentiaires dûment autorisés ont signé la présente Convention.
•
FAIT à Bruxelles, le 14 janvier 1964 en triple exemplaire, en langues française et néerlandaise, les deux textes faisant également foi. Pour le Royaume de Belgique: (s.) FAYAT
Pour le Grand-Duché de Luxembourg (s.) DUMONT
Pour le Royaume des Pays-Bas (s.) TEXEIRA DE MATTOS
Dépôt des instruments de ratification Belgique: le 2 mars 1966. Luxembourg: ie 25 novembre 1965. Pays-Bas le 30 juillet 1965. :
Conformément à son article 20, la Convention est entrée en vigueur le 3 mars 1966, à l'exception des dispositions de l'article 19, qui ont été appliquées pour la première fois à l'année 1962.
Benelux, 1 2me supplément
• 5
CD
ciq
Ô
*
DEEL*** 'MINISTERIELE BESCHIKKINGEN vanaf 25 oktober 1965 blz. 501
en volgende
WARENMERKEN
TOME ***
DECISIONS MINISTERIELLES
le
à partir du. 25 octobre 1965 pages 501 et suivantes
MARQUES DE PRODUITS
Benelux, 1 2de aanvulling
Benelux, 1 2me supplément
INHOUD I
...
blz. 501
Wijziging van Beschikking M (60) 13 tot instelling van een Werkgroep en van een Bijzondere Commissie ter uitvoering van de Overeenkomst inzake de verlegging van de personencontrole naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied ............. (M (65) 11)
507
........
509
Geëvaporeerde en gecondenseerde melk (M (65) 6)
. •
Draagbare blustoestellen (M (65) 12)
Werkzaamheden van loonspuiters (M (65) 17)
.....
531
Lijst van beperkingen op het vrije handelsverkeer, bedoeld in artikel 10 van de Overgangsovereenkomst (M (65) 18))
535
Verlenging van de tijdvakken bedoeld in de artikel 9 en 10 van de Overgangsovereenkomst (M. (65) 19) .....
536
Gemeenschappelijke handelspolitiek
(M (66) 1)
. . . .
537
Lijst van beperkingen op het vrije handelsverkeer, bedoeld in artikel 10 van de Overgangsovereenkomst (M (66) 3)
540
Acetyleenontwikkelaars, terugslagveiligheden en reduceertoestellen (M (66) 5) ..............
550
Wederzijdse erkenning van vergunningen en het uitwisselen van gegevens tussen de bevoegde diensten inzake invoer, vervoer, doorvoer en distributie van radioactieve stoffen (M (66) 7) ..................
562
Vitaminering van eet- en drinkwaren (M (66) 8)
567
. . . .
Beneluxlijst van de landbouwprodukten en voedingsmiddelen waarop hoofdstuk 3 van de Overgangsovereenkomst van toepassing is (M (66) 10) ............
. . . . . . . . .
568
Verlenging van de tijdvakken bedoeld in de artikelen 22 en 23 van de Overgangsovereenkomst (M (66) 11)
584
Type-goedkeuring van wegvoertuigen (M (66) 12)
585
Wederzijdse erkenning van vergunningen en het uitwisselen van gegevens tussen de bevoegde diensten inzake het nietmilitaire vervoer van explosieve stoffen (M (66) 16)
588
Benelux, 1 2de aanvulling
•
CONTENU I
Laits concentrés sucrés ou non (M (65) 6)
ob
......
501
Modification de la décision M (60) 13 instituant un Groupe de travail et une Commission spéciale en vue de l'exécution de la Convention concernant le transfert du contrôle des personnes vers les frontières extérieures du territoire du Benelux (M (65) 11)
507
(M (65) 12)
509
..............
Extincteurs portatifs
.........
Activités des entrepreneurs de pulvérisation (M (65) 17)
.
531
Liste des entraves à la libre circulation des marchandises, visée à l'article 10 de la Convention transitoire (M (65) 18)
535
Prorogation des périodes stipulées aux articles 9 et 10 de la Convention transitoire (M (65) 19)
536
........
Politique commerciale commune
(M (66) 1)
.....
Liste des entraves à la libre circulation des marchandises, visée à l'article 10 de la Convention transitoire (M (66) 3) Générateurs d'acétylène, (M (66) 5)
clapets
d'arrêt
et
537 540
détendeurs
..................
550
Reconnaissance réciproque des autorisations entre les administrations compétentes concernant l'importation, le transport, le transit et-la distribution de substances radioactives •(M (66) 7)
562
Vitamination des boissons et denrées alimentaires (M (66) 8)
567
Liste Benelux des produits agricoles et alimentaires auxquels s'applique le chapitre 3 de la Convention transitoire (M (66) 10)
568
Prorogation des périodes stipulées aux articles 22 et 23 de la Convention transitoire (M (66) 11)
584
Agréation des véhicules routiers (M (66) 12)
585
..................
..................
........
.....
Reconnaissance réciproque des autorisations et l'échange entre les administrations compétentes de renseignements concernant le transport non militaire d'explosifs (M (66) 16)
588
Benelux, izme supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
501 AANBEVELING
VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE INZAKE DE HARMONISATIE DER WETGEVINGEN BETREFFENDE GEEVAPOREERDE EN GECONDENSEERDE MELK
(M (65) 6)
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 3 en 6 van het Unieverdrag, Gelet op artikel 9 van de Overgangsovereenkomst, Overwegende, dat de wetgevingen inzake geëvaporeerde en gecondenseerde melk dienen te worden geharmoniseerd, Beveelt aan
Enig artikel De Regeringen der drie Beneluxlanden worden uitgenodigd hun wetgevingen inzake geëvaporeerde en gecondenseerde melk aan te passen aan bijgaand Reglement, met het oog op de inwerkingtreding daarvan, uiterlijk op 1 juli 1966, behalve voor de inhoudsmaten van flessen als bedoeld onder punt IV, 1 a) en 2 a), van het Reglement, waarvoor de bepalingen uiterlijk op 1 juli 1968 van kracht zullen worden. Gedaan te Brussel, op 25 oktober 1965.
De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) E. COLLING Benelux, 12de aanvulling
•
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
501 RECOMMANDATION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A L'HARMONISATION DES LEGISLATIONS EN MATIERE DE LAITS CONCENTRES SUCRES OU NON (M (65) 6) . Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu les articles 3 et 6 du Traité d'Union, Vu l'article 9 de la Convention transitoire, Considérant qu'il convient de réaliser l'harmonisation des législations relatives aux laits concentrés sucrés ou non, Recommande
Article unique Les Gouvernements des trois pays du Benelux sont invités à adapter leurs législations en matière de laits concentrés sucrés ou non au Règlement ci-annexé, en vue de leur mise en vigueur, au plus tard, le 1 juillet 1966, sauf pour les contenances des bouteilles dont il est question au point IV, 1 a) et 2 a) du Règlement et pour lesquelles l'entrée en vigueur se fera le 1 juillet 1968 au plus tard. Fait à Bruxelles, le> 25 octobre 1965. Le Président du Comité de Ministres, (s.) E. COLLING Benelux, 12me supplément
MINISrERIËLE BESCHIKKINGEN
502 REGLEMENT INZAKE GËEVAPOREERDE EN GECONDENSEERDE MELK (M (65) 6, Bijlage)
I. DEFINITIES
1. Geevaporeerde melk Vloeibaar produkt, uitsluitend verkregen door de gedeeltelijke onttrekking van water aan melk.
2. Gecondenseerde melk met suiker Produkt, uitsluitend verkregen door de gedeeltelijke onttrekking van water aan melk met suiker.
U. BENAMINGEN EN NORMEN 1. Geëvaporeerde volle melk a) Verplichte aanduiding van de naam van de waar op de verpakking: Geëvaporeerde volle melk b) Vet tenminste 7,8 % c) Droge stof afkomstig van melk : tenminste 25,9 % d) Vet in droge stof: ten hoogste 45,0 % 2. Geëvaporeerde afgeroomde melk
a) Verplichte aanduiding van de naam van de waar op de verpakking: Geëvaporeerde afgeroomde melk Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
502
REGLEMENT CONCERNANT LES LAITS CONCENTRES SUCRES OU NON (M (65) 6, Annexe)
s
I. DEFINITIONS
1. Lait concentré Produit liquide obtenu uniquement par l'élimination partielle de l'eau du lait.
2. Lait concentré sucré Produit obtenu uniquement par l'élimination partielle de l'eau du lait additionné de sucre.
II. DENOMINATIONS ET NORMES 1. Lait entier concentré a) Mention obligatoire de la dénomination du produit sur l'emballage Lait entier concentré ou lait entier évaporé b) Matière grasse: 7,8 % minimum C) Matière sèche en provenance du lait 25,9 % minimum d) Graisse dans la matière sèche : 45,0 % maximum 2. Lait écrémé concentré a) Mention obligatoire de la dénomination du produit sur l'emballage : Lait écrémé concentré ou lait écrémé évaporé Benelux, 12rne supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
503 b) Droge stof afkomstig van melk : tenminste 20,0 %
3. Gecondenseerde volle melk met suiker a) Verplichte aanduiding van de naam van de waar op de verpakking: Gecondenseerde volle melk met suiker b) Vet : tenminste 8,0 % c) Droge stof afkömstig van melk : tenminste 28,0 %
4. Gecondenseerde afgeroomde melk met suiker a) Verplichte aanduiding van de naam van de waar op de verpakking : Gecondenseerde afgeroomde melk met suiker b) Droge stof afkomstig van melk : tenminste 24,0 % 5. Algemene bepalingen voor geëvaporeerde en
gecondenseerde melk a) Aan de waren in dit Reglement bedoeld mogen geen andere stoffen zijn toegevoegd dan de hierna vermelde : chloriden,
carbonaten, fosfaten en citraten van natrium en van calcium gebruikt als stabilisatoren voor ten hoogste 0,2 % in totaal b) Melkzuur of lactaten mogen in deze waren
slechts in sporen aanwezig zijn, zoals deze worden bepaald door de vast te stellen methode van onderzoek c) Bacteriologische eisen 10
afwezigheid van pathogene microorganismen; 20 indien de aanduiding « Gepasteuriseerd » is gebezigd voor geëvaporeerde melk, moet de waar een warmtebe -
Benelux,
I2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
503 b) Matière sèche en provenance du lait 20,0 % minimum
3. Lait entier concentré sucré a) Mention obligatoire de la dénomination du produit sur l'emballage : Lait entier concentré sucré ou lait entier condensé sucré b) Matière grasse: 8,0 % minimum C) Matière sèche en provenance du lait 28,0 % minimum 4. Lait écrémé concentré sucré a) Mention obligatoire de la dénomination du produit sur l'emballage : Lait écrémé concentré sucré ou lait écrémé condensé sucré b) Matière sèche en provenance du lait 24,0 % minimum 5. Dispositions générales pàur les laits concentrés
••
a) Aucune autre substance que celles énumérées ci-après ne peut avoir été additionnée aux denrées visées au présent Règlement chlorures,, carbonates, phosphates et citrates de sodium et de calcium utilisés comme stabilisateurs en quantité maximum au total de 0,2 % b) L'acide lactique ou lactates ne peuvent être présents dans ces denrées qu'à l'état de traces, telles qu'elles sont définies par la méthode d'analyse à déterminer 'e) 'Critères bactériologiques l'absence de micro-organismes pathogènes 20 si le lait concentré non sucré porte l'indication « Pasteurisé », le produit • doit avoir subi un traitement thermiBenelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
504 handeling hebben ondergaan en voldoen aan de volgende eisen aa) kweekbare coli-achtige bacteriën mogen in 1 ml, niet aantoonbaar zijn, bb) het aantal kweekbare microorganismen mag niet meer dan 25.000 per ml bedragen, cc) fosfatase moet afwezig zijn 30
indien de aanduiding « Gesteriliseerd » is gebezigd voor geëvaporeerde melk, moet de waar een warmtebehandeling hebben ondergaan en voldoen aan de volgende eisen aa) na vijf dagen bewaren bij 30 ± 10 C in de oorspronkelijke verpakking mag geen bederf zijn waar te nemen, bb) na vijf dagen bewaren bij 30 ± 10 C in de oorspronkelijke verpakking mag het aantal kweekbare micro-organismen niet meer dan 100 per' ml bedragen.
III. VEREISTE AANDUIDINGEN OP DE VERPAKKING 1. De aanduidingen van de naam en het adres, • overeenkomstig Aanbeveling M (64) 7 van het Comité van Ministers. 2. Aanduidingen betreffende de samenstelling a) Vetgehalte in % van het gewicht b) Gehalte aan vetvrije droge stof uit de melk in % van het gewicht 3. Netto-gewicht of netto-inhoud Benelux.
l2de aanvulling
Ie
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
504 que et répondre aux critères ci-après aa) absence dans 1 ml de bactéries
coliformes revivifiables,
•
bb) le nombre de micro-organismes revivifiables ne peut dépasser 25.000 par ml, cc) la phosphatase doit être absente 3° si le lait concentré non sucré porte l'indication « Stérilisé », le produit doit avoir subi un traitement thermique et répondre aux conditions ci-après aa) aucune altération ne peut être observée après conservation dans l'emballage original et durant cinq jours, à la température de 30 ± 1°C, bb) après conservation dans l'emballage original et durant cinq jours à une température de 30 ± 1° C, le nombre de micro-organismes cultivables par ml ne peut dépasser 100.
.
111. INDICATIONS REQUISES SUR L'EMBALLAGE 1. Les indications relatives au nom et à l'adresse, conformément à la Recommandation du Comité de Ministres M (64) 7. 2. Indications concernant la composition a) Teneur de la matière grasse en % du poids b) Teneur en matière sèche dégraissée en provenance du lait en % du poids 3. Poids net où contenu net Benelux, 12me supplément
M1NISTERILE BESC}ilKKINGEN
505 4. Verdunningsvoorschriften Verdunningsvoorschriften, vereist op verpakkingen bevattende 3 kg en minder, behalve op flessen a) voor de geëvaporeerde volle melk het verdunningsvoorschrift moet aangeven het aantal grammen water dat aan de gehele inhoud van de verpakking moet worden toegevoegd om melk te verkrijgen bevattende tenminste 3,3 % vet en tenminste 8,5 % vetvrije watervrije melkbestanddelen, dit laatste berekend op de vetvrije waar; op de verpakking moet het minimale procentuele gehalte aan vet na de verdunning volgens voorschrift zijn vermeld. b) voor de geëvaporeerde afgeroomde melk Zelfde formule zonder de eis betreffende het vetgehalte.
5. Aanduidingen « gesteriliseerd » en « gepasteuriseerd » Al naar gelang de toegepaste behandelingsmethode is een dezer aanduidingen verplicht op geëvaporeerde ongesuikerde melk.
6. Gepasteuriseerde geëvaporeerde ongesuikerde melk
Op deze produkten moet de dag van aflevering door de pasteurisatie-inrichting worden vermeld. 7. Mmunumhoogte der letters en cijfers van de verplichte vermeldingen en benamingen waaronder de waren moeten worden aangeduid en van het netto-gewicht en netto-inhoud - 1 mm voor aanduidingen bedoeld onder III. 1 en 4 - voor de aanduidingen bedoeld onder II, III. 2, 3, 5 en 6 2 mm op verpakkingen t/m 200 g Benelux, 1 2de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
505 4. Formules de dilution Formules de dilution requises sur les emballages contenant 3 kg et moins, sauf sur les bouteilles a) pour le lait entier concentré - la formule de dilution doit donner le nombre de grammes d'eau qu'il faut ajouter au contenu de l'emballage pour obtenir du lait contenant au moins 8,5 % de matière sèche dégraissée calculé sur la denrée dégraissée et au moins 3,3 % de matière grasse ; la teneur minimum en matière grasse exprimée en pourcentage, obtenue après dilution, doit être mentionnée sur l'emballage. b) pour le lait écrémé concentré Même formule, sans exigence concernant la teneur en matière grasse. 5. Mentions
« stérilisé» et « pasteurisé»
Suivant le procédé de traitement appliqué une de ces mentions est obligatoire pour les laits concentrés non sucrés. 6. Laits concentrés non sucrés pasteurisés Ces produits doivent porter l'indication du jour de la livraison par l'installation de pasteurisation. 7. Hauteur minimum des lettres et chiffres des mentions et dénominations obligatoires désignant la denrée et le poids net et le contenu net
- 1 mm pour indications prévues sous III. let4 - pour les indications prévues sous II, III. 2, 3, 5 et 6: 2 mm pour emballages jusqu'à 200 g Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
506 3 mm op verpakkingen van meer dan 200 g t/m 2.000 g 10 mm op verpakkingen van meer dan 2.000 g IV. VOLUME EN INHOUD VAN DE VERPAKKINGEN —VOLUME— Het volume van de verpakking moet zijn aangepast aan de aangegeven netto-inhoud.
—INHOUD1. Geëvaporeerde volle melk Verplichte inhoud van de verpakkingen a) flessen (voor meermalig gebruik) : 220,
250, 400, 500, 750 en 1.000 ml (1) b) blikken : 170 g en 411 g e) andere dan de onder a) en b) bedoelde verpakkingen : 125, 250, 500 en 1.000 ml. 2. Geëvaporeerde afgeroomde melk Verplichte inhoud van de verpakkingen: a) flessen (voor meermalig gebruik) : 220, 250, 400, 500, 750 en 1.000 ml (1) b) blikken: 170 g en 411 g e) andere dan de onder a) en b) bedoelde verpakkingen: 125, 250, 500 en 1.000 ml. 3. Gecondenseerde volle melk met suiker a) Verplichte inhoud van de blikverpakkingen: 78 g, 113 g, 170 g en 397 g b) Verplichte inhoud van de tuben : 170 g en 330 g 4. Gecondenseerde afgeroomde melk met suiker a) Verplichte inhoud van de blikverpakkingen : 78 g, 113 g, 170 g en 369 g b) Verplichte inhoud van de tuben : 170 g en 330 g (1)
Wat betreft de toelaatbaarheid van glazen flessen met een inhoud van 1.000 g. blijven de thans geldende nationale voorschriften van kracht.
Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
506 3 mm pour emballages de plus de 200 g à 2.000 g 10 mm pour emballages de plus de 2.000 g
.
IV. CAPACITE ET CONTENU DES RECIPIENTS
La capacité des récipients doit être appropriée au contenu net indiqué. —CONTENU-
•
:
:
:
: :
:
:
1. Lait entier concentré Contenu obligatoire des récipients 220, a) bouteilles (vidanges non perdues) 250, 400, 500, 750 et 1.000 ml (1) b) boîtes métalliques 170 g et 411 g c) emballages autres que ceux visés sous a) et b) 125, 250, 500 et 1.000 ml. 2. Lait écrémé concentré Contenu obligatoire des récipients a) bouteilles (vidanges non perdues) 220, 250, 400, 500, 750 et 1.000 ml (1) b) boîtes métalliques 170 g et 411 g c) emballages autres que ceux visés sous a) et b) 125, 250, 500 et 1.000 ml. 3. Lait entier concentré sucré a) Contenu obligatoire des boîtes métalliques 78 g, 113 g, 170 g et 397 g b) Contenu obligatoire des tubes 170 g et 330g 4. Lait écrémé concentré sucré a) Contenu obligatoire des boîtes métalliques 78 g, 113 g, 170 g et 369 g b) Contenu obligatoire des tubes 170 g et 330g (1)
: :
Pour ce qui concerne l'admissibilité de bouteilles en verre d'une contenance de 1.000 g. les prescriptions nationales actuelles restent en vigueur. Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIELE BESCHIKKINGEN
507 BESCHIKKING
VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE TOT WIJZIGING VAN DE BESCHIKKING VAN 3 NOVEMBER 1960 TOT INSTELLING VAN EEN WERKGROEP EN VAN EEN BIJZONDERE COMMISSIE TER UITVOERING VAN DE OVEREENKOMST INZAKE DE VERLEGGING VAN DE PERSONENCONTROLE NAAR DE BUITENGRENZEN VAN HET BENELUXGEBIED, ONDERTEKEND TE BRUSSEL OP 11 APRIL 1960 (M (65) 11)
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de Overeenkomst inzake de verlegging van de personencontrole naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied, Gelet op de artikelen 21 en 31 van het Unieverdrag, Overwegende, dat het wenselijk is de samenstelling uit te breiden van de Werkgroep, bedoeld in artikel 1 en van de Bijzondere Commissie, bedoeld in artikel 2 van de Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 3 november 1960 tot instelling van een Werkgroep en van een Bijzondere Commissie ter uitvoering van 'de Overeenkomst inzake de verlegging van de personencontrole naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied, M (60) 13, Heeft het volgende beslist Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
507
Ob
DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX MODIFIANT LA DECISION DU 3 NOVEMBRE 1960 INSTITUANT UN GROUPE DE TRAVAIL ET UNE COMMISSION SPECIALE EN VUE DE L'EXECUTION DE LA CONVENTION CONCERNANT LE TRANSFERT DU CONTROLE DES PERSONNES VERS LES FRONTIERES EXTERIEURES DU TERRITOIRE DU BENELUX, SIGNEE A BRUXELLES LE 11 AVRIL 1960 (M (65) 11)
Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu la Convention concernant le transfert du contrôle des personnes vers les frontières extérieures du territoire du Benelux, Vu les articles 21 et 31 du Traité d'Union,
Ob
Considérant qu'il convient d'étendre la composition du Groupe de travail, prévu à l'article 1 et de la Commission Spéciale, prévue à l'article 2 de la Décision du Comité de Ministres de l'Union économique Benelux du 3 novembre 1960 instituant un Groupe de travail et une Commission Spéciale en vue de l'exécution de la Convention concernant le transfert du contrôle des personnes vers les frontières extérieures du territoire du Benelux, M (60) 13, A pris la présente décision Benelux, 12me supplément
MINISTERIÉLE BESCHIKKINGEN
508 Artikel 1 Artikel 1, lid 2 van de Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 3 november 1960 tot instelling van een Werkgroep en van een Bijzondere Commissie ter uitvoering van de Overeenkomst inzake de verlegging van de personencontrole naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied, wordt ingetrokken en vervangen door de volgende tekst
« 2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde Werkgroep wordt gevormd door voor wat België betreft : de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie voor wat Luxemburg betreft : de Minister van Staat en de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie voor wat Nederland betreft : de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Justitie en van Binnenlandse Zaken. »
Artikel 2 Artikel 2, lid 2 van de in artikel 1 bedoelde Beschikking wordt ingetrokken en vervangen door de volgende tekst « 2. De Ministers van elk der drie landen, leden van de Werkgroep, wijzen uit de ambtenaren die ressorteren onder hun departementen, de leden van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde Bijzondere Commissie aan. »
Artikel 3 Deze Beschikking treedt in werking op de dag
van haar ondertekening. Gedaan te Brussel, op 25 october 1965.
De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) E. COLLING Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
508
Article
•
r'
L'article 1, alinéa 2 de la Décision du Comité de Ministres de l'Union économique Benelux du 3 novembre 1960 instituant un Groupe de travail et une Commission Spéciale en vue de l'exécution de la Convention concernant le transfert du contrôle des personnes vers les frontières extérieures du territoire du Benelux est rapporté et remplacé par le texte suivant
« 2. Le Groupe de travail prévu à l'alinéa premier du présent article est composé pour la Belgique : des Ministres des Affaires étrangères et de la Justice pour le Luxembourg : du Ministre d'Etat et des Ministres des Affaires étrangères et de la Justice pour les Pays-Bas : des Ministres des Affaires étrangères, de la Justice et de l'Intérieur.»
Article 2
•
L'article 2, alinéa 2 de la Décision citée à l'article 1 est rapporté et remplacé par le texte suivant « 2. Les Ministres de chacun des trois pays, faisant partie du Groupe de travail, désignent parmi les fonctionnaires relevant de leurs départements, les membres de la Commission Spéciale prévue à l'alinéa premier du présent article. »
Article S La présenté Décision entre en vigueur le jour de sa signature. Fait à Bruxelles, le 25 octobre 1965. Le Président du Comité de Ministres, (s.) E. COLLING Benelux, 12me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
509 AANBEVELING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE INZAKE DE HARMONISATIE DER WETGEVINGEN BETREFFENDE DRAAGBARE BLUSTOESTELLEN
(M (65) 12)
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 3 en 6 van het Unieverdrag, Gelet op artikel 9 van de Overgangsovereenkomst, Overwegende, dat de wetgevingen inzake voorschriften m.b.t. de vervaardiging en het gebruik van draagbare blustoestellen met een maximum gewicht van 25 kg dienen te worden geharmoniseerd, Beveelt aan
Enig artikel De regeringen van de drie Beneluxianden worden uitgenodigd de nodige maatregelen te nemen, teneinde de bepalingen van bijgaand Reglement inzake draagbare blustoestellen met een maximum gewicht van 25 kg véér 25 oktober 1966 in werking te doen treden. Gedaan te Brussel, op 25 oktober 1965. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) E. COLLING Benelux,
1 2de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
509
•
RECOMMANDATION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A L'HARMONISATION DES LEGISLATIONS EN MATIERE D'EXTINCTEURS PORTATIFS
(M (65) 12)
Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu les articles 3 et 6 du Traité d'Union, Vu l'article 9 de la Convention transitoire, Considérant qu'il convient de réaliser l'harmonisation des législations relatives aux prescriptions en matière de construction et d'utilisation d'extincteurs portatifs d'un poids maximum de 25 kg,
Recommande
Article unique .
Les Gouvernements des trois pays du Benelux sont invités à prendre les mesures nécessaires pour la mise en vigueur, avant le 25 octobre 1966, des dispositions du Règlement ci-annexé relatif aux extincteurs portatifs d'un poids maximum de 25 kg. Fait à Bruxelles, le 25 octobre 1965. Le Président du Comité de Ministres, (s.) E. COLLING Benelux, 12me supplément
MINISTERIELE BESCHIKKINGEN
510 REGLEMENT INZAKE DRAAGBARE BLUSTOESTELLEN MET EEN MAXIMUM GEWICHT
VAN 25 KG. (M (65) 12, Bijlage)
.
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Voor de toepassing van dit Reglement wordt verstaan onder a.
«Blustoestel » : een kennelijk tot het bestrijden van brand bestemd toestel, dat in gevulde staat ten hoogste 25 kg weegt en dat zonder mechanische kracht door middel van eenvoudige handgrepen in werking kan worden gesteld en gehouden en waarvan de inrichting zodanig is, dat de bestrijding van brand geschiedt door middel van een zich in of aan het blustoestel bevindende vulling b. « draagbaar blustoestel » : een blustoestel, dat door één persoon kan worden gedragen en in werking gesteld C. « vulling ».: de voor, een blustoestel kennelijk bestemde blusstof; d. « inhoud » : de vulling, uitgedrukt in liters of kilogrammen e. « uitdrijfmiddel » : de stof of stoffen, kennelijk bestemd tot het uitdrijven van de vulling uit het blustoestel f. « vergunning » : een door de bevoegde autoriteit afgegeven vergunning tot het invoeren van blustoestellen en de daarbij behorende Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
510
REGLEMENT RELATIF AUX EXTINCTEURS PORTATIFS D'UN POIDS MAXIMUM DE 25 KG (M (65) 12, Annexe)
CHAPITRE I
DISPOSITIONS GENERALES Article 1" Pour l'application du présent Règlement il faut entendre par a. « extincteur » : un appareil manifestement destiné à la lutte contre l'incendie, qui, chargé, pèse 25 kg au maximum et qui peut être mis en action et y être maintenu sans force mécanique par une simple manoeuvre manuelle et dont la conception est telle que la lutte contre l'incendie s'effectue au moyen d'une charge incorporée ou reliée à l'extincteur
•
b. « extincteur portatif » : un extincteur qui peut être porté et mis en action par une seule personne.; C. « charge » : la substance extinctrice, manifestement destinée à un extincteur d. « capacité » : la charge exprimée en litres ou en kilogrammes e. « agent expulseur » : la ou les substances manifestement destinées à .l'expulsion de la charge hors de l'extincteur f. « autorisation » : une autorisation, délivrée par l'autorité compétente, d'importer des ex• tincteurs ainsi que les charges et les agents Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
511 vullingen en uitdrijfmiddelen, of tot het vervaardigen van deze produkten, bestemd om in de handel te worden gebracht of in Benelux te worden gebruikt; g. « invoer » : invoer in het Beneluxgebied h.
«uitvoer » : uitvoer uit het Beneluxgebied
j. « Beneluxgebied » : het gezamenlijk gebied in Europa van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden. Artikel 2 B1lustoestellen en de daarbij behorende vullingen en uitdrijfmiddelen, alsmede de verpakking van vullingen moeten voldoen aan de eisen van veiligheid en deugdelijkheid, die in dit reglement zijn omschreven. Artikel 3 Het is één van de Beneluxianden door de daartoe bevoegdè instanties aangebrachte Benelux-keurmerk is eveneens rechtsgeldig in de beide andere partnerlanden. Artikel 4 Dit reglement is niet van toepassing op: a. blustoestellen en de daarbij behorende vullingen en uitdrijfmiddelen, die kennelijk bestemd zijn om te worden uitgevoerd b. blustoestellen en de daarbij behorende vullingen en uitdrijfmiddelen, welke voor eigen gebruik worden ingevoerd door personen, die tijdelijk in het Beneluxgebied verblijven c. blustoestellen, welke uitsluitend bestemd zijn om te worden gebruikt aan boord van luchtBenelux, 1 2de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
-.
511
expulseurs y afférents ou de construire ces prtxluits lorsqu'ils sont destinés à la mise en circulation ou à être utilisés dans le Benelux; g. « importation » : importation dans le - territoire Benelux; h. « exportation » exportation en dehors du territoire Benelux i. « territoire Benelux » : l'ensemble des territoires en Europe, du Royaume de Belgique, du Grand-Duché de Luxembourg et du Royaume des Pays-Bas. Article 2 Les extincteurs et les charges et agents expulseurs y afférents, ainsi que l'emballage des charges, doivent satisfaire aux conditions de sécurité et de qualité définies dans le présent Règlement.
Article 3 La marque de contrôle Benelux apposée dans l'un des pays du Benelux par les autorités compétentes à cet effet, est également valable dans les deux autres pays partenaires. Article 4 Le présent Règlement n'est, pas applicable: a. aux extincteurs et aux charges et agents éxpulseurs y afférents, manifestement destinés à être exportées b. aux extincteurs et aux charges et aux agents expulseurs y afférents, importés, - pour leur propre usagé, par des personnes qui séjournent temporairement sur le territoire du Benelux C. aux extincteurs qui sont destinés exclusivement à être utilisés à bord d'aéronefs Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
512 vaartuigen, waarvoor een in het Beneluxgebied geldig bewijs van luchtvaardigheid is afgegeven. Artikel 5 1. Voor het invoeren van blustoestellen en de daarbij behorende vullingen en uitdrijfmidde- len, of voor het vervaardigen van deze produkten, bestemd om in de handel te worden gebracht of in Benelux te worden gebruikt, is, behoudens het bepaalde in het tweede lid, een vergunning vereist. De vergunning wordt verleend voor de tijd van 5 jaar. Voor elk type blustoestel is een afzonderlijke vergunning nodig. Het type van een blustoestel wordt bepaald door de vulling en de wijze, waarop het blustoestel in werking wordt gesteld en gehouden. 2. De vervaardiging en de invoer van blustoestellen en de daarbij behorende vullingen en uitdrijfmiddelen, welke ter keuring worden aangeboden of bestemd zijn om uitsluitend als monster of voor experimentele of voor demonstratiedoeleinden te worden gebruikt, geschieden onder dekking van een machtiging, welke moet worden aangevraagd bij de tot afgifte van vergunningen bevoegde autoriteiten. Artikel 6 1. Elke van de drie Regeringen stelt een nationale regeling vast, waarin nadere voorschriften worden gegeven met betrekking tot het aanvragen van de vergunning, de keuring, de toekenning van het Benelux-keurmerk en het verlenen, overschrijven, wijzigen, intrekken of verlengen van de vergunning. Deze regelingen zullen generlei afbreuk doen aan de bepalingen van dit Reglement. 2. De met het verlenen van de vergunning belaste autoriteiten in de drie landen doen Benelux,
1 2de aanvulling
.
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
512 pour lesquels un certificat de navigabilité, valable sur le territoire du Benelux, a été délivré.
Article 5 1. Sous réserve des dispositions du second alinéa, une autorisation est requise pour l'importation d'extincteurs et de charges et agents expalseurs y afférents, ou pour la construction de ces produits lorsqu'ils sont destinés à la mise en circulation ou à être utilisés dans le Benelux. L'autorisation est délivrée pour 5 ans. Une autorisation distincte est requise pour chaque type d'extincteur. Le type d'un extincteur est déterminé par la charge et par le mode de mise et de maintien en action de l'extincteur. 2. La construction et l'importation d'extincteurs et de charges et agents expulseurs y afférents, qui sont présentés à l'épreuve ou qui sont destinés à être utilisés uniquement comme échantillons ou à des fins d'expérience ou de démonstration, s'effectuent sous le couvert d'un certificat qui doit être demandé auprès des autorités habilitées à délivrer les autorisations. .
Article 6 1. Chacun des trois Gouvernements arrête une réglementation nationale relative à la demande d'autorisation, l'épreuve, l'octroi de la marque de contrôle Benelux, ainsi que pour la délivrance, le transfert, la modification, le retrait ou la prolongation de l'autorisation. Cette réglementation ne portera pas préjudice aux dispositions du présent Règlement. 2. Les autorités des trois pays chargées de délivrer les autorisations se communiquent la Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
513 elkaar onderling afschriften toekomen van de verleende vergunningen, alsmede van de verlenging, de overschrijving, de wijziging of de intrekking van deze vergunningen. Zij voldoen aan wederzijdse verzoeken tot uitwisseling van gegevens en plegen zonodig nader overleg. Artikel 7 1. De verguimingho'uder ris verplicht te zorgen, dat elk door hem vervaardigd of ingevoerd blustoestel met de bijhorende vulling en uitdrijfmiddel geheel overeenkomt met het exemplaar waarvoor het keurmerk en die vergunning werden afgegeven. 2. Op de vulling en de verpakking van een vulling alsmede op het omhulsel van het uitdrijfmiddel wordt het keurmerk met hetzelfde rangnummer aangebracht als op het blustoestel, waarvoor de vulling en het uitdrijfmiddel bestemd zijn. Artikel 8 Elk draagbaar blustoestel dat niet meer overeenkomt met het goedgekeurde type, mag niet meer worden gebruikt. Artikel 9 Overgangsbepaling 1. De op grond van de bestaande Nederlandse wetgeving verleende vergunningen en keurmerken blijven tot 1 januari 1968 van kracht. Zij worden tot die datum ook in België en Luxemburg erkend. De Hoofdinspekteur voor het Brandweerwezen in Nederland doet aan de met de afgifte der vergunningen belaste autoriteiten in België en Luxembu rg een opgave toekomen van, de vergunningen en keurmerken Benelux, l2de aanvulling
.
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
513 copie des autorisations délivrées, ainsi que celle des prolongations, des transferts, des modifications ou du retrait de ces autorisations. Elles satisfont aux demandes d'échange de données et se consultent au besoin.
.
Article 7 1. Le titulaire de l'autorisation est tenu de veiller à ce que tout extincteur ainsi que la charge et l'agent expulueur y afférents qu'il construit ou importe, correspondent parfaitement à l'exemplaire pour lequel la marqua de contrôle et l'autorisation ont été délivrées. 2. La charge et l'emballage d'une charge, ainsi que le récipient contenant l'agent expulseur porteront la marque de contrôle, et le même numéro d'ordre que celui apposé sur l'extincteur auquel la charge et l'agent expulseur sont destinés. Article 8 Tout extincteur portatif qui ne correspond plus au type agréé ne peut plus être utilisé.
.
Article 9
Disposition transitoire 1. Les licences et marques de contrôle accordées en vertu de la législation néerlandaise actuelle restent valables jusqu'au 1" janvier 1968. La Belgique et le Luxembourg les reconnaîtront jusqu'à cette date. L'Inspecteur en chef du «Brandweerwezen» néerlandais adressera aux autorités belges et luxembourgeoises chargées de l'octroi des licences, la liste des licences et marques de contrôle en vigueur aux PaysBenelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKIN G EN
514 welke in Nederland gelden op het tijdstip, waarop in die landen de reglementering van draagbare blustoestellen van kracht wordt. 2. Tot 1 januari 1968 gelden, behoudens het bepaalde in lid 1, de in dit Reglement opgenomen bepalingen in België en in Luxemburg niet voor aldaar in de handel zijnde draagbare blustoestellen, die worden aangemeld aan de bevoegde autoriteiten van deze landen binnen de 30 dagen na de publikatie van de nationale regelingen.
HOOFDSTUK II
TECHNISCHE EISEN Afdeling 1.
Eisen inzake deugdelijkheid van blustoestellen A. ALGEMENE EISEN
Artikel 10
Uitvoering Een blustoestel moet zodanig zijn vervaardigd, dat het inwendig bestand is tegen de inwerking van de vulling en uitwendig tegen normale atmosferische invloeden. Het gevulde toestel mag geen gevaar opleveren voor personen wanneer het voor gebruik gereed staat of kundig wordt gebruikt. Artikel 11
Weerstand tegen druk 1. Een blustoestel of een onderdeel daarvan, dat aan druk wordt blootgesteld, moet gedurende Benelux. 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
514 Bas à la date où la réglementation concernant les extincteurs portatifs entrera en application dans ces pays.
rr
•
alinéa, les 2. Sous réserve d'application du dispositions du présent Règlement ne sont valables jusqu'au 1 janvier 1968 ni en Belgique ni au Grand-Duché du Luxembourg pour les extincteurs portatifs s'y trouvant dans le commerce et déclarés par les intéressés endéans les 30 jours à partir de la publication des dispositions nationales.
CHAPITRE II
CONDITIONS TECHNIQUES Partie 1.
Conditions de qualité des extincteurs A. CONDITIONS GENERALES
Article 10 Exécution
90
sorteextincteur doit être construit de telle sorte qu'il ne puisse être détérioré par la charge et qu'il soit efficacement protégé contre les influences atmosphériques normales. L'appareil chargé ne doit présenter aucun danger pour les personnes tant avant qu'au cours de son utilisation judicieuse. Article 11 Résistance à la pression 1. Un extincteur ou l'un de ses accessoires, subissant une pression, doit pouvoir résister Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
515 5 minuten aan de in het 2e of 3e lid aangegeven druk worden onderworpen, zonder dat lekken of breuken in het blustoestel of onderdeel optreden noch vrmveranderingen van blijvende aard ontstaan. 2. Een blustoestel of onderdeel daarvan, dat gedurende het in werking stellen en het in werking houden aan een druk wordt blootgesteld, die niet door handkracht wordt opge•wekt, moet bestand zijn tegen een inwendige druk van tenminste 21 kg/cm 2 .
3. Een blustoestel, dat niet van een veiligheidsinrichting is voorzien en waarin na het in werking stellen van het toestel een druk kan optreden hoger dan 14 kg/cm 2 , moet bestand zijn tegen een inwendige druk van 1,5 maal de druk, die in het blustoestel kan optreden. Deze druk wordt gemeten terwijl het blustoestel gesloten is en de vulling en het uitdrijfmiddel, op het moment van het in werking stellen van het toestel, een temperatuur hebben van 15° C. Een fles of een gaspatroon met een waterinhoud van 1 liter of meer gevuld met een samengeperst of een tot vloeistof verdicht gas, en deel uitmakend van een blustoestel moet zijn voorzien van een waarmerk van deugdelijkheid. 4. Een fles of een gaspatroon met een waterinhoud van 0,1 liter tot 1 liter moet blijkens een daaromtrent afgegeven bewijsstuk bij een typekeuring zijn goedgekeurd. 5. Een fles of een gaspatroon met een waterinhoud van minder dan 0,1 liter moet bestand zijn tegen een inwendige druk van tenminste tweemaal de druk, die daarin heerst wanneer de uitdrijfstof een temperatuur heeft van 15° C. Benelux, lIde aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
515 pendant 5 minutes à la pression mentionnée à l'alinéa 2 ou 3, sans que ne se présente une fuite, une rupture ou une déformation permanente dans l'extincteur ou dans l'accessoire.
la
2. Un extincteur ou l'un de ses accessoires, une pression, qui n'est pas produite par par une intervention manuelle, pendant la mise en oeuvre et le fonctionnement de l'extincteur, doit pouvoir résister à une pression intérieure d'au moins 21 kg/cm2 .
3. Un extincteur dépourvu d'un dispositif de sécurité et dans lequel, après la mise en action, une pression supérieure à 14 kg/cm 2 peut se produire, doit pouvoir résister à une pression intérieure égale à au moins une fois et demi la pression qui peut se développer dans l'extincteur. Cette pression est mesurée lorsque l'extincteur est fermé et que la température de la charge et de l'agent expulseur est de 15° C au moment de la mise en action de l'extincteur. La bouteille ou la cartouche à gaz d'une capacité en eau d'au moins 1 litre, équipant un extincteur, chargée d'un gaz comprimé ou liquéfié doit être pourvue d'une estampille de garantie. .
4. Le type de bouteille ou de cartouche à gaz d'une capacité comprise entre 0,1 de litre et 1 litre doit être agréé ; cette agréation est attestée par un certificat délivré à cet effet. 5. La bouteille ou cartouche à gaz dont la capacité en eau est inférieure à 0,1 litre doit pouvoir résister à une pression intérieure d'au moins deux fois la pression qui s'y manifeste lorsque la température de l'agent expulseur est de 15° C. Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
516 Artikel 12
Lasnaad De verticale lasnaad van de romp van een blustoestel mag zich niet onder de handgreep bevinden. Binnen 15 mm van de verticale lasnaad mogen geen appendages zijn aangebracht.
Artikel 13
Veiligheidsinrichting Een veiligheidsinrichting moet zodanig zijn uitgevoerd en bemeten dat zij in werking treedt bij een druk van ten hoogste 3/4 van de druk, waartegen het blustoestel bestand moet zijn, en voorts dat bij haar in werking treden de druk in het blustoestel niet verder kan stijgen. Zij moet zodanig zijn aangebracht, dat haar werking geen hinder veroorzaakt aan degene, die het blustoestel bedient. Zij moet beschermd zijn tegen verstopping en beschadiging van buitenaf. Zij mag zijn voorzien van een veerconstructie, mits de veerspanning niet verstelbaar is. De veer moet zodanig zijn beschermd, dat zij niet door de vulling kan worden geblokkeerd. Artikel 14
Afsluitdop De afsluitdop van een bhïstoestel waarin een gasdruk kan optreden, moet zijn voorzien van 3 gaatjes met een diameter van tenminste 2 mm, gelijkelijk verdeeld over de omtrek van de afsluitdop, of van openingen met overeenkomstige doorlaat. Die openingen moeten vrijkomen, nadat de afsluitdop één tot anderhalve slag is losgedraaid.
Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
516 Article 12
Cordon de soudure Le cordon de soudure vertical du corps d'un extincteur ne peut pas se trouver en dessous de la poignée. Aucùn accessoire ne peut être fixé dans une zone d'au moins 15 mm de part et d'autre du cordon de soudure vertical. Article 13
Dispositif de sécurité Un dispositif de sécurité doit être réalisé et calibré pour se déclencher sous une pression égale au maximum aux 3/4 de celle à laquelle l'extincteur doit pouvoir résister et pour qu'à partir de ce déclenchement la pression dans l'extincteur ne puisse plus s'élever. Il doit être placé à un endroit tel que son fonctionnement ne fasse courir aucun risque à l'utilisateur de l'appareil. Il doit être protégé contre toute obstruction et contre toute détérioration d'origine extérieure. Il peut être pourvu d'un système à ressort, pour autant que la tension du ressort ne sait pas modifiable. Le ressort doit être protégé de telle sorte qu'il ne puisse pas être bloqué par la charge.
.
Article 14
Couvercle d'obturation Le couvercle d'obturation d'un extincteur susceptible de subir une pression provoquée par un gaz doit être pourvu de trois ouvertures d'un diamètre d'au moins 2 mm et équidistantes sur le contour de l'obturateur, ou d'autres ouvertures d'une section équivalente. Ces ouvertures doivent être découvertes dès que le couvercle a été dévissé d'un tour à un tour et demi. Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
517 Artikel 15 Spuitopening De spuitopening van een nat- of van een schuimblusser moet inwendig tegen verstopping zijn beschermd. De bescherming tegen verstopping moet hij een gevuld blustoestel op eenvoudige wijze kunnen worden uitgenomen. Het materiaal, dat de spuitopening vormt en waarvan een in die opening aangebrachte klep is vervaardigd, moet corrosievrij zijn of tegen corrosie zijn beschermd.
Ie
Artikel 16
Afsluitinrichting De spuitopening van een blustoestel moet van een deugdelijke afsluitinrichting zijn voorzien, teneinde enig verlies van vulling en/of uitdrijfmiddel te voorkomen, wanneer het blustoestel niet in werking is gesteld. Een schroef- of een bajonetafsluitinrichting moet zodanig zijn uitgevoerd, dat een naar links draaiende beweging de opening vrijmaakt.
.
Artikel 17
Handgreep De handgreep moet deugdelijk aan het blustoestel zijn bevestigd. Wordt de handgreep aan de romp van het toestel gelast, dan moet hij ter plaatse van de bevestiging dezelfde of nagenoeg dezelfde materiaaldikte hebben als het materiaal van de romp, behalve wanneer een kopersoldering wordt toegepast. Benelux. 12de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
517 Article 15 Orifice de projection L'orifice de projection d'un extincteur à eau ou à mousse doit être protégé contre toute obturation par l'intérieur. Le dispositif de protection contre l'obturation doit pouvoir être enlevé facilement, lorsque l'appareil est chargé. Le matériau constituant l'orifice de projection et celui dont est constitué la soupape aménagée dans cet orifice, doit être non corrodable ou protégé contre la corrosion.
Article 16 Dispositif de fermeture L'orifice cie projection d'un extincteur doit être pourvu d'un dispositif efficace de fermeture afin de prévenir toute perte de la charge et/ou de l'agent expulseur, lorsque l'appareil n'est pas mis en action. Lorsque le dispositif de fermeture est du type à vis ou à baïonnette, il doit être réalisé de telle sorte que l'orifice soit libéré par un mouvement de rotation vers la gauche.
Article 17 Poignée La poignée doit être fixée solidement à l'extincteur. Dans le cas où la poignée est soudée au corps de l'appareil, celle-ci doit présenter à l'endroit de fixation la même ou quasi la même épaisseur de matière que celle du matériau du corps, sauf si la poignée est brasée au cuivre.
Benelux, 12me supplément
MINISTERIELE BESCHIKKINGEN
518 Artikel 18
Inslaginrichting De slagpin van een inslaginrichting moet bestand zijn tegen krachtig inslaan en een Vrije slag hebben van tenminste 3 mm. De knop van de slagpin moet tegen losdraaien zijn gezekerd. Indien de constructie van de inslaginrichting een veer bevat, moet deze zijn vervaardigd uit corrosievrij. en blijvend veerkrachtig materiaal. De slagpin moet zodanig zijn geconstrueerd, dat zij een deel van de afsluitinrichting insnijdt en vervolgens het door de insnijding gevormde gedeelte naar binnen ombuigt, of een deel uit de afsluitinrichting snijdt. In het laatstbedoelde geval moet een voorziening zijn getroffen, dat dit uitgesneden gedeelte de uitstroom-opening op generlei wijze kan verstoppen. Artikel 19 Vulhoogte van een blustoestel (poederblussers uitgezonderd) Tenzij een blustoestel is voorzien van een duidelijk merkteken, aangevend het toegestane peil van de vulling, moet het zodanig zijn geconstrueerd, dat het niet kan worden gevuld boven het hieronder aangegeven peil. Een blustoestel dat van een veiligheidsinrichting is voorzien of waarin de uitdrijfdruk chemisch wordt ontwikkeld, moet boven de vulling een vrije ruimte hebben van tenminste 10 % van de totale waterinhoud. Een blustoestel, waarin de uitdrijfdruk wordt geleverd uit een fles of uit een gaspatroon, moet boven de vulling een vrije ruimte hebben van tenminste 20 % van de totale waterinhoud.
Benelux, 1 2de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
518 Article 18 Dispositif de percussion Le percuteur du dispositif de percussion doit résister à un choc violent et doit avoir une course libre d'au moins 3 mm. Le bouton du percuteur doit être assuré contre tout dévissage. Si le dispositif de percussion est équipé d'un ressort, ce dernier doit être fabriqué en une matière non corrodable et qui conserve ses propriétés élastiques. Le dispositif de percussion doit être construit de telle manière, soit qu'il sectionne une partie du dispositif de fermeture et que la partie sectionnée s'incurve ensuite vers l'intérieur, soit qu'il découpe une partie de ce dispositif. Dans ce dernier cas, des précautions doivent être prises pour que la partie sectionnée ne puisse en aucune façon obturer l'orifice d'écoulement. Article 19 Niveau de remplissage de l'extincteur (à L'exclusion des extincteurs à poudre)
•
L'extincteur doit être construit de telle façon qu'il ne soit pas possible de le remplir au-delà du niveau mentionné ci-dessous, à moins qu'il ne soit pourvu d'une marque bien lisible indiquant le niveau de la charge autorisée. L'extincteur pourvu d'un dispositif de sécurité ou dans lequel la pression- d'évacuation est produite chimiquement, doit présenter au-dessus de la charge un espace libre égal à 10 % au moins de son volume total en eau. L'extincteur dont la pression d'évacuation est fournie par une bouteille ou une. cartouche de gaz, doit présenter au-dessus de la charge, un espace libre d'au moins 20 % du volume total en eau. Benelux, 12me supplément
MINISTERIIlLE BESCHIKKINGEN
519 Artikel 20
Pomp De zuigperspomp kan enkel- of dubbelwerkend zijn uitgevoerd; in het laatstbedoelde geval moet het volumetrisch nuttig effect tenminste 50% bedragen. De pomp moet voorts zodanig zijn uitgevoerd, dat de vloeistofstraal tijdens het pompen niet wordt onderbroken.
Ie
Artikel 21
Bevestigingsrinrichting Indien de aard van een blustoestel zulks eist, behoort bij het blustoestel een degelijke inrichting waaraan of waarin het op doelmatige wijze kan worden bevestigd en waarvan of waaruit het snel kan worden verwijderd. Het zwaartepunt van een blustoestel zonder bevestigingsinrichting moet zodanig liggen, dat het blustoestel bij afwijkingen van ten hoogste 15° uit de ruststand niet omslaat. Het toestel moet van een voet zijn voorzien die tenminste 10 mm onder de romp uitsteekt.
Artikel 22
Gaspatroon In een gaspatroon, die deel uitmaakt van een blustoestel of daarvoor kennelijk bestemd is en waarvan de waterinhoud kleiner is dan 1 liter, moeten de naam en het gewicht van het zich in deze patroon bevindend gas zijn ingeslagen. Artikel 23
Verzegeling Een blustoestel moet worden voorzien van een verzegeling. Benelux, 1 2de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
519 Article 20
Pompe
•
;
La pompe aspirante et refoulante peut être à simple ou à double effet dans ce dernier cas, l'effet volumétrique utile doit atteindre 50 au moins. De plus, la pompe doit être construite de telle manière que le jet ne soit pas interrompu pendant le pompage.
%
Article 21
Dispositif de fixation Si le type d'appareil l'exige, celui-ci doit être pourvu d'un dispositif solide de fixation auquel ou dans lequel il peut être fixé efficacement et dont il peut être rapidement enlevé. Le centre de gravité d'un extincteur sans dispositif de fixation doit se trouver à un endroit tel que l'extincteur ne peut culbuter s'il est désaxé de 15° au maximum de sa position de repos. L'extincteur doit être pourvu d'une embase qui dépasse le corps de l'appareil d'au moins 10 mm. Article 22
Cartouche à gaz Le nom et le poids du gaz logé dans une cartouche à gaz faisant partie d'un extincteur ou manifestement y destinée, et dont la contenance en eau est inférieure à 1 litre, doivent être marqués au poinçon sur cette cartouche. Article 23
Scellé Un extincteur doit être muni d'un scellé.
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
520 Wanneer het blustoestel uit de bevestigings inrichting wordt genomen of in werking wordt gesteld, mag de verzegeling deze handeling niet noemenswaard belemmeren.
De trekkracht nodig voor het verbreken van de verzegeling mag ten hoogste 4 kg bedragen.
leB. BIJZONDERE EISEN
Artikel 24
Koolzuursneeuwbiussers Een blustoestel, gevuld met tot vloeistof verdikt koolzuurgas moet zijn voorzien van een stijgbuis, die in gemonteerde stand de bodem van het drukvat bijna raakt. De onderzijde van de stijgbuis moet onder een hoek van 45 0 zijn afgeschuind.
De stijgbuis moet zijn gemaakt van een naadloze koperen pijp, of uit een voor het doel geschikte kunststof en op doelmatige wijze in of aan de afsluitinrichting zijn bevestigd ; de verbinding moet, tenzij de stijgbuis uit een kunststof is vervaardigd, met tinsoldeer zijn nagevloeid, waarbij vuurvrije hulpmiddelen zijn gebruikt. Een uit kunststof vervaardigde stijgbuis moet tegen losdraaien zijn gezekerd. • De schroefdraad van een in een afsluitinrichting bevestigde stijgbuis mag niet buiten de afsluitinrichting uitsteken. De kanalen van een geheel geopende afsluitinrichting moeten tijdens het doorstromen van het koolzuurgas niet kunnen dichtvriezen. De slang van een koolzuursneeuwblusser en haar appendages moeten bestand zijn tegen een inwendige druk van tenminste 100 kg/cm 2 .
Benelux, lZde aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
520 Le scellé ne doit pas entraver sensiblement ni l'enlèvement de l'appareil de son dispositif de fixation ni sa mise en action. La force de traction nécessaire pour briser le scellé ne peut pas dépasser 4 kg.
.
B. CONDITIONS SPECIALES
Article 24
Extincteurs à neige carbonique L'extincteur chargé de gaz carbonique liquéfié doit être pourvu d'un tube plongeur qui monté, effleure le fond du récipient. L'extrémité inférieure du tube plongeur doit être biseautée sous un angle de 45°. Le tube plongeur doit être constitué par un tuyau de cuivre sans soudure, ou être fabriqué en matière synthétique appropriée. Il doit être fixé de façon efficace dans ou au dispositif de fermeture ; l'assemblage doit être consolidé par une soudure d'étain exempte d'acide, à moins que Ie tube plongeur ne soit en matière synthétique. Un tube plongeur en matière synthétique doit être assuré contre tout dévissage. Le filet d'un tube plongeur monté sur un dispositif de fermeture ne peut pas apparaître à l'extérieur de ce dispositif. Les canaux du dispositif de fermeture entièrement ouvert ne doivent pas s'obturer par congélation pendant l'écoulement du gaz carbonique. Le tuyau d'un extincteur à neige carbonique et ses accessoires doivent pouvoir résister à une pression intérieure de 100 kg/cm 2 .
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCH1KKll'IGEN
521 De slang mag uitwendig niet van een wapening van electriciteit geleidend materiaal zijn voorzien. Een straalpijp moet zijn vervaardigd uit materiaal dat moeilijk brandbaar is, warmte slecht en elektriciteit niet geleidt. Het gevuld en ledig gewicht van een koolzuursneeuwblusser zonder slang noch straalpijp moet op het drukvat of op een onbreekbaar en op deugdelijke wijze aan het blustoestel bevestigd plaatje van niet roestend materiaal zijn vermeld.
Ie
Een koolzuursneeuwblusser moet zijn voorzien van een veiligheidsinrichting, die in werking treedt voor wat betreft een cilinder met een proefdruk van: a. 190 180 b. 250 235
kg/cm 2 bij een druk van ten hoogste kg/cm 2 kg/cm 2 bij een druk van ten hoogste kg/cm 2 .
De inhoud aan koolzuur bedraagt minimum 1,5 kg.
Artikel 25
Halogeenkoolwaterstofbiussers Een blustoestel, waarin zich een halogeenkoolwaterstof of een mengsel van meerdere halogeenkoolwaterstoffen bevindt en dat onder druk staat van de daarbij behorende dampspanning of van een toegevoegd gas moet uit koper of tombak zijn vervaardigd en hermetisch zijn gesloten. Het in werking stellen van het toestel moet geschieden door het doorslaan van een afsluitinrichting of door het afbreken van een onderdeel van het vat. De inhoud aan halogeenkoolwaterstoffen bedraagt minimum 0,5 liter. Benelux, 12de aanvulling
•
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
521 Le tuyau ne peut pas être entouré d'une matière conductrice de l'électricité. Une lance doit être fabriquée en une matière peu combustible, mauvais conductrice de la chaleur et non conductrice de l'électricité. Le poids chargé et le poids à vide de l'extincteur à neige carbonique sans tuyau ni lance, doivent être mentionnés, soit sur le récipient, soit sur une plaquette incassable en matière inoxydable convenablement fixée à l'extincteur. Un extincteur à neige carbonique doit être pourvu d'un dispositif de sécurité qui entre en action, pour les bouteilles dont la pression d'épreuve est de a. 190 180 b. 250 235
kg/cm 2 à une pression maximale de kg/cm2 kg/cm 2 à une pression maximale de kg/cm 2 .
La capacité en acide carbonique doit être de 1,5 kg au moins. Article 25 Extincteurs à hydrocarbures halogénés Un extincteur, contenant un hydrocarbure halogéné ou un mélange de plusieurs hydrocarbures halogénés subissant sa propre tension de vapeur ou celle d'un autre gaz doit être fabriqué en cuivre ou en tombak et être hermétiquement clos. L'extincteur est mis en action par la percussion du dispositif de fermeture ou par le bris d'un accessoire du récipient. La capacité en hydrocarbures halogénés est de 0,5 litre au moins. Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIIlLE BESCHIKKINGEN
522 Artikel 26
Nat- en schuimblussers De stijgbuis moet zodanig zijn geconstrueerd, dat zij gemakkelijk uit het toestel kan worden genomen. De gemiddelde worplengte van de straal moet 5m zijn. De inhoud van het toestel, voorzover niet bestemd voor gebruik aan boord van luchtvaartuigen, bedraagt minimum 6 liter. Een gaspatroon in een natbiusser bevestigd, moet tegen elektrolytische corrosie zijn beschermd.
