Verslag PV per graad: februari 2015 Onderwerp: wiskunde deel 1: reflectie op PS en PV december + hoever staan we met getallenkennis en bewerkingen (HR) deel 2: MMR: referentiematen en meetkoffers Maandag 9 februari 2015: derde graad Aanwezig: Ingrid, Patrick, Geert F, Wendy, Ineke, Deborah, Barbara en Christine Verontschuldigd: Geert C, Johan Deel 1 •
•
•
•
•
• • •
Er wordt weinig gedaan met de tips die via de nascholingen wiskunde werden meegegeven. Eén collega probeerde de vertaalcirkel uit en vond het tijdrovend. Iemand laat de kinderen vaker per twee werken om samen een oplossing te zoeken en ervaart dit als motiverend voor de kinderen. Het vijfde leerjaar startte rond november met het aanbieden van de Wibbelblaadjes bij de instructie van de les. Dit wordt als positief ervaren. Het is een steun voor alle lln. Begrippen en aanpak staan duidelijk uitgeschreven. Een neerslag schrijven in een persoonlijk schrift gebeurt niet meer. De inoefening start op het Wibbelblaadje en is een succeservaring voor de zwakkere rekenaars. Sommige kinderen komen niet meer toe aan de oefeningen van het werkboek. De toets dient om de oefeningen te selecteren die in het werkboek toch gemaakt zouden moeten worden. Het zesde leerjaar gebruikt de Wibbelblaadjes al een 3-tal schooljaren op die manier. Ook zij ervaren dit als een steun. Ze zorgen er wel voor dat er een selectie van de oefeningen uit het werkboek worden gemaakt. De leerkrachten zijn bewust bezig met hun wiskundeonderwijs. De meeste van hen hebben een jarenlange ervaring en voelen zich onderlegd. De domeinen getallenkennis en bewerkingen worden als afgerond beschouwd. Sleutelen aan de toetsen is een noodzaak. De toetsen in het zesde worden als zeer moeilijk ervaren. Nagaan wat is basis en wat is voor de meerwaardezoeker zou een goede oefening zijn. De verrijkingsoefeningen zijn te moeilijk voor het zesde. Ze worden niet aangeboden. Voor de toets wordt enkel de herhaling gemaakt als voorbereiding op de toets. Leren leren moet je aanpakken binnen elk leergebied. Leren leren binnen wiskunde is de kinderen leren wat ze moeten doen als ze tijdens de herhaling merken dat ze iets niet onder de knie hebben. Ze moeten binnen de sprong teruggaan naar de respectievelijke les en daar een aantal oefeningen hernemen. Via de Wibbelblaadjes kunnen ze de theorie en de aanpak weer opfrissen. Het neuzeneuzeboekje wordt door de kinderen weinig geraadpleegd.
02-2015 PV wiskunde
Pagina 1
•
•
Er is een overaanbod aan kanalen om een toets voor te bereiden. Weinig kinderen maken er gebruik van. Een overzicht van Bingel leert ons dat kinderen weinig oefeningen maken en ze heel snel werken. Thuis is er weinig opvolging en extra ondersteuning. De meeste kinderen staan er alleen voor. Kinderen berusten in het niet kunnen. Iemand laat de kinderen na de toets een zelfevaluatie invullen. Inschatten hoe ze hun resultaat ervaren. Laten verwoorden wat ze fout hebben. (v.b. rekenfout/ formule niet gekend/ maateenheid niet geschreven…) Laten nagaan wat ze er zullen aan doen. Besluit: We gaan voor Wibbel en een selectie uit het werkboek. We moeten de toetsen bekijken. Of we schrappen vragen of we passen de punten aan bij de echt moeilijke opdrachten. Wat met de overzichten van de sprongtoetsen? Kunnen de sprongtoetsen zorgen voor een synthese van het wiskundeonderwijs op school? Sporen we op die manier sneller een uitval op?
