0145
Johannes -11
het Woord In het Grieks is de logos mannelijk, in het Nederlands is het woord onzijdig. Als in 2-4 naar 1 wordt verwezen, klinkt dit verschil door. In 4 voegt NBV ‘het Woord’ in. Van vers 10 af gaan bron- en doeltaal in de mannelijke vorm verder. NBV voegt ook hier ‘het Woord’ in. De Griekse tekst noemt de logos pas weer in vers 14.
3
ontstaan In 3-15 staan verschillende vormen/vertalingen van het werkwoord worden: 3.10 ontstaan, 3bestaan, 6.17komen, 12.14worden, 15er zijn.
4
het licht voor de mensen Ook in het Grieks is het licht onzijdig. het licht voor/ van de mensen.
7
als getuige... opdat iedereen zou geloven voor een getuigenis, om te getuigen. opdat allen zouden geloven.
8
hij was er Invoeging, die grammaticaal noodzakelijk is, maar die best gemist kan worden: Híj was het licht niet, maar opdat hij zou getuigen van het licht.
9
(:) het ware licht, dat ieder mens verlicht en naar de wereld kwam NBV vat dit vers op als het getuigenis van de doper, vandaar de dubbele punt 8slot. Toch volgt diens getuigenis pas in 19. Je kunt 9 ook lezen als het bericht van de evangelist; dan loopt de zin in 10 harmonisch door. Was – staat voorop, geen hulpwerkwoord bij komende, maar zelfstandig werkwoord het wàs er, het licht. Komende in de wereld – kan bij licht en bij mens horen. Gezien de nadruk op het begin van de zin, zegt het iets over het licht. Het deelwoord kun je temporeel (bij) en instrumenteel (door) vertalen. Omdat íeder mens erdoor verlicht wordt, is het laatste bedoeld. Het wàs er, het ware licht – en door zijn komst in de wereld verlicht het ieder mens.
11
wat van hem was... wie van hem waren het zijne... de zijnen.
12
het voorrecht de macht, bevoegdheid.
13
niet op natuurlijke wijze 1951: niet uit bloed (meervoud), Zoiets als: niet uit bloedgroepen.
14a
is mens geworden is (zwak) vlees geworden.
14b
grootheid glans, uitstraling.
0146
14c
de enige Zoon van de Vader hoos, als – wat volgt kun je opvatten als een vergelijking; zoon, vader – hebben geen bepaald lidwoord. als een enig kind van een vader.
15
getuigde Tegenwoordige tijd, zoals wij zeggen: Augustinus schrijft, Luther zegt. getuigt over hem: hij riep uit: ...
16
met goedheid overstelpt kregen wij allen de ene genade voor en de andere na.
17
met Jezus Christus door Jezus Christus..
18
de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, ... Eniggeboren God – verwijzing naar 14, enig kind? Zie 1323 die aan de boezem des Vaders is (1951), lag naast hem aan tafel aan (NBV). Zoals Johannes tijdens de paasmaaltijd vlakbij Jezus was, zo is Jezus tijdens zijn leven op aarde en na zijn hemelvaart vlakbij God de Vader. Gods enig kind, die vlakbij de Vader is.
19
hadden vanuit Jeruzalem... gestuurd Vanuit – ik blijf ‘vanaf, vanuit’ geen goed en zeker geen fraai Nederlands vinden: uit Jeruzalem. Hadden gestuurd, stuurden. Toen – onvertaald, terwijl het de beide zinnen (zinsdelen) verbindt. Dit is het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem... stuurden.
21
Die ben ik ook niet. Ben ik niet.
22
Wij moeten antwoord kunnen geven Verspreid over de evangeliën en Handelingen maakt NBV gebruik van helpende werkwoorden. Soms kan dit niet anders, maar vaak verzwakken ze de inhoud. Het gaat om 'modale' woorden als: voelen, willen, kunnen, mogen, moeten, laten, proberen, beginnen, komen, gaan. we moeten toch antwoord geven.
23
de stem die roept Èn de Hebreeuwse tekst èn de Griekse vertaling (LXX) van Js 403 hebben dezelfde formulering: NBV: ‘een stem roept’. Een stem van een roepende.
24
De afgevaardigden die uit de kring van de Farizeeën kwamen Er waren ook afgevaardigden uit de Farizeeën.
25
vroegen verder en zij vroegen dóór: ...
26
met water in water.
28
doopte
0147
aan het dopen was. 29a
zag hij... en hij zei Het Grieks heeft hier tegenwoordige tijden, zie het eind van dit document.
29b
daar is Evenals in 36 is hier ‘zie/kijk’ vertaald door: Daar is.
31
ik wist niet wie hij was ik kende hem niet.
38
dat is in onze taal Een soortgelijke uitdrukking staat in 41v.
41
vlak daarna kwam hij zijn broer Simon tegen Híj trof als eerste zijn eigen broer: de eerste die hij tegenkwam was zijn eigen broer.
43
besloot te gaan wilde naar... gaan.
51
Waarachtig Amen, amen – het bijbelse woord dat ook vandaag nog algemeen bekend is, ruilt NBV in voor een krachtterm die je vroeger niet mocht gebruiken – een vreemde gedachte...
-23
bijna op was Gebrek lijden, ontberen, missen, ontbreken (buitenbijbels: brood, honing!).
4
... In de vertaling is 'vrouw' weggelaten. Deze aanspraak is zeker niet vrouwonvriendelijk bedoeld (vgl. 12 met zijn moeder). En indien al: wat dan nog? Staat in de Griekse tekst. Niet brutaal, maar 'ignoriert das Sohnesverhältnis' (Rienecker). Je kunt je voorstellen dat Jezus in gezelschap zijn moeder aansprak met: Mevrouw.
5a
sprak... aan zei... tot
5b
Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is Zo vertaal je 'wat ook' in feite twee keer: wat, en: wat het ook is. Maar het is vooral te slap vertaald: doe maar...! Het nog niet van 4 heeft Maria hoop gegeven: Wat hij ook tegen jullie zegt, dóé het!
11
toonde zo zijn grootheid Zie bij 114, maakte zo zijn uitstraling zichtbaar.
13
Pesach, het Joodse paasfeest Hiermee vertaal je de uitdrukking, die zelf al een verklaring is, twee keer. Het Joodse paasfeest.
15v
joeg smeet gooide
gooide ze allemaal de tempel uit, de schapen en de koeien smeet het geld op de grond wierp hun tafels ondersteboven
0148
weg ermee vlieg op met die handel jullie maken maak geen markt van het huis van mijn Vader Het Griekse woordje te verbindt de schapen en de koeien met 'allen'. 18
kunt u bewijzen bewijst u ons maar eens...
23v
kwam tot geloof Deze vertaling maximaliseert het Griekse werkwoord: alsof ze meteen voluit gelovig werden. Dat ze dit niet werden, blijkt wel uit 24: Jezus had geen vertrouwen in hen. Zeker in het vierde evangelie gaat het bij 'geloven' om een proces dat verschillende stadia doorloopt.
-31
Zo was er een Farizeeër, een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus Zo was er een mens – geeft een prachtige aansluiting aan het vorige vers (laatste woord: een mens); met de naam Nikodemus – een stijve vertaling van: met name Nikodemus, hij heette Nikodemus. In de vertaling hoef je niet altijd aan de Griekse woordvolgorde vast te houden. Het is wel verstandig om dit in een eerste werkvertaling wel te doen. In dit geval is de volgorde van het Grieks logischer: Zo was er een Farizeeër, hij heette Nikodemus, een van de Joodse leiders.
3
alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien Vergelijk in 2 alleen met Gods hulp, als God niet met hem is; opnieuw – van boven af, vgl. 31, 1911.23; Gods koningschap zien – vgl. in 2 deze tekenen. als iemand niet van boven geboren wordt.
6
uit een mens is menselijk Vergelijk 113 natuurlijk verlangen – je kunt het ook anders vertalen, maar er staat: wat uit het vlees is, is vlees.
7
dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden Dat – klaarblijkelijk als dubbele punt, directe rede, bedoeld. Allemaal – begrijpelijk wegens de overgang van enkelvoud (5je) naar meervoud (7 jullie, vgl. 11-12), maar ‘allemaal’ staat er niet. Opnieuw – kun je ook vertalen met: van bovenaf.
8
waarheen Strikt genomen: waar.
10
terwijl u een leraar van Israël bent u bent de leraar van Israël...?
13
Er is toch nooit iemand opgestegen naar de hemel, behalve degene die uit de hemel is neergedaald? De vertaling ‘Er is toch...?’ suggereert vanzelfsprekendheid. Maar er zijn geen andere gevallen bekend, deze uitspraak is helemaal niet vanzelfsprekend. Het is dan ook de
0149
vraag of dit een vraag ìs! Jezus deelt iets mee, maar zij (zie bij 7) begrijpen het niet, laat staan dat ze het geloven (zie 11-12). Ook 14 is zo'n zin die iets nieuws meedeelt: ‘en’. en niemand is naar de hemel opgestegen behalve hij die uit de hemel is neergedaald. 18
is al veroordeeld, omdat hij niet wilde geloven Is al veroordeeld – is al geoordeeld (ook in 529 751 826! 1611); de Griekse stam krin- betekent: onderscheid maken tussen, het afwegen van: goed en slecht; krinein is het werkwoord; en krisis is het zelfstandige naamwoord. Hierbij gaat het om: oordelen, beoordelen. En daar zijn wetten, regels, normen, waarden voor nodig, aan de hand waarvan beoordeeld wordt: is al beoordeeld. Niet wilde geloven – maar er staat: niet heeft geloofd.