Artikel 27
Poederblussers De inhoud aan poeder bedraagt minimum 0,8 kg. Het uitdrijfmiddel moet een inert en niet giftig gas zijn. Een poederblusser met een inhoud van minimum 6 kg moet zijn voorzien van een slang en een afsluitinrichting waarmede de poederstraal tijdelijk kan worden onderbroken.
Artikel 28
Emmer pompen (-spuiten) 1. Het vat van een emmerpomp moet zijn vervaardigd uit (rood) koperplaat of ander materiaal, dat corrosievrij of tegen corrosie beschermd is. De plaatdikte bedraagt minimum 1 mm. De nuttige inhoud van het vat bedraagt minimum 8,5 liter ; de vloeistofspiegel moet zich hierbij tenminste 50 mm onder de rand van het vat bevinden. Benelux , 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
522 Article 26 Extincteurs à eau et à mousse Le tube plongeur doit être monté de telle sorte qu'il puisse fâcilement être enlevé de l'appareil.
•
La portée moyenne du jet doit être de 5 mètres. Si l'appareil n'est pas destiné à être utilisé à bord d'un avion, la capacité de l'extincteur doit être de 6 litres au moins. Une cartouche à gaz montée à l'intérieur d'un extincteur à eau doit être protégée contre la corrosion électrolytique.
Article 27 Extincteur à poudre La capacité en poudre est de 0,8 kg au moins. L'agent expulseur doit être un gaz inerte et non toxique. Un appareil d'une capacité de 6 kg au moins est pourvu d'un tuyau flexible et d'un appareil obturateur destiné à l'interruption temporaire du jet de poudre.
.
Article 28 Seaux-pompes 1. Le récipient du seau-pompe doit être fait de tôle de cuivre (rouge) ou de tout autre matériau non corrodable ou protégé contre la corrosion. La tôle a une épaisseur minimum de 1 mm. La capacité utile minimum du récipient est de 8,5 1, il doit y avoir alors au moins 50 mm entre le niveau du liquide et le bord du récipient. Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE. 13ESCHIKKINOEN
523 Het is afgesloten door een deksel en voorzien van een voetstuk en een hengsel. 2. Het deksel bestaat uit twee delen, waarvan één vast is verbonden aan het vat, het andere deel opklapbaar door middel van scharnieren in corrosievrij of tegen corrosie beschermd materiaal met uitzondering van de pen die uit koper of messing moet zijn vervaardigd. In het vaste deel van het deksel moet een gat zijn aangebracht, waarin de straalpijp (lans) wordt geschoven. 3. In het voetstuk is een opening in halve ellipsvorm aangebracht (hoogte 95 mm, breedte 130 mm) langs de zijde van de pomp. 4. De handpomp, in al haar onderdelen - met uitzondering van het handvat - vervaardigd uit corrosievrij materiaal, moet in het vat zijn bevestigd doch uitneembaar zijn. Zij is voorzien van een persslang met straalpijp (lans). Tussen het onderste gedeelte van de pomp en de bodem van het vat is een afstand van minimum 10 mm gelaten. De pompinlaat is voorzien van een zeef. De pomp moet in al haar onderdelen kunnen worden losgenomen. 5. De waterverplaatsing van de pomp bedraagt per dubbele zuigerslag minstens 0,17 liter. De worplengte van de straal bedraagt minimum 10 m en de worphoogte minstens 7 m, gemeten in gesloten ruimte. Bij de hoogste stand van de zuiger mag de hoogte van het handvat tot de onderkant van het voetstuk maximum 1.100 mm bedragen. De greep van het handvat moet minstens 120 mm lang zijn. De vrije hoogte onder de greep bedraagt minstens 50 min. Het uitwendige van de greep mag niet uit metaal zijn vervaardigd. Benelux, 1 2de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
523. Le récipient est coiffé par un couvercle et pourvu d'une embase et d'une anse. 2. Le couvercle se compose de deux parties dont l'une est fixée au récipient. L'autre partie y est assujettie par des charnières en matériaux non corrodables ou protégés contre la corrosion ; la goupille toutefois doit être en cuivre ou en laiton. Dans la partie fixe est ménagée une ouverture par où s'introduit la lance. 3. Une ouverture semi -elliptique (hauteur 95 mm, largeur 130 mm) est pratiquée dans l'embase, du côté de la pompe. La pompe à main qui, à l'exception de l'anse, est entièrement faite de matériaux non corrodables, doit être fixée au récipient et pouvoir être démontée. Elle est pourvue d'un tuyau de refoulement muni d'une lance. Entre l'extrémité inférieure de la pompe et le fond du récipient est ménagée une distance minimum de 10 mm. L'orifice d'aspiration de la pompe est pourvu d'une crépine. La pompe doit pouvoir être démontée complètement. 5. Le débit de la pompe est de 0,17 1 minimum par mouvement double du piston. La portée du jet est de 10 m minimum et la hauteur du jet de 7 m minimum, celles-ci étant mesurées en local fermé. Lorsque le piston est au point supérieur de sa course, la hauteur maximum entre la poignée et la partie inférieure de l'embase peut atteindre 1.100 mm. La poignée doit avoir une longueur de 120 mm minimum. L'espace libre sous la poignée est de 50 mm minimum. La surface de la poignée ne peut être recouverte de métal.
Benelux, 1 2me supplément
M1NISTERIiLE BESCHIKKINGEN
524 6. De lengte van de persslang is minimum 1,50 m. De wand van de persslang moet waterdicht zijn. Aan het vat zijn twee beugels bevestigd voor het opbergen van de persslang. 7. De straalpijp (lans) is vervaardigd uit corrosievrij of tegen corrosie beschermd materiaal. 8. De verbinding tussen pomp en slang en tussen slang en straalpijp (lans) moet bestand zijn tegen de druk uitgeoefend door de pomp en moet waterdicht zijn.
Afdeling 2.
Eisen inzake deugdelijkheid van vullingen en van de verpakking van vullingen Artikel 29 Vullingen De vulling van een blustoestel moet een bluseffect opleveren, dat aan redelijke eisen voldoet. Indien de vulling van een halogeenkoolwaterstofbiusser giftig is, moet deze van een traanverwekker zijn voorzien.
Artikel 30 Verpakking van vullingen De verpakking van een vulling moet zodanig zijn, dat normale omstandigheden geen invloed kunnen uitoefenen op de deugdelijkheid en de houdbaarheid van de vulling. Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
524 6. La longueur du tuyau de refoulement comporte 1,50 m minimum. La paroi du tuyau de refoulement doit être imperméable à l'eau. Deux supports destinés à recevoir le tuyau de refoulement sont fixés au récipient.
•
7. La lance est en matériau non protégé contre la corrosion.
corrodable ou
S. Le raccord pompe-tuyau et tuyau-lance doit pouvoir résister à la pression exercée par la pompe et doit être imperméable à l'eau.
Partie 2. Conditions d'efficacité des charges et d'emballage des charges
Article 29 Charges
le
La charge de l'extincteur doit produire un effet d'extinction raisonnable. Si la charge d'un extincteur à hydrocarbures halogénés est toxique, il faut y ajouter un produit lacrymogène.
Article 30 L'emballage des charges L'emballage de la charge doit être tel que dans des conditions normales de manutention, il ne puisse pas influer sur l'efficacité et la conservation de la charge. Benelux, 1 2me supplément
M1NISTER11LE BESCHIKKINGEN
525 Een met zuur gevulde glazen of ceramieken ampul bestemd voor een blustoestel, moet zodanig zijn verpakt, dat geen gasdruk kan ontstaan, wanneer het zuur met het verpakkingsmateriaal in aanraking komt.
Afdeling 3. . Brandklassen en blusmiddelen A. KLASSIFIKATIE VAN DE BRANDEN
Artikel 31
Klasse A : branden van vaste stoffen, met gloed of vlamverschijnselen (bv. hout, papier, stro, textiel, kolen, enz.), met uitsluiting van de branden van metalen = klasse D.
Klasse B
:
branden van vloeistoffen (bv. benzine, alcohol, ether, olie, enz.), inbegrepen kleverige stoffen alsmede vaste stoffen, die vloeibaar worden onder invloed van warmte (bv. vernis, teer, stearine, paraffine, vetten, enz.)
Klasse C: branden van gasvormige stoffen (bv. methaan, propaan, butaan, acetyleen, aardgas, enz.)
Klasse D branden van lichtmetaal, zoals ma:
gnesium, aluminiumpoeder, kalium, natrium, enz. en hun legeringen.
Klasse E: branden van klassen A t/m D, die optreden in, aan of in de nabijheid Benelux, 1 2de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
525 L'ampoule en verre ou en céramique, remplie d'acide et destinée à un extincteur, doit être emballée de façon qu'un contact entre l'emballage et l'acide ne puisse donner lieu à la formation de gaz sous pression.
Partie 3. .
Classes d'incendie et moyens d'extinction
A. CLASSIFICATION DES INCENDIES
Article 31
Classe A : incendie de substances solides, soit avec production de flammes, soit avec formation de braises incandescentes (p. ex. bois, papier, paille, matières textiles, charbons, etc.), à l'exclusion des incendies de métaux = classe D.
Classe B incendie de substances liquides (p. ex. :
benzine, alcool, ether, huiles, etc), y compris les substances visqueuses et solides qui se liquéfient sous l'influence de la chaleur (p. ex. vernis, goudron, stéarine, paraffine, graisses, etc.)
Classe C: incendie de substances gazeuses (p.ex. méthane, propane, butane, acétylène, gaz naturel, etc.).
Classe D incendie de métaux légers tels que :
magnésium, aluminium en poudre, potassium, sodium, etc. et leurs alliages.
Classe E: incendie des classes A à D y compris, qui se produit à l'intérieur, à l'extéBenelux, 1 2me supplément
MINISTERIILE BESCHIKKINGEN
526 van onder gevaarlijke elektrische spanning staande geleiders (bv. veldof rotorwikkelingen, bekleding van kabels, transformatoren, schakelpanelen).
Ie
B. BLUSMIDDELEN GESCHIKT VOOR DE
VERSCHILLENDE BRANDKLASSEN
Artikel 32 Brandklasse Blusmiddel
A
Water of waterige oplossingen Poeder
co'.
Schuim Halogeenkoolwaterstoffen ***
B
C
D
E
ja neen neen neen neen ja * ja ja** ja ja ja ja ja neen ja neen ja neen neen neen neen
ja
neen
neen
ja
() Mits gebruik van speciaal poeder voor branden van klasse A. (") Mits gebruik van speciaal poeder voor lichtmetaalbranden. (") Alleen voor gebruik in de open lucht.
Afdeling 4.
Eisen inzake opschriften en aanduidingen die op blustoestellen en verpakking van vullingen en van uitdrijfmiddelen moeten zijn aangebracht. Artikel 33 Opschriften en aanduidingen Blustoestellen moeten zijn voorzien van de volgende opschriften en . aanduidingen: Benelux, 12de aanvulling
.
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
526 rieur ou à proximité de conducteurs sous tension électrique dangereuse (p. ex. les bobinages des champs magnétiques, de rotors, isolations de câbles, transformateurs, panneaux de commande).
.
B. MOYENS D'EXTINCTION APPROPRIES AUX DIVERSES CLASSES D'INCENDIE
Article 32 Classe d'incendie Moyen d'extinction Eau ou solutions aqueuses Poudre CO2 Mousse Hydrocarbures halogénés
A
B
C
D
E
oui oui* oui non
non oui oui oui
non oui oui non
non oui non non
non oui oui non
non
oui
non
non
oui
() Moyennant utilsation de poudre spéciale pour feux de classe A. (") Moyennant utilisation de poudre spéciale pour feux de métaux légers. (") A utiliser seulement à l'air libre.
.
Partie 4. Exigences en matière d'inscriptions et d'indications à poser sur les extincteurs et les emballages des charges et des agents expulseurs Article 33
Inscriptions et indications Les extincteurs doivent être pourvus des inscriptions et indications suivantes: Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
527 1. het handelsmerk 2. de benaming van het blustoestel, zoals nader is aangegeven in artikel 34 alsmede de brand klasse(n) waarvoor het toestel geschikt is 3. een aanduiding van de omstandigheden, waaronder het toestel niet mag worden gebruikt 4. de gebruiksaanwijzing verduidelijkt door een afbeelding; 5. de soort vulling en de inhoud; 6. het keurmerk 7. het jaar van aanmaak; 8. •de naam en het adres van de vergunninghouder. •
De verpakking van vullingen en van uitdrijfmiddelen moet zijn voorzien van de opschriften en aanduidingen, hierboven vermeld onder 1, 6, 7 en 8. De opschriften moeten, voor zover mogelijk, onder elkaar worden aangebracht en, voor wat betreft de opschriften, bedoeld onder 3 en 4, in de aangegeven volgorde. Het onder 5 bedoelde opschrift mag worden samengevoegd met het opschrift bedoeld onder 2. De opschriften moeten duidelijk leesbaar zijn en op duurzame wijze op het blustoestel, de fles of de patroon zijn aangebracht. De opschriften en aanduidingen, genoemd onder 2-8 moeten in de voertaal (voertalen) zijn gesteld van het partnerland waar de toestellen zullen worden gebruikt. De letters en de cijfers van de opschriften, bedoeld onder 3 en 4 moeten, afhankelijk van de grootte van het blustoestel, de fles of de patroon, de volgende minimum afmetingen hebben a. hoogte 3 mm, pootdikte 1 mm b. hoogte 5 mm, pootdikte 1 mm; c. hoogte 8 mm, pootdikte tenminste 1 mm.
Benelux, lIde aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
527 1. la marque de fabrique; 2. la dénomination de l'extincteur, conformément aux indications de l'article 34 ainsi que les classes d'incendie auxquelles l'appareil convient 3. la mention des circonstances dans lesquelles l'appareil ne peut pas être utilisé 4. le mode d'emploi, complété par l'image 5. 6. 7. 8.
la nature de la charge et la capacité la marque de contrôle l'année de fabrication le nom et l'adresse du détenteur de l'autorisation.
L'emballage des charges et des agents expulseurs doit être pourvu des inscriptions et indications mentionnées ci-dessus sous 1, 6, 7 et 8. Les inscriptions doivent autant que possible être posées les unes sous les autres et, pour les inscriptions sous 3 et 4, dans l'ordre indiqué. L'inscription sous 5 peut être combinée avec celle sous 2. Les inscriptions doivent être bien lisibles et appliquées de façon durable sur l'extincteur, la bouteille ou la cartouche. Les inscriptions et indications mentionnées sur 2-8 doivent être rédigées dans la (les) langue(s) véhiculaire(s) du pays partenaire où les extincteurs seront utilisés. Les lettres et les chiffres des inscriptions visés sous 3 et 4 doivent, en fonction de la grandeur de l'extincteur, de la bouteille ou de la cartouche, avoir les dimensions minimales suivantes
S
•
a. hauteur 3 mm, largeur du jambage 1 mm; b. hauteur 5 mm, largeur du jambage 1 mm; c. hauteur 8 mm, largeur du jambage 1 mm au moins. Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
528 Artikel 34 Benaming van het blustoestel Afhankelijk van de blusstof is een van de volgende aanduidingen de benaming van het blustoestel 1. koolzuursneeuwblusser 2. tetrachloorkoolstofblusser 3. methylbromideblusser 4. chloorbroommethaanblusser 5. freonblusser 6. natblusser 7. schuimblusser 8. poederblusser 9. emmerspuit of -pomp. Kan aan een blustoestel in verband met de blusstof niet een van de genoemde aanduidingen als benaming worden gegeven, dan wordt de benaming vastgesteld door de bevoegde autoriteit. Artikel 35 Vermelding van het jaartal van aanmaak Het jaartal van aanmaak moet op het blustoestel zijn ingeslagen, of op een onbreekbaar en op deugdelijke wijze op het blustoestel bevestigd plaatje van niet roestend materiaal zijn vermeld. Artikel 36 Het keurmerk 1. Het keurmerk, bedoeld in de artikelen 3, 6, 7, 9 en 33 zal zijn vervaardigd overeenkomstig het hierna volgend model en met inachtneming van de volgende voorschriften Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
528 Article 34
Dénomination de l'extincteur
•
Les dénominations suivantes seront utilisées pour les extincteurs en fonction de l'agent extincteur qu'ils contiennent 1. extincteur à neige carbonique 2. extincteur à tétrachlorure de carbone 3. extincteur à bromure de méthyle 4. extincteur à chlorobromométhane 5. extincteur au fréon 6. extincteur à eau 7. extincteur à mousse 8. extincteur à poudre 9. seau-pompe. S'il est impossible de donner à l'extincteur l'une des .dénominations ci-dessus, en fonction de l'agent extincteur, sa dénomination est fixée par l'autorité compétente.
Article 35
Mention de l'année de fabrication L'année de fabrication doit être marquée au poinçon ou doit être inscrite sur une plaquette incassable, en matière inoxydable, convenablement fixée à l'appareil. Article 36
Marque de contrôle 1. La marque de contrôle visée aux articles 3, 6, 7, 9 et 33 sera établie conformément au modèle ci-après en tenant compte des prescriptions suivantes Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIELE BESCH1KKNGEN
529 a)
,N0
L
rangnummer
b) De basis van de gelijkzijdige driehoek heeft een lengte van 45 mm. e) In de driehoek is een ingeschreven cirkel getrokken. d) In de top van de gelijkzijdige driehoek wordt met een hoofdletter van 6 mm lengte - en 4 mm breedte de beginletter aangebracht van het land, waarin de vergunning is afgegeven ; voor Nederland is dit de letter N, voor België de letter B en voor Luxemburg de letter L. e) In de cirkel wordt in cijfers van 6 mm hoogte en 3 mm breedte het rangnummer van het keurmerk aangebracht; deze rangnummers zijn voor Nederland de nummers 1 t/m 2.000, voor België de nummers 2.001 t/m 4.000, voor Luxemburg de nummers 4.001 t/m 6.000. f) De letters van de naam Benelux hebben een hoogte van 3 mm en een breedte van 2 mm. 2. Indien een glazen of ceramieken ampul, ofwel een fles of een gaspatroon, waarvan de waterBenelux, 1 2de aanvulling
.
DÉCISIONS MINISTÉRIELL ES 529
a)
,N
0
~
1,
ou
numéro d'ordre
b) Les côtés du triangle équilatéral mesurent 45 mm. e) Dans le triangle le cercle inscrit est tracé. d) L'initiale majuscule (hauteur 6 mm, largeur 4 mm) du pays ayant délivré la licence, est inscrite au sommet du triangle, la lettre N représentant les Pays-Bas, la lettre B la Belgique et la lettre L le Luxembourg.
le
e) Le numéro d'ordre (hauteur 6 mm, largeur 3 mm) de la marque de contrôle est indiqué à l'intérieur du cercle les Pays-Bas numérotent de 1 à 2.000, la Belgique de 2.001 à 4.000, le Luxembourg de 4.001 à 6.000. f) Les lettres du mot «Benelux » ont une hauteur de 3 mm et une largeur de 2 mm. 2. Si l'ampoule en verre ou en céramique, ou la bouteille ou la cartouche, ayant un volume Benelux, lime supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
530
inhoud kleiner is dan 1 liter, deel uitmaakt van een blustoestel, moet deze zijn voorzien van het rangnummer van het keurmerk, hetwelk op het blustoestel is aangebracht. Voor het rangnummer worden de letters K/C geplaatst. De letters en cijfers moeten een hoogte hebben van ten minste 3 mm. Op een glazen ampul moeten de letters en cijfers zijn geëtst. Op een ceramieken ampul moeten de letters en cijfers zijn ingebakken. Op een fles of een gaspatroon moeten de letters en cijfers zijn ingeslagen. Het keurmerk moet op de verpakking van de vulling van een natblusser, of een schuimblusser zijn gedrukt op witte, onderscheidenlijk gele achtergrond.
.
Benelux, 12de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
530 inférieur à 1 litre, fait partie d'un extincteur, celle-ci doit porter le, numéro d'ordre de la marque de contrôle de l'extincteur, précédé A es lettres K/C. Les lettres et chiffres doivent avoir une hauteur d'au moins 3 mm. Ils seront gravés sur l'ampoule en verre, cuits dans l'ampoule en céramique et marqués au poinçon sur la bouteille ou la cartouche.
La marque de contrôle doit être imprimée sur fond blanc pour l'emballage de la charge d'un extincteur à eau et sur fond jaune pour l'emballage de la charge d'un extincteur à mousse.
['J
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
531 AANBEVELING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE BETREFFENDE DE WERKZAAMHEDEN VAN LOONSPUITERS (M(65) 17)
•0•
.
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 5, 6 en 8 van het Unieverdrag,. Gelet op de Aanbeveling van 31 maart 1965 van het Comité van Ministers betreffende de harmonisatie der wetgevingen inzake pesticiden (bestrijdingsmiddelen) en fytofarmaceutische produkten, M (65) 14, Overwegende, dat het vraagstuk inzake de wederzijdse toelating tot de uitoefening van de beroepswerkzaamheden van loonspuiters oplossing behoeft, Overwegende, dat gelijkwaardige eisen dienen te worden opgesteld voor de erkenning van loonspuiters in de landbouw, de bosbouw, het boom kwekerijbedrijf, het tuinbouwbedrijf en de wijnbouw op basis van hun theoretische kennis en vakbekwaamheid, waarvan moet blijken uit een diploma of getuigschrift, Beveelt aan
Enig artikel De Regeringen der drie Beneluxlanden worden uitgenodigd de nodige maatregelen te treffen met het oog op de invoering van de bepalingen van bijgaand Reglement inzake de werkzaamhe Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
531 RECOMMANDATION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE AUX ACTIVITES DES ENTREPRENEURS DE PULVERISATION (M (65) 17)
Le Comité de Ministres de l'Union Economique Benelux, Vu les articles '5, 6 et 8 du Traité d'Union, Vu la Recommandation du Comité de Ministres du 31 mars 1965, relative à l'harmonisation des législations en matière de pesticides et de produits phytopharmaceutiques, M (65) 14, Considérant qu'il convient de résoudre le problème de l'admission réciproque à l'exercice des activités professionnelles des entrepreneurs de pulvérisation, Considérant qu'il convient d'établir des exigences équivalentes pour l'agréation des entrepreneurs de pulvérisation en agriculture, en sylviculture, en arboriculture, en horticulture et en viticulture sur base de connaissances théoriques et de critères de capacité professionnelle, consacrés par un diplôme ou une attestation, Recommande Article unique
Les Gouvernements des trois pays du Benelux sont invités à prendre les mesures nécessaires en vue de la mise en vigueur des dispositions du Règlement ci-annexé relatif aux activités des Benelux, I2me supplément
MIN1STERILE BESCIUKKINGEN
532 den van loonspuiters, uiterlijk op 31 maart 1966.
Gedaan te Brussel op 25 oktober 1965. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) B. COLLING
Benelux, l2de aanvulling
ok
•
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
532 entrepreneurs de pulvérisation, au plus tard le 31 mars 1966. Fait à Bruxelles, le 25 octobre 1965. Le Président du Comité, de Ministres, (s.) E. COLLING
Benelux, 1 2me supplément
M1NISTERILE BESCHIKKINGEN
533 REGLEMENT INZAKE DE WERKZAAMHEDEN VAN LOONSPUITERS (M (65) 17, Bijlage)
Artikel 1
n
In dit Reglement wordt verstaan onder loonspuiters: personen die op grond van een ondernemerscontract het loonspuitbedrijf uitoefenen in de landbouw, de bosbouw, het boomkwekerijbedrijf, het tuinbouwbedrijf en de wijnbouw.
Artikel 2 Een loonspuiter, die onderdaan is van een der Beneluxianden en zijn werkzaamheden wenst uit te oefenen in een der Beneluxlanden waar hij niet gevestigd is, zal daartoe vergunning verkrijgen, voor zover hij voldoet aan de in de artikelen 3 en 4 gestelde voorwaarden.
Artikel S Bedoelde loonspuiter moet een aanvraag indienen bij: - het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken, indien hij in België of in Luxemburg gevestigd is en zijn werkzaamheden in Nederland wenst uit te oefenen - het Belgische Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, indien hij in Nederland of in Luxemburg gevestigd is en zijn Benelux, l2de aanvulling
s
DÉCISIONS MINISTéRIELLES
533 REGLEMENT CONCERNANT LES ACTIVITES DES ENTREPRENEURS DE PULVERISATION (M (65) 17, Annexe)
.
Article JO Au sens du présent Règlement on entend par entrepreneurs de pulvérisation les personnes qui exercent sous contrat d'entreprise les activités de pulvérisation de pesticides en agriculture, en sylviculture, en arboriculture, en horticulture et en viticulture.
Artiôle 2 L'entrepreneur de pulvérisation ressortissant d'un des pays du Benelux et qui envisage d'exercer ses activités dans un des pays du Benelux où il n'est pas établi, sera admis à cet exercice pour autant qu'il remplisse les conditions énumérées aux articles 3 et 4. Article S Ledit entrepreneur devra introduire une demande auprès: - du Ministère néerlandais des Affaires économiques, s'il est établi en Belgique ou au Luxembourg et s'il envisage d'exercer ses activités aux Pays-Bas - du Ministère belge de la Santé publique et • de la Famille, s'il est établi aux Pays-Bas ou au Luxembourg et s'il envisage d'exercer Benelux, 12me supplément
MINISTERIELE BESCHIKKINGEN
534 werkzaamheden in België wenst uit te oefenen; - het Luxemburgse Ministerie van Volksgezondheid, indien • hij in België of in Nederland gevestigd is en zijn werkzaamheden in Luxemburg wenst uit te oefenen. .
Artikel 4 De in artikel 3 bedoelde aanvraag dient vergezeld te gaan van: a) een gewaarmerkt afschrift van een door het bevoegde ministerie erkend diploma of getuigschrift of, in voorkomende gevallen, een verklaring van de Nederlandse Sociaal-Economische Raad b) een lijst van de gemeenten, waar betrokkene het bedrijf wenst uit te oefenen, die zo nauwkeurig moet zijn opgesteld, dat controle daarop mogelijk is, alsmede een verklaring, dat hij tijdig kennis zal geven van wijzigingen in deze lijst c) een lijst van door hem te gebruiken apparatuur en beveiligingsmiddelen; d) een verklaring van de loonspuiter: 1) dat hij in het land waar hij zijn werkzaamheden wenst uit te oefenen over een doelmatige bedrijfsruimte beschikt voor het opbergen van de fytofarmaceutische produkten, • met vermelding van het adres daarvan; 2) dat hij slechts die fytofarmaceutische produkten zal gebruiken, die zijn voorzien van het kenteken « BNL » of, bij gebreke daarvan, die zijn goedgekeurd in het land waar hij zijn werkzaamheden wenst uit te oefenen. Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
534 ses activités en Belgique
- du Ministère luxembourgèôis de la Santé
•
publique, s'il est établi en Belgique ou aux Pays-Bas et s'il envisage d'exercer ses activités au Grand-Duché de Luxembourg.
Article 4 La demande, visée à l'article 3 devra être accompagnée a) d'une copie certifiée conforme d'un diplôme ou d'une attestation, reconnus par le Ministère compétent ou, le cas échéant, d'une déclaration du « Sociaal Economische Raad » néerlandais b) d'une liste des communes où l'intéressé envisage d'exercer ses activités, établie avec une précision suffisante pour permettre le contrôle, ainsi que d'une déclaration selon laquelle il notifiera en temps utile les modifications qui se produiront dans cette liste c) d'une liste de l'appareillage et des moyens de protection qu'il utilisera
•
d) d'une déclaration de l'entrepreneur de pulvérisation 1) attestant qu'il dispose d'un local approprié pour l'entreposage des produits phytopharmaceutiques qu'il utilise, situé dans le pays où il envisage d'exercer ses activités, et mentionnant l'adresse de ce local 2) s'engageant à utiliser uniquement les produits phytopharmaceutiques portant le label « BNL » ou, à défaut, agréés dans le pays où il envisage d'exercer ses activités.
Benelux, 1 2me supplément
MNISTERIÜLE BESCmKKINGEN
I
Benelux, 12de aanvulling
r' s 1> ; M (65) 18 DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A LA LISTE DES ENTRAVES A LA LIBRE CIRCULATION DES MARCHANDISES, VISEE A L'ARTICLE 10 DE LA CONVENTION TRANSITOIRE
Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu l'article 10, alinéas 1 et 2 de la Convention transitoire, Vu la Décision du Comité de Ministres du 31 mars 1965 relative à la liste des entraves à la libre circulation des marchhandises, visée à l'article 10 de la Convention transitoire, M (65) 3, A pris la présente décision
Article
.r
Les entraves suivantes sont supprimées de la liste reprise dans l'Annexe à la Décision du Comité de Ministres du 31 mars 1965 relative à la liste des entraves à la libre circulation des marchandises, visée à l'article 10 de la Convention transitoire, M (65) 3 I. Restrictions quantitatives - C; II. Autres restrictions - A. Pays-Bas : les entraves mentionnées sous 1, 5 et 6.
Article 2 La présente Décision entre en vigueur Ie 1°' novembre 1965. Fait à Bruxelles, le 25 octobre 1965. Le Président du Comité de Ministres,
E. (OLL(WG
(s)
107
_ Ç3S
BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE MT BETREKKING TOT DE LIJST VAN BEPERKINGEN OP HET VRIJE HANDELSVERKEER, BEDOELD IN ARTIKEL 10 VAN DE OVERGANGSOVEREENKOMST
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op artikel 10, lid 1 en 2 van de Overgangsovereenkomst, Gelet op de Beschikking van het Comité van Ministers van 31 maart 1965 met betrekking tot de lijst van beperkingen op het vrije handelsverkeer, bedoeld in artikel 10 van de Overgangsovereenkomst, M (65) 3, Heeft het volgende beslist Artikel 1 De volgende beperkingeni worden afgevoerd van de lijst, opgenomen in de Bijlage bij de Beschikking van het Comité van Ministers van 31 maart 1965 met betrekking tot de lijst van beperkingen op het vrije handelsverkeer, bedoeld in artikel 10 van de Overgangsovereenkomst, M (65) 3 I. liwantitative beperkingen —C;
II. Andere beperkingen -
A. Nederland: de beperkingen, vermeld onder 1, 5 en 6. Artikel 2
Deze Beschikking treedt in werking op 1 november 1965. Gedaan te Brussel, op 25 oktober 1965. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) E.
Lfl'
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
Benelux, l2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
536 BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE TOT VERLENGING VAN DE TIJDVAKKEN BEDOELD IN DE ARTIKELEN 9 EN 10 VAN DE OVERGANGSOVEREENKOMST (M (65) 19)
(zie M (66) 29)
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 9, 10 en 37 van de Overgangsovereenkomst, Overwegende dat het niet mogelijk is gebleken v6ôr 1 november 1965 volledige uitvoering te geven aan de verplichtingen, voortvloeiend uit de artikelen 9 en 10, lid 2 van de Overgangsovereenkomst, Gelet op de noodzaak de in deze artikelen voorziene tijdvakken te verlengen, Heeft het volgende beslist
Artikel 1 De in de artikelen 9 en 10 der Overgangsovereenkomst voorziene tijdvakken worden met een jaar verlengd.
Artikel 2 Deze Beschikking treedt in werking op 1 november 1965. Gedaan te Brussel, op 25 oktober 1965. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) E. COLLING Benelux, l2de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
536
•
.
DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A LA PROROGATION DES PERIODES STIPULEES AUX ARTICLES 9 ET 10 DE LA CONVENTION TRANSITOIRE (M (65) 19)
(voir M (66) 29)
Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu les articles 9, 10 et 37 de la Convention transitoire, Considérant qu'il s'est avéré impossible de remplir entièrement, avant le ler novembre 1965, les obligations découlant des article 9 et 10, alinéa 2 de la Convention transitoire, Vu la nécessité de proroger les périodes stipulées dans ces articles, A pris la présente décision
Article 1" Les périodes stipulées aux articles 9 et 10 de la Convention transitoire sont prorogées d'un an.
Article 2 La présente• Décision entre en vigueur le 1" novembre 1965. Fait à Bruxelles le 25 octobre 1965. Le Président du Comité de Ministres, (s.) E. COLLING Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIELE 'BESCIUKKINGEN
537 BESCHIKKING
VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE INZAKE DE GEMEENSCHAPPELIJKE -HANDELSPOLITIEK
(M(66) 1) .
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 3, 6, 10 en 72 van het Unieverdrag en de artikelen 9 tot en met 24 en 27 van de Overgangsovereenkomst, Gelet 'op de Beschikking M (65) 19 van het Comité. van Ministers van 25 oktober 1965 tot verlenging van de .tijdvakken, bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de Overgangsovereenkomst, Heeft het volgende beslist Artikel 1
1.
De gemeenschappelijke handelspolitiek is verwezenlijkt voor de produkten, welke niet voorkomen op de Beneluxlijst van landbouwprodukten en voedingsmiddelen, M, (66) 10, waarop hoofdstuk .3 van de overgangsovereenkomst van toepassing is. 2.
In afwijking van lid 1 van dit artikel zijn de invoercontingenten niet gemeenschappelijk voor de produkten vermeld in bijlage I en zijn de uitvoercontingenten niet gemeenschappelijk voor de produkten vermeld in bijlage H. Artikel 2
1. Voor de landbouwprodukten en voedingsmiddelen, vermeld in bijlage III, is een gemeenschapBenelux,
12de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
537
•
DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A LA POLITIQUÉ COMMERCIALE COMMUNE
...(
(66) 1)
Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu les articles 3, 6, 10 et 72 du Traité d'Union, ainsi que les articles 9 à 24 et 27, de la Convention transitoire, Vu la Décision M (65) 19 du Comé de Ministres du 25 octobre 1965, rélative à la prorogation des périodes stipulées aux articles 9 et 10 de la Convention transitoire, A pris la décision suivante Article 1-
S
.
1. La politique commerciale commune est réalisée pour les produits ne figurant pas à la liste Benelux des produits agricoles et alimentaires, M (66) 10, auxquels s'applique le chapitre 3 de la Convention transitoire. 2. Par dérogation au premier alinéa du présent article, les contingents à l'importation ne sont pas communs pour les produits figurant à l'annexe I et les contingents à l'exportation ne sont pas communs pour les produits figurant à l'annexe H. Article 2
1. Pour les prodiits agricoles et alimentaires repris à l'annexe' III, un régime commun d'im Benelux, 1 2me sup 5 1émen
MINISTER1LE BESC1EKK1GEN
538 pelijk invoerregime van kracht in de gevallen dat het in artikel 3 van deze Beschikking bedoelde overleg is voorgeschreven, behoudens de maatregelen welke Luxemburg toepast op grond van artikel 20' van de Overgangsovereenkomst. 2. Voor de landbouwprodukten en voedingsmiddelen, vermeld in bijlage IV, is een gemeenschappelijk uitvoerregime van kracht, behoudens de in die bijlage vermelde maatregelen.
Ie
Artikel 3 1. Wanneer een der Hoge Verdragsluitende Partijen overweegt maatregelen bij in- of uitvoer te nemen, waartoe zij bevoegd is op grond van artikel 12 van de Overgangsovereenkomst, zal in de gevallen, vermeld in de bijlagen m en IV, overleg worden gepleegd, ten einde te vermijden dat de gemeenschappelijke handelspolitiek wordt doorkruist. 2. Bovendien zal in de gevallen, vermeld in de bijlagen III en IV - te weten deze waarvoor gemeenschappelijke contingenten gelden - het in lid 1 bedoelde overleg plaatsvinden, wanneer een der Hoge Verdragsluitende Partijen overweegt maatregelen bij in- of uitvoer te nemen, waartoe zij bevoegd is op grond van het artikel 6 van het Unieverdrag, juncto artikel 9 van de Overgangsovereenkomst of van artikel 24 van de Overgangsovereenkomst. 3. Het in de leden 1 en 2 bedoelde overleg zal plaatsvinden 'binnen de bevoegde Commissie of bijzondere' Commissie.
Artikel 4 De Beschikking M (65) 1 van het Comité van Ministers van 31 maart 1965, inzake de gemeenschappelijke handelspolitiek, vervalt. Benelux, 12de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
538
portation est en vigueur dans les cas où la consultation visée par l'article 3 de la présente Décision est prescrite, sans préjudice des mesures que le Luxembourg applique en vertu de l'article 20 de la Convention transitoire. 2. Pour les produits agricoles et alimentaires repris à l'annexe IV, un régime commun à l'exportation est en vigueur sans préjudice des mesures mentionnées dans cette annexe.
Article S 1. Lorsqu'une des Hautes Parties Contractantes envisage d'adopter des mesures à l'importation ou à l'exportation qu'elle est autorisée à prendre en vertu de l'article 12 de la Convention transitoire, une consultation aura lieu dans les cas visés aux annexes III et IV, afin d'éviter que la politique commerciale commune ne soit compromise. 2. En outre, la consultation visée à l'alinéa 1 aura lieu dans les cas repris aux annexes III et IV - à savoir ceux pour lesquels des contingents communs sont en vigueur lorsqu'une des Hautes Parties Contractantes envisage d'adopter des mesures à l'importation ou à l'exportation qu'elle est autorisée à prendre en vertu de l'article 6 du Traité d'Union et de l'article 9 de la Convention transitoire, ou de l'article 24 de la Convention transitoire. 3. La consultation visée aux alinéas 1 et 2 aura lieu au sein de la Commission ou de la Commisson spéciale compétente.
Article La Décision M (65) 1 du Comité de Ministres du 31 mars 1965, relative à la politique commerciale commune, est abrogée. Benelux, 12me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
539 Artikel 5 Deze Beschikking treedt ' in werking op 1 januari 1966.
Gedaan te Brussel, op 18 april 1966. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) M. van der STOEL
1
M (66) 1, Bijlagen I, II,
m
Wegens de beperkte geldigheidsduur van de telkenjare door het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie genomen handelspolitieke Beschikking, krachtens dewelke de voorgaande Beschikking vervalt, worden de omvangrijke bijlagen bij de onderhavige Beschikking niet in deze uitgave opgenomen. Zij zijn echter verschenen in het Benelux-Publikatieblad nr 1966-3, dat verkrijgbaar is bij het Secretariaat-Generaalvan de Benelux Economische Unie. Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MtNiSTRIELLES
La présente 1° janvier 1966.
Fait à Bruxelles, le 18 avril 1966. Le Président du Comité de Ministres,
1, Annexes I, H,
m
En raison de la durée de validité limitée des Décisions prises chaque année par le Comité de Ministres en matière de politique commerciale en vertu desquelles la Décision antérieure est abrogée, les annexes volumineuses de la présente Décision ne sont pas reprises dans la présente publication. Elles ont néanmoins paru dans le Bulletin Benelux n° 1966-3, lequel peut être obtenu au Secrétariat général de l'Union économique Benelux.
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
540 BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE MET BETREKKING TOT DE LIJST VAN BEPERKINGEN OP HET VRIJE HANDELVERKEER, BEDOELD IN ARTIKEL 10 VAN DE OVERGANGSOVEREENKOMST
(M (66) 3)
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op artikel 10, lid 1 en 2 van de Overgangsovereenkomst, Gelet op de Beschikking M (65) 19 van het Comité van Ministers van 25 oktober 1965 tot verlenging van de tijdvakken, bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de Overgangsovereenkomst, Heeft het volgende beslist
Artikel 1 De lijst van de belemmeringen op het vrije handelsverkeer tussen de grondgebieden der Hoge Verdragsluitende Partijen, bedoeld in artikel 10, lid 2 van de Overgangsovereenkomst, welke op 1 januari 1966 worden gehandhaafd, wordt vastgesteld in de bij deze Beschikking gevoegde bijlage. Artikel 2 1. De belemmeringen op het vrije verkeer tussen de grondgebieden van de Hoge verdragslui Benelux, 12de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MIN1STR1ELLES
540
DECISION.
.
DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A LA LISTE DES ENTRAVES A LA LIBRE CIRCULATION DES MARCHANDISES, VISEE A L'ARTICLE 10 DE LA CONVENTION TRANSITOIRE (M (66) 3)
Le Comité de Ministres de l'Union Economique Benelux, Vu l'article 10, alinéas 1 et 2 de la Convention transitoire, Vu la Décision M (65) 19 du Comité de Ministres dii 25 octobre 1965, relativé à la prorogation des périodes stipulées aux articles 9 et 10 de la Convention transitoire, A pris la présente décision
Article 1' La liste des entraves à la libre circulation des marchandises entre les territoires des Hautes Parties Contractantes, visée à l'article 10, alinéa 2 de la Convention transitoire, qui sont maintenues au 1 janvier 1966, est établie dans l'annexe à la présente Décision.
Article 2 1. En ce qui concerne les produits agricoles et alimentaires en provenance de ou à destination Benelux, 12me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKNGEN
541 tende Partijen voor wat betreft de landbouwpro dukten en voedingsmiddelen ingevoerd uit of uit te voeren naar derde landen, zijn opgenomen in het bij Beschikking M (63) 2 van het Comité van Ministers van 21 januari 1963 aan lijst B gevoegde bijvoegsel. 2. In de in lid 1 bedoelde Beschikking M (63) 2 worden de woorden « met uitzondering van de produkten, opgenomen in de bijlagen III en IV bij de Beschikking M (63) 1 van het Comité van Ministers d.d. 21 januari 1963 » vervangen door de woorden «met uitzondering van de produkten, opgenomen in de bijlagen III en IV van de Beschikking M (66) 1 van het Comité van Ministers d.d. 18 april 1966 ». ArtikeZ 3 De Beschikkingen M (65) 3 van het Comité van Ministers van 31 maart 1965, en M (65) 18 van het Comité van Ministers van 25 oktober 1965, met betrekking tot de lijst van beperkingen op het vrije handelsverkeer, bedoeld in artikel 10 van de Overgangsovereenkomst, vervallen. Gedaan te Brussel, op 18 april 1966. De Voorzitter van het Comité van Ministers,
(w.g.) M. van der STOEL
Benelux, lZde aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
541 de pays tiers, les entraves à la libre circulation entre les territoires des Hautes Parties Contractantes figurent au complément apporté à la liste B par la Décision M (63) 2 du Comité de Ministres du 21 janvier 1963.
le
2. Dans la Décision M (63) 2 visée à l'alinéa 1, les mots « à l'exception des produits repris aux annexes III et IV de la Décision M (63) 1 du Comité de Ministres du 21 janvier 1963 » sont remplacés par les mots : « à l'exception des produits repris aux annexes III et IV de la Décision M (66) 1 du Comité de Ministres du 18 avril 1966 ».
Article S Les Décisions M (65) 3 du Comité de Ministres du 31 mars 1965 et M (65) 18 du Comité de Ministres du 25 octobre 1965, relatives à la liste des entraves à la libre circulation des marchandises, visée à l'article 10 de la Convention transitoire, sont abrogées. Fait à Bruxelles, le 18 avril 1966.
la
Le Président du Comité de Ministres, (s.) M. van der STOEL
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERILE BESCHIKKINGEN
542 LIJST VAN BEPERKINGEN OP HET VRIJE GOEDERENVERKEER, ALS BEDOELD IN DE BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN 1966 (M (66) 3, Bijlage) .
I. KWANTITATIEVE BEPERKINGEN
A. Bij invoer in de B.L.E.U. uit Nederland en bij invoer in Nederland uit de B.L.E.U. van de volgende produkten van oorsprong uit de landen van Oost-Europa ex 27.10-A, B Aardbliën en oliën uit bitumineuze mineralen, andere dan ruwe : lichte oliën en halfzware oliën, met uitzondering van preparaten, welke 70 of meer gewichtspercenten aardoliën of oliën uit bitumineuze mineralen bevatten en waarvan deze oliën het hoofdbestanddeel zijn, elders genoemd noch elders onder begrepen. ex 27.10-C Aardoliën en oliën uit bitumineuze mineralen, andere dan ruwe : gasolie en stookolie, met uitzondering van preparaten, welke 70 of meer gewichtspercenten aardoliën of oliën uit bitumineuze mineralen bevatten en waarvan deze oliën het hoofdbestanddeel zijn, elders genoemd noch elders onder begrepen.
B. Bij invoer in de B.L.E.U. uit Nederland van de volgende produkten, niet van oorsprong uit Nederland Benelux, 12de aanvulling'
DÉCISIONS MrNISTÉIuELLES
542 LISTE DES ENTRAVES A LA LIBRE CIRCULATION DES MARCHANDISES VISEE PAR LA DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE 1966 (M (66)3, Annexe) .
I. RESTRICTIONS QUANTITATIVES
A. A l'importation dans l'U.E.B.L. en provenance des Pays-Bas et à l'importation aux Pays-Bas en provenance de l'U.E.B.L., des produits suivants originaires des pays de l'Europe orientale ex 27.10-A, B Huiles de pétrole ou de minéraux bitumineux (autres que les huiles brutes) : huiles légères et huiles moyennes, à l'exclusion de préparations non dénommées ni comprises ailleurs contenant en poids une proportion d'huile de pétrole ou de minéraux bitumineux supérieure ou égale à 70 % et dont ces huiles constituent l'élément de base. ex 27.10-C Huiles de pétrole ou de minéraux bitumineux (autres que les huiles brutes) : gasoils et fuel oils, à l'exclusion de préparations non dénommées ni comprises ailleurs contenant en poids une proportion d'huile de pétrole ou de minéraux bitumineux supérieure ou égale à 70 % et dont ces huiles constituent l'élément de base. B. A l'importation dans 1'U.E.B.L. en provenance des Pays-Bas, des produits suivants, non originaires des Pays-Bas Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
543 27.01 Steenkool ; briketten, eierkolen en dergelijke van steenkool vervaardigde vaste brandstoffen
27.02 Bruinkool en geperste bruinkool
27.04-A-II Cokes en half -cokes van steenkool, niet bestemd voor de vervaardiging van electroden
II. ANDERE BEPERKINGEN A. NEDERLAND 1. Wijnen en gedistilleerde dranken (D.T. 22.05 22.06 ; ex 22.07; 22.09 -B,C)
I. In Nederland mogen krachtens artikel ibis van het Wijnbesluit (Warenwet) 1929 (Stb. 1929-137) laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 7 juli 1959 (Stb. 1959-227) wijnen en gedistilleerde dranken niet worden ingevoerd onder een der aanduidingen genoemd in de bijlage van dit Besluit, of onder een aanduiding, die op een der in vorenbedoelde bijlage genoemde aanduidingen gelijkt, al dan niet in vertaling, hetzij afzonderlijk, hetzij in samenstelling gebruikt, dan onder voorwaarde, dat zij vergezeld zijn van een bewijs van oorsprong afgegeven door een door de Minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken erkende autoriteit ; uit dit bewijs moet blijken, dat de wijn in het land van oorsprong recht heeft op de bedoelde aanduiding.
II. In Nederland mogen krachtens artikel 4, eerste lid, onder a van ,de Instellingswet Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
543 27.01 Houilles ; briquettes, boulets et combustibles solides similaires obtenus à partir de la houille 27.02 Lignites et agglomérés de lignites 27.04-A-II Cokes et semi-cokes de houille, non destinés à la fabrication d'électrodes
9b
II. AUTRES ENTRAVES A. PAYS-BAS 1.
Vins et böissôns spiritueuses (T.D. 22.05 22.06 ex 22.07 ; 22.09-B,C)
.
I. En vertu de l'article ibis de l'Arrêté de 1929 relatif aux vins (Warenwet) (Stb. 1929-137), récemment modifié par l'Arrêté du 7 juillet 1959 (Stb. 1959-227), les vins et boissons spiritueuses ne peuvent être importées aux Pays-Bas, sous une des appellations énumérées à l'annexe dudit arrêté ou spus une appellation ressemblant à une des appellations visées à l'annexe précitée, que cette appellation soit ou non traduite, qu'elle soit isolée ou composée, que s'ils sont accompagnés d'un certificat d'origine délivré par une autorité reconnue par le Ministre de la Santé publique et des Affaires sociales ; il doit résulter dé ce certificat que le vin est autorisé à porter l'appellation en question dans le pays d'origine.
II. En vertu de l'article 4, premier alinéa, sub a de la loi créant un Produktschap Benelux, 1 2me supplément
MIMSTERILE BESCHIKKINGEN
544
Produktschap voor Gedistilleerde Dranken (Stb. 1954-450) en artikel 1 van het Besluit van 23 juni 1959 (Stb. 1959-212) door het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken worden geregeld of nader worden geregeld de prijzen, waartegen gedistilleerde dranken aan buitenlandse afnemers tenminste moeten worden afgezet.
2. Boter (D.T. 04.03) In Nederland worden ingevolge een voorschrift van het Produktschap voor Zuivel (circulaire Bo 32 dd. 24 augustus 1959 en Bo 33 dd. 11 september 1959) aan vergunningen voor de invoer van boter de volgende
voorwaarden verbonden 1) behoudens de in de onder 2 genoemde uitzonderingsgevallen is de importeur verplicht, alvorens de ingevoerde boter in het binnenland af te leveren, deze als zodanig - dus niet vermengd met Nederlandse boter - om te pakken of te doen ompakken in pakjes van 100, 125, 250 of 500 gram in wikkels, welke zijn voorzien van een opdruk welke het land van oorsprong of het land van herkomst aangeeft of van een opdruk « Buitenlandse boter », welke laatste aan voorschriften inzake lettertype en plaats, waar de opdruk is aangebracht, moet voldoen 2) de onder 1 bedoelde verplichting geldt
niet a) indien de pakjes van ten hoogste 500 gram uit de verpakking waarvan duidelijk de buitenlandse oorsprong of
herkomst blijkt worden geïmporteerd en de boter in deze originele verpak Benelux, 1 2de aanvulling
pour les boissons spiritueuses (Stb. 1954450) 'et de l'article 1 de l'Arrêté du 23 juin 1959 (Stb. 1959-212), ie Produktschap pour les boissons spiritueuses peut, aux Pays-Bas, régler ou préciser les prix minima des boissons spiritueuses à vendre aux acheteurs étrangers.
Beurre (T.D. 04.03) Aux termes d'une prescription du Produktschap voor Zuivel (circulaire Boter 32 du 24 août 1959 et Boter 33 du 11 septembre 1959), les conditions suivantes sont liées aux autorisations d'importation de beurre
1) sauf les cas d'exception énumérés sub 2, l'importateur est tenu, avant de livrer le beurre importé sur le marché intérieur, de l'emballer tel quel - donc sans le mélanger à du beurre néerlandais - dans de nouveaux paquets de 100, 125, 250 ou 500 grammes, ie pays d'origine ou de provenance ou la mention « Buitenlandse boter » figurant en lettres imprimées sur le papier d'emballage. L'impression « Buitenlandse boter » doit répondre à certaines 'prescriptions concernant le type des lettres et l'endroit de cette impression
a) en cas d'importation en paquets de 500 grammes au maximum, lorsque l'origine ou la provenance étrangère ressort clairement de l'emballage et pour autant que le beurre soit mis
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
545 king in het binnenlandse verkeer wordt gebracht
b) indien de boter wordt geleverd aan verwerkende bedrijven ter industriële verwerking.
3. Aardolie (D.T. ex 27.10) In Nederland wordt krachtens het besluit Regeling In- en Uitvoer 1944 (Stb. E-80) bij invoer van aardolie controleop de Oost-Europese oorsprong uitgeoefend.
B. BELGIE 1. Alle goederen
• •
In België zijn, krachtens het K.B. dd. 30 november 1939, de in-, uit- en doorvoer verboden van vreemde goederen, die merken of opschriften dragen van aard, deze goederen als zijnde van Belgische herkomst te doen doorgaan (Belg. Stb. dd. 11/12 december 1939). 2. Vaste minerale brandstoffen (D.T. 27.01 t/m
27.04) •
In België moet, bij de in- of uitvoer van vaste minerale brandstoffen de tolaangifte vergezeld gaan van een bijzonder getuigschrift van het bij het koninklijk besluit dd. 24 december 1957 bijgevoegd model (Belg. Stb. dd. 5 januari 1958). 3. Mest stoffen en grôndverbeteringsmiddelen (D.T. 31.01 t/m 31.05)
In België is krachtens het K.B. van 30.9.1955 (Belg. Stb. dd. 16/17.11.1955) de invoer Benelux, 12de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
545 en vente sur le marché intérieur dans cet emballage original b) en cas de fourniture de beurre à des entreprises en vue de sa transformation industrielle. 3. Huiles de pétrole (T.D. ex 27.10) En 'vertu de l'Arrêté de 1944 (Stb. E-80) réglementant l'importation et l'exportation, les importations aux Pays-Bas d'huiles de pétrole en provenance de l'Europe orientale sont soumises à un contrôle d'örigine.
B. BELGIQUE 1.
Toutes marchandises En Belgique, sont prohibés, en vertu d'un arrêté royal du 30 novembre 1939, l'importation, l'exportation et le transit des marchandises étrangères revêtues de marques ou d'inscriptions de nature à faire croire que ces marchandises sont originaires de Belgique (M.B.des 11/12 décembre 1939).
•
2. Combustibles minéraux solides (T.D. 27.01 à 27.04 inclus) En Belgique, lors de l'importation ou de l'exportation de combustibles minéraux solides, la déclaration en douane doit être accompagnée d'une attestation spéciale du modèle annexé à l'arrêté royal du 24 décembre 1957 (M.B. du 5 janvier1958). 3. Engrais et produits pour l'amélioration du sol (T.D. 31.01 à 31.05 inclus) En vertu de l'A.R. du 30.9.1955 (M.B. du 16/17.11.1955), seule est autorisée en BelBenelux, lIme supplément
MINISTER1ILE BESCHIKKINGEN
546 slechts toegestaan van de goederen, welke zijn' opgenomen in de lijst gevoegd bij voormeld besluit.
4. Wijnen (D.T. ex 22.05)
In België is krachtens het K.B. van 18.4.1927 (Belg. Stb. dd. 28.4.1927) de invoer van Porto- en Madeirawijnen slechts toegestaan mits overlegging van een oorsprongscertificaat; voorts dient de verzending van deze goederen rechtstreeks naar België te geschieden.
5. Plantaardige vette oliën, vloeibaar of vast, ruw, gezuiverd of geraffineerd, m.u.v. Chinese houtolie, andere houtolie, tungolie, ricinusolie, olijfolie en ruwe palmolie (D.T. ex
15.07) (*) In België wordt bij uitvoer controle uitgeoefend op de naleving van de privaatrechtelijke afspraak tussen de belanghebbenden in Nederland en in de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, welke afspraak een gevolg is van de in Nederland bestaande dispariteitsregeling bedoeld in de aan de Overgangsovereenkomst gehechte lijst B.
6. Wapens en munitie, m.u.v. blanke wapens alsmede delen daarvan en scheden daarvoor (D.T. 93.02 t/m 93.07) (*)
In België wordt de uitvoer van bovenstaande produkten slechts toegestaan, indien deze op de proefbank voor wapens werden beproefd. 7. Bruinkool en geperste bruinkool; cokes en halfcokes van steenkool, van bruinkool of van turf (D.T. 27.02 ; 27.04) In België worden krachtens het K.B. van 30.12.1959 slechts erkende firma's tot de (*)
zie blz. 547
Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
546
gique l'importation des produits figurant à la liste annexée à l'arrêté précité.
4. Vins (T.D. ex 22.05)
•
En vertu de l'A.R. du 18.4.1927 (M.B. du 28.4.1927) l'importation en Belgique de vins de Porto et de Madère est conditionnée à la production d'un certificat d'origine de plus, ces marchandises doivent être expédiées directement à destination de la Belgique.
5. Huiles végétales fixes, fluides ou concrètes, brutes, épurées ou raffinées, à l'exclusion des huiles de bois de Chine, d'abrasin, de tung, de ricin, d'olive et de palme brute (T.D. ex 15.07)
(*)
Le contrôle sur les exportations de Belgique s'effectue conformément à l'arrangement privé, conclu entre les industriels intéressés des Pays-Bas et de l'Union économique belgo -luxembourgeoise, lequel arrangement résulte du régime de disparité, appliqué aux Pays-Bas, visé à la liste B annexée à la Convention transitoire.
•
6. Armes et munitions, à l'exclusion des armes blanches, leurs pièces détachées et leurs fourreaux (T.D. 93.02 à 93.07 inclus) (*) En Belgique, l'exportation des produits susmentionnés n'est autorisée que s'ils ont été soumis- au banc d'épreuves des armes à feu.
7. Lignites et agglomérés de lignites; cokes et semi-cokes de houille, de lignite et de tourbe
(T.D. 27.02 ; 27.04)
En vertu de l'Arrêté royal du 30.12.1959, seules les firmes reconnues sont autorisées à
(*) voir page
547 Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
547 invoer van bovenstaande produkten toegelaten. 8. Aardoliën en leisteenoliën anders dan ruwe; lichte en half zware oliën, gas en stookolie (D.T. ex. 27.10)
In België wordt krachtens het K.B. van 14.11. 1959 (Belg. Stb. dd. 28.12.1959) en de M.B. van 23.3.1960 (Belg. Stb. dd. 30.3.1960) op dé invoer van olie een oorsprongscontrole uitgeoefend. 9. Wol en fijn of grof haar, gekaard of gekamd, in doorlopende lonten (tops) andere dan die bevattende geen of minder dan 10 gewichtspercenten synthetische of kunstmatige textielvezels (D.T. 53.05-B-I) (*)
In België wordt met het oog op mogelijke beperkende maatregelen t.a.v. de invoer van wooltops uit Uruguay de invoer van wooltops in het algemeen op oorsprong gecontroleerd. 10. Textielprodukten (*)
In België is de invoer van onderstaande produkten onder bewaking gesteld met het oog op de mogelijke prijsverstorende invoeren van deze textielprodukten van Spaanse oorsprong.
a) Garens van kunstmatige stapelvezels niet gereed voorde verkoop in het klein (D.T. 56.05-B) (*) De onderhavige maatrelegen berusten op voorschriften, welke zijn uitgevaardigd ter uitvoering van - het K.B. van 7-10-1960, houdende het Statuut van het Ministerieel Comité voor economische coördinatie - het K.B. van 26-8-1938, gewijzigd door het Besluit van de Regent van 14-8-1947, tot oprichting van de Interministeriële Economische Commissie. Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
547 importer ces produits en Belgique.