Deel 2 •
• • •
Er is nood aan materialen voor MMR en MK. v.b. blokken voor blokkenbouwsels en eventueel draaischijven om de bouwsels op te plaatsen? Een vraag aan het PTI? De referentiematen voor de derde graad zijn overlopen. Het vijfde leerjaar bepaalt de km². De oppervlakte van de campus + …? Presentatie? Eerder individueel overzicht voor de kinderen: bladwijzer, fotoboekje, kaartjes bijeengehouden door splitpen, A4 –blad in plastiekmap in werkboek Meetkoffers per graad. Starten met materialen voor de nieuwe leerstof. Later uitbreiden naar beneden en verrijking voorzien. Er wordt een bevraging rondgestuurd om een zicht te hebben op wat er aanwezig is op school (medialokaal?); wat je kunt lenen bij elkaar. De zesdes hebben de nodige materialen MMR in hun klas.
Dinsdag 10 februari 2015 Aanwezig: Karolien, Jan, Annelies, Gerda, Mieke, Pascale, Rik, Veerle, Barbara, Christine Verontschuldigd: Geert C Deel 1 •
Een aantal materialen werden als aantrekkelijk ervaren: flitskaarten, telkast, het 100 –boek, rondje rekenspel, veterkaarten. Gerda heeft veterkaarten gemaakt, maar nog niet gebruikt. De kinderen kunnen niet zeuren met de kaarten die zij maakte. Opvallend is dat de kinderen op dit moment nog steeds heel veel tellen.
02-2015 PV wiskunde
Pagina 2
• •
•
•
•
•
•
•
• •
Bingel zorgt voor betere resultaten omdat het aanschouwelijk is. De kinderen die thuis weinig oefenkansen hebben op Bingel oefenen tijdens het hoekenwerk. Tellen is vooral iets voor de KS. Wat gebeurt er rond tellen? Wordt er veel geteld? In het tweede leerjaar wordt het concrete materiaal goed gebruikt. Inzicht in het tientallig stelsel: ook via geld? 10 muntstukken van 1 euro worden gewisseld voor een briefje van 10… Als je moet teruggeven scheur je geen stukje van je biljet, maar geef je muntstukken terug. Er moet omgewisseld worden! Het 100-veld is geen doel op zich. Er gaat veel tijd en energie naar inzicht in het 100veld. Tip: de getallen van 1 tot 10 en de tientallen verplicht invullen als ondersteuning. Dit telkens opnieuw. Er is een kloof tussen 1 en 2 wat de presentatie van de getallen en de bewerkingen betreft. In het eerste werkt men met kwadraatbeelden en presenteert men de lossen (E) naast de tienkaart (T). Als kinderen aftrekken, dekken ze af. In het tweede is het tiental een groene staaf en liggen de eenheden, gele losse blokjes, onder het tiental. Als kinderen aftrekken, doen ze de lossen weg en dekken eventueel een aantal stukjes van de staaf af als ze de brug maken. In eerste instantie wordt het tiental gewisseld voor 10 gele blokjes. Naderhand nemen de kinderen weg en dekken ze een deel van het tiental af. Er kan hier moeilijk verandering in komen omdat de werkboeken het op die manier aanschouwelijk maken. Er is in het tweede 1 les voorzien om de omschakeling van het kwadraatbeeld naar de staaf met de losse blokjes te maken. Als we voelen dat het meer tijd vraagt, moeten we er met de kinderen langer bij stil staan. De tafels in het tweede leerjaar: de klemtoon ligt bij de maaltafels. In het begin tellen de kinderen met sprongen. Tafels in tempo komt later. Inzicht voor het memoriseren! Werken met de vertaalcirkel bij rekenverhalen wordt door de kinderen als leuk ervaren. De kinderen zijn actiever en alerter. De nabespreking lukt, maar is niet spectaculair. Er is geen opbouw bij de rekenverhalen in de methode. Gegevens die te veel zijn vormen een moeilijkheid voor de kinderen. Er is een algemene tevredenheid over de methode. Toch zijn er mensen die door de methode tijdsdruk ervaren. Ook het D -boek biedt voornamelijk nieuwe leerstof aan. Toetsen moeten meer in vraag gesteld worden. Ook de aanzet wordt geëvalueerd. V.b. tweede lj.: de deeltafels. Herstructureren is meer dan splitsen: het getal van de dag! De kinderen vinden het leuk. Het daagt hen uit. Vooral de goeie rekenaars proberen dingen die ze nog ‘niet’ hebben geleerd. Getallenkennis en bewerkingen zijn OK per leerjaar. De overgangen tussen de leerjaren worden als niet 100% vloeiend ervaren. Besluit: meer uitwisselen met elkaar i.f.v. overgang van 1 naar 2. Kritische reflectie op de methodetoetsen.