20
bekend worden aan het licht komen.
21a
wie oprecht handelt wie de waarheid doet.
21b
zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet opdat aan het licht komt dat alles wat hij doet... in Gods tegenwoordigheid is gedaan.
25
over het reinigingsritueel ‘Reiniging’ als probleem, kwestie. Het gaat niet over het ritueel, maar over de persoon die het ritueel voltrekt! over: reiniging.
27
Een mens kan alleen ontvangen wat hem door de hemel gegeven wordt Een mens kan niet ontvangen, zelfs niet één ding, als het hem niet uit de hemel gegeven wordt, NBV formuleert positief wat de Griekse tekst negatief onder woorden brengt. De dubbele ontkenning verscherpt de uitspraak. een mens kan helemaal niets ontvangen als het hem niet uit de hemel gegeven wordt.
28
jullie Met nadruk voorop: jullie zelf Hierna volgt de directe rede (dubbele punt).
29a
de bruidegom krijgt de bruid Hij heeft, heeft gekregen. Het gaat niet om de actie maar om het resultaat van het krijgen. de bruidegom heeft de bruid.
29b
de vriend van de bruidegom staat te luisteren en is blij dat hij de stem van de bruidegom hoort. Dat vervult mij met grote vreugde. De stem, bijna: de stemming van de bruidegom: hij is goedgeluimd. Dit is nu mijn vreugde, daar ben ik vol van! 33
betrouwbaar is Vergelijk 34.
0150
waar is. 35
alle macht aan hem overgedragen Heeft alles in zijn hand gegeven – wij zeggen: heeft alles in zijn hand gelegd.
36
wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen niet gehoorzaamt. zal leven niet zien, meemaken wie de Zoon ongehoorzaam is, zal geen leven zien.
-41
Toen Jezus hoorde dat aan de Farizeeën verteld werd dat hij meer leerlingen maakte en er ook meer doopte dan Johannes Hoorde – te weten kwam; werd verteld – hadden gehoord; dat – dubbele punt, directe rede; er ook meer – overbodige toevoeging: Jezus kwam te weten dat de Farizeeën hadden gehoord: ‘Jezus maakt en doopt meer leerlingen dan Johannes’. 7
Toen kwam er...... Jezus zei... Vergelijk bij 129a. Je zou hier kunnen vertalen: Komt er een vrouw... Zegt Jezus...
11
wilt u vandaan halen waar haalt u vandaan.
17
U hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt Directe rede: ‘Terecht zegt u: "Ik heb geen man"’.
18
Wat u zegt is waar Wel erg stijfjes vertaald, misschien beter: daar hebt u gelijk in.
19
Nu begrijp ik Ik zie Ik merk.
20a
bij u zegt men jullie zeggen.
20b
waar God vereerd moet worden waar je God moet vereren.
23v
wie aanbidt Er staat vier keer een vorm in het meervoud: wie aanbidden, de aanbidders.
32
dat jullie niet kennen waar jullie geen weet van hebben.
34
voltooien ik zal voltooien.
0151 37
Hier in dit opzicht.
39
kwamen tot het geloof geloofden.
45
want daar waren ze zelf bij geweest want daar waren ze zelf ook geweest.
47
omdat hij gehoord had Afwisseling van twee verleden tijden: ging hij naar hem toe en vroeg hem... wilde meegaan en... genezen.
49
maar... drong aan: Heer, ga toch mee... zegt hij: Ga nou mee...
53
kwam tot geloof Hetzelfde woord als in 50 is vertaald door: geloofde.
-57a
om mij erin te helpen In het bad te werpen: om mij het bad in te helpen.
7b
ik probeer het wel NBV voegt ‘in het water’ in. en als ik er al kom (is een ander mij altijd voor).
8
uw mat Bedoeld is een slaapmatje, zoals terecht vertaald in 9-10, maar niet in 11. uw slaapmat.
10a
dan ook Een beetje ironisch: dùs... Dus (zeiden de Joden).
10b
het is niet toegstaan een slaapmat te dragen Letterlijke vertaling levert hier een passend betuttelend register op: dan mág je je slaapmat niet dragen!
12
wie zei dat tegen u? Dat – onterechte samenvatting van: pak en loop; juist de herhaling van dezelfde frasen typeert het gezeur. Wie is dat dan die tegen u gezegd heeft: pak op en loop?
13
kon niet zeggen wist niet.
14
zondig daarom niet meer... anders zal... Daarom – NBV maakt Jezus' vriendelijke raad bevoogdend; zondig nou niet meer..., opdat u niet...
16
Het was omdat
0152
En hierom. 17
aan één stuk door tot op de dag van vandaag.
19
Waarachtig...de Vader (2e keer) Zie bij 151. want wat híj doet...
20
immers Deze vertaling vooronderstelt dat dit evident is voor de Joden, en dit is het niet. Het is juist datgene wat Jezus de Joden leert: want.
22
De Vader zelf het is ook niet zo dat de Váder...
23
Dan zal iedereen zodat allen eren.
25
Ik verzeker u Waar is nu het tweede amen gebleven?
26
zo heeft ook de Zoon leven in zichzelf; dat heeft de Vader hem gegeven. De woorden zijn vertaald, maar de zin niet: zo heeft hij ook de zoon gegeven leven te hebben in zichzelf.
28
doden Zij die in de graven zijn, vgl. 29en uit hun graf zullen komen. Het woord ‘graven’ is nu wel vertaald, maar het staat op de verkeerde plek: de pointe is niet dat ze uit hun graf zullen komen, maar dat ze in hun graven zijn en zijn stem zullen horen!
29a
wie... gedaan heeft Geen enkelvoud: wie heeft, maar meervoud: zij die... hebben.
29b
veroordeeld Zie noot bij 318.
32
zijn verklaring over mij de verklaring die hij over mij aflegt.
34
niet dat ik het getuigenis van een mens nodig heb Ik krijg niet van een mens het getuigenis, integendeel dit zeg ik opdat jullie gered worden ik krijg geen goed getuigenis van een mens, maar ik zeg dit om jullie te redden.
36
het werk dat... wat ik doe De werken/taken die uitgerekend de werken die ik verricht.
37
heeft dus zelf een getuigenis over mij afgelegd dus – ingevoegd door NBV;
0153
heeft... afgelegd – handeling in het verleden waarvan het resultaat in het heden voortduurt; hij – benadrukt de rol van de Zender. en de Vader die mij zond, híj getuigt over mij. 38
en u hebt zijn woord niet blijvend in u opgenomen en zijn woord hebt u niet als iets blijvends in u (of: in uw kring, onder u, meervoud).
39
welnu, de Schriften getuigen over mij en juist zij zijn het die over mij getuigen.
40
maar bij mij wilt u niet komen en toch wilt u niet naar me toe komen om leven te krijgen.
41
niet dat de mensen mij moeten eren Er staat het tegenovergestelde: eer van mensen accepteer ik niet.
42
in u in uw lijf!
44
Hoe zou u ooit tot geloof kunnen komen hoe kunt ú geloven – u die lof van elkaar aanneemt, maar de lof van de enige God zoekt u niet.
-61
ook wel... genoemd of.
2
gezien hadden zagen.
3
de berg Soms ook: het gebergte, de bergen: ging de bergen in.
5a
die menigte 'n grote menigte.
5b
om deze mensen te eten te geven Zodat ze kunnen eten zodat ze te eten hebben.
7
Zelfs 200 denarie zou niet voldoende zijn om iedereen een klein stukje brood te geven ‘Broden’ is van plaats veranderd en als enkelvoud vertaald, de aantonende wijs is aanvoegende geworden 200 denarie brood is niet genoeg voor hen, en dan krijgt ieder nog maar een beetje.
8v
10
een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen Niet voor niets staan er in het Grieks verkleinwoorden: een jochie met vijf gerstebroden (broodjes?) en twee visjes. Hoe kleiner de voorraad, des te groter het wonder. laat iedereen gaan zitten... en ze gingen zitten; er waren ongeveer vijfduizend mannen
0154
laat de mensen gaan liggen... en dus gingen liggen, zo'n vijfduizend man. 11
Hij gaf hun ook vis, zoveel als ze wilden zo ook van de visjes, zoveel als ze lustten.
14a
hij moet wel... zijn hij is echt...
14b
hem wilden dwingen om mee te gaan en hem dan tot koning zouden uitroepen zouden komen en hem onder dwang koning maken.
15
de berg Vergelijk 3.
23
nu legden er andere boten uit Tiberias aan andere boten kwamen uit T.
27a
u moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat Ηet gebruikte werkwoord betekent o.a. bederven, vergaan, en van voedsel mag je dan misschien ook zeggen: verteren. werk niet voor het voedsel dat verteert.
27b
maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft Maar het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven: maar voor de voeding die je eeuwig laat leven.
27c
want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven want hem heeft de Vader daarvoor bestemd – God zelf!
28
Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil? Wat moeten we doen, zodat we de werken van God doen? Wat moeten we doen om te doen wat God wil?
29
Dit moet u voor God doen: Dit moet u van God doen:
30a
kunt u verrichten... (vgl.: kunt u doen) verricht u... (doet u).
30b
als we iets zien zullen we in u geloven Opdat wij zien en u geloven Eerst zien, dan geloven!
