VERSLAG VAN DE STUDIEREIS VAN DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE EN DE HEER STEFAAN DE CLERCK, MINISTER VAN JUSTITIE
NEDERLAND (DEN HAAG) 26.04.2009 tot 28.04.2009
Rapporteurs : Delegatieleider :
mevr. Clotilde Nyssens, dhr. Raf Terwingen en dhr. Stefaan Van Hecke mevr.Mia De Schamphelaere
INHOUDSTAFEL
SAMENSTELLING VAN DE PARLEMENTAIRE DELEGATIE
5
INLEIDING
7
PROGRAMMA Maandag 27 april 2009 I. Bezoek aan de Raad voor de rechtspraak II. Bezoek aan de Justitiële jeugdinrichting “Teylingereind” te Sassenheim Dinsdag 28 april 2009 I. Onderhoud met de heer J.T.C. Buddendijk MPA, Directeur Bedrijfsvoering bij de Rechtbank ’s-Gravenhage II. Bezoek aan Eurojust III. Onderhoud met mevrouw Marleen De Pater-van der Meer, Voorzitter van de vaste commissie voor de Justitie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en enkele commissieleden IV. Bezoek aan de Penitentiaire Inrichting Haaglanden te Zoetermeer
9 12
14 16
17 18
PM 68 / 52 spec. Nederland - 3
PM 68 / 52 spec. Nederland - 4
SAMENSTELLING VAN DE PARLEMENTAIRE DELEGATIE
Voorzitter : Mevr. Mia De Schamphelaere (CD&V) Eerste Ondervoorzitter : Mevr. Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld) Tweede Ondervoorzitter : Mevr. Clotilde Nyssens (cdH) Leden : Dhr. Raf Terwingen (CD&V) Dhr. Olivier Hamal (MR) Dhr. André Perpète (PS) Mevr. Carina Van Cauter (Open Vld) Dhr. Bart Laeremans (VB) Dhr. Bruno Stevenheydens (VB) Dhr. Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!) Mevr. Sarah Smeyers (N-VA) Voor het Kabinet van Minister De Clerck : Dhr. Stefaan De Clerck, Minister van Justitie Dhr. Marc Van den Reeck, Diplomatiek adviseur Ambtenaren : Mevr. Nicole Marquet Mevr. Christine De Backer Tolken : Mevr. Nicole Willendyck-Barbar Mevr. Kathy Delafontaine
PM 68 / 52 spec. Nederland - 5
PM 68 / 52 spec. Nederland - 6
INLEIDING
De commissie voor de Justitie heeft van zondag 26 tot dinsdag 28 april 2009 een studiebezoek aan Nederland gebracht. De leden werden op zondag 26 april 2009 verwelkomd door de heer ambassadeur Luc Carbonez en de heer Gevolmachtigd Minister Walter Lion. Het Nederlandse succes op het vlak van de gerechtelijke organisatie, de aanpak van de jeugddelinquentie en het strafuitvoeringsbeleid, heeft de commissie voor de Justitie ertoe aangezet om het beleid ter plaatse te bestuderen en na te gaan of, en in welke mate, deze aanpak desgevallend geïntroduceerd kan worden in België. Met het oog op de verwezenlijkingen inzake de gerechtelijke organisatie (de wegwerking van de gerechtelijke achterstand, de beheersautonomie van de hoven en rechtbanken, de invoering van een werklastmetingsmethode) werd een bezoek gebracht aan de Nederlandse Raad voor de rechtspraak. De commissie werd ook in de gelegenheid gesteld om zowel een jeugdgevangenis als een gevangenis voor volwassenen te bezoeken. De commissie voor de Justitie heeft voorts een onderhoud gehad met de voorzitter van de vaste commissie voor de Justitie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en enkele commissieleden. Gelet op het internationaal karakter van Den Haag werd tot slot een bezoek aan Eurojust gebracht.
PM 68 / 52 spec. Nederland - 7
PM 68 / 52 spec. Nederland - 8
PROGRAMMA
Maandag 27 april 2009
I.
