Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
[email protected]
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding
Inleiding Op donderdag 6 september 2012 vergaderde de minister van Binnenlandse Zaken met de vier representatieve vakbonden van de politie rond het thema “Geweld tegen politieambtenaren”. Het was de bedoeling om een werkgroep op te richten, als antwoord op een stakingsaanzegging. Uiteindelijk werden vier werkgroepen opgericht: - een werkgroep “Justitie”; - een werkgroep “Sensibilisatie, preventie, opleiding”; - een werkgroep “Analyse van het fenomeen”; - een werkgroep “Begeleiding, ondersteuning”. In elke werkgroep zouden zowel vertegenwoordigers van de vakorganisaties als van de overheid aanwezig zijn. De werkgroep “Sensibilisatie, preventie en opleiding” zou gestuurd worden vanuit de Vaste Commissie voor de Lokale Politie. Hoofdcommissaris Hans Quaghebeur, korpschef van de politiezone Blankenberge - Zuienkerke werd gevraagd om de werkgroep voor te zitten. De werkgroep krijgt daarvoor vier maand de tijd.
Het was van meet af aan duidelijk dat het in een dergelijk tijdsbestek onmogelijk is om enige studie uit te voeren, laat staan de resultaten van bestaande studies omstandig te raadplegen. De sterkte (en tegelijk ook de zwakte) van deze werkgroep lag en ligt dan ook volledig in haar samenstelling. De voorzitter wilde een vertegenwoordiging van alle geledingen uit het Belgisch politiebestel: centrale (staf)diensten, vertegenwoordigers van het terrein, van de controlediensten, vanuit de opleiding, en niet in het minst vanuit de vakorganisaties. Elke vertegenwoordiger bracht zijn of haar ervaring met de problematiek “geweld tegen politiemensen” mee. De werkgroep werkte dus niet analytisch, maar synthetiserend. Haar bevindingen en aanbevelingen zijn de synthese van de ervaring van een paar tientallen vertegenwoordigers uit het Belgisch politiebestel die, elk vanuit hun standpunt, geconfronteerd werden met psychologisch of fysiek geweld tegen collega’s, en met de gevolgen ervan voor betrokken zelf, en voor hun families. Het resultaat is dan ook geen studieverslag, met omstandige verantwoording van de gebruikte methode, maar een beknopte lijst van aanbevelingen, concreet tot zeer concreet van aard. Ze zijn stuk voor stuk uitingen van de ervaring van de deelnemers, die elk vanuit hun functie, een duidelijke voeling hebben met de problematiek.
Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
1
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding Eenmaal de verwachtingen van de stakeholders ter zake gekend zijn (overheden, vakorganisaties), hopen wij dat deze aanbevelingen een hulp kunnen zijn bij het vooropstellen van duidelijke doelstellingen, en het concretiseren van een duidelijk beleid om de veiligheid van ons personeel te verhogen. Geconfronteerd worden met psychologisch en/of fysiek geweld in misschien een “professional risk” voor een politieambtenaar, maar nooit “part of the job” in die zin dat het als een normaal gegeven mag worden beschouwd. Iedere politieambtenaar is tegelijk ook een medeburger, een vader, een moeder, en verdient bescherming en bijstand bij het uitvoeren van zijn of haar werk, ten voordele van de veiligheid en de rust in onze samenleving.
Reikwijdte van het verslag Dit verslag is de neerslag van een aantal vergaderingen van de werkgroep, die is uitgemond in het voorstellen van een aantal concrete mogelijke maatregelen. In de werkgroep werd geen enkel voorstel weggefilterd. Dit betekent tevens dat, hoewel er globaal een redelijk grote consensus was tussen de leden van de werkgroep, deze voorstellen niet kunnen worden beschouwd als een finaal standpunt, noch van de vakorganisaties, noch van de overheid. De mogelijke maatregelen moeten overigens het voorwerp uitmaken van verdere studie op haalbaarheid, kost, effecten, opportuniteit. Dit kan zowel door de bevoegde diensten en directies binnen de geïntegreerde politie, als door de vakorganisaties. In de strijd tegen geweld op politie-ambtenaren zijn politie-overheden, en vakorganisaties in feite partners en staan zij aan dezelfde kant. Eenmaal meer concreet kunnen de voorstellen worden besproken op één van de overlegfora tussen overheid en vakorganisaties, en kunnen zij worden opgenomen als actiepunten, bijvoorbeeld in het jaarlijks actieplan rond welzijn op het werk, op het federale niveau.
Samenstelling Om een realistisch en een zo volledig mogelijk beeld te krijgen op de situatie werden voor deze werkgroep vertegenwoordigers uitgenodigd zowel uit de centrale directies en diensten, uit de vakorganisaties, als uit de eenheden en diensten van de federale en de lokale politie (zie Bijlage A). Na een eerste bijeenkomst werd het nuttig geacht om de groep nog uit te breiden met vertegenwoordigers uit de controlediensten op de politie: het Comité P en de Algemene Inspectie.
Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
2
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding
Aanpak Concrete voorstellen en ideeën kunnen via het secretariaat van de werkgroep ingezameld worden en worden dan verspreid onder de leden. Rondetafelgesprekken rond de verschillende aspecten van de problematiek. Er wordt een vergaderkalender afgesproken, tot op het einde van het jaar, tijdstip waarop een rapport wordt verwacht. In totaal worden zeven vergaderingen gepland (waarvan er zes ook daadwerkelijk plaats zullen vinden). Zoeken naar best practices uit het buitenland. Overigens zonder veel respons. Onderverdeling van de besprekingen in de verschillende aspecten: - preventie (en welzijn op het werk) - opleiding - communicatie en informatie - inzet van personeel - logistiek - overige domeinen van human resources In elk van die domeinen - inventariseren van wat reeds bestaat - analyseren van de problemen - ontwerpen en denkpistes voorstellen.
Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
3
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding
Preventie en welzijn Algemeen In eerste instantie zou men er kunnen van uitgaan dat in dit domein het meeste toch reglementair en structureel geregeld moet zijn. Er is de omvangrijke welzijnswetgeving, er bestaat een centrale directie voor het Welzijn bij de federale politie, er zijn de interne en externe preventie-ambtenaren, de arbeidsgeneesheren... De werkgroep opteert er niet voor om deze reglementering en de structuren te benaderen via een theoretische analyse, maar om te vertrekken vanuit de problemen die de diverse actoren op het terrein ondervinden.
Definitie van “geweld tegen politieambtenaren” De werkgroep wijst er op dat een definitie van “geweld op het werk” is opgenomen in artikel 32 ter van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (B.S.18/9/1996). “1° geweld op het werk: elke feitelijkheid waarbij een werknemer of een andere persoon waarop dit hoofdstuk van toepassing is psychisch of fysiek wordt bedreigd of aangevallen bij de uitvoering van het werk;” De werkgroep is van oordeel dat deze definitie ook bruikbaar is voor geweld tegen politieambtenaren. Ze is in die mate ruim dat ook psychische bedreigingen en aanvallen er onder kunnen vallen. Geweld tegen politieambtenaren kan zowel gaan over aanvallen met wapens, als over “lichter” verbaal geweld, waarmee men veel frequenter wordt geconfronteerd en dat overmatige stress bij de politieambtenaar kan teweegbrengen. De geweldplegingen waarvan een politieambtenaar het slachtoffer wordt vallen nu reeds onder de reglementering van de arbeidsongevallen, zo ook de geweldsfeiten die hun overkomen buiten de dienst, maar omwille van hun hoedanigheid. In dat opzicht is er bijgevolg geen probleem of hiaat in de regelgeving.
De registratie De databank bestaat maar de voeding kan beter Er bestaat een databank “veiligheidsincidenten” en “gebruik van wapens” bij DSW. In theorie moet deze databank gevoed worden door alle diensten van de geïntegreerde politie. Eén en ander is bepaald in het KB van 3 juni 2007 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, en in de omzendbrief GPI62. Daarbij moeten we evenwel de aandacht vestigen op het feit dat het KB, meer bepaald in artikel 17 betrekking heeft op schietincidenten, of op incidenten waarbij een wapen werd gestolen, verloren of beschadigd1. In de omzendbrief GPI 62 wordt de meldingsplicht evenwel verruimd tot alle incidenten met geweld.2
1
Art 17. Los van de gerechtelijke en administratieve onderzoeken moeten de personeelsleden aan de functionele overheid
waarvan ze afhangen onverwijld elk schietincident melden alsook elke diefstal, elk verlies of elke beschadiging van de bewapening die hen werd toegekend. De Minister legt de praktische modaliteiten vast voor de mededelingen van de schietincidenten. 2
Omzendbrief GPI 62 van 14 februari 2008 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee
niveaus. Hoofdstuk IV, 2. Ik vestig de aandacht van de functionele meerdere op het feit dat elke gebeurtenis die gepaard gaat met gewelddaden waarbij al dan niet gebruik is gemaakt van politiebewapening, interventietechnieken of -tactieken, het voorwerp zullen uitmaken van een meldingsplicht. Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
4
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding Overigens dienen telkens twee berichten te worden opgesteld, één voor DAO (voor de activering van het stressteam), en één aan de Algemene Directie van het Beheer en de Ondersteuning. De centrale databank heeft de vorm van een Excel-bestand. Tot op vandaag is de wijze waarop deze meldingen moeten gebeuren niet concreet geregeld. In de GPI 62 staat wel vermeld welke gegevens ten minste moeten worden doorgegeven bij een geweldsincident 3, maar er is geen duidelijk voorgeschreven kanaal, of informatiedrager. Naar verluidt werkt DSW momenteel aan een document dat het mogelijk zou maken om de incidenten op elektronische wijze te melden.