36
Maar ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u me gezien Maar ik zei al: Bij u is het eerst zien en dan nog niet geloven!
38
Want ik ben niet uit de hemel neergedaald Dit wijst terug op 33 het brood dat neeerdaalt, en vgl. 50-51.58. Numeri 117-9 (Hebreeuws: yéréd; Griekse vertaling, LXX: kat-ébè) het manna valt, dwarrelt, komt neer. In Jh 6 staat het in direct verband met Jezus' zending door de Vader (33-39.44.57, de werkwoorden sturen en zenden).
39
niemand... allen alles... het
0155 40
iedereen... hen ieder... hem.
41
begonnen te protesteren Protesteerden, mopperden (over hem), vgl. 52 begonnen te discussiëren, discussiëerden.
43
ik hoor u bezwaren maken mopper niet onder elkaar.
44
bij me brengt Sleept trekt.
45
worden Het gaat niet over de actie, maar over het resultaat: zijn.
58
Het is niet Niet zoals.
63
dient tot niets levert niets op.
70
Ikzelf heb jullie... uitgekozen Ηet vragende moet je erin houden: Heb ik jullie niet alle twaalf uitgekozen?
71
want hij, een van de twaalf, zou hem uitleveren NBV voelt niet aan dat ‘een van de twaalf’, net als in het Grieks, achteraan moet staan. Zo dreunt en kreunt het nog even na: want die zou hem uitleveren, één van de twaalf!
-73
dan zien ook je leerlingen het werk dat je doet Zien – toekomende tijd, aantonende wijs; toch lijkt me in dit geval een modale inkleuring terecht (vgl. 122): kunnen zien. De uitspraak is spottend bedoeld. het werk dat je doet – meervoud: de werken die..., en gezien 4dit soort dingen: op/zodat ook je leerlingen kunnen zien wat voor dingen je doet.
9
hij bleef Vergelijk 10ging hij zelf ook: bleef hij zelf.
11
vroegen zich af waar hij was Duidelijk een directe rede, een levendige verteltrant wegvertaald: waar zou hij zitten? en zeiden: Waar is hij?
12
Overal werd over hem gesproken: sommigen vonden dat hij een goed mens was, anderen meenden dat hij het volk misleidde Niet overal, maar bij iedereen – in de schare; gesproken – een steriele weergave van gongusmos: er werd over hem gepraat, gekletst, vgl. 13 niet openlijk;
0156
ook in 12b mag je de directe rede niet wegvertalen: het is geen verhandeling maar een handeling! De mensen praatten over hem; sommigen zeiden: 'Hij is goed', anderen: 'Nee, maar hij misleidt de mensen'. 13
durfde... te spreken sprak.
16
Jezus zei daar reageerde Jezus op met:...
17
Wie ernaar streeft te doen wat God wil, zal weten of mijn leer van God komt of dat ik namens mezelf spreek De letterlijke vertaling van de voorzin: als iemand ... wil – vraagt in de hoofdzin om: dan zal hij en/of zij.... Dit ondervangt de NBV listig door te vertalen: wie er naar streeft – dit levert in de nazin geen problemen op, en alle broeders en zusters zijn tevreden. Toch gaat het een beetje ten koste van de scherpte van Jezus' woord: pas als jij wilt doen wat God wil dat je doet, zul je ontdekken waar ik mijn onderwijs vandaan heb! Twee willen stuiten op elkaar (als iemand de wil heeft zijn wil te doen) in de tekst, maar niet in de vertaling. En: mijn leer – dan gaat het om hetzelfde onderwijs als in 16! Wie wil doen wat God wil, zal weten of mijn onderwijs uit God komt of van mijzelf. 19
U hebt van Mozes toch... gekregen? Een voorbeeld van wisseling van onderwerp en voorwerp (Mozes > u) Mozes heeft u... toch gegeven?
23
Als er op sabbat abesneden wordt omdat anders de wet van Mozes wordt bovertreden, waarom cbent u dan kwaad dwanneer ik op sabbat iemand ehelemaal gezond maak? a Als je in 23b mens vertaalt door iemand, dan moet je dit in 23a ook doen; b het werkwoord betekent meer: losmaken, opheffen, dan: overtreden; c bent u dan kwaad op mij; d ‘dat’ betekent niet: wanneer, maar: omdat; e helemaal gezond, of: een heel mens gezond? Als iemand op sabbat besneden wordt omdat anders de wet van Mozes opgeheven wordt, waarom bent u dan kwaad op mij omdat ik op sabbat een heel mens gezond heb gemaakt? 24
Vergelijk 529.
25
en ze zeggen niets tegen hem De bedoeling is ongetwijfeld niet: ze praten niet tegen hem, maar: en ze spreken hem niet tegen!
27
Wanneer de messias komt, zal niemand weten waar hij vandaan komt, maar van hem weten we wel waar hij vandaan komt 27b sluit aan bij 26, daarom staat het in het Grieks ook vooraan: Maar van hèm weten we waar hij vandaan komt, en van de messias weet niemand dat. 31
zal die niet meer... De vraag in de vertaling houden: zal die toch niet meer...?
33
zal... zijn
0157
ben. 35
waar gaat hij dan naartoe waar is hij dan van plan heen te gaan of: waar zal hij dan heengaan.
36
wat bedoelde hij dan toen hij zei wat is dat dan voor een uitspraak.
37a
in de tempel Door NBV toegevoegd
37b
laat wie dorst heeft als je dorst hebt (kom dan bij mij en drink).
38
uit het hart uit zijn binnenste.
39
tot Gods majesteit verheven De betekenis van het Griekse werkwoord pendelt tussen aeren, roemen, prijzen en b grootmaken, verheerlijken. Het Nederlandse ‘ophemelen’ geeft de dubbelzinnigheid aardig weer, maar is minder geschikt voor de bijbelvertaling. verheerlijkt.
40
Toen de mensen in de menigte dit hoorden Gezien 41 anderen, moet je geen lidwoord toevoegen Toen mensen uit de menigte dit hoorden.
41
maar er werd ook gezegd weer anderen zeiden.
43
NBV
laat ‘wegens, om hem’ weg.
45a
gingen terug de dienaren gingen terug naar de hogepriesters en de Farizeeën.
45b
Toen hun werd gevraagd en die vroegen hun.
46
Nieuwe hoofdzin.
52
kan komen is opgestaan.
-85
draagt... op Droeg... op – het tegenovergestelde verschijnsel: een verleden tijd tegenwoordig vertaald.
6
om te zien of ze hem konden aanklagen In het Nederlands kun je het bijna net zo zeggen: opdat / zodat ze iets hadden om hem aan te klagen.
7
laat die... werpen
0158
moet (dan maar) werpen. 10v
veroordeeld Vergelijk 529vv.
12
Jezus nam opnieuw het woord. Hij zei: ‘Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft. Tot hen – laat NBV weg, terwijl dit toch verwijst naar de Farizeeën (732.45.48, 83): weer sprak hij tot hen, vgl. 21; loopt... heeft... – de toekomend bedoelde tijden (aoristus en futurum) accentueren het beloftekarakter van wat Jezus zegt: zal beslist niet lopen, maar zal zeker hebben; het wereldlicht; het levenslicht. Weer sprak Jezus tot hen: Ik ben het wereldlicht. Wie mij volgt, zal nooit meer in het donker lopen maar het levenslicht hebben. 15
met menselijke maatstaven Conform naar menselijke maatstaven.
17
in uw wet in uw eigen wet.
21
Vergelijk 12.
22
dat hij zegt dat 22b is een letterlijke herhaling van 21b en kan ook zo vertaald worden dat hij zegt:...
23
u hoort bij deze wereld Vergelijk NBV-vertaling van 23a: 2x van; zie ook 37 u bent van deze wereld.
25
wie bent u dan? U, wie bent u, wie denkt u wel dat u bent? wie bent u eigenlijk?
26
Ik heb veel over u te zeggen, en veel in uw nadeel, maar dik zeg tegen de wereld cwat ik gehoord heb avan hem die mij gezonden heeft, en bhij is betrouwbaar en veel in uw nadeel – krinein, vgl. 318. NBV keert de oorspronkelijke volgorde van 26b om, terwijl deze zo logisch is: maar ahij die mij gezonden heeft bis betrouwbaar, en cwat ik van hem gehoord heb dzeg ik in de wereld. 27
de mensen begrepen niet ze begrepen niet.
28a
u... hoog verheven hebt u verhoogd hebt.
28b
maar over deze dingen spreek zoals de Vader het mij geleerd heeft maar dat ik dit zeg zoals de Vader het mij geleerd heeft.
29
wat hij wil
0159
Wat hem behaagt wat hij graag wil. 37
omdat er in u geen ruimte is voor wat ik zeg Een plaats hebben, krijgen; in uw binnenste, of: in uw midden omdat mijn woord geen plaats onder u heeft.
38
ik spreek over wat... u doet wat... Vergelijk 28. wat ik heb gezien van de Vader zeg ik, ook u doet wat u hebt gehoord van uw vader.
42
Ik ben bij God vandaan gekomen toen ik hiernaartoe kwam want ik kwam van God en zo ben ik hier.
43
mijn woorden mijn woord.
44
uw vader is de duivel... Ú bent van vader duivel. Hij hoort niet bij de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is en hij staat niet in de waarheid.
45
Maar mij gelooft u niet, want ik spreek de waarheid De volgorde van het Grieks is omgekeerd: Maar omdat ik de waarheid spreek, gelooft u mij niet.