BEZOEK AAN DE RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK - INLEIDENDE UITEENZETTING OVER DE ROL EN DE OPDRACHTEN VAN DE RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK DOOR DE HEER ERIK VAN DEN EMSTER, VOORZITTER VAN DE RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK; - INLEIDENDE UITEENZETTING OVER DE FINANCIERING VAN DE NEDERLANDSE GERECHTEN EN DE WERKLASTMETING DOOR DE HEER BERND KLEIN-SCHIPHORST, HOOFD VAN DE AFDELING BESTURING, BEGROTING EN FINANCIEEL-ECONOMISCHE ZAKEN VAN DE RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK; - BEHANDELINGSTERMIJNEN IN DE NEDERLANDSE GERECHTEN, DOOR DE HEER GERARD PAULIDES, ‘ONDERZOEK, ANALYSE EN SIMULATIE’ BIJ DE RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK.
II. BEZOEK AAN DE JEUGDGEVANGENIS VAN SASSENHEIM
I.
BEZOEK AAN DE RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK
-
INLEIDENDE UITEENZETTING OVER DE ROL EN DE OPDRACHTEN VAN DE RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK DOOR DE HEER ERIK VAN DEN EMSTER, VOORZITTER VAN DE RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK
De rechterlijke organisatie van Nederland omvat 19 arrondissementen, die elk over een eigen rechtbank beschikken. De arrondissementsrechtbanken hebben meerdere lokale onderafdelingen (decentralisatie) en bestaan in het algemeen uit vier sectoren, namelijk de sector kanton (met bevoegdheden die vergeleken kunnen worden met die van de vrederechter), de sector civiel, de sector straf en de sector bestuur. Een aantal rechtbanken, waaronder die van Den Haag, hebben tevens een sector jeugd en gezin. Die 19 arrondissementen zijn verdeeld over vijf ressorten van een hof van beroep. Daarnaast bestaat er een Centrale Raad van Beroep, en is er ook een College van Beroep voor het bedrijfsleven. De Hoge Raad is de hoogste rechterlijke instantie. Er wordt momenteel gedebatteerd over een eventuele hervorming van de rechterlijke organisatie. Die hervorming zal een nieuwe organisatie van de ressorten inhouden, met het oog op een evenwichtigere verdeling van de ingeleide zaken. Dat moet het voor de hoven en rechtbanken mogelijk maken gekwalificeerd personeel in dienst te nemen én te houden.
PM 68 / 52 spec. Nederland - 9
Eind 2007 waren er in Nederland ongeveer 2.350 rechters en raadsheren, die administratief ondersteund werden door bijna 6.000 medewerkers. De begroting voor de magistratuur bedroeg in 2007, 858 miljoen euro. De rechtszaken die in 2008 bij de rechtbanken aanhangig werden gemaakt, waren als volgt verdeeld: -
in eerste aanleg: o sector kanton: 63,6 procent; o sector civiel: 14,5 procent; o sector straf: 12 procent; o sector bestuur: 6,3 procent.
-
in hoger beroep (alle domeinen): 3,5 procent.
Het lage percentage strafzaken wordt hoofdzakelijk verklaard door het grote aantal zaken die in der minne worden geschikt, en door het grote aantal inbreuken die fiscaal worden afgedaan. De Raad voor de rechtspraak(1), die een aantal gelijkenissen vertoont met de Hoge Raad voor de Justitie, speelt een centrale rol in de Nederlandse rechterlijke organisatie, en ook voor de financiering ervan. De Raad werd in 2002 opgericht en is een onafhankelijk orgaan dat ressorteert onder de rechterlijke macht. De Raad bestaat uit vijf leden (magistraten en niet-magistraten), die op voordracht van de minister van Justitie bij koninklijk besluit benoemd worden voor een periode van zes jaar. Hun mandaat kan eenmaal verlengd worden. De Raad wordt ondersteund door een Bureau, dat ongeveer 150 medewerkers telt. De Raad moet ervoor zorgen dat de diverse rechtscolleges hun taken zo goed mogelijk kunnen vervullen. Hij heeft de volgende wettelijke opdrachten: -
de voorbereiding en opmaak van de begroting van de rechtscolleges; het toezicht op het financieel beheer van de rechtbanken; een ondersteunende taak in het kader van de wervings- en selectieprocedures voor het personeel; de bevordering van de kwaliteit van de rechtspraak; een adviesfunctie met betrekking tot alle wetgevende initiatieven die gevolgen hebben voor de werking van de magistratuur.