Registratie via de Welzijnswet: Naast dit register bestaat er nog een registratieplicht voor incidenten op basis van de welzijnswet van 1996. De procedure qua arbeidsongevallen is in de welzijnswet uitgebreid geregeld. De ongevallen worden geregistreerd door de preventie-adviseur. Het koninklijk besluit van 17 mei 2007 stelt de verplichtingen van de werkgever betreffende de preventie van de psychosociale belasting veroorzaakt door het werk vast. De bescherming tegen geweld en pesterijen op het werk is geen apart domein meer van het welzijn op het werk dat moet onderscheiden worden van de preventie van de psychosociale belasting. Hoofdstuk Vbis van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk evenals een specifieke afdeling van het besluit blijft evenwel specifiek aandacht besteden aan de preventie van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk.
Aanbeveling 1: een gebruiksvriendelijke, uniforme wijze van registratie De meeste incidenten worden momenteel op verschillende wijze geregistreerd, of zelfs helemaal niet. Momenteel geeft elke dienst een eigen invulling aan de registratieplicht4. Daardoor is het quasi onmogelijk om momenteel een correct zicht te krijgen op de problematiek. Willen we een performante, en zo compleet mogelijke registratie van geweldsincidenten, dan is het duidelijk dat de meldingsprocedure voor de politiediensten eenvormig, enig, en gebruiksvriendelijk moet worden in de toekomst. Niet twee of drie meldingen naar allerlei verschillende bestemmelingen, maar één melding, op basis van een duidelijk en concreet uitgewerkt formulier, dat het liefste digitaal wordt doorgestuurd.
Aanbeveling 2: een registratieketen van de medewerker tot op het federale niveau Wie wordt geacht de melding te maken: het betrokken personeelslid, zijn of haar overheden, of de preventie-adviseur? Het is duidelijk dat deze opdracht in eerste instantie toekomst aan de betrokken personeelsleden. Zij zijn niet alleen het beste op de hoogte van de omstandigheden van het incident, ook in de regelgeving komt die taak hen toe. Dit doet echter geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid die korpsleiding, en preventie-adviseur in deze dragen. We moeten komen tot een registratieketen en -systeem waarbij het personeelslid op eenvoudige wijze melding kan maken van de geweldsincidenten, en die dan, op voorbereide en enig mogelijke wijze doorstuurt naar zijn of haar korpsleiding, en tegelijk ook naar de preventie-adviseur. Desgevallend na aanvulling van het bericht wordt dit dan, via hetzelfde systeem, doorgestuurd naar de centrale directies (DSW), eventueel ook naar de controle-organen. Op die manier kan ieder zijn verantwoordelijkheid ter zake opnemen, en ontstaat er, op nationaal niveau, een degelijke centrale databank.
3
Beschrijving van de feiten (Aard en omstandigheden, gekwetste personen en slachtoffers, indien wapenincident: wapenge-
bruik - soort - merk - kaliber); Plaats van het incident; Datum en uur van de feiten; Gegevens over het betrokken personeelslid; Coördinaten van een contactpersoon voor eventuele bijkomende informatie. 4
Naar verluidt bestaat er in de politiezone Antwerpen een systeem dat geïntegreerd is in de ISLP-omgeving. Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
5
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding Omdat in de welzijnswet de mogelijkheid is ingebouwd om af te wijken van het daar voorgeschreven registratiesysteem, zou een specifiek KB een uniek registratiesysteem voor de geïntegreerde politie kunnen uitwerken, waarin alle vormen van melding, en alle acteurs zijn opgenomen.
Aanbeveling 3: een grotere informatie-inspanning De werkgroep stelt vast dat vele actoren niet voldoende op de hoogte zijn van de bestaande systemen en van de rol die zij daarin moeten spelen. Die moeten via de verschillende informatie- en opleidingskanalen terug onder de aandacht worden gebracht. Er is nood aan gemakkelijk exploiteerbare referentieteksten ter zake voor zij die in dit domein op zoek zijn naar informatie. - aan de personeelsleden over de nood aan en het nut van een degelijke registratie door henzelf; (waartoe dient de informatie)? - aan de HRM-verantwoordelijken over hun opdracht in dit domein; - idem aan de preventie-adviseurs; - en aan de overige deelnemers aan het basisoverleg.
Aanbeveling 4: exploitatie van het registratiesysteem inbouwen van in het begin Betrouwbare statistieken worden maar mogelijk eenmaal een eenvormig en gebruiksvriendelijk registratiesysteem bestaat, dat dan ook consequent wordt gebruikt. Deze statistieken kunnen dan alle geïnteresseerde diensten voeden: de scholen, de overheden, zowel op nationaal als op lokaal niveau, inspectie- en toezichtdiensten, vakbondsorganisaties, ... Naar alle waarschijnlijkheid bestaan ook cijfers bij de externe preventiediensten, of bij de verzekeringen. DSW zou naar het bestaan en de bruikbaarheid van deze gegevens kunnen polsen. Het voormelde eenvormige registratiesysteem van de politie moet van meet af aan tevens gericht zijn op het afleveren van de gewenste statistieken. Daarvoor is het noodzakelijk om goed top voorhand te bepalen over welke gegevens men wenst te beschikken.
De risico-analyse Het systeem bestaat Bij elk geweldsincident wordt de werkgever geacht een risico-analyse uit te voeren, met de hulp van de preventie-adviseur. Daarnaast dienen specifieke risico-analyses te worden uitgevoerd voor elke functie. De omzendbrief GPI62 bepaalt dat de bevoegde politiediensten 5, op basis van de meldingen een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de incidenten uitvoeren, met het oog op het voorkomen van arbeidsongevallen en de bevordering van de veiligheid van elkeen, in casu het streven naar het verbeteren van de uitrusting, en de interventietechnieken en tactieken. In hetzelfde perspectief schrijft de GPI62 ook voor dat de resultaten van deze onderzoeken en analyses worden meegedeeld aan de betrokken politiediensten en personeelsleden. 6
Aanbeveling 5: het bestaande systeem ook toepassen. Zo is bijvoorbeeld voorgeschreven dat het comité voor Veiligheid en Welzijn, om de incidenten degelijk te kunnen analyseren, moet kunnen afstappen in de meest ernstige gevallen. Dit gebeurt zeer zelden.
5
De directie voor Preventie en Bescherming op het werk, de directie van de Opleidingen, Cel Gevaarssituaties en de Alge-
mene Inspectie van de Federale en de Lokale Politie 6
GPI62 Hoofdstuk 4; punten 4, 5 en 6 Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
6
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding In de opleiding van HRM-verantwoordelijken zou de verplichting om een risico-analyse te maken na elk incident moeten worden opgenomen. Voor de politie-overheden zou een checklist kunnen worden opgesteld, met haar verantwoordelijkheden en opdrachten na een incident (de melding, de lokale analyse, de debriefing, de te trekken lessen, permanente monitoring,...) De resultaten van en te trekken lessen uit onderzoeken uitgevoerd door controle-organen na geweldsincidenten zouden moeten ter beschikking worden gesteld van diegenen die de opleiding en training uittekenen (de cel Gevaarssituaties). Hetzelfde kan worden gezegd voor vonnissen en arresten die na dergelijke incidenten worden uitgesproken.
Aanbeveling 6: de risico-analyses moeten meer kwaliteitsvol dan nu het geval is De Cel Gevaarssituaties geeft aan dat de informatie over de geweldsincidenten op het terrein minstens onvolledig is, en vaak ook onoordeelkundig opgesteld. Bij het doorgeven van de informatie over geweldsincidenten door de diensten op het terrein zouden zowel de preventieadviseur als een specialist en het domein van de geweldsbeheersing moeten worden betrokken (bijvoorbeeld een monitor), om een degelijk en bruikbaar verslag te garanderen. Ook de feedback aan het betrokken personeelslid is voor verbetering vatbaar. Een systematische debriefing is onontbeerlijk, en dient eveneens te worden uitgevoerd door zowel de preventie-adviseur als een specialist geweldsbeheersing. Op het niveau van de werkvloer moeten de nodige lessen worden getrokken uit de geweldsincidenten waarmee het personeel werd geconfronteerd, en dienen de noodzakelijke maatregelen te worden genomen om analoge incidenten te vermijden, op operationeel niveau, en in het domein van de training.
Aanbeveling 7: de preventiefiches vindbaar maken DSW stelt preventiefiches op met de trekken lessen naar aanleiding van incidenten. De communicatie en toegankelijkheid rond de preventiefiches opgesteld door DSW dient absoluut te vergroten. Ze zijn toegankelijk via Portal, maar weinigen weten het bestaan ervan af, of weten ze te vinden. Daarnaast zou een specifieke communicatie moeten worden georganiseerd wanneer een nieuwe fiche wordt toegevoegd, bijvoorbeeld door het verspreiden van een mailbericht.
Aanbeveling 8: de analyses structureel een plaats geven in de bestaande overlegfora We stellen vast dat de aandacht van veel overheden voor deze problematiek gebonden is aan concrete incidenten die de pers halen, en redelijk snel na het incident terug wegebt. Het fenomeen verdient echter een meer structurele aandacht op alle niveaus. Bijvoorbeeld door: - het agenderen van de incidenten in de zonale veiligheidsraden, in aanwezigheid van zowel de bestuurlijke als de gerechtelijke overheid; - agenderen in de politiecolleges, bij het verslag van de korpschef; - agenderen op federaal niveau in de analoge fora: bijvoorbeeld het provinciaal veiligheidsoverleg, federale veiligheidsraad.
