Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Onderwijsinspectie Hendrik Consciencegebouw Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL
[email protected] www.onderwijsinspectie.be
Verslag over de doorlichting van V.T.I. te Waregem Hoofdstructuur so Pedagogische eenheid 35709 - 112086 Instellingsnummer 35709 Instelling V.T.I. directeur Philip DEMUYNCK adres Toekomststraat 75 - 8790 WAREGEM telefoon 056-60.14.62 fax 056-60.22.45 e-mail
[email protected] [email protected] website/URL http://www.vtiwaregem.eu Bestuur van de instelling 114207 - K.S.O. Waregem-AnzegemAvelgem te WAREGEM adres Stationsstraat 85 - 8790 WAREGEM Scholengemeenschap 113233 - SGKSO Sint-Paulus te WAREGEM adres Stationsstraat 85 - 8790 WAREGEM CLB 114728 - Vrij CLB Weimeersen te WAREGEM adres Zuiderlaan 42 - 8790 WAREGEM Dagen van het doorlichtingsbezoek 19/09/2011,20/09/2011,21/09/2011,22/09/201 1,23/09/2011 Einddatum van het doorlichtingsbezoek 23/09/2011 Datum bespreking verslag met de school 05/10/2011 Samenstelling inspectieteam Inspecteur-verslaggever Marjan Meulewaeter Teamleden Henk Foriers Agnes Geerts Alex Maes Gabriël Poppe Eric Suys Deskundige(n) behorend tot de nihil administratie Externe deskundige(n) nihil
35709 - V.T.I. te Waregem
1
INHOUDSOPGAVE INLEIDING ........................................................................................................................ 3 1.
SAMENVATTING..................................................................................................... 5
2.
FOCUS VAN DE DOORLICHTING .......................................................................... 6
2.1
Structuuronderdelen/vakken in de focus .................................................................. 6
2.2
Procesindicatoren of -variabelen in de focus ............................................................ 6
3.
VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGSVOORWAARDEN? ..................... 7
3.1
Basisvorming wiskunde in het eerste leerjaar A ....................................................... 7
3.2
Basisoptie Mechanica-elektriciteit ............................................................................ 8
3.3
Auto derde graad bso............................................................................................... 9
3.4
Diesel- en LPG-motoren derde graad bso .............................................................. 10
4.
BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT? ................................................ 11
4.1
Professionalisering ................................................................................................. 11
4.2
Begeleiding ............................................................................................................ 12
5.
ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL ............................................................... 14
6.
STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL ...................................................... 15
6.1
Wat doet de school goed? ..................................................................................... 15
6.2
Wat kan de school verbeteren?.............................................................................. 15
6.3
Wat moet de school verbeteren? ........................................................................... 15
7.
ADVIES.................................................................................................................. 16
8.
REGELING VOOR HET VERVOLG ....................................................................... 16
2
35709 - V.T.I. te Waregem
INLEIDING Dit verslag is het resultaat van de doorlichting van uw instelling1 door de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap. Het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 geeft haar de opdracht hiertoe. Tijdens een doorlichting gaat de onderwijsinspectie na of de instelling de erkenningsvoorwaarden respecteert, of ze op systematische wijze haar eigen kwaliteit bewaakt en of ze zelfstandig de tekorten kan remediëren. Het advies in dit verslag heeft betrekking op alle erkenningsvoorwaarden uitgezonderd de voorwaarden betreffende hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid. Vanaf het schooljaar 2011-2012 vindt de controle op de erkenningsvoorwaarden betreffende bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne gelijktijdig met de doorlichting plaats. Deze controle op bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne resulteert in een afzonderlijk verslag. Alle verslagen worden gepubliceerd op www.doorlichtingsverslagen.be. Het referentiekader dat