48
riepen Klinkt te opruiend; ze reageerden met...
50
Ik ben niet uit op eigen eer; iemand anders is uit op mijn eer en hij zal oordelen ík ben niet uit op mijn eer, een ander is dat en hij oordeelt.
51
nooit tot in eeuwigheid.
53
meer dan groter dan.
54a
eren... eert Zie bij 739.
54b
dat hij onze God is Dubbele punt, directe rede : Hij is onze God.
55
ik ken hem maar ik ken hem.
56
op mijn komst verlangde ernaar mijn dag mee te maken.
59
wist onopgemerkt uit de tempel te ontkomen ging onopgemerkt uit de tempel weg.
0160
-92
hoe komt het dat hij blind was toen hij geboren werd? Heeft hij gezondigd of zijn ouders? Wie zondigde er, hij of zijn ouders, (zo)dat hij blind geboren werd?
3
maar Gods werk moet door hem zichtbaar worden Moet worden – alsof dit een doel is en niet een gevolg! maar zo wordt wel Gods werk in zijn leven zichtbaar.
4
Zolang het dag is, moeten we het werk doen... Evenals in 2 heeft de NBV ook in 4 de volgorde van woorden/zinnen omgekeerd. Op zich is hier niets mis mee, maar als het kan is het veiliger om zo dicht mogelijk bij de Griekse tekst te blijven. Bovendien staat hier ‘ons’ met nadruk voorop: wij moeten het werk doen.
6.11.14v
wat modder In 6 lijkt de toevoeging ‘wat’ logisch, in 11.14(!).15 klinkt alleen ‘modder’ beter. 15 Hij deed modder op mijn ogen, ik waste me en – ik zie!
7
Ga naar... en was u daar De twee bevelende wijzen zou je ook kunnen weergeven met: Ga je wassen in...
10
opengegaan In 14 staat de actieve vorm, hier in 10 de passieve vorm: open gemaakt.
11
Iemand die Jezus heet ene Jezus.
15a
weer Ook – hoort bij het vragen van de Farizeeën, weer – staat niet bij het antwoorden van de ex-blinde. Op hun beurt (vroegen de Farizeeën). En hij vertelde hun:...
16a
meenden: Zo iemand komt niet van God, want hij houdt zich niet aan de sabbat zeiden dus:Deze man komt niet van God: hij houdt de sabbat niet!
16b
zou kunnen doen? kan... doen.
16c
Er ontstond verdeeldheid. En er ontstond verdeeldheid onder hen ze waren het grondig oneens.
17
genezen geopend.
18
maar de Joden wilden niet geloven geloofden niet.
18
...
19
Weggelaten: ‘totdat’ en ‘van de man die zelf weer kon zien’.
die... geboren zou zijn
0161
waarvan jullie beweren dat hij... is. 23
dat hij oud genoeg was en dat ze het hem zelf moesten vragen Directe rede, letterlijk citaat : Hij is oud genoeg, vraag het hemzelf.
24
weer voor de tweede keer.
27
Wilt u soms leerling van hem worden? M.i. moet je in het Nederlands het meervoud laten doorklinken: Willen jullie soms ook leerlingen van hem worden?
30
terwijl hij mijn ogen geopend heeft en mij heeft hij nog wel de ogen geopend!
32
dat is nog nooit vertoond NBV keert hoofd- en bijzin om, en daar hoeft niets mis mee te zijn. ‘Dat is nog nooit vertoond’ – is een mooie vondst. Jammer dat de woorden: van eeuwigheid is niet gehoord dat..., in de vertaling verloren gaan. Maar met iets als: ‘dat is ongehoord’ verlies je de eeuwigheid weer!
33
zou hij dit toch niet hebben kunnen doen? De zin vraagt niet maar constateert: zou hij niets hebben kunnen doen
34
Toen ariepen ze: ...bwil jij ons de les lezen? En ze cjoegen hem weg. a zeiden ze tegen hem... ben jij leest ons de les? cze gooiden hem eruit, vgl. 22 eruitzetten.
35a
zocht hem op trof hem aan.
35b
Gelooft u Jij, geloof je in...?
36
Als ik wist wie het was, heer, zou ik in hem geloven En wie is dat dan, meneer? Dan zal ik in hem geloven.
37
u spreekt met hem Hij die met u spreekt – hij is het!
41
Maar u beweert dat u kunt zien Directe rede: Maar nu zegt u: "We zien".
-102
is de herder van de schapen Als er in 1 sprake is van 'n dief en 'n rover – en dit is zo – dan gaat het in 2 over 'n herder. Hij is een echte hèrder voor de schapen (vgl. in 7 de deur voor de schapen): de goede herder. Let op de parallellie tussen 1 wie binnengaat, en 2 wie naar binnen gaat; zo wordt in 3 zijn eigen schapen duidelijk: er zijn ook dieren van een ander in de schaapskooi;
0162
en in 5 voor een andere herder zijn de schapen kopschuw. is een herder voor de schapen. 6
wat hij bedoelde Welke dingen het waren die hij hun vertelde: waar hij het over had.
9
wanneer iemand door mij binnenkomt, zal hij gered worden De listige oplossing van 717 kan ook hier dienst doen (rammen en ooien, het gaat over schapen met een knipoog naar de mensen, of omgekeerd): wie via mij binnenkomt, zal gered worden. Zal gered, bevrijd worden > zal vrij zijn om in en uit te lopen.
10
om hun leven te geven in al zijn volheid Zodat ze leven en overvloed hebben om hun leven en overvloed te geven.
11
Een goede herder geeft.. Evenals in 11a staat er in 11b dè goede herder, er is geen enkele reden om niet te vertalen: De goede herder geeft...
18
ik ben vrij om Ik heb bevoegdheid ik ben bevoegd om.
21
en een demon kan de ogen van blinden niet openen Je kunt dit ook vragend vertalen: een demon kan toch niet ogen van blinden openen?
26a
u wilt me niet geloven maar u gelooft niet.
32
Ik heb door de Vader veel goeds voor u gedaan ik heb u veel goeds laten zien van de Vader.
33
zullen we u niet stenigen stenigen we u niet.
33b
u bent een mens, maar u beweert dat u God bent hoewel u een mens bent, doet u alsof u God bent.
35-36
De Schrift blijft altijd van kracht; als mensen tot wie God spreekt goden genoemd worden, ...wanneer ik zeg dat ik Gods Zoon ben? Als God die mensen goden noemde tot wie hij zijn woord richtte, en als er aan de Schrift niet valt te tornen, ...omdat ik zei: "Ik ben een zoon van God?" 39
ontsnapte hij ontkwam uit hun handen.
42
En velen kwamen daar tot geloof in hem En dáár geloofden velen in hem.
-112
de zieke Lazarus was haar broer
0163
en haar broer Lazarus was ziek. 4
geërd zal worden Zie bij 739 geëerd wordt.
6
gehoord had hoorde.
8
protesteerden de leerlingen, de Joden wilden u stenigen, en nu wilt u daar toch weer naartoe? spreken de leerlingen hem tegen, nu wilden de Joden u stenigen, en (uitgerekend) daar gaat u weer heen?
9
telt een dag niet twaalf uren? gaan er geen twaalf uur in een dag?
10
omdat hij geen licht heeft omdat er in hem geen licht is.
15
nu kunnen jullie tot geloof komen opdat/zodat jullie geloven (aoristus) nu zullen jullie geloven!
18
op een afstand van zo'n (15 stadiën).
23
uit de dood opstaan uit de slaap of uit de dood blijft nog open zal opstaan.
33
Dat ergerde hem...
// 38en heautooi, in de geest // 38in zichzelf Anders dan ergernis suggereert het gebruikte woord: boosheid, toorn (Mc 143 Mt 930). 33 Diep bewogen... heauton, zichzelf Dieper dan bewogenheid suggereert het gebruikte woord: angst, verwarring (Jh 141.27). Beide uitdrukkingen laten uitkomen dat Jezus zichzelf hierbij volledig in de hand had: 33a in de geest, naast 38in zichzelf; en het niet vertaalde 33b(hij verwarde) zichzelf. - 'ergrimmte er im Geist und ward betrübt in sich selbst' (Luther) - 'vertoornde zich innerlijk, bracht zich in ontroering' (LeidseV) - 'het Hy geweldig bewoë geword in sy gees en Hom onstel' (Naslaan, Afrikaans) - 'was Hij inwendig verontwaardigd, en opgewonden...' (vdBussche). tooi pneumati
35
Jezus begon ook te huilen Huilen – is in dit verband niet het juiste register, begon – zal niet de bedoeling zijn (aoristus), ook – staat niet in de tekst, 1951: het oude is niet verkeerd omdat het oud is: Jezus weende.
37a
Maar er werd ook gezegd: maar sommigen van hen zeiden
0164 37b
Hij heeft de ogen van een blinde geopend, hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen? NBV haalt de tussenzin (hij... geopend) naar voren, en dit is verreweg de beste oplossing; strikt genomen is er sprake van de blinde; voorkomen – in het Nederlands kun je hier evenals in het Grieks het werkwoord 'maken' gebruiken. Hij heeft de ogen van de blinde geopend. Kon hij dan ook niet maken dat Lazarus niet stierf? 38
Ook dit ergerde Jezus Zie bij 33.
43
... laat weg: met grote stem, luidkeels, met stemverheffing. NBV
46
om hun te vertellen ze vertelden hun.
48a
zal iedereen in hem gaan geloven De Griekse tekst gebruikt een meervoud: zullen allen in hem geloven.