Het impact van de interne en externe preventiediensten Preventiediensten hebben te weinig impact Externe preventiediensten staan vaak te ver af van het politiewerk en hebben onvoldoende voeling met de specificiteit van de politietaken. Interne adviseurs zouden meer dan nu het geval is met hun externe collega’s moeten samenwerken om de specifieke politionele invalshoek in hun tussenkomst te waarborgen. Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
7
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding Ook de afstand tussen politiedienst en arbeidsgeneesheer is dikwijls te groot. De arbeidsgeneesheer is niet altijd aanwezig op de basisoverlegcomités, weet soms te weinig af van politiewerk en heeft enkel het personeelslid dat hem of haar consulteert als informatiebron.
Aanbeveling 9: arbeidsgeneesheren en preventie-adviseurs onderdompelen in de politieorganisatie Het is een goede praktijk om externe adviseurs en arbeidsgeneesheren uit te nodigen om bijvoorbeeld trainingssessies geweldsbeheersing observerend bij te wonen, om zich een idee te kunnen vormen over de aard ervan.
Debriefing Aanbeveling 10: stelselmatig een operationele debriefing na incidenten Er zijn in feite twee debriefings noodzakelijk na elk incident: één voor de psychologische ondersteuning van de betrokken collega’s, (die maakt echter het voorwerp uit van een studie door een andere werkgroep), en één om voor de organisatie uit het incident lessen te kunnen trekken. Geen van beide wordt stelselmatig uitgevoerd. Alles hangt tot nu toe af van het initiatief, de goodwill, de betrokkenheid, van de bevoegde instanties. Het spreekt voor zich dat elke les die in dit domein kan worden getrokken van nut kan zijn, en dat er steeds een debriefing moet zijn na geweldsincidenten. De “operationele debriefing” is voorgeschreven in de reglementering betreffende de arbeidsongevallen, en komt toe aan het comité voor preventie en veiligheid op het werk. Nu nog uitvoeren.
Aanbeveling 11: kwaliteitsvolle debriefings door aanwezige van experts Er wordt aangeraden om voor dergelijke debriefings een aantal deskundigen uit te nodigen: de HRM-verantwoordelijke, de preventie-adviseur en minstens één specialist in de geweldsbeheersing. Uit deze analyse moeten dan de nodige lessen getrokken worden, niet enkel voor het politiekorps in kwestie, maar desgevallend voor de volledige geïntegreerde politie. Dit betekent dat de neerslag van deze debriefings zou moeten worden doorgestuurd naar DSW. Momenteel bestaat voor de wapenveiligheid een netwerk van referentiepersonen geweldsbeheersing in alle diensten, die bestemmeling van deze te trekken lessen zouden kunnen worden. Een nog meer structurele uitwerking van de debriefings en het doorsturen van de verslagen (via hetzelfde netwerk als de registraties?) dringt zich op.
De organisatie Momenteel zitten de diensten die actief zijn rond het thema “geweld tegen politie-ambtenaren” verspreid in onze structuur. Er bestaat op centraal niveau de Cel gevaarssituaties, die afhangt van de directie van de opleiding. Er bestaat een centrale directie DSW, verantwoordelijk voor veiligheid, preventie en welzijn op het werk. En er zijn de diverse verspreide interne en externe preventiediensten. De cel Gevaarssituaties heeft onvoldoende capaciteit om alle opdrachten van een kennis- en expertisecentrum degelijk uit te voeren. Ze wordt bovendien dikwijls bevraagd door andere Federale Overheidsdiensten. De interne en externe preventiediensten zijn en werken versnipperd.
Aanbeveling 12: een centraal kennis- en expertisecentrum Er zou centraal een kennis- en expertisecentrum in de ware zin van het woord moeten worden ingericht. De cel Gevaarssituaties wordt beter overgeplaatst naar DSW voor een betere afstemming, en een ruimere bevoegdheid.
Aanbeveling 13: een netwerk van preventiediensten Dit kennis- en expertisecentrum zou werk moeten maken van een netwerk met daarin alle betrokken interne en externe preventiediensten.
Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
8
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn om voor de politie, bijvoorbeeld in de vorm van een V.Z.W. een centrale externe preventiedienst op te starten. Een dergelijke dienst zou meer bekend zijn met de specifieke problematieken binnen de politieorganisaties. Er moet dan in elk geval over gewaakt worden dat de toegang tot de preventiediensten dichtbij de werkvloer blijft, en dat deze dienst voldoende vertakkingen heeft op het terrein.
Opleiding en training Algemeen In dit hoofdstuk bespreken we zowel de basisopleiding geweldsbeheersing, die aspiranten krijgen wanneer zij bij de politie komen, als de trainingen geweldsbeheersing voor de personeelsleden in dienst. We hebben het achtereenvolgens over de inhoud van de opleiding en de training, de organisatie, de specifieke situatie tijdens de basisopleiding, de trainingen in de eenheden, en de nood aan specifieke opleidingen. In alle domeinen worden aanbevelingen tot verbetering geformuleerd.
De inhoud van de opleiding en de training Aanbeveling 14: andere inhoudelijke klemtonen Een opleiding geweldsbeheersing is meer dan “schieten en self-defence”. In de omzendbrief GPI48 die deze materie regelt is terecht sprake van vier domeinen: - de wetgeving, deontologie en de psychosociale vaardigheden; - de fysieke vaardigheden bij dwang zonder vuurwapen; - de fysieke vaardigheden bij dwang met een vuurwapen; - de politionele interventietechnieken. De werkgroep is er van overtuigd dat het eerste en het vierde domein in de opleiding en de training onvoldoende aandacht krijgen. Het accent ligt te veel op de fysieke vaardigheden met of zonder vuurwapen. Dit betekent echter dat men aan een aantal fundamentele facetten van de conflictbeheersing dreigt voorbij te gaan: - wat met de fase die voorafgaat aan het uitoefenen van fysieke dwang? - wat met de manier waarop deze technieken in situaties moeten en kunnen worden toegepast? - hoe kunnen deze technieken worden toegepast in ploegverband, wanneer met collega’s wordt samengewerkt in dispositieven? Uit buitenlandse studies blijkt bovendien dat een correcte houding en voorkomen van de politieambtenaren een gunstige invloed kunnen hebben bij contacten met het publiek. Wanneer wordt aan deze aspecten aandacht besteed? De trainingsnorm “geweldsbeheersing” is minimaal 4 keer 4 uur per jaar (voor een operationele politie-ambtenaar), met daarbij nog een evaluatiesessie. In welke mate de diverse domeinen van de geweldsbeheersing daarin aan bod moeten komen is tot nu toe volledig vrij en willekeurig. Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
9
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding De werkgroep is van mening dat de GPI48 in die zin moet worden gecorrigeerd dat er minimale quota moeten worden opgelegd voor elk domein. De werkgroep is daarnaast van mening dat de psychosociale aspecten, de fysieke technieken zonder vuurwapen en de politionele interventietechnieken van een relatief groter belang zijn dan de technieken met vuurwapen, omdat ze in de dagdagelijkse praktijk veel meer moeten worden toegepast. Een blijvende vergelijking met de opleiding en training van politiekorpsen in de buurlanden, met een gelijkaardige cultuur in dit domein als de onze, dringt zich op. Het aantal te geven uren, de technieken, de tactieken, moeten kunnen worden vergeleken.
Aanbeveling 15: vereenvoudiging In de beperkte tijd die veel politiediensten, onder meer wegens capaciteitsproblemen, maar kunnen wijden aan opleiding en training geweldsbeheersing is het kernwoord “vereenvoudiging” aan de orde. In de huidige maatschappelijke omstandigheden moeten onze politie-ambtenaren geen “specialisten” zijn die tal van soorten van vuurwapens kunnen hanteren, of op vijf verschillende wijzen een opstandige persoon kunnen controleren. Om redenen van effectiviteit en efficiëntie beperkt men zich het beste tot de elementaire technieken die men met de grootste waarschijnlijkheid op het terrein zal nodig hebben. Good practice. In Nederland krijgt het politiepersoneel een DVD mee, waarop 19 interventietechnieken geweldsbeheersing worden geïllustreerd door foto’s en filmpjes. Op die manier kan ieder personeelslid na een opleiding of training de te kennen “stof” bij zich hebben en consulteren wanneer nodig of gewenst. De beperking tot 19 essentiële technieken heeft tegelijk het voordeel van wat er te kennen en aan te leren is te beperken en te vereenvoudigen tot het essentiële. Naar verluidt bestaan er bij de cel “Gevaarssituaties” ook reeds dergelijke filmpjes.
Aanbeveling 16: aanpassen aan de werkomgeving We verwijzen hierbij naar het hoofdstuk “Inzet van het personeel”. Het is de taak van de lokale politie-overheden om hun training geweldsbeheersing af te stemmen op de specifieke risico’s waarmee hun personeel het meeste te maken krijgt. Hieronder vallen desgevallend aandacht voor opleiding over multiculturaliteit, geweldsbeheersing in uitgangsmilieus, geweldsbeheersing in lokale ordehandhavingssituaties (sport, festivals, betogingen,...), geweldsbeheersing op specifieke plaatsen (op treinen, trams, ...).
Problemen van organisatie Aanbeveling 17: voldoende monitoren Er wordt een tekort aan monitoren geweldsbeheersing gemeld, vooral voor geweldsbeheersing zonder vuurwapen. Het zou aan te bevelen zijn voor de politiediensten dat er een norm wordt gegeven van het aantal monitoren dat in een dienst moet aanwezig en opgeleid zijn om een degelijke opleiding en training te kunnen verzekeren. Daarnaast is het noodzakelijk dat er voldoende opleidingscursussen voor monitoren worden georganiseerd, zodat eventuele kandidaten geen jaren moeten wachten tot ze kunnen worden opgeleid (wat nu blijkbaar soms het geval is). Zie ook aanbeveling 19 hieronder.