de onderwijsinspectie gebruikt bij een doorlichting is opgebouwd rond de componenten context, input, proces en output: • context: de omgevingskenmerken en de kenmerken van administratieve, materiële, bestuurlijke en juridische aard die de instelling karakteriseren • input: kenmerken van het personeel en van de leerlingen of cursisten van de instelling • proces: initiatieven die een instelling neemt om output te realiseren, rekening houdend met haar context en input • output: de resultaten die de instelling met haar leerlingen of cursisten bereikt. Meer info over het CIPO-referentiekader vindt u op www.onderwijsinspectie.be. De doorlichting bestaat uit drie fases: het vooronderzoek, het doorlichtingsbezoek en de verslaggeving. Tijdens het vooronderzoek selecteert de onderwijsinspectie de onderwijsdoelstellingen en de procesindicatoren of -variabelen die het inspectieteam onderzoekt tijdens het doorlichtingsbezoek. Tijdens het doorlichtingsbezoek verzamelt het inspectieteam bijkomende informatie via observaties, gesprekken en analyse van documenten. Het resultaat van de doorlichting is het doorlichtingsverslag. Het doorlichtingsverslag vangt aan met een voor het brede publiek toegankelijke samenvatting. Het vervolgt met een beschrijving van de doorlichtingsfocus. Tijdens een doorlichting zoeken de onderwijsinspecteurs een antwoord op drie onderzoeksvragen: • In welke mate voldoet de instelling aan de onderwijsdoelstellingen? (het erkenningsonderzoek) • In welke mate onderzoekt en bewaakt de instelling op een systematische manier de kwaliteit van de processen zodat deze bijdragen tot het bereiken/nastreven van de onderwijsdoelstellingen? (het kwaliteitsonderzoek) • Is er in de instelling een algemeen beleid dat het mogelijk maakt om zelfstandig tekorten weg te werken? (het onderzoek ‘algemeen beleid’) In drie hoofdstukken geeft de onderwijsinspectie een antwoord op deze vragen.
1
Instelling: onderwijsinstelling of CLB (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 11°). Onderwijsinstelling: een pedagogisch geheel waar onderwijs georganiseerd wordt en waaraan een uniek instellingsnummer toegekend is (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 13°).
35709 - V.T.I. te Waregem
3
Om de kwaliteit van de processen in kaart te brengen gebruikt de onderwijsinspectie een kwaliteitswijzer. Het inspectieteam gaat met de kwaliteitswijzer na of de instelling bij haar activiteiten aandacht heeft voor • doelgerichtheid: welke doelen stelt de instelling voorop? • ondersteuning: welke ondersteunende initiatieven neemt de instelling om efficiënt en doelgericht te werken? • doeltreffendheid: worden de doelen bereikt en gaat de instelling dit na? • ontwikkeling: heeft de instelling aandacht voor nieuwe ontwikkelingen? Meer informatie over de kwaliteitswijzer vindt u eveneens op www.onderwijsinspectie.be. Wat de instelling goed doet, wat de instelling kan verbeteren en wat de instelling moet verbeteren komt aan bod bij ‘Sterktes en zwaktes van de instelling’. Het doorlichtingsverslag eindigt met een advies dat betrekking heeft op alle of op afzonderlijke structuuronderdelen van de instelling. De onderwijsinspectie kan drie adviezen uitbrengen: • een gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de verdere erkenning van de instelling of van structuuronderdelen • een beperkt gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen als de instelling binnen een bepaalde periode voldoet aan de voorwaarden vermeld in het advies • een ongunstig advies: het inspectieteam adviseert om de procedure tot intrekking van de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen op te starten. Bij een ongunstig advies beoordeelt de onderwijsinspectie bovendien of de instelling de vastgestelde tekorten zelfstandig kan wegwerken. Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het definitieve verslag informeert de directeur van de instelling leerlingen, ouders en/of cursisten over de mogelijkheid tot inzage. De directeur van het centrum voor leerlingenbegeleiding informeert de centrumraad. Binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst moet de directeur van de instelling het verslag volledig bespreken tijdens een personeelsvergadering. Het bestuur van de instelling of zijn gemandateerde tekent het verslag voor gezien. Het bestuur stuurt het binnen dertig kalenderdagen na ontvangst terug naar de onderwijsinspectie en maakt eventueel melding van zijn opmerkingen. De instelling mag het verslag niet gebruiken voor publicitaire doeleinden.
Meer informatie? www.onderwijsinspectie.be en www.doorlichtingsverslagen.be
4
35709 - V.T.I. te Waregem
1.