02-2015 PV wiskunde
Pagina 3
Deel 2 •
•
•
Er is nood aan materialen MMR. Het is dus goed om na te gaan wat iedereen in zijn bezit heeft en kan uitlenen. Er moet ook geïnvesteerd worden in nieuw materiaal. We kunnen het oplijsten en ter beschikking stellen in het medialokaal. v.b. weegschalen, ≠ meetinstrumenten voor de lengte, realistische euromunten en – biljetten, … Materiaal eigen aan wat aangebracht moet worden binnen het leerjaar is aanwezig in de klassen en is door de jaren heen verzameld door de klasleerkracht. Er is geen behoefte om meetkoffers aan te leggen zoals gesuggereerd op de nascholing. De referentiematen voor de eerste graad zijn doorgenomen en aangepast. Opvallend: 1 m = de grootte van een kleuter van de tweede kleuterklas. De groep gaat met de stokmeter op zoek naar een kleuter van 1m: betrokkenheid gegarandeerd! De presentatie van de referentiematen is zichtbaar in de klas. Het is beperkt en erg doenbaar!
Donderdag 12 februari 2015 Aanwezig: Greet, Isabel, An, Kristof, Barbara, Christine Verontschuldigd: Geert C, Lieve L, Sofie Deel 1 •
•
•
In het derde leerjaar is het manipuleren belangrijk zodat de kinderen v.b. goed de opbouw van getallen inzien. Daarbij mag je met de kinderen het doel van de les niet uit het oog verliezen. Bij de abstracte fase kun je naar iets concreets refereren als de kinderen het even ‘kwijt’ zijn. Soms zijn we terughoudend t.a.v. het manipuleren omdat we het als tijdrovend ervaren. We moeten echter het leereffect op langere termijn zien. Inzicht is belangrijk!!! De vertaalcirkel is bij iedereen uitgeprobeerd. Er is een hogere betrokkenheid. We stellen vast dat verwoorden heel belangrijk is. Belangrijk is dat we de kinderen leren terugvallen op dingen die hen vooruit helpen. Dat kunnen we nog meer benadrukken. Eenzelfde probleem laten oplossen met gemakkelijke getallen is, is eveneens effectief. Coöperatieve werkvormen in combinatie met de tips uit ‘Teach like a champion’ verhogen de betrokkenheid. ‘The Wheel of decide’ kan via ons bord en geeft elk kind 5 seconden denktijd. (Uit onderzoek is gebleken dat kinderen te weinig denktijd krijgen.) Een beker met gepersonaliseerde tongspatels zorgt ervoor dat de kinderen elke keer kunnen bevraagd worden. Het houdt hen alert!