Aanbeveling 18: voldoende infrastructuur Er worden problemen gemeld met de beschikbare infrastructuur voor schietstanden en dojo’s voor de fysieke dwang zonder vuurwapen. Vooreerst dient te worden vastgesteld dat wanneer in de trainingen geweldsbeheersing meer dan nu de klemtoon wordt gelegd op het psychosociale en verbale aspect en op geïntegreerde oefeningen, de nood aan specifieke infrastructuur die nu wordt aangevoeld misschien wat zal dalen. Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
10
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding Het is aan te raden om per provincie de inventaris te maken van de beschikbare infrastructuur met de respectieve mogelijkheden. Er kan gekeken worden naar mogelijkheden bij partners: scholen, sportclubs, defensie. Op federaal niveau bestaat momenteel een werkgroep die zich buigt over de problematiek van de schietstanden. Zie ook aanbeveling 19 hieronder.
Aanbeveling 19: samenwerken Het is voor de werkgroep duidelijk dat de beschikbare monitoren en infrastructuur momenteel nog meer efficiënt kunnen worden gebruikt en ingezet. Er zijn monitoren die training geven aan vier of vijf personeelsleden, er zijn periodes in schietstanden waar er twee of drie personeelsleden aan het schieten zijn... Het is dus absoluut noodzakelijk dat alle politiediensten niet langer enkel in “hun eigen hoek” werken, voor zover dat het geval zou zijn, maar dat zij zoeken naar systemen van samenwerking voor een beter rendement van de aanwezige monitoren en de infrastructuur. Good Practice: de politieschool OPAC organiseert trainingen waaraan de zones kunnen deelnemen. Good practice: Leuven waar de sessies in samenwerking met de naburige zones worden georganiseerd. De werkgroep ondersteunt het idee van de installatie van trainingscentra geweldsbeheersing, met een infrastructuur beheerd en gebruikt door verschillende zones en diensten, en waar de beschikbare monitoren ook uit de verschillende zones en diensten afkomstig zijn. Op die manier kunnen de politiediensten hun personeel sturen wanneer het beschikbaar is, en de verschillende vormen van geweldsbeheersing op een zelfde plaats oefenen (schietstand, dojo,...) Een dergelijke organisatie zou ook de eenvormigheid ten goede komen.
Aanbeveling 20: inventief omgaan met capaciteit De problemen met het beschikbaar zijn van voldoende capaciteit voor deelname aan trainingen geweldsbeheersing is vanzelfsprekend afhankelijk van de invulling van de kaders in de diverse politiediensten, en een oordeelkundige inzet van de capaciteit voor de diverse functionaliteiten. Naast deze algemene aanmerking geeft de werkgroep nog een aantal specifieke ideeën mee: Stagiairs en afgedeelden dienen eveneens deel te nemen aan de trainingen die in de zones worden georganiseerd. Die deelname zou kunnen worden opgenomen als één van de stage-opdrachten. Aanbeveling 19 kan echter ook wat dit aspect betreft enig soelaas brengen, door het creëren van een grotere flexibiliteit voor het sturen van personeel naar de training.
Aanbeveling 21: motiveren Organisatorische maatregelen kunnen eveneens een impact hebben op de motivering van het personeel voor het volgen en bijwonen van de trainingen. Het is aan te bevelen dat diegenen die het personeel evalueren in het domein van de geweldsbeheersing niet diegenen zijn die het personeel opleiden of trainen. Dit zou de motivatie van de deelnemers aan training en opleiding, en van de opleiders en monitoren, ten goede komen. Monitoren geweldsbeheersing worden voor gewone trainingen niet specifiek financieel beloond voor hun inspanningen, in tegenstelling tot de monitoren die de lessen geven in de politiescholen. Een pool aan monitoren die zowel in de eenheden als in de scholen les geven kan hier een begin van oplossing bieden. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de Limburgse politieschool waar monitoren bij het opleidingsprogramma les moeten geven aan aspiranten. De werkgroep komt verder nog op het thema “motivering” terug.
Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
11
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding
Specifiek voor de basisopleiding Aanbeveling 22: uitbreiden van het aantal uren gewijd aan geweldsbeheersing Gebruik van fysieke dwang en desnoods geweld is in onze maatschappij het monopolie van de politie (de krijgsmacht even buiten beschouwing gelaten). Geen andere organisatie heeft dergelijke bevoegdheid, noch een even grote nood aan dergelijke opleiding. Omdat van de politie wordt verwacht dat zij tussenkomt in gevaarssituaties, bij conflicten, lopen haar personeelsleden een grotere kans dan anderen om geconfronteerd te worden met en het slachtoffer te worden van geweld. De gevolgen van dwang en geweld zijn bovendien ingrijpend, zowel in de levens van de burger die er mee te maken krijgen, als in dat van de politie-ambtenaar die fysieke dwang moet toepassen, of slachtoffer wordt van geweld. Gebruik en toepassing ervan moeten bijgevolg een specifieke en prioritaire basiscompetentie zijn in de basisopleiding waar de aspirant gevormd wordt tot één van de weinigen in de samenleving die onder bepaalde omstandigheden geautoriseerd is tot aanwending van fysieke dwang. Het programma in de basisopleiding dient dan ook te worden herbekeken vanuit deze premissen. In de basisopleiding is er nu onvoldoende aandacht voor globale conflictbeheersing, met inbegrip van moreel weerstandsvermogen. De technieken geweldsbeheersing worden er wel aangeleerd, maar de overgang naar de reële toepassing in de praktijk is onvoldoende. Wanneer en hoe verloopt de overgang van het verbale naar de “sterke arm”? Grootste oorzaak hiervoor is tijdsgebrek. De wet legt momenteel minimum 100 uur geweldsbeheersing op gedurende de basisopleiding, alles inbegrepen. Dit minimum zou volgens de experts minstens moeten worden verdubbeld tot 200 uur om tot een redelijk resultaat te komen. De prioriteit geweldsbeheersing dient duidelijker te worden gesteld, ofwel door een weloverwogen verlenging van de opleiding, anders desnoods door het inkorten of schrappen van andere, minder prioritaire vakken. Bepaalde vakken zouden kunnen worden samengesmolten (bijvoorbeeld taalgebruik, redactie PV, strafrecht), zodat daar lesuren kunnen worden gerecupereerd. Een politieopleiding moet een professionele opleiding zijn, waarvan men niet kan verwachten dat die de hiaten compenseert in het algemene onderwijs (zoals in het domein van talen).
Aanbeveling 23: meer laten doorsijpelen van expertise in de opleiding Voor een opleiding die dichter staat bij de realiteit is het aangewezen dat er voldoende expertise van het terrein aanwezig is in de scholen. Eén van de voorstellen is het oprichten van een pool van opleiders, tewerkgesteld op het terrein, waaruit de scholen zouden kunnen putten voor het geven van opleidingen. De cel Gevaarssituaties geeft te kennen dat er steeds wordt gepoogd te werken met mensen van op het terrein, zij het uit de lokale of de federale politie.
Aanbeveling 24: verbeteren van de infrastructuur voor geweldsbeheersing in de scholen De infrastructuur in de politiescholen is niet langer wat ze geweest is: lokalen met camera’s waar situationele opleidingen kunnen worden gefilmd en gecorrigeerd zijn niet overal meer voorhanden (vroeger wel). In dat domein zijn we blijkbaar achteruit gegaan. Er is ook nood aan eenvormig didactisch materiaal voor de scholen. Investeren in een degelijk infrastructuur voor geweldsbeheersing in de scholen kan een ook ten dele tegemoet komen aan de noden van de eenheden en diensten in het veld voor de organisatie van hun trainingen.
Specifiek voor de politiediensten in het werkveld Aanbeveling 25: voldoende training De nu in de GPI48 voorgeschreven training (4 keer 4 uur per jaar) is het absolute minimum. Dit betekent dat elk operationeel personeelslid ongeveer 2,5 werkdagen per jaar moet wijden aan training geweldsbeheersing. Hoewel het pakket aan voorgeschreven uren training voor geweldsbeheersing minimaal is, stelt de werkgroep vast dat zelfs dit minimum in nogal wat eenheden niet wordt gehaald. Alle verantwoordelijken zouden ervan moeten overtuigd zijn dat deze trainingen duidelijk een verplichting zijn, en dat daarop niet kan of mag worden bespaard. Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
12
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding
Aanbeveling 26: meer training op maat Daarnaast is het belangrijk dat er omzichtig en weldoordacht wordt omgegaan met capaciteit die wordt “gehypothekeerd” in opleidingen. Zoals gezegd is 16 uur training geweldsbeheersing per jaar minimaal voor de gemiddelde operationele politieambtenaar, voor collega’s met exclusieve “bureaujobs” is dit misschien nog veel. Momenteel wordt voor trainingen geweldsbeheersing enkel een onderscheid gemaakt tussen “operationelen” en “nietoperationelen”. Een betere en meer specifiek uitgewerkte onderverdeling moet mogelijk zijn, op basis van de uitgevoerde functie en de daaraan verbonden risico’s. Een snelle studie van de arbeidsongevallen in 2011 door DSW leert ons dat geweld tegen politie-ambtenaren het meeste voorkomt: 1. bij ordediensten (betogingen, voetbalmatchen, muziekfestivals, alcoholmisbruik bij carnaval...) 2. bij interventie-opdrachten (bijstand aan treinbegeleiders, tussenkomst in stations en metro, intrafamiliaal geweld...) 3. bij escortes en overbrengingen (repatriëring van illegalen, overbrengingen van gedetineerden). Afgezien van deze punctuele gegevens zou men bij het ontwerpen van de training meer rekening kunnen houden met de “verschijningsvormen” van het geweld, en met de gegevens afkomstig van de directies die de nuttige informatie en cijfers hebben. Een betere onderverdeling kan ook op basis van de risicograad in de zone of het gebied waarin men is tewerkgesteld (een dergelijke studie werd reeds uitgevoerd voor de Brusselse agglomeratie). Het minimum aantal uren en de inhoud van de training zou dan beter kunnen worden afgestemd op de noden. Het is wel noodzakelijk dat een centrale dienst overzicht houdt op alle specifieke modules om de eenvormigheid te bewaren, en om de specifieke kennis ter beschikking te kunnen stellen van de die eenheden die ze nodig hebben.