48b
dan zullen ze onze tempel en ons volk vernietigen en die zullen ons èn de tempel èn het volk afnemen.
49
het niet niets.
51
sprak hij de profetie profeteerde hij.
52
ook om... bijeen te brengen maar ook dat hij... bijeen zou brengen.
54
niet meer niet langer.
-121
ging Jezus naar Betanië, naar Lazarus ging Jezus naar Betanië, waar Lazarus woonde.
2
Daar hield men ter ere van hem een maaltijd Is ‘hem’ Lazarus of Jezus? daar maakten ze voor hem een maaltijd klaar.
3
zuivere (nardusolie) pure.
7
Maar Jezus zei: Laat haar, ze doet dit voor de dag van mijn begrafenis 6 is een opmerking tussen haakjes: het verháál van 5 gaat door in 7. In Mc/Mt wordt gevraagd ‘waartoe dient die verkwisting?’ In Jh vraagt Judas ‘waarom niet verkocht?’ en antwoordt Jezus ‘opdat zij het zou bewaren voor de dag van mijn begrafenis’.
0165
Laat haar! Opdat ze het voor de dag van mijn begrafenis zou bewaren. 8
zijn immers altijd bij jullie de armen hebben jullie altijd bij je (in de buurt). omdat hij er de oorzaak van was dat veel Joden bij Jezus kwamen en in hem gingen geloven Omdat hij er de oorzaak van was – een omslachtige weergave van: om hem. De Griekse tekst gebruikt twee werkwoorden: kwamen/gingen en geloven – je kunt ze opvatten als een soort hendiadys: gingen geloven. Bovendien zit er in komen/gaan iets van: langzaam maar zeker; bv. paarden onder het juk brengen (inspannen), mensen onder de macht brengen (onderwerpen): want langzaamaan gingen veel Joden in Jezus geloven.
11
12
was er al een grote menigte in Jeruzalem voor het feest. Toen ze hoorden dat Jezus ook zou komen kwam er een grote menigte naar het feest toen ze hoorden: ‘Jezus is onderweg naar Jeruzalem’... 14
zag... staan vond.
16a
tot majesteit verheven was Zie bij 739.
16b
dat dit over hem geschreven stond, en dat het zo ook gebeurd was dat dit met het oog op hem geschreven was en dat men dit met hem gedaan had.
17
waren van die gebeurtenissen blijven getuigen (de schare...) legde dus getuigenis af.
20
Nu was er ook een aantal Grieken naar het feest gekomen om God te aanbidden Onder de pelgrims waren enkele Grieken die wilden aanbidden op het feest.
22
Filippus ging dat tegen Andreas zeggen en samen gingen ze naar Jezus F gaat en zegt het tot A, A en F gaan en zeggen het tot Jezus
23
Jezus zei maar Jezus antwoordt hun als volgt.
25
behoudt het voor het eeuwige leven zal het voor eeuwig leven bewaren.
27
laat dit ogenblik aan mij voorbijgaan? De redder (sootèr, 442) van de wereld zou vragen: Red (sooson) mij? Ogenblik – uur, moment red mij uit dit uur?
28
Laat nu zien hoe groot uw naam is, Vader.’ Toen klonk er een stem uit de hemel: ‘Ik heb mijn grootheid getoond en ik zal mijn grootheid weer tonen.’ 1951 verheerlijk uw naam; vgl. NBV 23tot majesteit wordt verheven, en de notitie bij 739 – je zou kunnen vertalen: Vader, verheerlijk uw naam. Toen kwam er een hemels geluid: ‘Dat hèb ik gedaan en dat zal ik zal wéér doen’. 29 (a)
De mensen die daar stonden en dit hoorden, zeiden: ‘Een donderslag!’
0166 (b)
Maar er waren er ook die zeiden dat het een engel was die tegen hem gesproken had. (a) Prachtig vertaald in de directe rede: ‘Een donderslag!’ (b) Waarom dan ook niet: Maar anderen zeiden: ‘Een engel heeft tot hem gesproken!’.
31
nu wordt het oordeel over deze wereld geveld nu is/gaat er een oordeel over deze wereld.
32
van de aarde omhooggeheven word Verhoogd word van, uitgetild word boven de aarde – 33 verklaart dit:
33
Daarmee bedoelde hij de wijze waarop hij zou sterven Dit zei hij aangevend met wat voor een dood hij zou sterven: het gaat hier niet over zijn hemelvaart maar over zijn kruisiging. Hiermee gaf hij aan op welke manier hij zou sterven.
34
begrepen gehoord.
35
Ga uw weg zolang het licht is en laat de duisternis u niet overvallen Vergelijk 15. Loop zolang u licht hebt, zodat het donker u niet overvalt.
37
Ondanks de wondertekenen die hij voor hun ogen gedaan had Hoewel hij zulke geweldige tekens gedaan had.
38
Zo gingen... in vervulling Note bene! 1951: opdat vervuld werd, NBV: zodat vervuld werd > zo gingen in vervulling
39a
Ze konden niet tot geloof komen geloven
39b
want Jesaja heeft ook gezegd: ‘Hij heeft hun ogen verblind en hun hart gesloten, anders zouden zij met hun ogen zien en met hun hart begrijpen, zij zouden zich omkeren en ik zou hen genezen.’ Want, οτι – betekent niet persé ‘omdat’; het is geen harde noodzaak maar nadere verklaring. Hij – hoeft niet perse God en/of de duivel te zijn, men kan ook denken aan: Jezus en zijn verblindende uitstraling (doxa), zie 41! Anders zouden zij – het Griekse voegwoord geeft niet het doel maar het gevolg aan (zo geeft NBV het in alle vervullingsteksten bij Johannes terecht weer). Het gaat niet om Goddelijke toeleg, maar menselijke toedracht. om toch maar niet met hun ogen te zien enz.
40
41
Jesaja doelde op Jezus toen hij dit zei, omdat hij zijn majesteit zag Dit zei Jesaja: hij zag zijn uitstraling en had het over hem.
44
had luid en duidelijk gezegd zei luid en duidelijk.
0167 46
Ik ben het licht dat naar de wereld is gekomen ik ben als licht in de wereld gekomen. opdat iedereen die in mij gelooft niet meer in de duisternis is zodat ieder die in mij gelooft niet in het donker blijft.
47
...zal ik niet over hem oordelen. Ik ben immers niet gekomen om over de wereld te oordelen, maar om de wereld te redden Het eerste ‘ik’ – nadrukkelijk voorop; het tweede ‘Ik’ – in de Griekse tekst niet herhaald; NBV opent een nieuwe zin, terwijl de gedachte gewoon doorloopt en de klemtoon op ‘redden’ valt. ...ìk oordeel hem niet, ik kwam immers niet om de wereld te oordelen mar om de wereld te redden 48 a
Wie mij afwijst en mijn woorden niet aanneemt heeft al een rechter: balles wat ik gezegd heb czal... over hem oordelen. a wie mij verwerpt b het woord dat ik gezegd heb c dat/hij (vgl. 11) zal hem oordelen. 50
Alles wat ik zeg, zeg ik zoals de Vader het mij verteld heeft Dus wat ìk zeg – zoals de Vader mij gezegd heeft – zó spreek ik.
-131a
dat hij (b)uit de wereld (a)terug zou keren tot de Vader (a) naar een andere plaats gaan, overgaan, verhuizen, ook: uit de dood naar het leven gaan; het voorzetsel (meta) wijst op verandering; het idee van terugkeren is theologisch bepaald, maar speelt in de tekst geen rol, vgl. bij 1628. (b) uit deze slechte mensenwereld. dat hij uit deze wereld naar de Vader ging.
1b
hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan hij had de zijnen in de wereld lief, hij had hen lief tot het (bittere) einde. 2a
Jezus en zijn leerlingen hielden een maaltijd en tijdens de maaltijd.
2b
de duivel had intussen Judas... ertoe aangezet Jezus te verraden de door-elkaar-werper (diabolos) had Judas... al in het hart geworpen om hem te verraden: de duivel had Judas... al ingegeven om...
3a
de Vader hem alle macht had gegeven de Vader hem alles in handen gaf.
3b
dat hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan Vergelijk bij 1a dat hij van God kwam en naar God ging
6
u wilt toch niet mijn voeten wassen? ú wast míjn voeten?
8a
O nee, míjn voeten zult u niet wassen, nooit!
0168
Een schitterende vertaling – maar als je in 8 een accent plaatst (míjn), dan moet je het in 6 ook doen (zelfde uitdrukking). 8b
Als ik ze niet mag wassen, kun je niet bij me horen het lijdend voorwerp bij ‘wassen’ is niet: ze, de voeten van Petrus; maar: je, jou, Petrus zelf! Als ik je niet was, hoor je niet bij me.
10a
hij is al helemaal rein maar verder is hij schoon.
10b
jullie zijn dus rein en jullie zíjn schoon!
11
daarom zei hij dat ze niet allemaal rein waren dat – weergeven als dubbele punt, leidt een directe rede in daarom zei hij: ‘Niet allemaal zijn jullie schoon’.
12
en ging weer naar zijn plaats en ging weer aanliggen.
13a
jullie zeggen altijd tegen mij... jullie roepen mij met... jullie noemen mij...
13b
want dat ben ik ook Met het gevaar dat ‘ook’ het accent krijgt, terwijl ‘ben’ het moet hebben: want dat bèn ik.