02-2015 PV wiskunde
Pagina 4
•
•
•
•
•
Coöperatieve werkvormen (binnen- en buitenkring) die de kinderen in duo’s laten werken met partnercontrole slaan aan. Er zijn kaarten aangemaakt voor kloklezen, tafels, spelling (verenkelen en verdubbelen). Een collega van het derde vond haar klok (analoog naast digitaal) terug. De kinderen raadplegen de klok regelmatig. Er is spontaan een grotere interesse voor de tijd. Op de vraag ‘Hoe laat is het?’ wordt tijd uitgetrokken om occasioneel de tijd te lezen. Er zijn ook een 8- tal onderleggers gemaakt om de analoge klok in spreektaal juist te lezen (voor/over). In het vierde hangt een grote klok met de ganse samenvatting omtrent kloklezen als ondersteuning. Stap gerust binnen om ze te bekijken. Doel G42: we hebben meer aandacht voor de juistheid van de tussenuitkomsten. Er is minder aandacht voor in onze methode als je het vergelijkt met andere methodes. In het werkschrift van de kinderen is het soms een ramp. Getallenkennis en bewerkingen worden als afgerond beschouwd. Er blijven enkele frustraties omtrent hoofdrekenen. Het leerplan is niet duidelijk genoeg. Op onze vragen aan de nascholer kregen we eerder een persoonlijk antwoord dan een visie. Er is ook een vorm van tegenspraak. In het derde moet het doel B11 bereikt zijn tot 100. Tot 1000 is aanzet. Maar in het doel B18 worden wel oefeningen gemaakt als 4 x 125 = . Toetsen worden in het derde aangepast op eigen houtje. In het vierde niet. In het derde: HR tot 1000 is aanzet. Als de brug eraan komt, stappen ze over op cijferen. DUS: aanzet ja/ kanjers van oefeningen cijferen De vraag rijst bij de collega’s van het vierde: wat zal de beginsituatie van deze groep zijn volgend schooljaar? Er wordt even doorgedacht over werken in niveaugroepen leerjaaroverschrijdend… (An heeft ervaring vanuit een lange interim in Assenede)
Deel 2 •
•
Er is niet meteen nood aan materiaal om de lessen MMR te doen. Er wordt aan de kinderen gevraagd iets mee te brengen en dat verhoogt de betrokkenheid. Als je als leerkracht nieuw bent in een school en je hebt niet meteen vooruitzichten binnen het leerjaar, dan houdt het verzamelen van materiaal je wel voor een stuk tegen. Voor het vierde leerjaar is alle nieuwe leerstof omtrent MMR verwerkt in het hoekenwerk. Enkel oppervlakte moet eens bekeken worden. Een basis in het medialokaal en een lijst van materialen aanwezig bij collega’s en dus ontleenbaar is OK. Er is geen nood aan het samenstellen van een meetkoffer. De referentiematen voor de tweede graad zijn doorgenomen. Het derde leerjaar zorgt voor een afstand van 1km (de Kraaiweg tot het Leen???) We gaan niet voor referentiematen voor geldwaarden. Het is beter de kinderen
02-2015 PV wiskunde
Pagina 5
•
prijsbewust te maken. V.b. een brood kost … euro en hen te laten beseffen dat er prijsverschillen zijn voor hetzelfde product … De referentiematen zijn tactiel aanwezig in de klassen op het moment dat er rond gewerkt wordt. Een individuele presentatie heeft de voorkeur: v.b. ‘fotoboekje’ per kind om te raadplegen. Een fichebak op klasniveau.
Met dank aan iedereen voor de openheid en inbreng. Verslag: Christine
TO DO Overlegmoment Geert C en Christine
•
• • • • • •
Inventariseren MMR via e-mail wat is er aanwezig op school? wat is er in de klassen? Wat kan ik bij wie lenen? Het overzicht van de referentiematen afwerken en aan elke collega bezorgen. Eerste graad: uitwisselingsmoment overgang 1ste naar 2de leerjaar voor getallenkennis en bewerkingen. Tweede leerjaar: evaluatie: evalueren we leerstof die ‘aanzet’ is? (cfr. deeltafels op de toets) Tweede graad: aanbieden van de referentiematen aan de kinderen: hoe? Tweede graad: de toetsen van de methode onder de loep nemen + kritisch bekijken Derde graad: reflectie op de toetsen van de methode (Wat stoort ons? Waarom? Wat willen we veranderd zien? Waarom doen we ze zoals ze zijn? + toetsenboekje bekijken en de vragen aanduiden die niet zinvol zijn)
• •
Derde graad: Wibbelblaadjes versus werkboek: 5de / 6de : is er nog een basispakket oefeningen dat gemaakt wordt in het werkboek? Derde graad: aanbieden van de referentiematen aan de kinderen: hoe?
02-2015 PV wiskunde
Pagina 6