Aanbeveling 27: aandacht voor de algemene fysieke conditie Ook de leeftijd en de fysieke conditie van de politieambtenaren speelt een rol. In nogal wat zones veroorzaken de trainingen geweldsbeheersing nogal wat arbeidsongevallen. Wanneer geweldsbeheersing een prioritaire professionele basiscompetentie is voor politie-ambtenaren gedurende de basisopleiding moet ze dat ook blijven tijdens de verdere operationele loopbaan, en moeten de noodzakelijke inspanningen worden gedaan om dit op niveau te houden. Er zijn daarvoor diverse mogelijkheden: het opleggen van een minimale fysieke conditie (gebonden aan de leeftijd) met positief gevolg wanneer men de norm haalt (bijvoorbeeld beoordeling, voorwaarde voor baremische verhoging, voorrang bij mobiliteit,...), het geven van tijd binnen de diensturen voor fysieke oefening (voor zover mogelijk), het ter beschikking stellen van goedkopere sportabonnementen. Het probleem vandaag is dat het vooral de sportievelingen zijn die van deze incentives gebruik maken, en dus in feite diegenen die het het minste nodig hebben... In bepaalde landen (Nederland, Canada) zijn jaarlijkse fysische controles verplicht voor operationele politiebeambten, met minimale eisen wat de conditie betreft. Dit werd ook in ons land in een aantal zones geprobeerd. Het probleem is dat bij dergelijke maatregel men dan vanuit vakbondszijde pleegt te vragen dat er sport kan worden gedaan binnen de diensturen, en dat daarvoor momenteel duidelijk de tijd en de capaciteit ontbreekt. Good practice: in de politiezone Ath worden de personeelsleden voor de training geweldsbeheersing opgesplitst in de minen meer dan 35-jarigen. Zij worden gedurende enkele maanden fysisch voorbereid door stretching-oefeningen om een betere fysieke conditie te krijgen. Pas daarna worden de trainingen geweldsbeheersing hernomen. Hierdoor kon het aantal arbeidsongevallen in de zone drastisch worden verminderd.
Aanbeveling 28: meer belang hechten aan de trainingen Het is voor de werkgroep duidelijk dat er in het werkveld meer belang moet worden gehecht aan de trainingen geweldsbeheersing.
Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
13
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding Van overheidszijde uit dient men deze trainingen goed te organiseren. Er moet voor het personeel voldoende mogelijkheid zijn om de voorgeschreven sessies geweldsbeheersing te volgen. De trainingen moeten bovendien zo realistisch en interessant mogelijk worden gemaakt, bijvoorbeeld door het aandeel aan geïntegreerde oefeningen te verhogen (i.p.v. zich grotendeels te beperken tot technieken inzake schieten en geweldsbeheersing zonder vuurwapen). En zoals gezegd is afstemming op de specifieke functies van het personeel en de lokale werksituaties een must. Personeelsleden die onvoldoende scoren op hun eindevaluatie moeten bijkomende sessies kunnen volgen. Ook het personeel moet het belang van training geweldsbeheersing inzien, en deelnemen aan de georganiseerde sessies. Het belang kan op verschillende manieren worden benadrukt en verhoogd: - het scheiden van de functies van monitor en evaluator voor de trainingen; - Het volgen van de trainingen geweldsbeheersing zou kunnen als voorwaarde worden opgenomen voor het verkrijgen van een baremische verhoging. Dit geeft aan het personeel een incentive om de trainingen te volgen. Bijkomend voordeel is dat de druk voor oudere personeelsleden minder hoog wordt omdat zij niet meer voor baremische verhoging in aanmerking moeten komen; De werkgroep stelt vast dat er geen enkel negatief gevolg is voor de eenheden of korpsen die tekort schieten in de organisatie van de training geweldsbeheersing, noch voor personeelsleden die zich bewust aan deelname onttrekken. In het laatste geval dient het personeelslid bijkomende trainingen te krijgen, wat gezien de moeilijkheid om de zaak nu al goed te organiseren niet evident is. In het ergste geval kan de korpschef of directeur beslissen tot intrekking van het wapen, met als quasi zeker gevolg het feit dat dit personeelslid niet meer operationeel kan worden ingezet. Het probleem hierbij is dat de overheid die dit uitspreekt zich in de eigen vingers snijdt, want op die manier wordt de operationele capaciteit van de dienst aangetast. In andere organisaties zijn evenwel voorbeelden te vinden. 7
Nood aan speciale opleidingen Aanbeveling 29: organiseren van speciale opleidingen Er is nood aan een specifieke opleiding in dit domein voor leidinggevenden, HRM-verantwoordelijken, preventie-adviseurs, leden van de controle-organen (comité P en Algemene Inspectie). Wat zijn hun taken in deze? Waar liggen er valkuilen? De huidige opleiding van preventie-adviseur niveau 3 kan hiervoor als basis worden genomen.
Communicatie, informatie Nood aan communicatie Aanbeveling 30: een analyse van de communicatienoden Er dient, afhankelijk van de lokale problematiek en verschijningsvormen van geweld tegen politie-ambtenaren, een analyse te worden gemaakt, waaruit onder meer blijkt welke de specifieke doelgroepen die in aanmerking komen voor communicatie rond dit thema: bijvoorbeeld geweld in uitgangsbuurten: de plaatselijke Horeca, voetbalgeweld: de club en de 7
Bij De Lijn krijgen chauffeurs een basisopleiding ter zake en jaarlijkse voortgezette opleidingen voor het behoud van hun
vakbekwaamheidsattest. Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
14
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding supportersverenigingen, geweld in bepaalde wijken: straathoekwerkers en vertegenwoordigers van de plaatselijke gemeenschappen. Voor die groepen dienen specifieke initiatieven te worden ontwikkeld.
Aanbeveling 31: nood aan systematische communicatie Er is nood aan een systematische externe communicatie rond dit thema door de politiediensten, bij elk ernstig incident, via de pers, desgevallend via de sociale media, om de problematiek onder aandacht te brengen van de publieke opinie. Minstens moet bij elk incident externe communicatie worden overwogen.
Organisatie van de communicatie Aanbeveling 32: decentraliseren van de externe communicatie Voor de federale politie is de externe communicatie zeer sterk gecentraliseerd. De afstand tussen de gedecentraliseerde diensten en de (lokale) pers is (te) groot. Er moet bekeken worden in welke mate de gedeconcentreerde diensten van de politie zelf bepaalde taken kunnen, mogen uitvoeren in het domein van de externe communicatie, net zoals de lokale politie dat kan. De werkgroep stelt overigens meer algemeen vast dat de volledige HRM-materie in de geïntegreerde politie slechts op twee niveaus bestaat: het hoogste en het laagste. Er is geen enkele mogelijkheid tot HRM, of communicatie-ondersteuning op het gedeconcentreerde niveau. Voor bepaalde domeinen van de HRM is de afstand van elke lokaliteit tot Brussel te groot, en te weinig specifiek.
Inhoud van de communicatie Aanbeveling 33: extern verspreiden van concrete informatie over incidenten voor groter impact Hoe concreter en meer specifiek de informatie is, hoe groter het impact zal zijn. Dus geen grote theoretische beschouwingen, maar de maatschappij confronteren met de problemen en het leed (en de kost) die dergelijk geweld op politiepersoneel veroorzaken. A posteriori kan worden meegedeeld hoeveel schadevergoeding moest worden betaald, en welke straffen werden uitgesproken. De werkgroep meent dat men zich in de communicatie niet in eerste instantie moet focussen op de zwaarste vormen van geweld (bijvoorbeeld met gebruik van vuurwapen), maar evenzeer op de lichtere maar meer courante vormen zoals verbaal geweld.
Aanbeveling 34: lokaal afspraken maken over communicatie i.v.m. geweld op politieambtenaren Er kunnen op voorhand op lokaal vlak afspraken worden gemaakt met de bestuurlijke en gerechtelijke overheden wat de inhoud en modaliteiten van deze communicatie betreft.
Mogelijke (nieuwe) initiatieven Aanbeveling 35: een specifieke internetsite In het buitenland bestaan internetsites waarop alle gewelddaden tegen politiepersoneel worden bekend gemaakt. Dit zijn ofwel sites opgericht door de overheid, of, ook, als privé-initiatief door politiebeambten die aandacht vragen voor de problematiek 8. Een specifieke internetsite rond deze problematiek is een mogelijke maatregel, eventueel te verzorgen door
8
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/geweld-tegen-werknemers-met-publieke-taak, http://www.geweldtegenpolitie.nl/,
http://www.vspb.org/fr/page_daccueil Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
15
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding de centrale politiedirectie(s), in samenwerking met de vakorganisaties. Een specifieke facebookgroep is ook een mogelijkheid.