8. Huiles de pétrole ou de schistes (autres que les huiles brutes) ; huiles légères et moyennes, gasoils et fuel oils (T.D. ex 27.10)
•
En vertu de l'A.R. du 14.11.1959 (M.B. du 28.12.1959 et des A.M. des 23.3.1960 (M.B. du 30.3.1960)), les importations en Belgique d'huiles sont soumises à un contrôle d'origine.
9. Laines et poils (fins ou grossiers) cardés ou peignés, en rubans continus (tops) autres que ceux ne contenant pas ou contenant en poids moins de 10 % de fibres textiles synthétiques ou artificielles (T.D. 53.05-B-I) (*) En Belgique toutes les importations de wool tops sont soumises à un contrôle d'origine en vue d'éventuelles restrictions des importations de wooltops en provenance d'Uruguay.
10. Produits textiles (*)
•
En Belgique l'importation des produits textiles ci-après est surveillée afin d'éviter l'entrée de produits d'origine espagnole à des prix anormaux. a) Fils de filres textiles artificielles discontinues non conditionnés pour la vente au détail (T.D. 56.05-B)
(*) Les mesures en cause reposent sur des prescriptions promulguées en exécution de
- l'A.R. du
7-10-1960 fixant le statut du Comité ministériel de coordination économique;
- l'A.R. du
26-8-1938, modifié par l'Arrêté du Régent du 14-8-1947, portant création d'un Comité ministériel de coordination économique. Benelux, 1 2me supplément
M1NISTERIiLE BESCHIKKINGEN
548 b) Fluweel, pluche, lussenweefsel en chenille weefsel, m.u.v. de artikelen, bedoeld bij de posten 55.08 en 58.05, van katoen, andere dan ongebleekt, niet voor stoffering (D.T. ex 58.04-B-I-b)
C. LUXEMBURG
1. Porto- en Maderawijnen Krachtens het Groothertogelijk besluit van 5.5.1927 houdende reglementering van de invoer van porto- en maderawijnen (Mémorial 1927, blz. 349), dient bij de invoer van porto- of oportowijnen en van maderawijnen een door de bevoegde Portugese overheden afgeleverd oorsprongscertificaat te worden overgelegd.
2. Plantaardige vette oliën, vloeibaar of vast, ruw, gezuiverd of geraffineerd, m.u.v. Chinese houtolie, andere houtolie, tungolie, ricinusolie, olijfolie en ruwe palmolie (D.T. ex 15.07) (*) In Luxemburg wordt bij uitvoer controle uitgeoefend op de naleving van de privaatrechtelijke afspraak tussen de belanghebbenden in Nederland en in de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, welke afspraak een gevolg is van de in Nederland bestaande dispariteitsregeling, bedoeld in de aan de Overgangsovereenkomst gehechte lijst B.
3. Wapens en munitie, m.u.v. blanke wapens alsmede delen daarvan en scheden daarvoor (D.T. 93.02 t/m 93.07) (*) In Luxemburg wordt de uitvoer van bovenstaande produkten slechts toegestaan, indien (*) zie blz. 549 Benelux, l2de aanvu'ilIng
•
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
548 b) Velours, peluches, tissus bouclés et tissus de chenille, à l'exclusion des articles des n° 55.08 et 58.05, de coton, autres que écrus, non destinés à l'ameublement (T.D. ex 58.04-B-I-b)
C. LUXEMBOURG
.
1. Vins de Porto et de Madère En vertu de l'arrêté grand-ducal du 5.5.1927 réglementant l'importation de vins de Porto et de Madère (Mémorial 1927, page 349), l'importation de vins de Porto ou de Oporto et de Madère est subordonnée à la production d'un certificat d'origine délivré par les autorités compétentes portugaises.
2. Huiles végétales fixes, fluides ou concrètes, brutes, épurées ou raffinées, à l'exclusion des huiles de bois de Chine, d'abrasin, de tung, de ricin, d'olive et de palme brute (T.D. ex 15.07) (*) Le contrôle sur les exportations de Luxembourg s'effectue conformément à l'arrangement privé, conclu entre les indlistriels intéressés des Pays-Bas et de l'Union économique belgo-luxembourgeoise, lequel arrangement résulte du régime de disparité, appliqué aux Pays-Bas, visé à la liste B annexée à la Convention transitoire.
3. Armes et munitions, à l'exclusion des armes blanches, leurs pièces détachées, et leurs fourreaux (T.D. 93.02 à 93.07 inclus) (*) Au Luxembourg, l'exportation des produits susmentionnés n'est autorisée que s'ils ont (*) voir page
549 Benelux, 12me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
549
deze op de proefbank voor wapens werden beproefd. 4. Aardoliën en leisteenoliën, anders dan ruwe: lichte en halfzware oliën, gas- en stookolie (D.T. 27.10-A, B, C) (*) 5. Wol en fijn en grof haar, gekaard of gekamd, in doorlopende lonten (tops) andere dan die bevattende geen of minder dan 10 gewichtspercenten synthetische of kunstmatige textielvezels (D.T. 53.05-B-I) (*) 6. Textieiprodukten (*) In Luxemburg is de invoer van onderstaande produkten onder bewaking gesteld met het oog op de mogelijke prijsverstorende invoeren van deze textielprodukten van Spaanse oor-
sprong. a) Garens van kunstmatige stapelvezels niet gereed voor de verkoop in het klein (D.T. 56.05-B).
b) Fluweel, pluche, lussenweefsel en chenille weefsel, m.u.v. de artikelen bedoeld bij de posten 55.08 en 58.05, van katoen, andere dan ongebleekt, niet voor stoffering (D.T. ex 58.04-B-I-b)
(*) Luxemburg past het Belgische regime toe krachtens de Overeenkomst van 23 mei 1935 tot instelling tussen België en het Groot-Hertogdom Luxemburg van een gemeenschappelijk regime inzake reglementering van de in-, uit- en doorvoer. Benelux, l2de aanvulling
n
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
549 été soumis au banc d'épreuves des armes à feu.
4. Huiles de pétrole ou de schistes (autres que les huiles brutes) ; huiles légères et moyennes, gasoils et fuel oils (T.D. 27-10 -A,B,C) (*) .
5. Laines et poils (fins ou grossiers) cardés ou
peignés, en rubans continus (tops) autres que
- ceux ne contenant pas ou contenant en poids moins de 10 % de fibres textiles synthétiques ou artificielles (T.D. 53.05-B-I) (*)
6. Produits textiles (*) Au Luxembourg, l'importation des produits textiles ci-après est surveillée afin d'éviter l'entrée de produits d'origine espagnole à des prix anormaux. a) Fils de fibres textiles artificielles discontinues non conditionnés pour la vente au détail (T.D. 56.05-B) b) Velours, peluches, tissus bouclés et tissus de chenille, à l'exclusion des articles des n° 55.08 et 58.05, de coton, autres que écrus, non destinés à l'ameublement (T.D. ex 58.04-B-I-b)
(*) Le Luxembourg applique le régime belge en vertu de la Convention du 23 mai 1935 instituant entre le Luxembourg et la Belgique un régime commun en matière de réglementation des importations, des exportations et du transit.
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
550 AANBEVELING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE BETREFFENDE ACETYLEENONTWIKKELAARS, TERUGSLAGVEILIGHEDEN EN REDUCEERTOESTELLEN
(M (66) 5)
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 6 en 8 van het UnieVerdrag, Gelet op artikel 9 van de Overgangsovereenkomst, Overwegende, dat eenvormige veiligheidsvoorschriften inzake de vervaardiging van acetyleenontwikkelaars, terugsiagveiligheden en reduceertoestellen in de Beneluxianden dienen te worden toegepast, Beveelt aan:
Enig artikel De Regeringen der drie Beneluxianden worden uitgenodigd de nodige maatregelen te treffen met het oog op de toepassing van de bepalingen van bijgaand Reglement inzake veiligheidsvoorschriften voor acetyleenontwikkelaars, terugslagveiligheden en reduceertoestellen, uiterlijk op 31 oktober 1967. Gedaan te Brussel, op 18 april 1966. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) M. van der STOEL Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
41411
S
RECOMMANDATION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX CONCERNANT LES GENERATEURS D'ACETYLENE, LES CLAPETS D'ARRET ET LES DETENDEURS (M (66) 5)
Le Comité de Ministres de l'Union Economique Benelux, Vu les articles 6 et 8 du Traité d'Union, Vu l'article 9 de la Convention transitoire, Considérant qu'il convient d'appliquer dans les pays du Benelux des prescriptions de sécurité uniformes relatives à la construction de générateurs d'acétylène, de clapets d'arrêt et de détendeurs, Recommande
S
Article unique Les Gouvernements des trois pays du Benelux sont invités à prendre les mesures nécessaires en vue de l'application des dispositions du Règlement ci-annexé relatif aux prescriptions de sécurité pour les générateurs d'acétylène, les clapets d'arrêt et les détendeurs, au plus tard le 31 octobre 1967. Fait à Bruxelles, le 18 avril 1966. Le Président du Comité de Ministres, (s.) M. van der STOEL
Benelux, 1 2me supplément
MINISTER1ILE BESCHIKKINGEN
551 REGLEMENT INZAKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR ACETYLEENONTWIKKELAARS, TERUGSLAGVEILIGHEDEN EN REDUCEERTOESTELLEN (M(96) 5, Bijlage) .
HOOFDSTUK I
Toepassingsgebied
Artikel 1 1.1 Dit Reglement is van toepassing op acety leenontwikkelaars, terugslagveiligheden voor acetyleen, welke moeten' zijn aangebracht voor acetyleenzuurstofbranders welke door middel van een acetyleenontwikkelaar worden gevoed en reduceertoestellen voor acetyleen en zuurstof. 1.2 Dit Reglement is niet van toepassing op toestellen bedoeld in artikel 1.1., welke v66r de inwerkingtreding van dit Reglement in bedrijf zijn gesteld.
HOOFDSTUK II
Vervaardiging
Artikel 2 Acetyleenontwikkelaars 2.1 Delen van acetyleenontwikkelaars en appendages die met acetyleen in aanraking komen mogen niet vervaardigd zijn van koper of Benelux, 12de aanvulling
n
DÉCISIONS M[NISTÉRIELLES
551
REGLEMENT RELATIF AUX PRESCRIPTIONS DE SECURITE POUR LES GENERATEURS D'ACETYLENE, LES CLAPETS D'ARRET ET LES DETENDEURS (M (66) 5, Annexe) .
CHAPITRE I
Champ d'application Article 11.1 Sont soumis aux prescriptions du présent Règlement, les générateurs d'acétylène, les clapet d'arrêt pour acétylène qui doivent être placés en amont des chalumeaux oxyacétyléniques alimentés par un générateur d'acétylène et les détendeurs pour acétylène et oxygène. 1.2 Le présent Règlement ne s'applique pas aux appareils visés à l'article 1.1 mis en service avant l'entrée en vigueur de ce Règlement.
.
CHAPITRE II
Construction Article 2 Générateurs d'acétylène 2.1 Les éléments des générateurs d'acétylène et les accessoires qui entrent en contact avec l'acétylène ne doivent pas être construits Benelux, lZme supplément
MIN1STERULE BESCHIKKINGEN
552 van legeringen, welke meer dan 63 % koper bevatten. 2.2 Acetyleenontwikkelaars moeten zodanig zijn ingericht dat de ontleding van carbid niet geschiedt in of onder een beweegbare klok. 2.3 Acetyleenontwikkelaars moeten zodanig zijn vervaardigd dat de overdruk van het gas onder geen enkele omstandigheid meer dan 1,5 kg/cm2 kan bedragen. Nochtans moeten de acetyleenontwikkelaars waarvan de werking berust op het vallen van carbid in water zodanig zijn vervaardigd dat de overdruk van het gas onder geen enkele omstandigheid meer dan 0,5 kg/cm2 kan bedragen. Deze laatste bepaling is niet van toepassing op acetyleenontwikkelaars waarvan de carbidlading 50 kg of meer bedraagt. 2.4 Acetyleenontwjkkelaars moeten zodanig zijn ingericht dat a) op geen enkele plaats in het toestel zich blijvend een ontplofbaar gasmengsel kan bevinden b) de temperatuur in de massa van het in ontleding zijnde carbid niet boven 120'C kan stijgen ; e) de temperatuur van het water gedurende de normale werking van het toestel niet boven 800 C stijgt. 2.5 Acetyleenontwikkelaars, waarin carbid wordt ontleed in een ruimte niet tevens zijnde de gashouder, moeten zijn voorzien van een inrichting die voorkomt, dat het gas uit de gashouder terugstroomt naar de ontwikkelruimte. 2.6 Acetyleenontwikkelaars moeten zodanig zijn gebouwd, dat geen gas uit het toestel kan Benelux, 12de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
552 en cuivre ou en alliages contenant plus de 63 % de cuivre.
•
2.2 Les générateurs d'acétylène doivent être construits de manière que la décomposition du carbure ne puisse se produire dans ou sous une cloche mobile. 2.3 Les générateurs d'acétylène doivent être construits de telle façon que la pression effective du gaz ne puisse, en aucune circonstance, être supérieure à 1,5 kg/cm 2 .
Toutefois, les générateurs d'acétylène dont le fonctionnement est basé sur la chute de carbure dans l'eau doivent être construits de telle façon que la pression effective du gaz ne soit, en aucune circonstance, supérieure à 0,5 kg/cm 2 .
Cette dernière prescription n'est pas applicable aux générateurs dont la charge de carbure est égale ou supérieure à 50 kg.
•
2.4 Les générateurs d'acétylène sont conçus de façon a) à empêcher la présence permanente d'un mélange détonnant dans un endroit quelconque de l'appareil b) que la température, atteinte au sein de la masse de carbure en décomposition, ne puisse dépasser 120° C C) la température de l'eau ne puisse dépasser 80'C pendant le fonctionnement normal de l'appareil. 2.5 Les générateurs d'acétylène, dans lesquels la décomposition du carbure se fait dans une chambre distincte du gazomètre, doivent être munis d'un dispositif qui empêche le retour du gaz contenu dans le gazomètre vers la chambre de décomposition. 2.6 Les générateurs d'acétylène sont construits de façon que le gaz ne puisse s'échapper de Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
553 ontwijken, anders dan door de naar de plaats van gebruik voerende leiding, en door een speciaal voor het afvoeren van overtollig gas bestemde inrichting. 2.7 Voor de vast opgestelde ontwikkelaars met een lading van meer dan 10 kg carbid, moet de inrichting waarvan sprake is in 2.6 verbonden zijn met een in de open lucht uitmondende leiding ; de inrichting en de leiding moeten een voldoende doorsnede hebben om onder alle omstandigheden het overtollige gas af te kunnen voeren. 2.8 Indien de in 2.6 bedoelde inrichting uit een of meer veiligheidskleppen bestaat, moet zij zodanig zijn ingericht dat a) in de acetyleenontwikkelaar geen druk kan ontstaan, welke meer dan 0,1 kg/cmz groter is dan de maximum werkdruk op die ontwikkelaar aangegeven b) iedere klep zich, nadat zij in werking is getreden, wederom sluit vooraleer de druk 0,1 kg/cm2 beneden de sub a) bedoelde werkdruk is gedaald c) de goéde werking van een klep niet kan worden verstoord door een ondoelmatige constructie of materiaalkeuze d) iedere klep bp een zodanige plaats is aangebracht dat zij niet door slib, stof of schuim kan verstopt raken e) iedere klep niet op eenvoudige wijze kan worden ingesteld op een andere druk, dan die waarop zij behoort te werken f) iedere klep niet op eenvoudige wijze buiten werking kan worden gesteld g) iedere klep is voorzien van een inrichting, waardoor het mogelijk is van buiten af de klep met de hand te openen. Benelux,
l2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
553 l'appareil que par la conduite d'utilisation et par un dispositif spécial destiné à évacuer le surplus de gaz. 2.7 Pour les générateurs fixes dont la charge est supérieure à 10 kg de carbure, le dispositif dont question sous 2.6, est relié à une conduite qui débouche à l'air libre le dispositif et la conduite ont une section suffisante pour pouvoir évacuer en toutes circonstances le surplus de gaz.
;
2.8 Si le dispositif, visé sous 2.6, se compose d'une ou de plusieurs soupapes de sûreté, il doit être conçu de façon a) que la pression dans le générateur ne puisse dépasser de plus de 0,1 la pression maximum de fonctionnement indiquée sur ce générateur b) que chaque soupape après avoir fonctionné, se referme avant que la pression soit descendue de 0,1 kg/cm2 en-dessous de la pression de fonctionnement visée sous c) que le bon fonctionnement de la soupape ne puisse être altéré par le choix d'un mode de construction ou de matériaux inadéquats d) que chaque soupape soit placée de telle sorte qu'elle ne puisse pas être obstruée par la boue, la poussière ou la mousse; e) que chaque soupape ne puisse être facilement réglée à une pression autre que celle à laquelle elle doit fonctionner f) que chaque soupape ne puisse être mise facilement hors service g) que chaque soupape soit munie d'un dispositif permettant de l'ouvrir à la main de l'intérieur.
kg/cm2
a);
•
Benelux, 12mo supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
554 2.9 Indien het ontstaan van .overdruk in de ace tyleenontwikkelaar wordt voorkomen door een klep welke water afvoert, moet deze klep zodanig zijn ingericht dat a) is voldaan aan het bepaalde in lid 2.8 • onder a) b) zij voortdurend in verbinding staat met de vloeistofruimte en daarvan niet kan worden afgesloten. 2.10 Acetyleenontwikkelaàrs, waarin de maximum werkdruk 0,5 kg/cmz of meer bedraagt, moeten een hydraulische beproeving onder• . gaàn onder een overdruk van 6 kg/cm2. Gedurende deze beproeving mogen zij noch lekkage noch blijvende vormverandering noch andere, gebreken vertonen waaruit een onvol•, doende .sterkte blijkt.
•
-
• •
'
•••
• •
• •
•
Bovendien moeten deze acetyleenontwikkelaars 'aan'dé volgende voorschriften voldoen: a) het cylindrische gedeelte van de acetyleenontwikkelaar moet zijn vervaardigd van plaatstaal en de fronten moeten zijn ' vervaardigd van gietstaal of plaatstaal; b) de wanddikte van het cylindrische rompgedeelte van de acetyleenontwikkelaar moet tenminste 1/200 van de inwendige middellijn bedragen, doch in ieder geval tenminste 2 mm'; c) de chotten 'of andere constructiedelen welke' zich' in het• inwendige van de ace'- tylenontwikkelar bevinden moeten zijn vervaardigd van plaatstaal van tenminste 2 mm dikte ;• d)' de froùtên meten bolvormig zijn en zodanig zijn .gevormd dat in de verbindingsnaad-van - het font met het - cylindrische rompgedeelte van de acetyleen -
Benelux, lIde aanvulling
•
Ô)
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
554 2.9 Si toute surpression dans le générateur est prévenue à l'aide d'une soupape évacuant l'eau, cette soupape doit être conçue de telle façon que: a) la prescription de l'alinéa 2.8 sous a) soit respectée ; b) la soupape reste en communication permanente avec l'espace contenant l'eau et que. la communication ne puisse être obturée. 2.10 Les générateurs d'acétylène, dans lesquels la pression maximum de fonctionnement est • égale ou supérieure à 0,5 kg/cm 2, doivent Subir une épreuve hydraulique, sous une • pressiân effective de 6 kg/cm 2. Pendant l'épreuve, ils ne doivent présenter ni fuite ni déformation permanente ni d'autres défauts témoignant d'une résistance insuffisante. Ces générateurs d'acétylène doivent en outre satisfaire aux prescriptions suivantes
•
a) la partie cylindrique du générateur doit être construite en tôle d'acier et les fonds doivent être construits en acier coulé ou en tôle d'acier b) l'épaisseur de la paroi de la partie cylin: drique du corps du générateur doit être au moins égale à 1/200 du diamètre intérieur sans que• cette épaisseur puisse être inférieure à 2 mm C) les cloisons ou autres éléments constitutifs, quise trouvent l'intérieur du générateur; doivent être en tôle d'acier d'au moins 2 mm d'épaisseur d) les fonds sont bombés et construits de telle façon que le joint entre le fond et la partie cylindrique du corps ne soit pas soumis à des tensions dues à la flexion Benelux, 12me supplément
MINÎSTERIÈLE BESCHI KKINGEN
555
e)
f)
g)
h) i)
ontwikkelaar geen spanningen ten gevolge van buiging kunnen ontstaan; de fronten moeten zodanig aan het cylindrische rompgedeelte van de acetyleenontwikkelaar zijn bevestigd, dat de bolle zijde naar buiten is gekeerd de inwendige straal van welving van de fronten mag niet groter zijn dan de uitwendige middellijn van hun cylindrische gedeelten de inwendige straal van onihaling van de fronten moet tenminste gelijk zijn aan vijfmaal de plaatdikte, doch in ieder geval tenminste 20 mm de hoogte van het cylindrische gedeelte van de fronten moet tenminste 20 mm bedragen; de plaatdikte van de fronten moet tenminste 1 mm meer bedragen dan die van het cylindrische rompgedeelte van de acetyleenontwikkelaar.
2.11 Acetyleenontwikkelaars waarin het gas onder een grotere overdruk dan 0,1 kg/cm2 kan voorkomen, moeten zijn voorzien van een manometer, welke de overdruk in het toestel in kg/cm2 of in bar duidelijk aanwijst en waarvan het meetbereik 2 maal de maximum werkdruk bedraagt, met dien verstande dat dit meetbereik 2,5 kg/cm2 niet mag overschrijden.
Op de schaalverdeling van de manometer moet de maximum werkdruk, aangegeven op de ontwikkelaar met een rode streep zijn aangeduid. Iedere druk dient aangegeven te worden met een miswijzing van maximaal ± 10 %. De loop van de wijzer mag niet worden beperkt door een aan het begin van de schaal geplaatste stut. Delen van de manometer die Benelux, 1 2de aanvul li ng
DÉ C ISIONS MINISTÉRIELLES
555
e) les fonds doivent être fixés à la partie cylindrique du corps de telle façon que le bombage soit tourné vers l'extérieur
•
f) le rayon de courbure intérieur des fonds ne doit pas être supérieur au diamètre extérieur de leurs parties cylindriques g) le rayon de carre des fonds est au moins égal à 5 fois l'épaisseur de la tôle, sans que ce rayon puisse être inférieur à 20 mm h) la hauteur de la partie cylindrique des fonds doit être au moins égale à 20 mm j) l'épaisseur des fonds doit être supérieure d'au moins 1 mm à celle de la partie cylindrique du corps du générateur. 2.11 Les générateurs d'acétylène, dans lesquels la pression effective du gaz peut dépasser 0,1 doivent être munis d'un manomètre d'un bon fonctionnement, indiquant ou en bar la pression clairement en effective dans l'appareil et comportant une échelle graduée s'étendant jusqu'à une pression égale à 2 fois la pression maximum de fonctionnement, cette graduation ne pouvant s'étendre au-delà de 2,5
kg/cm2
kg/cm2
•
kg/cm2
.
La pression maximum de fonctionnement mentionnée sur le générateur est indiquée sur l'échelle par un trait rouge. Toute pression doit être indiquée avec une 10 erreur maximale de La course de l'aiguille indicatrice de pression du manomètre ne doit pas être limitée par une butée placée à l'origine de l'échelle. Les parties du
± %.
Benelux, 12me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN.
556 in aanraking komen met acetyleen moeten zijn vervaardigd van materiaal dat niet met acetylyeen reageert. Dit materiaal mag hoogstens 63 % koper bevatten. 2.12 De verbinding van acetyleenontwikkelaars met de reinigers en terugsiagveiligheden moet door middel van stalen buizen en koppelingen geschieden. 2.13 Manometers en veiligheidskleppen moeten zo zijn opgesteld, dat zij voortdurend in verbinding staan met het gas en daarvan niet kunnen worden afgesloten. 2.14 Elke acetyleenontwikkelaar moet zijn voorzien van een plaat welke op een goed zichtbare en onuitwisbare wijze aanduidt 1) 2) 3) 4) 5)
Naam en adres van de fabricant Fabricagenummer en jaar van fabricage Maximum carbidlading in kg Korrelgrootte van het carbid in mm Maximum werkdruk in kg/cm2 of in bar
6) Maximum gasproduktie in liter per uur 7) Maximum gasproduktie in liter per 15 minuten. 2.15 Op een acetyleenontwikkelaar moet, op een goed waarneembare plaats, een oppervlak beschikbaar zijn of een metalen plaatje zijn aangebracht, in beide gevallen geschikt voor het inslaan van het goedkeuringsmerk op het merk van overeenkomst en het nummer van het certificaat van goedkeuring. 2.16 Door de fabrikant moet bij het toestel een doorsnedetekening worden afgeleverd en een geschrift inhoudende de nodige aanwijzingen omtrent het installeren, de werking, de Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
556 manomètre qui entrent en contact avec 'l'acétylène doivent être construites en matériaux ne réagissant pas avec l'acétylène et contenant au maximum 63% de cuivre. 2.12 Le raccordement des générateurs aux épurateurs et clapets d'arrêt doit être réalisé à l'aide de, tubes et raccords en acier. .
,
.
1 .
2.13 Les manomètres et les soupapes de sûreté doivent ,être établis de façon qu'ils restent en communication permanente avec le gaz et que la communication ne puisse être obturée. 2.14 Chaque générateur d'acétylène doit être muni d'une plaque portant d'une manière bien visible et indélébile les indications suivantes 1)' Nom et adresse du constructeur 2) Numéro et année de construction 3) Charge maximum de carbure en kg 4) Calibre du carbure en mm 5) Pression maximum de fonctionnement en kg/cm 2 ou en bar 6) Débit maximum de gaz en litres par heure 7) Débit maximum de gaz en litres par quart 'd'heure.' 1
2.15 Sur' un générateur d'acétylène doit être réserré, à un endroit apparent, un emplacement ou être apposée une plaque métallique, permettant dans les deux cas de frapper la marque d'approbation ou la marque de conformité et le numéro du certificat d'approbation. 2.16 Le constructeur fournit, avec l'appareil un plan en coupe et une notice comportant les instructions nécessaires pour l'installation, le fonctionnement, la mise en marche, le Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKNGEN
557 wijze van in werking stellen, het vullen, het schoonmaken en het onderhoud van het toestel.
Artikel 3 Terugsiagveffigheden 3.1 Terugslagveiligheden moeten hydraulische terugslagveiligheden zijn (watersloten). Zij moeten de terugslag van de vlam kunnen beletten en het indringen van zuurstof in de ontwikkelaar kunnen verhinderen. 3.2 Terugslagveiligheden moeten aan de gastoe voerzijde zijn voorzien van een snelsluitende kraan. 3.3 Hydraulische terugslagveiligheden moeten zijn voorzien van een inrichting tot het gemakkelijk controleren van het waterpeil, terwijl deze veiligheden onder druk staan. 3.4 In de ontlastpijp van een terugslagveiligheid mag zich geen afsluiter bevinden. 3.5 Terugsiagveiligheden moeten zodanig zijn ingericht, dat zij gemakkelijk kunnen worden geopend en gemakkelijk inwendig volledig kunnen worden nagezien. 3.6 Alle delen van een hydraulische terugslagveiligheid (waterslot) die aan een gasdruk zijn onderworpen moeten zodanig worden berekend dat bij een druk gelijk aan 23 maal de maximum absolute werkdruk de materiaalspanning niet meer dan 25 kg/mm2 bedraagt. De wanddikte mag niet minder dan 1 mm bedragen. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op springplaatjes indien zodanige plaatjes op terugslagveiligheden zijn aangebracht. Een springplaatje mag uitsluitend op die plaatsen zijn aangebracht Benelux,
1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
557 remplissage, le nettoyage et l'entretien de l'appareil.
Article 3
•
Clapets d'arrêt 3.1 Les clapets d'arrêt doivent être des clapets hydrauliques. Ils doivent pouvoir arrêter tout retour de flamme et empêcher toute pénétration d'oxygène dans le générateur. 3.2 Les clapets d'arrêt sont munis, du côté de l'amenée du gaz, d'un robinet à fermeture rapide. 3.3 Les clapets d'arrêt hydrauliques sont munis d'un dispositif permettant la vérification aisée du niveau de l'eau, ces clapets étant sous pression. 3.4 Le tube de décharge d'un clapet d'arrêt ne doit comporter aucun dispositif de fermeture.
r L
3.5 Les clapets d'arrêt doivent être conçus de façon à pouvoir être ouverts et vérifiés intérieurement facilement et complètement. 3.6 Toutes les parties d'un clapet d'arrêt hydraulique soumises à la pression du gaz doivent être calculées de façon qu'en aucun ne puisse point la tension de 25 être dépassée pour une pression absolue intérieure égale à 23 fois la pression absolue maximum de service. L'épaisseur de la paroi ne doit pas être inférieure à 1 mm. Ces prescriptions ne s'appliquent pas aux diaphragmes d'éclatement si de tels diaphragmes sont fixés sur les clapets. Les diaphragmes d'éclatement ne doivent être
kg/mm2,
Benelux, 12mo supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
558 waar acetyleengas kan ontwijken. 3.7 Elke terugslagveiligheid moet zijn voorzien van een plaat welke op goed zichtbare en onuitwisbare wijze aanduidt 1) Naam en adres van de fabrikant 2) Fabrieksnummer en jaar van fabricage .3) Minimum druk in kg/cm2 of in bar 4) Maximum druk in kg/cmz of in bar 5) Maximum drukverlies in g/cm2 of in mbar 6) Maximum capaciteit in liter per uur. 3.8 Op een terugslagireiligheid moet, op een goed waarneembare plaats, een oppervlak beschikbaar zijn of een metalen plaatje zijn aangebracht, in beide gevallen geschikt voor het inslaan van het goedkeuringsmerk of het merk van overeenkomst en het nummer van het certificaat van goedkeuring.
Artikel 4 Reduceertoestellen 4.1 Reduceertoestellen, waaronder b e g r e p e n meertrapreduceertoestellen, moeten zodanig zijn geconstrueerd dat elk huis een inwendige druk van tenminste 1,5 maal de maximum gasdruk, waarvoor het bestemd is, kan weerstaan, zonder dat daarbij een blijvende vormverandering of andere gebreken ontstaan waaruit onvoldoende sterkte blijkt. 4.2 Indien zich aan de lage-drukzijde van het reduceertoestel een •afsluiter bevindt, moet deze zodanig zijn geborgd, dat hij er niet uitgedraaid kan worden. 4.3 Reduceertoestellen moeten zijn voorzien van een manometer welke de hoge druk in kg/cm z of in bar duidelijk aanwijst. Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
fixés qu'aux, points où leI gaz acétylène peut se dégager. Chaque clapet d'arrêt doit être muni d'une plaque portant d'une manière bien visible et indélébile les indications suivantes 1) Nom et adresse du constructeur 2) Numéro et année de construction 3) Pression minimum en kg/cm 2 ou en bar 4) Pression maximum en kg/cm 2 ou en bar 5) Perte de charge maximum en g/cm 2 ou en mbar 6) Capacité maximum en litres par heure. Sur un clapet d'arrêt doit être réservé, à un endroit apparent, un emplacement ou être apposée une plaque métallique, permettant dans les deux cas de frapper la marque d'approbation ou la marque de conformité et le numéro du certificat d'approbation.
Les détendeurs, y compris les détendeurs à plusieurs étages, sont construits de façon que chaque chambre résiste à une pression intérieure au moins égale à 1,5 fois la pression maximum pour laquelle elle est prévue, sans subir de déformation permanente ou sans présenter de défauts témoignant d'une résistance insuffisante. Si le détendeur comporte, du côté bassepression, un dispositif de fermeture, celui-ci doit être assujetti de façon qu'il ne puisse être dévissé. Les détendeurs doivent être munis d'un manomètre, indiquant clairement la pression haute exprimée en kg/cm 2 ou bar.
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
559 Regelbare reduceertoestellen moeten bovendien zijn voorzien van een manometer welke de lage druk in kg/cm2 of in bar duidelijk aanwijst. De loop van de wijzer van deze manometers mag niet worden beperkt door een aan het begin van de schaal geplaatste stut. Delen van de manometer van reduceertoe stellen die in aanraking komen met acetyleen moeten zijn vervaardigd van materiaal dat niet met acetyleen reageert. Dit materiaal mag hoogstens 63 % koper bevatten. 4.4 Indien de te reduceren druk 15 kg/cm2 of meer bedraagt, moeten de reduceertoestellen zijn voorzien van een naar boven gerichte veiligheidsklep. 4.5 Reduceertoestellen voor zuurstof moeten zodanig zijn ingericht of uit zodanige materialen zijn vervaardigd, dat het ontvlammings risico door compressiewarmte zo gering mogelijk is. 4.6 Reduceertoestellen voor zuurstof moeten gekenmerkt zijn door een letter O en die voor acetyleen door een letter A. 4.7 Manometers van reduceertoestellen moeten zodanig zijn ingericht, dat indien de Bourdonveer lek wordt of breekt, het ontstaan van overdruk in het huis van de manometer wordt voorkomen. Zij moeten zijn voorzien van moeilijk brandbare, niet broze kijkvensters. 4.8 Op elk reduceertoestel moet op goed zichtbare en onuitwisbare wijze zijn aangeduid 1) Naam en adres van de fabricant 2) Fabrieksnummer en jaar van fabricage. 4.9 Op een reduceertoestel moet, op een goed waarneembare plaats, een oppervlak beschik Benelux,
1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
559
.
Les détendeurs réglables doivent être munis en outre d'un' manomètre indiquant clairement la pression basse exprimée en kg/cm' ou en bar. La course de l'aiguille de ces manomètres ne doit pas être limitée par une butée placée à l'origine de l'échelle. Les parties du manomètre des détendeurs qui entrent en contact avec l'acétylène doivent être construites en matériaux ne réagissant pas avec l'acétylène et contenant au maximum 63 % de cuivre. 4.4 Si la pression initiale du gaz est égale ou supérieure à 15 kg/cm2 les détendeurs doivent être munis d'une soupape de sûreté dirigée vers le haut. ,
4.5 Les détendeurs pour oxygène doivent être conçus de telle façon ou être fabriqués à l'aide de matériaux tels que le risque d'inflammation dû à la chaleur de compression soit réduit au minimum. 4.6 Les détendeurs doivent être différenciés par une lettre O pour l'oxygène et par une lettre A pour l'acétylène.
.
4.7 Les manomètres des détendeurs doivent être construits de façon à empêcher la création d'une surpression dans le corps du manomètre en cas de fuite ou de rupture du tube Bourdon. Ils doivent être équipés de voyants transparents non fragiles et difficilement combustibles. 4.8 Sur chaque détendeur doit être indiqué de manière bien visible et indélébile 1) Nom et adresse du constructeur 2) Numéro et année de construction. 4.9 Sur un détendeur doit être réservé, à un endroit apparent, un emplacement ou être Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
560 baar zijn of een metalen plaatje zijn aangebracht, in beide gevallen geschikt voor het inslaan van het goedkeuringsmerk of het merk van overeenkomst en het nummer van het certificaat van goedkeuring.
-
HOOFDSTUK III .
Keuring' Artikel 5
Algemene voorschriften 5.1 Acetyleenontwikkelaars, terugslagveiligheden en reduceertoestellen moeten worden gekeurd. Deze keuring geschiedt door keuring van een het type kenmerkend monster. 5.2 Hij, die de keuring aanvraagt, is verplicht een volledig toestel ter beschikking van de keuringsinstantie te stellen. 5.3 De aanvraag moet vergezeld gaan van een constructietekening van het toestel, van een beschrijving van de veiligheidsinrichtingen, van het bij art. 2.16 bedoelde geschrift en van een berekening van de hydraulische terugsiagveiligheid (waterslot). Artikel 6
Typekeuring 6.1 Indien de keuringsinstantie vaststelt, dat het type kenmerkend monster voldoet aan de voorschriften van Hoofdstuk II van dit Reglemènt, ordt : a) een certificaat van goedkeuring door deze instantie afgegeven volgens een door het bevoegde gezag vastgesteld model Benelux,
l2de aanvulling
is
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
560 apposée une plaque métallique, permettant dans les deux cas de frapper la marque d'approbation ou la marque de conformité et le numéro du certificat d'approbation.
CHAPITRE III
Agréation Article, 5 •
. ..
' Dispositions générales
5.1 Les générateurs d'acétylène, les clapets • d'arrêt et les détendeurs doivent être agréés. Cette agréation s'effectue par l'agréation
d'un exemplaire type. 5.2 Celui qui demande l'agréation doit mettre un appareil complet à la disposition de l'instance chargée de l'agréation. 5.3 La demande doit être accompagnée d'un plan dé construction de l'appareil, de la description' dés dispositifs de sécurité, de la notice prévue à l'art. 2.16 et d'un calcul relatif aux clapets d'arrêt hydrauliques.
Article 6 Agréation type
6.1 Si l'instance d'agréation constate que l'exemplaire type satisfait aux prescriptions du Chapitre II du présent Règlement a) il est délivré par cette instance un certificat d'approbation suivant le modèle fixé par l'autorité compétente Benelux, 1 2me supplément
MINIERILE BESCHIKKINGEN
561 b) het nummer van het onder a) bedoelde certificaat met cijfers van tenminste 5 mm hoogte en een goedkeuringsmerk
volgens een door het bevoegde gezag vastgesteld model, ingeslagen op de plaats bedoeld in de artikelen 2.15, 3.8 en 4.9. 6.2 De fabrikant of de importeur slaat op alle toestellen die overeenkomen met het goedgekeurde het type kenmerkend monster, op de in artikel 6.1 b) bedoelde plaats, het nummer in van het in artikel 6.1 a) bedoelde certificaat met cijfers van tenminste 5 mm hoogte en een merk van overeenkomst vol-
gens een door het bevoegde gezag vastgesteld model. 6.3 De keuringsinstantie heeft het recht het type kenmerkend monster evenals de bij de
aanvraag gevoegde documenten voor bepaalde of onbepaalde tijd te bewaren. Artikel 7 Wederzijdse erkenning
van certificaten van goedkeuring Een certificaat van goedkeuring, afgegeven door een instelling of openbare dienst van een ander Beneluxiand, geldt als certificaat van goedkeuring, indien deze instelling of openbare dienst in dat andere Beneluxiand bevoegd is om een zodanig certificaat af te geven.
Benelux, l2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
561 •
9b
b) le numéro 1 du certificat visé sous a) est . frappé, à l'endroit prévu aux articles • 2.15, 38 et 4.9, à l'aide de chiffres d'au moins .5 mm de hauteur. II en va de même d'une marque d'approbation dont le modèle est déterminé par l'autorité compétente. . . 6.2 Le fabricant ou l'importateur frappe, à l'aide de éhiffres d'aü moins 5 mm de hautèur, à l'endroit prévu à l'article 6.1 b), sur tout appareil identique à l'exemplaire type approuvé,, le numéro du certificat visé à l'article 6.1 a) et une marque de conformité dont le modèle est déterminé par l'autorité compétente. 6.3 L'instance d'agréation a le droit de conserver l'exemplaire type et les documents joints .à la. demande, pour un temps déterminé ou illimité.
Article 7 Reconnaissance réciproque de certificats d'approbation Vaut comme certificat d'approbation, le certificat d'approbation, délivré par un service public ou une institution d'un autre pays du Benelux, si ce service public ou cette institution est habilitée dans l'autre pays du Benelux à délivrer un • pareil certificat.
Benelux, 12mo supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
562 • AANBEVELING VAN HET COMITE VAN MINISTERS BETREFFENDE DE WEDERZIJDSE ERKENNING VAN VERGUNNINGEN EN HET UITWISSELEN VAN GEGEVENS TUSSEN DE BEVOEGDE DIENSTEN INZAKE INVOER, VERVOER, DOORVOER EN DISTRIBUTIE VAN RADIOACTIEVE STOFFEN (M (66) 7)
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 6 en 7 van het Unieverdrag, Gelet op artikel 9 van de Overgangsovereenkomst, Overwegende dat het verkeer van radioactieve stoffen tussen de drie landen van de Benelux Economische Unie, waarvoor in elk der landen wettelijke bepalingen ter bescherming van de volksgezondheid en de openbare veiligheid gelden, vergemakkelijkt dient te worden, Beveelt aan:
Enig artikel Aan de Regeringen der drie Benelux-landen wordt verzocht de nodige maatregelen te treffen om de bepalingen van bijgaand reglement uiterlijk per 1 augustus 1966 in werking tedoen treden. Gedaan te Brussel, op 18 april 1966. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) M. van der STOEL Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
562 RECOMMANDATION DU COMITE DE MINISTRES RELATIVE A LA RECONNAISSANCE RECIPROQUE DES AUTORISATIONS ET A L'ECHANGE DE RENSEIGNEMENTS ENTRE LES ADMINISTRATIONS COMPETENTES CONCERNANT L'IMPORTATION, LE TRANSPORT, LE TRANSIT ET LA DISTRIBUTION DE SUBSTANCES RADIOACTIVES (M (66) 7)
Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu les articles 6 et 7 du Traité d'Union, Vu l'article 9 de la Convention transitoire, Considérant qu'il convient de faciliter entre les trois pays de l'Union économique Benelux, la circulation des substances radioactives qui, dans chacun des pays membres, est soumise à. des dispositions réglementaires destinées à sauvegarder la santé et la sécurité publiques, Recommande:
Article unique Les Gouvernements des trois pays du Benelux sont invités à prendre les mesures nécessaires en vue de La mise en vigueur, des dispositions du règlement ci-annexé, au plus tard le 10 août 1966. Fait à Bruxelles, le 18 avril 1966. Le Président du Comité de Ministres, (s.) M. van der STOEL Benelux, lIme supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
563 REGLEMENT BETREFFENDE DE • WEDERZIJDSE ERKENNING VAN VERGUNNINGEN EN'HET UITWISSELEN
VAN GEGEVENS TUSSEN DE BEVOEGDE DIENSTEN INZAKE INVOER, VERVOER, DOORVOER EN- DISTRIBUTIE VAN RADIOACTIEVE STOFFEN
•
(M (66) 7, Bijlage)
Artikel 1. - Dit reglement is van toepassing op de invoer, het vervoer, de doorvoer en de distributie van radioactieve stoffen of van toestellen die radioactieve stoffen bévatten, voor welke handelingen vergun'niiig vereist is ingevolge de in de drie landen geldende nationale voorschriften, een. en ander voor, zover deze handelingen mede een ander Beneluxiand aangaan.
In de zin van dit reglement wordt verstaan onder: '10
« invoer » :
de invoer uit derde landen
2° « distributie » : leveringen vanuit het ene Beneluxiland naar een ander Benoluxiand.
Artikel 2. - Onder voorbehoud van toepassing van artikel 11 wordt de geldigheid van vergunningen voor invoer; vervoer en doorvoer, welke mede een ander Beneluxiand aangaan, op het grondgebied van dat andere land erkend.
Van de afgifte v an deze vergunningen wordt door de bevoegde dienst v an het land v an afgifte onverwijld mededeling gedaan aan de bevoegde dienst van dat andere l an d. Benelux, 12de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
563
•
. •
REG LEMENT RELATIF A LA RECONNAISSANCE RECIPROQUE DES AUTORISATIONS ET A L'ECHANGE DE RENSEIGNEMENTS ENTRE LES ADMINISTRATIONS COMPETENTES CONCERNANT L'IMPORTATION, ' LE: TRANSPORT, LE TRANSIT ET LA DISTRIBUTION DE SUBSTANCES •• ••. RADIOACTIVES
'(M (66) 7,Annexe)
- Le: présent règlement s'applique au. transport, à l'importation, au transit et à la distribution de substances radioactives ou d'appareils en contenant, soumis à autorisation en exécution des dispositions nationales en vigueur dans' les trois pays, 'lorsqiïe ces opérations intéressent égalemènt un autre pays du Benelux.
Article
1er.
Au sens du présent 'règlement, on entend par: 1° « importation », l'importation en provenance de pays tiers 2° « distribution »., toute fourniture en provenance d'un pays du. Benelux à destination d'un autre pays du Benelux.
Article. 2.
Sous réserve de l'application de l'article 11, les autorisations d'importation, de transport et de transit. qui intéressent également un autre pays du Benelux sont reconnues valables sur le territoire de cet autre pays. Ces autorisations sont communiquées immédiatement par l'Administration • compétente du pays qui les a délivrés à l'Admini utration compétente de cet autre pays. Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
564 Deze mededeling kan geschieden door toezending van een afschrift van de betrokken vergunning.
Artikel 3. - Van de afgifte van een goedkeuring voor een zg. B-verpakking in de zin van de aanbevelingen van het Agence Internationale de l'Energie atomique » (A.I.E.A.), wordt eveneens mededeling gedaan aan de bevoegde diensten van de andere betrokken landen en wel door toezending van een copie van de betreffende goedkeuring.
4 . - Indien de in • artikel 2 bedoelde mededeling betrekking heeft op een eenmalige vergunning voor invoer, dient deze mededeling in ieder geval de volgende gegevens te bevatten:
Artikel
a. naam en adres van de vergunninghouder; b. omschrijving van de radioactieve stoffen waarop de vergunning betrekking heeft, onder vermelding van symbool en massagetal van de betrokken nucliden, de maximale activiteit van de stoffen en de fysische en chemische vorm waarin deze zich bevinden; C.
datum en plaats van invoer in het Beneluxgebied;
d. naam en adres van degene voor wie de radioactieve stoffen bestemd zijn en, indien de ontvanger in het Beneluxgebied gevestigd is, een door hem ondertekende verklaring dat hij in het bezit is van de krachtens de nationale wetgeving vereiste vergunning voor het onder zijn berusting hebben van radioactieve stoffen.
Artikel 5. - De in artikel 2 bedoelde mededeling dient, indien het een eenmalige vergunning voor vervoer, waaronder mede begrepen doorvoer, betreft, onderstaande gegevens te bevatten: Benelux, l2de aanvu ll ing
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
564 Cette communication peut s'effectuer par l'envoi d'une copie de l'autorisation en cause.
Article 3. - L'approbation d'un emballage du
le
type B au sens des recommandations de l'Agence internationale de l'Energie atomique (A.I.E.A.) est également communiquée aux administrations compétentes des autres pays intéressés, notamment par la voie d'une copie de l'approbation en cause.
4 . - Si la communication visée à l'article 2 se rapporte à l'autorisation pour l'importation d'un seul envoi, elle doit en tout état de cause, contenir les renseignements suivants
Article
a. le nom et l'adresse du titulaire de l'autorisation ; b. les substances radioactives auxquelles se rapporte l'autorisation en mentionnant le symbole et le nombre de masse des nuclides en cause, l'activité maximale des substances et leur état physique et chimique C.
la
la date prévue et le lieu d'importation dans le territoire des pays du Benelux
d. le nom et l'adresse du destinataire des substances raoactives et, lorsque le destinataire est domicilié en Benelux, une déclaration de celui-ci mentionnant l'autorisation exigée par la législation nationale en matière de détention de substances radioactives.
Article 5. - La communication visée à l'article 2 doit comporter s'il s'agit d'une autorisation pour un seul transport, , y compris le cas du transit, les renseignements suivants: Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
i1Ij
•
a. naam en adres van 4e ,vergunninghouder en zonodig, de naamvan- degene die met de fysische controle is belast; b. omschrijving van de radioactieve stoffen waarop de vergunning betrekking heeft, onder vermelding van symbool - en massagetal van de tetrokken nuc liden, de maximale activiteit van de stoffen en de fysische eu chemische vorm waarin deze zich bevinden; C. de wijze waarop de radioactieve stoffen zijn verpakt, onder vermelding van zodanige gegevens dat zonodig vastgesteld kan worden dat de verpakking bij het verlenen van de vergunning inderdaad is goedgekeurd, alsmede van de maximale stralingssterkte aan de buitenzijde van de verakking; d. het vervoermiddel en eventueel de bij het verlenen van dé vergunning voorgeschreven route en begeleiding van overheidswege; e. de datum van vervoer 'eu de plaats waar het te vervoeren collo een ander Beneluxiand zal bereiken f. naam en adres van degene voor wie de radioactieve stoffen bestemd zijn en de verklaring van de ontvanger conform artikel 4 d, indien deze in het Beneluxgebied gevestigd is.; g. naam en adres van de verzekeraar die de vergunninghouder heeft ,verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid voor nucleaire risico's gedurende het vervoer; h. alle verdere, aan . de vergunning verbonden voorschriften. Artikel 6. - Het bepaalde in de artikelen 4 en 5 is mede van toepassing op doorlopende invoervergunningen resp. doorlopende vervoer- of doorvoervergunningen. Artikel 7. - De distribute ur gaat na of de ontvanger in het bezit. is v an de krachtens de natio-
Benelux,
1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
565 a. le nom et l'adresse du titulaire de l'autorisation et le cas échéant, le nom de la personne chargée .du contrôle physique; b. les substances radioactives auxquelles se rap..poe l'autorisation en mentionnant le sbole et le nombre de masse des nuclides en • cause, l'activité maximale des substances et leur état physique et chimique;
•
le mode d'emballage des substances radioactives en mentionnant, les renseignements per mettant de déterminer, le cas échéant, que l'emballage a effectivement été approuvé lors de l'octroi de l'autorisation.; l'intensité maximale des .radiations à In surface de l'emballage; d. r le mode de transport et. éventuellement l'itinéraire et le convoyage imposé par l'administration lors, de l'octroi de l'autorisation: e. la date du transport et le lieu par où le colis à transporter pénétrera dans un autre pays du Benelux;, f. le nom et l'adresse du destinataire des substances radioactives et la déclaration du destinataire conforme à l'article 4 d, si ce destinataire est ,domicilié sur. le territoire des pays du Benelux; • . g. le nom et l'adresse de l'assureur qui a assuré ' le titulaire de l'autorisation en matièree de responsabilité légale pour, le risque nucléaire pour la durée du transport'; h. toutes les autres prescriptions inhérentes à -l'autorisation. • C.
•
••
•
-
•.
Article 6.
- Les dispositions de l'article 4 et de l'article 5 sont d'application aux autorisations permanentes d'importation 'ou' aux autorisations permanentes de transport ou de transit.
Article 7.
- Le distributeur s'assure que le destinataire possède les autorisations exigées par
Benelux, I2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
566
nale wet voorgeschreven vergunning voor het onder zijn berusting hebben van de te distribueren radioactieve stoffen.
Artikel 8. - Voor wat betreft de doorlopende vergunningen, worden de in de artikelen 4, 5 en 9 bedoelde gegevens binnen een maand aan de bevoegde dienst van het andere Beneluxiand verstrekt voor zover dat andere land bij de distributie, de invoer, het vervoer of de doorvoer betrokken is.
Artikel 9. - Indien het een goedkeuring voor een B-verpakking in de zin van de aanbevelingen van het « Agence Internationale de l'Energie atomique » (A.I.E.A.) betreft, dient de in artikel 3. bedoelde mededeling onderstaande gegevens te bevatten: a. naam en adres van de aanvrager van de goedkeuring; b. een afschrift van de terzake aan de aanvrager afgegeven verklaring
Artikel 10. - Wanneer zich tijdens het vervoer tussen tenminste twee partnerlanden op het grondgebied van het ene partnerland een ongeval voordoet dat verspreiding van radioactiviteit tot gevolg kan hebben, stellen de bevoegde instanties van het land waar het ongeval heeft plaatsgevonden de bevoegde instanties van het betrokken partnerland daarvan in kennis.
Artikel 11. - De bevoegde instanties der Bene-
luxlanderi plegen overleg en nemen in onderlinge overeenstemming alle vereiste maatregelen tot oplossing van de moeilijkheden die zich bij de toepassing van dit reglement mochten voordoen.
Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
566 sa loi nationale en ce qui concerne la détention de substances radioactives qui font l'objet de cette distribution.
Article 8. - En ce qui concerne les autorisations
9b
permanentes, les données citées respectivement aux articles 4, 5 et 9 sont transmises dans le paysà l'administration compétente de l'autre pays du Benelux pour autant que cet autre pays soit intéressé à la distribution, à l'importation, au transport ou au transit en question.
Article 9. - Lorsqu'il s'agit de l'approbation d'un emballage du type B au sens des recommandations de l'Agence internationale de l'Energie atomique, (A.I.E.A.), la communication visée à l'article 3 doit comporter les données suivantes: a. le nom et l'adresse du demandeur de l'approbation ; b. une copie de l'attestation délivrée à ce sujet au demandeur.
Article 10. - En cas d'accidents susceptibles d'entraîner des risques radioactifs et survenant sur le territoire d'un pays membre, lors d'un transport intéressant au moins deux des pays, les autorités compétentes • du territoire où survient l'accident en avisent les autorités compétentes du pays partenaire intéressé.
Article 11. - Les autorités compétentes des pays du Benelux se consultent mutuellement et prennent, d'un commun accord, les dispositions en vue de résoudre les difficultés d'application du présent règlement.
Benelux, 12mo supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
567
•
AANBEVELING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE INZAKE DE VITAMINERING VAN EET.: EN DRINKWAREN (M(66) 8
Het• Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, • Gelet op de artikelén 3 en 6 van het Unieverdrag, Gelet op artikel 9 van de O vergangsovereen komst, Gelet pp het advies van het Benelux Gezondheidscomité, Overwegendedat het nodig is dat de drie Bene luxianden m.b.t. de vitaminering van eet- en drinkwaren hetzelfde grondbeginsel toepassen, Beveelt aan
Enig artikel Aan de regeringen der.. diie. Beneluxlanden wordt verzocht hun wetgevingen inzake de toevoeging - ongeacht .het doel --- van vitaminen aan eet- en drinkwaren aan te passen aan het beginsel, dat het nemen van beslissingen dienaangaande uitsluitend tot de bevoegdheid van de overheid behoort. De aldus aangepaste wetgevingen zullen uiterlijk op 1 november .1966 van kracht worden. Gedaan te Brussel, op 18 april 1966. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) M. van der STOEL Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
567 'RECOMMANDATION DU CÔMITE DE MINISTRES ']JE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A LA VITAMINATION DES BOISSONS ET _PENREES ALIMENTAIRES (M(66) 8
Le Comité de Ministres de l'Union Econômique
Benelüx, --
Vu les articles 3 et 6 du Traité d'Union, Vu l'article 9. de la. Convention transitoire, Vu l'avis du Comité d'Hygiène Benelux,
-
Considérant qu'il est nécessaire que les trois pays di.1 Benelu x appliquent le même prinëipe de base quant à la vitamination des boissons et denrées alimentaires, Recommande: Article unique
Les gouvernements des trois pays du Benelux
• sont invités à adapter leürs législations relatives
à l'addition de vitamines aux boissons et denrées alimentaires - quel qu'en soit le but sur base du principe qu'il relève exclusivement de la compéten c e des pouvoirs publics de décider en la matière. Les législations ainsi adaptées entreront en vigueur au plus tard le 1°' novembre 1966. Fait à Bruxelles, le 18 avril 1966. Le Président du Comité : de Ministres, (s.) M. van der STOEL Bene1ix, 12me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
568 BENELUXLIJST
VAN DE LANDBOUWPRODUKTEN EN VOEDINGSMIDDELEN WAAROP HOOFDSTUK 3 VAN DE OVERGANGSOVEREENKOMST VAN TOEPASSING IS (M (66) 10) .
Op de net een sterretje (*) aangeduide posten zijn E.E.G.landbouw verordeningen van toepassing. Dientengevolge zijn deze posten in zoverre uitgesloten van de toepassing van artikel 1, lid 1, van de Beschikking M (66) 1.
N° D.T.
I
Omschrijving van de goederen HOOFDSTUK 1
01.01
Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels
01.02-A-I A_11 B 01.03-A-I A_11 B 01.04
Levende • runderen, buffels daaronder begrepen
01.05 01.06
Levend pluimvee
Levende varkens
Levende schapen en geiten
Andere levende dieren HOOFDSTUK 2 Vlees en eetbare slachtafvallen, van de dieren bedoeld bij de posten 01.01 tot en met 01.04, vers, gekoeld of bevroren
Deze lijst is op 18 aprilT 1966 door het Comité van Ministers vastgesteld. Zij vervangt de door het Comité van Ministers in 1965 vastgestelde lijst, doc. M (65) 10. Benelux, 1 2de aanvulling
.
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
568
LISTE BENELUX DES PRODUITS AGRICOLES ET ALIMENTAIRES. AUXQUELS S'APPLIQUE LE CHAPITRE 3 DE LA CONVENTION TRANSITOIRE (M (66) 10) .
Les postes marqués d'un astérisque sont soumis à des règlements C.E.E. en matière de produits agricoles. Il en résulte que ces postes ne tombent pas sous l'application de l'article 1, alinéa 1 de la Décision ministérielle M (66) 1.
N° D.T.
I
Désignation des marchandises CHAPITRE 1
S
01.01
Chevaux, ânes, mulets et bardots, vivants
01.02-A-I A-11 B
Animaux vivants de l'espèce bovine, y compris les animaux du genre buffle
01.03-A-I A-11 B
Animaux vivants de l'espèce porcine
01.04
Animaux vivants des espèces ovine et caprine
01.05*
Volailles vivantes de basse-cour
01.06
Autres animaux vivants CHAPITRE 2 Viandes et abats comestibles des animaux repris aux n° 01.01 à 01.04 inclus, frais, réfrigérés ou congelés
Cette liste a été arrêtée par le Comité de Ministres en date du 18 avril 1966. Elle remplace celle arrêtée par le Comité de Ministres en 1965, doc. M (65) 10. Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN 569
N° D.T.
Omschrijving van de goederen
Vlees..
02.01-A-I
AIIa*
''
,
O
A-II-b
AIIIa* A-III-b À-IV
Slachtafvallen
B-I ex
BIÏa*
ex'
B:IIa
Slachtafvallen van runderen (huisdieren) en varkens (huisdieren) bestemd voor de • vervaardiging van farmaceutische produkten Slachtafvallen van runderen (geen huisdieren) en varkens (geen huisdieren) bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische produkten -•
BIIb1aa* B-II-b-1 -bb
BIIb2aa*
1.
B-II-b-2 -bb .B111
02.02 *
• Dood pluimvee, alsmede de daarvan afkomstige eetbare slachtafvallen (m.u.v. levers), vers, gekoeld of bevroren
02.03*
Levers van pluimvee, vers, gekoeld, bevroren, gezouten of gepekeld
02:04
Andér vlees en andere eetbare slachtafvallen, vers, gekoeld of bevroren
02.05*
02.06-A CI* C-II
Spék (m.u.v. doorregen spek), 'gépérst noch gesmolten varkensvet en geperst noch gesmolten vet van pluimvee, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, 'gedroogd of gerookt Vlees en eetbare slachtafvallen van alle soorten (m.u.v. levers van pluimvee), gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt
HOOFDSTUK 3
03.dll
Vis, vers (lévend of dood), gekoeld of bevroren
Benelux, 1 2de aanvulling
.