Daarnaast treedt de Raad voor de rechtspraak op als woordvoerder van de magistratuur. De Raad voor de rechtspraak en de hoven en rechtbanken stellen samen een “Agenda van de Rechtspraak” op, waarin de strategische prioriteiten voor een periode van vier jaar worden opgenomen. De Agenda 2008-2011 legt de nadruk op de volgende thema’s: -
het verhogen van de beschikbare deskundigheid bij de rechtspraak; het streven naar een betrouwbare rechtspraak door een zo groot mogelijke procedurele rechtseenheid;
(1) http://www.rechtspraak.nl/default.htm PM 68 / 52 spec. Nederland - 10
-
-
het streven naar een effectievere rechtspraak door het verkorten van de doorlooptijden voor de verschillende soorten zaken; een stevigere verankering van de rechtspraak in de samenleving.
INLEIDENDE UITEENZETTING OVER DE FINANCIERING VAN DE NEDERLANDSE GERECHTEN EN DE WERKLASTMETING DOOR DE HEER BERND KLEIN-SCHIPHORST, HOOFD VAN DE AFDELING BESTURING, BEGROTING EN FINANCIEEL-ECONOMISCHE ZAKEN VAN DE RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK
De financieringsregeling voor de hoven en rechtbanken werd grondig gewijzigd door een besluit van 28 januari 2005(2). De Raad voor de rechtspraak speelt een centrale rol bij de voorbereiding en de uitvoering van de begroting van de hoven en rechtbanken. De Raad onderhandelt immers rechtstreeks met de minister van Justitie over die begroting, waarna de minister de begroting aan het Parlement voorlegt. De Raad en de minister onderhandelen tevens over de werkprestaties die de hoven en rechtbanken moeten leveren in ruil voor de hun toegekende beheersautonomie. De financiële middelen worden door de Raad volgens welbepaalde regels over de onderscheiden gerechten verdeeld. De besteding van die middelen volgt een rapportagecyclus: de hoven en rechtbanken moeten over hun beheer verantwoording afleggen bij de Raad voor de rechtspraak, die op zijn beurt aan de minister van Justitie rapporteert. De financiering van de hoven en rechtbanken hangt gedeeltelijk af van het aantal zaken die op het einde van het voorbije jaar behandeld zijn, maar wordt ook bepaald door een werklastmeting. Dat Lamicie-systeem (een afkorting van lastminutecommissie) berust op een indeling in categorieën van ‘basisproducten’ per type gerecht, en op de berekening van de nationale gemiddelde doorlooptijd voor diverse soorten procedures. De kosten per procedure kan men dan berekenen door de gemiddelde doorlooptijd te vermenigvuldigen met de kosten per minuut. De doorlooptijd werd berekend op grond van een steekproef bij negen rechtbanken en houdt rekening met de volledige behandeling, van de inleiding van de zaak tot het uitspreken van het vonnis. De werklastmeting omvat niet alleen het werk van de zittende magistratuur (het openbaar ministerie wordt buiten beschouwing gelaten), maar ook de werkprestaties van het administratief personeel tijdens de diverse fasen van de procedure. Dankzij die kwantificering van de werklast kan men de prestaties van de rechtbanken ook met elkaar vergelijken op grond van objectieve gegevens, waardoor de werklastmeting als managementtool kan worden gebruikt. Gelet op het toegepaste financieringsmechanisme is het ook belangrijk dat er een prognosemodel wordt uitgewerkt met het oog op een raming van het aantal zaken die in de toekomst zouden kunnen worden ingeleid. Op grond van dat model heeft de Raad een prognose gemaakt voor de periode 2010-2015.
(2) http://www.st-ab.nl/wettennr06/0693-003_Besluit_financiering_rechtspraak_2005.htm PM 68 / 52 spec. Nederland - 11
Dat systeem strekt er niet alleen toe de financiering van de hoven en rechtbanken te optimaliseren en af te stemmen op hun reële behoeften, maar ook hun productiviteit te verhogen. Die doelstelling werd effectief bereikt, zij het volgens sommigen ten koste van de kwaliteit van het werk van de magistraten. Daarnaast is er kritiek op de manier waarop de werklast wordt gemeten: de meting vertrekt immers van de stelling dat alle rechters dezelfde methode toepassen, wat uiteraard niet het geval is.