Aanbeveling 36: de bestaande TV-kanalen ook hiervoor gebruiken Er zou kunnen worden onderzocht in welke mate de opsporingsprogramma’s op RTL en VTM mee een boodschap over geweld tegen politie-ambtenaren zouden kunnen uitdragen, bijvoorbeeld n.a.v. concrete voorvallen.
Aanbeveling 37: een “dag van de politie” met onder meer aandacht voor dit thema Vroeger waren er de feesten van de rijkswacht, op diverse plaatsen dagen van de gemeentepolitie of flikkendagen. Er kan worden nagedacht over de opportuniteit om ofwel federaal een “dag van de politie” in te voeren, en de problematiek van geweld tegen politie-ambtenaren daarin als onderwerp op te nemen (herdenken van de collega’s overleden in dienst). Een andere optie is om deze thematiek telkens ten berde te brengen wanneer lokaal dergelijke evenementen (opendeurdagen) worden georganiseerd. Het impact van een federale dag is evenwel steeds groter. Dergelijk initiatief geeft erkenning aan de collega’s slachtoffers en brengt de problematiek nationaal onder de aandacht.
Aanbeveling 38: pins of badges In bepaalde landen zijn “pins” ingevoerd als initiatief ter bestrijding van het geweld tegen politie-ambtenaren. Zo bijvoorbeeld in Zwitserland op initiatief van een professionele beroepsorganisatie, naar verluidt in samenwerking met EuroCOP, de vakorganisatie voor politie-ambtenaren op Europees niveau. Door de verdeling (of verkoop) van deze pins verklaart de drager zich solidair met de slachtoffers van geweld tegen de politie. 9 Om redenen van doelmatigheid zou het mogelijk moeten zijn om het thema van geweld tegen politie-ambtenaren te enten op bestaande campagnes (bijvoorbeeld de BOB-campagne). Wanneer de burger wordt aangesproken kan tegelijk een folder i.v.m. geweld tegen politiemensen worden meegegeven, een pin, ...
Aanbeveling 39: een interne sensibiliseringscampagne Zoals gesteld in één van de vorige hoofdstukken is het noodzakelijk om een sensibiliseringscampagne te organiseren voor een betere signalering van de incidenten (wanneer het systeem op punt zal staan). Een dergelijke campagne kan worden afgesproken in het Overlegcomité B, en kan het voorwerp uitmaken, net zoals de overige maatregelen, van een item in een jaarlijks actieplan, op federaal niveau.
Aanbeveling 40: een handboek of checklist Als basis is er voor de diensten nood aan een handboek, een checklist, met alle nodige en nuttige informatie. De werkgroep geeft de voorkeur aan een eenvormig handboek voor alle politiediensten, dat lokaal met plaatselijke gegevens kan worden aangevuld. Onder meer de rechten van de politie-ambtenaar, slachtoffer, moeten er in vermeld worden. Deze informatie zou kunnen gevoegd worden bij, of geïntegreerd in onthaalbrochures die nieuwe medewerkers ontvangen.
Aanbeveling 41: een individuele informatiedrager voor elk personeelslid (DVD) Zoals reeds gezegd is In Nederland voor het personeel een DVD voorhanden, waarin de theorie en de technieken van geweldsbeheersing duidelijk staan uitgelegd, onder meer aan de hand van foto’s en videofilmpjes. Op die manier kan ieder personeelslid wanneer het dat nodig of nuttig acht, de juiste technieken steeds gaan opzoeken, consulteren, en ook daadwerkelijk uitgevoerd zien. Bij onze diensten is er geen documentaire drager voor de “leerstof” die tijdens de trainingen wordt meegegeven. Alles dient gememoriseerd te worden. Niettegenstaande zou er op federaal niveau wel één en ander bestaan qua filmpjes.
9
http://www.vspb.org/fr/actualite_evenements_formation/violence_contre_la_police/pins_solidarite/ Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
16
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding
Aanbeveling 42: betere verspreiding van de preventiefiches In de newsletter Polsupport, worden voortaan in de rubriek “Publicaties” ook de PrevInfo’s en preventiefiches opgenomen. Daarop staan de te trekken lessen uit bepaalde incidenten, opgesteld door DSW. Te weinig diensten weten van het bestaan van deze fiches af. De elektronische nieuwsbrief telt 2500 abonnees. Abonneren kan via www.polsupport.be . Deze preventiefiches moeten absoluut alle politiediensten bereiken in de toekomst.
Communicatie met de controle-organen Aanbeveling 43: een specifieke communicatie met de controle-organen Er dienen duidelijke afspraken te worden gemaakt omtrent het uitvoeren van de controletaken bij geweld tegen politieambtenaren, om interne problemen en conflicten te vermijden. Zoals in het geval van geweld tegen andere burgers, dient de eerste prioriteit te gaan naar de hulpverlening aan het slachtoffer (in deze de politie-ambtenaar), en komen de onderzoeksverrichtingen op de tweede plaats. Het is onder meer een taak voor de lokale leidinggevenden om hierover mee te waken. Voor zover de omstandigheden van het onderzoek dit mogelijk maken dient rekening te worden gehouden met het gevoel van eigenwaarde van de betrokken ambtenaar. In het buitenland wordt bijvoorbeeld na een schietincident het wapen van de betrokken politie-ambtenaar voor onderzoek in beslag genomen, maar krijgt hij of zij, voor zover er vanuit het onderzoek geen tegenindicaties zijn, onmiddellijk een ruilwapen, zodat men op een normale manier verder kan functioneren.
Operationeel Op basis van lokale risico-analyses Aanbeveling 44: aangepast aan de lokale noden Het is duidelijk dat de risico’s voor geweldsgebruik tegen politieambtenaren minstens gedeeltelijk verschillen naargelang van hun functie en de plaats van inzet. Het is daarom nuttig en nodig dat er op een niveau zo dicht mogelijk bij de werkvloer specifieke risicoanalyses worden uitgevoerd, om maatregelen “op maat” voor te stellen. Op die manier wordt een algemene “overkill” vermeden, en kan een optimale bescherming worden gegarandeerd. De Lijn doet dit onder meer.10 Zeker wanneer er lokaal “hotspots” bestaan, met een verhoogd risico op geweld, dringen een specifieke analyse, en daaraan gekoppeld, specifieke maatregelen, zich op.
Aanbeveling 45: aangepaste bezetting op het terrein Die lokale analyse moet onder meer de grootte van het effectief op het terrein mee bepalen. De studie van de mogelijkheden tot back-up voor de ploegen op het terrein is daarbij een cruciale factor. Hoe snel moeten onze collega’s op het terrein bijstand kunnen verwachten, en in welke termijn is dat in de praktijk in elke zone mogelijk? Daarbij moet het in een geïntegreerde politie mogelijk zijn om vormen van samenwerking te ontwikkelen met naburige korpsen, met politiediensten 10
De Lijn zet haar veiligheidsmaatregelen gericht in op basis van de resultaten van haar Veiligheidsmonitor. Met de Veilig-
heidsmonitor brengt De Lijn alle incidenten in kaart. De analyse van de verzamelde gegevens levert een lijst op met aandachtsbuurten: plaatsen waar op een bepaald tijdstip een verhoogde concentratie aan incidenten voorkomt en waar dus een verhoogde inzet van veiligheidsmaatregelen nodig is. Deze veligheidsmaatregelen zijn organisatorisch, technopreventief, opleiding en samenwerking met andere actoren. Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
17
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding die deel uitmaken van de federale politie, of omgekeerd. Het is bovendien aan te bevelen dat de principes van back-up genoteerd worden in het interventiebeleid en als dusdanig gekend zijn in de dispatchings.
Aanbeveling 46: samenstelling van de ploegen Het is niet altijd gemakkelijk om bij de samenstelling van de ploegen op het terrein rekening te houden met de veiligheid; er zijn immers tal van andere factoren: de sociale wensen van het personeel, de sociale bepalingen en beperkingen in de arbeidstijdregeling, specifieke functionele eisen (motorrijder, fietser, bepaalde brevetten). Maar we kunnen er niet omheen dat de samenstelling van de ploegen mee een rol speelt als we het over de veiligheid van de politieambtenaar hebben. De werkgroep heeft het dan in eerste instantie niet over de fysieke kracht in een ploeg, of het geslacht van de betrokken ambtenaren, maar in eerste instantie over de aanwezigheid van ervaring in de ploeg, en over een degelijke omkadering. De werkgroep vraagt de nodige aandacht voor de samenstelling van de ploegen, die het best mogelijke antwoord moeten kunnen geven op elke vorm van tussenkomst, waaronder ook deze met gebruik van geweld. De daadwerkelijke operationele omkadering van deze ploegen verdient aandacht, omdat ze blijkbaar niet overal aanwezig of verzekerd is. Een vakorganisatie binnen de werkgroep stelt de invoering voor van een tweede graad in het basiskader, voor de inspecteurs met een zekere ervaring. Dit geeft niet enkel een zichtbare erkenning aan de “veteranen” maar maakt ook een operationele omkadering zichtbaar. Het doel hierbij is niet om bijkomende baremische schalen te gaan ontwikkelen, enkel om de collega’s met ervaring te kunnen identificeren.