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
569
N° D.T.
Désignation des marchandises
Viandes. 02.01-A-I
Afla*
A-II-b A-III-a A-III-b A-IV
s
Abats
a.i ex
B_II_a*
Abats des espèces bovine (domestique) et. porcine (domestique) destinés à la fabrication de produits pharmaceutiques
ex
B-II-a
Abats des espèces bovine (non domestique) et porcine (non domestique) destinés à la fabrication de produits pharmaceutiques
BII -b-1 -aa B -fl -b-1 -bb
BIIb2aa* B-U-b-2 -bb B-III 02.02*
Volailles mortes de basse-cour et leurs abats comestibles (à l'exclusion des foies), frais, réfrigérés ou congelés
02.03*
Foies de volailles, frais, réfrigérés, congelés, salés ou en saumure
02.04
.
.
Autres viandes et abats comestibles, frais, réfrigérés ou congelés
02.05*
Lard, y compris la graisse de porc et de volailles non pressée ni fondue, à l'exclusion du lard contenant des parties maigres (entrelardé), frais, réfrigérés, congelés, salés ou en saumure, séchés ou fumés
02.06-A
Viandes et abats comestibles de toutes espèces (à l'exclusion des foies de volailles), salés ou en saumure, séchés ou fumés
.
C_I C-II
CHAPITRE 3 03_01
Poissons frais (vivants ou morts), réfrigérés ou congelés Beùelux, 12mo supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
570
No D.T.
Omschrijving van de goederen
03.02
Vis, enkel gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt
03.03
Schaal-, schelp- en weekdieren (ook indien ontdaan van schaal of schelp), vers (levend of dood), gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; schaaldieren in de schaal, enkel gekookt in water
HOOFDSTUK 4 04.01*
Melk en room, vers, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker
04.02*
Melk en room, verduurzaamd, ingedikt of met toegevoegde suiker
04.03 04.04*
Boter Kaas en wrongel Vogeleieren en eigeel, vers, verduurzaamd, gedroogd of met toegevoegde suiker
04.05_AIa* A-I-b
Vogeleieren in de schaal, vers of verduurzaamd
AIIat A-U-b
•
BIa1*
Vogel ei eren uit de schaal en eigeel
B-I-a_2
BIb1* BI-b-2 B-U 04.06
Natuurhonig
UIT HOOFDSTUK 5 05.04
Darmen, blazen en magen, van dieren, andére dan die van vissen, in hun geheel of in stukken
05.15
Produkten van dierlijke oorsprong, niet elders genoemd noch elders onder begrepen; dode dieren van de soorten bedoeld bij de hoofdstukken 1 en 3, niet geschikt voor menselijke consumptie
Benelux, 1 2de aanvulling
.
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
570
N° D.T.
Désignation des marchandises
03.02
Poissons simplement salés ou en saumure, séchés ou fumés
03.03
Crustacés, mollusques et coquillages (même séparés de leur carapace ou coquille), frais (vivants ou morts), réfrigérés, congelés, séchés, salés ou en saumure; crustacés non décortiqués, simplement cuits à l'eau
CHAPITRE 4 04.01*
Lait et crème de lait, frais, non concentrés ni sucrés
04.02*
Lait et crème de lait, conservés, concentrés ou sucrés
04.03*
Beurre
04.04*
Fromages et caillebotte OEufs d'oiseaux et jaunes d'oeufs, frais, conservés, séchés ou sucrés
04.05AIa* A-I-b AIIa* A-II-b BIa1* B-1-a-2 BIb1* B-I-b-2 B-II
S 04.06
OEuf s en coquille, frais ou conservés
OEufs dépourvus de leurs coquilles et jaunes d'oeufs
Miel naturel
EX CHAPITRE 5 05.04
Boyaux, vessies et estomacs d'animaux, entiers ou en morceaux, autres que ceux de poissons
05.15
Produits d'origine animale, non dénommés ni compris ailleurs, animaux morts des chapitres 1 ou 3, impropres à la consommation humaine
Benelux, lIme supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
571
No D.T.
Omschrijving van de goederen HOOFDSTUK 6
06.01
Bollen, knollen en wortelstokken, ook indien in blad of bloei
06.02
Andere levende planten en wortels, stekken en enten daaronder begrepen
06.03
Afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen, voor bloemstukken of voor versiering, vers, gedroogd, gebleekt, geverfd, geimpregneerd of op andere wijze geprepareerd
06.04
Loof, bladeren, twijgen, takken en andere delen van planten, grassen, mossen en korstmossen, voor bloemstukken of voor versiering, vers, gedroogd, gebleekt, geverfd, geïmpregneerd of op andere wijze geprepareerd, m.u.v. bloemen, bloesems en bloemknoppen, bedoeld bij post 06.03
.
HOOFDSTUK 7
07.01-A O7.01BI* 07.01-B-II 07.01C* 07.01D* 07.01-E 07.01-F-I 1 F-11 F-III 07.01-G-I
Groenten en moeskruiden, vers of gekoeld
.
ex
GIIa1*
Tuinwortelen
ex
GUa1* G-II-a-2
Wortelen, andere dan tuinwortelen
ex
GIIb1* G-II-b-2 G-m
Benelux, 1 2de aanvulling
I Tuinwortelen Wortelen, andere dan tuinwortelen
DÉCISIONS MNISTRIELLES
571
N° D.T.
Désignation des marchandises CHAPITRE 6
06.01
Bulbes, oignons, tubercules, racines tubéreuses, griffes et rhizomes, en repos végétatif, en végétation ou en fleur
06.02
Autres plantes et racines vivantes, compris les boutures et greffons
06.03
Fleurs et boutons de fleurs, coupés, pour bouquets ou pour ornements, frais, séchés, blanchis, teints, Imprégnés ou autrement préparés
06.04
Feuillages, feuilles, rameaux et autres parties de plantes, herbes, mousses et lichens, pour bouquets ou pour ornements, frais, séchés, blanchis, teints, imprégnés ou autrement préparés, à l'exclusion des fleurs et boutons d'or du n' 06.03
y
CHAPITRE 7 07.01-A 0 7. 0 1BI* 07.01-B-II 07.01-C
Légumes et plantes potagères, à l'état frais ou réfrigéré
07.01Dt
Ob
07.01-E 07.01F-I*
F_II* F-III 07.01-G-I ex
GIIa_1*
Carottes en bottes
ex
G_II_a_1*
Carottes, autres qu'en bottes
G-II-a-2 ex
GIIb -1
Carottes en bottes
G-11-b-2 G-III
Carottes, autres qu'en bottes
Benelux,
1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
572
N° D.T.
I
Omschrijving van de goederen
ex 07.01HIt
Uien m.u.v. plantuitjes met een grootste dwarsdoorsnede van 3 cm of minder; knoflook
ex 07.01-H-I
Plantuitjes met een grootste dwarsdoorsnede van 3 cm of minder
07.01-H-II 07.01 -IJ 07.01K*
.
O7.01L*
07.01M* 07.01-N
07.01OI*
ex 07.01 0 II*
Komkommers
ex 07.01- 0 -II
Augurken
07.01-P 07.01-Q 07.01-R 07.01-S 07.02
Groenten en moeskruiden, al dan niet gekookt, bevroren
07.03
Groenten en moeskruiden, in water, waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd, doch niet speciaal bereid voor dadelijke consumptie
07.04
Groenten en moeskruiden, gedroogd, gedehydreerd of geëvaporeerd, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijn gemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid
07.05
Gedroogde zaden van peulgroenten, ook indien gepeld (spliterwten, enz.)
07.06
Maniokwortel, arrowroot (pijlwortel), salepwortel, aardperen, bataten (zoete aardappelen) en andere dergelijke wortels en knollen met hoog gehalte aan zetmeel of aan inuline, ook indien gedroogd of in stukken; merg van de sagopalm
Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRI E LLES
572
N°
D.T.
11
.Désignation des marchandises
ex 07.01-H-I'
Oignons, à l'exception des plants d'un diamètre de 3 cm ou moins; aulx
ex 07.01-1-1-I
Plants d'oignons d'un diamètre de 3 cm ou moins
ib
07.01-H-II 07.01-II 07.01_K* 07.01L* 07.01M* 07.01-N 07.01-O-1 ex
07.01 0 II*
ex 07.01-0-II
Concombres Cornichons
07.01-P 07.01Q 07.01R 07.01-S
•
07.02
Légumes et plantes potagères, cuits ou non, à l'état congelé
07.03
Légumes et plantes potagères présentés dans l'eau salée, soufrée ou additionnée d'autres substances servant à assurer provisoirement leur conservation, mais non spécialement préparés pour la consommation immédiate
07.04
Légumes et plantes potagères desséchés, déshydratés ou évaporés, même coupés en morceaux ou en tranches ou bien broyés ou pulvérisés, mais non autrement préparés
07.05
Légumes à cosse secs, écossés, même décortiqués ou cassés
07.06
salep, topinambours, patates douces et
Racines de manioc, d'arrow-root et de
•autres racines et tubercules similaires à haute teneur en amidon ou en inuline, même séchés ou débités en morceaux moelle du sagoutier
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
573
N° D.T.
1
Omschrijving van de goederen UIT HOOFDSTUK 8
08.04AIa*
Druiven, rozijnen en krenten
08.04-A-I-b 08.04-A-II-a 08.04-A-U-b
08.04B .
08.05
Noten (andere dan die bedoeld bij post 08.01), amandelen, kastanjes en pingels, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal al dan niet gepeld
08.06-A-I
A_II* B -I,II,m,IV -b
Appelen, peren en kweeBeren, vers
B-W-a C 08.07A* B C.
Steenfruit, vers
E 08.08-A B C
Aardbeien en bessen, vers
08.09
Ander vers fruit
08.10
Fruit, ook indien gekookt, bevroren, zonder toegevoegde suiker
08.11
Vruchten, voorlopig verduurzaamd (b.v. door middel van zwaveldioxyde of in water waaraan zout, zwavel of andere stoffen voor het voorlopig verduurzamen zijn toegevoegd), doch als zodanig ongeschikt voor dadelijke consumptie
08.12
Fruit (ander dan dat bedoeld bij de posten 08.01 tot en met 08.05), gedroogd
08.13
Schillen van citrusvruchten en van meloenen, vers, bevroren, gedroogd, dan wel in water, waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd
Benelux, 1 2de aanvulling
.
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
573
N°
D.T.
Désignation des marchandises EX
ib
•
ÖHAPITRE 8
08.04-A-I-a' 08.04-A-I-b 08.04-A-II-a' 08.04-A-U-b 08.04-B
Raisins, frais ou secs
08.05
Fruits à coques (autres que ceux du n° 08.01), frais ou secs, même sans leurs coques ou décortiqués
08.06-A-I A-II' B -I,U,m,rV -b' B-IV-a C
Pommes, poires et coings, frais
08.07-A' B' C' D' E
Fruits à noyau, frais
08.08-A' B C
Baies fraîches
08.09
Autres fruits frais
08.10
Fruits, cuits ou non, à l'état congelé, sans addition de sucre
08.11
Fruits conservés provisoirement (par ex. au moyen de gaz sulfureux ou dans l'eau salée, soufrée ou additionnée d'autres substances servant à assurer provisoirement leur conservation), mais impropres à la consommation immédiate
08.12
Fruits séchés (autres que ceux des n° 08.01 à 08.05 inclus)
08.13
Ecorces d'agrumes et de melons, fraî-
ches, congelées, présentées dans l'eau salée, soufrée ou additionnée d'autres substances servant à assurer provisoirement leur conservation ou bien séchées Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE 'BESCHIKKINGEN
574
•
N° D.T.
09.09
Omschrijving van de goederen UIT HOOFDSTUK 9 Anijszaad, steranijszaad, venkelzaad, korianderzaad, komijnzaad, karwijzaad en jeneverbessen
09.10
Tijm, laurier, safraan; andere specerijen .
HOOFDSTUK 10 10.01* 10.02* 10.03* 10.04* 10.05* 10.06 10.07*
Granen
HOOFDSTUK 11
•
11.01*
Meel van granen
11.02*
Grutten, gries, griesmeel, gort en parelgort en andere gepelde, geparelde, gebroken of geplette granen (vlokken daaronder begrepen), m.u.v. gepelde, geglansde, gepolijste of bij het pellen gebroken rijst; graankiemen, ook indien gemalen
11.03
Meel van zaden van peulgroenten bedoeld bij post 07.05
11.04
Meel van vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8
11.05
Meel, gries en vlokken, van aardappelen
11.06*
Meel en gries, van sago, van maniok, van arrowroot (pijlwortel), van salep of van andere wortels en knollen, bedoeld bij post 07.06
11.07*
Mout, ook indien gebrand
Benelux. 1 2de aanvulling
Ob
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
574
No D.T. 09.09
•
Désignation des marchandises EX CHAPITRE 9 Graines d'anis, de badiane, de fenouil, de coriandre, de cumin, de carvi et de genièvre
09.10
Thym, laurier, safran ; autres épices
CHAPITRE 10 10.01* 10.02* 10.03* 10.04*
Céréales
10.05' 10.06* 10.07'
CHAPITRE 11 11.01'
Farines de céréales
11.02*
Gruaux, semoules; grains mondés, perlés, concassés, aplatis (y compris les flocons), à l'exception du riz pelé, glacé, poli ou en brisures; germes de céréales, même en farines
11.03
Farines de légumes secs repris au n° 07.05
11.04
Farines de fruits repris au chapitre 8
11.05
Farines, semoules et flocons de pommes de terre
11.06'
Farines et semoules de sagou, de manioc, d'arrow-root, de salep et d'autres racines et tubercules repris au n° 07.06
11.07'
Malt, même torréfié Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
575
N" D.T.
Omschrijving van de goederen
11.08-A B
Zetmeel; irnilhie
11.09*
Gluten en glutenmeel, ook indien gebrand .
HOOFSTUK 12 12.01
Oliehoudende zaden en vruchten, indien gebroken
12.02
Meel van oliehoudende zaden en vruchten, waaruit de olie niet is afgescheiden, met uitzondering van mosterdmeel
12.03
Zaaigoed, sporen daaronder begrepen
12.04
Suikerbieten, ook indien gesneden, vers, gedroogd of in poeder suikerriet
ook
;
12.05
Cichoreiwortels, vers of gedroogd, ook indien gesneden, ongebrand
12.06
Hop (hopbellen en lupuline)
12.07
Planten, plantedelen, zaden en vruchten, hoofdzakelijk gebruikt in de reukwerkindustrie, in de geneeskunde of voor insekten- of parasietenbestrijding of voor dergelijke doeleinden, vers of gedroogd, ook indien gesneden, gebroken of in poeder
12.08
Sint-Jansbrood, vers of gedroogd, ook indien gebroken of in poeder; vruchtepitten en plantaardige produkten, hoofdzakelijk gebruikt voor menselijke voeding, elders genoemd noch elders onder begrepen
12.09
Stro en kaf van graangewassen, onbewerkt, ook indien gehakt
12.10
Voederbieten, voederrapen, voederwortels hooi, luzerne, hanekammetjes (esparcette), klaver, voederkool, lupine, wikke en andere dergelijke voedergewassen
.
;
Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
575
N°
Désignation des marchandises
D.T.
11.08A* B
•
11.09*
s
Amidons et fécules; inuline Gluten et farine de gluten, même torréfiés
............
CHAPITRE 12 12.01
Graines et fruits oléagineux, même concassés
12.02
Farines de graines et de fruits oléagineux, non déshuilées, à l'exclusion de la farine de moutarde
•
Graines, spores et fruits à ensemencer
12.03 12.04
•
Betteraves à sucre (même en cossettes) fraîches, séchées ou en poudre; cannes à sucre
•
12.05
Racines de chicorée, fraîches ou séchées, même coupées, non torréfiées
12.06
Houblon (cônes et lupuline)
12.07
Plantes, parties de plantes, graines et fruits des espèces utilisées principalement en parfumerie, en médecine ou à usages insecticides, parasiticides et similaires, frais ou secs, même coupés, concassés ou pulvérisés
12.08
Caroubes fraîches ou séchées, même concassées ou pulvérisées ; noyaux de fruits et produits végétaux servant principalement à l'alimentation humaine, non dénommés ni compris ailleurs
12.09
Paille et balles de céréales, brutes, même hachées
12.10
Betteraves fourragères, rutabagas, racines fourragères ; foin, luzerne, sainfoin, trèfle, choux fourragers, lupin, vesces et autres produits fourragers similaires
•
Benelux; 1 2me supplément
MINISTERIILE BESCHIKKINGEN
576
Omschrijving van de goederen
N° D.T.
UIT HOOFDSTUK 13 13.03-B
Pectinestoffen, pectinaten en pectaten
.
UIT HOOFDSTUK 14 14.01-A
Teen
UIT HOOFDSTUK 15 15.01-A-I A_lia B
Reuzel en ander geperst of gesmolten varkensvet ; geperst of gesmolten vet van pluimvee
15.02-A BI* B-11
Ruw of gesmolten rundvet, schapevet en geitevet, premier jus (oleostock) daaronder begrepen
15.03
Varkensstearine, oleostearine, spekolie en oleomargarine, niet geëmulgeerd, niet vermengd en niet anderzins bereid
15.04
Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, ook indien geraffineerd
ex 15.06
Andere vetten van dierlijke oorsprong (beendervet, afvalvet, enz.)
15.07
Plantaardige vette oliën, vloeibaar of vast, ruw, gezuiverd of geraffineerd
ex 15.08
Gedehydreerde ricinusolie (ricineenolie)
15.12
Dierlijke of, plantaardige oliën en vetten, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd of op andere wijze gehard of in vaste toestand gebracht, ook indien gezuiverd doch niet verder bereid
15.13
Margarine, kunstreuzel en andere bereide spijsvetten
15.17
Afvallen, afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was
Benelux, 12de aanvulling
.
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
576
NI
D.T.
Désignation des marchandises EX CHAPITRE 13
13.03-B
Matières pectiques, tes
pectinates
et
pecta -
EX CHAPITRE 14 14.01-A
Osier
EX CHAPITRE 15 15.01-A-I
A_II* B
15.02-A
B I* -
B-II
•
Saindoux et autres graisses de porc pressées ou fondues ; graisse de volailles pressée ou fondue Suifs (des espèces bovine, ovine et caprine) bruts ou fondus, y compris les suifs dits « premier jus »
15.03
Stéarine solaire; oléo -stéarine; huile de saindoux et oléo -margarine non émulsionnée, sans mélange ni aucune préparation
15.04
Graisses et huiles de poissons et de mammifères marins, même raffinées
ex 15.06
Autres. graisses animales (graisses d'os, graisse de déchets, etc.)
15.07
Huiles végétales fixes, fluides ou concrètes, brutes, épurées ou raffinées
ex 15.08
Huile de ricin déshydratée (huile ricinée)
15.12
Huiles et graisses animales ou végétales partiellement ou totalement hydrogénées et huiles et graisses animales ou végétales solidifiées ou durcies par tout autre procédé, même raffinées, mais non préparées
15.13
Margarine, simili-saindoux et autres graisses alimentaires préparées
15.17
Résidus provenant du traitement des corps gras ou des cires animales ou végétales Benelux, 12me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
577
N° D.T.
I
Omschrijving van de goederen HOOFDSTUK 16
16.01-A-1 A-II-a A-U-b B-1 BUa* B-U-b
Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed
16.02-A-I AUa* AUb1* A-II-b-2 B-I-as B-I-b B-U-a B-U-b
Andere bereidingen en conserven, van vlees of van slachtafvallen
16.03
Vleesextracten en vleessappen
16.04
Bereidingen en conserven van vis (kaviaar en kaviaarsurrogaten daaronder begrepen)
16.05
Bereidingen en conserven, van schaal-, schelp of weekdieren
.
HOOFDSTUK 17 Beetwortelsuiker en rietsuiker, in vaste vorm
17.01 17.02-A-U
B-I B-U C
D E F
Andere suikers en suikerstroop m.u.v. lactose (melksuiker) en melksuikerstroop, bevattende, in droge toestand, 99 of meer gewichtspercenten zuivere lactose; kunsthonig (ook indien met natuurhonig vermengd) ; karamel
17.03
Melasse, ook indien ontkleurd
17.04
Suikerwerk zonder cacao
17.05
Suiker, stroop en melasse, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen (vanillesuiker en vanillinesuiker daaronder begrepen), met uitzondering van vruchtesap, waaraan suiker is toegevoegd, ongeacht in welke verhouding
Benelux, l2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
577
No D.T.
I
Désignation des marchandises CHAPITRE 16
n
16.01-A-1 A-U-a A-U-b
Saucisses, saucissons et similaires, de viandes, d'abats ou de sang
B_le BUa*
B-II-b 16.02-A-I A-U-a A-II-b-1m A-U-b-2 B-I-a B-I-b
Autres préparations viandes ou d'abats
et
conserves
de
BIIa* B-U-b
16.03
Extraits et jus de viande
16.04
Préparations et conserves de poissons, y compris le caviar et ses succédanés
16.05
Crustacés, mollusques et coquillages préparés ou conservés
CHAPITRE 17 17.01
n
Sucres de betteraves et de canne, à l'étal solide
17.02A 11 * B-I B-U' C D E F 17.03 17.04 17.05
Autres sucres et sirops, à l'exclusion du lactose et sirop de lactose, contenant en poids, à l'état sec, 99 % et plus de produit pur; succédanés du miel, même mélangés de miel naturel; sucres et mélasses caramélisés Mélasses, même décolorées Sucreries sans cacao Sucres, sirops et mélasses aromatisés ou additionnés de colorants (y compris le sucre vanillé ou vanilliné), à l'exclusion des jus de fruits additionnés de sucre en toutes proportions
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
578
Omschrijving van de goederen
N° D.T.
UIT HOOFDSTUK 18 Chocolade en andere voedingsmiddelen, welke cacao bevatten
18.06
UIT HOOFDSTUK 19 19.01
Moutextract
19.02
Meel-, zetmeel- en moutextractprepara ten voor kindervoeding, voor diëetvoeding of voor keukengebruik, zonder cacao of met minder dan 50 gewichtspercenten cacao
19.03
Deegwaren
19.04
Tapioca en sago, alsmede soortgelijke produkten uit aardappelzetmeel of uit ander zetmeel
19.05
Graanpreparaten, vervaardigd door poffen of door roosteren (gepofte rijst, cornflakes en dergelijke)
ex 19.06
Ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke produkten, van ander meel of van ander zetmeel dan dat van aardappelen
19.07
Brood, scheepsbeschuit en andere gewone bakkerswaren, waaraan, geen suiker, honig, eieren, vetstoffen, kaas of vruchten zijn toegevoegd
19.08
Banketbakkerswerk, gebak en biscuits, ook indien deze produkten (ongeacht in welke verhouding) cacao bevatten
HOOFDSTUK 20 20.01 .
Benelux, 12de, aanvulling
Groenten, moeskruiden en vruchten, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur, met of zonder zout, specerijen, mosterd of suiker
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
578
N°
D.T.
Désignation des
marchndises
EX CHAPITRE 18 8.06
•
•
Chocolat et autres préparations alimentaires contenant du cacao
EX CHAPITRE 19 19.01
Extraits de malt
19.02
Préparations pour l'alimentation des enfants ou pour usages diététiques ou culinaires, à base de farines, fécules ou extraits de malt, même additionnées de cacao dans une proportion inférieure à 50 % en poids
19.03
Pâtes alimentaires
19.04
Tapioca, y compris celui de fécule de pommes de terre
19.05
Produits à base de céréales obtenues par le soufflage ou le grillage : puffed rice, corn-flakes et analogues
ex 19.06
Hosties, cachets pour, médicaments, pains à cacheter, pâtes séchées et produits similaires d'autres farines ou fécules que la farine ou la fécule de pommes de terre
19.07
Pains, biscuits de mer et autres produits de la boulangerie ordinaire, sans addition de sucre, de miel, d' oe ufs, de matières grasses, de fromage ou de fruits
19.08
Produits de la boulangerie fine, de la pâtisserie et de la biscuiterie même additionnés de cacao en toutes proportions
CHAPITRE 20 20.01 '
Légumes, plantes potagères et fruits préparés ou conservés au vinaigre, à l'acide acétique, avec ou sans sel, épices, moutarde ou sucre Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
579
N° D.T.
I
Omschrijving van de goederen
20.02
Groenten en moeskruiden, bereid of verduurzaamd zonder azijn of azijnzuur
20.03
Bevroren vruchten met toegevoegde suiker
20.04
Vruchten, vruchteschillen, planten en plantedelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristaliseerd)
20.05
Jam, gelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker
20.06
Op andere wijze bereide of verduurzaamde vruchten, ook indien met toegevoegde suiker of alcohol
20.07
Ongegiste vruchtesappen (met inbegrip van druivemost) en ongegiste groentesappen, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker
.
UIT HOOFDSTUK 21 21.04
Sausen; samengestelde kruiderijen en dergelijke produkten
21.05
Preparaten voor soepen of voor bouillons; gebruiksklare soepen en bouillons
21.06
Natuurlijke gist, ook indien inactief samengestelde bakpoeders
21.07
Produkten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen
.
UIT HOOFDSTUK 22 22.02
Benelux, 12de aanvulling
Limonade (gearomatiseerd mineraalwater en gearomatiseerd spuitwater daaronder begrepen) én andere alcoholvrije dranken, m.u.v. de vruchte- en groentesappen bedoeld bij post 20.07
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
579
N"
S
D.T.
1
Désignation des marchandises
20.02
Légumes et plantes potagères préparés ou conservés sans vinaigre ou acide acétique
20.03
Fruits à l'état congelé, additionnés de sucre
20.04
Fruits, écorces de fruits, plantes et parties de plantes, confits au sucre (égouttés, glacés, cristallisés)
20.05
Purées et pâtes de fruits, confitures, gelées, marmelades, obtenues par cuisson, avec ou sans addition de sucre
20.06
Fruits autrement préparés ou conservés, avec ou sans addition de sucre ou d'alcool
20.07
Jus de fruits (y compris les de raisins) ou de légumes, non fermentés, sans addition d'alcool, avec ou sans addition de sucré
mouts
EX CHAPITRE 21
•
21.04
Sauces condiments et assaisonnements, composés
21.05
Préparations pour soupes, potages ou bouillons soupes, potages ou bouillons, préparés
21.06
Levures naturelles, vivantes ou mortes levures artificielles préparées
21.07
Préparations alimentaires non dénommées ni comprises ailleurs
EX CHAPITRE 22 22.02
• (yLimonades, eaux gazeuses aromatisées compris les eaux minérales ainsi traitées) et autres boissons non alcooliques, à l'exclusion des jus de fruits et de légumes du no 20.07 Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
580
N° D.T.
Omschrijving van de goederen
22.03
Bier
22.04
Gedeeltelijk gegiste druivemost, ook indien de gisting op andere wijze dan door toevoegen van alcohol is gestuit
•
22.05 •
Wijn van verse druiven; druivemost, waarvan de gisting door toevoegen van alcohol is gestuit (mistella daaronder begrepen)
22.06-C
Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen, met een sterkte van meer dan 22 graden
22.07
Appeldrank, peredrank, honigdrank en andere gegiste dranken
22.08
Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een sterkte van 80 graden of meer; gedenatureerde ethylalcohol, ongeacht de sterkte
22.09•
Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een sterkte van minder dan 80 graden gedistilleerde dranken, likeuren en andere alcoholhoudende dranken; samengestelde alcoholische preparaten (geconcentreerde extracten) voor de vervaardiging van, dranken
22.10
Tafelazijn (natuurlijke en kunstmatige)
HOOFDSTUK 23 23.01
Meel en poeder van vlees, van slachtafvallen, van vis of van schaal-, schelp of weekdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie; kanen
23.02AIs A-U BIs
Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van granen of van peulgroenten
B-II 23.03
Bietenpulp, uitgeperst suikerriet (arapas) an, andere afvallen van de suikerindustrie; .bostel (brouwerijafval) afvallen van branderijen; afvallen van zetmeelfabrieken en dergelijke afvallen ;
Benelux, 12de aanvulling
.
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
580.
N° D.T.
•
Désignation des marchandises
22.03
Bières
22.04
•Moûts de raisins partiellement fermentés, même mutés autrement qu'à l'alcool
22.05
Vins de raisins frais moûts de raisins frais mutés à l'alcool (y compris les mistelles)
22.06-C
Vermouths et autres vins de raisins frais préparés à l'aide de plantes ou de matières aromatiques titrant plus de 22° d'alcool acquis
22.07
Cidre, poiré, hydromel et autres boisSons fermentées
22.08
Alcool ethylique non dénaturé de 800 et
;
;
plus alcool ethylique dénaturé de tous titres Alcool ethylique non dénaturé de moins de 801 eaux-de-vie, liqueurs et autres préparations spiritueuses; boissons alcooliques composées (dites «extraits concentrés ») pour la fabrication de boissons
22.09
;
Vinaigres comestibles et leurs succédanés comestibles
22.10
CHAPITRE 23
-
23.01
Farines et poudres de viandes et d'abats, de poissons, crustacés ou molimpropres à l'alimentation lusques, humaine; cretons
23.02-A-I A-II
Sons, remoulages et autres résidus du criblage, de la mouture ou autres trai tements de grains de céréales et de légumineuses
BI* B-II
23.03
Pulpes de betteraves, bagasses de canne à sucre et autres déchets de sucrerie drèches de brasserie et de distillerie résidus d'amidonnerie et résidus similaires Benelux, - l2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
581
N° D.T.
Omschrijving van de goederen
23.04
Perskoeken, ook die van olijven, de andere bij de winning van plantaardige oliën verkregen afvallen, m.u.v. droesem of bezinksel
23.05
Wijnmoer; ruwe wijnsteen
23.06
Plantaardige produkten van de soorten, welke worden gebruikt als voedsel voor dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen
23.07-A B-1 BIIa* BIIb1* B-U-b-2
Veevoeder, samengesteld met melasse of met suiker en ander bereid voedsel voor dieren; andere preparaten, gebezigd voor het voederen van dieren (vee voedersupplementen, enz.)
UIT HOOFDSTUK 24 24.01
Ruwe en niet tot verbruik tabak; afvallen van tabak
bereide
UIT HOOFDSTUK 29 ex 29.43-B
Moutsuiker, chemisch zuiver
UIT HOOFDSTUK 30 ex 30.03-A-U-b ex 30.03-B-U-b
Eikelcacao medicinale stroop en als geneesmiddel bereide gist en gistprodukten ;
UIT HOOFDSTUK 31 31.03-A-I
Benelux, lIde aanvulling
Fosfaatslakken
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
581.
N° D.T.
•
1
Désignation des marchandises
23.04
Tourteaux, grignons d'olives et autres résidus de l'extraction des huiles végétales, à l'exclusion des lies ou fèces
23.05
Lies de vin; tartre brut
23.06
Produits végétaux de la nature de ceux utilisés pour la nourriture des animaux, non dénommés ni compris ailleurs
23.07-A B - IL
Préparations fourragères mélassées ou sucrées et autres aliments préparés pour animaux; autres préparations utiusées dans l'alimentation des animaux (adjuvants, etc.)
BIIa* B II b1* B-II-b-2
EX CHAPITRE 24 24.01
Tabacs bruts ou non fabriqués; déchets de tabac
EX CHAPITRE 29
•
ex 29.43-B
Maltose, chimiquement pur
EX CHAPITRE 30 ex 30.03-A-II-b ex 30.03-B-II-b
Cacao de glands; sirop médicamenteux; levure et produits à base de levure à usage médicamenteux
EX CHAPITRE 31 31.03-A-I
Scories de déphosphoration
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIELE BESCHIKKINGEN
582
N° D.T.
I
Omschrijving van de goederen UIT HOOFDSTUK 34
ex 34.04-A-U ex 34.04-B
Gehydrogeneerde ricinusolie
•UIT HOOFDSTUK 35 ex 35.02-As
Albuminen
35.05
Dextrine en lijm van dextrine, oplosbaar of geroost zetmeel ; lijm van zetmeel
ex 35.06-B
Als lijm te gebruiken produkten van alle soorten, opgemaakt voor de verkoop in het klein in verpakkingen met een netto gewicht van niet meer dan 1 kg, op basis van zetmeel of van zetmeelderivaten
tilT HOOFDSTUK 38 38.12-A-I
Preparaten voor het appreteren, van de soorten, welke worden gebruikt in de textielindustrie, in de papierindustrie, in de lederindustrie of in dergelijke industrieën, op basis van zetmeel of zetmeelderivaten
ex 38.19-Q-IV-a
Niet-oliehoudende bindmiddelen voor gietkernen, uit of met meel en/of zetmeel van granen; oliehoudende bindmiddelen voor gietkernen
UIT HOOFDSTUK 44 ex 44.01
Rijshout en vlasseheven
ex 44.03-B- 11
Wilgestokken, onbewerkt, ook indien ontschorst of ruw behakt of ontdaan van het spint
ex 44.09-B
Hoephout
Benelux, 1 2de aanvulling
.
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
582
•
N° D.T.
Désignation des marchandises EX CHAPITRE 34
ex 34.04-A-II ex 34.04-B
Huile de ricin hydrogénée
EX CHAPITRE 35 ex 35.02-A
Albumines
35.05
Dextrine et colles de dextrine; amidons et fécules solubles ou torréfiées; colles d'amidon ou de fécule
ex 35.06-B
Produits de toute espèce à usage de colles, conditionnés pour la vente au détail comme colles en emballages d'un poids net inférieur ou égal à 1 kg, à base de matières amylacées
EX CHAPITRE 38 38.12-A-I
Parements préparés, apprêts préparés du genre de ceux utilisés dans l'industrie textile, l'industrie du papier, l'industrie du cuir ou des industries similaires à base de matières amylacées
ex 38.19-Q-IV-a
Liants pour noyaux de fonderies ne contenant pas d'huile, à base de ou avec de la farine et/ou amidon de céréales liants pour noyaux de fonderies contenant de l'huile
.
EX CHAPITRE 44 ex 44.01
Fagots et déchets ligneux de lin
ex 44.03-B-II
Verges de saule, brutes, même écorcées ou simplement dégrossies
ex 44.09-B
Bois feuillards Benelux, 12mo supplément
-MINISTERI Ë LE BESCHIKKINGEN
583
N° D.T.
1
Omschrijving van de goederen
ex 44.10
Wilgehout, ruw bewerkt of afgerond, doch niet gedraaid, noch gebogen, noch -anderszins bewerkt, voor wandelstokken, voor golfstokken, voor paraplu's, voor zwepen, voor gereedschapsstelen en dergelijke
ex 44.22-B
Hoepels van griendhout
UIT HOOFDSTUK 54 54.01
Vlas, ruw, geroot, gezwingeld, gehekeld of anders bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (rafelingen daaronder begrepen), van vlas
UIT HOOFDSTUK 57 57.01
Hennep (c annabis sativa), ruw, geroot, gezwingeld, gehekeld of anders bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (rafelingen daaronder begrepen), van hennep
.
Benelux, l2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
583
N° D.T.
.
Désignation des marchandises
ex 44.10
Bois de saule, simplement dégrossis ou arrondis, mais non tournés, non courbés ni autrement travaillés, pour cannes, parapluies, fouets, manches d'outils et similaires
ex 44.22-B
Ceftles en osier
EX CHAPITRE 54 54.01
Lin brut, roui, teillé, peigné ou autrement traité, mais non filé; étoupes et déchets (y compris les effilochés) de lin
EX • CHAPITRE 57 57.01
Chanvre (cannabis sativa) brut, roui, teillé peigné ou autrement traité, mais non filé ; étoupes et déchets (y compris les effilochés) de chanvre
.
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
584 BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE TOT VERLENGING VAN DE TIJDVAKKEN BEDOELD IN DE ARTIKELEN 22 EN 23 VAN DE OVERGANGSOVEREENKOMST (M (66) 11)
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 22, lid 1 en 2, 22 en 37 van de Overgangsovereenkomst, Overwegende dat het niet mogelijk is gebleken v66r 1 november 1965 volledige uitvoering te geven aan de verplichtingen voortvloeiend uit artikel 22, lid 1 en 2 en artikel 23 van de Overgangsovereenkomst, Gelet op de noodzaak de in deze artikelen voorziene tijdvakken te verlengen, Heeft het volgende beslist
Enig Artikel De in de artikelen 22 en 23 van de Overgangsovereenkomst voorziene tijdvakken worden met twee jaar verlengd. Gedaan te Brussel, op 18 april 1966. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) M. van der STOEL Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MIN1STRIELLES
584
. DECISION DU • COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE .A LA PROROGATION DES, PERIODES STIPULEES AUX ARTICLES 22 ET 23 DE LA CONVENTION TRANSITOIRE (M (66) 11)
Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux. Vu les articles 22, al. 1 et 2, 23 et 37 de la Convention transitoire, Considérant qu'il s'est avéré impossible de remplir entièrement, avant le lor novembre 1965, les obligations découlant de l'article 22, al. 1 et 2 et de l'article 23 de la Convention transitoire, Vu la nééessité de proroger les périodes stipulées dans ces articles,
s
A pris la présente décision
Article unique Les périodes stipulées aux articles 22 et 23 de la Convention transitoire sont prorogées de deux ans. Fait à Bruxelles, le 18 avril 1966. Le Président du Comité de Ministres, (s.) M. van der STOEL Benelux, 12me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKIUNGEN
585 BESCHIKKING VAN HET COMTE VAN MINISTERS BETREFFENDE DE TYPE-GOEDKEURING VAN WEGVOERTUIGEN (M (66) 12)
.
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 7, 8, 85, 86 en 87 van het Unieverdrag, Gelet op artikel 9 van het Uitvoeringsprotocol, Overwegende dat het, wenselijk is gebleken in de landen van de Benelux, in afwachting van een eventuele overeenkomst in een meer internationaal kader, de voorwaarden voor' de typegoedkeuring van wegvoertuigen en van hun onderdelen met elkaar in overeenstemming te brengen, Heeft het volgende beslist
Artikel 1 De onderhavige beschikking heeft betrekking op de type-goedkeuring van fabrieksmatig in serie vervaardigde wegvoertuigen en hun onderdelen met uitzondering van voertuigen bestemd voor bijzonder gebruik, welke in de respectievelijke landen onder een uitzonderingsbepaling vallen.
Artikel 2 Slechts in onderlinge overeenstemming tussen de bevoegde autoriteiten van de drie landen worden vastgesteld Benelux , 12de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
585
•
DECISION DU ,COMITE 'DE MINISTRES CONCERNANT L'AGREATION DES VEHICULES ROUTIERS (M (66) 12)
Le Comite de Ministres de 1 Union Economique Benelux, Vu les articles 7, , 85, 86 et 87 du Traité d'Union, Vu l'article 9 du Protocole d'Exécution,
.
.
.'l.
1
,
Considérant qu'il est apparu souhaitable aux pays du Benelux, en attendant la conclusion éventuelle d'uxie convention dans, un cadre international plus général, d'harmoniser les conditions d'agréation des véhicules routiers et de leurs équipements, A pris la décision suivante:
''Article •1 0 La presente decision concerne l'agrea tion des véhicules routiers et' de leurs équipements produits en série à l'échelle industrielle, à l'exclusion des ,véhicules àusage spécial faisant l'objet d'une réglementation d'exception dans les pays respectifs.
Article 2 Ne peuvent être fixées que, de commun accord entre les autorités compétentes des trois pays
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
586 '1° de berekeningsmethode en de maatstaven ten • behoeve van de type-goedkeuring van weg• voertuigen, en van hun onderdelen; 2° de modellen van de op de type-goedkeuring betrekking hebbende bescheiden.
Artikel 3 .
Binnen acht dagen na datum van afgifte v an de nationale type-goedkeuring, worden de op de type-goedkeuring betrekking hebbende bescheiden in afschrift aan de twee andere landen toegezonden Art'kel ' 4 De bevindingen bij de type-goedkeuring in een land worden in de twee andere landen ten behoeve van' een nationale type-goedkeuring aanvaard. Ç
Artikel 5 Aan een door de Commissie voor het Verkeer in te stellen Subcommissie is opgedragen: a) op de uniforme toepassing van de wettelijke én uitvóeiingávoOrSchiiften betreffende de ' type-goedkeuring van wegvoertuigen en hun onderdelen toe te zien b) de harmonisatie van bedoelde voorschriften voor te beriden.'
Ç
Ç
•Ç
Artikel 6
•
•Ç •
Ieder land neemt vé6r 1 januari 1967 de nodige maatregelen, om zijn nation ale voorschriften in overeenstemming te brengen met de voorschriften van deze beschikking.
Benelux, i2de aanvul ling
DÉCISIONS' MINISTÉRIELLES
586 1° les méthôdes de calcul et les normes à utiliser pour l'agréation des véhicules routiers et de leurs équipements; 2° les modèles des documents d'agréation.
s
' Article •'
'
Dans les huit jours suivant la-délivrance de l'agréation nationale, les documents d'agréation sont communiqués, en copie, aux deux autres pays.
Article
4
Les résultats de la procédure d'agréation effectuée dans un pays sont acceptés dans les deux autres pays en vue de l'agréation nationale.
Article 5
-
Une Sous-Commission à instituer par la Commission des Communications est chargée:
fb
a) de veiller à l'application uniforme des dispolégales et réglementaires concernant l'agréation des véhicules et de leurs équipements b) de préparer l'harmonisation des dites dispositions.
Article 6 Chaque pays prend, avant le ir janvier 1967 les mesures nécessaires pour mettre ses dispositions nationales en concordance avec les prescriptions de la présente décision. Benelux, lZme supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
587 Artikel 7 Deze beschikking treedt in werking op de dag van haar ondertekening.
Gedaan te Brussel, op 18 april 1966. •0 .
• ...... • O
1
O
O
De Vöorttér van het Coté •• vaù M in istrs, (w.g.) M.
Benelux, l2de aanvulling
van
der STOEL
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
587
Article7 La présente décision entre en vigueur le jour de sa signature.
s
Fait à Bruxelles, le 18. avril 1966.
Le Président du Comité de Ministres, (s.) M. van der STOEL
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
588 AANBEVELING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE INZAKE EEN WEDERZIJDSE ERKENNING VAN VERGUNNINGEN EN HET UITWISSELEN VAN GEGEVENS TTJSSEN DE BEVOEGDE DIENSTEN INZAKE HET MET -MILITAIR VERVOER VAN EXPLOSIEVE STOFFEN
(M (66) 16)
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen .6 en 7 van het Unieverdrag, Gelet op artikel 9 van de Overgangsovereenkomst, Overwegende dat het niet-militair vervoer
van explosieve stoffen tussen de drie landen van de Benelux Economische Unie, waarvoor in elk der landen wettelijke bepalingen gelden ter bescherming van de openbare orde en veiligheid, vergemakkelijkt dient te worden, .
Beveelt aan
Enig artikel Aan de Regeringen der drie Beneluxlanden wordt verzocht de nodige maatregelen te treffen om de bepalingen van bijgaand Reglement zo spoedig mogelijk in werking te stellen en uiterlijk binnen drie maanden nadat de Europese overeenkomst betreffende het vervoer van geBenelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
588 • RECOMMANDATION DU COIvIITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A LA RECONNAISSANCE RECIPROQUE DES AUTORISATIONS ET A L'ECHANGE ENTRE LES ADMINISTRATIONS COMPETENTES DE RENSEIGNEMENTS CONCERNANT LE TRANSPORT NON MILITAIRE D'EXPLOSIFS (M (66) 16)
Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu les articles 6 et 7 du Traité d'Union, Vu l'article 9 de la Convention transitoire, Considérant qu'il convient de faciliter, entre les trois pays de l'Union économique Benelux, le transport non militaire d'explosifs qui, dans chacun des trois pays membres, est soumis à des dispositions réglementaires destinées à sauvegarder l'ordre et la sécurité publics, Recommande:
Article wnique Les Gouvernements des trois pays du Benelux sont invités à prendre les mesures nécessaires eu vue de la mise en vigueur des dispositions du règlement ci-annexé, aussi rapidement que possible, et au plus tard trois mois après l'entrée en vigueur de l'Accord européen relatif Benelux, 1 2me supplément
MINISTERILE BESCHIKKINGEN
589 varlijke goederen langs de weg (A.D.R.) van kracht is geworden.
Gedaan te Brussel, op 18 april 1966. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) M. van der STOEL
Benelux, 1 2de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
589 au transport par routé de marchandises dangereuses (A.D.R.).
•
Fait à Bruxelles, le 18 avril 1966. Le Président du Comité de Ministres, (s.) M. van der STOEL
s
Benelux, 1 2me supplément
IINISTEPJËLE BESCHIKKINGEN
590 REGLEMENT INZAKE EEN WEDERZIJDSE ERKENNING VAN VERGUNNINGEN EN HET UITWISSELEN VAN GEGEVENS TUSSEN DE BEVOEGDE DIENSTEN INZAKE HET NIETMILITAIR VERVOER VAN EXPLOSIEVE STOFFEN (M (66) 16, Bijlage)
Ie
Artikel 1 Dit reglement is van toepassing op het nietmilitair vervoer van explosieve stoffen waarvoor vergunning vereist is ingevolge de in de drie landen geldende nationale voorschriften, voor zover dit vervoer mede een ander Beneluxiand aangaat. Artikel 2 Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4 wordt de geldigheid van vergunningen voor vervoer, dat mede een ander Beneluxiand aangaat, op het grondgebied van dat andere land erkend. Van de afgifte van deze vergunningen wordt' door de bevoegde dienst van het land van afgifte onverwijld mededeling gedaan aan de bevoegde dienst(en) van de betrokken andere landen. Deze mededeling geschiedt door toezending van een afschrift van de vergunning. Artikel S De in artikel 2 bedoelde vergunning dient de volgende gegevens te bevatten Benelux, 1 2de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
590
REGLEMENT RELATIF A LA RECONNAISSANCE RECIPROQUE DES AUTORISATIONS ET A L'ECHANGE ENTRE LES ADMINISTRATIONS COMPETENTES DE RENSEIGNEMENTS CONCERNANT LE TRANSPORT NON MILITAIRE D'EXPLOSIFS (M (66) 16, Annexe)
Article
i;r
Le présent règlement s'applique au transport non militaire d'explosifs soumis à autorisation en exécutioii des' dispositions nationales en vi.gùeùr dans les trois pays, lorsque ce transport intéresse également un autre pays du Benelux.
Article 2 Sous réserve de l'application de l'article 4, les autorisations pour un transport qui intéresse également un autre pays du Benelux, sont re. connues valables sur le territoire de cet autre pays. Ces autorisations ' sont communiquées immédiatement par l'Administration compétente du pays qui les a délivrées à l'Administration ou aux administrations compétentes des autres pays intéressés. Cette communication s'effectue par l'envoi d'une copie de l'autorisation. Article S L'autorisation visée à l'article 2 doit comporter les renseignements suivants Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
591 a) de naam en het adres van de vergunninghouder; b) de aard en de hoeveelheid van de te vervoeren explosieve stoffen e) de wijze van verpakking van de explosieve stoffen; d) een nadere aanduiding van de te bezigen vervoermiddelen en eventueel de bij het verlenen van de vergunning voorgeschreven route en begeleiding e) in voorkomende gevallen naam en adres van de geadresseerde binnen het Beneluxgebied f) eventueel de verplichting van de vervoerder tijdig bepaalde voorgeschreven instanties te waarschuwen g) de geldigheidsduur der vergunning; h) eventuele verdere aan de vergunning verbonden voorschriften.
Artikel 4 De bevoegde diensten plegen vôér afgifte van een vergunning voor het vervoer van explosieve stoffen, dat meer dan één Beneluxland aangaat onderling overleg : zij stellen in onderlinge overeenstemming regels vast betreffende 1e oplossing van de moeilijkheden die zich bij de toepassing van dit reglement mochten voordoen.
Benelux, 1 2de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
591 a) le nom et l'adresse du titulaire de l'autorisation; b) la nature et les quantités d'explosifs à transporter c) le mode d'emballage des explosifs d) une spécification des moyens de transport à utiliser et, éventuellement, l'itinéraire et Ie convoyage imposés lors de l'octroi de l'autorisation; e) le cas échéant, le nom et l'adresse du destiflaire sur le territoire du Benelux f) éventuellement, l'obligation pour le transporteur, d'avertir, en temps utile, certaines autorités désignées; g) la durée de validité de l'autorisation h) les autres prescriptions éventuelles inhérentes à l'autorisation.
Article 4
la
Avant de délivrer une autorisation de transport d'explosifs, intéressant plus d'un pays du Benelux, les administrations compétentes se concertent et fixent, d'un commun accord, les règles concernant la solution des difficultés qui surgir de l'application du présent règlement.
Benelux, 1 2me supplément
'\JsT ()
Artikel 1
Benelux -overeenkomst
betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering
inzake motorrijtuigen
De Regering van het Koninkrijk België,
§ 1. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich uiterlijk op de dag van het in werking treden van deze Overeenkomst hun nationale wetgeving op de verplichte verzekering tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe motorrijtuigen aanleiding kunnen geven, aan te passen aan de bij deze Overeenkomst behorende Gemeenschappelijke bepalingen. § 2. Ieder der Verdragsluitende Partijen behoudt de bevoegdheid, de bij deze Overeenkomst behorende Gemeenschappelijke bepalingen te vervangen door bepalingen, die grotere waarborgen geven aan de benadeelden.
De Regering van het Groothertogdom Luxemburg,
Artikel 2 De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,
Bezield door het verlangen naar gelijkvormigheid in de rechtsbeginselen en de overeenstemming in de juridische oplossingen voor hun landen, Van mening zijnde, dat er aanleiding bestaat om de rechten van de slachtoffers van ongevallen, welke door motorrijtuigen op hun grondgebied worden veroorzaakt, door de invoering van een stelsel van verplichte verzekering te waarborgen, Overwegende anderzijds, dat volkomen eenmaking van het recht voor dit onderwerp bezwaren blijkt op te leveren en dat voorts er mede kan worden volstaan, dat de voornaamste, onmisbaar te achten regelen gemeenschappelijk zijn voor de drie landen, met dien verstande dat ieder der landen de vrijheid behoudt voor zijn grondgebied bepalingen af te kondigen, die de waarborg ten behoeve van de benadeelden vergroten, Overwegende tenslotte, dat de aanvaarding door de drie landen van een gelijksodrtig stelsel met betrekking tot de verplichte verzekering inzake de wettelijke aansprakelijkheid de mogelijkheid biedt om overeenkomstig de doelstellingen van het Benelux -Unieverdrag bij te dragen tot de verwezenlijking van het Vrije verkeer van personen en goederen in Benelux door aan de binnengrenzen der drie landen de controle op de verzekering van motorrijtuigen af te schaffen, Zijn de volgende bepalingen overeengekomen
§ 1. Ieder der Verdragsluitende Partijen behoudt de bevoegdheid: 1. de verzekering te vervangen door een zekerheidstelling voor wat betreft bepaalde door haar aan te wijzen personen 2. bepaalde motorrijtuigen, welke naar haar oordeel nauwelijks gevaar opleveren, Vrij te stellen van de verplichting tot verzekering ; van deze bevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt met instemming van het Comité van Ministers, ingesteld bij artikel 15 van het Benelux -Unieverdrag; 3. de motorrijtuigen, toebehorende aan overheidslichamen en aan bepaalde door haar aan te wijzen rechtspersonen van openbaar nut, Vrij te stellen van de verplichting tot verzekering; 4. de sommen vast te stellen, waarvoor de verzekering moet worden gesloten 5. af te wijken van artikel 11 van de bij deze Overeenkomst behorende Gemeenschappelijke bepalingen, voor wat betreft de aldaar bedoelde nietigheden, excepties en verval 6. de gevolgen te bepalen welke de overdracht van de eigendom van motorrijtuigen zal hebben met betrekking tot de verzekering 7. af te wijken van artikel 5 van de bij deze Overeenkomst behorende Gemeenschappelijke bepalingen, wat betreft schade tot een gering bedrag, geleden door personen die binnen haar grondgebied hun verblijfplaats hebben;
M/Just (66) 1
Convention Benelux relative à l'assurance obligatoire de la responsabilité civile en matière de véhicules automoteurs
Article
§ 1. Les Parties Contractantes s'engagent à adapter au plus tard à la date de l'entrée en vigueur de la présente Convention, leur législation nationale sur l'assurance obligatoire de la responsabilité civile à laquelle peuvent donner lieu les véhicules automoteurs, aux Dispositions communes annexées à la présente Convention.
§ 2. Le Gouvernement du Royaume de Belgique,
r'
Chacune des Parties Contractantes conserve
Ie pouvoir de remplacer les Dispositions commu-
nes annexées à 'la présente Convention par des dispositions augmentant la garantie au profit des personnes lésées.
Le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg, Article 2 Le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas,
Animés du désir de réaliser l'uniformité des principes du droit et la concordance des solutions juridiques dans leurs pays,
Estimant qu'il y a lieu de garantir, par un régime d'assurance obligatoire, les droits des personnes 'lésées par des accidents causés sur leurs territoires par les véhicules automoteurs,
Estimant d'autre part, qu'en cette matière la réalisation de l'unification intégrale du droit apparaît comme malaisée et que, au surplus, il suffit que les règles essentielles estimées indispnsables soient communes aux trois pays, cha'cun d'eux conservant la liberté de promulguer pour son territoire des dispositions augmentant la garantie au profit des personnes lésées,
,
Estimant enfin que l'adoption par les trois pays d'un régime semblable en matière d'assurance obligatoire de la responsabilité civile permet, conformément aux objectifs du Traité d'Union Benelux, de contribuer à la réalisation de la libre circulation des personnes et des biens dans le Benelux en supprimant aux frontières internes des trois pays le contrôle de l'assurance des véhicules automoteurs,
convenus des dispositions suivantes
§ 1. Chacune des Parties Contractantes conserve le pouvoir 1. de remplacer l'assurance par le dépôt d'un cautionnement pour certaines personnes à déterminer par elle 2. d'exempter de l'obligation de l'assurance certains véhicules automoteurs qui seraient considérés par elle comme ne présentant guère de danger; cette faculté est subordonnée à l'accord du Comité de Ministres institué par l'article 15 du Traité d'Union Benelux
3. d'exempter de l'obligation de l'assurance les véhicules automoteurs appartenant aux autorités publiques ou à certaines personnes juridiques d'intérêt public à déterminer par elle
4. de déterminer les montants pour lesquels l'assurance devra être prise 5. d'apporter les dérogations à l'article 11 des Dispositions communes annexées à la présente Convention, quant aux nullités, exceptions et déchéances 6. de déterminer les effets' du transfert de propriété sur l'assurance des véhicules automoteurs 7. d'apporter des dérogations à l'article 5 des Dispositions communes annexées à la présente Convention, quant aux dommages d'un faible montant, subis par des personnes ayant leur résidence sur son territoire
8. de verplichting tot het sluiten van de verzekering in door haar te bepalen gevallen te doen rusten op een ander dan de eigenaar 9. eveneens in het buitenland gestald te achten de motorrijtuigen die zij tijdelijk registreren en die bestemd zijn op korte termijn het land te verlaten.
§ 2. Evenwel zullen de afwijkingen, welke door een der Verdragsluitende Partijen bij wet of reglement overeenkomstig de in dit artikel vermelde voorbehouden worden uitgevaardigd, slechts gelden voor het grondgebied van die Staat en geen afbreuk doen aan de volledige toepassing van de wet op de verplichte verzekering van de andere Verdragsluitende Staten, op welker grondgebied wordt gereden.
Artikel 3 1. Ten einde te voorkomen dat de benadeelden schade lijden ten gevolge van een uitsluiting van de verzekering, zoals deze wordt toegestaan door § 2 van artikel 4 van de bij deze Overeenkomst behorende Gemeenschappelijke bepalingen, verbinden de Verdragsluitende Partijen zich de bevoegdheid tot het organiseren van snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsritten of -wedstrijden voor motorrijtuigen afhankelijk te stellen van een vergunning van overheidswege.
Artikel 4 1. De Verdragsluitende Partijen laten tot het verkeer op hun grondgebied toe, zonder dat' een verzekering is gesloten, a. de motorrijtuigen, welke zijn voorzien van een bewijs van de Regering van een van de Verdragsluitende Staten, inhoudende dat' het motorrijtuig aan die Staat toebehoort, b. de motorrijtuigen, toebehorende aan overheidslichamen of aan rechtspersonen van, openbaar nut, behorende tot een andere Verdragsluitende Staat, welke door laatstgenoemde Staat zijn vrijgesteld van de verplichting tot verzekering. 2. De Verdragsluitende Partijen erkennen de, rechtsmacht van de gerechten van het land waarin wordt gereden en nemen op zich de schade, toegebracht door motorrijtuigen, bedoeld in het vorige lid, te vergoeden onder' de omstandigheden waarin de Staat, op wiens, grondgebied wordt gereden, daartoe zou zijn gehouden indien het zijn eigen motorrijtuigen betrof. 3. De wijze van toepassing en uitvoering van de bepalingen van dit artikel wordt, indien daartoe aanleiding bestaat, geregeld bij Beschikking van het Comité van Ministers, ingesteld bij artikel 15 van het Benelux-Unieverdrag.
Artikel 5 Zodanige vergunning kan slechts worden verleend, indien een verzekering, welke aan de bij deze Overeenkomst behorende Gemeenschappelijke bepalingen beantwoordt, de burgerrechtelijke aansprakelijkheid dekt van de organisatoren en van de personen bedoeld in artikel 3 van de genoemde bepalingen.
Ieder der Verdragsluitende Partijen verbindt zich de bevoegdheid te erkennen van de gerechten van de andere Staten, bij wie overeenkomstig artikel 7 van de bij deze Overeenkomst be-' horende Gemeenschappelijke bepalingen een zaak wordt aanhangig gemaakt.
2. Ieder der Verdragsluitende Partijen kan echter in haar wetgeving bepalen, dat de schaden, toegebracht aan bestuurders en andere, inzittenden van motorrijtuigen die deelnemen aan de ritten of wedstrijden, bedoeld in het vorige lid, alsook de schaden toegebracht aan die motorrijtuigen van deze verzekering worden uitgesloten.