-
BEHANDELINGSTERMIJNEN IN DE NEDERLANDSE GERECHTEN, DOOR DE HEER GERARD PAULIDES, “ONDERZOEK, ANALYSE EN SIMULATIE” BIJ DE RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK
Nederland hecht al lang bijzonder veel belang aan de doorlooptijden in rechtszaken. Die bijzondere aandacht werd in 2002 geïnstitutionaliseerd. De heer Paulides bracht de economische en sociale redenen in herinnering waarom het belangrijk is dat men vat heeft op de doorlooptijden. Vervolgens somde hij de voorwaarden op voor een realistische berekening van die termijnen. In 2007 en 2008 werden er doelstellingen vastgelegd voor de doorlooptijden. Met die doelstellingen (die niet voor het openbaar ministerie gelden) wil men bereiken dat een zeker percentage welbepaalde procedures binnen een vastgestelde termijn wordt behandeld. Met de aldus vastgelegde normen wil men de rechtbanken met langere doorlooptijden ertoe aanzetten zich tegen 2010 aan de norm aan te passen. De spreker voegde daar wel aan toe dat het systeem tot op heden niet de verhoopte resultaten heeft opgeleverd. De rechtbanken hebben hun doorlooptijden vooral kunnen inkorten op het stuk van faillissementen en vreemdelingengeschillen. Aan de niet-naleving van die vooropgestelde behandelingstermijnen is geen sanctie verbonden, maar een en ander wordt wel bekendgemaakt.
II. BEZOEK AAN DE JUSTITIËLE JEUGDINRICHTING ‘TEYLINGEREIND’ TE SASSENHEIM In Nederland zijn er 12 justitiële jeugdinrichtingen (JJI). Daarnaast zijn er nog een aantal plaatsen beschikbaar in gespecialiseerde instellingen. In totaal zijn er zo 1.871 plaatsen voor ongeveer 1.496 jongeren, die geplaatst werden uit hoofde van een strafrechtelijke (789) of civielrechtelijke (671) beslissing of omdat ze illegaal in het land verblijven (29). Het Forensisch Centrum Teylingereind is een van die twaalf inrichtingen. Momenteel worden er 112 jongeren op strafrechtelijke of civielrechtelijke titel opgevangen.
PM 68 / 52 spec. Nederland - 12
Minderjarigen onder de 12 jaar die een strafbaar feit plegen, kunnen niet vervolgd worden. Jongeren tussen 12 en 18 jaar kunnen echter aan het jeugdstrafrecht onderworpen worden. In bepaalde gevallen kan de rechter beslissen dat een jongere ouder dan 16 jaar onder het gemeenrechtelijk strafrecht valt. Omgekeerd kan hij ook beslissen het jeugdstrafrecht toe te passen op jongeren tussen 18 en 20 jaar. In al die gevallen moet de jongere op de zitting verschijnen, die met gesloten deuren plaatsvindt. Meestal wordt het vonnis onmiddellijk uitgesproken, of ten laatste binnen veertien dagen. De rechter kan een straf opleggen (gevangenisstraf, werkstraf, leerstraf of boete) of beslissen bepaalde maatregelen op te leggen, zoals de plaatsing in een jeugdinstelling. Behalve in specifieke gevallen zal men altijd trachten de voorkeur te geven aan alternatieven voor de opsluiting, met name de veroordeling tot gemeenschapsdienst en/of een schadeloosstelling van de slachtoffers. In het geval van een misdrijf dat de veiligheid van personen niet in het gedrang brengt, is de maximumduur van de opsluiting bepaald op twee jaar. In de andere gevallen (gewelddaden of seksuele misdrijven) kan die termijn verhoogd worden tot vier of zelfs zes jaar, indien de jongere geestesziek is. Het gebeurt echter zelden dat iemand tot de maximale vrijheidsstraf wordt veroordeeld. De meeste veroordelingen gaan van 3 weken tot 4 maanden. Ingevolge een recente politieke beslissing zal men in de toekomst een beter onderscheid maken tussen de plaatsingen als gevolg van het plegen van een strafbaar feit en de plaatsingen wegens andere omstandigheden (plaatsing op civielrechtelijke titel of wegens illegaal verblijf in het land). Vanaf 2010 zullen jongeren die op grond van een strafrechtelijke titel geplaatst dienen te worden, in de JJI’s worden ondergebracht, en zullen de anderen in gesloten zorginstellingen worden ondergebracht. De basisregels voor een verblijf in een JJI zijn sinds 2001 vastgelegd in een beginselenwet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten. Die regels