SAMENVATTING
De school2 heeft een breed studieaanbod binnen de studiegebieden auto, bouw, hout, mechanica-elektriciteit en textiel. Het leerlingenaantal is stabiel. Er is een toenemende instroom van leerlingen met leerstoornissen. De school deelt haar infrastructuur met een CVO3 en een school voor buitengewoon onderwijs. Veel leerlingen van de school studeren verder en behalen goede resultaten. Ze worden ook degelijk voorbereid op de arbeidsmarkt, dit blijkt uit het onderzoek van verschillende studiegebieden. Toch heeft de school een aantal werkpunten in de studierichtingen: industriële wetenschappen in de derde graad TSO, diesel- en LPG-motoren in de derde graad BSO en in de basisoptie mechanica-elektriciteit. Aan de basis van deze werkpunten ligt te weinig leerplangericht werken in een aantal vakken en de beperkte opvolging van de leerplanrealisatie. De directie voert een open en transparant beleid. Samen met de technisch adviseurs en het team wordt het beleid uitgestippeld. De school bewaakt op voldoende wijze haar eigen kwaliteit. De focus ligt hierbij vooral op het structurele en organisatorische luik en in mindere mate op het inhoudelijk onderwijskundige luik. Het dagelijkse schoolleven is goed georganiseerd en gestructureerd. Veel aandacht gaat naar orde, netheid, discipline en een goede studiegewoonte. De invulling van de lessen is overwegend klassiek: kennisoverdracht overheerst en leerlingenactiviteit tijdens de theorielessen is gering. Ook bij de evaluatie overheersen kennisgerichte vragen; inzichten toepassingsvragen komen veel minder voor. De vernieuwende aspecten rond de onderwijspraktijk in de leerplannen worden slechts beperkt gevolgd. De school heeft sedert de vorige doorlichting geïnvesteerd in een degelijke specifieke uitrusting van de studierichtingen. De meeste labs, werkplaatsen en vaklokalen voldoen aan de eisen van een goede leeromgeving. In mindere mate is er geïnvesteerd in de infrastructuur en de uitrusting (bijv. ICT4) van de algemene vakken, maar een inhaalbeweging is gestart. De zorg voor de leerlingen is goed georganiseerd en de school beschikt over voldoende kennis om gedrag- en attitudeproblemen aan te pakken. Recent wordt er extra aandacht besteed aan de leerbegeleiding. De school organiseert al heel wat initiatieven buiten de lessen om de leerlingen te ondersteunen zoals: de leerklassen Frans en wiskunde, leerondersteuning voor de B-stroom, specifieke ondersteuning bij leerstoornissen…. Het pro-actieve luik van de leerbegeleiding dringt echter te weinig door tot in de lessen. De vakleraren professionaliseren zich weinig rond leerbegeleiding. De meeste vakgroepen hebben hierover een te oppervlakkige werking. De wijze waarop de aanvangsbegeleiding van nieuwe leraren en stagiairs verloopt is een voorbeeld van goede praktijk. Het onthaal, de begeleiding en de coaching zijn in handen van drie goed opgeleide mentoren. Daarnaast krijgt elke beginnende leerkracht ook nog een vakmentor. De twee jaar durende trajectbegeleiding heeft als doel een veilige leer- en werkomgeving te creëren. De begeleiding en de evaluatie zijn strikt van elkaar gescheiden.
2
V.T.I. en V.T.I.2 vormen één pedagogische eenheid en komen in het verslag als ‘de school’ voor. CVO: Centrum voor Volwassenenonderwijs 4 ICT: informatie- en communicatietechnologie 3
35709 - V.T.I. te Waregem
5
De sterktes van de school zijn haar transparante structuur, haar goede organisatie en haar open en lerende houding. Dit kunnen hefbomen zijn om de werkpunten aan te pakken en de kwaliteitsvolle aspecten te borgen.
2.
FOCUS VAN DE DOORLICHTING
Op basis van het vooronderzoek en in het kader van een gedifferentieerde doorlichting heeft de inspectie structuuronderdelen/vakken en procesindicatoren/procesvariabelen geselecteerd voor onderzoek tijdens de doorlichtingsbezoeken. De resultaten van de controle op de erkenningsvoorwaarden betreffende bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne, vindt u terug in een afzonderlijk verslag
2.1 Structuuronderdelen/vakken in de focus Studie richting pe r gra a d Graad 1 A
Basisvorming wiskunde
Graad Graad Graad Graad Graad
wiskunde wiskunde wiskunde wiskunde wiskunde
1 1 1 1 1
Bouw- en houttechnieken Elektriciteit - Metaal Hout - Metaal Industriële wetenschappen Mechanica-elektriciteit
Graad 3 BSO Auto Graad 3 BSO Diesel- en LPG-motoren
Keuze/Specifiek gedeelte 0 0 0 0 0
PV en TV Elektriciteit/ mechanica/ nijverheidstechnieken 0 TV, PV en stage autotechniek 0 TV, PV en stage autotechniek
2.2 Procesindicatoren of -variabelen in de focus Personeel Professionalisering Aanvangsbegeleiding Logistiek Welzijn Veiligheid Gezondheid en hygiëne Milieu Onderwijs Begeleiding Leerbegeleiding
6
35709 - V.T.I. te Waregem
3.
VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGSVOORWAARDEN?
Het onderzoek naar het voldoen aan de erkenningsvoorwaarden levert voor de geselecteerde structuuronderdelen/vakken het volgende op:
3.1 Basisvorming wiskunde in de eerste graad A-stroom Voldoet Motivering • In
•
•
•
•
•
•
5 6
de A-stroom van de eerste graad worden de eindtermen en de leerplandoelstellingen van het graadleerplan (D/2009/7841/003) in de basisvorming in voldoende mate gerealiseerd. De leerplandoelstellingen met betrekking tot ruimtemeetkunde5 kwamen het vorige schooljaar in te geringe mate aan bod. De vakgroep heeft initiatieven genomen om de jaarplanning bij te sturen. De algemene eindterm in verband met ICT6 en de ICT-verwachtingen in de vakoverschrijdende eindtermen en in de leerplannen worden in voldoende mate gerealiseerd, maar er zijn groeikansen. Ondanks de aanwezigheid van computerlokalen voor ICT-ondersteuning, worden in de eerste graad algebraïsche en meetkundige pakketten voornamelijk gebruikt tijdens aparte ICT-lessen. Het digitaal platform van de school wordt nog niet in het onderwijsleerproces ingeschakeld. De planningsdocumenten worden waar mogelijk gemeenschappelijk opgesteld, zijn overzichtelijk en overwegend geënt op de leerplandoelstellingen. De vakgroep plant, controleert en stuurt bij indien nodig. De leraren werken meer leerboekgericht dan leerplangericht. De communicatie met de leerlingen is overwegend stimulerend en gericht zowel op inzet als prestatie. De leerlingen worden met veel zorg benaderd. Uit lesobservaties, gesprekken en leerlingennotities blijkt dat de vakgroep voornamelijk het klassieke onderwijsleergesprek hanteert. De aandacht voor ‘leren leren’ is leraargebonden. De vakgroep nam tot op heden geen initiatieven om een spiraalcurriculum uit te bouwen waarbij in elke graad en leerjaar aan de reeds aangebrachte vaardigheden iets wordt toegevoegd (verticale leerlijnen). De uitbouw van de horizontale leerlijnen staat in het begin van de ontwikkelingsfase. In het tweede leerjaar van de eerste graad wordt vanaf dit schooljaar tijdens een van de lesuren gewerkt met een vorm van differentiatie. Op basis van door de vakgroep opgestelde diagnostische toetsen of op basis van de behaalde resultaten worden de leerlingen opgesplitst in twee niveaugroepen. Elk van deze groepen oefent de leerstof op eigen tempo in, onder begeleiding van een niveauleraar. De inzet en de gedrevenheid van de betrokken leraren is groot. Gezien het recente initiatief is het nog te vroeg om het rendement hiervan in kaart te brengen. De niveaugroepen worden niet voldoende gebruikt om te werken met een gedifferentieerde aanpak, alternatieve werkvormen worden zelden gehanteerd en het initiatief kadert niet in een systematische en doelgerichte aanpak. De vakgroepwerking is overwegend informeel en het formele overleg blijft eerder beperkt tot organisatorische afspraken. De multiplicatie van vakgerichte nascholingen is veeleer beperkt. Vakinhoudelijke onderwerpen zoals leerplanstudie, discussie over werkvormen en het uitwerken van leerlijnen komen nog onvoldoende aan bod. Dit remt de gelijkgerichtheid met betrekking tot verschillende onderwijsprocessen af (o.a. leerlingenevaluatie, integratie van ict, werkvormen, leerbegeleiding). De materiële uitrusting om de doelstellingen te realiseren voldoet. De inrichting van de leslokalen biedt geen inhoudelijke meerwaarde aan de onderwijs- en leeromgeving.
De leerplannummers: M54, M55, M56, M58a Bij het oplossen van wiskundige problemen functioneel gebruik maken van ICT.