6
18. d'imposer l'obligation de contracter l'assurance à une personne autre que le propriétaire dans le cas qu'elle détermine 19. de considérer également comme ayant leur stationnement habituel à l'étranger les véhicules automoteurs qu'elles immatriculent temporairement et qui sont destinés à quitter le pays à bref délai.
§ 2. Toutefois les dérogations légales ou réglementaires promulguées par l'une des Parties Contractantes conformément aux réserves mentionnées au présent article ne vaudront que pour le territoire de cet Etat et ne pourront faire préjudice à l'application intégrale de la loi d'assurance obligatoire des autres Etats contractants, dont ie territoire est parcouru.
Article «9
Article 4 1. Les Parties Contractantes admettent à la circulation sur leurs territoires, sans qu'une assurance ait été conclue, a. les véhicules automoteurs munis d'une attestation du Gouvernement de l'un des Etats Contractants, constatant que le véhicule appartient à cet Etat, b. ceux appartenant à des autorités publiques ou à des personnes juridiques d'intérêt public relevant d'un autre Etat Contractant et dispensés par celui-ci de l'obligation d'assurance.
2. Les Parties Contractantes reconnaissent la juridiction des tribunaux du pays parcouru et assument la réparation des dommages causés par les véhicules visés à l'alinéa précédent, dans les conditions où l'Etat dont le territoire est parcouru serait tenu s'il s'agissait de ses propres véhicules.
Il. Afin d'éviter que l'exclusion de l'assurance autorisée par le § 2 de l'article 4 des Dispositions communes annexées à la présente Convention ne nuise aux personnes lésées, les Parties Contractantes s'engagent à subordonner la faculté d'organiser des courses ou concours de vitesse, de régularité ou d'adresse au moyen de véhicules automoteurs, à une autorisation d'une instance administrative.
3. Les modalités d'application et d'exécution des dispositions •du présent article sont réglées, s'il y e. lieu, par une Décision du Comité de Ministres, institué par . l'article 15 du Traité d'Union Benelux. -
Article 5 Cette autorisation ne peut être accordée que si une assurance répondant aux Dispositions communes annexées à la présente Convention couvre la responsabilité civile des organisateurs et des personnes visées à l'article 3 de ces dispositions.
I 2. Chacune des Parties Contractantes peut toutefois prévoir dans sa législation que les dommages causés aux conducteurs et autres occupants des véhicules qui participent aux courses et concours visés à l'alinéa précédent ainsi que les dommages causés à ces véhicules sont exclus de cette assurance.
Chacune des Parties Contractantes s'engage à reconnaître la compétence des juridictions des autres Etats, saisis conformément à l'article 7 des Dispositions communes annexées à la présente Convention. .
Artikel 8
Artikel 6 Ieder der Verdragsluitende Partijen verbindt zich alle nodige maatregelen te nemen, welke van belang zijn voor de toepassing van de verplichte verzekering en voor de vergoeding der schade door de bureaus in de gevallen als bedoeld in § 2 van artikel 2 van de bij deze Overeenkomst behorende Gemeenschappelijke bepalingen.
§ 1. Ieder der Verdragsluitende Partijen verbindt zich passende maatregelen te nemen tei verzekering van de naleving van de verplichtingen, opgelegd bij de bij deze Overeenkomst behorende Gemeenschappelijke bepalingen. § 2. Ieder van haar verbindt zich in haar wetgeving strafbepalingen op te nemen tegen de persoon op wie de verplichting rust de verzekering te sluiten die een motorrijtuig doet deelnemen of toelaat dat het deelneemt aan het verkeer op de openbare weg of op terreinen, die toegankelijk zijn voor het publiek of slechts voor een beperkt aantal personen, die het recht hebben om er te komen, zonder dat een verzekering is gesloten, welke beantwoordt aan de bij deze Overeenkomst behorende Gemeenschappelijke bepalingen, of wanneer de verzekering is vervallen.
Artikel 7. § 1. Ieder der Verdragsluitende Partijen verbindt zich de nodige maatregelen te nemen met het oog . op de oprichting op haar grondgebied van een waarborgfonds, waartegen de benadeelden een recht op een schadeloosstelling kunnen doen gelden 1. wanneer de identiteit van het motorrijtuig niet is vastgesteld 2. wanneer de verplichting tot verzekering niet is nagekomen, behalve in de gevallen, bedoeld in artikel 2, § 2, lid 3 van de bij deze Overeenkomst behorende Gemeenschappelijke bepalingen 3. wanneer iemand zich door diefstal of geweldpleging van het motorrijtuig heeft meester gemaakt of wanneer iemand dit wetende en zonder geldige reden een dergelijk motorrijtuig gebruikt; 4. wanneer de toegelaten verzekeraar insolvent is. In dit geval kan echter ieder der Verdragsluitende Partijen de tussenkomst door het waarborgfonds vervangen door iedere andere maatregel, dienende tot het verzekeren van een schadeloosstelling aan de benadeelden.
§ 2. Ieder der Verdragsluitende Partijen bepaalt, voor de gevallen waarin de tussenkomst van het waarborgfonds voorzien is, de voorwaarden waaronder de schadeloosstelling wordt toegekend en de omvang daarvan.
2. de bestuurder van een motorrijtuig, die dit motorrijtuig doet deelnemen aan het verkeer onder de omstandigheden, als bedoeld onder 1 van deze paragraaf.
Artikel 9 § 1. Deze Overeenkomst kan niet worden opgezegd vôSr het einde van een termijn van twee jaar te rekenen vanaf de datum van zijn inwerkingtreding. De opzegging zal geschieden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie, dat hiervan de beide andere Verdragsluitende Partijen onmiddellijk op de hoogte stelt. 1 De opzegging zal van kracht worden één jaar na, 1 de dag van de kennisgeving aan het Secretariaat -1 Generaal. § 2. In plaats van deze Overeenkomst op te zeggen' kan iedere Staat een bepaald geformuleerd voorstel tot wijziging van één of meer artikelen van de Overeenkomst of van de bij de Overeenkomst behorende Gemeenschappelijke bepalingen doen en daarvan op dezelfde wijze als van een opzegging aan de beide andere Staten kennisgeven. I n . dat geval zullen de drie Staten trachten tot overeenstemming te komen. Is een jaar verlopen na de dag van de kennisgeving aan de beide andere Staten zonder dat er overeenstemming is bereikt, dan kan de Staat, welke het voorstel gedaan heeft, zijn wetgeving in de voorgestelde zin wijzigen. Van de wijziging wordt op dezelfde wijze als van het voorstel aan de beide:
F1
Article 6
Article 8
Chacune des Parties Contractantes s'engage à prendre toutes mesures appropriées en vue de l'application de l'assurance obligatoire et en vue de la réparation des dommages par les bureaux dans les cas visés au § 2 de l'article 2 des Dispositions communes annexées à la présente Convention.
1. Chacune des Parties Contractantes s'engage à prendre les mesures appropriées en vue d'assurer le respect des obligations imposées par les Dispositions communes annexées à la présente Convention.
Article 7
§' 1. Chacune des Parties Contractantes s'engage à prendre les mesures appropriées en vue de la constitution sur son territoire d'un fonds de garantie à l'égard duquel les personnes lésées pourront faire valoir un droit à une indemnité
1. lorsque Ie véhicule n'a pas été identifié
2. lorsque l'obligation d'assurance n'a pas été respectée, sauf dans les cas visés au § 2, alinéa 3, de l'article 2 des Dispositions communes annexées à la présente Convention
§ 2. Chacune d'elles s'engage à introduire dans sa législation des dispositions pénales contre 1. la personne a qui incombe l'obligation de contracter l'assurance d'un véhicule automoteur qui fait circuler ou tolère qu'on fasse circuler un véhicule sur la voie publique, sur des terrains ouverts au public ou sur des terrains non publics, mais ouverts à un certain nombre de personnes ayant le droit de les fréquenter, sans qu'une assurance répondant aux Dispositions communes annexées à la présente Convention ait été contractée ou après que la garantie de l'assurance aura pris fin. 2. le conducteur d'un véhicule automoteur, qui fait circuler celui-ci dans les conditions visées au 1 du présent paragraphe.
Article 9 lorsque l'on s'est emparé du véhicule par vol ou violence ou lorsque l'on utilise sciemment et sans motif légitime un tel véhicule
4. lorsque l'assureur agréé est insolvable. Toutefois, dans ce cas, chacune des Parties Contractantes peut remplacer l'intervention du fonds de garantie par toute autre mesure propre à assurer une indemnité aux personnes lésées.
§ 2. Chacune des Parties Contractantes détermine dans les cas où l'intervention du fond de garantie est prévue, les conditions d'octroi et l'étendue de l'indemnité.
7
§ 1. La présente Convention ne peut être dénoncée avant l'expiration d'un délai de deux ans à compter de la date de son entrée en vigueur. La dénonciation se fera par un avis de dénonciation écrit, notifié au Secrétariat général de l'Union économique Benelux, qui en informera immédiatement les deux autres Parties Contractantes. La dénonciation sortira ses effets un an après la date de la notification faite au Secrétariat général.
§ 2. Chaque Etat peut, au lieu de dénoncer la présente Convention, formuler une proposition précise de modification d'un ou de plusieurs articles de la Convention ou des Dispositions communes annexées à la Convention : cette communication se fera aux deux autres Etats de la même manière qu'une dénonciation. Les trois Etats s'efforceront, dans ce cas, d'arriver à un accord. Si un an après la date de la communication faite aux deux autres Etats, aucun accord n'est intervenu, l'Etat qui a fait la proposition pourra modifier sa législation dans Ie sens proposé. La modification sera portée à la connaissance des deux autres Etats de la même manière que la proposition. Dès lors, chacun des deux
andere Staten kennis gegeven. Ieder van deze beide Staten is alsdan bevoegd de Overeenkomst geheel of gedeeltelijk op te zeggen. De opzegging zal drie maanden nadat de kennisgeving daarvan aan het Secretariaat-Generaal is verstrekt, van kracht worden.
Artikel 18 1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging worden neergelegd bij het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie.
2. De Overeenkomst zal in werking treden op dE Artikel 10 1. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst slechts van toepassing op het in Europa gelegen grondgebied. 2. De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden kan de toepassing van deze Overeenkomst uitbreiden tot Suriname en de Nederlandse Antillen bij een daartoe strekkende verklaring, te richten tot het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie, dat hiervan de beide andere Verdragsluitende Partijen onmiddellijk op de hoogte stelt. Een dergelijke kennisgeving zal in werking treden zes maanden na de ontvangst daarvan door het Secretariaat-Generaal.
eerste dag van de maand, volgende op de datum van neerlegging van de derde akte van bekrachtiging. 3 Onverminderd het bepaalde in artikel 9, eindigt de Overeenkomst tegelijk met het Ver-' drag tot instelling van de Benel ux Economische Unie.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te Luxemburg, op 24 mei 1966, in drievoud in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.
Artikel 11 Voor de Regering van het Koninkrijk België Ieder der Verdragsluitende Partijen verbindt zich geen verdrag te sluiten, dat invloed kan hebben op het door de onderhavige Overeenkomst ingevoerde stelsel zonder overeenstemming met de twee andere Verdragsluitende Partijen.
Artikel 12
'BLOOCK Voor de Regering van het Luxemburg:
Groothertogdom
Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden:
In afwijking van artikel 12 van de bij deze Overeenkomst behorende Gemeenschappelijke bepalingen en tot een bij Beschikking van het Comité van Ministers, ingesteld bij artikel 15 van het Benelux Unieverdrag, vast te stellen datum, kan ieder der Verdragsluitende Partijen bepalen dat de verbintenissen, welke het bureau, dat belast is met de schade-afwikkeling op grond van internationale verzekeringsbewijzen, op zich heeft genomen, van rechtswege eindigen door het verloop van de termijn waarvoor die bewijzen zijn uitgegeven.
S.G.fl\.
10
Article 13
Etats pourra dénoncer tout ou partie de la
Convention. La dénonciation sortira ses effets à l'expiration d'un délai de trois mois après qu'elle aura été notifiée au Secrétariat général.
1. La présente Convention sera ratifiée et les instruments de ratification seront déposés auprès du Secrétariat général de l'Union économique Benelux. 2. Elle entrera en vigueur le premier jour du mois qui suivra la date du dépôt du troisième instrument de ratification.
Article 10 1. En ce qui concerne le Royaume des Pays-Bas, la présente Convention ne s'appliquera qu'au territoire situé en Europe.
3. Sous réserve des dispositions de l'article 9, elle prendra fin en même temps que le Traité instituant l'Union économique Benelux.
2. Le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas pourra étendre l'application de la présente Convention au Surinam et aux Antilles néerlandaises par une déclaration à cet effet à adresser au Secrétariat général de l'Union économique Benelux, qui en informera immédiatement les deux autres Parties Contractantes. Cette communication aura plein effet six mois après la réception qui en est faite par le Secrétariat général..
EN FOI DE QUOI, les soussignés, dûment autorisés à cet effet, ont signé la présente Convention.
FAIT à Luxembourg, le 24 mai 1966, en triple exemplaire, en langues française et néerlandaise, les deux textes faisant également foi.
Article 11
Pour le Gouvernement du Royaume de Belgique:
Chacune des Parties Contractantes s'engage à ne conclure sans l'accord des deux autres Parties Contractantes, aucun traité pouvant avoir des incidences sur le régime instauré par la présente Convention.
3. Pour le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg: F.
Article 12
Pour le Gouvernement du Royaume des PaysBas
Par dérogation à l'article 12 des Dispositions communes annexées à la présente Convention, et jusqu'à une date à déterminer par une Décision du Comité de Ministres institué par l'article 15 du Traité d'Union Benelux, chacune des Parties Contractantes peut décider que les obligations assumées par le bureau chargé du règlement des dommages en vertu de certificats internationaux d'assurance, cessent de plein droit à l'expiration du terme pour lequel ces certificats auront été émis.
9.
Gemeenschappelijke bepalingen behorende bij de Overeenkomst betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen
Artikel 1 Voor de toepassing van deze wet worden verstaan:
§ 2. De verzekering moet worden gesloten bij een tot dat doel door de Regering toegelaten verzekeraar. Niettemin worden motorrijtuigen, die gewoonlijk in het buitenland zijn gestald, tot het verkeer in België/in Luxemburg/in Nederland toegelaten, mits een bureau, voor dat doel erkend door de Regering, zelf tegenover de benadeelden de verplichting op zich neemt de schade, door die motorrijtuigen toegebracht, overeenkomstig de, bepalingen van deze wet te vergoeden.
• onder motorrijtuigen: rij- of voertuigen, bestemd om zich over de grond te bewegen en die door een mechanische kracht kunnen worden gedreven, zonder aan spoorstaven te zijn gebonden; al hetgeen aan het rij- of voertuig is gekoppeld, wordt als een deel daarvan aangemerkt
Deze verplichting valt ten laste van het bureau, zelfs als de verplichting tot verzekering niet is nagekomen, wanneer het een motorrijtuig betreft, dat gewoonlijk in een van de beide andere Beneluxianden is gestald.
onder verzekerden: zij wier aansprakelijkheid overeenkomstig de bepalingen van deze wet is gedekt
Artikel S
onder benadeelden : zij die schade hebben geleden welke grond oplevert voor toepassing van deze wet, alsmede hun rechtverkrijgenden onder verzekeraar : de verzekeringsonderneming, door de Regering toegelaten in de zin van artikel 2, § 1, en in het geval van § 2, het bureau, belast met de afwikkeling van de schade, welke in België/in Luxemburg/in Nederland is veroorzaakt door motorrijtuigen, die gewoonlijk in het buitenland zijn gestald. De in een Staat geregistreerde motorrijtuigen worden geacht gewoonlijk in die Staat te zijn gestald.
Artikel 2 § 1. Tot het verkeer op de openbare weg en op terreinen die toegankelijk zijn voor het publiek of slechts voor een beperkt aantal personen, die het recht hebben om er te komen, worden motorrijtuigen slechts toegelaten, indien de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, waartoe zij aanleiding kunnen geven, gedekt is door een verzekering welke aan de bepalingen van deze wet beantwoordt.
§ 1. De verzekering moet de burgerrechtelijke aansprakelijkheid dekken van de eigenaar, van, ieder houder, van iedere bestuurder van het verzekerde motorrijtuig en van iedere vervoerde persoon, zulks met uitzondering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van hen die zich door diefstal of geweldpleging de macht over het motorrijtuig hebben verschaft en van hen die, dit wetende, een dergelijk motorrijtuig zonder geldige reden gebruiken. § 2. De verzekering moet de schade omvatten, welke aan personen en aan goederen wordt toegebracht door in België, in Luxemburg en in Nederland voorgevallen feiten. Zij moet mede de schade omvatten, toegebracht aan personen, die onder welke titel ook, worden vervoerd door het motorrijtuig, dat de schade veroorzaakt; de goederen door dat motorrijtuig vervoerd, kunnen van de verzekering worden uitgesloten. § 3. De verzekering moet de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de door het motorrijtuig veroorzaakte schade dekken zoals die aansprakelijkheid voortvloeit uit de toepasselijke wet.
De verplichting tot het sluiten van de verzekering rust op de eigenaar van het motorrijtuig. Indien een andere persoon de verzekering heeft gesloten, wordt de verplichting van de eigenaar geschorst voor de duur van het door die andere persoon gesloten contract.
12
§ 2. L'assurance doit être contractée auprès d'un assureur agréé à cette fin par le Gouvernement.
Dispositions communes annexées à la Convention relative à l'assurance obligatoire de la responsabilité civile en matière de véhicules automoteurs
Article
Toutefois, les véhicules automoteurs ayant leur stationnement habituel à l'étranger sont admis à la circulation en Belgique/au Luxembourg/aux Pays-Bas, à la condition qu'un bureau reconnu à cette fin par le Gouvernement assume lui-même à l'égard des personnes lésées la charge de réparer conformément aux dispositions de la présente loi les dommages causés par ces véhicules.
r'
On entend dans la présente loi
par véhicules automoteurs : les véhicules destinés à circuler sur le sol et qui peuvent être actionnés par une force mécanique, sans être liés à une voie ferrée; tout ce qui est attelé au véhicule est considéré comme en faisant partie;
Cette obligation existe à charge du bureau, même si l'obligation d'assurance n'a pas été respectée, lorsqu'il s'agit d'un véhicule automoteur stationné habituellement dans un des deux autres pays du Benelux.
par assurés : les personnes dont la responsabilité est couverte conformément aux dispositions de la présente loi
Article 3
par personnes lésées : les personnes qui ont subi un dommage donnant lieu à l'application de la présente loi, ainsi que leurs ayants droit par assureur, l'entreprise d'assurance agréée par le Gouvernement aux termes de l'article 2, § 1°', et dans le cas du § 2, le bureau chargé du règlement des dommages causés en Belgique/au Luxembourg/aux Pays-Bas par des véhicules automoteurs ayant leur stationnement habituel à l'étranger. Les véhicules automoteurs immatriculés dans un Etat sont considérés avoir leur stationnement habituel dans cet Etat.
Article 2
§ 1. Les véhicules automoteurs ne sont admis à circuler sur la voie publique, sur les terrains ouverts au public et sur les terrains non publics mais ouverts à un certain nombre de personnes ayant le droit de les fréquenter, que si la responsabilité civile à laquelle ils peuvent donner lieu est couverte par une assurance répondant aux dispositions de la présente loi.
L'obligation de contracter l'assurance incombe au propriétaire du véhicule. Si une autre personne a contracté l'assurance, l'obligation du propriétaire est suspendue pour la durée du contrat conclu par cette autre personne.
11
§ 1. L'assurance doit couvrir la responsabilité civile du propriétaire, de tout détenteur, de tout conducteur du véhicule assuré et de toute personne transportée, à l'exclusion de la responsabilité civile de ceux qui se seraient rendus maîtres du véhicule par vol ou violence et de ceux qui sans motif légitime utiliseraient sciemment un tel véhicule.
§ 2. L'assurance doit comprendre les dommages causés aux personnes et aux biens par des faits survenus en Belgique, au Luxembourg et aux Pays-Bas. Elle doit comprendre les dommages causés aux personnes transportées à quelque titre que ce soit, par le véhicule ayant occasionné le dommage; les biens transportés par ce véhicule peuvent être exclus de l'assurance.
§ 3. L'assurance doit couvrir la responsabilité civile du chef des dommages causés par Ie véhicule automoteur, telle qu'elle résulte de la loi applicable.
Artikel 4
Artikel 7
§ 1. Van het recht op een uitkering kunnen worden uitgesloten
Voor de uitvoering van de bepalingen van d wet kan de verzekeraar door de benadeelde België - in Luxemburg - in Nederland wor gedagvaard, hetzij voor de rechter van de pia van het feit, waaruit de schade is ontstaan, I zij véér de rechter van de woonplaats van del benadeelde, hetzij voor de rechter van de z van de verzekeraar.
1. de bestuurder van het motorrijtuig dat het ongeval veroorzaakt, alsmede de verzekeringnemer en zij wier burgerrechtelijke aansprakelijkheid door de polis is gedekt 2. de echtgenoot van de personen bedoeld in vorig nummer, alsmede hun bloed- en aanverwanten in de rechte linie, mits dezen bij hen inwonen en door hen worden onderhouden; 3. zij, die gerechtigd zijn tot een uitkering uit hoofde van bijzondere wetten inzake schadevergoeding voor arbeidsongevallen, behalve voor zover zij tegen de verzekerde een op burgerrechtelijke aansprakelijkheid berustende vordering behouden. § 2. Van de verzekering kan worden uitgesloten de schade, die voortvloeit uit het deelnemen van het motorrijtuig aan snelheids-, regelmatigheidsof behendigheidsritten en -wedstrijden, waartoe van overheidswege verlof is verleend.
Artikel 8 De verzekerden moeten van ieder ongeval, waarbij het verzekerde motorrijtuig is betrokken, mededeling doen aan de verzekeraar. De verzekeringnemer moet aan de verzekeraar alle door de verzekeringsovereenkomst voorgeschreven inlichtingen en bescheiden verschaffen. De, overige verzekerden moeten aan de verzekeraar op zijn verzoek alle nodige inlichtingen en bescheiden verschaffen.
Artikel 9 Artikel 5 Indien de overeenkomst een beding inhoudt dat de verzekerde persoonlijk voor een deel in de vergoeding van de schade zal bijdragen, blijft de verzekeraar niettemin jegens de benadeelde gehouden tot betaling van de schadeloosstelling die krachtens de overeenkomst ten laste van de verzekerde blijft.
Artikel 6 § 1. De verzekering geeft aan de benadeelde een eigen recht tegen de verzekeraar. § 2. Indien er meer dan een benadeelde is en het totaal bedrag van de verschuldigde schadeloosstellingen de verzekerde som overschrijdt, worden de rechten van de benadeelden tegen de verzekeraar naar evenredigheid teruggebracht tot het beloop van die som. Niettemin blijft de verzekeraar, die, onbekend met het bestaan van vorderingen van andere benadeelden, te goeder trouw aan een benadeelde een groter bedrag dan het aan deze toekomende deel heeft uitgekeerd, jegens die anderen slechts gehouden tot het beloop van het overblijvende gedeelte van de verzekerde som.
§ 1. Een vonnis gewezen in een geschil terzake van door een motorrijtuig veroorzaakte schade, kan aan de verzekeraar, aan de verzekerde of aan de benadeelde slechts worden tegengeworpen, indien zij in het geding partij zijn geweest of daarin zijn geroepen. § 2. Niettemin kan het vonnis, dat in een geschil tussen de benadeelde en de verzekerde is gewezen, worden tegengeworpen aan de verzekeraar, indien is komen vast te staan, dat de laatste in feite de leiding van het geding op zich heeft genomen. §-3.. De. verzekeraar kan de verzekerde in hetl geding roepen, dat door de benadeelde tegen hem wordt ingesteld.
14
Article
Article 7
.
§ 1. Peuvent être exclus du bénéfice de l'assurance: 1. le conducteur du véhicule ayant occasionné le dommage, ainsi que le preneur d'assurance et tous ceux dont la responsabilité civile est couverte par la police; II 2. le conjoint des personnes visées au numéro précédent, ainsi que leurs parents et alliés en ligne directe, à la condition qu'ils habitent sous leur toit et soient entretenus de leurs deniers;
3. les personnes bénéficiant de lois spéciales sur la réparation des dommages résultant d'accidents du travail, sauf dans la mesure où ces personnes conservent une action en responsabilité civile contre l'assuré.
§ 2. Peuvent être exclus de l'assurance, les dommages qui découlent de la participation du véhicule à des courses ou concours de vitesse, de régularité ou d'adresse autorisés.
Pour l'application des dispositions de la présente loi la personne lésée peut assigner l'assureur, en Belgique - au Luxembourg - aux Pays-Bas, soit devant le juge du lieu où s'est produit le fait générateur du dommage, soit devant Ie juge de son propre domicile, soit devant le juge du siège de l'assureur.
Article 8 Les assurés doivent déclarer à l'assureur tout accident dans lequel le véhicule assuré est impliqué, dès qu'ils en ont connaissance. Le preneur d'assurance doit-fournir à l'assureur tous renseignements et tous documents prescrits par le contrat d'assurance. Les assurés autres que le preneur doivent fournir tous les renseignements et documents nécessaires à l'assureur à la demande de celui-ci.
Article 9 Article 5 Si le contrat stipule que l'assuré contribuera personnellement, dans une certaine mesure, au règlement du dommage, l'assureur n'en demeure pas moins tenu envers la personne lésée au paiement de l'indemnité qui, en vertu du contrat, reste à la charge de l'assuré.
§ 1. Le jugement rendu sur une contestation née d'un préjudice causé, par un véhicule automoteur n'est opposable - à l'assureur, à l'assuré ou à la personne lésée; que s'ils ont été présents ou appelés à l'instance. - -
§ 2. Toutefois, le jugement rendu dans une instance entre la personne lésée et l'assuré est opposable à l'assureur, s'il est établi qu'il a, en fait, assumé la direction du procès.
Article 6 § 1. L'assurance fait naître au profit de la personne lésée un droit propre contre l'assureur. § 2. S'il y a plusieurs lésés et si le total des indemnités dues excède la somme assurée, les droits des lésés contre l'assureur sont réduits proportionnellement jusqu'à concurrence de cette somme. Cependant, l'assureur qui a versé de bonne foi à un lésé une. somme supérieure à la part lui revenant, parce qu'il ignorait l'existence d'autres prétentions, ne démeure tenu envers les autres lésés que jusqu'à concurrence restant de la somme assurée.
13
§ 3. L'assureur peut mettre l'assuré en cause dans le procès qui lui est intenté par la personne lésée. '
Artikel 10
Artikel 12
§ 1. iedere uit deze wet voortvloeiende rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekeraar verjaart door verloop van drie jaar te rekenen van het feit waaruit de schade is ontstaan.
§ 1. De beëindiging, de nietigverklaring, de ontbinding, de schorsing van de overeenkomst of van de dekking, door welke oorzaak ook, moeten door de verzekeraar worden medegedeeld aan het overheidsorgaan of aan de persoon door de regering aangewezen. De regering bepaalt op welke wijze de kennisgeving moet worden gedaan, sedert welk ogenblik zij kan worden gedaan en wanneer de termijn bedoeld in paragraaf 2, aanvangt.
§ 2. Handelingen die de verjaring van de rechtsvordering van een benadeelde tegen een verzekerde stuiten, stuiten de verjaring van de rechtsvordering van die benadeelde tegen de verzekeraar. Handelingen die de verjaring van de rechtsvordering van een benadeelde tegen de verzekeraar stuiten, stuiten de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekerden. § 3. De verjaring wordt ten opzichte van een verzekeraar gestuit door iedere onderhandeling tussen de verzekeraar en de benadeelde. Een nieuwe termijn van drie jaar begint te lopen te rekenen van het ogenblik waarop één van de partijen bij deurwaardersexploot of aangetekende brief aan de andere partij heeft kennisgegeven dat zij de onderhandelingen afbreekt.
Artikel 11 § 1. Geen uit de wet of de overeenkomst van verzekering voortvloeiende nietigheid, exceptie of verval kan door een verzekeraar aan een benadeelde worden tegengeworpen. § 2. Een verzekeraar kan zich een recht van verhaal voorbehouden tegen de verzekeringnemer en, indien daartoe grond bestaat, tegen een verzekerde die niet de verzekeringnemer is, voor zover de verzekeraar volgens de wet of de verzekeringsovereenkomst gerechtigd mocht zijn de uitkering te weigeren of te verminderen;
§ 2. De verplichtingen van de verzekeraar jegens de benadeelde blijven bestaan voor ongevallen welke plaatsvinden binnen 16 dagen na de kennisgeving, bedoeld in de vorige paragraaf; deze termijn kan niet beginnen te lopen v66r de dag, volgende op die waarop de overeenkomst of de dekking eindigt. § 3. Deze verplichtingen eindigen echter van rechtswege, zonder kennisgeving, voor zover het betreft ongevallen die plaats vinden 1. na het van kracht worden van een nieuwe verzekering welke hetzelfde risico dekt 2. wanneer het betreft het dekken van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe een motorrijtuig dat gewoonlijk in het buitenland wordt gestald, aanleiding geeft, na verloop van een termijn van 16 dagen volgende op het einde van de tijd waarvoor een verzekeringsovereenkomst overeenkomstig paragraaf 1 van artikel 2 is aangegaan.
Artikel 13 Van een bepaling van deze wet kan slechts worden afgeweken, indien de bevoegdheid daartoe uit de bepaling zelve blijkt.
16
Article 10
Article 12
§ 1. Toute action de la personne lésée contre l'assureur, dérivant de la présente loi, se prescrit par trois ans, à compter du fait générateur du dommage.
§ 1. L'expiration, l'annulation, la résiliation, la suspension du contrat ou de la garantie, quelle que soit leur cause, doivent être notifiées par l'assureur à l'autorité ou à la personne désignée par le gouvernement. Le gouvernement fixe le mode de notification, le moment à partir duquel elle peut être faite et le point de' départ du délai visé au paragraphe 2 ci-après.
§ 2. Les actes qui interrompent la prescription de l'action de la personne lésée contre un assuré interrompent la prescription de son action contre l'assureur. Les actes qui interrompent la prescription de l'action de la personne lésée contre l'assureur, interrompent la prescription de son action contre les assurés.
§ 3. La prescription est interrompue à l'égard de l'assureur par tous pourparlers entre l'assureur et la personne lésée ; un nouveau délai de trois ans prendra cours - au moment où l'une des aura notifié à l'autre, par exploit d'huisp sier ou par lettre recommandée, qu'elle rompt les pourparlers.
§ 2. Les obligations de l'assureur à l'égard de la personne lésée subsistent pour les sinistres survenus avant l'expiration d'un délai de 16 jours suivant la notification prévue au paragraphe précédent ; ce délai ne peut prendre cours avant le jour qui suit la fin du contrat ou de la garantie. § 3. Toutefois ces obligations cessent de plein droit, sans notification, en ce qui concerne les sinistres survenant 1. après l'entrée en vigueur d'une nouvelle assurance couvrant le même risque
Article 11 1. Aucune nullité, aucune exception ou déchéance dérivant de la loi ou du contrat d'assurance ne peut être opposée par l'assureur è. la personne lésée. § 2. L'assureur peut se réserver un droit de recours contre le preneur d'assurance et s'il y a lieu, contre l'assuré autre que le preneur, dans la mesure où il aurait été autorisé à refuser ou à réduire ses prestations, d'après la loi ou le contrat d'assurance.
15
2. après l'expiration d'un délai de 16 jours qui suit l'échéance du terme prévu par un contrat d'assurance, souscrit conformément au par. 1" de l'article 2, couvrant la responsabilité civile à laquelle donne lieu un véhicule automoteur ayant son stationnement habituel à l'étranger.
Article 13 On ne peut déroger aux dispositions de la présente loi, sauf si cette faculté résulte de la disposition même.
Protocol van ondertekening Bij de ondertekening van deze Overeenkomst constateren de Verdragsluitende Partijen, dat, voor wat betreft ongevallen die op het grondgebied van ieder hunner veroorzaakt zijn door toedoen van motorrijtuigen welke gewoonlijk op het grondgebied van een der beide andere Verdragsluitende Partijen zijn gestald, de bescherming van de benadeelden is zeker gesteld overeenkomstig artikel 2, § 2, van de Gemeenschappelijke bepalingen en wel op de volgende wijze Wat betreft motorrijtuigen, welke gewoonlijk gestald zijn op het grondgebied van een der Verdragsluitende Partijen neemt een op het grondgebied van ieder hunner gevestigd Bureau de verplichting op zich om schadeloosstelling uit te keren aan hen, die schade hebben geleden door toedoen van motorrijtuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een der beide andere Verdragsluitende Partijen zijn gestald, zelfs indien de verplichting tot verzekering niet is nagekomen overeenkomstig de voorwaarden voorgeschreven door de wetgeving van het land waarin gereden wordt; dit Bureau neemt voor de terugbetaling van door hem uitgegeven bedragen verhaal op het Bureau van het land waar het motorrijtuig gewoonlijk is gestald. Motorrijtuigen welke gewoonlijk buiten het grondgebied van Benelux gestald zijn worden, overeenkomstig art. 3, § 2 van de Gemeenschappelijke bepalingen, slechts tot het verkeer in Benelux toegelaten, mits zij gedekt zijn door een verzekering welke aan de wetgeving der drie landen beantwoordt. Op deze gronden ziet ieder der Verdragsluitende Partijen met ingang van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst ervan af, controle uit te oefenen op de verzekering van motorrijtuigen bij het overschrijden door dezen van een der binnengrenzen van Benelux. GEDAAN te Luxemburg, op 24 mei 1966, in drievoud in de Nederlandse en dé Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek. Voor de Regering van het Koninkrijk België, J. \3M4N ,LOOçç Voor de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, P. Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, S .C. Ù\. '.io
.fOoV -TOT \/OOR'T
Protocole de signature Les Parties Contractantes, en signant la présente Convention constatent que la protection des personnes lésées est assurée en ce qui concerne les accidents occasionnés sur le territoire de chacune d'elles par des véhicules automoteurs ayant leur stationnement habituel sur le territoire d'une des deux autres Parties Contractantes, conformément à l'article 2, § 2 des Dispositions communes, de la façon suivante
En ce qui concerne les véhicules ayant leur stationnement habituel sur le territoire d'une des Parties Contractantes, un Bureau établi sur le territoire de chacune d'elles assume l'obligation d'indemniser les personnes lésées du fait de véhicules stationnés habituellement sur le territoire d'une des deux autres Parties Contractantes, même si l'obligation d'assurance n'a pas été respectée dans les conditions prévues par la législation du pays parcouru ; ce Bureau se retourne contre le Bureau du pays du stationnement habituel du véhicule pour obtenir le remboursement des sommes déboursées par lui.
Les véhicules ayant leur stationnement habituel en dehors du territoire du Benelux, ne sont admis à la circulation dans le Benelux, conformément à l'article 3, § 2 des Dispositions communes, qu'à condition d'être couverts par une assurance répondant à la législation des trois pays.
Eu égard à cette situation, chacune des Parties Contractantes renonce, à partir de l'entrée en vigueur de la présente Convention, à contrôler l'assurance des véhicules automoteurs lors de l'entrée de ceux-ci sur son territoire par une frontière intérieure du Benelux. FAIT à Luxembourg, le 24 mai 1966, en triple exemplaire, en langues française et néerlandaise, les deux textes faisant également foi. I;Pour le Gouvernement du Royaume de Belgique,
I
Pour le Gouvernement• du Grand-Duché de Luxembourg, ?.
I Pour le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas, S,C . m
ooSv Toi- VOOYST
I. DE OVEREENKOMST
i/J.3ST ()j 51j\o.y
A. Algemeen
-
Aan de wenselijkheid van een wettelijke regeling omtrent de verplichte aansprakelijkheidsverzekering van automobilisten - daaronder begrepen berijders van andere gemotoriseerde voertuigen dan auto's - kan geen twijfel bestaan. Elk der drie Beneliixlanden heeft reeds een zodanige regeling ingevoerd. In Luxemburg bestaat zij sedert de wet van 10 juni 1932, in België sedert de wet van 1 juli 1956 en in Nederland sedert de wet van 30 mei 1963. GEMEENSCHAPPELIJKE TOELICHTING BIJ DE BENELUX -OVEREENKOMST BETREFFENDE DE VERPLICHTE AANSPRAKELIJKHEIDSVERZEKERING INZAKE MOTORRIJTUIGEN (*)
(*) De tekst van deze gemeenschappelijke toelichting is op 25 april 1966 namens de Regeringen der Beneluxianden door de drie Ministers van Justitie vastgesteld. Deze tekst zal dienen als toelichting van elk der Regeringen aan zijn eigen Parlement; deze kan evenwel door ieder der Regeringen worden aangevuld, indien zulks voor het gebruik in hun eigen lan d wenselijk zou worden geacht 18
Evenmin kan worden ontkend de wenselijkheid om, indien mogelijk, de regelingen omtrent de verplichte aansprakelijkheidsverzekering in internationaal verband te • harmoniseren of te unificeren. Het verkeer met môtorrijtuigen is een bij uitstek internationale aangelegénheid ; zowel de automobilisten als de verkeersslachtöffers hebben er belang bij, dat dè regelingen omtrent de aansprakelijkheidsverzekering in de verschillende landen zoveel mogelijk parallel lopen. Dit is met name van belang met betrekking tot een gebied als dat der Beneluxianden, waar een druk verkeer met motorrijtuigen bestaat dat, mede in verband met de relatief geringe oppervlakte van ieder der drie landen, zeer frequent de binnengrenzen dezer landen overschrijdt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een der eerste onderwerpen, waarmede de Benelux -Studiecommissie tot eenmaking van het recht zich is gaan bezighouden, is geweest een uniforme regeling betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering van automobilisten. Dit was destijds nog te meer van belang, omdat er toen in België en in Nederland nog geen algemene wettelijke regeling op dit gebied bestond. De werkzaamheden van genoemde Studiecommissie hebben geleid tot het sluiten van het BeneluxVerdrag van 7 januari 1955, in 1956 gevolgd door een Aanvullende Overeenkomst. Aangezien het reeds spoedig daarna noodzakelijk bleek een tweede Aanvullende Overeenkomst aan te gaan, bsloten de Regeringen van de drie landen de inhoud van het Verdrag, de Aanvullende Overeenkomst en de voorgenomen tweede Aanvullende Overeenkomst neer te leggen in één nieuw ontwerp. Dit is in 1960 gezonden aan de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad, en is door deze in 1961 behandeld. Vervolgens hebben de Ministers van Justitie der drie landen een Werkgroep ingesteld, ten einde dé tekst bij te werken, rekening houdende met de wijzigingen, waartoe de Interparlementaire Raad had geadviseerd, voor zover de Regeringen daarmede instemden. In een later stadium hebben de Ministers van Justitie aan de Werkgroep de opdracht gegeven
M/Just (66) 1 Bijlage/Annexe
I. LA CONVENTION
A. Partie générale La nécessité d'une réglementation légale de l'assurance obligatoire de la responsabilité civile des automobilistes, parmi lesquels sont compris les conducteurs d'autres véhicules automoteurs, est incontestable. Chacun des trois pays dii Benelux a déjà introduit pareille réglementation. Au Luxembourg, elle existe depuis la loi du 10 juin 1932, en Belgique depuis celle du lor juillet 1956 et aux Pays-Bas depuis celle du 30 mai 1963. COMMENTAIRE . COMMUN DE LA CONVENTION BENELUX RELATIVE A L'ASSURANCE OBLIGATOIRE DE LA RESPONSABILITE CIVILE EN' MATIERE DE VEHICULES AUTOMOTEURS (*)
(*) Le texte, de ce commentaire commun a été
arrêté le 25 avril '1966 par les trois Ministres de la Justice au nom des Gouvernements des pays du Benelux. Chacun des Gouvernements reproduira ce texte titre de commentaire, accompagnant Ie projet de loi d'approbatlàn ; il est toutefois loisible à chaque Gouvernement de Joindre à ce commentaire un exposé des motifs complémentaire si, dans. son 'pays, cela s'avérait souhaitable.
L'harmonisation ou l'unification, dans un cadre international, des règles concernant l'assurance obligatoire présente également un intérêt certain. La circulation des véhicules automoteurs a, par excellence, un caractère international ; en effet, tant les automobilistes que les personnes lésées ont intérêt à ce que dans les différents pays les règles sur l'assurance de la responsabilité civile soient identiques dans la mesure du possible. Elle présente un intérêt particulier pour un territoire comme celui des pays du Benelux où la circulation motorisée est intense et où, en raison de l'exiguïté de la superficie de chacun des trois pays, les passages des frontières communes sont très fréquents. Aussi, n'est-il pas étonnant qu'un des premiers sujets, dont s'est occupé la Commission Benelux pour l'étude de l'unification du droit, a été de rechercher une réglementation uniforme pour l'assurance obligatoire de la responsabilité civile des automobilistes. A l'époque, c'était d'autant plus important que, ni en Belgique ni aux PaysBas, il n'existait dans ce domaine de réglementation générale. Les travaux de la Commission précitée ont mené à la conclusion du Traité Benelux du 7 janvier 1955, suivi en 1956 d'une Convention additionnelle. Comme, peu de temps après, il s'avérait nécessaire de conclure une deuxième Convèntion additionnelle, les Gouvernements des trois pays décidèrent d'incorporer dans un seul nouvel instrument, les dispositions du Traité, de la Convention additionnelle, ainsi que celles de la deuxième Convention additionnelle projetée. Ce nouveau projet fut soumis en 1960 au Conseil interparlementaire consultatif l de Benelux, qui l'a discuté en 1961. Dans la suite, les Ministres de la Justice des trois pays ont donné mission à un Groupe de travail d'adapter ce texte en tenant compte des modifications proposées par le Conseil interparlementaire, auxquelles les Gouvernements ont pu se rallier. Dans un stade ultérieur, les Ministres de la Justice ont chargé le Groupe de travail de formuler le nouveau texte de façon à permettre la suppres 19
de nieuwe tekst zô te formuleren, dat deze het mogelijk zou maken de controle op de verzekering aan de binnengrenzen van Benelux op te heffen. Nu er in de drie landen reeds een wetgeving op dit gebied bestaat en deze wetgeving beantwoordt aan het Beneluxverdrag van 1955, schijnt liet niet nodig thans opnieuw in te gaan op de beginselen van dat Verdrag, die ook aan de nieuwe Overeenkomst ten grondslag liggen. Gereleveerd worde slechts dat het nieuwe Verdrag, evenals dat van 1955, als bijlage een aantal Gemeenschappelijke bepalingen bevat. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich in hun wetgeving voorschriften in te voeren, welke aan die Gemeenschappelijke bepalingen beantwoorden. De omstandigheid dat dit, zonder dat een Verdrag daartoe verplichtte, in feite reeds is geschied, vermindert niet de wenselijkheid te dezer zake een verdrag te sluiten : door het Verdrag wordt de waarborg geschapen dat de wetgeving der drie landen niet slechts thans in hoofdzaken overeenkomt, maar ook dat zij die overeenstemming in hoofdzaak blijft behouden. Een tweede, niet minder belangrijke reden om het Verdrag te sluiten, is daarin gelegen dat hierdoor de mogelijkheid wordt geschapen tot afschaffing van de controle op het verzekerd zijn van motorrijtuigen aan de binnengrenzen der Beneluxianden. De afschaffing van die controle zal het verkeer tussen de drie landen vergemakkelijken en daarmede bijdragen tot het bereiken van de doeleinden der Economische Unie. De afschaffing der controle is neergelegd in het Protocol van ondertekening, dat aan het Verdrag is toegevoegd. Rekening moet worden gehouden met de praktische gevolgen van een dergelijke afschaffing. In België moet de automobilist gedekt zijn door een verzekering tot een onbeperkt bedrag ; in Luxemburg kan de verzekering beperkt worden tot een bedrag van L. Frs 6 miljoen ; in Nederland behoeft de assurantie slechts dekking te geven voor een bedrag van f 250.000. Voorts zij opgemerkt dat, terwijl in feite de meerderheid van de automobilisten in België en in Luxemburg gedekt zijn door een verzekering die geldig is voor het gehele Beneluxgebied, een groot deel van de Nederlandse automobilisten slechts verzekerd is voor het nationale grondgebied. België heeft er derhalve een wezenlijk belang bij de automobilisten te controleren, vooral die uit Nederland komen. Indien een van hen in België een ongeval zou veroorzaken, zonder gedekt te zijn door een voldoende verzekering, zal het Belgische waarborgfonds aansprakelijk zijn. Weliswaar zou zich een dergelijke situatie kunnen voordoen als een Belgische automobilist onverzekerd in een van de beide andere landen zou 20
rijden, maar in dat geval zou de schade welke de waarborgfondsen in Nederland of in Luxemburg zouden moeten betalen, beperkt zijn krachtens de in die landen geldende wetten. Om te komen tot de opheffing van de controle op de verzekering aan de binnengrenzen van Benelux zijn de drie Regeringen overeengekomen een stelsel op te zetten, waarbij de gemeenschap van het land waar de automobilist thuis hoort, de schade, door hem veroorzaakt, moet dragen, zelfs in geval hij niet verzekerd is. Voorts zal ieder der drie landen in zijn wetgeving moeten voorschrijven, dat iedere automobilist verzekerd moet zijn niet alleen voor het gebied van zijn eigen land, maar voor het gehele Beneluxgebied, en zulks in overeenstemming met de wet van het land waar hij rijdt. Uit dit stelsel vloeit voort, dat de wetten der drie landen moeten voorschrijven, dat alle verzekeraars, welke zijn toegelaten tot het sluiten van wettelijke aansprakelijkheidsverzekeringen van automobilisten, moeten bijdragen aan het nationale Bureau van de verzekeraars. Voorts volgt uit dit stelsel, dat ieder der drie landen aan de buitengrenzen van het Beneluxge bied een controle op de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering van automobilisten uitoefent mede ten behoeve van de beide andere landen. Dit is ook het systeem dat sedert enige jaren bij de personencontrole wordt toegepast op grond van de Overeenkomst van 11 april 1960 inzake de verlegging van de personencontrole voor de buitengrenzen van het Beneluxgebied.
B. Toelichting op de artikelen
Artikel 1 De Verdragsluitende Staten verbinden zich met ingang van de dag van inwerkingtreding van de Overeenkomst hun nationale wetgeving op de verplichte verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid aan te passen aan de bij de Overeenkomst behorende Gemeenschappelijke bepalingen. Zij behouden evenwel het recht strengere voorschriften uit te vaardigen. Indien in een der Verdragsluitende Staten een strengere wetgeving wordt ingevoerd, geldt deze automatisch ook voor automobilisten uit de andere Verdragsluitende Staten, zulks uit hoofde van de regel dat hun verzekering dient te beantwoorden aan de wet van het land op welks grondgebied wordt gereden. Artikel 2 De Verdragsluitende Staten behouden de bevoegdheid om op bepaalde punten van deze be -
sion du contrôle de l'assurance aux frontières intérieures du Benelux.
Comme actuellement il existe dans les trois pays une législation en cette matière et que ces législations répondent aux principes énoncés dans le Traité Benelux de 1955, il ne paraît pas nécessaire d'en donner des commentaires très détaillés, les mêmes principes étant repris par la présente Convention. Il y a lieu de relever que la nouvelle Convention, à l'instar du Traité de 1955, comporte en annexe des dispositions communes. Les Parties Contractantes s'engagent à introduire dans leur législation des prescriptions répondant aux dispositions annexées. Le fait que tel est déjà le cas sans qu'il y ait d'obligation conventionnelle, ne diminue en rien l'utilité de conclure une Convention en cette matière celle-ci donne la garantie que les législations des trois pays, qui sont concordantes actuellement dans leurs grandes lignes, ne divergeraient pas à l'avenir.
Une deuxième raison non moins importante est que la conclusion d'une Convention permet de supprimer le contrôle de l'assurance des véhicules automoteurs aux frontières intérieures des pays du Benelux. La suppression de ce contrôle facilitera le trafic entre les trois pays et répond aux objectifs poursuivis par l'Union économique. Cette suppression de contrôle est prévue par le Protocole de signature annexé à la Convention.
payer, seraient limités selon les lois en vigueur dans ces pays. Pour parvenir à une suppression du contrôle de l'assurance aux frontières internes du Benelux, les trois Gouvernements ont convenu de mettre sur pied un système permettant de faire supporter par la collectivité du pays de l'origine de l'automobiliste, les domina ges occasionnés par celui-ci, même en cas de non-assurance.
En outre, chacun des trois pays devra prescrire dans sa législation que tout automobiliste devra être assuré non seulement pour l'intérieur de son pays, mais pour tout le territoire des pays du Benelux et conformément à la loi du pays parcouru. Il découle de ce système, que les lois des trois pays doivent prescrire que tous les assureurs, agréés pour conclure des polices d'assurance de la responsabilité civile des automobilistes, doivent contribuer au Bureau national des assureurs. En outre, ce système implique que chacun des trois pays exercera aux frontières extérieures du Benelux un contrôle de l'assurance automobile également pour le compte de deux autres pays. C'est le système pratiqué depuis quelques années pour le contrôle de personnes, en vertu de la Convention du 11 avril 1960 concernant le transfert du contrôle des personnes vers les frontières extérieures du territoire du Benelux.
B. Commentaire des articles Il faut tenir compte des conséquences pratiques qu'entraîne pareille abolition. En Belgique, l'automobiliste doit être couvert par une assurance à garantie illimitée ; au Luxembourg, l'assurance peut être restreinte à une garantie de Frs. L. 6 millions; aux Pays-Bas, l'assurance ne doit couvrir qu'un montant de f. 250.000. D'autre part, il est à noter qu'actuellement, si la plupart des automobilistes belges et luxembourgeois sont couverts par une assurance valable pour tout le territoire du Benelux, une grande partie des automobilistes néerlandais ne sont assurés que pour le territoire national. Pour ces raisons, la Belgique a un intérêt réel à contrôler les automobilistes, notamment ceux venant des PaysBas. S'ils causaient un accident en Belgique sans être couverts par une assurance suffisante, ce serait le fonds de garantie belge qui devrait intervenir. Une situation analogue pourrait se présenter si un automobiliste belge non assuré circulait dans l'un des deux autres pays, mais dans ce cas, les dommages que les fonds de garantie néerlandais ou luxembourgeois devraient
Article 1' Les Etats contractants s'engagent à conformer, à dater de l'entrée en vigueur de la présente Convention, leur législation nationale en matière d'assurance obligatoire de la responsabilité civile aux dispositions annexées à la Convention. Mais ils conservent le droit d'édicter des dispositions plus sévères. Si une législation plus sévère intervient dans l'un des Etats contractants, les automobilistes venant des autres Etats contractants y seront soumis, en vertu de la règle que leur assurance doit satisfaire à la loi du pays parcouru.
Article 2 Les Etats contractants gardent la faculté de s'écarter, sur certains points, de ces dispositions, 21
plichting tot het afsluiten van een verzekering bij een in hun land toegelaten verzekeringsmaatschappij te ontheffen. Gedoeld wordt hiermede op voertuigen die in het Beneluxgebied zijn gekocht door vreemdelingen die voornemens zijn het land op korte termijn te verlaten eu een verzekering te sluiten in hun eigen land of in het land waarheen zij zich begeven. Daar hun verblijf op het grondgebied van het land van tijdelijke registratie von zeer korte duur is, kan hun worden toegestaan aldaar te rijden onder dekking van een internationale verzekeringskaart.
palingen af te - wijken in dier voege dat - zij minder streng zullen zijn. Dé door een Staat met gebruikmaking van deze bevoegdheid uitgevaardigde afwijkende wetten en voorschriften gelden echter uitsluitend voor het grondgebied van die Staat. Op grond van dit principe kon aan de nationale wetgever in een beperkt aantal gevallen de bevoegdheid tot afwijking worden verleend. s
Zo kan b.v. de nationale wet bepaalde categorieën personen vrijstellen van de verzekeringsplicht, mits hun een verplichting tot zekerheidsstêlling wordt opgelegd, 'welke onder garantie van dié Staat tot schadeloosstelling der slachtoffers dient. Men bedoelde hiermede het door de Nederlandse' wetgeving voorziene geval van de gewetensbezwaarden, die op grond van hun godsdienstige overtuiging weigeren een verzekering te sluiten.
Artikel 3
Daar op grond van artikel 4, § 2, van de Gemeenschappelijke bepalingen van de verzekering kan worden uitgesloten de schade die wordt veroorzaakt bij snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsritten, zijn de Staten op grond van artikel 3 van het Verdrag verplicht het organiseren van dergelijke ritten afhankelijk te stellen van een vergunning van overheidswege, die slechts kan worden verleend indien een verzekering, welke aan de bij dit Verdrag behorende Gemeenschappelijke bepalingen beantwoordt, de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de organisatoren of van de eigenaren, gebruikers of bestuurders der voertuigen dekt. De Verdragsluitènde Staten kunnen in hun wetgeving voorschrijven, dat schade veroorzaakt aan dé bestuurders en inzittenden van het voertuig en de schade toegebracht aan de voertui gen zelf niet gedekt hoeven te zijn door een verzekering. De buitengewone risico's die aan dergelijke ritten zijn verbonden en doör de deelnemers vrijwillig worden aangegaan, kunnen namelijk aanleiding geven tot prohibitieve verzekeringspremies en herverzekering uitermate bemoeilijken.
Krachtens de tweede bevoegdheid kunnen met toestemming van het Comité van Ministers van de Benelux Econémische Unie ongevaarlijke verttiigén van de verzekeringsplicht worden vrijgesteld; hoewel tot nu toe in geen van de drie landen een ., dergelijke vrijstelling is verleend, heeft men het, niettemin nuttig geacht deze mogelijkheid voor de toekomst voor te behouden, zij het dat zij wordt onderworpen aan de toestemming van het Comité van Ministers. Aan de overheid of overheidsdiensten van een der Verdragsluitende Staten toebehorende voertuigen kunnen op. de in artikel 4 van de Overeenkomst omschreven voorwaarden van de verzekeringsplicht worden vrijgesteld. De te verzekeren bedragen, alsmede de regels welke afwijken van de gemeenschappelijke bepalingen inzake nietigheden, excepties en verval, worden in de nationale wet bepaald. De kwestie of in geval van overdracht van de eigendom van het voortuig de uit het verzekeringscontract voortvloeiende rechten en verlichtingen al dan S niet op de nieuwe eigenaar dienen over te gaan, wordt in de nationale wetgeving geregeld.
Artikel
Aan een Verdragsluitende Staat toebehorende voertuigen worden tot het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staten toegelaten zonder door een verzekering te zijn gedekt. Ditzelfde geldt t.a.v. voertuigen welke toebehoren aan overheidsinstanties of aan, rechtspersonen van openbaar nut van die Staat en door hem vrijgesteld van de verzekeringsplicht.
'•Elke Staat heeft de bevoegdheid in zijn wetgeving te bepalen, dat 'het verzekeringscontract een bepaling' mag beheizén, dat schade van zeer gering belang .ten laste van de verzekerde blijft. Ofschoon de verzekeringsplicht normaliter bij de eigenaar van het voertuig berust, heeft elke Staat de bevoegdheid deze verplichting op een ander dali de eigenaar te doen rusten. Deze bevoegdheid doelt met name op gevallen van koop op afbetaling, waarbij de koper ingevolge een clausule van eigendomsvoorbehoud pas eigenaar van het voertuig wordt nadat de laatste maandelijkse termijn is afbetaald. Ten slotte zijn de Staten bevoegd om tijdelijk in hun land geregistreerde voertuigen van de ver22
.
L
Ten einde te voorkomen 'dat slachtoffers van door deze voertuigen veroorzaakte ongevallen ten gevolge van de hoedanigheid van de eigenaar van het voertuig in een minder gunstige rechtspositie zouden komen te verkeren, erkennen de Verdragsluitende Partijen, de rechtsmacht van de rechtscolleges van het land waar wordt gereden en verplichten zij zich eventuele schaden te vergoeden op dezelfde voorwaarden waarop de Staat, op wiens grondgebied wordt gereden, daartoe
dans le sens d'une rigueur moindre. Mais les lois et règlements dérogatoires, promulgués par un Etat, en vertu de cette faculté, ne vaudront que pour le territoire de cet Etat. Dès lors on a pu admettre certaines facultés dont les législateurs nationaux pourront faire usage.
C'est ainsi que 'la loi, nationale pourra dispenser certaines catégories de personnes de l'obligation de contracter une assurance et leur imposer le dépôt d'un cautionnement qui servira sous la garantie de l'Etat à l'indemnisation des personnes lésées. On a voulu viser ici le cas prévu' dans la législation néerlandaise, des objecteurs de conscience' qui pÔur des raisons de' conviction religieuse, refusent de' contracter une assurance. Selon' la' deuxième faculté, peuvent être exemptés de l'assurance, de 'l'accord du Comité de Ministres de l'Union, les véhicules jugés dépourvus de caractère dangereux; quoique jusqu'à présent dans aucun' des trois pays une telle mesure d'exemption n'ait été prise, il a paru néanmoins utile de réserver cette possibilité 'pour l'avenir tout eu la subordonnant à l'accord ,du Comité de Ministres. Les véhicules appartenant à l'un des Etats contractants ou à des services publics, peuvent être dispensés de l'obligation d'assurance sous lés conditions prévues à l'article 4 de la Convention. La loi nationale déterminera les montants des sommes assurées,et pourra prévoir des règles différentes de celles contenues aux dispositions communes pour les nullités, exceptions et déchéances.