bepalen onder meer dat elke jongere in de instelling deelneemt aan de gemeenschappelijke activiteiten (twaalf uur per dag door de week en 8,5 uur in het weekeinde). Het scholings- en opleidingsprogramma vormt een essentieel onderdeel van het verblijf: het is een recht voor de jongere, en een plicht voor de JJI. Het centrum Teylingereind geeft in dat kader de voorrang aan een nauwe samenwerking met de scholen in de buurt. Voor elke jongere wordt er een individueel leertraject uitgewerkt. Aan sport en recreatie wordt eveneens veel belang gehecht. Jongeren kunnen beslissingen die namens de directeur van de inrichting worden genomen, steeds aanvechten bij een daartoe opgerichte commissie. Er kan ook een beroepschrift worden ingediend bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Met een van de ‘bewoners’ als gids bracht de delegatie een bezoek aan de onderscheiden vleugels van het centrum. Voorts woonde ze een van de sessies bij die volgens de EQUIPmethode worden georganiseerd: met behulp van een zelfevaluatieformulier, dat vervolgens in groepsgesprekken wordt gebruikt, leren de jongeren beter omgaan met de situaties waarmee ze worden geconfronteerd. Nederland heeft partnerschappen met Vlaanderen gesloten om die technieken verder te ontwikkelen. Ondanks alle inspanningen op het stuk van opvoeding en socialisatie blijft de recidivegraad jammer genoeg hoog (75 procent). PM 68 / 52 spec. Nederland - 13
Dinsdag 28 april 2009 I.
ONDERHOUD MET DE HEER J.T.C. BUDDENDIJK MPA, DIRECTEUR BEDRIJFSVOERING BIJ DE RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
II. BEZOEK AAN EUROJUST III. ONDERHOUD MET MEVROUW MARLEEN DE PATER – VAN DER MEER, VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL EN ENKELE COMMISSIELEDEN
IV. BEZOEK AAN DE PENITENTIAIRE INRICHTING HAAGLANDEN TE ZOETERMEER
I.
ONDERHOUD MET DE HEER J.T.C. BUDDENDIJK MPA, DIRECTEUR BEDRIJFSVOERING BIJ DE RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
De rechtbank ’s-Gravenhage is een van de negentien rechtbanken in Nederland. De rechtbank ’s-Gravenhage heeft een aantal bijzondere bevoegdheden(3) Als enige rechtbank in Nederland is zij bevoegd in: -
familiezaken betreffende o.m. buitenlandse akten van geboorte, huwelijk, registratie partnerschap en overlijden en vaststelling van overlijden van vermisten; sommige internationale burgerlijke zaken waarin geen andere Nederlandse rechter bevoegd is; de overlevering van verdachten aan de bijzondere VN-tribunalen en het Internationaal Strafhof; militaire ambtenarenzaken; octrooizaken; zaken betreffende het Gemeenschapsmerk; vreemdelingenzaken; alle andere rechtbanken behandelen vreemdelingenzaken, maar doen dit formeel als nevenzittingsplaats van de rechtbank ’s-Gravenhage; zaken betreffende de misdrijven omschreven in de Wet internationale misdrijven, behoudens de bevoegdheid van de rechter, aangewezen bij de Wet militaire strafrechtspraak.
Burgerrechtelijke zaken tegen de Staat worden veelal door de rechtbank ‘s-Gravenhage behandeld. Hierbij gaat het evenwel niet om de uitsluitende bevoegdheid van deze rechtbank. Deze zaken worden meestal bij de Haagse rechtbank aanhangig gemaakt, omdat de Staat, de gedaagde partij in deze zaken, in het arrondissement ’s-Gravenhage is gevestigd. De rechtbank telt zo’n 1.000 medewerkers. De rechtbank beheert zelf het jaarlijks budget van om en bij 71 miljoen euro. Dit budget wordt bekomen in functie van het aantal rechterlijke uitspraken: de rechtbank wordt als het ware per uitgesproken vonnis betaald. (3) http://www.rechtspraak.nl/Gerechten/Rechtbanken/s-Gravenhage/Over+de+rechtbank/ PM 68 / 52 spec. Nederland - 14