14
Als ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen Deze vertaling legt de nadruk op een verkeerde plaats: jullie Heer en jullie meester, terwijl er staat: de Heer en de meester. Kwalijker is dat op de plaats waar het Grieks inderdaad een tweede persoon meervoud heeft: jullie, de NBV dit afzwakt tot: moet je ook. Zie ook de kanttekening bij 1411! als ik, de Heer en de meester, jullie voeten heb gewassen, behoren ook jullie elkaar de voeten te wassen. 16
niet meer niet groter.
17
Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt als je dit weet, gelukkig ben je als je het doet.
19
voordat het gaat gebeuren voordat het gebeurt.
21
werd Jezus diepbedroefd Hij is meer dan diepbedroefd, Hij wordt geestelijk ontroerd, verbijsterd: werd hij in de geest bewogen, vgl. 1133.
23
de leerling van wie Jezus veel hield, lag naast hem aan tafel aan ‘veel’ en het tweede ‘aan’ kunnen gemist worden, vgl. 1926 en 202.
24
beduidde hem
0169
knikt naar hem gaf hem een teken: vraag 's wie hij bedoelt / over wie heeft hij het? 27a
op dat moment nam de duivel bezit van Judas en na dit stuk brood toen...; er staat: satanas, en niet als in 2 diabolos! daarna kwam satan bij hem binnen.
30
het brood Hetzelfde woord als in 30 het stuk brood.
31
is de grootheid zichtbaar geworden Zie bij 739.
32
nu onmiddellijk 219binnen drie dagen, snel, vgl. 33nog maar een korte tijd
37
ik wil mijn leven voor u geven ik zal...
38
geven? jij zult... geven?
-141
wees niet ongerust Vergelijk 1133: hij wond zich op (actief), 1227, 1321
2a
kamers In het gebruikte woord zit de notie van ‘blijven’: verblijven, halteplaatsen.
2b
dat ik... gereed zal maken? dat ik gereed ga maken?
3
Wanneer ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb en wanneer ik wegga en voor jullie een plaats klaargemaakt heb NBV laat ‘ik wegga en’ weg.
5
hoe zouden we kunnen weten hoe kunnen we weten.
6
niemand kan bij de Vader komen dan door mij niemand komt bij de Vader dan via mij.
7a
Als jullie mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen (zij kennen hem wel, realis) Vergelijk 1951: Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader gekend hebben (zij kennen hem dus niet, irrealis) NBV volgt een tekst, die een iets andere werkwoordsvorm heeft.
7b
en vanaf nu kennen jullie hem, want jullie hebben hem zelf gezien en van nu af aan kennen jullie hem en hebben jullie hem gezien.
8
meer verlangen we niet dat is voldoende voor ons.
0170 9
om de Vader te mogen zien refereert aan 8, dus waarom geen dubbele punt en directe rede?
11
als aje mij niet gelooft, geloof het dan bom wat hij doet a De lezer van de NBV moet zich realiseren dat er in de Griekse tekst voor ‘je’ meestal meervoud staat: jullie. Dit is het geval in 1314.17, 1411.14-16.20.27-28, 155.7.10-11.14.16.18 en 161.20.22-24.26. Op de overige plaatsen in de hoofdstukken 13-16 staat ‘je’ voor een enkelvoud. b en anders: geloof het om de werken zelf.
12
meer dan groter dan deze.
13
door de Zoon de grootheid van de Vader zichtbaar wordt Zie bij 739. de Vader geëerd wordt in de zoon.
15
houd je dan aan zul je houden.
16a
dan zal ik de Vader vragen... en ik zal de Vader vragen...
16b
...jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn en hij zal jullie een andere pleitbezorger geven, zodat die altijd bij jullie is.
17a
ontvangen (be)vatten, (be)grijpen.
17b
want hij woont in jullie en zal in jullie blijven want – heeft de functie van een dubbele punt; omgekeerde volgorde: blijven - wonen; (jullie kennen hem) : hij blijft bij jullie en is onder jullie.
19a
de wereld zal mij niet meer zien ziet mij niet meer.
19b
maar jullie zullen mij wel zien maar jullie zien mij.
21
wie mijn geboden kent kent – is iets anders dan ‘heeft’ wie heeft.
22
waarom wat gebeurt hoe komt het dat.
23
mijn Vader en ik 1e persoon meervoud: wij.
24
de Vader door wie ik gezonden ben de Vader die mij gezonden heeft.
25
zeg ik
0171
heb ik gezegd. 26
zal... duidelijk maken zal... hij leren, onderrichten.
27a
Ik laat jullie vrede na, mijn vrede geef ik jullie Twee keer ‘vrede’ met nadruk voorop: mijn vrede laat ik jullie na, mijn vrede geef ik jullie.
27b
zoals de wereld die niet geven kan niet zoals de wereld geeft, geef ik jullie.
29
wanneer het zover is wanneer het gebeurt.
30a
ik kan niet lang meer met jullie spreken ik zal niet veel meer met jullie bespreken.
30b
is al onderweg komt eraan.
30c
hij heeft geen macht over mij en aan mij heeft hij niets.
-152
snoeit hij bij Een contaminatie van ‘snoeien’ en ‘bijsnijden’.
3a
rein Als je in 2 ‘snoeit’ vertaalt, moet in 3 weergeven door ‘gesnoeid’ anders ontgaat de Nederlandse lezer het verband.
3b
door alles wat ik tegen jullie gezegd heb Strikt genomen betekent dia + 2e naamval: door, + 4e naamval: om.
4a
dan blijf ik in jullie en ik (blijf) in jullie. ‘Dan’ heeft teveel van: als jullie dit doen, dan doe ik dat. Het staat echter naast elkaar: blijven jullie bij mij, en ik in jullie.
4b
Een rank die niet aan de wijnstok blijft, kan uit zichzelf geen vrucht dragen. Zo kunnen jullie geen vrucht dragen als jullie niet in mij blijven Zoals de rank uit zichzelf geen vrucht kan dragen als hij niet aan de wijnstok blijft, zo ook jullie niet als je niet aan mij blijft. 5a
Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken Letterlijk: Ik ben de wijnstok, jullie de ranken – grammaticaal klopt dit niet, maar zo kun je het in de spreektaal wel zeggen.
5b
Als iemand in mij blijft en ik in hem, zal hij veel vrucht dragen. Maar zonder mij kun je niets doen De beeldspraak vasthoudend mag je vertalen: wie aan mij blijft, en ik aan hem die draagt veel vrucht want zonder mij kunnen jullie niets doen.
0172
6a
wijnrank Waarom opeens: wijnrank, terwijl er steeds sprake is van: rank?
6b
hij wordt met andere ranken verzameld, in het vuur gegooid en verbrand In het Attisch staat bij een onzijdig meervoud het gezegde in het enkelvoud. Dat dit in het Koinè ook kan, bewijst vers 7 ‘mijn woorden blijft’. men verzamelt ze, gooit ze in het vuur en ze branden/verbranden.
7
kun je vragen vraag.
8
De grootheid van mijn Vader zal zichtbaar worden Zie bij 739 Hierin/Dan zal mijn Vader geëerd worden.
11
Dit zeg ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven Dit heb ik tot jullie gezegd, zo/opdat mijn vreugde in je is.
13
dan je leven te geven voor je vrienden dan dat iemand zijn leven aflegt/inzet voor zijn vrienden
14
wat ik je zeg Vergelijk NBV 17 draag ik jullie op. wat ik jullie opdraag.
16a
Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie De herhaling van het werkwoord: ik heb uitgekozen, wordt hier níet vertaald, en op andere plaatsen waar niet wordt herhaald juist wèl: 154-5 Blijf in mij, dan blijf ik in jullie; Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken.
16b
zal hij je geven geeft hij je.
19
bij de wereld zouden horen... uit de wereld weggeroepen uit de wereld zouden zijn (waar ze natuurlijk wel vandaan komen: uitgekozen, hetzelfde woord als in 16).
20a
meer Vergelijk 13 grotere liefde groter.
20b
NBV
Ze hebben mij vervolgd, dus zullen ze ook jullie vervolgen Voorstel Als ze mij vervolgden, zullen ze ook jullie vervolgen; 27
zijn geweest zijn.
-161
jullie je geloof verliezen dat jullie verleid worden.
maar wie zich aan mijn woorden gehouden heeft, zal zich ook aan jullie woorden houden als ze mijn woord bewaarden, zullen ze ook dat van jullie bewaren.
0173
2
jullie zullen uit de synagoge gezet worden ze zullen jullie uit de synagoge zetten.
3
maar ze doen dat en dit zullen ze doen.
4a
Ik zeg jullie dit nu, en wanneer die tijd komt zullen jullie denken aan wat ik gezegd heb. maar ik heb dit nu alvast tot jullie gezegd: als het zover is, zullen jullie je herinneren dat ik het je (van tevoren) heb gezegd .
4b
Ik heb dit niet al eerder verteld dit heb ik jullie niet meteen gezegd.
6
Jullie zijn verdrietig, omdat ik jullie dat gezegd heb vervult de droefheid / het verdriet je hart.
7a
ga Vergelijk 5: wegga.
7a
maar als ik weg ben als ik wel wegga
7c
zal ik hem jullie zenden zal ik hem naar jullie toe sturen.
8a
waneer hij komt eenmaal gekomen...
8b
duidelijk maken Duidelijk maken – is te weinig; overtuigen – is te veel; aantonen is beter – dat is het werk van een advocaat, en dit is hij!