D'autre part, la question de savoir si en cas de transfert de la propriété du véhicule, les droits et obligations découlant du contrat d'assurance doivent passer ou non au nouveau propriétaire, reste abandonnée à 'la réglementation nationale. La faculté est reconnue à chaque Etat de prévoir dans sa législation que le contrat d'assurance pourra stipuler que les dommages de minime importance restent à charge de l'assuré. Si normalement l'obligation d'assurance pèse sur le propriétaire du véhicule, chaque Etat contractant reste toutefois libre d'imposer cette obligation à une autre personne. L'hypothèse vise notamment le cas de la vente à tempérament où l'acheteur à la suite d'une clause de réserve de propriété, ne devient propriétaire de la voiture qu'après versement de la dernière mensualité. Uné dernière faculté permet aux Etats de ne pas assujettir à l'obligation d'assurance auprès
d'une compagnie agréée dans le pays, les. véhicules immatriculés temporairement dans leur pays. Dans l'hypothèse envisagée, il s'agit de véhicules achetés dans le Benelux par des étrangers qui ont l'intention de quitter le pays à bref délai et qui prennent une assurance dans leur pays d'origine ou dans les pays dans lequel ils se rendent. Leur séjour sur le territoire du pays d'immatriculation provisoire étant de très cöürte durée, ils pourront être autorisés à circuler sous le couvert d'un certificat international d'assurance.
Article 3 L'article 4, § 2 des dispositiöns communes permettant d'exclure de l'assurance les dommages causés à l'occasion de courses de' vitesse, de régularité ou d'adresse, l'article 3 du traité oblige les Etats de subordonner l'organisation de pareilles épreuves à une autorisation administrative qui ne pourra être accordée que si une assurance conforme aux dispositions annexées couvre la responsabilité civile des organisateurs ou des propriétaires, détenteurs ou conducteurs des véhicules. Les Etats contractants pourront prévoir dans leur législation que les dommages causés aux conducteurs et occupants du véhicule et les dégâts causés aux véhicules eux-mêmes ne doivent pas être couverts par l'assurance. En effet, les risques exceptionnels qui sont librement acceptés par ceux qui participent à de telles épreuves peuvent entraîner des primes d'assuraùces prohibitives et créér de grandes difficultés de réassurance.
Article ii Les véhicules appartenant à un Etat contrâctant sont admis sur le 'territoire des autres • Etats contractants sans être couverts par uné assurance Il en est 'de même pour les véhicules appartenant à des autorités publiques ou " personnes juridiques d'intérêt public relevant de cet Etat et dispensés par lui de l'obligation d'assurance. Pour éviter que les victimes des accidents causés par ces véhicules ne se trouvent dans une situation juridique défavorisée par suite de la qualité du propriétaire du, véhicule, les Parties Contractantes, d'une part, reconnaissent la juridiction des. tribunaux du pays parcouru et, d'au-. tre part,, s'engagent à réparer, les dommages dans les conditions où 1'Etat dont: le territoire est parcouru, serait tenu s'il s'agissait de ses propres véhicules. , . ' '
n
Artikel 7
verplicht zou zijn indien het zijn eigen gen betrof.
In elk der Staten moet een waarborgfonds worden opgericht voor de schadeloosstelling tot op zekere hoogte - van slachtoffers van ongevallen die geen verhaal hebben op een verzekeraar, hetzij omdat er geen verzekering was afgesloten, of omdat de verzekeraar insolvent is, hetzij omdat degene die het ongeval heeft veroorzaakt onbekend is gebleven. De voorwaarden waarop de schadeloosstelling wordt toegekend alsmede de omvang daarvan worden in de nationale wet geregeld.
Hieruit volgt dat een Verdragsluitende St in bedoelde gevallen voor de rechtbanken van beide andere Staten afziet van een beroep immuniteit. De rechtscolleges van laatstbedoelde Sta zullen t.a.v. de andere Staat vonnis wijzen dezelfde wijze als zij zouden doen ten aan van hun eigen Staat, zulks zowel wat betreft verplichting tot schadevergoeding als wat bet de vaststelling van de aan de benadeeldè pern uit te keren vergoeding.
Indien het echter een voertuig betreft, waarvan vaststaat dat het gewoonlijk in een van de andere Beneluxlanden gestald wordt, is het niet het waarborgfonds dat moet optreden, maar wel het Bureau, zulks op grond van art. 2, § 2, alinea 3 van de Gemeenschappelijke bepalingen.
In de derde alinea wordt de mogelijkheid geschapen bij beschikking van het Comité van Ministers de wijze van toepassing en uitvoering van de bepalingen van artikel 4 van de Overeenkomst te regelen.
Artikel 8 Artikel 5 De Verdragsluitende Staten verklaren de be voegdheid te erkennen van de rechtscolleges der andere Verdragsluitende Staten, bij wie overeenkomstig artikel 7 van de bij de Overeenkomst 1 behorende bepalingen een zaak aanhangig wordt gemaakt. Op grond van bedoeld artikel heeft de benadeelde de keuze de verzekeraar in rechte te vervolgen voor drie rechtscolleges van het land waar het ongeval zich heeft voorgedaan. De mogelijkheid bestaat dat deze bevoegdheid niet in overeenstemming is met de competentieregels van de andere Verdragsluitende Staten. In be-!i doelde Staten mag deze omstandigheid echter niet worden ingeroepen om aan de conform artikel 7 uitgesproken vonnissen het gezag van gewijsde of het exequatur te onthouden, zelfs indien in bedoelde gevallen de nationale rechtscolleges wettelijk bevoegd zouden zijn. Deze bepaling is in overeenstemming met het Nederlands-Belgische Verdrag van 28 maart 1925, waarin « bestaande of toekomstige wijzigingen en uitzonderingen uit hoofde van de twee nationale wetgevingen of van internationale verdragen worden voorbehouden ». ,
De Verdragsluitende Staten verbinden zich alle geëigende maatregelen te nemen opdat op hun grondgebied de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen worden nagekomen. Zij verplichten zich o.a. in hun wetgeving strafbepalingen op te nemen tegen de eigenaar die met een niet verzekerd voortuig aan het verkeer deelneemt of doet deelnemen en tegen de bestuurder van een zodanig voertuig. Volgens de opzet van de tekst is het simpele feit dat het voertuig niet verzekerd is op zichzelf reeds een strafbaar feit zonder dat opzet van de zijde van de overtreder aangetoond behoeft te worden.
Artikel 9 In dit artikel worden de wijze en de termijn van opzegging geregeld. Elke Staat kan wijzigingen op het verdrag voorstellen. Indien over de voorgestelde wijziging geen overeenstemming wordt bereikt, kan de Staat die de wijziging heeft verzocht, zijn eigen wetgeving in de voorgestelde zin wijzigen. De andere Staten zijn alsdan bevoegd het Verdrag op te zeggen.
Artikel 10 Artikel 6 Daar de regéling der schaden, die buiten de Staat van registratie worden veroorzaakt door een voertuig dat in een der Beneluxlanden is verzekerd, en van de schaden die door een in een derde land thuisbehorend voertuig worden veroorzaakt, dient te geschiedèn door tussenkomst van een erkend internationaal bureau, nemen de regeringen de verplichting op zich in hun interne wetgeving bepalingen op te nemen aangaande de werking van deze bureaus.
24
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 11 Ten einde het normaal functioneren der gemeenschappelijke regels niet te belemmeren is bepaald, dat geen der Verdragsluitende Partijen zonder toestemming van de beide andere een Verdrag mag sluiten dat het overeengekomen verzekeringsstelsel kan aantasten. Men mag ver-
Article 7 Il s'ensuit qu'un Etat contractant renonce, dans les hypothèses visées, à invoquer devant les tribunaux des deux autres Etats le principe de l'immunité de juridiction. De plus, les tribunaux de ces derniers Etats statueront à l'égard de l'Etat étranger tout comme ils statueront à l'égard de leur propre Etat, tant en ce qui concerne l'obligation de réparer qu'en ce qui concerne la détermination de l'indemnité à accorder à la personne lésée. Le troisième alinéa prévoit la possibilité de régler par décision du Comité de Ministres les modalités d'application et d'exécution des dispositions de l'article 4 de la Convention.
Dans chaque Etat, un fonds de garantie devra permettre d'indemniser dans une certaine mesure les victimes d'accidents qui ne peuvent se retourner contre un assureur, soit qu'il y ait non-assurance ou que l'assureur est insolvable, soit que l'auteur de l'accident est resté inconnu. Les conditions d'octroi et l'étendue de l'indemnité sont déterminées par la loi interne.
Toutefois, lorsqu'il s'agit d'un véhicule identifié ayant son stationnement habituel dans un des autres pays du Benelux, ce n'est pas le fonds de garantie qui devra intervenir, mais bien le bureau, conformément à l'art. 2, § 2, alinéa 3 des Dispositions communes.
Article 8 Article 5 Les Etats contractants déclarent reconnaître la compétence des juridictions des Etats cocontractants, saisies conformément à l'article 7 des dispositions annexées à la Convention. Ce dernier article confère à la personne lésée la faculté de poursuivre l'assureur à son choix devant trois tribunaux du pays où l'accident s'est produit. Il se peut que cette attribution de juridictiqn ne concorde pas avec les règles de compétence des autres Etats contractants. Cette circonstance ne pourra pas être invoquée dans ces Etats, pour refuser aux jugements rendus conformément à l'article 7, l'autorité de la chose jugée ou l'exéquatur, alors même que leur loi attribuerait, pour ce cas, compétence à leurs tribunaux nationaux. Cette disposition est conforme à la Convention néerlando-belge du 28 mars 1925, qui réserve « les exceptions et modifications établies ou à établir par l'une des deux législations nationales, ainsi que par les conventions internationales ».
Les Etats contractants s'engagent à prendre les mesures appropriées en vue d'assurer sur leur territoire le respect des obligations dérivant du traité. Ils s'engagent notamment à introduire dans leur législation des dispositions pénales tout d'abord contre le propriétaire qui met en circulation ou tolère la mise en circulation d'un véhicule non assuré et contre le conducteur de semblable véhicule dans l'esprit du texte, le simple fait de la non-assurance doit suffire pour constituer le délit, sans que le dol soit exigé de la part de celui qui contrevient à la loi.
Article 9 Cet article règle les formes et délais de la dénonciation. Il permet à chaque Etat de demander la modification de la. Convention. A défaut d'accord sur l'amendement proposé, l'Etat qui l'a demandé pourra modifier sa législation dans le sens proposé. Les autres Etats seront alors libres de dénoncer la Convention.
Article 10 Article 6 Le règlement des sinistres causés en dehors de l'Etat d'immatriculation, par un véhicule assuré dans un des pays du Benelux, et ceux occasionnés par des véhicules ayant leur stationnement habituel dans un pays tiers devant se faire par l'intermédiaire d'un bureau international agréé, les Gouvernements assument l'obligation de prévoir et de réglementer dans leur législation interné le fonctionnement de ces bureaux.
Cet article n'appelle pas de commentaire particulier.
Article 11 Afin de ne pas entraver le fonctionnement formal des règles communes, il est prévu qu'aucune 'convention ayant des répercussions sur le régime Tassurance ne pourra être conclue par une des Parties Contractantes sans l'accord des deux autres. Il y a lieu de s'attendre à ce qu'à l'avenir
25
wachten dat in de toekomst dergelijke overeen komsten door de drie Beneluxlanden in gezamen' lijk overleg worden gesloten. Artikel 12
Volgens artikel 12 van de bij de Overeenkomst behorende Gemeenschappelijke bepalingen komen, de verplichtingen van de verzekeraar eerst te vervallen 16 dagen na kennisgeving aan de regering van de beëindiging van het contract. Daar , de nationale bureaus t.a.v. voertuigen die zich gewoonlijk in het buitenland bevinden en onder zekerheidsstelling van die bureaus op het nationale grondgebied mogen rijden, als verzekeraars optreden, dienden voor deze bureaus dezelfde formaliteiten te gelden. Daar het bij de huidige op-o, zet van deze bureaus echter niet mogelijk is dat zij de regering in kennis stellen van elk geval van afloop van een internationale verzekeringskaart, behouden de Staten tot een door het Comité van Ministers vast te stellen datum de bevoegdheid hun bureaus van alle verplichtigen te ontslaan met ingang van de datum waarop de geldigheidsduur van deze verzekeringskaarten verstrijkt. Artikel 13
Dit artikel behoeft geen toelichting.
II. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN BEHORENDE BIJ DE OVEREENKOMST Artikel 1
Naar het voorbeeld van de meeste wetgevingen betreffende dit onderwerp geeft het ontwerp een definitie van het begrip motorrijtuig. Het ont-, werp neemt daartoe tot uitgangspunt de terminologie van het voorontwerp van het Internationaal Instituut te Rome, zoals dit is overgenomen in de Europese Conventie van 20 september 1959. In de toelichting op het ontwerp van Rome werd de volgende verklaring gegeven van het, gebruik van de zeer ruime begripsomschrijving « rij- of voertuigen, welke door een mechanische kracht worden voortbewogen » : « Het gebruik van het woord « motor » ter aanduiding van de voortbewegende kracht of van de woorden « tractie » of « voortdrijving » ter aanduiding van de I wijze van overbrenging van die kracht, zou een te beperkte strekking aan de wet kunnen geven, zulks wegens nieuwe systemen, welke de voortbrenging en de overbrenging van de mechanische kracht mogelijk zouden maken zonder aanwezigheid van een motor of zonder uitoefening van 26
een trek- of voortdrijvingskracht. De uitdrukking « mechanische kracht » omvat de kracht, welke door een motor wordt voortgebracht en de kracht, welke voortgebracht wordt langs andere mechanische weg met uitzondering van de enkele spierkracht ». Het ontwerp spreekt van : « rij- of voertuigen bestemd om zich over de grond te bewegen en die door een mechanische kracht kunnen worden gedreven ». Er bestaan namelijk rij- of voertuigen, die van een motor zijn voorzien en die door die motor of door spierkracht kunnen worden voortbewogen, waarbij de keuze van het middel van voortbeweging afhangt van degene die het rij- of voertuig gebruikt, zoals rijwielen met hulpmotor. Deze worden ook aan de verplichte verzekering onderworpen. Evenals genoemd ontwerp van Rome en de meeste nationale wetgevingen sluit de tekst «rijen voertuigen die langs spoortstaven worden voorbewogen », uit. Voor zover niet anders is bepaald, geldt de verzekering tevens voor aanhangwagens, ongeacht hun aard, voor zover zij met het motorrijtuig verbonden zijn. Indien deze bepaling niet zou zijn gemaakt en de verzekering niet voor aanhangwagens zou gelden, zou voor ieder ongeval afzonderlijk beslist moeten worden of de schade is veroorzaakt door het motorrijtuig als zodanig dan wel door de aanhangwagen. De tekst stelt deze moeilijkheid ter zijde. De vraag of de verzekering de schade dekt die door de aanhangwagen wordt veroorzaakt hetzij op het moment dat deze wordt aan- of afgekoppeld, hetzij ten gevolge van een breuk in de koppeling, dan wel wanneer de aanhangwagen even van het voertuig wordt afgekoppeld omdat dit een bepaalde manoeuvre moet uitvoeren, wordt ter beoordeling aan de rechter overgelaten of zal voor zover nodig in de nationale wetgeving worden geregeld. Ten aanzien van de schade die wordt veroorzaakt door een op de openbare weg achtergelaten aanhangwagen was men van oordeel, dat dit risico buiten de werkingssfeer van het verdrag valt, daar dit tot doel heeft de schadeloosstelling van slachtoffers van motorrijtuigen te regelen. De nationale wetgevers zullen moeten overwegen of het gewenst is de verzekeringsplicht mede tot dit risico uit te breiden. In de tweede plaats bleek het noodzakelijk een definitie te geven van het begrip « verzekerde ». In het ontwerp wordt hieronder verstaan een ieder, wiens aansprakelijkheid is gedekt, ongeacht in welke hoedanigheid, dus als eigenaar, als gebruiker of als bestuurder, en ongeacht wie de verzekeringnemer is. Zie hiervoor in het bijzonder ook artikel 3.
de telles conventions seront conclues de commun accord par les trois pays du Benelux.
teur, qu'à celle qui est produite par un autre moyen mécanique, à l'exclusion de la seule force musculaire ».
Article 12 Aux termes de l'article 12 des dispositions annexées, les obligations de l'assureur ne cessent que 16 jours après la notification faite au Gouvernement de l'expiration du contrat. Les bureaux nationaux faisant fonction d'assureurs à l'égard des véhicules ayant leur stationnement à l'étranger et admis à circuler sur le territoire national sous la garantie de ces bureaux, les mêmes formalités devraient donc leur être imposées. Comme, toutefois, l'organisation actuelle de ces bureaux ne leur permet pas de notifier au Gouvernement chaque cas d'expiration d'un certificat international d'assurance, les Etats gardent provisoirement la faculté, jusqu'à une date à fixer par le Comité de Ministres, de libérer leurs bureaux de toute obligation dès l'expiration du délai de validité des certificats.
Article 13 Cet article n'appelle pas de commentaire particulier.
II. DISPOSITIONS COMMUNES ANNEXEES
A LA CONVENTION Article 1.r A l'exemple de la plupart des législations sur la matière, le projet définit le véhicule automoteur. Il se sert à cet effet des termes du projet de l'Institut International de Rome, repris dans la Convention européenne du 20 septembre 1959.
Le rapport qui accompagnait le Projet de Rome expliquait comme suit pourquoi on s'est servi des termes très larges « véhicules actionnés par une force mécanique » : « on a considéré que l'emploi du terme « moteur » ou des termes « traction » ou « propulsion » pour indiquer le mode de transmission du mouvement, pouvait donner à la loi une portée trop restreinte, en raison de nouveaux systèmes pouvant éventuellement permettre la production et la transmission d'énergie mécanique sans la présence d'un moteur, ou sans que soit exercé un effort de traction ou de propulsion. L'expression « force mécanique » peut s'appliquer tant à l'énergie produite par un mo -
Le texte porte : « les véhicules destinés à circuler sur le sol et qui peuvent être actionnés par une force mécanique ». Il existe, en effet, des engins munis d'un moteur, qui peuvent être actionnés par ce moteur ou par la force musculaire au gré de celui qui en fait usage, tels les vélos à moteur. Il sont soumis à l'assurance obligatoire.
Tout comme le Projet de Rome et la plupart des lois nationales, le texte exclut les véhicules circulant sur rails.
La garantie de l'assurance est accordée aux assurés, sans stipulation spéciale, quant aux objets remorqués, quels qu'ils soient, lorsqu'ils sont attelés aux véhicules automoteurs. S'il n'en étàit pas ainsi et si l'assurance pouvait ne pas s'appliquer à l'objet attelé, il faudrait déterminer, lors de chaque accident, si le dommage a été causé par le fait du véhicule automoteur comme tel ou par le fait de l'objet attelé. Le texte écarte cette complication. Le point de savoir si l'assurance couvre le dommage causé par la remorque, soit au moment où on l'attelle ou la détache, soit par suite d'une rupture d'attelage, soit encore lorsqu'elle est laissée momentanément détachée du véhicule, pour l'exécution d'une manoeuvre, est réservé à l'appréciation des tribunaux ou sera réglé, le cas échéant, par la législation interne. Quant aux dommages causés .par la remorque abandonnée sur la voie publique, il a été estimé que ces risques sont étrangers à l'objet du Traité qui est d'assurer l'indemnisation des victimes des véhicules automoteurs. Il appartient aux législations nationales d'envisager l'opportunité d'étendre l'obligation d'assurance à ces autres risques.
Une deuxième définition a paru nécessaire, celle de l'assuré. Le Projet entend par là toute personne dont la responsabilité est couverte, à quelque titre que ce soit, comme propriétaire, comme détenteur ou comme conducteur, et quel que soit le preneur d'assurance. Voir spécialement l'article 3.
27
Ter vereenvoudiging bleek het tevens nuttig de betekenis van het begrip « benadeelde » te omschrijven. Daaronder wordt verstaan een ieder die schade heeft geleden welke grond oplevert voor toepassing van de wet, van welke aard die schade ook is, onverschillig of het schade aan personen of aan goederen betreft ; er valt onder niet alleen de persoon die rechtstreeks letsel heeft opgelopen bij het ongeval, doch een ieder die krachtens de toepasselijke wet hetzij uit eigen hoofde, hetzij uit hoofde van zijn betrekking tot het slachtoffer, beroep kan doen op een recht. De defintie van het begrip « verzekeraar » zal in het navolgende worden toegelicht naar aanleiding van artikel 2. Ten aanzien van de bevoegdheid van het « bureau » wordt in het ontwerp nader aangeduid, dat de in een bepaald land geregistreerde motorrijtuigen geacht worden zich gewoonlijk in dat land te bevinden. Deze nadere aanduiding is bedoeld als aanvulling op het criterium « zich gewoonlijk in het buitenland bevinden », dat in bepaalde gevallen niet bevredigend kan zijn. In verband met de afschaffing van de controle aan de binnengrenzen is het nodig geoordeeld zo duidelijk mogelijk aan te geven voor welke motorrijtuigen de verzekeraars verantwoordelijk zijn.' Deze regel kan uiteraard slechts worden toegepast op geregistreerde motorrijtuigen. Voor nietgeregistreerde of niet-registratieplichtige motorrijtuigen geldt alleen het criterium «zich gewoonlijk in het buitenland bevinden ».
Artikel 2
de benadeelde een eigen recht heeft tegen de verzekeraar (artikel 6) en de verzekeraar de benadeelde geen exceptie of verval kan tegenwerpen (artikel 11). Op het ontbreken van een verzekering staan twee sancties : in de eerste plaats zal het motorrijtuig niet tot deelneming aan het verkeer worden toegelaten, waarbij wordt aangetekend dat het motorrijtuig slechts aan het verkeer zal mogen deelnemen zolang de verzekering van kracht blijjft ; hierop wordt bij de bespreking van artikel 12 teruggekomen. In de tweede plaats stellen zowel de eigenaar als de bestuurder van het motorrijtuig zich bloot aan strafvervolging.
§ 2. De verzekeringsorganen De verplichte verzekering mag slechts worden gesloten bij erkende verzekeringsmaatschappijen die aan bepaalde juridische en financiële voorwaarden moeten beantwoorden (borgstelling, technische reserves, enz.) en die onder toezicht van overheidswege staan. Motorrijtuigen die gewoonlijk in het buitenland zijn gestald en die niet gedekt zijn door een verzekering gesloten bij een toegelaten verzekeraar, worden slechts tot het verkeer toegelaten indien een bureau, tot dat doel door de regering toegelaten, de afwikkeling van de schade op zich neemt, overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land waar het ongeval heeft plaats gehad.
Een wet op de verplichte verzekering dient ter bescherming van het publiek. Zij is in de eerste plaats nodig voor motorrijtuigen die van de openbare wegen gebruik maken. Het is echter noodzakelijk geoordeeld de verzekering eveneens verplicht te stellen voor motorrijtuigen, die slechts worden gebruikt op plaatsen die niet als openbare weg zijn aan te merken doch wel voor het publiek toegankelijk zijn, zelfs al hebben slechts bepaalde personen het recht deze plaatsen te betreden. Daartoe behoren bv. haventerreinen, goederenstations en fabrieksterreinen.
Uit deze teksten en uit de aan het slot van artikel 1 voorkomende definitie van het begrip « verzekeraar » volgt, dat de rechten van de benadeelde worden gewaarborgd door een verzekeringsmaatschappij die in het betrokken land is gevestigd en door de regering van dat land is erkend of, in het hierboven aangehaalde geval, door een bureau in het land zelf dat eveneens door de regering is erkend. Nimmer zal de benadeelde tegen een in een ander Beneluxland gevestigde verzekeraar behoeven op te treden aangezien deze, in het belang van de benadeelde, voor de vergoeding van de schade overeenkomstig de bepalingen van de Belgische, Luxemburgse of Nederlandse wet wordt vervangen door het Belgische, Luxemburgse, of Nederlandse bureau.
Een wet die een verplichting tot het sluiten van een verzekering oplegt, moet een nauwkeurige aanduiding bevatten van de personen die aan haar voorschriften zijn onderworpen. De verplichting rust in beginsel op de eigenaar, doch deze is van de verplichting ontheven indien iemand anders de verzekering heeft gesloten. Deze ruime opzet behoeft geen ernstige bezwaren op te leveren aangezien de verzekering de aansprakelijkheid van allen moet dekken (artikel 3),
De inschakeling van het Belgische, Luxemburgse of Nederlandse bureau heeft uiteraard niet tot gevolg dat de verbintenis van de werkelijke verzekeraar door schuldvernieuwing teniet gaat, hetzij ten opzichte van zijn verzekerde, hetzij eventueel tea opzichte van de benadeelde. Er heeft geen verwisseling van schuldenaar plaats. Het ontwerp heeft ten doel aan de benadeelde, die het slachtoffer is van een ongeval in een der Beneluxlanden, alle waarborgen te verlenen van
§ 1. De verplichte verzekering
Il a paru opportun, pour une raison de simplification, de déterminer la notion de «personne lésée ». Elle s'entend de toutes personnes qui ont subi un dommage donnant lieu à l'application de la loi, quelle que soit la nature de ce dommage, dommage à la personne ou dommage matériel; elle comprend non seulement la personne directement lésée par l'accident, mais toutes celles qui, en vertu de la loi applicable, peuvent invoquer un droit, soit de leur propre chef, soit du chef de la victime. La définition de l'assureur sera expliquée ciaprès à propos de l'article 2. En ce qui concerne la compétence du « bureau », le projet précise que les véhicules automoteurs immatriculés dans un Etat déterminé sont réputés y avoir leur stationnement habituel. Cette précision vise à compléter le critère du stationnement habituel à l'étranger qui dans certains cas peut ne pas être suffisant. En raison de la suppression du contrôle aux frontières intérieures, il a été jugé nécessaire de déterminer le plus clairement possible pour quels véhicules automoteurs les assureurs sont responsables. La règle ne peut évidemment s'appliquer qu'aux véhicules automoteurs immatriculés. Pour les véhicules automoteurs non immatriculés ou non soumis à immatriculation, seul le critère du stationnement habituel à l'étranger est a 0pplicable.
Article 2
(article 6) et que celui-ci ne peut lui opposer aucune exception ni déchéance (article li).
La sanction du défaut d'assurance est double. D'abord le véhicule automoteur ne sera pas admis à la. circulation : à ce point de vue il y a lieu de remarquer que le véhicule ne pourra circuler que tant que l'assurance restera en vigueur; on reviendra sur cette question à propos de l'article 12. Ensuite, le propriétaire du véhicule et le conducteur s'exposent à des poursuites répressives.
§ 2. Les organismes assureurs Le contrat d'assurance obligatoire ne peut être conclu qu'auprès des seules entreprises d'assurances agréées, qui doivent satisfaire à certaines conditions juridiques et financières (constitution d'un cautionnement, de réserves techniques, etc.) et qui sont soumises au contrôle du Gouvernement. Les véhicules ayant leur stationnement habituel à l'étranger, qui ne sont pas couverts par une assurance contractée auprès d'un assureur agréé, sont admis à la circulation à condition qu'un bureau d'assurance agréé à cet effet par le Gouvernement, assume le règlement des dommages, conformément aux dispositions légales du pays où l'accident est survenu.
Une loi d'assurance obligatoire vise à la protection du public. Elle s'impose avant tout pour les véhicules qui empruntent les voies publiques. Mais il a été jugé nécessaire de soumettre aussi à l'assurance le véhicule qui ne circulerait que sur des terrains qui ne sont pas des voies ouvertes au public ou même seulement à un certain nombre de personnes ayant le droit de les fréquenter : par exemple les ports, les gares de marchandises, les cours intérieures des usines.
Il résulte de ces textes et de la définition de l'assureur donnée à l'article premier in fine, que la personne lésée sera garantie par une entreprise d'assurance établie dans Ie pays et agréée par le Gouvernement, ou, dans le cas exposé cidessus, par un bureau constitué dans le pays et agréé lui aussi par le Gouvernement. Jamais elle ne sera forcée d'agir contre un assureur établi dans un autre pays du Benelux celui-ci se trouve remplacé, dans l'intérêt de la personne lésée, par le bureau belge, luxembourgeois ou néerlandais, pour la réparation des dommages conformément aux dispositions de la loi belge, luxembourgeoise ou néerlandaise.
La loi portant obligation de s'assurer doit déterminer d'une manière précise les personnes qui sont soumises à ces prescriptions. L'obligation incombe en principe au propriétaire ; mais celui-ci s'en trouve exempté si une autre personne a contracté l'assurance. Il ne semble pas que cette latitude puisse présenter des inconvénients sérieux, puisque l'assurance doit couvrir la responsabilité de tous (article 3), que la personne lésée a un droit propre contre l'assureur
Bien entendu, l'intervention du bureau belge, luxembourgeois ou néerlandais n'a pas pour effet d'éteindre par novation la dette .de l'assureur effectif, ni à l'égard de son assuré, cas échéant, à l'égard de la personne lésée. Il: fl', a pas substitution d'un débiteur à un autre. Le projet vise à conférer à la personne.lésée,, time d'un accident survenu dans un des, pays du Benelux, la garantie de La loi d'assùrance,obligatoire de ce pays, tant au .point de vue dunontant
§
L'assurance obligatoire
29
de in dat land geldende wet op de verplichte verzekering zowel wat betreft het bedrag en de voorwaarden van de krachtens die wet voorgeschreven verzekering als wat betreft de bevoegdheid van de rechters van dat land. Uit hetgeen hierboven is uiteengezet vloeit voort, dat het nationale bureau ten opzichte van de benadeelde de rol van verzekeraar vervult. Het bureau kan door de regering slechts worden erkend wanneer het rechtspersoonlijkheid bezit en alle waarborgen biedt voor het nakomen van de zeer zware verplichtingen welke op het bureau rusten tegenover personen die het slachtoffer zijn van ongevallen welke zijn veroorzaakt door motorrijtuigen die zich gewoonlijk in het buitenland bevinden.
Artikel S De verzekering heeft een zeer ruime strekking. In dit artikel wordt in de eerste plaats een nauwkeurige omschrijving gegeven van de personen wier aansprakelijkheid door de overeenkomst moet worden gedekt. De overeenkomst moet niet alleen de aansprakelijkheid van de eigenaar dekken (persoonlijke aansprakelijkheid, aansprakelijkheid voor degenen voor wie hij verantwoordelijk is en voor de zaken die hij onder zijn toezicht heeft), zij moet bovendien de aansprakelijkheid dekken van iedere gebruiker, die een an dér is dan de eigenaar(bv. de huurder, de lener, de bewaarnemer) en tenslotte van iedere bestuurder ; zij moet zelfs van iedere vervoerde persoon de aansprakelijkheid dekken die mocht ontstaan ter gelegenheid van het gebruik van het voertuig. Uit de gehele opzet van het ontwerp vloeit voort, dat de verplichte verzekering niet alleen ongevallen op hèt nationale grondgebied doch tevens ongevallen op het grondgebied van de beide andere landen dekt. In elk van die landen dient de dekking te beantwoorden aan de voorschriften van de plaatselijke wet. Er wordt op gewezen dat dit voorschrift als het ware de sluitsteen vormt van het systeem op grond waarvan de controle op de verzekering aan de Beneluxbinnengrenzen kan worden afgeschaft. Van de verzekering is slechts uitgesloten de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van degene die zich door diefstal of geweldpleging van het motorrijtuig meester heeft gemaakt en van degene die zonder wettelijk motief van het voer-' tuig gebruik maakt in de wetenschap dat het gestolen is. Het gebruik van het motorrijtuig door een bestuurder die zijn bevoegdheid overschrijdt, is in de verzekering begrepen. Er wordt op gewezen, dat in het ontwerp niet de aansprakelijkheid als zodanig doch alleen de verzekering ervan wordt geregeld. Derhalve zal, evenals tot nu toe, door de wet of de jurispru30
dentie uitgemaakt moeten worden of de eigenaar, de gebruiker of de bestuurder aansprakelijk gesteld kunnen worden voor ongevallen die zijn veroorzaakt door degene die het motorrijtuig heeft gestolen. Vast staat echter, dat deze aansprakelijkheid, indien zij bestaat, door de verzekering zal zijn gedekt. Wat moet worden verstaan onder de burgerrechtelijke aansprakelijkheid die door de verzekering wordt gedekt ? Dit is de burgerrechtelijke aansprakelijkheid « waartoe motorrijtuigen aanleiding kunnen geven » (artikel 2 § 1) wegens « schade welke aan personen en aan goederen wordt toegebracht » (artikel 3 § 2). De verzekering kan niet worden beperkt tot de schade die door het motorrijtuig wordt veroorzaakt terwijl daarmede aan het verkeer wordt deelgenomen of door het gebruik van het motorrijtuig. De verzekering moet zich mede uitstrekken tot de schade die wordt veroorzaakt door een stilstaand of een door de bestuurder verlaten motorrijtuig. Bovendien zal de aansprakelijkheid van de verzekerde zijn gedekt ongeacht de bron dier aansprakelijkheid: overeenkomst of onrechtmatige daad (of strafbaar feit : België). Volgens de tekst van het ontwerp moet de verzekering ook dekking geven in geval van opzet van de verzekerde, aangezien de tekst geen enkele beperking bevat wat betreft de grond van diens aansprakelijkheid. Wel zal voor dit geval in de polis het beding kunnen worden gemaakt dat de verzekeraar recht van verhaal heeft tegen de verzekerde die schuld heeft. (Zie de toelichting op artikel 11). De rechtspraak is onzeker wat betreft de aard van de rechtsbetrekkingen die worden geschapen door vervoer dat «om niet » geschiedt. In ieder geval zal volgens het ontwerp de aansprakelijkheid die op de vervoerder « om niet » kan rusten, gedekt zijn. De verzekering moet zich immers uitstrekken tot «personen die, onder welke titel ook, worden vervoerd ». De in het motorrijtuig vervoerde goederen kunnen van de verzekering worden uitgesloten. Ten slotte wordt in paragraaf 3 van artikel 3 bepaald, dat de verzekering de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de door het motorrijtuig veroorzaakte schade moet dekken zoals die aansprakelijkheid voortvloeit uit de toepasselijke wet. De burgerrechtelijke aansprakelijkheid verschilt namelijk van land tot land, zowel wat betreft de grondslagen als wat betreft de vergoeding van de toegebrachte schade. Daarom moet de verzekering de aansprakelijkheid van de verzekerde dekken overeenkomstig de toepasselijke wet, ongeacht het land waar het ongeval heeft plaats gehad. Dit zal als regel de wet van de
et des conditions de l'assurance prescrite par cette loi, qu'au point de vue de la compétence des tribunaux du pays.
vent être rendus responsables des accidents causés par le voleur du véhicule, reste définie par la loi ou la jurisprudence. Mais il est entendu que cette responsabilité, si elle existe, sera couverte par l'assurance.
Il résulte de ce qui est exposé ci-dessus, que le bureau national occupe, à l'égard de la personne lésée, la place d'un assureur. Il ne pourra être agréé par le Gouvernement que s'il a la personnalité civile et s'il présente toutes les garanties pour accomplir les obligations très lourdes qui lui incombent à l'égard des personnes victimes d'accidents causés par le fait de véhicules automoteurs stationnés à l'étranger.
Que faut-il entendre par la responsabilité civile qui fera l'objet de l'assurance ? C'est celle « à laquelle les véhicules automoteurs peuvent donner lieu » (art. 2 § 1) du chef de « dommages causés aux personnes et aux biens » (art. 3 § 2).
Article S
L'assurance ne peut être limitée aux seuls dommages causés par le véhicule en état de circulation ou par l'usage du véhicule : les dommages causés par un véhicule à l'arrêt ou abandonné par son conducteur seront obligatoirement compris dans la garantie.
L'assurance a une portée très étendue. Le présent article précise d'abord quelles sont les personnes dont la responsabilité est obligatoirement garantie par le contrat. Celui-ci ne doit pas seulement couvrir la responsabilité du propriétaire, (responsabilité personnelle, responsabilité du chef de personnes dont il répond et des choses dont il a la garde), il doit couvrir en plus celle de tout détenteur autre que le propriétaire (p. ex. le locataire, l'emprunteur, le dépositaire) ; il doit couvrir enfin celle de tout conducteur, quel qu'il soit ; il doit même couvrir la responsabilité de toute personne transportée qui serait engagée à l'occasion de l'utilisation du véhicule.
L'assurance obligatoire concerne non seulement les accidents survenus sur le territoire national, mais également sur le territoire des deux autres pays ; dans chacun de ces pays, la couverture devra être conforme aux exigences de la loi locale. Il y a lieu de rappeler qu'il s'agit en fait de la clé de voûte du système permettant la suppression du contrôle de l'assurance aux frontières internes du Benelux.
Est seule exclue de l'assurance, la responsabilité civile de celui qui se serait rendu maître du véhicule par vol ou violence ainsi que de celui qui, sans motif légitime, utiliserait le véhicule, sachant qu'il a été volé. L'usage du véhicule par le conducteur abusant de sa fonction est compris dans l'assurance.
Il y a lieu de noter que le projet ne concerne pas la responsabilité mais seulement l'assurance de celle-ci ; dès lors, la question de savoir si le propriétaire, le détenteur ou le conducteur peu-
Au surplus, la responsabilité de l'assuré sera couverte quelle que soit son origine contrat, quasi-délit ou délit. Aux termes du projet, la garantie devra comprendre le fait doleux de l'assuré, puisque le texte ne porte aucune restriction quant à l'origine de la responsabilité de celui-ci. Mais il est entendu que pour ce cas, la police pourra stipuler que l'assureur disposera d'un droit de recours contre l'assuré coupable (voir le commentaire de l'article 11).
La jurisprudence est hésitante quant à la nature des liens juridiques que crée le transport bénévole quoi qu'il en soit de cette question, la responsabilité pouvant incomber au transporteur « bénévole » sera couverte : l'assurance vise les «personnes transportées à quelque titre que ce soit ». Les biens transportés dans le véhicule peuvent être exclus de l'assurance.
Enfin, le 3 paragraphe de l'article 3 spécifie que l'assurance doit couvrir la responsabilité civile du chef des dommages causés par le véhicule automoteur telle qu'elle résulte de la loi applicable. Le risque de responsabilité civile diffère de pays à pays, quant à son principe et quant à la réparation du dommage causé. Dès lors, l'assurance doit garantir les obligations de l'assuré aux termes de la loi applicable, quel que, soit le pays où l'accident est survenu. Ce sera généralement la loi du lieu de l'accident, mais pas nécessairement. En effet, il n'est pas exclu que l'entrepreneur de voyage soit tenu à l'égard des
31
plaats van het ongeval zijn, doch dit is niet noodzakelijk. Het is namelijk niet uitgesloten, dat een ondernemer die reizen organiseert, tegenover de vervoerde personen gebonden is overeenkomstig de wet van de plaats waar de overeenkomst tussen hem en zijn cliënten is gesloten, ook al heeft het ongeval in het buitenland plaats gehad.
Artikel fi Het ontwerp beperkt de contractsvrijheid en bevat een limitatieve opsomming van de risico's die uitgesloten kunnen worden. De eerste paragraaf heeft betrekking op de personen die van de verzekering kunnen worden uitgesloten. Dé tweede paragraaf betreft de schade die van de verzekering kan worden uitgesloten. Snèlheids-, regelmatigheids- en behendigheidsritten en wedstrijden scheppen een risico dat onmogelijk kan worden beschouwd als te zijn gedekt door een op de gebruikelijke voorwaarden afgesloten aansprakelijkheidsverzekering. Het organiseren van dergelijke ritten en wedstrijden is trouwens volgens artikel 3, § 1 van de Overeenkomst onderworpen aan een toestemming van overheidswege die door het bevoegde gezag slechts kan worden verleend indien wordt aangetoond dat een verzekering is gesloten die aan bijzondere voorwaarden voldoet.
Artikel 5 In sommige wetten op de verplichte verzekering wordt de contracterende partijen het opnemen van een beding voorgeschreven volgens hetwelk de verzekerde verplicht is tot op zekere hoogte persoonlijk in de vergoeding van de veroorzaakte schade bij te dragen. De grootte en de grenzen van deze « franchise » of van dit « eigen risico » zijn vastgesteld in de uitvoeringsvoorschriften. Deze bepalingen hebben ten doel de verzekerde tot voorzichtigheid aan te sporen bij het besturen van zijn motorrijtuig en bij de keuze van zijn bestuurders. Behalve in het geval waarin de interne wet van een der Verdragsluitende Staten gebruik maakt van de bevoegdheden van artikel 2, § 1, sub 7 van de Overeenkomst - uitsluiting van de schade tot een zeer gering bedrag - kan de « franchise » of het « eigen risico » door de verzekeraar niet aan de benadeelde worden tegengeworpen. Tegenover deze is de verzekeraar gebonden ten belope van de gehele verzekerde som, zonder korting. Een dergelijke regeling is noodzakelijk ter bescherming van de rechten van de benadeelde. 32
Artikel 6 De verplichte verzekering tegen aansprakelijkheid van de automobilist heeft niet in de eerste plaats de bescherming van het vermogen van de verzekerde tot doel; zij is voor alles een maatregel ter bescherming van de benadeelden. Derhalve wordt in de bepaling uitdrukkelijk gezegd dat de verzekering aan de benadeelde een recht geeft tegen de verzekeraar, die zijn schuldenaar wordt. Derhalve kan een betaling door de verzekeraar aan de verzekerde geen bevrijdende werking hebben ten opzichte van de benadeelde, daar de betaling slechts geldig kan worden gedaan aan de schuldeiser zelf (artikel 1239 van het Belgische en het Luxemburgse B.W. - artikel 1421 van het Nederlandse B.W.). In de opzet van het ontwerp spreekt het bestaan van een rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekeraar vanzelf : zij is de noodzakelijke consequentie, op het terrein van het procesrecht, van het eigen recht dat aan de benadeelde is toegekend. De voorwaarden voor het instellen van deze rechtsvordering zijn in de artikelen 7 e.v. van het ontwerp geregeld. In paragraaf 2 wordt uitgegaan van een verzekering tot een bepaald bedrag. Het kan echter gebeuren, dat de geleden schade het verzekerde bedrag te boven gaat. Indien er slechts één benadeelde is zal dit geen moeilijkheden opleveren, daar het recht van de benadeelde beperkt is tot het bedrag van de verzekering. De situatie ligt echter anders indien er meerdere slachtoffers zijn of zelfs indien er slechts één slachtoffer is doch meerdere personen een recht op vergoeding kunnen doen gelden, hetzij persoonlijk, hetzij als rechtverkrijgenden van het slachtoffer. In dat geval zal de verzekeraar ieders aandeel in het totaal van de verzekerde som naar evenredigheid moeten vaststellen. Niettemin zal hij tegenover de benadeelden, wier vorderingen hij niet heeft gekend, rechtsgeldig van zijn verplichting zijn ontslagen voor zover hij de anderen te goeder trouw zal hebben voldaan. In België zal het bepaalde in deze tweede paragraaf slechts worden toegepast in geval van materiële schade ten gevolge van brand of ontploffing en wanneer de schade een bedrag van F 5.000.000 te boven gaat. In alle andere gevallen is de verzekering ongelimiteerd.
Artikel 7 In dit artikel worden de rechters aangewezen tot wie degene, die door een ongeval dat in België, in Luxemburg of in Nederland heeft plaats gehad is benadeeld, zich in het land zelf kan wenden om zijn rechten tegen de verzekeraar te doen gelden.
personnes transportées d'après la loi du lieu de la formation du contrat intervenu entre ses clients et lui, alors que l'accident est survenu dans un pays étranger.
Article j Le texte restreint la liberté des contractants et détermine limitativement les risques pouvant être exclus de la garantie. Le premier paragraphe vise les personnes pouvant être exclues du bénéfice de l'assurance. Le deuxième paragraphe concerne les dommages pouvant être exclus de l'assurance. En effet, les courses et concours de vitesse, de régularité et d'adresse créent un risque tel qu'il ne paraît pas possiblé de le considérer comme couvert par une assurance de responsabilité, contractée aux conditions ordinaires. D'ailleurs, selon l'article 3, § 1 de la Convention, l'organisation de ces courses et concours est subordonnée à une autorisation administrative, qui ne peut être accordée par l'autorité compétente qu'à la condition qu'il soit justifié de l'existence d'une assurance répondant à des exigences spéciales.
Article 5 Certaines lois d'assurance obligatoire imposent aux contractants une clause portant que l'assuré devra contribuer personnellement, dans une certaine mesuré, au règlement du dommage causé. Les proportions et les limites de cette « franchise » ou « risque propre » sont déterminées par lés règlements. Le but de ces dispositions est d'inciter l'assuré à la prudence dans la conduite de sa voiture et dans le choix de ses conducteurs.
Il est bien entendu que, sauf le cas où la loi interne d'un des Etats contractants fait usage de la faculté prévue par l'article 2, § 1, 7 de la Convention pour exclure les dommages d'un faible montant, la « franchise » ou « risque propre » ne peut être opposée par l'assureur à la personne lésée vis-à-vis de celle-ci l'assureur est tenu pour toute la somme assurée, sans déduction. Cette disposition s'impose pour la sauvegarde des droits de la personne lésée.
Article 6 L'assurance obligatoire de la responsabilité de l'automobiliste ne vise pas, en premier chef, la sauvegarde du patrimoine de l'assuré ; elle constitue avant tout une mesure de protection des droits des personnes lésées. C'est pourquoi la disposition précise que l'assurance fait naître au profit de la personne lésée, un droit propre contre l'assureur qui devient son débiteur. Un paiement fait par l'assureur entre les mains de l'assuré ne saurait être libératoire à l'égard de la personne lésée, le paiement ne pouvant être fait valablement qu'au créancier (article 1239 des Codes civils belge et luxembourgeois - article 1421 du Code civil néerlandais). Dans l'économie du projet, l'existence d'un droit d'action de la personne lésée contre l'assureur va de soi elle constitue le prolongement, sur le terrain de la procédure, du droit propre qui lui est conféré. Les conditions pour intenter cette action sont organisées par le articles 7 et suivants du projet. Le paragraphe 2 suppose une assurance déterminée quant à son montant. Il peut se faire, dans ce cas, que les dommages causés soient supérieurs à la somme assurée. S'il n'y a qu'une personne lésée, le règlement peut se faire sans difficulté, puisque le droit du lésé est limité par le montant de la garantie prévue au contrat. Mais il n'en sera pas de même s'il y a plusieurs victimes, ou même une seule victime, mais plusieurs personnes pouvant faire valoir un droit à la réparation, personnellement ou comme ayantsdroit de la victime. En pareil cas, l'assureur devra réduire proportionnellement la part de chacun dans le total de la somme assurée. Toutefois, il sera valablement libéré de sa garantie à l'égard des lésés dont il a ignoré les prétentions, dans la mesure où il se sera acquitté de bonne foi à l'égard des autres.
En Belgique, la disposition de ce § 2 ne trouvera d'application qu'en cas de dommages matériels provoqués par un incendie ou une explosion, si ces dommages dépassent 5.000.000 F. Dans tous les autres cas, la garantie est illimitée.
Article 7 Le présent article détermine les tribunaux auxquels la personne lésée par un accident survenu en Belgique, au Luxembourg ou aux PaysBas peut s'adresser, dans le pays même, pour faire valoir ses droits contre l'assureur.
33
Deze bepaling heeft tot doel het de benadeelde bij het doen gelden van zijn rechten gemakkelijker te maken door hem de keuze te laten tussen drie rechters die van de plaats van het ongeval, die van zijn eigen woonplaats en die van de zetel van de verzekeraar. Het Belgische, Luxemburgse of Nederlandse bureau wordt in het geval, bedoeld in artikel 2, § 2, beschouwd als verzekeraar (artikel 1, laatste lid) en neemt ten opzichte van de benadeelde de verplichting tot vergoeding van de schade op zich (artikel 2, § 2). Het is derhalve onderworpen aan de voorschriften van artikel 7. De buitenlandse verzekeraar die de verzekeringspolis heeft afgegeven, behoeft door de benadeelde niet als partij of op andere wijze in het geding te worden geroepen. Het Belgische,' Luxemburgse of Nederlandse bureau is de verzekerde som verschuldigd, zulks op de voorwaarden en voor de bedragen die door de toepasselijke wet worden voorgeschreven. Noch de erkende verzekeraar, noch het bureau kunnen de bevoegdheid ontkennen van de Belgische, Luxemburgse of Nederlandse rechters om kennis te nemen van de vorderingen die uit de wet voortvloeien. De bevoegdheid om voor één van de drie in de tekst genoemde rechters te dagvaarden, kan niet bij overeenkomst aan de benadeelde worden ontnomen. Zie artikel 14. Er wordt op gewezen, dat artikel 7 aan de benadeelde een bevoegdheid toekent doch hem geen verplichting oplegt. In het geval dat een Nederlander in België wordt gewond door een Nederlandse automobilist, die een verzekering in zijn eigen land heeft gesloten, verbiedt het ontwerp hem dus niet de zaak voor de bevoegde rechter van zijn land te brengen, doch hij is daartoe niet verplicht. De regeling van de rechterlijke bevoegdheid wordt in artikel 7 alleen voor Benelux gegeven. Andere landen zijn bij het ontbreken van een verdrag met het land dat een dergelijke regeling heeft, niet verplicht die regeling te erkennen. Voor de Verdragsluitende Staten is deze kwestie echter geregeld in artikel 5 van de Overeenkomst. Artikel 8 De verzekeraar moet bij zijn verweer tegen de benadeelde niet alleen kunnen rekenen op de medewerking van de verzekeringnemer, hetgeen vanzelf spreekt, doch tevens op de medewerking van alle andere verzekerden. Artikel 9 Vermeden moet worden, dat de rechtsvordering die de benadeelde tegen de verzekerde in-
34
stelt, aanleiding geeft tot bedrog tea nadele van de verzekeraar. Eveneens moet een tussen de benadeelde en de verzekeraar gewezen vonnis niet kunnen worden tegengeworpen aan de verzekerde die niet in het proces was betrokken. De eerste paragraaf van dit artikel is gebaseerd op de toepassing van het gemene recht. Het gezag van gewijsde kan niet worden ingeroepen tegen iemand die in het proces geen partij is geweest (artikel 1351 van het Belgische en het Luxemburgse B.W., artikel 1954. van het Nederlandse B.W.). In België en Luxemburg stelt de benadeelde, wanneer het schadetoebrengende feit een misdrijf of een overtreding vormt, zich veelvuldig civiele partij in het strafgeding. In Nederland maakt men vrijwel nooit van deze procedure gebruik. Indien in een dergelijk geval de verzekeraar niet in het strafgeding verschenen is, zal het daarin gewezen vonnis aan de verzekeraar kunnen worden tegengeworpen voor zover het betreft het bestaan van het strafbare feit doch niet ten aanzien van de burgerrechtelijke aanspraken. In de Belgische wet is dan ook bepaald (artikel 9 van de wet van 1.7.1956) dat de verzekerde en de benadeelde de verzekeraar in het strafgeding kunnen roepen, opdat het strafvonnis voor het burgerrechtelijke gedeelte daarvan hem kan worden tegengeworpen. De tweede paragraaf doelt op een . algemeen gevolgde praktijk : de verzekering tegen burgerrechtelijke aansprakelijkheid omvat de kosten, die de verzekerde zal moeten maken om zich tegen de benadeelde te verweren. De verzekeraar belast zich met dit verweer en behoudt zich zelfs de leiding van de procesvoering voor, zonder dat hij juridisch gesproken partij is. Het zou niet billijk zijn, indien de verzekeraar onder dergelijke omstandigheden zou kunnen stellen dat hij buiten het geding staat en dat tegenover hem geen beroep op het vonnis kan worden gedaan. Een dergelijke houding zou bovendien in strijd zijn met de goede trouw. De wijze waarop de verzekeraar de verdediging van de verzekerde op zich heeft genomen is niet van belang. Het is voldoende dat de verzekeraar « in feite » heeft deelgenomen aan het tegen de verzekerde gevoerde geding. In de laatste paragraaf wordt gesteld dat « de verzekeraar de verzekerde in het geding kan roepen dat door de benadeelde tegen hem wordt ingesteld ». Hiermede wordt de verzekeraar een wapen tegen bedrog in handen gegeven. Om deze reden behoort . dit recht van de verzekeraar te blijven bestaan, zelfs wanneer de vordering van de benadeelde tegen de verzekerde is verjaard (zie artikel 10).
Le but de la disposition est de lui faciliter la poursuite de ses droits en lui conférant un choix entre trois tribunaux : celui du lieu de l'accident, celui de son propre domicile et celui du siège de l'assureur. Le bureau belge, luxembourgeois ou néerlandais, en ce qui concerne l'hypothèse envisagée à l'article 2, § 2, est considéré comme assureur (article 1°c, dernier alinéa) ; il assume à l'égard des personnes lésées la charge du règlement de l'indemnité (article 2, § 2); par conséquent, il est soumis aux prescriptions de l'article 7. Quant à l'assureur étranger qui a délivré la police d'assurance, la personne lésée ne doit pas agir contre lui, ni le mettre en cause le bureau belge, luxembourgeois ou néerlandais doit la garantie de l'assurance, dans les conditions et pour les montants prescrits par la loi applicable.
Ni l'assureur agréé, ni le bureau ne peuvent décliner la compétence des tribunaux belge, luxembourgeois ou néerlandais pour connaître des contestations qui dérivent de la loi. La facuité d'assigner, devant l'un des trois tribunaux visés au texte, ne peut être enlevée par convention à la personne lésée. Voir l'article 14. Il faut remarquer que l'article 7 confère, à la personne lésée une faculté, mais ne lui impose aucune obligation. Supposons un Néerlandais blessé en Belgique par un automobiliste néerlandais ayant contracté . une assurance dans son pays : le projet ne lui défend pas d'agir devant le tribunal compétent dans son pays. Mais il ne pourra pas y être contraint. L'article 7 ne fixe la compétence que pour le Benelux ; les autres pays ne sont pas tenus de reconnaître ces règles, en l'absence de toute convention avec le pays légiférant. Mais entre les Etats contractants, la question est réglée par l'article 5 de la Convention.
Article 8 L'assureur doit pouvoir compter, dans sa défense contre la personne lésée, non seulement sur le concours du preneur d'assurance, ce qui va de soi, mais également sur celui de tous assurés autres que son contractant. Article 9 Il faut éviter que l'action intentée contre l'assuré par la personne lésée ne prête à la fraude
aux dépens de l'assureur. De même, il ne faut pas qu'un jugement intervenu entre la personne lésée et l'assureur soit opposable à l'assuré qui serait resté étranger au procès.
Le premier paragraphe du présent article constitue une, simple application du droit commun il ne peut y avoir chose jugée à l'égard de quelqu'un qui n'a pas été en procès (article 1351 des Codes civils belge et luxembourgeois et article 1954 du Code civil néerlandais).
En Belgique et au Luxembourg, lorsque le fait dommageable constitue un délit ou une contravention, la partie lésée se porte fréquemment partie civile dans le procès pénal intenté au prévenu par le ministère public. Aux Pays-Bas, il n'est guère fait usage de cette procédure. Si, en pareil cas, l'assureur n'était pas au procès devant la juridiction répressive, la décision rendue par celle-ci serait opposable à l'assureur quant à l'existence de l'infraction, mais non quant aux intérêts civils. Aussi la législation belge a prévu (article 9 de la loi du 1.7.1956) que l'assuré et la partie lésée peuvent citer l'assureur devant la juridiction répressive de manière à leur rendre opposable le jugement réglant les intérêts civils.
Le deuxième paragraphe vise une pratique généralement suivie l'assurance de la responsabilité civile comprend les frais que l'assuré devra exposer pour sa défense contre la personne lésée; l'assureur se charge de cette défense et se réserve même la direction du procès, sans que, juridiquement, il y soit partie. il ne serait pas équitable que dans ces conditions, l'assureur pût soutenir qu'il est étranger à l'instance et que la décision ne peut lui être opposée ; une telle attitude serait, au surplus, contraire à la bonne foi.
La manière dont l'assureur a assumé la défense de l'assuré est indifférente ; il suffira qu'il ait participé « en fait » à l'instance dirigée contre celui-ci. Le dernier paragraphe porte que « l'assureur peut mettre l'assuré en cause dans le procès qui lui est ententé par la personne lésée ». L'assureur trouvera dans cette procédure une arme contre la fraude. C'est la raison pour laquelle ce. droit de l'assureur doit subsister, alors même que l'action du lésé contre l'assuré 'serait prescrite (voir article 10).
35
Artikel 10 De verjaring in zaken van verzekering wordt in de nationale wetten geregeld en het lijkt niet noodzakelijk in deze wetten wijzigingen aan te brengen. In België en Luxemburg verjaart de rechtsvordering van de verzekerde tegen de verzekeraar na drie jaar, doch deze termijn begint eerst te lopen vanaf het ogenblik van de gebeurtenis waaruit de rechtsvordering voortvloeit. Artikel 31 van de Luxemburgse wet van 16 mei 1891 op de overeenkomst van verzekering is in dezelfde zin geredigeerd als artikel 32 van de Belgische wet van 11 juni 1874. In Nederland daarentegen bevatten de bepalingen inzake verzekering van het Wetboek van Koophandel geen bijzondere voorschriften aangaande verjaring. Hier is dus de gewone verjaring van toepassing, ook op verzekeringen. De rechtsvorderingen tussen de verzekeringnemer 'of de verzekerde te wiens behoeve de verzekering is gesloten enerzijds en de verzekeraar anderzijds blijven aan de geldende regelen onderworpen. Artikel 10 § 1 heeft uitsluitend betrekking op verjaring van de rechtstreekse vordering van de benadeelde tegen de verzekeraar. Men heeft het billijk geacht het voordeel dat de benadeelde aan deze actie ontleent, in de tijd te beperken. Derhalve wordt bepaald, dat de rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekeraar verjaart door verloop van drie jaar, te rekenen van de dag van het ongeval. Dit zal ook het geval zijn wanneer de benadeelde het recht behoudt tegen de verzekerde een vordering in te stellen na verloop van die termijn. De bepaling heeft geen invloed op de rechten die de verzekerde aan de verzekeringsovereenkomst ontleent. Overigens zal de onafhankelijkheid van de twee rechtsvorderingen welke de benadeelde heeft, voor hem voordelig zijn, indien de verjaringstermijn van zijn vordering tegen degene die de schade heeft toegebracht, minder dan drie jaar bedraagt. Volgens paragraaf 2 stuiten de handelingen die de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekerde stuiten, ook de verjaring tegen de verzekeraar. Hij die de schade heeft geleden kan namelijk desgewenst een rechtsvordering instellen tegen degene die het ongeval heeft veroorzaakt en dus zijn oorspronkelijke schuldenaar is. De verplichting van de verzekeraar, die in zeker opzicht zijn tweede schuldenaar is, kan gedurende die tijd niet door verjaring teniet gaan (vergelijk artikel 2250 van het Belgische en het Luxemburgse B.W. en artikel 2021 van het Nederlandse B.W.) Voor het stuiten van de verjaring van de vordering tegen de verzekeraar is het voldoende dat de verjaring wordt gestuit tegen één der verzekerden (eigenaar, gebruiker, bestuurder). Omgekeerd moet
36
stuiting van de verjaring ten opzichte van de verzekeraar tegenover alle verzekerden werken. Het derde lid voorziet in een praktische behoefte. De term « onderhandelingen » moet in ruime zin worden opgevat en omvat elke briefwisseling en elke mondelinge bespreking over de rechten van de benadeelde. Het laatste zinsdeel van artikel 10 heeft tot doel de benadeelde de onaangename verrassing te besparen dat hem verjaring wordt tegengeworpen terwijl hij kon aannemen dat de onderhandelingen nog gaande waren. Om te bereiken dat het afbreken van de onderhandelingen een einde maakt aan de stuiting van de verjaring, is het noodzakelijk dat een van de partijen bij deurwaardersexploot of per aangetekend schrijven aan de andere Partij heeft kennis gegeven van het afbreken van de onderhandelingen. Vanaf dat moment begint een nieuwe termijn van drie jaar te lopen.