Deze beheersautonomie heeft tot gevolg dat de rechtbank in geschillen waarbij zij als partij betrokken is (bijvoorbeeld onbetaalde facturen en degelijke) voor een burgerlijke rechter kan worden gedaagd. Dergelijke wijze om een rechtbank te beheren, kent een lange voorgeschiedenis. Het proces om hiertoe te komen, werd gestart in 1972 met de herziening van de rechterlijke organisatie. In het jaar 2000, een ander sleutelmoment, werd de werklastmetingsmethode verfijnd. Normen en behandelingstermijnen werden gekoppeld aan typedossiers. Op basis van deze methode worden de middelen om het gerechtelijke apparaat te besturen, toegewezen. Het dient ook als referentiekader voor de jaarlijkse verantwoording voor de aanwending van het toegewezen budget bij de minister van Justitie. De spreker verduidelijkt dat de invoering van zijn functie met name die van directeur bedrijfsvoering kadert in de overtuiging dat op lokaal niveau beter bestuurd wordt. Immers, als een ander betaalt, is de neiging tot onzorgvuldigheid groter. Lokaal besturen impliceert dat de werkzaamheden beter op elkaar kunnen worden afgestemd. De directeur bedrijfsvoering is binnen de door het bestuur gestelde kaders belast met de algemene leiding, de organisatie en de bedrijfsvoering van het bedrijfsbureau van de rechtbank. De directeur bedrijfsvoering houdt toezicht op de planningcyclus van de rechtbank. Hij respecteert de rechterlijke onafhankelijkheid en mengt zich niet in het procesgebeuren. De invoering van het werklastsysteem Lamicie (zie supra) heeft een aanzienlijke verzakelijking van het procesgebeuren met zich meegebracht en heeft als negatieve gevolgen een kwaliteitsdaling van de uitspraken (snelle uitspraken met het oog op het scoren van punten) en het inboeten aan menselijkheid van de voor de rechter gevoerde procedure. De spreker is er evenwel van overtuigd dat dit slechts een ontwikkelingsfase betreft die doorlopen moet worden om te komen tot een nog meer bevredigende methode. Een rechter houdt zich voornamelijk bezig met de procesbewaring en het onderzoek ter zitting. Om deze taak tot een goed einde te brengen kan hij rekenen op de belangrijke ondersteuning van juristen die het voorbereidende werk voor hun rekening nemen (1 magistraat krijgt de ondersteuning van ongeveer 1,5 jurist). De huidige minister van Justitie, de heer Hirsch Ballin, heeft plannen voor de modernisering van de rechterlijke organisatie en wil de gerechtelijke kaart van Nederland herinrichten. Met het oog op het vergroten van de efficiëntie wil de minister komen tot een daling van het aantal rechtbanken door ze op bestuurlijk niveau samen te voegen. Voorts moeten de rechtbanken meer samenwerken bij complexe of weinig voorkomende zaken. De meningen over dit voornemen zijn verdeeld. Er is een zekere correlatie tussen de economische conjunctuur enerzijds en de instroom van zaken anderzijds. Gelet op de huidige economische crisis wordt een grote instroom van zaken verwacht. Momenteel zijn de onderhandelingen tussen de Nederlandse Raad voor de rechtspraak en de minister van Justitie over de financiële middelen voor de komende drie jaar lopende. Verwacht wordt dat het toegewezen budget zal dalen. Er zal dus efficiënter gewerkt moeten worden, zonder aan kwaliteit in te boeten.
PM 68 / 52 spec. Nederland - 15
II. BEZOEK AAN EUROJUST(4) Eurojust is een orgaan van de Europese Unie dat in 2002 is opgericht(5) om de coördinatie tussen de bevoegde justitiële instanties van de EU-landen te verbeteren bij onderzoek en vervolging van ernstige internationale en georganiseerde criminaliteit. Eurojust heeft tot doel om de coördinatie tussen nationale instanties te bevorderen bij onderzoeken of vervolgingen die twee of meer EU-landen betreffen. Een andere doelstelling van Eurojust is de samenwerking tussen bevoegde instanties te verbeteren, in het bijzonder door de internationale rechtshulpverlening en het uitvoeren van Europese aanhoudingsbevelen te vergemakkelijken. Daarnaast helpt Eurojust de bevoegde instanties hun onderzoek en vervolging doeltreffender uit te voeren. Eurojust kan assistentie verlenen bij onderzoek en vervolging tussen een EU-land en een niet-EU-land of tussen een EU-land en de Commissie in geval van misdrijven die de financiële belangen van de Europese Gemeenschap schaden. Dankzij Eurojust kunnen de nationale opsporings- en vervolgingsinstanties doeltreffender optreden tegen ernstige internationale en georganiseerde criminaliteit zoals