Een éénduidige handelwijze Aanbeveling 47: duidelijke en eenvormige handelwijze en procedures Het is voor de politieambtenaren, én voor de bevolking, een absolute noodzaak dat de reacties van de politie op bepaalde laakbare gedragingen voorspelbaar, duidelijk, en transparant zijn 11. Vooral bij de lichtere “overtredingen” heerst er nu bij de politieambtenaren, en daardoor ook bij het publiek, grote onduidelijkheid, en daardoor ook onzekerheid, die tot agressie en geweld kan leiden. Hoe moet een politiebeambte reageren wanneer iemand zijn identiteitskaart niet wenst te overhandigen of tonen? Wanneer iemand op een publieke plaats weigert zijn sigaret te doven wanneer een politiebeambte hem of haar daarom vraagt? Vanaf welk ogenblik mag die politiebeambte dwang gebruiken om de overtreding te doen ophouden? Vanaf welk ogenblik mag een politiehond worden ingezet om een vluchtende persoon te stoppen? Wat doen wij als politie wanneer een burger onze bevelen en aanwijzingen niet langer volgt? Hoe treden wij op bij vechtpartijen? Bij wildplassen? ... In onze huidige maatschappij, modern en multicultureel als zij is, bestaat daar voor de jonge en minder jonge politieman en vrouw niet langer duidelijkheid over. Teveel dwang en men loopt het risico op een klacht, te weinig en het respect voor de politie kalft af... De werkgroep stelt voor dat er aan de hand van dergelijke praktische casussen eenvormige procedures worden ontworpen, die op centraal niveau worden gevalideerd door de politieke overheden. Dergelijke procedures kunnen dan onmiddellijk in de trainingen geweldsbeheersing worden aangeleerd.
Aanbeveling 48: procédés geënt op de noden en de ervaring Bij het ontwerpen van die procédés is het essentieel dat rekening wordt gehouden met de ervaring en de noden van de werkvloer, én met ervaringen uit het buitenland. Voorbeeld: een Nederlandse studie geeft aan wegens de onvoorspelbaarheid van geweld op politieambtenaren er steeds bij tussenkomsten een voorkeur moet zijn voor korte interacties (de leden van de werkgroep bevestigen dit).
11
Deze nood aan een ondubbelzinnige handelwijze wordt ook bij onze collega’s in het buitenland, zoals in Nederland, duide-
lijk aangevoeld. Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
18
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding Er zijn specifieke procédés nodig voor uitgangsbuurten, voor multiculturele wijken, voor politiewerk op treinen, op metrostellen op bussen, ... uit te werken op basis van de ervaring op het terrein.
Aanbeveling 49: nood aan goede briefings De werkgroep wijst op het nut en het belang van mondelinge briefings voor elke shift door een hoofdinspecteur of een officier. Op die wijze kan de informatie van de vorige shift worden doorgegeven, worden concrete opdrachten gegeven, en wordt de aandacht gevestigd op actuele (gevaars-)situaties.
Aanbeveling 50: risicopersonen houden in de ANG Het is essentieel voor de veiligheid van het politiepersoneel dat gewelddadige personen, personen met een geschiedenis van geweld tegen de politie, als dusdanig in de ANG opgenomen blijven. Op die manier kunnen hun collega’s desgevallend gewaarschuwd worden door de dispatchings voor mogelijk risico.
Toegankelijkheid en “gezag” van de richtlijnen Aanbeveling 51: richtlijnen die duidelijk en goed consulteerbaar zijn De instructies geweldsbeheersing staan momenteel enkel beschreven in het handboek voor de monitoren. Dit handboek is overigens voor iedereen toegankelijk via Portal>Pol Info>Steun en beheer (Polsupport)>Documentatie(Poldoc)>Navigeren per thema>Politietechnieken>Geweldbeheersing>Fysische dwang zonder vuurwapen (of met). Er zijn volgens de werkgroep twee problemen: 1. Het is niet normaal dat deze procédés enkel bestaan in een “opleidingshandboek”. Ze moeten deel uitmaken van echte richtlijnen, een omzendbrief met bindende kracht. Voorbeeld: bij een onderzoek n.a.v. een ontsnapping van een gevangene moet men in een handboek voor monitoren gaan checken of de ploegen op het terrein hebben gewerkt zoals dat kan worden verwacht (hoe, waar en wanneer boeien). 2. De instructies bestaan, maar zoals blijkt uit het hierboven beschreven zoekpad kan de gebruiksvriendelijkheid beter.
Aanbeveling 52: richtlijnen kunnen aangevuld worden De beschreven procédés kunnen nog worden aangevuld, bijvoorbeeld met specifieke situaties uit de realiteit. Bijvoorbeeld: bij bepaalde tussenkomsten (in een uitgangsmilieu) is het belangrijk dat een deel van de politiecapaciteit wordt gericht op de omstanders. Er kan daarvoor ook worden samengewerkt met portiers, stewards, buurtwerkers, ... Onze technieken dienen op dergelijke situaties te worden afgestemd. Zij kunnen ook worden vervolledigd aan de hand van ervaringen en voorbeelden uit het buitenland.
Technisch Aanbeveling 53: radiodekking Voor de veiligheid van de ploegen is een goede radiodekking over het ganse grondgebied essentieel.
Aanbeveling 54: visuele opvolging Visuele opvolging van de ploegen vanuit de dispatchings is een mogelijk technisch hulpmiddel.
Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
19
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding
De beschermingsmiddelen Aanbeveling 55: kogel- en steekwerende vesten genormeerd Afhankelijk van de risicoanalyse van de functie moet voor de operationele politiebeambten een kogel- en steekwerende vest beschikbaar zijn in de categorie van de persoonlijke functionele kledij. Deze vesten, die frequent worden gedragen, dienen te worden aangepast aan de politieambtenaar. Het zou in dat opzicht logisch zijn dat er systemen worden gecreëerd waardoor dit vest de betrokken ambtenaar zou kunnen volgen in geval van mutatie. De werkgroep beveelt een normering aan van de kogel- en steekwerende platen die in de vesten worden gebruikt (de duurste onderdelen), zodat er verschillende vormen van hoezen (het goedkoopste onderdeel) kunnen worden aangekocht in het geval de ambtenaar van functie verandert. Afhankelijk van de functie moeten diverse vormen van hoezen beschikbaar zijn: voor op de kledij, onder de kledij (recherche, motorrijders), al dan niet met fluo. Voor zover dat het geval nog niet zou zijn moeten op de hoezen die op de kledij worden gedragen duidelijk de politiekentekens worden aangebracht. Het is positief dat deze vesten nu via een raamcontract kunnen worden aangekocht. Hetzelfde mag worden verwacht voor de collectieve kogelwerende vesten met een hogere beschermingsgraad die worden gedragen wanneer men naar risicointerventies trekt. Er zijn argumenten voor een kazuifelsysteem (minder verschillende maten) waarbij die collectieve vesten boven de individuele kunnen worden gedragen. De werkgroep vraagt dus om de nodige standaarden in te bouwen in het systeem, met behoud van zoveel mogelijk functionele flexibiliteit.
Aanbeveling 56: draagprofiel kogel- en steekwerende vesten Naar verluidt buigt de Vaste Commissie voor de Lokale Politie zich momenteel over de ontwikkeling van een draagprofiel voor de kogel- en steekwerende vesten 12. De werkgroep kijkt hier naar uit, maar meent dat men bij een dergelijk draagprofiel enige flexibiliteit inbouwt naar gelang van de risicoanalyses die lokaal worden gemaakt. De situatie is immers in het ganse land niet dezelfde, en de werkgroep wil een “overkill” vermijden, en, wanneer de omstandigheden dit toelaten, een meer gemakkelijke en “gemeenschapsgerichte” kledij mogelijk maken.
Aanbeveling 57: handschoenen Net zoals voor de kogel- en steekwerende vesten hebben nogal wat personeelsleden nood aan degelijk steek- en snijwerende handschoenen. De werkgroep beveelt aan dat er ook daar uiteindelijk een raamcontract voor zou kunnen worden afgesloten.
Aanbeveling 58: bescherm- en verzorgingsmateriaal De werkgroep is van mening dat er werk zou moeten worden gemaakt van degelijke en aangepaste kits met beschermingsen verzorgingsmateriaal. De werkgroep is van mening dat er ook raamcontracten zouden moeten zijn voor de aanschaf van EHBO-koffers, volgens de noodwendigheden van een aantal specifieke functies.
12
De VSOA stelt dat de Vaste Commissie voor de Lokale Politie reeds in een rapport van 9/12/2010 een draagprofiel voor
kogel- en steekwerende vesten publiceerde en dat het bijgevolg overbodig is om er een nieuw op te stellen. Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
20
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding
Aanbeveling 59: studie van het gebruik van de taser De samenstelling van de politie is vandaag sterk verschillend van die van vroeger. Er wordt minder de klemtoon gelegd op fysieke kwaliteiten ten voordele van andere competenties. Dit brengt echter mee teweeg dat een aantal politiebeambten niet langer alle nodige tools hebben om sterke, gewelddadige en potentieel gevaarlijke personen snel onder controle te brengen. Daarnaast is er de vaststelling dat vuurwapens in nogal wat omstandigheden, bijvoorbeeld daar waar veel omstanders aanwezig zijn, of de ruimte beperkt is (zoals in een trein), niet kunnen worden gebruikt. Uit een Amerikaanse studie uit 2009 is gebleken dat het aantal slachtoffers van geweld bij de politie met 76% daalde door gebruik van de taser. De werkgroep is er zich van bewust dat gebruik van de taser controverse kan oproepen. Veel is echter afhankelijk van een zeer goede reglementering ter zake. En het wapen evolueert ook, zo kan er nu een camera op worden gemonteerd zodat de omstandigheden van gebruik duidelijk kunnen worden gecontroleerd. In bepaalde omstandigheden lijkt het gebruik van de taser gerechtvaardigd voor het onder controle brengen van potentieel gevaarlijke personen. Eén en ander dient evenwel het voorwerp uit te maken van verdere studie.