Artikel 11 De waarborgen die een wet op de verplichté verzekering aan verkeersslachtoffers biedt, zouden niet ten volle doel treffen indien de excepties, die de verzekeraar aan zijn verzekerde kan tegenwerpen, ook aan de slachtoffers zouden kunnen worden tegengeworpen. Uit de in de Conventie opgenomen formulering vloeit voort, dat aan de benadeelde niet kan worden tegengeworpen dat de verzekeerde de bepalingen van de verzekeringsovereenkomst niet in acht heeft genomen. Zo zal de verplichting van de verzekeraar tegenover de benadeelde zelfs dan bestaan, indien de verzekeringsnemer de premie niet op de vervaldag heeft voldaan, indien het verzekerde motorrijtuig voor een ander doel is gebruikt dan in de overeenkomst was bepaald of indien het ongeval is veroorzaakt ten gevolge van dronkenschap van de bestuurder of door iemand die wettelijk niet het recht had een motorrijtuig te besturen. De in de wetten. van de Verdragsluitende Staten op de overeenkomst van verzekering voorkomende bepaling, dat verlies of schade die door opzet of grove schuld van de verzekerde is veroorzaakt, niet ten laste van de verzekeraar zal komen (Belgische wet, artikel 16 ; Luxemburgse wet, artikel 15 vergelijk Nederlands Wetboek van Koophandel, artikel 276) zal niet van toepassing zijn op de verhouding tussen de verzekeraar en de benadeelde. ;
De verplichting van de verzekeraar tegenover de benadeelde zal eveneens bestaan in geval van verzwijgingen of valse verklaringen of in geval van verzwaring van het risico gedurende het tijdvak waarover de verzekering loopt. Op de bepalingen die thans hieromtrent in de wetten van de drie landen bestaan, zal slechts tegenover de nalatige verzekeringnemer een beroep kunnen
Article 10
La prescription en matière d'assurance est réglée par les lois nationales et il ne semble pas nécessaire d'apporter des modifications à ces lois. En Belgique et au Luxembourg, l'action de l'assuré contre l'assureur se prescrit par trois ans, mais le délai ne prend cours qu'à compter de l'événement qui donne ouverture à l'action. L'article 31 de la loi luxembourgeoise du 16 mai 1891 sur le contrat d'assurance est rédigé dans les mêmes termes que l'article 32 de la loi belge du 11 juin 1874. D'autre part, aux Pays-Bas, aucune prescription spéciale ne figure parmi les dispositions du code de commerce, relatives aux assurances terrestres. C'est la prescription ordinaire qui s'applique à ces assurances.
Les actions entre le preneur ou l'assuré, bénéficiaire du contrat, d'une part, et l'assureur d'autre part, restent soumises aux règles en viI gueur Le premier paragraphe de l'article 10 concerne uniquement la prescription de l'action directe de la personne lésée contre l'assureur. Il a été jugé équitable de limiter, dans le temps, l'avantage que la personne lésée retire de cette action. C'est pourquoi, l'action de la personne lésée contre l'assureur se prescrit par trois ans à partir du jour où l'accident s'est produit. Il en sera ainsi alors même que la personne lésée conserve le droit d'agir contre l'assuré au-delà de ce terme. La disposition est sans influence sur les droits que l'assuré tient du contrat d'assurance.
D'ailleurs, l'indépendance des deux actions que possède la personne lésée lui sera favorable, au cas où son action contre l'auteur du dommage est soumise à une prescription plus courte que trois années. D'après le paragraphe 2, les actes qui interrompent la prescription de l'action de la personne lésée contre l'assuré, interrompent la prescription à l'égard de l'assureur. En effet, la personne qui a subi le dommage peut, si elle le désire, agir contre l'auteur de l'accident, son débiteur originaire. L'obligation de l'assureur, lequel 'est en quelque sorte son second débiteur, ne peut se prescrire pendant ce temps (comparer l'article 2250 des Codes civils belge et luxembourgeois et l'article 2021 du Code civil néerlandais). Il suffit que la prescription soit interrompue à l'égard de l'un des assurés (propriétaire, détenteur, conducteur), pour que l'interruption existe à l'égard de l'assureur. Inversement, l'interruption de la pres-
cription à l'égard de l'assureur 'doit agir à l'égard de tous les assurés. Le troisième paragraphe répond à une nécessité pratique. Le terme « pourparlers » doit être 'pris dans un sens large : il comprend toutes correspondances et toutes négociations verbales au sujet des droits du lésé. Le dernier membre de phrase de l'article 10 a pour but d'éviter, à la personne lésée, la désagréable surprise de se voir opposer la prescription, alors qu'elle pouvait croire que les pourparlers étaient toujours en cours. Pour que l'effet des négociations sur l'interruption de la prescription vienne à cesser, il faut que l'une des parties ait notifié à l'autre, par exploit d'huissier ou par lettre recommandée, qu'elle rompt les pourparlers. A ce moment, un nouveau délai de trois ans prendra cours.
Article 11
Les garanties offertes par une loi d'assurance obligatoire aux victimes de la circulation ne seraient pas pleinement efficaces, si les exceptions que l'assureur peut faire valoir à l'égard de son assuré pouvaient leur être opposées. Il résulte de la formule adoptée par la Convention que la personne lésée ne pourra pas se voir opposer l'inobservation par l'assuré des clauses du contrat d'assurance. C'est ainsi que l'assureur devra la garantie à la personne lésée, alors que le preneur d'assurance n'a pas payé la prime à l'échéance, alors que le véhicule assuré a été employé à un autre usage que celui prévu au contrat, alors que l'accident a été causé par l'ivresse du conducteur ou par une personne qui n'a pas, légalement, le droit de conduire.
La disposition qui figure dans les lois des Etats contractants sur le contrat d'assurance, et qui porte qu'aucune perte ou dommage causé par le fait doleux ou la faute grave de l'assuré n'est à charge de l'assureur (loi belge, article 16 ; loi luxembourgeoise, article 15 ; comparer le Code commercial néerlandais, article 276), ne s'appliquera pas dans les rapports de l'assureur avec la personne lésée. De même, l'assureur devra la garantie au lésé, au cas de réticence ou de fausse déclaration, comme au cas d'aggravation du risque- au cours de la période d'assurance. Les dispositions existant actuellement sur cet objet dans les lois des trois pays ne pourront être invoquées que contre le preneur en défaut (loi belge, articles 9 et 31 loi luxembourgeoise, articles 8 et 32 Code com ;
37
worden gedaan (Belgische wet, artikelen 9 en 31; Luxemburgse wet, artikelen 8 en 32 ; Nederlands Wetboek van Koophandel, artikel 251). Een en ander vloeit bovendien voort uit artikel 12. De benadeélde zal recht op schadevergoeding hebben iodra het scEadetoebrengende feit binnen het kader van de. overeenkomst valt. De verzekeraar zal zijn aansprakelijkheid slechts kunnen afwijzen indien het feit geen verband houdt met het verzekerde risico, bv. indien een verzekerde een ongeval heeft veroorzaakt met een motorrij-, tuig dat niet door de verzekering was gedekt of indien de benadeelde van het recht op uitkering is uitgesloten op grond van artikel 4. Uitdrukkelijk wordt bepaald, dat de verzekeraar zich een verhaaisrecht tegen de verzekeringnemer kan voorbehouden voor het geval hij tot schadeloosstelling zou moeten overgaan terwijl hij volgens de wet of de overeenkomst zijn verplichting tegenover de verzekerde niet gestand zou behoeven te doen. Een recht van verhaal kan ook worden bedongen tegen een andere verzekerde dan de verzekeringnemer, voor hèt gevàl dat deze verzekerde de verplichtingen dié voor hem uit zijn hoedanigheid van begunstigde der overeenkomst voortvloeien, niet nakomt. Artikel 12 Ditartikel bepaalt dat elk feit dat beëindiging of schorsing van de verzekering tot gevolg zou kunnen hebben, door de verzekeraar ter kennis dient te worden gebracht van de administratieve instantie die te dien einde bevoegd zal worden verklaard. Beëindiging van de verzekering kan door de verzekeraar slechts tegen de benadeelde worden ingeroepen na verloop van een termijn van zestien dagen, te rekenen vanaf de datum der kennisgeving. De bedoeling van deze termijn is de bevoegde instantie in de gelegenheid te stellen alle maatregelen te treffen ton einde de gebruiker van het motorrijtuig te beletten daarvan verder gebruik te maken. Op grond van de tekst kan elk der drie regeringen de procedure der kennisgeving zelf regelen. Op de verplichting tot kennisgeving van het feit, dat beëindiging van de overeenkomst tot gevolg heeft, worden twee uitzonderingen gemaakt. De eerste betreft het geval waarbij een verzekeringsovereenkomst in de plaats treedt van een andere. Daar de belangen van het slachtoffer door het afsluiten van een nieuwe polis volledig zijn gedekt, leek het gewenst de eerste verzekeraar van rechtswege van zijn verplichtingen te ontslaan, zonder dat daarvoor formele vereisten worden gesteld. 38
/
De tweede uitzondering betreft motorrijtuigen die zich gewoonlijk in het buitenland bevinden. Men was van mening, dat verplichte kennisgeving van de beëindiging van een bij. een erkende verzekeraar op het grondgebied van een der Verdragsluitende Staten afgeskten verzekeringsovereenkomst grote administratieve beslommeringen met zich mede zou brengen en zonder praktisch nut zou zijn wanneer het motorrijtuigen betreft die zich gewoonlijk op een ander grondgebied bevinden. Wel dient echter in dat geval de waarborg ten gunste van de benadeelde gedurende de zestien dagen, volgende op de beëindiging van deze overeenkomsten gehandhaafd te blijven. Artikel 13 De bepalingen van de bijlage zijn, behalve voor zover uit de tekst het tegendeel blijkt, van dwingend recht, zodat partijen er niet van kunnen afwijken. Bedingen in een verzekeringspolis, die ten doel mochten hebben de rechten van dezen te beknotten, kunnen aan benadeelden niet worden tegengeworpen. Opgemerkt wordt dat het onderhavige artikel de verzekeraar geenszins belet zich een verhaalsrecht voor te behouden tegen de verzekeringnemer en tegen de verzekerden die geen verzekeringnemer zijn, voor het geval dezen in gebreke zijn hun verplichtingen tegenover hem na te komen. Dit recht wordt de verzekeraar trouwens uitdrukkelijk toegekend in artikel 11, par. 2 (zie de toelichting op dat artikel).
III. PROTOCOL VAN ONDERTEKENING Het Protocol van Ondertekening bepaalt, dat vanaf de dag van het in werking treden der Overeenkomst de Verdragsluitende Staten ervan afzien aan de binnengrenzen van Benelux controle uit te oefenen op de verzekering van alle motorrijtuigen. De motorrijtuigen die in het Beneluxgebied binnenkomen worden op het bestaan van een verzekering, die aan de eisen van de Overeenkomst voldoet, slechts aan de buitengrenzen gecontroleërd. Elke Verdragsluitende Staat controleert echter bij de toelating van het nationale Bureau of dit daadwerkelijk de schadeloosstelling op zich neemt van de personen die benadeeld zijn door motorrijtuigen die gewoonlijk gestald zijn op het grondgebied van een der andere Verdragsluitende Staten, zulks ingevolge de met de beide andere Bureaus getroffen regelingen. Deze regelingen moeten bepalen dat, wanneer vaststaat dat het betrokken motorrijtuig gestald wordt in een der andere Beneluxlanden, de drie Bureaus optreden,
mercial néerlandais, article 251). Ceci résulte, au surplus, de l'article 12.
Le lésé aura droit à la réparation du dommage, dès que le fait dommageable rentrera dans le cadre du contrat. L'assureur ne pourra décliner sa garantie que si le fait est étranger au risque assuré, p.ex. si un assuré a causé un accident avec une voiture non couverte par l'assurance ou si la personne lésée se trouve exclue du bénéfice de l'assurance, par application de l'article 4.
Il est, déclaré formellement que l'assureur pourra se réserver un droit de recours contre le preneur, pour le cas où il serait tenu d'intervenir alors que d'après la loi ou le contrat, il pourrait refuser sa garantie. Un droit de recours peut également être stipulé contre l'assuré autre que le preneur, pour le cas où cet assuré n'accomplirait pas les obligations qui découlent pour lui de sa qualité de bénéficiaire de la garantie du contrat.
Article 12 Cet article précise que tout fait quelconque d'où résulte la cessation ou la suspension de la garantie doit être porté par l'assureur à la connaissance de l'instance administrative qui sera déclarée compétente à cet effet. La cessation de garantie ne pourra être invoquée par lui contre le lésé qu'à l'expiration d'un délai de seize jours suivant la date de la notification. Ce délai doit permettre à l'autorité compétente de prendre toutes mesures en vue d'empêcher le détenteur du véhicule, de continuer à faire usage de celui-ci. Le texte permet à chacun des trois Gouvernements de déterminer la procédure de notification.
D'autre part, deux dérogations à l'obligation de notifier le fait qui met fin au contrat sont prévues. La première concerne le cas où un contrat d'assurance succède à un autre contrat. Les intérêts de la victime étant pleinement sauvegardés par la conclusion d'une nouvelle police, il a semblé indiqué de décharger de la garantie le premier assureur, de plein droit et sans formalités.
La deuxième dérogation concerne les véhicules qui ont leur stationnement habituel à l'étranger. On a estimé que l'obligation de notifier la cessation d'un contrat d'assurance, conclu auprès d'un assureur agréé dans le territoire d'un des Etats Contractants, constituait une charge administrative excessive et sans portée pratique lorsqu'il s'agissait de véhicules ayant leur stationnement habituel sur un autre territoire. Il y a toutefois lieu, en pareil cas, de maintenir la garantie en faveur de la personne lésée pendant les seize jours qui suivent l'expiration de ces contrats.
Article 13 Les dispositions annexées, sauf exception résultant du texte même, s'imposent aux parties qui ne peuvent y déroger. Les clauses d'une police d'assurance qui tendraient à restreindre les droits des personnes lésées ne pourraient être opposées à celles-ci. Il y a lieu de noter que le présent article n'empêche nullement l'assureur de se réserver un droit de recours contre le preneur et même contre les assurés autre que le preneur, en défaut de remplir leurs obligations à son égard : ce droit lui est d'ailleurs formellement reconnu par l'article 11, paragraphe 2 (voir le commentaire de cet article).
III. PROTOCOLE DE SIGNATURE Le Protocole de signature souligne qu'à partir de la date de l'entrée en vigueur de la Convention, les Etats contractants renoncent à exercer, aux frontières internes du Benelux, le contrôle de 'l'assurance de tous les véhicules automoteurs. Les véhicules entrant dans le territoire du Benelux ne sont controlés qu'à la frontière extérieure quant à l'existence d'une assurance conforme à celle exigée par la Convention. D'autre part, chaque Etat contractant contrôle, à l'occasion de l'agréation du Bureau national, si celui-ci assume effectivement l'indemnisation des personnes lésées par les véhicules stationnés habituellement sur le territoire d'un des deux autres Etats contractants, et ce, suite à des accords intervenus avec les deux autres Bureaux. Les accords devront prévoir que les trois Bureaux interviennent même si l'obligation d'assurance n'a pas été respectée, chaque fois qu'il est établi que le véhicule automoteur en cause est station-
39
zelfs als de verplichting tot verzekering niet is nagekomen. Het Bureau dat de schade heeft geregeld ontvangt van de door hem uitgegeven bedragen terugbetaling van het Bureau van het land, waar het motorrijtuig gewoonlijk gestald wordt.
VAN HET BENELUXGERECHTSHOF
IV. BEVOEGDHEID
Het ligt in de bedoeling van de regeringen de rechtsmacht van het Benelux-Gerechtshof met betrekking tot de uitleg van de onderhavige Overeenkomst, de Gemeenschappelijke Bepalingen en het Protocol van Ondertekening nader vast te stellen bij een Aanvullend Protocol, dat t.z.t. aan de goedkeuring der nationale parlementen zal worden onderworpen. Het spreekt vanzelf dat die attributie van. rechtsmacht pas in werking zal kunnen treden nadat het Benelux-Gerechtshof zal zijn ingesteld.
40
né habituellement dans un des autres pays du Benelux. Le Bureau qui a réglé le dommage est remboursé de ses débours par le Bureau du pays où le véhicule est stationné habituellement.
IV. COMPETENCE DE LA COUR DE JUSTICE BENELUX Les gouvernements ont l'intention de déterminer la compétence de la Cour de Justice Benelux en ce qui concerne l'interprétation de la Convëntion, des Dispositions communes et du Protocole de signature par un Protocole additionnel, qui sera soumis en temps opportun à l'approbation des parlements nati dnaux. Il va de soi que cette attribution de compétence ne pourra avoir d'effet qu'après l'institution de ladite Cour.
WIJZIGINGSBLADEN van reeds vroeger verschenen afleveringen der Basisteksten
FEUILLETS MODIFIES des suppléments aux Textes de base parus antérieurement
INSTITUTIONS
TRAITÉ BENELUX
14 Article 31
(Voir Circulation de personnes, p. 3 (art. 1), Décisions ministérielles, P. 12, 49, 50, 74).
•
Le Comité de Ministres fixe les compétences des Commissions et des Commissions spéciales. Il peut instituer de nouvelles Commissions et Commissions spéciales. Il peut supprimer les Commissions spéciales ainsi instituées. Article 32
(Voir Décisions ministérielles, p. 12, 74). 1. Le Comité de Ministres détermine le mode suivant lequel chacune des Commissions et des Commissions spéciales est composée. 2. Chaque Gouvernement désigne ses délégués conformément aux dispositions à prendre par le Comité de Ministres en application de l'alinéa 1 du présent article. 3. Les Commissions et les Commissions spéciales établissent leur règlement d'ordre intérieur et le soumettent à l'approbation du Conseil de l'Union économique. CHAPITRE 5 Du Secrétariat général Article 33 Le siège du Secrétariat général est fixé à Bruxelles.
•
Article 34
(Voir Décisions ministérielles, p. 7 (art. 18), 59 (art. 1), 60 (art. 2). 1. La direction du Secrétariat général est confiée à un Secrétaire général de nationalité néerlandaise. 2. Le Secrétaire général est assisté d'un Secrétaire général adjoint de nationalité belge et d'un Secrétaire général adjoint de nationalité luxembourgeoise. 3. Le Comité de Ministres nomme et révoque le Secrétaire général et les Secrétaires généraux adjoints, n fixe, après avis du Conseil de l'Union économique en formation restreinte, les barèmes de leurs traitement, pension et indemnités, ainsi que toutes conditions dans lesquelles ils doivent accomplir leurs fonctions (voir Décisions
ministérielles, p. 9, 10, 11, 59 (art. 1), 60 (art. 2), 150, 161, 162). Article 35
(Voir Décisions ministérielles, p. 7 (art. 18), 59 (art. 1), 60 (art. 2). 1. Les membres du personnel sont de nationalité belge, luxembourgeoise ou néerlandaise. Benelux, 1 2me supplément
INSTELLINGEN
BENELUX VERDRAG
1i1 2. De Secretaris-Generaal benoemt en ontslaat de leden van het personeel van het Secretariaat-Generaal overeenkomstig het statuut, voorzien in lid 3 van dit artikel. 3. Het personeelsstatuut, de personeelsformatie, de schalen van de salarissen, pensioenen en toelagen, alsmede de andere arbeidsvoorwaarden worden vastgesteld door het Comité van Ministers op voorstel van de Secretaris-Generaal en na advies van de Raad van de Economische Unie in beperkte samenstelling (zie Ministeriële
Beschikkingen, blz. 59 (art. 1), 60 (art. 2), 234).
ID Artikel 36 1. De Secretaris-Generaal verzorgt het secretariaat van het Comité van Ministers, de Raad van de Economische Unie, de Commissies en de Bijzondere Commissies en van de eventuele ondergeschikte organen,; hij heeft tot taak op administratief gebied de werkzaamheden van deze instellingen te coördineren, in voorkomende gevallen de noodzakelijke verbindingen tot stand te brengen en alle voorstellen te doen welke nuttig zijn voor de uitvoering van dit Verdrag, met inachtneming van de bevoegdheid van de andere instellingen van de Unie. De diensten van de griffie van het College van Scheidsrechters worden verzorgd door de Secretaris-Generaal. 2. Het Comité van Ministers kan aan de Secretaris-Generaal andere taken opdragen. Artikel 37
(Zie Ministeriële Beschikkingen,
blz. 7 (art. 18)). 1. De Secretaris-Generaal stelt de jaarlijkse ontwerp-begroting van de instellingen van de Unie op en legt haar met begeleidend advies van de Raad van de Economische Unie aan het Comité van Ministers voor.
2. De Hoge Verdragsluitende Partijen regelen bij overeenkomst a) het toezicht op de uitvoering der begrotingen; b) het afsluiten van de rekeningen c) het toekennen van de noodzakelijke voorschotten d) de verdeling tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen van het nadelig saldo tussen uitgaven en ontvangsten.
(Zie Overeenkomst van 14.1.1964: Begroting van de Unie) 3. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de Raadgevende Interparlementaire Raad en de Economische en Sociale Raad van Advies. Artikel 38 De archieven van het Secretariaat-Generaal zijn onschendbaar. Benelux, 1 2de aanvulling
INSTITUTIONS
TRAITÉ BENELUX
15 2. Le Secrétaire général nomme et révoque les membres du personnel du Secrétariat général, conformément au statut prévu â l'alinéa 3 du présent article. 3. Le statut du personnel, le cadre organique, les barèmes des traitements, pensions et indemnités, ainsi que toutes conditions dans lesquelles les membres du personnel doivent accomplir leurs fonctions sont fixés par le Comité de Ministres sur proposition du Secrétaire général et après avis du Conseil de l'Union économique en formation restreinte (voir Décisions ministérielles, p. 59 (art. 1).
60 (art. 2), 234). Article 36 1. Le Secrétaire général assure le secrétariat du Comité de Ministres, du Conseil de l'Union économique, des Commissions et des Commissions spéciales, et des organismes subordonnés éventuels il est chargé de coordonner dans le domaine administratif l'activité de ces institutions, d'établir, le cas échéant, les liaisons nécessaires et de faire toutes suggestions utiles à l'exécution du présent Traité, compte tenu de la compétence des autres institutions de l'Union. Les services du greffe du Collège arbitral sont assurés par le Secrétaire général. ;
2. Le Comité de Ministres peut assigner d'autres tâches au Secrétaire général. Article 37
(Voir Décisions ministérielles, p. 7 (art. 18)).
-
1. Le Secrétaire Général élabore le projet de budget annuel des institutions de l'Union et le soumet à l'approbation du Comité de Ministres avec l'avis du Conseil de l'Union économique.
le
2. Par convention, les Hautes Parties Contractantes règlent a) le contrôle de l'exécution des budgets b) l'arrêt des comptes e) l'octroi des avances nécessaires d) la répartition entre les Hautes Parties Contractantes de l'excédent des dépenses sur les recettes.
(Voir Convention du 1.1.1964
:
Budget de l'Union).
3. Les dispositions du présent article ne sont applicables ni au Conseil consultatif interparlementaire, ni au Conseil consultatif économique et social. Article 38 Les archives du Secrétariat général sont inviolables. Benelux, 1 2me supplément
INSTELLINGEN
BENELUX VERDRAG
16 Artikel 39
(Zie Ministeriële Beschikkingen, bis. 7 (art. 18) De Secretaris-Generaal geniet in België de voorrechten en immuniteiten overeenkomende met die welke worden toegekend aan een in dat land geaccrediteerd hoofd van een diplomatieke missie. De gerechtelijke immuniteit kan in voorkomende gevallen door het Comité van Ministers worden opgeheven.
HOOFDSTUK 6 Van de Gemeenschappelijke Diensten Artikel 40 Het Comité van Ministers kan de voor de werking van de Unie wenselijke Gemeenschappelijke Diensten instellen het bepaalt de bevoegdheden, de organisatie en de werkwijze van deze Diensten.
HOOFDSTUK 7 Van het College van Scheidsrechters Artikel 41 Het College van Scheidsrechters heeft tot taak de beslechting van geschillen die tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen zouden kunnen rijzen met betrekking tot de toepassing van dit Verdrag en van de overeenkomsten welke betrekking hebben op de doelstelling van dit Verdrag. Artikel 42 1. Het College van Scheidsrechters is samengesteld uit afdelingen naar gelang van de verschillende soorten van geschillen. 2. Voor iedere afdeling wijst ieder der Hoge Verdragsluitende Partijen een nationale scheidsrechter en een plaatsvervangende nationale scheidsrechter aan. 3. Voor ieder geschil bestaat de afdeling uit de nation ale scheidsrechter van ieder der beide partijen bij het geschil alsmede een persoon die bij toerbeurt wordt aangewezen uit een door het Comité van Ministers vastgestelde lijst. Deze persoon bekleedt het voorzitterschap van de afdeling. Artikel 43 Indien de Voorzitter van oordeel is dat het belang der tijdens de behandeling van het geschil gerezen rechtsvragen zulks gewenst doet zijn, kan hij, hetzij uit eigen beweging, hetzij op verzoek van een der partijen, beslissen dat de afdeling zal worden aangevuld met twee
Benelux , 1 2de aanvulling
Ie
.
LIJST A
LISTE A
LIJST A
44 LIJST A *) Tariefnummer
I
Omschrijving
ex 01 02 A II
Levende runderen, huisdieren, andere dan fokdieren van zuiver ras, behalve ossen en jonge ossen
01 03 A II
Levende varkens, huisdieren, andere dan fokdieren van zuiver ras .
ex 02 01 A II
Vlees van runderen, bedoeld bij post 01 02 A, vers of gekoeld
ex 02 01 A III a
Vlees van varkens, bedoeld bij post 01 03 A, vers of gekoeld, behalve doorregen spek
ex 02 01 B II b
Eetbare slachtafvallen van runderen en varkens, bedoeld bij post 01 02 A en 01 03 A, vers of gekoeld
ex 02 01 A Illa
Doorregen spek, vers, gekoeld of bevroren
02 05 A ex 02 06 B ) ex 02 06 C )
Spek (met uitzondering van doorregen spek), vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt Vlees en eetbare slachtafvallen van runderen en varkens, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt
04 01
Melk en room, vers, niet ingedikt, zonder
04 02 A I
Melk. en room, verduurzaamd, ingedikt, vloeibaar of in pastavorm, zonder toe-
toegevoegde suiker
04 03 04 05 A I a ) 04 05 A II a ) 07 01 A II a, b
gevoegde suiker Boter Vogeleieren in de schaal: van pluimvee Nieuwe aardappelen (primeurs), van 1 jaunari t/m 25 mei, vers of gekoeld
*) Deze lijst A vervangt de aan de Overgangsovereenkomst gehechte lijst A en is vastgesteld bij Beschikking M(61) 3 van 15 mei 1961. (zie Ministeriele Beschikkingen, blz. 77) Benelux, 1 2de aanvulling
.
LISTE A
44
LISTE A*)
1
N° du tarif
Dénomination des marchandises
ex 01 02 A II
Animaux vivants de l'espèce bovine domestique, autres que les reproducteurs de race pure, sauf boeufs et bouvillons
01 03 A II
Animaux vivants de l'espèce porcine domestique, autres que les reproducteurs de race pure
ex 02 01 A II
Viandes de l'espèce bovine reprises au n° 01 02 A, fraîches ou réfrigérées
ex 02 01 A III a
Viandes de l'espèce porcine reprises au n° 01 03 A, fraîches ou réfrigérées, sauf le lard entrelardé
ex 02 01 B Eb
Abats comestibles des animaux des espèces bovine et porcin reprises au n° 01 02 A et 01 03 A, frais ou réfrigérés
ex 02 01 A III a
Lard contenant des parties maigres (entre-lardé), frais réfrigéré ou congelé
02 05 A
ex 02 06 B ex 02 06 C
Lard (à l'excluskrn du lard entrelardé), frais, réfrigéré, congelé, salé ou en saumure, séché ou fumé Viandes et abats comestibles des espèces bovine et porcine, salés ou en saumure, séchés, fumés
) )
04 01
Lait et crème de lait, frais, non concentrés ni sucrés Lait et crème de lait, conservés, concentrés, à l'état liquide ou pâteux, sans addition de sucre
04 02 A I
04 03 04 05 A I a 04 05 A II a
Beurre ) )
07 01 A II a, b
OEufs d'oiseaux en coquille oeufs de volailes de basse-cour Pommes de terre hâtives (primeurs) présentées du ier janvier au 25 mai inclus, à l'état frais ou réfrigéré :
*) Cette liste A remplace la liste A annexée à la Convention transitoire et a été fixée par Décision M (61) 3 du 15 mai 1961 (voir Décisions ministérielles, p. 77) Benelux, 1 2me supplément
LIJST A
45 LIJST A Tariefnummer
07 01 A III
I
1
Omschrijving
Andere aardappelen, vers of gekoeld
07 01 B I 07 01 B lia
Bloemkool, vers of gekoeld Rode en witte kool, vers of gekoeld
07 01 D I 0701Fl 07 01 F ri
Kropsla, vers of gekoeld Erwten, vers of gekoeld Snijbonen en slabonen (princessebonen), vers of gekoeld
07 01 G U al, bi ex 07 01 H 07 01 M
Wortelen, vers of gekoeld Uien, vers of gekoeld Tomaten, vers of gekoeld
ex 07 02
Bloemkool, erwten, snijbonen en slabonen (princessebonen), wortelen, uien, tomaten, bevroren
08 04 A
Druiven, vers of gekoeld
08 06 A, B
Appelen en peren, vers of gekoeld
08 07 C
Kersen, vers of gekoeld
08 07 D
Pruimen, vers of gekoeld
08 08 A
Aardbeien, vers of gekoeld
ex 08 10
Kersen, pruimen en aardbeien, bevroren, zonder toegevoegde suiker
12 04 A
Suikerbieten, ook indien gesneden, vers, gedroogd of in poeder
ex 16 02 A U) ex 16 02 B II)
Vlees en eetbare slachtafvallen van runderen en varkens, eenvoudig bereid, niet luchtdicht verpakt
Benelux,
1 2de aanvulling
i•
LIJST B
LISTE B
1•
LIJST B
47
LIJST B *) Omschrijving
Tariefpost
Land dat een bijzonder regime toepast, met vermelding van de beweegredenen (1) en de maatregelen (2)
01 01 A II s ex 01 01 A III
Slachtveulens Andere veulens
België en Luxemburg
(1) Bescherming van de paardenproduktie (2) Reglementering van de invoer
ex 02 01 A I
Vlees van paarden, bedoeld bij post 01 01 A, vers of gekoeld
België en Luxemburg
(1) Valorisatie van het paardevlees (2) Reglementering van de invoer
ex 02 01 B I
Eetbare slachtafvallen van paarden, bedoeld bij post 01 01 A, vers of gekoeld
België en Luxemburg
(1) Valorisatie van het paardevlees (2) Reglementering van de invoer
02 06 A
Paardevlees, gezouten, gepekeld of gedroogd
België en Luxemburg
(1) Valorisatie van het paardevlees (2) Reglementering van de invoer
ex 04 02 A I
Melk en room, verduurzaamd, ingedikt, vloeibaar of in pastavorm, zonder toegevoegde suiker, in blik
België en
Luxemburg
(1) Valorisatie van de melk (2) Reglementering van de invoer
06 03 A
Afgesneden bloemen en knoppen voor bloemstukken of voor versiering vers
België en Luxemburg
(1) Valorisatie van de snijbloemen (2) Bij uitvoer van Nederland naar de B.L.E.U. inning van een specifieke degressieve heffing, zulks ingevolge de beschikking van het Comité van Ministers d.d. 15 mei 1961
ex 10 01
Tarwe en mengkoren (tarwe, gemengd met rogge) met uitzondering van stamzaad voor België en kwekerszaad voor Nederland
Nederland en België
(1) Valorisatie van de tarwe (2) Reglementering van in- en uitvoer
ex 10 02
Zaairogge, met uitzondering van stamzaad
Nederland en België
(1) Verschillen in de werkmethoden van de Nederlandse en de Belgische keuringsdienst voor zaaizaden (2) Reglementering van in- en uitvoer
ex 10 03
Zaaigerst, met uitzondering van stamzaad
Nederland, België en Luxemburg
(1) Verschillen in de werkmethoden van de Nederlandse en de Belgische keurings dienst voor zaaizaden (2) Reglementering van in- en uitvoer
ex 10 04
Zaaihaver, met uitzondering van stamzaad
Nederland, België en Luxemburg
(1) Verschillen in de werkmethoden van de Nederlandse en de Belgische keurings dienst voor zaaizaden (2) Reglementering van in- en uitvoer
) Deze lijst B vervangt de aan de Overgangsovereenkomst gehechte lijst B en is vastgesteld bij Beschikking M (61) 3 van 15 mei 1961. (Zie Ministeriële Beschikkingen, blz. 77). Benelux, 1 2de aanvulling
LISTE B
47 LISTE B *) Position tarifaire
Pays appliquant un régime spécial avec les motifs (1) et les mesures (2)
01 01 A II a ex 01 01 A III
Poulains destinés à l'abattage Autres poulains
Belgiqüe et Luxembourg
(1) Protection de la production chevaline (2) Réglementation des importations
ex 02 01 A I
Viandes de l'espèce chevaline reprise au W 01 01 A, fraîches ou réfrigérées
Belgique et Luxembourg
(1) Valorisation de la viande chevaline (2) Réglementation des importations
ex 02 O1BI
Abats comestibles d'animaux de l'espèce chevaline reprise au n° 01 01 A, frais ou réfrigérés
Belgique et Luxembourg
(1) Valorisation de la viande chevaline (2) Réglementation des importations
02 06 A
Viandes de cheval, salées ou en saumure ou bien séchées
Belgique et Luxembourg
(1) Valorisation de la viande chevaline (2) Réglementation des importations
ex 04 02 A I
Lait et crème de lait, conservés, concentrés, à l'état liquide ou pâteux, sans addition de sucre, en boîtes
Belgique et Luxembourg
(1) Valorisation du lait (2) Réglementation des importations
Fleurs et boutons de fleurs, coupés pour bouquets ou pour ornements, frais
Belgique et Luxembourg
(1) Valorisation des fleurs coupées (2) Lors de l'exportation des Pays-Bas vers l'IJ.E.B.L., perception d'une heffing spécifique dégressive suivant une décision du Comité de Ministres en date du 15 mai 1961
ex 10 01
Froment et méteil (froment mélangé de seigle) à l'exception des semences d'élite belges et néerlandaises
Pays-Bas et Belgique
(1) Valorisation du froment (2) Réglementation des importations
ex 10 02
Seigle à ensemencer, sauf semence d'élite
Pays-Bas et Belgique
(1) Des divergences de la méthode de travail entre les services de contrôle néerlandais et belge des semences sélectionnées (2) Réglementation dès exportations et des importations
ex 10 03
Orge à ensemencer, sauf semence d'élite
Pays-Bas et Belgique et Luxembourg
(1) Des divergences de la méthode de travail entre les services de contrôle néerlandais et belge des semences sélectionnées (2) Réglementation des exportations et des importations
ex 10 04
Avoine à ensemencer, sauf semence d'élite
Pays-Bas et Belgique et Luxembourg
(1) Des divergences de la méthode de travail entre les services de contrôle néerlandais et belge des semences sélectionnées (2) Réglementation des exportations et des importations
0603A
.
Dénomination des marc . h . andiseà
*) Cette liste B remplace la liste B annexée à la Convention tr nsitoire et a ét é fixée par Décision M (61) 3 du 15 mai 1981. (Voir Décisions ministérielles, p. 77). Benelux, 1 2me supplément
LIJST B
48 LIJST B Omschrijving
Tariefpost
I
Land dat een bijzonder regime toepast, met vermelding van de beweegredenen (1) en de maatregelen (2)
11 01 A I
Meel van tarwe
Nederland en België
(1) Valorisatie van de tarwe (2) Reglementering van de invoer
11 02 A I
Grutten, gries, griesmeel van tarwe en gepelde, geparelde, gebroken of geplette (vlokken daaronder begrepen) tarwe
Nederland en België
(1) Valorisatie van de tarwe (2) Reglementering van de invoer
ex 12 01 F
Lijnzaad, ander dan zaailijnzaad
Bel gi ë en
(1) Nederland verleende dispariteitstoeslag bij de verwerking van olie- of vethoudende grondstoffen door de olieslagerijen (2) Reglementering van de invoer
ex 15 01 A
Reuzel en ander geperst of gesmolten varkensvet; genationaliseerd en/of geraffineerd
België en Luxemburg
(1) Valorisatie van het varkensvlees (2) Reglementering van de invoer, met uitzondering van gesmolten reuzel afkomstig van varkens, welke vÔér en na de slachting in één der Beneluxlanden zijn goedgekeurd
15 07 (behalve A, B II a, b)
Plantaardige vette oliën, vloeibaar of vast, ruw, gezuiverd of geraffineerd, behalve houtolie, olijfolie en palmolie
Bel gi ë en Luxemburg
(1) In Nederland verleende dispariteitstoeslag bij de verwerking van olie- of vethoudende grondstoffen door de olie-
.
Luxemburg
slagerijen (2) Binnenlandse steunmaatregelen, eventueel speciale taks op invoer uit Nederland
ex 15 12
15 13 ex 15 13 ex 16 02 A II Bil
(1) In Nederland verleende dispariteitstoeslag bij de verwerking van olie- of vethoudende grondstoffen door de olie-
Gehydrogeneerde plantaardige vetten en oliën, ook indien gezuiverd doch niet verder bereid, behalve deze voortkomende van houtolie, olijfolie en palmolie
Bel gi ë en Luxemburg
Margarine, kunstreuzel en andere bereide spi jsvetten
Bel gi ë en Luxemburg
(1) Valorisatie van de boter. Eventuele contingentering van de margarineproduktie (2) Reglementering van de invoer
Mélange
Nederland
(1) Produktieverbod, behoudens ontheffing (2) Reglementering van de uitvoer
Vlees en eetbare slachtafvallen van paarden bedoeld bij post 01 01 A, eenvoudig bereid, niet luchtdicht verpakt
België en Luxemburg
(1) Valorisatie van het paardevlees (2) Reglementering van de invoer
Benelux, 1 2de aanvulling
slagerijen (2) Binnenlandse steunmaatregelen, eventueel speciale taks op invoer uit Nederland
LISTE B
-
50
LISTE B Position tarifaire
•
Dénomination des marchandises
04 02 B
Lait et crème de lait, conservés, concentrés, avec addition de sucre
04 05 B I b
Œufs dépourvus de leur coquille; jaunes d'oeufs propres aux usages alimentaires, avec addition de sucre
ex 17 02 D, E, F
Miel artificiel, sirops, sucres caramélisés et sucre interverti
:
17 04
Sucreries sans cacao
17 05
Sucres, sirops et mélasses aromatisés ou additionnés de colorants (y compris le sucre vanillé ou vanilliné), à l'exception des jus de fruits additionnés de sucre en toutes proportions
ex 18 06
Chocolat et autres préparations alimentaires contenant di cacao, avec addition de sucre Préparations pour l'alimentation des enfants ou pour usages diététiques ou culinaires, à base de farines, fécules ou extraits de malt, même additionnés de cacao dans une proportion inférieure à 50 p.c. en poids, avec addition de sucre
ex 19 02
•
annexe
:
ex 19 08
Produits de la boulangerie fine, de la pâtisserie et de la biscuiterie, même additionnés de cacao en toutes proportions avec addition de sucre
20 03
Fruits à l'état congelé, additionnés de sucre
20 04
Fruits, écorces de fruits, plantes et parties de plantes, confits au sucre (égouttés, glacés ou cristallisés)
20 05 B
ex 20 06 B ex 20 07
21 07 B I
-
Purées et pâtes de fruits, confitures, gelées, marmelades obtenues par cuisson: avec addition de sucre Fruits autrement préparés ou conservés avec addition de sucre
:
:
Jus de fruits (y compris les moûts de raisins) ou de légumes, non .fermentés, sans addition d'alcool avec addition de sucre
:
Préparations alimentaires non dénommées ni comprises ailleurs avec addition de sucre
Benelux, 12me supplément
LIJST B 51
LIJST B - toevoegsel *) Omschrijving
Tariefpost 04.01
Melk en room, vers, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker
04.02A_I
Melk en room, verduurzaamd, ingedikt, zonder toegevoegde suiker, vloeibaar of in pastavorm
04.03
Land dat d (1) Onvoldoende harmonisatie van het landbouwbeleid in de drie landen (2) Invoervergunningen worden alleen verstrekt aan de Handelsdienst voor Ravitaillering
België
Boter
ex 16.01-B ex 16.02-B-II
Paardevlees-bevattende vleeswaren
Nederland
(1) Waarborging van de samenstelling van vleeswaren (2) Reglementering van de invoer
06.01-B ex 06.02-C 06.03-A 06.04-A-U
Bloemkwekerijprodukten, inclusief snijgroen en vaste planten
Nederland
(1) Valorisatie van bloemkwekerijprodukten (2) Minimum exportprijzen
ex 06.01-A
Bollen in rusttoestand, van hyacinten, tulpen en narcissen in kleinverpakking
Nederland
Boomkwekerijprodukten
Nederland
(1) Valorisatie van boomkwekerijproduk ten (2) Minimum exportprijzen
Boter
Nederland
(1) Beteugeling van de sluikhandel naar de B.L.E.U. (2) Verpakkingsvoorschriften
Landbouwprodukten en voedingsmiddelen, herkomstig van of bestemd voor derde landen, met uitzondering van de produkten, opgenomen in de Bijlagen UI en IV bij de Beschikking van het Comité van Ministers d.d. 21 januari 1963, M(63) 1.
België Luxemburg Nederland
(1) Onvoldoende harmonisatie van het landbouwbeleid in de drie landen (2) Reglementering van de in- en uitvoer
ex 06.02-C
04.03
.
1
(1) Op verzoek van de B.L,E.U. (2) Minimum exportprijzen
*) Toegevoegd aan lijst B bij Beschikking M (63) 2 van 21 januari 1963. (zie Ministeriële Beschikkingen, blz. 209) Benelu,r , 1 2de aanvulling
n
LISTE B
51 LISTE B Position tarifaire
lu
-
Dénomination nomina ion
04.01
Lait et crème de lait, frais, non concentrés ni sucrés
04.02-AI
Lait et crème de lait, conservés, concensans addition de sucre, à l'état liquide ou pâteux ou
04.03
Beurre
complément *) Pays appliquant un régime spécial, avec les motifs (1) et les mesures (2) (1) Harmonisation insuffisante des politiques agricoles dans les trois pays Belgique
(2) Les licences d'importation ne sont accordées qu'à l'Office commercial du Ravitaillement
ex 16.01-B ex 16.02-B-II
Préparations de viandes contenant de la viande chevaline
Pays-Bas
(1) Garantie de la composition des préparations de viandes (2) Réglementation des importations
06.01-B ex 06.02-C 06.03-A 06.04-A-II
Produits de la floriculture, y compris la verdure coupée et les plantes vivaces
Pays-Bas
(1) Valorisation des produits de la floriculture (2) Prix minima à l'exportation
ex 06.01-A
Bulbes en repos végétatif, de jacinthes, tulipes et narcisses, conditionnés pour la vente au détail
Pays-Bas
(1) A la demande de l'U.E.B.L. (2) Prix minima à l'exportation
ex 06.02-C
Produits de pépinières
Pays-Bas
(1) Valorisation des produits de pépinières (2) Prix minima à l'exportation
Beurre
Pays-Bas
(1) Répression de la fraude vers l'U.E.B.L. (2) Prescriptions en matière d'emballage
Belgique Luxembourg Pays-Bas
(1) Harmonisation insuffisante des politiques agricoles dans les trois pays (2) Réglementation des importations et des exportations
04.03
Produits agricoles et alimentaires en provenance de ou à destination de pays tiers, à l'exception des produits repris aux Annexes III et IV de la Décision du Comité de Ministres du 21 janvier 1963, M(63) 1.
)
La liste B a été complétée par Décision M (63) 2 du 21 janvier 1963. (voir Décisions ministérielles,
p. 209)
Benelux, 12mo supplément
.
LIJST C
LISTE C
0
LIJST C
52 LIJST C *) Tariefnummer
I
Omschrijving der produkten
01 02 A
Levende runderen, huisdieren
01 03 A
Levende varkens, huisdieren
ex 02 01 A II 02 01 A UI a
02 01 B II a 02 01 B II b 02 05 A
ex 02 06 B ex 02 06 C 04 01 04 02 A 04 03 04 05 A I a
Vlees van runderen, bedoeld bij post 01 02 A, vers, gekoeld of bevroren Vlees van varkens, huisdieren, bedoeld bij post 01 03 A (doorregen spek daaronder begrepen), vers, gekoeld of bevroren Bevroren tongen van rundvee bevroren tongen en nieren van varkens ;
Andere slachtafvallen van rundvee en varkens, vers, gekoeld of bevroren Spek (met uitzondering van doorregen spek), vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt Vlees en eetbare slachtafvallen van varkens, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt, met uitzondering van vleesmeel Vlees en eetbare slachtafvallen van runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd en gerookt, met uitzondering van vleesmeel Melk, room, vers niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker Melk en room, verduurzaamd, ingedikt, zonder toegevoegde suiker Boter Vogeleieren in de schaal van pluimvee, vers of verduurzaamd, van 16 februari tot 31 augustus
*) Deze lijst C vervangt de aan de Overgangsovereenkomst
gehechte lijst C en is vastgesteld bij Beschikking M(61) 3 van 15 mei 1961. (zie Ministeriële Beschikkingen, blz. 77)
Benelux , 1 2de aanvulling
.
LISTE C
52
LISTE C *) No du tarif
la
1
Dénomination des marchandises
01 02 A
Animaux vivants domestique
de
l'espèce
bovine
01 03 A
Animaux vivants domestique
de l'espèce
porcine
ex 02 01 A II
-
Viandes de l'espèce bovine reprises au n° 01 02 A, fraîches, réfrigérées ou congelées
02 01 A III a
Viandes de l'espèce porcine domestique reprises au n° 01 03 A, y compris le lard contenant des parties maigres (entrelardés), fraîches, réfrigérées ou congelées
02 01 B II a
Langues congelées d'animaux de l'espèce bovine langues et rognons congelés d'animaux de l'espèce porcine ;
02 01 B II b
Autres abats des espèces bovine et porcine frais, réfrigérés ou congelés
02 05 A
Lard, à l'exclusion du lard contenant des parties maigres (entrelardé), frais, réfrigéré, congelé, salé ou en saumure, séché ou fumé
ex 02 06 B
Viandes et abats comestibles de l'espèce porcine, salés ou en saumure, séchés ou fumés, à l'exclusion des farines
ex 02 06 C
Viandes et abats comestibles de l'espèce bovine, salés ou en saumure, séchés ou fumés, à l'exclusion des farines
04 01
Lait et crème de lait, frais, non concentrés ni sucrés
04 02 A
Lait et crème de lait, conservés, concentrés, sans addition de sucre
04 03
Beurre
04 05 A I a
Œufs en coquille de volailles de bassecour, frais ou conservés du 16 février au 31 août
;
le
*) Cette liste C remplace la liste C annexée à la Convention transitoire et a été fixée par Décision M(61) 3 du 15 mai 1961 (voir Décisions ministérielles, p. 77) Benelux, 12me supplément
LIJST C
53-56 Tariefnummer
Omschrijving der produkten
ex 04 05 A II a
Vogeleieren in de schaal van pluimvee, vers of verduurzaamd, van 1 tot 15 februari
ex 04 05 B I a
Vogeleieren uit de schaal en eigeel, geschikt voor menselijke consumptie, zonder toegevoegde suiker, van 1 februari tot 31 augustus daaropvolgend
ex 07 01 A I
Pootaardappelen, vers of gekoeld, van 1 augustus tot 30 maart daaropvolgend
ex 07 01 A III
Andere aardappelen, vers of gekoeld, van 1 augustus tot 30 maart daaropvolgend
ex 08 06 A
Appelen, vers, van 1 september tot 31 december
10 01 10 02
Tarwe, spelt en mengkoren
11 01 A I b
Meel van tarwe
11 01 A II
Meel van spelt
11 01 B
Meel van mengkoren
ex 11 01 C 11 02 A I
Rogge
Meel van rogge Grutten, gries, griesmeel, gort en parelgort en andere gepelde, geparelde, gebroken of geplette granen, van tarwe
16 01 B
Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed, andere dan leverworst
ex 16 02 B II
Andere bereidingen en conserven van vlees of van slachtafvallen van rundvee en varkens
19 03 19 07 B I ex 23 02
Benelux, 1 2de aanvulling
.
Deegwaren Brood Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van tarwe en van rogge
..
LISTE C
53-56 N° du tarif ex 04 05 A II a
Dénomination des marchandises
OEufs en coquille de volailles de basse-
cour, frais ou conservés, du 10 février
•
ex 04 05 B I a
au 15
OEufs dépourvus de leur coquille et jaunes d' oe ufs propres à des usages alimentaires, sans addition de sucre, du 1" février au 31 août suivant.
ex 07 01 A I
Pommes de terre de semence, à l'état frais ou réfrigéré, du 1" août au 30 mars suivant
ex 07 01 A III
Autres pommes de terre, à l'état frais ou réfrigéré, du 1 août au 30 mars suivant
ex 08 06 A
Pommes fraîches, du 1° 31 décembre
septembre au
10 01
Froment, épeautre et méteil
10 02
Seigle
11 01 A I b
Farine de froment
11 01 A II
Farine d'épautre
11 01 B
Farine de méteil
ex 11 01 C
Farine de seigle
11 02 A I
Gruaux, semoules, grains mondés, perlés, concassés, aplatis de froment
16 01 B
Saucisses, saucissons et similaires de viandes, d'abats ou de sang autres que de foie
ex 16 02 B II
Autres préparations et conserves de viandes ou d'abats des espèces bovine et porcine
19 03
Pâtes alimentaires
19 07 B I
Pain
ex 23 02
Sons, remoulages et autres résidus du criblage, de la mouture ou autres traitements des grains de froment et de seigle Benelux, IZme supplément
CONSEIL INTERPARLEMENTAIRE 3 Article 3
Ob
Le Conseil peut délibérer et adresser aux trois Gouvernements des avis, notamment sous forme de recommandation, sur les problèmes qui ont un rapport direct avec la réalisation et le fonctionnement d'une union économique entre les trois Etats le rapprochement culturel entre les trois Etats la coopération entre les trois Etats dans le domaine de la politique extérieure l'unification du droit des trois Etats. Du commun accord des trois Gouvernements, le Conseil peut délibérer et exprimer des avis notamment sous forme de recommandation sur d'autres problèmes d'iittérêt commun. Article 4 Chaque année, le Conseil est saisi par les trois Gouvernements d'un rapport commun sur les problèmes mentionnés à l'article 3. Ce rapport sera publié. Les Gouvernements peuvent, de commun accord, consulter le Conseil 1) sur les projets de conventions entre les trois Etats, relatives aux problèmes mentionnés à l'article 3, avant la signature de celles-ci 2) sur d'autres problèmes d'intérêt commun. Article 5
•
Les décisions du Conseil contenant un avis, notamment sous forme de recommandation, sont prises à la majorité des deux tiers des membres votant. Les autres décisions du Conseil sont prises à la majorité des voix. Article 6 Dans le cadre de ses attributions telles qu'elles sont définies dans la présente Convention, le Conseil fixe son ordre du jour. Article 7 Des membres des trois Gouvernements ou d'autres personnes désignées par un des Gouvernements peuvent assister aux réunions du Conseil, et ils sont invités à y prendre la parole s'ils en expriment le désir. Ils peuvent se faire assister par des fonctionnaires ou d'autres conseillers désignés par eux. Benelux, 1 2me supplément
I NTERPARLEMENTAIRE RAAD
Artikel 8 De Raad beslist of de vergaderingen in het openbaar dan wel met gesloten deuren worden gehouden. Beraadslaging en stemming over een vraagstuk wordt met gesloten deuren gehouden, indien één der Regeringen de wens daartoe kenbaar maakt. Artikel 9 De Raad stelt zijn reglement van orde vast. Dit geeft regelen over de plaats of plaatsen, waar de vergaderingen worden gehouden. Artikel 10 De Raad wijst zijn voorzitter aan. Hij benoemt zijn griffier. Hij kan in zijn midden speciale commissies instellen. Het reglement van orde kan nadere regelen te dien einde vaststellen. Artikel 11 De officiële talen van de Raad zijn het Nederlands en het Frans. Artikel 12 Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen bij de Belgische Regering worden neergelegd. Zij zal in werking treden de dag na nederlegging van de derde akte van bekrachtiging. *) Zij wordt voor onbepaalde tijd gesloten, maar kan door één der drie Regeringen worden opgezegd twee jaar nadat zij in werking is getreden en nadien te allen tijde met inachtneming. van een opzeggingstermijn van zes maanden. De toepassing van deze Overeenkomst is beperkt tot het grondgebied van elk der drie Staten in Europa. Ten blijke waarvan de bovengenoemde gevolmachtigden deze Overeenkomst hebben ondertekend en van hun zegel hebben voorzien. Gedaan te Brussel op 5 november 1955 in drievoud, in de Nederlandse en in de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek. Voor Nederland (w.g.) VAN HARINXMA THOE SLOOTEN Voor België (w.g.) P. H. SPAAK Voor het Groothertogdom Luxemburg: (w.g.) L. SCHAUS •) Datum van inwerkingtreding : 9 september 1956 Benelux, 1 2de aanvulling
Ie
CONSEIL INTERPARLEMENTAIRE
4 Article 8 Le Conseil décide si les réunions sont publiques ou si elles se tiennent à huis clos. La délibération et le vote ont lieu à huis clos, si un des Gouvernements en exprime le désir.
Article 9
Ob
Le Conseil établit son règlement d'ordre intérieur. Celui-ci contient des dispositions déterminant le ou les lieux des réunions. Article 10 Le Conseil désigne son président. D désigne son greffier. n peut créer, en son sein, des commissions spéciales. Le règlement d'ordre intérieur peut fixer des règles détaillées à cet égard. Article 11 Le néerlandais et le français sont les langues officielles du Conseil. Article 12
9b
La présente Convention sera ratifiée et les instruments de ratification seront déposés auprès du Gouvernement belge. Elle entrera en vigueur le lendemain du dépôt du troisième instrument de ratification. *) Elle est conclue pour une durée indéterminée, mais elle pourra être dénoncée par un des trois Gouvernements deux ans après son entrée en vigueur, et, après cette période, à tout moment, moyennant un préavis de six mois. L'application de la présente Convention est limitée au territoire de chacun des trois Etats en Europe. En foi de quoi, les plénipotentiaires susmentionnés ont signé la présente Convention et l'on revêtue de leur sceau. Fait à Bruxelles le 5 novembre 1955 en trois exemplaires, en langues néerlandaise et française, les deux textes faisant également foi. Pour les Pays-Bas (s.) VAN HARINXMA THOE SLOOTEN Pour la Belgique (s.) P. H. SPAAK Pour le Grand-Duché de Luxembourg: (s.) L. SCHAUS ) Date d'entrée en vigueur : 9 septembre 1956
Benelux, 1 2me supplément
INTERPARLEMENTAIRE RAAD li
REGLEMENT VAN ORDE (aangenomen op 22 november 1957)
De Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad, ingesteld ingevolge de Overeenkomst, gesloten tussen België, Nederland en Luxemburg op 5 november 1955, stelt het volgende reglement van orde vast:
.
Van de zitting en de vergaderingen Artikel 1 1. De Raad komt tenminste eenmaal 's jaars in gewone vergadering bijeen bij de opening van de jaarlijkse zitting, waarvan de datum door het Permanent Werk- en Organisatiecomité wordt vastgesteld. De zitting duurt van de opening van de eerste vergaderig in het kalenderjaar tot de opening van de eerste vergadering in het volgende kalenderjaar. 2. Tijdens de zitting wordt de Raad voorts door zijn voorzitter in buitengewone vergadering bijeengeroepen, hetzij op verzoek van de regeringen der drie Staten, hetzij op aanvraag van de meerderheid van de leden van de Raad. Artikel 2 De vergaderingen hebben, naar gelang de Raad beslist, plaats te Brussel, Den Haag of Luxemburg of, bij uitzondering, in een andere stad. Artikel 3 Bij de opening van de ztting vervult het oudste van de aanwezige leden de functie van voorzitter, totdat bekendgemaakt is wie tot voorzitter verkozen is.
Van het onderzoek der geloofsbrieven Artikel 4 Bij de opening van de zitting onderzoekt een commissie van drie bij loting aangewezen leden, één uit elke nationale afvaardiging, de geloofsbrieven van de leden van de Raad en van hun plaatsvervangers en brengt onmiddellijk verslag uit aan de Raad. Benelux, 1 2de aanvulling
CONSEIL INTERPARLEMENTAIRE 17 2. En vue de l'approbation des comptes, le Conseil désigne un collège de trois vérificateurs choisis dans chacune des délégations nationales. Ceux-ci font rapport au Conseil.