terrorisme, mensenhandel, drugshandel, fraude en witwaspraktijken, om criminelen snel en efficiënt voor de rechter te brengen. Eurojust vervult zijn taken via de nationale leden of als college. Het kan nationale instanties verzoeken om specifieke feiten te onderzoeken of te vervolgen, te aanvaarden dat een van hen beter in staat is bepaalde feiten te onderzoeken of te vervolgen, coördinerend op te treden, gemeenschappelijke onderzoeksteams op te richten of informatie te verstrekken die voor de uitvoering van de taken vereist is. Eurojust zorgt voor informatie-uitwisseling tussen de bevoegde instanties en bevordert een optimale coördinatie en samenwerking. Daarnaast werkt Eurojust ook samen met het Europees justitieel netwerk, Europol en OLAF. Eurojust verleent logistieke steun en kan coördinatievergaderingen tussen justitiële en politie-instanties uit de verschillende landen organiseren en faciliteren om juridische en praktische problemen op te lossen. Eurojust telt 27 nationale leden, één uit elke EU-land. Zij worden overeenkomstig hun respectieve rechtsstelsels gedetacheerd en zijn permanent gevestigd in Den Haag. Deze nationale leden zijn hogere en ervaren officieren van justitie/parketmagistraten, rechters en politiefunctionarissen met gelijkwaardige bevoegdheden. Sommige nationale vertegenwoordigers worden bijgestaan door plaatsvervangers, assistenten of gedetacheerde nationale deskundigen.
(4) http://europa.eu/agencies/pol_agencies/eurojust/index_nl.htm
(5) Eurojust is opgericht bij het Besluit van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (PB L 63 van 6.3.2002) PM 68 / 52 spec. Nederland - 16
Het College van Eurojust heeft José Luís Lopes da Mota (Portugal) tot voorzitter gekozen. De vicevoorzitters zijn Michèle Coninsx (België) en Raivo Sepp (Estland). De nationale leden en het College worden bijgestaan door een administratie onder leiding van de administratief directeur. De administratie omvat: Begroting en financiën, Collegesecretariaat, Hoofd gegevensbescherming, Personeelszaken, Informatiemanagement, Juridische dienst, Pers en PR, Veiligheid, Faciliteitenbeheer, Algemene diensten en evenementen. Het secretariaat van het Europees justitieel netwerk (EJN) is bij Eurojust ondergebracht maar werkt als een afzonderlijke en autonome eenheid. Er werken ongeveer 205 personen bij Eurojust. Aan de hand van concrete casussen over mensensmokkel, terrorisme en kinderbescherming hebben de heren Gérard Loubens (nationaal lid voor Frankrijk), Aled Williams (nationaal lid voor het Verenigd Koninkrijk) en Ola Laurell (nationaal lid voor Zweden) de werking van Eurojust toegelicht. Tot slot werd de aandacht van de leden gevestigd op de belangrijke uitdagingen die Eurojust en de nationale parlementen naar aanleiding van het besluit van 24 november 2008 van de Raad inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken, te wachten staan. Eurojust zal 24 uur op 24 paraat moeten staan en aan elk verzoek van een lidstaat gevolg moeten geven.
III. ONDERHOUD MET MEVROUW MARLEEN DE PATER – VAN DER MEER, VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL EN ENKELE COMMISSIELEDEN
Mevrouw Marleen de Pater – van der Meer, Voorzitter van de vaste commissie voor de Justitie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal verduidelijkt dat in Nederland de meeste wetgeving tot stand komt naar aanleiding van door de regering ingediende wetsontwerpen. Wetgevende initiatieven uitgaande van parlementsleden zijn eerder uitzonderlijk. In de vaste commissies vindt geen “vragenuur” plaats. De Kamerleden kunnen wel elke dinsdag van 14.00 uur tot circa 15.00 uur in de plenaire vergadering vragen stellen (het ‘vragenuur’). Regeringsleden moeten hierop ter plekke reageren. Omdat veel Kamerleden vragen willen stellen, maakt de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, na het advies te hebben ingewonnen van de griffier (secretaris) van de betreffende vaste commissie van de minister aan wie de vraag gericht werd, een selectie. Meestal kunnen vier Kamerleden hun vraag stellen.