35709 - V.T.I. te Waregem
7
• In alle lesgroepen streeft men een hoog niveau na en het bereiken van dat niveau lukt
goed. De resultaten zijn behoorlijk tot goed. De leerlingenevaluatie is niet altijd even goed afgestemd op de leerplandoelen en de examens zijn veelal lijvig met verschillende repetitieve rekenvragen. De evaluatiecriteria, zoals aangegeven in het leerplan, worden niet volledig gerespecteerd. De examens worden overwegend in overleg en verzorgd opgesteld. De vakgroep is nog op zoek naar een doeltreffende manier om attitudes in de evaluatie op te nemen. De leerlingen en ouders krijgen voornamelijk productfeedback. Het geven van procesfeedback op basis van grondige toetsanalyses en individueel gerichte remediëringsinitiatieven is leraargebonden
3.2 Basisoptie Mechanica-elektriciteit Voldoet niet Motivering • Vanaf dit schooljaar werd een nieuw leerplan ingevoerd. De vaststellingen zijn gebeurd
op basis van het vorige leerplan D/1999/0279/058 en hebben betrekking op de vakken met administratieve benamingen PV en TV7 Elektriciteit/ mechanica/ nijverheidstechnieken. De school hanteert de pedagogische vakbenamingen uit het leerplan: PV realisatietechnieken elektriciteit en mechanica en TV technologische activiteiten elektriciteit en mechanica. Niet alle leerplandoelstellingen worden aangeboden en/of gerealiseerd. Bovendien werden de uren in het complementair gedeelte de vorige schooljaren gebruikt om het leerplan voor het specifiek gedeelte af te werken wat ingaat tegen de regelgeving (Codex artikelen 3 punt 31°, 142 en 146). Vanaf vorig schooljaar werden de complementaire uren ingevuld met inhouden mechanica en elektriciteit gerelateerd aan textielproductie. • De leraren werken meer leerboekgericht dan leerplangericht. Het leerplan geeft aan dat de productrealisatie centraal staat en van hieruit verbanden moeten worden gelegd met de verschillende aspecten die de realisatie beïnvloeden. Het technologisch proces wordt echter nog niet aangewend als hulpmiddel. De leerlingen gebruiken een werkboek voor technisch tekenen, een werkboek voor mechanismen en een handboek met infofiches. Door het systematisch afhandelen van de leerinhouden in de werkboeken wordt voorbij gegaan aan de inhoudelijke betekenis van een aantal leerplandoelstellingen. Ook wordt de oude vakkencultuur in stand gehouden via gegroepeerde lessen ‘materialenleer, gereedschapsleer…’. De integratie van theorie en praktijk is onvoldoende ingebed en vindt onder andere zijn oorzaak in de opdrachtenverdeling van de betrokken leraren. Het ontbreekt aan een teamoverleg resulterend in een gezamenlijke jaarplanning. Zelfs tussen de twee parallelklassen zijn verschillen merkbaar betreffend aanpak en evaluatie. Uit de planning voor het huidige schooljaar, gelinkt aan het nieuwe leerplan, blijkt dat de vertaalslag naar de nieuwe leerplandoelstellingen nog niet gemaakt wordt. Dit dient dringend te worden bijgestuurd. • De vakgroep van de eerste graad heeft in het voorjaar gewerkt aan een bevraging in verband met gerealiseerde leerplandoelstellingen, jaarplan, evaluatie, enz. In het actieplan (tegelijk ook verslag) noteerden de leraren in welke mate de acties gerealiseerd zijn maar dit stemt niet overeen met de vaststellingen tijdens de doorlichting. Een efficiënte opvolging van de antwoorden is niet gebeurd. De leden van de vakgroep professionaliseren zich weinig in het kader van geïntegreerd lesgeven. Hier ligt zeker nog een groeikans. • De evaluatie van de werkstukken gebeurt zeer goed. De werkstukken worden geëvalueerd zowel naar proces als product. Zelfevaluatie wordt hierbij gestimuleerd. Anders gesteld is het met de examens. Deze zijn vooral gericht op reproductie van kennis. Zelden wordt gepeild naar wat in het leerplan ‘te verwerven
7
TV: technische vakken – PV: praktische vakken 8
35709 - V.T.I. te Waregem
transfertvaardigheden’ genoemd wordt. De vraagstelling toont aan dat de horizontale verbanden tussen praktische en theoretische vaardigheden ontbreken en is daarom niet valide voor de leerplanrealisatie. Sommige examens zijn jaar na jaar dezelfde en soms worden door meerdere leraren gelijkaardige vragen gesteld tijdens eenzelfde examenperiode. • De leerlingen van de eerste graad beschikken nog niet over de gepaste accommodatie die integratie mogelijk maakt. De vaardigheidsgerichte leerinhouden worden aangeboden in traditionele werkplaatsen mechanica of elektriciteit. Voor het aanbrengen van de andere leerinhouden zitten de leerlingen in gewone leslokalen. De integratie van ICT tijdens de lessen kan geoptimaliseerd worden. Er kan wel gebruik gemaakt worden van de computers in het open leercentrum maar omdat daar ook andere klasgroepen aanwezig zijn, kan er geen instructie gegeven worden. Het raadplegen van online catalogi tijdens de lessen wordt hierdoor bemoeilijkt.