Aanbeveling 60: studie van het gebruik van collectieve wapens Het dragen en gebruik van een collectief wapen in de vorm van een machinepistool roept in tegenstelling tot de taser veel minder vragen en controverse op. Niettemin kan men zich de vraag stellen in hoeveel gevallen een dergelijk wapen mee moet worden genomen op dienst, en wanneer het ooit kan of mag worden gebruikt. Leden van de werkgroep brengen naar voor dat het risico op diefstal van dergelijk wapen uit het dienstvoertuig veel malen groter is dan het nut dat men ervan zou kunnen hebben.
Aanbeveling 61: filmen Nogal wat politieambtenaren worden tijdens tussenkomsten gefilmd door het publiek, door gebruik van smartphones. Ervaring van op het terrein geeft echter aan dat wanneer de politieambtenaren opstandige, en potentieel gewelddadige personen met hun toestellen filmen, dit een ontwapenend effect kan hebben op conflictsituaties. Ook het gebruik van dit middel vraagt verdere studie naar mogelijkheden van gebruik en procedure. Bij gunstige analyse zou men tevens een raamcontract voor dergelijke apparaten kunnen opstellen.
Aanbeveling 62: materiaal voor opleiding In een vorig hoofdstuk werd reeds aangehaald dat de infrastructuur en het beschikbaar materiaal voor opleiding en training van geweldssituaties meer aandacht verdient en beter kan. Dit gaat van de beschikbaarheid van schietstanden en dojo’s tot de aankoop van specifiek oefenmateriaal (stootkussens, oefendolken, oefenpistolen) en camera’s voor situationele oefeningen.
Aanbeveling 63: lastenboeken gebaseerd op operationele realiteit Leden van de werkgroep hebben de indruk dat bij het samenstellen van lastenboeken voor raamcontracten er nog onvoldoende rekening wordt gehouden met de knowhow op het terrein.
Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
21
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding
Human resources Aanbeveling 64: de rol van de verzekeraars In de werkgroep worden problemen gemeld met verzekeraars. Bepaalde personeelsleden die het slachtoffer zijn van geweld moeten in bepaalde gevallen nog grote sommen voorschieten. Hoewel dit onderwerp eerder valt onder het takenpakket van een andere werkgroep vragen we dat de politie-overheden hun personeel wanneer dat het slachtoffer wordt van geweld zou steunen en verdedigen, ook in hun relatie met de verzekeraars.
Aanbeveling 65: deontologische casussen De werkgroep vraagt dat de operationele politiediensten concrete deontologische casussen zouden kunnen voorleggen aan een deontologische commissie, die zowel voor de federale als voor de lokale politie werkt, en die kan fungeren als een actieve helpdesk bij probleemgevallen. De analyses van die commissie zouden gepubliceerd moeten worden.
Aanbeveling 66: een rem op de niet-gefundeerde klachten Daar waar een burger steeds op een gemakkelijke manier de mogelijkheid moet hebben om zich te beklagen over laakbaar gedrag van de politie, moet er toch enige rem worden geplaatst op de niet-gefundeerde klachten (tot op vandaag de meerderheid, zo blijkt uit de verslagen van de controlediensten). Op vandaag kan ieder zonder enig risico politiebeambten valselijk aanklagen. Het impact van dergelijke interne onderzoeken op het moraal van de betrokken ambtenaren wordt nogal eens onderschat. De aanbeveling is dat er een reactie of gevolg moet komen op klachten die na onderzoek vals blijken te zijn, zij het in de vorm van een vergoeding voor gemaakte onderzoekkosten, voor de verloren tijd, zeker wanneer blijkt dat de klacht niet enkel vals maar ook kwaadwillig bleek te zijn. Nu dienen personeelsleden zelf in rechte op te treden in dergelijke gevallen. Wanneer de klacht die zij indienen voor het gerecht uiteindelijk als niet-gefundeerd wordt beoordeeld, moeten zij wél de gerechtskosten betalen.
Aanbeveling 67: reactie na ongefundeerde klachten Zeker in het geval van gemediatiseerde klachten tegen politieoptreden zou er, wanneer de klacht uiteindelijk ongegrond blijkt, zowel intern als extern moeten worden gecommuniceerd. De deontologische raad voor de journalistiek is ook een weg die politieoverheden in bepaalde gevallen kunnen bewandelen. Het probleem is dat de uitslag van de onderzoeken dikwijls te lang op zich laat wachten, zodat de media niet langer in het voorval geïnteresseerd zijn wanneer de politieman wordt “wit gewassen”. De werkgroep meent dat de aangeklaagde politieambtenaar het beste niet te snel zijn of haar versie van de feiten in de pers ventileert, of het moest zijn na raadpleging van zijn of haar raadsman.
Aanbeveling 68: een realistische rekrutering In rekruteringsberichten dient de kandidaat te worden meegedeeld dat hij of zij tijdens de uitoefening van het beroep van politieambtenaar geconfronteerd kan worden met geweldssituaties, van fysieke of psychologische aard. Er is bijgevolg nood aan rekruteringsmateriaal dat een realistisch en representatief beeld weergeeft over de politiejob en de inherente beroepsrisico’s.
Aanbeveling 69: een selectie met kennis van de terreinsituatie Leden van de werkgroep, met specifieke kennis ter zake, zijn van mening dat terreinkennis en -ervaring van de selecteurs onvoldoende invloed heeft op de selectie van de kandidaten. Er zijn wel selecteurs afkomstig van het terrein betrokken bij de Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
22
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding selectie maar hun mening heeft niet evenveel gewicht als die van anderen. Overigens zouden personeelsleden van het terrein die deelnemen aan selecties daar een degelijke opleiding in moeten krijgen. Daarnaast stelt zich de vraag of tijdens de selectie (zowel via de selectietesten of tijdens het selectiegesprek) grondig wordt nagegaan of de kandidaat voldoende scoort op fysische en psychische weerbaarheid.
Aanbeveling 70: een studentenstatuut? De werkgroep doet een aantal eigenaardige vaststellingen i.v.m. de basisopleiding. Kandidaten die in één politieschool mislukken, kunnen blijkbaar herbeginnen in een andere politieschool. Scholen, die toch lange tijd in contact staan met de kandidaten, kunnen enkel een advies geven over het mislukken van een student, en mogen niet beslissen. Overigens maakt het feit dat men wanneer men bij de politie begint men onmiddellijk een werknemersstatuut krijgt, in tegenstelling tot een studentenstatuut, het veel moeilijker om afscheid te nemen van kandidaten die de opleiding aanvatten maar tijdens de opleiding toch ongeschikt blijken. 13 De werkgroep is er zich van bewust dat zij hier haar mandaat i.v.m. geweld op politiemensen te buiten gaat. Niettemin stelt zij vast dat de opleiding een belangrijke rol speelt in deze, en dat er een aantal vragen bij kunnen worden gesteld.
Aanbeveling 71: een duidelijke organisatie van de steun In het geval een politiebeambte het slachtoffer wordt van geweld is het niet in alle politiediensten en -eenheden duidelijk op welke manier hij of zij moet worden ondersteund. Het politieslachtoffer wordt nog te veel van het kastje naar de muur gestuurd, op nogal wat plaatsen heeft de HRM-dienst onvoldoende kennis over de manier waarop een degelijke opvang moet gebeuren. Daar zouden normen, procedures, handboeken, checklists voor kunnen ontworpen worden (naast een specifieke opleiding). Tezelfdertijd zouden de collega’s tewerkgesteld in HRM de juiste attitude voor het omgaan met collega’s, slachtoffers van geweld, moeten aangeleerd krijgen.
Besluit Eénenzeventig (71) aanbevelingen, enkel in het de domeinen van de preventie, de opleiding en de communicatie zijn een goede oogst voor een werkgroep die zes keer bijeen kwam. Het aantal alleen is misschien reeds een indicatie van een nood aan een uitgewerkt beleid in deze. De aanbevelingen kunnen een aanzet zijn tot het uitwerken van concrete actieplannen. Tot nu toe dacht de werkgroep in eerste instantie na over de “wat kunnen we doen?” - vraag. Er kan een volgende stap worden gezet door dieper in te gaan op wie de nodige initiatieven zou kunnen nemen, en hoe men één en ander zou kunnen benaderen en/of verwezenlijken. De werkgroep zou ook vanuit de praktijk en vanuit de beschikbare documentatie een aantal concrete casussen en good practices nader kunnen toelichten.
13
Het VSOA deelt mee dat het zich wenst te distantiëren van deze “aanbeveling”. Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
23
Werkgroep sensibilisatie - preventie - opleiding
Bijlage A: deelnemers aan de werkgroep Hans Quaghebeur Jan Adam
Korpschef van de lokale politie Blankenberge - Zuienkerke - voorzitter
ACV
Nicolas Antoine
CGSP
Marc Bloeyaert
Directeur van de West-Vlaamse politieschool
Eddy Branchaute
SAT - Binnenlandse Zaken
Stéphane Chamberlain
federale politie - WPR Charleroi
Stéfan Debroux
DSI
Léon De Bruyn
DSE
Fabrice Discry
SNPS
Vincent Gilles
SLFP
Paul Gorgon
Lokale politie Brussel - West
Vincent Houssin
VSOA
Valérie Lebrun
DSW
Guy Marchal
DGS
Carlo Medo
NSPV
Alain Palla
CSC
Mark Rijnkens
VSOA
Karine Spinnoy
Algemene Inspectie
Marc Van de Walle
Lokale politie Brussel - ZUID
Yasmine Vandenbossche
DSW - leden
Corinne Yde
Vaste Commissie voor de Lokale Politie - secretaris
Verslag van de werkgroep Geweld tegen politieambtenaren - luik sensibilisatie, preventie en opleiding
24