Du secrétariat permanent Article 36 Un secrétariat permanent du Conseil est installé à Bruxelles. Sa direction est confiée à un secrétaire permanent nommé par le Conseil. Le secrétaire permanent est responsable de la gestion financière et administrative du secrétariat envers le comité permanent de travail et d'organisation. Article 37 Le comité permanent de travail et d'organisation arrête toutes les mesures relatives au personnel et aux dépenses. Le secrétaire permanent est chargé de l'exécution des mesures adoptées.
De la revision du règlement Article 38 Toute proposition visant à modifier le règlement doit être signée par cinq membres au moins. Elle est renvoyée par le président au Comité permanent de travail et d'organisation qui fait rapport au Conseil.
.
PROTOCOLE ADDITIONNEL A LA CONVENTION DU 5 NOVEMBRE 1955 INSTITUANT UN CONSEIL INTERPARLEMENTAIRE CONSULTATIF DE BENELUX Sa Majesté le Roi des Belges, Son Altesse royale la Grande-Duchesse de Luxembourg, Sa Majesté la Reine des Pays-Bas. Désireux de garantir aux membres du Conseil interparlementaire consultatif de Benelux créé par la Convention signée à Bruxelles le 5 novembre 1955 la pleine indépendance dans l'exercice de leur haute charge, Benelux, 12me supplément
INTERPARLEMENTAIRE RAAD
18 • Hebben besloten te dien einde een aanvullend Protocol vast te stellen en hebben Hun gevolmachtigden benoemd die, na elkander hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten te hebben overgelegd, het volgende zijn overeengekomen: Artikel 1 Tegen de leden van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad, hierna te noemen « de Raad », kan geen opsporing plaatsvinden, noch kunnen zij worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht. Artikel 2 Tijdens de zittingsduur van de Raad genieten de leden a. op hun eigen grondgebied, de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend. b. op het grondgebied van de andere Hoge Overeenkomstslui tende Partijen, vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging in welke vorm ook. De immuniteit beschermt hen eveneens, wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van de Raad begeven of daarvan terugkeren. Deze immuniteit kan niet worden ingeroepen in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij het recht van de Raad onverkort laat, de immuniteit van een zijner leden op te heffen. Artikel 3 Dit Protocol zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen worden nedergelegd bij de Nederlandse Regering. Het treedt in werking op de dag volgend op die van nederlegging van de derde akte van bekrachtiging *). Het blijft gelijke tijd van kracht als de Overeenkomst van 5 november 1955 nopens de instelling van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad. Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden dit Protocol hebben ondertekend. Gedaan te 's-Gravenhage, 3 februari 1958, in drievoud in de Nederlandse en in de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.
OB
Voor het Koninkrijk België, (w.g.) V. LAROCK Voor het Groothertogdom Luxemburg, (w.g.) BECH Voor het Koninkrijk der Nederlanden, (w.g.) LUNS ) Datum van inwerkingtreding : 7 november 1959
Benelux, 1 2de aanvulling
CONSEIL INTERPARLEMENTAIRE
18 Ont résolu d'établir à cet effet un Protocole additionnel et ont désigné Leurs plénipotentiaires qui, après avoir produit leurs pleins pouvoirs, reconnus en bonne et due forme, sont convenus des dispositions suivantes Article 1
la
Les membres du Conseil interparlementaire consultatif de Benelux, dénommé ci-après « Conseil , ne peuvent être recherchés, détenus ou poursuivis en raison des opinions ou votes émis par eux dans l'exercice de leurs fonctions. Article 2 Pendant la durée des sessions du Conseil, les membres de celui-ci bénéficient a. sur leur territoire national, des immunités reconnues aux membres du parlement de leur pays. b. sur le territoire des autres Hautes Parties Contractantes, de l'exemption de toute mesure de détention et de toute poursuite judiciaire. L'immunité les couvre également lorsqu'ils se rendent au lieu de réunion du Conseil ou en reviennent. L'immunité ne peut être invoquée dans le cas de flagrant délit et ne peut non plus mettre obstacle au droit du Conseil de lever l'immunité d'un de ses membres. Article 3 Le présent Protocole sera ratifié et les instruments de ratification seront déposés auprès du gouvernement néerlandais. Il entrera en vigueur le lendemain du dépôt du troisième instrument de ratification*). Il aura la même durée que la Convention du 5 novembre 1955 instituant un Conseil interparlementaire consultatif de Benelux. En foi de quoi, les plénipotenitaires soussignés ont signé le présent Protocole. Fait à La Haye, le 3 février 1958, en trois exemplaires, en langues française et néerlandaise, les deux textes faisant également foi. Pour le Royaume de Belgique, (s.) V. LAROCK Pour le Grand-Duché de Luxembourg, (s.) BECH Pour le Royaume des Pays-Bas, (s.) LUNS •) Date d'entrée en vigueur le 7 novembre 1959 Benelux, 12mo supplément
OPENBARE AANBESTEDINGEN (Verdrag, bis. 22 (art. 62, 63), Overgangsovereenkomst, bis. 34 (art. 4, 5), Uitvoeringsprotocol, bis. 58 (art. 2), 65 (art. 12 sub 26
en art. 13).
Protocol betreffende de nationale behandeling bij de aanbesteding van werken en de aankoop van goederen Ministeriële Beschikking inzake de toepassing van het Protocol betreffende de nationale behandeling bij de aanbesteding van werken en de aankoop van goederen van 24 april 1956 . . . 10 Ministeriële Beschikking inzake de toepassing van het Protocol betreffende de nationale behandeling bij de aanbesteding van werken en de aankoop van goederen van 25 mei 1964, M (64) 11 zie Ministeriële Beschikkingen blz ......
351
ADJUDICATIONS PAR LES POUVOIRS PUBLICS
(Traité, p. 22 (art. 62, 63), Convention transitoire, p. 34 (art. 4, 5) Protocole d'exécution, p. 58 (art. 2), p. 65 (art. 12 sub. 26 et art. 13) Protocole concernant le traitement national en matière d'adjudications de travaux et d'achats de marchandises
.....
Décision ministérielle relative à l'application du Protocole concernant le traitement national en matière d'adjudications de travaux et d'achats de marchandises du 24 avril 1956 . . 10
la
Décision ministérielle relative à l'application du Protocole concernant le traitement national en matière d'adjudications de travaux et d'achats de marchandises du 25 mai 1964, M (64) 11 ; voir Décisions ministérielles page
.....
351
OPENBARE AANBESTEDINGEN
2 De Regeringen van Nederland, België en Luxemburg
Gelet op hoofdstuk IV, punt 3, van het Protocol van Oostende van 31 juli 1950, betreffende de nationale behandeling inzake Openbare aanbestedingen: Gelet op de beginselen, nedergelegd in artikel VI van het op 15 oktober 1949 ondertekende V6Ôr -Unie Akkoord, alsmede in punt 5 van het daarbij behorende Protocol van Ondertekening; Bezield door de wens te komen tot een volledige toepassing van het beginsel der nationale behandeling in het raam der Economische Unie;
Erkennende dat dit doel slechts geleidelijk kan worden bereikt
Zijn ter verwezenlijking van een eerste stap in deze richting het navolgende overeengekomen:
Artikel 1 (afgeschaft op grond van het Uitvoeringsprotocol, art. 12, punt 26)
Artikel 2 (afgeschaft op grond van het Uitvoeringsprotocol, art. 12, punt 26)
Artikel 3 A. De ondernemingen, welke wensen deel te nemen aan onderhandse aanbestedingen, worden op haar verzoek door de overheidsinstellingen op de lijsten van gegadigden geplaatst. De keuze van de tot inschrijving uit te nodigen gegadigden wordt gemaakt zonder dat tussen de ondernemingen uit de drie landen wordt gediscrimineerd; B. Voor zover de belanghebbenden niet in de gelegenheid worden
Benelux, 1 2de aanvulling
Ie
ADJUDICATIONS PUBLIQUES
b) Arrêté-loi du 3 février 1947 de façon à étendre aux ressortissants néerlandais le bénéfice accordé aux ressortissants belges et luxembourgeois, soit par les Arrêtés-lois existants, soit par la Convention d'Union Economique entre la Belgiqiie et le Luxembourg du 25 juillet 1921.
•
En attendant la modification de l'Arrêté-loi précité, et aussi longtemps que l'article 8 de cet Arrêté-loi devra en conséquence être appliqué, les Ministres compétents veilleront à ce qu'une décision concernant la demande en dérogation introduite soit prise avant la date d'attribution du travail, pour autant que dans les sept jours suivant l'ouverture des soumissions l'entrepreneur néerlandais ait introduit à la Commission d'Agréation les documents exigés. Par ailleurs, l'Arrêté-loi précité du 3 février 1947 est appliqué de façon que les entreprises néerlandaises bénéficient du même traitement que les entreprises belges ; dans les entreprises belges à capital totalement ou partiellement néerlandais, ce capital est assimilé à un capital belge pour l'application de l'article I, A 2 1 de l'Arrêté-loi précité.
III.
En vue de la réalisation du principe de la non-discrimination prévu à l'article 2 du Protocole, le Gouvernement du Luxembourg s'engage à veiller à ce que les entreprises et produits néerlandais bénéficient du même traitement que les entreprises et produits luxembourgeois et belges, en ce qui concerne l'application des dispositions légales tendant à protéger les entreprises et les produits nationaux.
n s'ensuit notamment que l'article 18 de l'Arrêté ministériel du 1 1 ' mars 1948 concernant le Cahier Général des Charges sera appliqué de façon que les entrepreneurs et les produits néerlandais bénéficient d'un traitement entièrement identique à celui réservé aux entrepreneurs et aux produits luxembourgeois et belges. Fait à Bruxelles, le 6 juillet 1956, en trois exemplaires, en langues néerlandaise et française, les deux textes faisant également foi. Pour le Gouvernement des Pays-Bas (s.) VAN HARINXMA THOE SLOOTEN Pour le Gouvernement de la Belgique (s.) P.H. SPAAK
- Pour le Gouvernement du Luxembourg: (s.) SCHAUS
Benelux, 12me supplément
OPENBARE AANBESTEDINGEN
10-14 MINISTERIELE BESLISSING INZAKE DE TOEPASSING VAN HET PROTOCOL BETREFFENDE DE NATIONALE BEHANDELING BIJ DE AANBESTEDING VAN WERKEN EN DE AANKOOP VAN GOEDEREN VAN 24 APRIL 1956
(Vervallen krachtens artikel 4 van Ministeriële Beschikking M(64) 1 1 van 25 mei 1964) (Zie Ministeriële Beschikkingen, blz. 851)
Benelux, 1 2de aanvulling
ADJUDICATIONS PUBLIQUES
10-14 DECISION MINISTERIELLE RELATIVE A L'APPLICATION DU PROTOCOLE CONCERNANT LE TRAITEMENT NATIONAL EN MATIERE D'ADJUDICATIONS DE TRAVAUX ET D'ACHATS DE MARCHANDISES DU 24 AVRIL 1956
.
(Abrogée en vertu de l'article 4 de la Décision ministérielle M(64) 11 du 25 mai 1964) (voir Décisions ministérielles, p. 351)
Benelux, 1 2me supplément
DEEL**
MINISTERIELE BESCHIKKINGEN van 3 november 1960 t/m 31 maart 1965 blz. 2.500
TOME**
DECISIONS MINISTERIELLES du 3 novembre 1960 au 31 mars 1965 pages 2-500
Benelux, 1 2de aanvulling
Benelux, 1 2me supplément
INHOUD blz. Vaststelling van het Reglement van Orde van het Comité van Ministers (M (60) 4)
..............
2
Benoeming van de Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie (M (60) 5)
9
Benoeming van een Adjunct-Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie (M (60) 6)
..........
10
Benoeming van een Adjunct-Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie (M (60) 7) .............
11
Taakverdeling van de Commissies en de Bijzondere Commissies van de Unie en hun .samenstelling (M (60)
12
.............
.-.....
Betrekkingen
13
1.
Buitenlandse Economische
2.
Monetaire en Financiële Vraagstukken
15
3.
Industrie en Handel
16
4.
Landbouw, Voedselvoorziening en Visserij
19
5.
Douane en Belastingen
.........
22
6.
Verkeer
...............
25
7.
Sociale Vraagstukken
8.
Coördinatie
......
29
9.
Vergelijking der Begrotingen van overheids- en semi-overheidsinstellingen .....
30
Aanbestedingen
............
32
........
33
Aantal afgevaardigden waaruit de Raid van de Economische Unie bestaat (M (60) 9)
35
Statuut van het college van scheidsrechters (M (60) 10)
.
36
Verlenging van de termijn voorzien in de artikelen 1, 26 en 29 van de Overeenkomst (M (60) 11)
..........
48
Instelling van een Commissie voor het vrije verkeer en de vestiging van personen (M (60) 12)
49
Bijlagen
.........
van de. statistiek
ii... Vôlksgezondheid
.
..........
.
10.
.
.
.
.
.
...............
.
.........
Instelling van een Werkgroep en van een Bijzondere Commissie
Benelux, 1 2de aanvul li ng
27
Ie
Iv Nomination
d'un
Secrétaire
général
adjoint
de . l'Union
Economique Benelux (M (62) 18) . ............ Démission honorable d'un Seèrétaire général adjoint de l'Union Economique Benelux (M (62) 19) ......
.162
Décision relative à la politique commerciale commune (M (63) 1) ..................
164
Décision modifiant la liste B visée à la Convention transitoire (M (63) 2) ................
209
Liste des entraves à la libre circulation des marchandises visée à l'article 10 de la Convention transitoire (M (63) 3)
210
,
161
Nomination des membres et membres suppléants de la Chambre de Recours (M (63) 6) ............ 234 Harmonisation des législations en matière d'estampillage de viande fraîche destinée au traficintra -Benelux (M (63) 15)
236
Harmonisation des législations en matière de certificat vétérinaire accompagnant les viandes destinées au trafic intra -Benelux (M (63) 16) ............
240
Harmonisation des législations concernant les matières colo- ' rantes pour les denrées destinées à l'alimentation humàine (M (63) 18) ..................
244
Harmonisation des législations en matière de cacao et de chocolat (M (63) 19) .. ..................
264
Harmonisation des législations en matière de fécules ou amidons et poudres pour pudding (M (63) 20)
277
Harmonisation des législations en matière de miel et produits similaires (M (63) 21) ...............
283
Document d'identité prévu à l'article 1 de la Convention portant exécution des articles 55 et 56 du Traité instituant l'Union Economique Benelux (M (63) 23) ......
287
Règlement commun en matière de transport intra -Benelux de dépouilles mortelles (M (63) 24) .........
291
Application d'une classification économique dans les budgets et compte des institutions publiques et paraétatiques (M (63) 25) ..................
294
.
•
.
.
Benelux, 1 2me supplément
V Stempeling van vers vlees, bestemd voor het intra -Beneluxverkeer (M (63) 26) ..............
295
Gemeenschappelijke handelspolitiek (M (64) 1)
299
Lijst van beperkingen op het vrije handelsverkeer bedoeld in artikel 10 van de Overgangsovereenkomst (M (64) 3)
301
Naam- en adresaanduiding op de verpakking van eet- en drinkwaren (M (64) 7) .............
358
Opsporen van voedselvergiftigingen van microbiële oorsprong (M (64) 8) ..................
303
Bepaalde technische eisen voor motorrijtuigen, aanhangwagens en opleggers (M (64) 9) . . .
326
Overgangsregeling voor de uitvoer van Nederlands
repeld vlas naar de B.L.E.U. (M (64) 10)
.
onge347
Toepassing van het Protocol betreffende de nationale behandeling bij de aanbesteding van werken en de aankoop van goederen (M (64) 11) . . . . .
349
Vervanging van bijlage IV bij de Beschikking betreffende Beneluxtarieven inzake het goederenvervoer over de weg (M (64) 12) . . . . . . .
353
Vaststelling van een nieuw vervoerdocument voor beroepsgoederenvervoer over de weg (M (64) 13) ......
354
Aanvulling van M (64) 9 inzake bepaalde technische eisen voor motorrijtuigen, aanhangwagens en opleggers (M (64) 17) . . . . . . . .
490
Gemeenschappelijke handelspolitiek (M (65) 1)
.
Lijst van beperkingen op het vrije handelsverkeer bedoeld in artikel 10 van Overgangsovereenkomst (M (65) 3) Benelux-referentiemethode voor het opsporen en het identificeren van in levensmiddelen aanwezige, in water oplosbare, synthetische kleurstoffen (M (65) 4) ........
............. Deegwaren (M (65) 8) .............. Schiethamers (M (65) 9) ............ Melkpoeder (M (65) 7)
Benelux, 1 2de aanvulling
•
362 398
• 415 427 431 435
V
. . . .
Estampillage de viande fraîche destinée au trafic intra Benelux (M (63) 26) ..............
295
Politique commerciale commune (M (64) 1)
299
Liste des entraves à la libre circulation des marchandises visées à l'article 10 de la Convention transitoire (M (64) 3)
301
Indication du nom et de l'adresse sur les étiquettes des ...... denrées et boissons alimentaires (M (64) 7)
358
Dépistage des intoxications alimentaires d'origine microbienne (M (64) 8)
303
Certaines conditions techniques relatives aux véhicules automoteurs, remorques et semi-remorques (M (64) 9)
326
Régime transitoire pour les exportations de lin non égrené néerlandais vers 1'U.E.B.L. (M (64) 10) .......
347
Application du Protocole concernant le traitement national en matière d'adjudications de travaux et d'achats de marchandises (M (64) 11)
349
Remplacement de l'annexe IV à la Décision au sujet des tarifs Benelux en matière de transports de marchandises par route (M (64) 12)
353
. . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Fixation d'un nouveau document de transport pour les transports routiers de marchandises pour compte de tiers (M (64) 13)
•
Complément au M (64) 9 concernant certaines conditions techniques relatives aux véhicules automoteurs, remorques et semi-remorques (M (64) 17)
490
......
362
Politique commerciale commune (M (65) 1)
Liste des entraves à la libre circulation des marchandises visées à l'article 10 de la Convention transitoire (M (65) 3)
398
Méthode de référence Benelux pour la recherche et l'identification des colorants synthétiques, solubles dans l'eau, présents dans les denrées alimentaires (M (65) 4)
415
............
427
...........
431
.........
435
....
Poudre de lait (M (65) 7) Pâtes alimentaires (M (65) 8)
Pistolets de scellement (M (65) 9)
Benelux, 1 2me supplément
Beneluxlijst van landbouwprodukten en voedingsmiddelen waarop hoofdstuk 3 van de Overgangsovereenkomst van toepassing is (M (65) 10) ............
450
Instelling en statuut van een Benelux -Gerechtshof (M (65) 13) . .
466
Pesticiden (bestrijdingsmiddelen) en fytofarmaceutische produkten (M (65) 14)
467
Aanvulling van M (64) 9 inzake bepaalde technische eisen voor motorrijtuigen, aanhangwagens en opleggers (M (64) 17)
490
..................
.....
..................
C
Benelux, 1 2de aanvulling
VI Liste Bénelux des produits agricoles et alimentaires auxquels s'applique l& chapitre 3 de la Convention transitoire (M (65) 10) ....................
450
Institution et statut d'une Cour de Justice Benelux (M (65) 13) ..................
466
Pesticides et produits
•
phytopfarmaceutiques
(M (65) 14)
467
Complément au 'M (64) 9 concernant certaines conditions techniques relatives aux véhicules automoteurs, remorques et semi-remorques (M (64) '17) ........... 490
.
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN 2 BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE TER VASTSTELLING VAN HET REGLEMENT VAN ORDE VAN GENOEMD COMITE (M (60) 4) Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 16 tot en met 22 van het Unieverdrag,
Ie
Heeft het volgende beslist
VERGADERINGEN
Artikel 1 1. Het Comité van Ministers komt in gewone zitting bijeen op de derde maandag van iedere oneven maand. De Voorzitter kan de datum van een zitting echter wijzigen na overleg met de hoofden van de andere delegaties. 2. Op verzoek van een Regering roept de Voorzitter het Comité in buitengewone zitting bijeen. Deze zitting dient te worden gehouden binnen een en twintig dagen na ontvangst van dit verzoek door het Secretariaat-Generaal, dat dit verzoek binnen vijf dagen aan de andere Regeringen mededeelt.
Artikel 2 De bijeenkomsten van het Comité van Ministers worden gehouden in het gebouw waarin het Secretariaat-Generaal zetelt, doch de Voorzitter kan, na overleg met de hoofden van de andere delegaties, beslissen dat een bijeenkomst zal worden gehouden op een door hem aan te wijzen plaats.
Artikel 3 1. Véôr iedere zitting wordt de samenstelling van elke delegatie medegedeeld aan het Secretariaat-Generaal, dat daarvan de andere delegaties in kennis stelt. Benelux, lZde aanvulling
.
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
49
DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX INSTITUANT UNE COMMISSION POUR LA LIBRE CIRCULATION ET L'ETABLISSEMENT DES PERSONNES (M (60) 12)
le
Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu l'article 31 du Traité d'Union, Vu l'article 8 de la Convention portant exécution des articles 55 et 56 du Traité d'Union, signée à Bruxelles, le 19 septembre 1960. A pris la présente décision Article 1 1. En vue de l'application de la Convention portant exécution des articles 55 et 56 du Traité d'Union, signée à Bruxelles, le 19 septembre 1960 et conformément à l'article 31 de ce Traité, il est institué une Commission pour la libre circulation et l'établissement des personnes dont les attributions sont fixées par ladite Convention.
2. La Commission prévue à l'alinéa 1er du présent article est composée de fonctionnaires des Ministères . intéressés à désigner par les Ministres des Affaires Etrangères et de la Justice de chacun des trois Gouvernements. Article 2 La présente décision entre en vigueur en même temps que la Convention portant exécution des articles 55 et 56 du Traité d'Union. Fait à Bruxelles, le 3 novembre 1960. Le Président du Comité de Ministres, (s.) P. WIGNY Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
50 BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE TOT INSTELLING VAN EEN WERKGROEP EN VAN EEN. BIJZONDERE' COMMISSIE TER UITVOERING VAN DE OVEREENKOMST INZAKE DE VERLEGGING VAN DE PERSONENCONTROLE NAAR DE BUITENGRENZEN VAN HET BENELUXGEBIED, ONDERTEKEND TE BRUSSEL OP 11 APRIL 1960
(M (60) 13) (Gewijzigd 1j Beschikking M (65) '11
;
zie blz. 507)
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de Overeenkomst inzake de verlegging van de personencontrole naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied, ondertekend te Brussel, op 11 april. 1960, Gelet 'op het Protocol betreffende de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst, ondertekend te Brussel, op 20 juni 1960, Gelet op de artikelen 21 en 31 van het Unieverdrag, Heeft het volgende beslist
Artikel 1
1. Ter uitvoering van de Overeenkomst inzake de verlegging van de personencontrole naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied, getekend te Brussel 'op 11 april 1960, wordt krachtens artikel 21 van het Unieverdrag een Werkgroep ingesteld, waarvan de bevoegdheid in bedoelde Overeenkomst is bepaald. 2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde Werkgroep bestaat uit de Ministers'van Buitenlandse Zaken en van Justitie van elk der drie Regeringen. Benelux, lZde aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
50
.
DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX INSTITUANT UN GROUPE DE TRAVAIL ET UNE COMMISSION SPECIALE EN VUE DE L'EXECUTION DE LA CONVENTION CONCERNANT LE TRANSFERT DU CONTROLE • - DES PERSONNES VERS LES FRONTIERES ÉXTERIEURES DU BENELUX, SIGNÉE A BRUXELLES, LE 11 AVRIL 1960 (M(0) 13)
(Modifiée par Décision M (65) 11; voir p. 507) • '.
Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu la Convention concernant le transfert du contrôle des personnes vers les frontières extérieures du Benelux, signée à Bruxelles, le 11 avril 1960,
•'Vu lé Prétocole relatif à l'exécution de ladite Convention, signée à Bruxelles, le 20 juin 1960, Vu les articles 21 et 31 du Traité d'Union, A pris la présente décision •
.
.
. .
. .
Article
1. En vue de l'exécution de la Convention concernant le transfert du contrôle des personnes vers les frontières extérieures du Benelux, signée à • ••:• Brù*elles le 11 avril 1960; et en application de l'article 21 du Traité d'Union, il est institué un Groupe de Travail dont les attributions sont celles fixées par ladite Convention. 2. Le Groupe de Travail prévu à l'alinéa 1 du présent article • est - composé des Ministres des • • Affaires étrangères et de la Justice de chacun des trois Gouvernements.. • Benelux, 1 2me supplément
MINWrERTiLE BESCHIKKINGEN
51 S. Iedere delegatie kan, telkens als zij zulks wenselijk acht, andere leden van haar Regering uitnodigen tot het bijwonen van een bepaalde vergadering van de Werkgroep. Artikel 2 1. Ter uitvoering van de in artikel 1 van deze beschikking genoemde Overeenkomst wordt krachtens artikel 31 van het Unieverdrag een Bijzondere Commissie voor het personenverkeer ingesteld, waarvan de taak in bedoelde Overeenkomst is bepaald. 2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde Bijzondere Commissie bestaat uit ambtenaren van de betrokken Ministeries, aan te wijzen door de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie van ieder der drie Regeringen. Artikel 3 1. Iedere Regering wijst als haar afgevaardigden een delegatiehoofd en ten hoogste vier leden aan om haar in de Bijzonderé Commissie te vertegenwoordigen. 2. Iedere gedelegeerde kan door een plaatsvervanger worden vertegenwoordigd. 3. Iedere delegatie kan zich doen bijstaan door deskundigen. Niet-ambtelijke deskundigen kunnen slechts met toestemming van de Bijzondere Commissie voor een vergadering worden uitgenodigd ; zij zijn ten aanzien van de door de Bijzondere Commissie aangegeven punten tot geheimhouding verplicht. Artikel 4 De Bijzondere Commissie brengt jaarlijks verslag uit aan de Werkgroep. Artikel 5 De beschikkingen van de door het Protocol van 20 juni 1960 ingestelde Werkgroep worden beschouwd te zijn genomen door de bij deze beschikking ingestelde Werkgroep. Benelux, 1 2de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
77 DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX MODIFIANT LES LISTES A, B ET C ANNEXEES A LA CONVENTION TRANSITOIRE (M (61) 3)
Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu l'article 21 de la Convention transitoire, Vu le rapport de la Commission de l'agriculture, du ravitaillement et de la pêche, A pris la présente décision Article 1 Les listes A, B et C annexées à la Convention transitoire du 3 février 1958 sont remplacées par les listes A, B et C qui sont annexées à la présente décision.
(Voir Traité, P. 44). Article 2 La présente décision entre en vigueur le 1er juillet 1961. Fait à Bruxelles, le 15 mai 1961. Le Président du Comité de Ministres, (s.) E. SCHAUS
Benelux, 12mo supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
78,- 79 BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VOOR EEN OVERGANGSREGELING VOOR DÉ HANDEL IN SNIJBLOEMEN TUSSEN NEDERLAND, BELGIE EN LUXEMBURG VAN 15 MEI 1961 (M (61) 4) (Op grond van artikel 1 vervallen op 31 mei 1965)
.
Benelux,
1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
78 - 79 DECISION DU COMITE DE MINISTRES INSTITUANT
UN REGIME TRANSITOIRE RELATIF AU COMMERCE DES FLEURS COUPEES ENTRE LES PAYS-BAS, LA BELGIQUE ET LE LUXEMBOURG DU 15 MAI 1961 (M (61) 4) (Venue à expiration ie 31 mai 1965 en vertu de son article 1er)
Benelux, lIme supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
80 - 81 BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE 'INZAKE DE 'GELEIDELIJKE AFSCHAFFING VAN DE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN OP HET GOEDERENVERKEER OVER DE WEG VAN 15 MEI 1961 (M(61) 5) (Ingetrokken krachtens art. 2 van Beschikking M(62) 8 van 1.10.1962) (zie Ministeriële Beschikkingen, blz. 125)
Benelux,
1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
80- 81 DECÏSION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A L'ABOLITION PROGRESSIVE DES RESTRICTIONS QUANTITATIVES EN MATIERE DE TRANSPORTS ROUTIERS • DE MARCHANDISES • DU 15 MAI 1961 (M(61)5)
(Abrogée en vertu de l'article 2 de la Décision 'M (62) 8 du 1.10.1962). (voir. Décisions ministérielles, p.. 125)
.
Benelux, • l2me supplément
M1NISTER1LE BESCHIKKINGEN
82 AANBEVELING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE (M (61) 7) Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 6 en 19 van het Unieverdrag, Gelet op artikel 9 van de Overgangsovereenkomst, Gelet op het voorstel van de Raad van de Economische Unie d.d 21 december 1960, Overwegende dat voorkomen moet worden, dat de in het Unieverdrag voor het opheffen der belemmeringen vastgelegde termijnen verstrijken zonder dat de in bedoeld Verdrag gestelde voorwaarden zijn vervuld, Beveelt aan: Enig artikel De Regeringen der Hoge Verdragsluitende Partijen wordt verzocht het onderzoek van ongerechtvaardigde belemmeringen op het intra-Benelux handelsverkeer zoveel mogelijk te bespoedigen, opdat het nodige kan worden verricht ter opheffing van bedoelde belemmeringen. Hiertoe stellen de Regeringen de nodige middelen aan hun administraties ter beschikking. Gedaan te Brussel, op 25 september 1961. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) H. R. VAN HOUTEN
Benelux, 12d'e aanvulling
DÉCISIONS MIN1STRIELL
82 RECOMMANDATION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX (M(61) 7) Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu les articles 6 et 19 du Traité d'Union,
le
Vu l'article 9 de la Convention transitoire, Vu la proposition du Conseil de l'Union économique du 21 décembre 1960, Considérant qu'il convient d'éviter que les délais fixés par le Traité d'Union pour l'élimination des entraves ne soient atteints sans que les stipulations dudit Traité aient été réalisées, Recommande:
Article unique Les Gouvernements des Hautes Parties Contractantes sont invités à poursuivre, dans les meilleurs délais, l'examen des entraves indues dans les échanges intra -Benelux, afin de prendre les dispositions nécessaires pour les éliminer. A cet effet, les Gouvernements mettent les moyens nécessaires à la disposition de leurs administrations.
Fait à Bruxelles, le 25 septembre 1961. Le Président du Comité de Ministres, (s.) H. R. VAN HOUTEN
Benelux, 12me supplément
MINISTER1ILE BESCHIKKINGEN
83 AANBEVELING VAN HET COMITE' VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE (M (61) 8) Het Comité van Ministers van de Benelux 'Economischë Unie, Gelet op de artikelen 6,'7- en 19 van het Unieverdrag, Gelet op artikel 9 van de Overgangsovereenkomst, Gelet op het voorstel van de Raad 'van' de Economische Unie d.d. 21 december 1960 inzake de wenselijkheid tot het instellen van een efficiënte procedure voor voorafgaand overleg ter voorkoming van het, ontstaan van nieuwe belemmeringen, Beveelt aan Artikel 1 Wanneer de Regering van een Hoge Verdragsluitende Partij beoogt een maatregel te treffen,' die aanleiding kan geven tot het ontstaan van een nieuwe belemmering op het intra -Benelux handelsverkeer of een bestaande belemmering kan verscherpen, 'dan wel wanneer een' Regering verneemt, dat een andere Veidragsluitende Partij het voornemen' heeft een dergelijke maatregel te nemen, wordt de kwestie , doör de meest gerede partij terstond aan de ter zake bevoegde commissie voorgelegd, zulks teneinde het daarheen te leiden dat tussen de drie Verdragsluitende Partijen overleg tot stand komt teneinde de goede werking van de Economische Unie te verzekeren. Artikel 2 De commissie doet binnen een termijn van ten hoogste drie maanden uitspraak over deze' maatregel 'en doet zo nodig voorstellen. Artikel 3 Wanneer de commissie binnen genoemde termijn geen uitspraak heeft gedaan kan elk der Verdragsluitende Partijen de kwestie ter beslissing aan de Raad van de Economische Unie en vervolgens zo nodig aan het Comité van Ministers voorleggen. Gedaan te Brussel, op 25 september 1961. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) H. R. VAN HOUTEN
Benelux,
1 2de aanvulling
Ie
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
83 RECOMMANDATION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX (M(61) 8) Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu les articles 6, 7 et 19 du Traité d'Union, Vu l'article 9 de la Convention transitoire, Vu la proposition du Conseil de l'Union économique du 21 décembre 1960, relative à l'opportunité de la mise sur pied d'une procédure efficace de consultation préalable pour éviter l'institution de nouvelles entraves, Recommande: Article 1 Lorsque le Gouvernement d'une Haute Partie Contractante envisage de prendre une mesure susceptible de constituer une nouvelle entrave aux échanges intra -Benelux ou d'accentuer une entrave existante ou lorsqu'un Gouvernement apprend qu'une autre Partie Contractante aurait l'intention de prendre une telle mesure, la commission compétente en la matière est immédiatement saisie par la plus diligente, aux fins de consultation entre les trois Parties Contractantes sur la possibilité de prendre une mesure commune afin d'assurer le bon fonctionnement de l'Union économique.
Article 2 La commission se prononce sur cette mesure dans un délai ne pouvant dépasser trois mois et fait des propositions le cas échéant.
la
Article 3 Au cas où la commission ne se serait pas prononcée dans ce délai, chaque Partie Contractante pourra déférer la question, en vue de la recherche d'une solution, au Conseil de l'Union économique et, ensuite, le cas échéant, au Comité de Ministres. Fait à Bruxelles, le 25 septembre 1961. Le Président du Comité de Ministres, (s.) H. R. VAN HOUTEN
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
84
TWEEDE BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE INZAKE DE GELEIDELIJKE AFSCHAFFING VAN DE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN OP HET GOEDERENVERVOER OVER DE WEG VAN 25 SEPTEMBER 1961 (M (61) 9) (Ingetrokken krachtens artikel 2 van Beschikking M (62) 8 van 1 .10.1962) (Zie Ministeriële Beschikkingen. bis. 125)
Benelux, jade
aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
84
DEUXIEME DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A L'ABOLITION PROGRESSIVE DES RESTRICTIONS QUANTITATIVES EN MATIERE DE TRANSPORTS ROUTIERS DE MARCHANDISES DU 25 SEPTEMBRE 1961 .
(M (61) 9)
(Abrogée en vertu de l'article 2 de la Décision M (62) 8 du 1.10.1962) (Voir Décisions ministérielles p. 125)
.
Benelux, 12me supplément
MINISTERIELE BESCHIKKINGEN
85 BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE TER GOEDKEURING VAN HET REGLEMENT VAN ORDE VAN DE ECONOMISCHE EN SOCIALE•• RAAD VAN ADVIES (M (61) 10) Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op artikel 54 van het Unieverdrag, Op voorstel van de Raad van de Economische Unie, Heeft het volgende beslist Artikel 1 Bijgaand Reglement van orde van de Economische en Sociale Raad van Advies wordt goedgekeurd. Artikel 2 Deze beschikking treedt in werking op de dag van haar ondertekening. Gedaan te Brussel op 25 septembre 1961. De Voorzitter van het Comité van Ministers,
(w.g.) H. R. VAN HOUTEN
.
Benelux,
12de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
92 Article 2 Chaque Président exerce ses fonctions ., pour un litige, dans l'ordre établi par l'article 1. Article 3.
la
Dans les cas de dessaisissement ou de transaction prévus à l'article 16. du Statut du. Collège arbitral, le Président-de la section en cause est considéré comme ayant exercé son tour de présidence. Article 4 La présente Décision entre en vigueur le 5 février 1962. Fait à Bruxelles, le 5 février 1962. Le Président du Comité de Ministres,
-
(s.) H. FAYAT
s
Benelux, 1 2me supplémeht
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
93
OPSTELLING DOOR HET COMITE VAN MINISTERS VAN EEN BENELUXVERDRAG EN ONTWERP EENVORMIGE WET INZAKE DE WARENMERKEN (M (62) 3) (Overgebracht naar Deel***, Afdeling « Warenmerken », blz. 1)
.
Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRJELLES
93 ETABLISSEMENT PAR LE COITE DE MINISTRES D'UNE CONVENTION BENELUX ET PROJET DE LOI UNIFORME EN MATIERE DE MARQUES DE PRODUITS (M (62) 3) (Transférée au To me **, rubrique « Marques de produits », p. 1)
.
Benelux, 1 2rne supplément
MINISTERIELE BESCHIKKINGEN
94 AANBEVELING INZAKE DE VERLEGGING VAN DE GEZONDHEIDSCONTROLE OP. HONDEN EN KATTEN NAAR DE BUITENGRENZEN VAN HET
BENELUXGEBIED :• (M (62). 5 ) Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 1 tot en met 6 van het Unieverdrag, Overwegende dat er aanleiding is het verkeer van honden en katten binnen het Beneluxgebied te vergemakkelijken, Overwegende voorts dat het nodig is maatregelen te nemen ten einde de hondsdolheid te weren, Beveelt aan, Enig artikel
De Regeringen der drie Beneluxianden wordt verzocht van 1 mei 1962 af bijgevoegd reglement betreffende de verlegging van de gezondheidscontrole op honden en katten naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied toe te passen. Gedaan te Brussel, op 19 maart 1962.
De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) H. FAYAT
.
Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
125.
• DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE: L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE. A L'ABOLITION DES RESTRICTIONS QUANTITATIVES EN MATIERE DE TRANSPORTS ROUTIERS DE MARCHANDISES ENTRE LES TERRITOIRES DES HAUTES PARTIES CONTRACTANTES (M (62) 8)
Ob
Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu l'article 5 et l'article 86, alinéa 1, du Traité d'Union, Vu le point 1 du Protocole de signature annexé au Traité d'Union, Vu l'article 34 de la Convention transitoire, A pris la décision suivante Article 1 Les restrictions quantitatives en matière de transports routiers de marchandises entre les territoires des Hautes Parties Contractantes sont abolies. Article 2 La Décision du 15 mai 1961 du Comité de Ministres de l'Union économique Benelux relative à l'abolition progressive des restrictions quantitatives en matière de transports routiers de marchandises (M (61) 5), complétée par la décision du 25 septembre 1961 du Comité de Ministres de l'Union économique Benelux (M (61) 9), est abrogée.
9b
Article 3 La présente décision entre en vigueur le 1°' octobre 1962. Fait à Bruxelles, le 21 mai 1962. Le Président du Comité de Ministres, (s.) M. BRASSEUR
Benelux, 1 2më supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
126 - 149 BENELUXLIJST VAN DE LANDBOUWPRODUKTEN EN
VOEDINGSMIDDELEN WAAROP HOOFDSTUK 3 VAN DE OVERGANGSOVEREENKOMST VAN TOEPASSING IS (M (62) 10) (Deze lijst is door het Comité van Ministers vastgesteld op 21.5.1962. Zij is op 312.1965 vervangen door de lijst opgenomen in document M (65) 10) (zie blz. 4 50)
Ie
.
Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
126
-
149
LISTE BENELUX DES PRODUITS AGRICOLES ET ALIMENTAIRES AUXQUELS S'APPLIQUE LE CHAPITRE 3 DE LA CONVENTION TRANSITOIRE (M (62) 10)
(Cette liste, a été arrêtée par le Comité de Ministres en date du 21.5.1962. Elle est remplacée le 31.3.1965 par la liste reprise au
ib
document M (65) 10 (voir P. 450)
Benelux,
1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
150 BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS TOT BENOEMING VAN EEN ADJUNCT-SECRETARIS-GENERAAL VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE (M (62) 12) Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op artikel 34, lid 3, van het Unieverdrag, Heeft het volgende beslist Artikel 1 De Heer Elmar LEICK wordt benoemd tot Adjunct-Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie. Artikel 2 Deze beschikking treedt in werking op de dag van haar ondertekening en zal effect sorteren vanaf 1 augustus 1962. Gedaan te Brussel, op 16 juli 1962. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) E. COLLING
.
Benelux, 12de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
163 des Pensions du Secrétaire général et des Secrétaires généraux adjoints de l'Union économique Benelux.
Article 2 La présente décision entre en vigueur le 1 janvier 1963. Fait à Bruxelles, le 10 décembre 1962. Le Président du Groupe de travail ministériel Affaires administratives », (s.) M. BRASSEUR
.
Benelux, 12me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKNGEN
164 - 208
BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE INZAKE DE GEMEENSCHAPPELIJKE
HANDELSPOLITIEK VAN 21 JANUARI 1963 (M (63) 1)
(Vervallen krachtens artikel i van Beschikking M (65) 1) (zie blz. 362)
.
Benelux,
1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
164 - 208 DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A LA POLITIQUE COMMERCIALE COMMUNE DU 21 JANVIER 1963 .
(M (63) 1) (Abrogée en vertu de l'article t de la Décision M (65) 1) (voir page 362)
.
Benelux, l2me supplément
MINISTERIELE BESCHIKKINGEN
209 BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE TOT WIJZIGING VAN DE IN DE OVERGANGSOVEREENKOMST BEDOELDE LIJST B (M (63) 2) (Zie M (61) 3, blz. 77, M (66) 1, blz. 537 en M (66) 3, blz. 5 40 ) Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op artikel 21 van de Overgangsovereenkomst, Gehoord de Commissie voor landbouw, voedselvoorziening en Visserij, Heeft het volgende beslist
Artikel I Aan de in artikel 19 van de Overgangsovereenkomst van 3 februari 1958 bedoelde lijst B gewijzigd bij Beschikking M (61) 3 van het Comité van Ministers van 15 mei 1961, wordt bijgaande lijst toegevoegd. (zie Verdrag, blz. 51).
Artikel 2 Deze beschikking treedt in werking op de dag van haar ondertekening. Gedaan te Brussel, op 21 januari 1963. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) H. R. van HOUTEN
Benelux, I2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
209 DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX MODIFIANT LA LISTE B VISEE A LA CONVENTION TRANSITOIRE (M (63) 2) (voir M (61) 3, p. 77, M (66) 1, p. 537 et M (66) 3, p. 5 40 )
W
Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu l'article 21 de la Convention transitoire, Vu le rapport de la Commission de l'agriculture, du ravitaillement et de la pêche, A pris la présente décision Article 1 La liste B, visée à l'article 19 de la Convention transitoire du 3 février 1958 et modifiée par la Décision du Comité de Ministres M (61) 3 du 15 mai 1961, est complétée par la liste annexée à la présente décision. (voir Traité, p. 51). Article 2 La présente décision entre en vigueur le jour de sa signature.
Fait à Bruxelles, le 21 janvier 1963. Le Président du Comité de Ministres, (s.) H. R. van HOUTEN
Benelux, lZme supplément
M1NISTERIiLE BESCHIKKINGEN
210 - 233 BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE TER VASTSTELLING VAN DE LIJST VAN BEPERKINGEN OP HET VRIJE HANDELSVERKEER, BEDOELD IN ARTIKEL 10 VAN DE OVERGANGSOVEREENKOMST VAN 21 JANUARI 1963 (M (63) 3) (Vervallen krachtens artikel 3 van Beschikking M (65) 3) (zie blz. 398)
Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
210 - 233
.
DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX ETABLISSANT LA LISTE DES ENTRAVES A LA LIBRE CIRCULATION DES MARCHANDISES VISEE A L'ARTICLE 10 DE LA CONVENTION TRANSITOIRE DU 21 JANVIER 1963 (M (63) 3) (Abrogée en vertu de l'article 3 de la Décision M (65) 3) (voir page 398)
.
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
234 BESCHIKKING
VAN HET COMITE VAN MINISTERS TER BENOEMING VAN DE LEDEN EN PLAATSVERVANGENDE LEDEN VAN DE KAMER VAN BEROEP (M (63) 6)
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op artikel 35,3 van het Unieverdrag, Gelet op artikel 28 van het Statuut van het personeel van het Secretariaat-Generaal, Heeft het volgende beslist
Artikel 1 Conform artikel 28 van het Statuut van het personeel van het Secretariaat-Generaal worden als leden en plaatsvervangende leden van de Kamer van Beroep benàemd
Voor België: - Actief lid : M. Geubels - Plaatsvervangend lid: Em. Van den Meersschaut Voor het Groothertogdom Luxemburg - Actief lid : J.P. Lenners - Plaatsvervangend lid : Ed. Molitor Voor Nederland: - Actief lid : Mr C.H. van Herwaarden - Plaatsvervangend lid: Mr M.A. de Bok
Benelux, 12de aanvulling
DÉCISIONS MIN1STRIELLES
235 Article 2 La présente décision entre en vigueur le jour de sa signature. Fait à Bruxelles, le 18 mars 1963. Le Président du Comité de Ministres, (s.) H.R. van HOUTEN.
.
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
236 - 239
AANBEVELING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE
INZAKE DE HARMONISATIE DER WETGEVINGEN BETREFFENDE DE STEMPELING VAN VERS VLEES, BESTEMD VOOR HET INTRA -BENELUX VERKEER VAN 10 JUNI 1963 (M (63) 15) (Ingetrokken krachtens artikel 2 van Aanbeveling M (63) 26) (Zie blz. 295)
.
Benelux,
1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
236 - 239 RECOMMANDATION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A L'HARMONISATION DES LEGISLATIONS EN MATIERE D'ESTAMPILLAGE DE VIANDE FRAICHE DESTINEE AU TRAFIC INTRA -BENELUX DU 10 JUIN 1963 (M (63) 15) (Rapportée en vertu de l'article 2 de la Décision M (63) 26) (voir page 295)
[I
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIELE BESCHIKKINGEN
240 AANBEVELING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE INZAKE DE HARMONISATIE DER' WETGE VINGEN BETREFFENDE HET VETERINAIRE CERTIFICAAT, WAARVAN VLEES IN HET INTRA-BENELUXVERKEER MOET VERGEZELD GAAN (M (63) 16) Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 3 en 6 van het Unieverdrag, Gelet op artikel 9 van de Overgangsovereenkomst, Overwegende, dat de wetgevingen inzake het veterinaire certificaat, waarvan vlees in het intraBeneluxverkeer moet vergezeld gaan, dienen te worden geharmoniseerd, Overwegende, dat het Vrije verkeer van vlees binnen het Beneluxgebied dient te worden vergemakkelijkt, Beveelt aan
Artikel 1 De Regeringen der drie Beneluxlanden worden uitgenodigd binnen een termijn van twaalf maanden, volgend op de ondertekening van deze Aanbeveling, te bewerkstelligen, dat vlees in het intra-Beneluxverkeer vergezeld gaat van een veterinair certificaat volgens bijgaand model.
Artikel 2 Indien vlees afkomstig is van in één der Beneluxlanden uit andere dan Beneluxlanden geïmporteerd levend vee, dient de naam van het land
Benelux, lZde aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
298 Article . 4
•S
Les têtes, les langues, les coeurs, les poumons et les foies doivent être estampillés à l'encre ou au feu. Toutefois, chez les ovins et les caprins, les langues et les coeurs peuvent ne pas être estampillés.
Article 5 1. Dans la mesure où elles ne portent pas d'estampille, les parties plus petites, obtenues dans les ateliers de découpe pour l'exportation à partir de carcasses estampillées conformément aux dispositions des articles 2 et 3, doivent être estampillées au moyen du cachet à encre ou au feu visé à l'article 2 de l'atelier de découpe en cause.
-
-
2. Lorsque de la viande, en parties plus petites que des carcasses, demi-carcasses ou quartiers, est exportée sous emballage, ainsi que pour l'exportation d'organes et graisses non fondues, une étiquette, portant le cachet visé à l'article 2, doit être fixée à l'emballage cette étiquette doit être fixée de manière à sceller le contenu de l'emballage et de telle sorte que le fait d'ouvrir l'emballage brise le scellé. ;
3. Après emploi, l'expert vétérinaire doit rendre l'étiquette, visée à l'alinéa précédent, inutilisable.
la
4. Toutes les estampilles doivent être parfaitement lisibles. Article 6 Le violet de méthyle doit être utilisé comme colorant pour l'estampillage à l'encre; cependant, lorsqu'il s'agit de viande de solipèdes, le violet de méthyle doit être remplacé par la fuchsine.
Benelux, 1 2rne supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
299-300
AANVULLENDE BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE INZAKE DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK VAN 17 FEBRUARI 1964 (M(64)1) 1
(Vervallen krachtens artikel 4 van Beschikking M (65) 1) (zie blz. 362)
ob
Ô
Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MIN1STÉRLLLES
299 - 300 DECISION COMPLEMENTAIRE DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX
RELATIVE A LA POLITIQUE COMMERCIALE COMMUNE DU 17 FEVRIER 1964 (M (64) 1)
Ob
(Abrogée en vertu de l'article 4 de la Décision M (65) 1) (voir page 362)
s
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIELE BESCHIKKINGEN
301 - 302 BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE MET BETREKKING TOT DE LIJST VAN BEPERKINGEN OP HET VRIJE HANDELSVERKEER BEDOELD IN ARTIKEL 10 VAN DE OVERGANGSOVEREENKOMST VAN 17 FEBRUARI 1964 (M (64) 3) (Vervallen krachtens artikel 3 van Beschikking M (65) 3) (zie blz. 898)
.
Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A LA LISTE DES ENTRAVES A LA LIBRE CIRCULATION DES MARCHANDISES VISEE A L'ARTICLE 10 DE LA CONVENTION TRANSITOIRE DU 17 FEVRIER 1964
(Abrogée en vertu de l'article S de la Décision M (voir page 398)
MINISTERIËLE BESCHKKINOEN
303 AANBEVELING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE INZAKE DE RICHTLIJNEN VOOR DE LABORATORIA VAN DE BENELUXLANDEN TEN AANZIEN VAN HET OPSPOREN VAN VOEDSELVERGIFTIGINGEN VAN MICROBIELE OORSPRONG (M (64) 8)
O Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op artikel 6 van het Unieverdrag, Gelet op het belang voedselvergiftigingen van microbiële oorsprong te voorkomen, Gelet op de wenselijkheid de methoden tot opsporing van de oorzaken van deze vergiftigingen te harmoniseren, Beveelt aan
Enig artikel De Regeringen der drie Beneluxlanden worden uitgenodigd aan de laboratoria, die belast zijn met het opsporen van voedselvergiftigingen van microbiële oorsprong, binnen een termijn van drie maanden, de hierbijgevoegde richtlijnen over te maken, met verzoek deze op te volgen. Gedaan te Brussel, op 25 mei 1964, De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) Eug. SCHAUS.
Benelux, l2de aanvulling
Les indications visées aux articles 2 et 3 doivent être inscrites d'une manière apparente et en caractères lisibles.
L'adresse visée aux articles 2 et 3 qui concerne les personnes morales, quée par la mention de leur siège.
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
362 - 397
BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE INZAKE DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK VAN 31 MAART 1965 (M (65) 1)
(Vervallen krachtens artikel 4 van Beschikking M (66) 1) (zie blz. 537)
.
Benelux, 12de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
362 - 397
DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A LA POLITIQUE COMMERCIALE COMMUNE DU 31 MARS 1965 (M (65) 1) (Abrogée en vertu de l'article t de la Déci8ion M (66) 1) (voir page 537)
.
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
398 - 414
BESCHIKKING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE MET BETREKKING TOT DE LIJST VAN BEPERKINGEN OP HET VRIJE HANDELSVERKEER, BEDOELD IN ARTIKEL 10 VAN DE OVERGANGSOVEREENKOMST VAN 31 MAART 1965 (M (65) 3)
(Vervallen krachtens artikel S van Beschikking M (66) 3) (zie blz. 540)
O
Eneux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
398 - 414 DECISION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A LA LISTE DES ENTRAVES A LA LIBRE CIRCULATION DES MARCHANDISES, VISEE A L'ARTICLE 10 DE LA CONVENTION TRANSITOIRE DU 31 MARS 1965 (M (65) 3)
(Abrogée en vertu de l'article 3 de la Décision M (66) 3) (voir page 50)
.
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIÈLE BESCHIKKINGEN
415 AANBEVELING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE INZAKE DE TOEPASSING VAN EEN BENELUX-REFERENTIEMETHODE VOOR HET OPSPOREN EN HET IDENTIFICEREN VAN IN LEVENSMIDDELEN AANWEZIGE, IN WATER OPLOSBARE, SYNTHETISCHE KLEURSTOFFEN (M (65) 4)
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 3, 6 en 7 van het Unieverdrag, Gelet op artikel 9 van de Overgangsovereenkomst, Gelet op de Aanbeveling van het Comité van Ministers van 23 september 1963 inzake de harmonisatie der wetgevingen betreffende kleurstoffen, welke kunnen worden gebruikt in voor menselijke voeding bestemde waren, M (63) 18, Overwegende, dat geschillen, voortvloeiende uit het toepassen van verschillende analysemethoden of uit het gebruik van verschillende normen, dienen te worden vermeden, Overwegende, dat het in het bijzonder voor de harmonisatie van het voedingsmiddelentoezicht vereist is, dat gelijke of gelijkwaardige methoden worden toegepast, dezelfde termen worden gebezigd en gelijke of gelijkwaardige normen worden aangelegd, Beveelt aan
Enig artikel De Regeringen der drie Beneluxlanden worden uitgenodigd bijgaande analysemethode betref Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
449 tolet de scellement satisfait aux prescriptions du Chapitre II de ce Règlement et mentionnant le numéro du pistolet. Cette disposition ne s'applique qu'aux pistolets de scellement qui sont en usage au moment de l'entrée en vigueur du présent Règlement.
.
Benelux, 12me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
450 - 465 BENELUXLIJST VAN DE LANDBOUWPRODUKTEN EN VOEDINGSMIDDELEN WAAROP HOOFDSTUK 3 VAN DE OVERGANGSOVEREENKOMST VAN TOEPASSING IS (M (65) 10)
(Deze lijst is door het Comité van Ministers vastgesteld op 31.3.1965. Zij is op 18 april 1966 vervangen door de lijst, opgenomen in document M (66) 10) (zie blz. 568)
.
Benelux, I2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
450
-
465
LISTE BENELUX DES PRODUITS AGRICOLES ET ALIMENTAIRES AUXQUELS S'APPLIQUE LE CHAPITRE 3 DE LA CONVENTION TRANSITOIRE (M (65) 10)
.
(Cette Liste est arrêtée par le Comité de Ministres en date du 31.3.1965. Elle est remplacée ie 18 avril 1966 par la Liste reprise au document M (66) 10) (voir page 568)
.
Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIËLE BESCHIKKINGEN
466
OPSTELLING DOOR HET COMITE VAN MINISTERS VAN EEN VERDRAG BETREFFENDE DE INSTELLING EN HET STATUUT VAN EEN BENELUX -GERECHTSHOF (M (65) 13) (Overgebracht naar Deel ', « Juridische Zaken », blz. 1)
Benelux, 1 2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
466 ETABLISSEMENT PAR LE COMITE DE MINISTRES
D'UN TRAITE RELATIF A L'INSTITUTION ET AU STATUT D'UNE COUR DE JUSTICE BENELUX (M (65) 13)
fb
(Transféré au Tome
« Affaires juridiques », page 1)
Benelux, 12me supplément
MIN1STERIiLE BESCHIKKINGEN
467 AANBEVELING VAN HET COMITE VAN MINISTERS VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE BETREFFENDE DE HARMONISATIE DER WETGEVINGEN INZAKE PESTICIDEN (BESTRIJDINGSMIDDELEN) EN FYTOFARMACEUTISCHE PRODUKTEN (M (65) 14) (Aangevuld door M (66) 18)
(zie ook M (65) 17, blz. 531)
Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 3 en 6 van het Unieverdrag, Gelet op artikel 9 van de Overgangsovereenkomst, Overwegende, dat de wetgevingen inzake pesticiden (bestrijdingsmiddelen) en fytofarmaceutische produkten dienen te worden geharmoniseerd, Beveelt aan
Enig artikel De Regeringen der drie Beneluxlanden worden uitgenodigd binnen een termijn van twaalf maanden, volgend op de ondertekening van deze Aanbeveling, hun wetgevingen inzake pesticiden (bestrijdingsmiddelen) en fytofarmaceutische produkten aan te passen aan bijgaande Reglementering. Gedaan te Brussel, op 31 maart 1965. De Voorzitter van het Comité van Ministers, (w.g.) H. FAYAT Benelux, l2de aanvulling
DÉCISIONS MINISTÉRIELLES
467
•
RECOMMANDATION DU COMITE DE MINISTRES DE L'UNION ECONOMIQUE BENELUX RELATIVE A L'HARMONISATION DES LEGISLATIONS EN MATIERE DE PESTICIDES ET DE PRODUITS
PHYTOPHARMACEUTIQUES (M (65) 14)
(Complétée par M (66) 18) (voir aussi M (65) 17, p. 531) Le Comité de Ministres de l'Union économique Benelux, Vu les articles 3 et 6 du Traité d'Union, Vu l'article 9 de la Convention transitoire, Considérant qu'il convient de réaliser l'harmonisation des législations relatives aux pesticides et produits phytopharmaceutiques,
Recommande
Article unique Les Gouvernements des trois pays du Benelux sont invités à adapter leurs législations en matière de pesticides et de produits phytopharmaceu tiques à la Réglementation ci-annexée dans un délai de douze mois à dater de la signature de la présente Recommandation.
Fait à Bruxelles, le 31 mars 1965. Le Président du Comité de Ministres, (s.) H. FAYAT Benelux, 1 2me supplément
MINISTERIELE BESCHIKKINGEN
468
BENELUXREGLEMENTERING INZAKE PESTICIDEN (BESTRIJDINGSMIDDELEN) EN FYTOFARMACEUTISCHE PRODUKTEN (M (65) 14, Bijlage)
1. GRONDBEGINSELEN VAN DE REGLEMENTERING 1.1.
Algemene bepalingen
1.1.1. Definities van de stoffen en preparaten die
onder de reglementering vallen Onder « pesticiden » moeten worden verstaan, stoffen en preparaten ter vernietiging of afwering van schadelijke dieren, planten, micro-organismen of virussen. Zij worden onderscheiden in pesticiden voor landbouwgebruik, en pesticiden voor niet-landbouwkundige toepassingen. Onder « fytofarmaceutische produkten » moeten worden verstaan a. pesticiden voor landbouwgebruik b. stoffen en preparaten ter bevordering of ter regeling van de plantengroei of ter conservering van gewassen of delen daarvan; C.
stoffen en preparaten voor onkruidverdelging;
Benelux, 12me supplémeni
O