13a
de geest van de waarheid de ware Geest.
13b
de weg wijzen naar de volle waarheid wijzen – is te weinig, hij leidt de reis: gidsen lijkt beter; in de hele waarheid.
14
Door jullie bekend te maken wat hij van mij heeft, zal hij mij eren Zie bij 739 hij zal mij eren: uit mij zal hij nemen en aan jullie zal hij geven (verkondigen, doorgeven).
15
dat Dubbele punt, directe rede, herhaling van 14. uit mij neemt hij en aan jullie zal hij geven.
18
wat bedoelt hij toch we weten niet wat hij zegt.
19
proberen jullie te begrijpen wat ik bedoelde met zijn jullie met elkaar aan het zoeken wat ik bedoelde met.
20
je zult huilen en weeklagen, terwijl de wereld blij zal zijn
0174
je zult wenen en weekklagen maar de wereld zal blij zijn. 21
ook een vrouw die baart heeft het zwaar als een vrouw baart, heeft ze het moeilijk Dit moet je terugvertalen naar 20b je zult bedroefd zijn, maar je verdriet zal in vreugde veranderen – een barende vrouw heeft geen verdriet maar ze heeft het moeilijk! Dus: 20b je zult het moeilijk hebben, maar dit zal in blijdschap veranderen, en je moet het dóórvertalen naar 22a.
22a
Jullie hebben nu verdriet Dit ‘ook’ staat er niet voor niets: ook jullie (net als die vrouw uit het voorbeeld) hebben het nu moeilijk.
22b
zal je vreugde afnemen neemt af.
23a
Dan Wel een wat magere weergave van: het ‘te dien dage’, hajjóm hahoe van de profeten! en op die dag.
23b
hoeven jullie mij niets meer te vragen zullen jullie enz.
24
maar vraag het en je zult het ontvangen Welk het? Elk het! vraag en je zult krijgen.
25
zonder omwegen Alles zeggen.
26
Als je dan iets vraagt in mijn naam, hoef ik het niet meer namens jullie aan de Vader te vragen Letterlijk: Op die dag zullen jullie in mijn naam iets vragen en ik zeg niet tot jullie: ik zal het aan de Vader vragen voor jullie. 1951: Te dien dage zult gij in mijn naam bidden en Ik zeg u niet, dat Ik de Vader voor u vragen zal. Levendiger: Als je op die dag iets in mijn naam vraagt, zeg ik niet meer: "Ìk zal het wel voor je aan de Vader vragen". 27
dat ik van God ben gekomen dat ik van God kwam.
28
Ik ben bij de Vader vandaan gegaan en naar de wereld gekomen, nu verlaat ik de wereld weer en ga ik terug naar de Vader In het Grieks hoort ‘weer’ bij: verlaten. En ‘terug’ staat niet bij: gaan, vgl bij 131. Ik kwam van de Vader en ging naar de wereld, ik verlaat de wereld weer en ga naar de Vader. 29
zeiden de leerlingen zeggen zijn leerlingen: 29 rechtstreeks, hetzelfde woord als 25zonder omwegen.
30
Nu abegrijpen we dat u alles weet en bdat niemand u iets hoeft te vragen, cnu geloven we ddat u van God bent gekomen a weten we
0175 b
dat u het niet nodig hebt iemand u (dat men u eerst) iets vraagt hierom d dat u van God kwam. c
32
dat ieder zijn eigen weg gaat ieder naar het zijne.
33
vrede vinden bij mij in/met/bij/door mij vrede hebben zie ook 20-22.
-171
toon nu de grootheid NBV 1de grootheid tonen (2x), 4idem, 5verheffen tot majesteit, tot grootheid, 10zichtbaar worden, 22delen in de grootheid De betekenis van het Griekse werkwoord pendelt tussen aeren, roemen, prijzen en b grootmaken, verheerlijken. Het Nederlandse ‘ophemelen’ geeft de dubbelzinnigheid aardig weer, maar is minder geschikt voor de bijbelvertaling (739). verheerlijkt.
2
Hij heeft van u macht over alle mensen ontvangen, de macht om iedereen die u hem gegeven hebt het eeuwige leven te schenken zoals – NBV vertaalt het eerste woord weg: ‘zoals’ is hier zoiets als ‘immers’; macht – bevoegdheid; het werkwoord – drie keer anders vertaald: ontvangen, geven, schenken; de herhaling van hetzelfde werkwoord kun je niet fraai vinden, maar zij onderstreept wel de afhankelijkheid van de spreker! hij heeft van u ontvangen – is het tegenovergestelde van wat er staat: u hebt hem bevoegdheid gegeven; om aan alles wat u hem gegeven hebt – om aan hen eeuwig leven te geven. U hebt hem immers bevoegdheid gegeven over alle mensen, om alles wat u hem gegeven hebt – om hun eeuwig leven te geven. 3
Het eeuwige leven, dat is dat zij u kennen Zo vertaald verwordt een declaratie tot een definitie; bovendien is de constructie ‘dat is dat zij u kennen’ niet erg fraai; niet voor niets staat ‘dit’ vooraan in de zin: Dit is het eeuwige leven, dat...
4
dat u mij opgedragen hebt Dat u mij gegeven (! vgl. 2) hebt om te doen – in goed Grieks, en goed Nederlands: dat u mij gaf te doen.
5a
verhef mij nu tot uw majesteit, tot de grootheid die ik bij u had voordat de wereld bestond Eer mij met de eer; de wereld – is in dit verband uiteraard niet: de geschapen werkelijkheid, de aarde, maar: de niet gelovende mensenwereld, vgl. 176, 110.14.29. Hier bidt de Mensenzoon, de Zoon van de mens, de Zoon van Adam: hij refereert niet aan de eeuwigheid vóór de schepping, maar aan God die hem vóór de zondeval liefhad, 1724.
0176
Je zou een en en ander kunnen omschrijven met: voordat er zoiets iets was als een zondige mensenwereld. 313 Er is toch nooit iemand opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald: de Mensenzoon. 14 De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft. 527 En omdat hij de Mensenzoon is, heeft hij hem ook gezag gegeven om het oordeel te vellen. 662 Maar als jullie nu de Mensenzoon zouden zien opstijgen naar waar hij eerst was? 63 De Geest maakt levend, het lichaam dient tot niets 828 ‘Wanneer u de Mensenzoon hoog verheven hebt,’ ging Jezus verder, ‘dan zult u weten dat ik het ben, en dat ik niets uit mijzelf doe, maar over deze dingen spreek zoals de Vader het mij geleerd heeft. 1223 Jezus zei: ‘De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven. 34 ‘Maar wij hebben uit de wet begrepen dat de messias eeuwig blijft leven,’ zeiden de mensen, ‘waarom zegt u dan dat de Mensenzoon omhooggeheven moet worden? Wie is die Mensenzoon?’ 1331 Toen hij weg was zei Jezus: ‘Nu is de grootheid van de Mensenzoon zichtbaar geworden, en door hem de grootheid van God (ook: 151, 627.53, 935). 7
bekend gemaakt Zie 211 en 74 zichtbaar gemaakt.
8
Ik heb de woorden die ik van u ontvangen heb aan hen doorgegeven de woorden die u mij gegeven hebt, heb ik hun gegeven.
9
omdat zij van u zijn Omdat – dubbele punt : ze zijn van u.
10
– alles wat van mij is, is van u, en alles wat van u is, is van mij – en omdat in hen mijn grootheid zichtbaar geworden is Een en... en... en...-zin, er staat geen ‘omdat’ in: alles staat al op een rij, waarom zouden wij het mooier maken? ( : ze zijn van u) en alles wat van mij is is van u, en wat van u is is van mij, en ik in ben in hen geëerd. 11a
Ik ben al niet meer in de wereld, ik ga naar u toe, maar zij blijven wel in de wereld. ‘al’ is een onnodige toevoeging; en de volgorde van het Grieks hoef je niet te wijzigen: Ik ben niet meer in de wereld, zij zijn in de wereld en ik ga naar u toe.
11b
zodat zij één zijn zoals wij één zijn Het tweede ‘een zijn’ is een overbodige toevoeging. zodat zij één zijn zoals wij.
12
Zolang ik bij hen was heb ik hen door uw naam, die u mij gegeven hebt, bewaard en over hen gewaakt: Op verschillende plaatsen vertaalt NBV ‘in de naam van’ met: namens. Ook hier past dit heel goed. Zolang ik bij hen was heb ik hen die u mij gegeven hebt namens u bewaard en bewaakt. 12b
geen van hen is verloren gegaan behalve hij die verloren moest gaan, opdat de Schrift in vervulling ging ‘moest’ en ‘opdat’! verloren gaan, ondergang;
0177
Net als de zoon van de mens, is de zoon van de ondergang, een Hebraïsme: iemand die hoort bij de kategorie van. Schoolvoorbeeld: Abraham was een zoon van 75 jaar, iemand die bij de kategorie van 75-jarigen hoort, een 75plusser (Gen. 124). Judas was niet iemand die verloren moest gaan opdat de Schrift vervuld werd. Maar Judas was een mens die ten onder ging zodat er gebeurde wat God allang had voorzegd! 13
terwijl ik nog in de wereld ben Niet: op aarde (zie bij 5a), maar: te midden van, midden in de (zondige) mensenwereld.
15
weg wilt nemen... wilt beschermen wegneemt..., beschermt
Ik heb mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn. om/voor hen heilig ik mij zodat/opdat zij zelf ook echt geheiligd zijn.