3.3 Auto derde graad bso Voldoet Motivering • In deze studierichting zijn de vakken met volgende administratieve benamingen
•
•
•
•
onderzocht: TV, PV en stage autotechniek. De school hanteert voor deze vakken volgende interne vakbenamingen: realisaties auto, realisaties carrosserie en stage. De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd. Uit lesobservaties, gesprekken en documenten blijkt een degelijk studiepeil. De lesuren en leerinhouden worden verdeeld over verscheidene leraren waardoor hun deskundigheid optimaal ingezet wordt. Naast de basisleerstof i.v.m. motoren, rollend gedeelte en elektriciteit biedt men ook een basisopleiding carrosserie aan die in het eerste leerjaar goed gestructureerd is en nadien overgaat in occasionele werkopdrachten en carrosserieherstellingen. De hoofddoelstelling om onderhoudswerkzaamheden uit te voeren volgens opgelegde criteria wordt kwaliteitsvol gerealiseerd. Het cursusmateriaal is geactualiseerd en voldoende gestructureerd. Er is voldoende samenhang tussen de theoretische onderbouwing en de praktische uitvoering. De uitrusting en de werkopdrachten voldoen voor een degelijke basisopleiding. De nascholingsinspanningen zijn leraarafhankelijk. Voor praktijk autotechniek werken de leerlingen gemotiveerd, meestal per twee aan de goed uitgewerkte en op het leerplan gebaseerde werkopdrachten. De individuele begeleiding is taakgericht, gemoedelijk en respectvol. De inroostering van de lessen technisch tekenen in het open leercentrum (zonder bord en klassikale instructiemogelijkheden, samen met andere klassen) hypothekeert het lesrendement. Voor de leerlingen van het tweede leerjaar wordt een blokstage van twee weken georganiseerd. De stageactiviteiten die overwegend bestaan uit onderhoudsopdrachten zijn representatief voor de leerplandoelstellingen. De stagebegeleiding en -evaluatie zijn degelijk uitgewerkt. Voor de meeste vakken is de evaluatie representatief voor de leerplandoelstellingen en is er voldoende aandacht voor inzicht en toepassen. Voor verscheidene vakken worden echter jaar na jaar dezelfde vragen gesteld. Voor PV (realisaties autoelektriciteit) tonen de gesprekken en evaluatieresultaten (met soms klasgemiddelden onder de helft) aan dat het aanbod en de evaluatie nog te sterk gebaseerd zijn op cognitieve kennis. De geïntegreerde proef (GIP) is representatief voor de opleiding en de verslaggeving voldoet. De tussentijdse en de eindrapportering van de GIP is degelijk uitgewerkt met oog voor proces- en productevaluatie.