PM 68 / 52 spec. Nederland - 17
Elk individueel Kamerlid mag schriftelijk vragen stellen aan leden van de regering. De Kamervoorzitter moet de vragen vooraf goedkeuren. De minister moet de vragen binnen drie weken beantwoorden. Mocht deze termijn te kort zijn, dan laat de minister de Voorzitter weten waarom dit het geval is. Een Kamerlid vraagt een interpellatie aan bij de regeling van werkzaamheden en moet de steun hebben van minimaal dertig Kamerleden. Voordat een interpellatiedebat plaatsvindt, zijn de interpellatievragen openbaar. In uitzonderlijke gevallen, als de betreffende bewindspersoon aanwezig is in de Kamer, kan de interpellatie onmiddellijk plaatsvinden. De interpellatievragen zijn dan vooraf niet openbaar. Kamerleden maken niet meer zoveel gebruik van het instrument interpellatie. Steeds vaker kiezen Kamerleden voor een spoeddebat. Verschillende leden stellen vast dat Nederland inzake gevangenissen een overschot aan cellen heeft, terwijl België er een schrijnend tekort aan heeft. Mevrouw Marleen de Pater – van der Meer verduidelijkt dat de Nederlandse situatie niet het gevolg is van wetgevende maatregelen doch eerder haar oorzaak vindt in de in het verleden gebeurde aanzienlijke investeringen wat de gevangenisinfrastructuur betreft, het beheer van het gevangeniswezen en de grote aandacht die besteed wordt aan alternatieve taak- en werkstraffen. Er werd ook afgestapt van het vroegere ‘één man, één cel’ principe. Voorts wordt ook bijzondere aandacht besteed aan de uitwerking van een gepersonaliseerd detentieplan voor elke gedetineerde.
IV. BEZOEK AAN DE PENITENTIAIRE INRICHTING HAAGLANDEN TE ZOETERMEER De Penitentiaire Inrichting Haaglanden te Zoetermeer omvat zowel een gevangenis als een huis van bewaring. Er resideren in totaal om en bij de 385 gedetineerden. Nederland kent een hoge graad van recidivisme: 70% van de volwassen gedetineerden recidiveert binnen zeven jaar na de vrijlating. Dit hoog percentage wenst men tegen 2010 volledig terug te dringen, onder meer door een grotere persoonsgerichte aanpak en de invoering van het beleidsprogramma Terugdringen Recidive (TR). Het voornaamste doel van het programma TR(6) is om in de loop van de komende jaren, door ontwikkeling van goed beleid en door begeleiding bij de implementatie daarvan, de recidive van (ex-)gedetineerden te verminderen. Om deze hoofddoelstelling te bereiken, zijn tevens enkele subdoelstellingen geformuleerd: - Betere diagnose van criminogene en risicofactoren van gedetineerden; - Ontwikkeling en ruimere toepassing van effectieve interventies; - Een meer transparante samenwerking tussen het gevangeniswezen en de reclasseringsorganisaties; - Betere aansluiting op maatschappelijke vervolgvoorzieningen.
(6) www.justitie.nl/images/Factsheet%20Terugdringen%20Recidive_tcm34-81011.pdf PM 68 / 52 spec. Nederland - 18
Er wordt gestreefd naar de tewerkstelling van alle gedetineerden. De Penitentiaire Inrichting Haaglanden te Zoetermeer is in dit streven grotendeels geslaagd. Een gedetineerde verdient 90 eurocent per uur. Inzake opleiding bestaan er samenwerkingsverbanden met scholen in de omgeving. Na voltooiing van de opleiding bekomt de gedetineerde een erkend certificaat. Het voorzien in tewerkstelling, opleiding en scholing maakt een belangrijk onderdeel uit van het plan voor de terugdringing van het recidivismeprobleem. De kans op recidivisme is kleiner wanneer de gedetineerde bij zijn vrijlating kan beschikken over huisvesting, geld en een baan. Een uitgesproken gevangenisstraf wordt ook effectief uitgevoerd. Er zijn in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden te Zoetermeer, gedetineerden die een gevangenisstraf van twee dagen moeten uitzitten. Het is belangrijk dat een gedetineerde in een drugsvrije omgeving verblijft. Te dien einde zijn er concrete maatregelen op het gebied van preventie, controle en bestraffing. Vanaf 2009 heeft het gevangeniswezen de beschikking over een aantal drugshonden en hondenbegeleiders. Voorts worden er vanaf 1 januari 2009 meer urinecontroles uitgevoerd. Een gedetineerde die betrapt wordt op drugs riskeert vier tot veertien dagen isoleercel.
PM 68 / 52 spec. Nederland - 19