19
21
begrijpen Vergelijk 21gelooft aan de weet komt
24
Vader, u hebt hen aan mij geschonken, laat hen dan zijn waar ik ben. In het Nederlands kun je de Griekse anakolouth heel goed laten staan: wat u mij gegeven hebt – ik wil dat waar ik ben ook zij bij mij zijn.
26
zal zijn is.
-182
Daar liep hij een olijfgaard in met zijn leerlingen Daar was een olijfgaard waar hij met zijn leerlingen binnenliep.
3b
Ze waren cgewapend en droegen afakkels en blantaarns Het is niet zo belangrijk, maar wel onbegrijpelijk waarom NBV hier en op andere plaatsen de volgorde van de woorden omkeert. met afakkels, blantaarns en cwapens.
8
Ik heb jullie al gezegd ik zei toch...
13
...Kajafas. Kajafas was dat jaar hogepriester Kajafas, die zelf dat jaar hogepriester was.
14
en hij was het die Het was deze Kajafas...
15
ging met Jezus het paleis van de hogepriester in ging tegelijk met Jezus de binnenplaats van de hogepriester in.
18
vuur anthrakia,
20
vgl. 219.
in het openbaar Vergelijk 1625.29, tot de wereld, vgl. 175v. nooit... iets, niets.
0178
25
stond zich intussen nog steeds te warmen In het Grieks dezelfde formulering als in 18ging zich erbij staan warmen – ‘intussen nog steeds’ dus geen noodzakelijke toevoeging.
26
maar ik heb toch gezien dat je bij hem was Heb ik je niet gezien in de olijfhof, samen met hem?
28
werd gebracht... gingen ze ze brachten om zich niet te verontreinigen voor het pesachmaal om niet onrein te worden, maar het pascha te kunnen eten. 33
Bent u... U, bent u...
36
hoort niet bij Is niet uit deze wereld, vergelijk 1519. Maar nu dit niet zo is... komt mijn koningschap niet hiervandaan
37a
ik ben... om hiervoor... en hiervoor kwam... om
37b
en ieder die de waarheid is toegedaan iedereen die uit de waarheid is. →waarheid→
38
geen schuld geen enkele schuld.
40
Toen begon iedereen te schreeuwen toen schreeuwden ze telkens weer...
-193
leve gegroet.
4
Pilatus liep weer naar buiten en zei: Ik zal hem hier buiten aan u tonen om u duidelijk te maken dat ik geen enkel bewijs van zijn schuld heb gevonden En Pilatus kwam weer naar buiten en zei: Zie, ik breng hem naar buiten, dan weet u dat ik geen enkele schuld in hem aantref. 5
Hier is hij, de mens Vergelijk bij 175a. Zie, de Mens!
6a
begonnen ze te schreeuwen schreeuwden ze.
6b
neem hem dan maar mee en kruisig hem zelf zelf – kàn op Jezus slaan, maar dit is natuurlijk niet de bedoeling van NBV dan maar – maakt de vertaling niet sterker jullie – heeft (tegenover ik) enige nadruk
0179
en alle probleempjes kun je als volgt oplossen: jullie zelf moeten hem nemen en kruisigen... 6c
ik zie niet waaraan hij schuldig is ...want ìk vind geen schuld in hem.
8
werd hij erg bang Erg - lijkt me niet het goede register, werd hij nog veel banger werd hij nog meer bevreesd.
9
gaf geen antwoord gaf hem geen antwoord.
11
draagt... de meeste schuld hamartia = misser begaat... een grotere fout.
12
wilde... vrijlaten probeerde hij hem vrij te laten
14
Het was brond het middaguur aop de voorbereidingsdag van Pesach. Hier keert NBV de volgorde van de zinsdelen om: dit is niet per definitie fout, maar ook niet per definitie beter. In het Grieks is a de eerste en belangrijkste constatering. Voorbereidingsdag – geen woord om vrolijk van te worden. De kerkelijke taal gebruikt de uitdrukking ‘voorbereiding’ (bijvoorbeeld: op het avondmaal) en deze past ook hier goed. Het was Voorbereiding op het Pascha, zo rond het middaguur.
15
droeg Pilatus hem aan hen over leverde hij hem aan hen uit.
19
inscriptie opschrift.
20
Het cstond er in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks, en omdat bde plek waar Jezus gekruisigd werd dicht bij de stad lag, werd deze inscriptie adoor veel Joden gelezen. a, b, c geven de volgorde in het Grieks aan, zie bij 14. Het eerste gedeelte kun je gewoon actief vertalen: En vele Joden lazen dit opschrift, want... 26
de leerling van wie hij veel hield... dat is Veel – kan gemist worden, 1323 202; verder zie 4v.14.
30
hij boog zijn hoofd Zijn – het lidwoord in plaats van bezittelijk voornaamwoord is goed Nederlands: hij boog het hoofd en gaf de geest.
31
Het was voorbereidingsdag, en de Joden wilden voorkomen dat de lichamen op sabbat, en nog wel een bijzondere sabbat, aan het kruis zouden blijven hangen. Daarom vroegen ze Pilatus of de benen van de gekruisigden gebroken mochten worden en of ze de lichamen mochten meenemen. Het was Voorbereiding, het was een grote sabbat en de lichamen mochten niet aan het kruis blijven hangen. Daarom vroegen de Joden aan Pilatus:‘Sta ons toe dat wij hun de benen breken en hen daarna weghalen’.
0180 35
en (hij) wil dat ook u gelooft opdat/zodat ook jullie geloven
40
zoals gebruikelijk is bij een Joodse begrafenis want zo begraven de Joden.
-202
liep snel terug naar... van wie Jezus veel hield rent en gaat naar – vat NBV op als hendiadys veel – kan gemist worden, vgl. 1323 1926.
3
gingen op weg naar gingen en kwamen – vertaald als hendiadys.
6
zag zelfde formulering als in 5 zag... liggen.
7
apart opgerold [P.H.R.v.Houwelingen, ‘de hoofddoek lag niet meer op zijn oorspronkelijke plaats’, Johannes, 387; versus J.v.Bruggen ‘de lijkwade ligt intact, de zweetdoek is nog in vorm... een leeg lijkkleed!’, Christus op aarde, 248].
9
uit de dood (tussen) doden uit.
10
naar huis naar hen – moet hier wel zoiets betekenen als: naar de anderen.
17a
opgestegen omhoog gaan – (a)letterlijk gaan, (b)naar boven gerichte beweging (a)
2111 aan boord gaan, 101 naar binnen klimmen (schaapskooi) 213 51 1155 naar Jeruzalem gaan reizen, naar het feest/de tempel gaan/komen; 78.10.14 1220 naar het feest gaan, vertrekken, gaan, komen; (b)
151 engelen gaan omhoog en dalen neer; 313 uit de hemel neerdalen, naar... opstijgen, 662 2017 Mensenzoon stijgt naar waar hij eerst was, naar de Vader. 17b
broeders en zusters Hier en in 2123 komen op de valreep de broeders-en-zusters opdraven. Mijns inziens past dit niet in taal en stijl van Johannes. Je kunt 't probleem ondervangen door op beide plaatsen te vertalen met ‘leerlingen’. 2017mijn leerlingen, 2123de leerlingen.
18a
ging naar de leerlingen... en zei tegen hen ging... en meldde hun: ...
18b
En ze vertelde alles wat hij tegen haar gezegd had. en dat hij dit tot haar gezegd had.
19
ik wens jullie vrede vrede voor jullie!
21
Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit
0181
uitgezonden... stuur ik jullie. 25
kan voelen... kan leggen voel... leg.
26
wees niet langer ongelovig, maar geloof wees niet ongelovig maar gelovig.
31a
opdat zodat/opdat.
31b
leeft leven hebt.
-211
Dat gebeurde als volgt Dit deed hij zó:
2
Bij het meer waren Bij elkaar waren:
3
Ze stapten in de boot ze gingen en stapten in.
5
... heeft het woord voor ‘kinderen’ niet vertaald. In deze context moet het zoiets als: ‘Jongens!’ of ‘Mannen!’ betekenen. NBV
6a
dan lukt het wel en jullie zullen ze vinden daar vang je ze wel.
6b
omhoog trekken slepen
7
van wie Jezus hield Zie ook 2120. NBV geeft dezelfde formulering in 1323 196 en 202 weer met: van wie Jezus veel hield.
12
Kom, eet iets Hier kun je de bevelende wijs goed weergeven met een onbepaalde wijs: Kom, ontbijten!
14
uit de dood Zie 209.
22a
Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom als ik wil dat hij blijft totdat ik kom – wat (betekent dat) voor jou?
22b
Maar jij moet mij volgen Evenals in 19 vertalen door: volg mij.
23
Op grond van deze uitspraak hebben sommige broeders en zusters gedacht dat
0182
Ζie bij 2017 Zo ging onder de leerlingen dit verhaal rond dat... 25
geschreven moesten worden geschreven zouden worden. De Griekse tekst van Johannes gebruikt nogal eens een tegenwoordige in plaats van een verleden tijd (dit zg. historische praesens komt ook bij Matteüs en Marcus vaak voor). Soms wint de vertaling aan levendigheid als wij dit ook doen, b.v. in onverwachte wendingen of reacties: 129 de volgende dag ziet hij... en zegt, 23v zegt de moeder Jezus... zegt Jezus (H.van den Bussche doet dit consequent).
30-11-2005 © JHVeefkind Amersfoort