35709 - V.T.I. te Waregem
9
3.4 Diesel- en LPG-motoren derde graad bso Voldoet niet Motivering • In deze studierichting zijn de vakken met volgende administratieve benamingen
•
•
•
•
•
onderzocht: TV, PV en stage autotechniek. De school hanteert voor deze vakken volgende interne vakbenamingen: TV, PV realisaties diesel LPG en praktijk carrosserie. De hoofddoelstellingen om de verschillende mechanische en elektrische onderdelen van een LPG-installatie volgens de wettelijke bepalingen en de voorschriften van de constructeur veilig zelfstandig te monteren, aan te sluiten en af te stellen, werd door de meeste leerlingen niet in voldoende mate gerealiseerd. De leerinhouden en de daaraan verbonden leerplandoelstellingen worden verdeeld over de verschillende leraren via een kruistabel. Voor auto-elektriciteit stemt het theoretische aanbod en de planning niet overeen met de werkelijk aangeboden leerstof van de cursus motormanagement. Dit werd nog tijdens de doorlichting bijgestuurd. Ook voor de praktische component werden sommige doelstellingen (o.a. veiligheid- en comfortelektriciteit) onvoldoende gerealiseerd. Voor PV/stages autotechniek werden een groot aantal leerplandoelstellingen onvoldoende gerealiseerd. Vorig schooljaar was het aanbod onvolledig en erg verschillend per leerling. De opdrachten bestaan uit een reeks basisopdrachten (niveau eerste en tweede leerjaar Auto), aangevuld met diesel- en LPG-werkzaamheden (die vaak niet individueel of per twee, maar overwegend klassikaal of slechts door enkele leerlingen in het kader van de geïntegreerde proef uitgevoerd werden). Om de leerlingen te motiveren worden er een aantal occasionele carrosserie en/of onderhoudswerken uitgevoerd aan wagens die de leerlingen zelf meebrengen, maar die niet relevant zijn voor de fundamentele leerplandoelstellingen van het specialisatiejaar. Vanaf oktober en gedurende de rest van het schooljaar werd vorig schooljaar gedurende vijf lesuren per week gewerkt aan de geïntegreerde proeven. Deze tekorten worden dit schooljaar nog bijgestuurd. De stageactiviteiten (twee weken blokstage) bestonden vorig schooljaar voor de meeste leerlingen uit onderhoudsopdrachten die niet afgestemd waren op diesel- of LPG-motoren. De stageactiviteiten in het specialisatiejaar waren identiek als deze van de basisopleiding. Dit schooljaar wordt dit bijgestuurd waardoor de activiteiten zullen afgestemd worden op diesel of LPG-motoren. Vanaf dit schooljaar zal men vier weken blokstage inrichten en erop toezien dat deze stages representatief zijn voor de leerplandoelstellingen. Er worden enkele zinvolle studiebezoeken georganiseerd waarbij de leerlingen kennismaken met nieuwe technologieën van diesel- en LPG-motoren. Vier complementaire lesuren worden besteed aan carroseriewerkzaamheden. Tegenover de vorige doorlichting is er een grote inhaalbeweging qua uitrusting, moderne wagens en motoren. Men beschikt naast de basisuitrusting over degelijke meet- en diagnoseapparatuur. De werkruimte is echter beperkt door de vele wagens en motoren op staander (die vaak nog moeten verplaatst worden om wagens in en uit de werkplaats te rijden). De school heeft recent een dossier gestart om aan dit probleem te verhelpen. Voor TV/PV (realisaties auto-elektriciteit) is de evaluatie niet afgestemd op de leerplandoelstellingen. Voor TV autotechniek is de evaluatie representatief, hoewel weetvragen overwegen en voor verscheidene vakken jaar na jaar dezelfde vragen gesteld worden. Voor PV autotechniek en PV/TV auto-elektriciteit is de evaluatie door het onvolledige aanbod slechts gedeeltelijk afgestemd op de leerplandoelstellingen. De meeste geïntegreerde proeven (GIP) zijn representatief voor de opleiding en de verslaggeving voldoet. De tussentijdse en de eindrapportering van de GIP is degelijk uitgewerkt met oog voor proces- en productevaluatie.
10
35709 - V.T.I. te Waregem
4.
BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT?
Het onderzoek naar de kwaliteit en de kwaliteitsbewaking van de geselecteerde procesindicatoren of -variabelen levert het volgende op:
4.1 Professionalisering 4.1.1
Aanvangsbegeleiding
De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor: - doelgerichtheid - ondersteuning - doeltreffendheid - ontwikkeling. Motivering • Binnen de scholengemeenschap is een personeelsbeleid uitgewerkt waarin aandacht
wordt besteed aan de gelijkgerichte aanpak van aanvangsbegeleiding in de verschillende scholen. Vanuit de scholengemeenschap krijgt de school hiervoor vier uren, de school investeert in twee extra uren. De school had reeds een jarenlange traditie in het begeleiden van interimarissen, stagiairs en nieuwe leraren. Positief is dat ze oog blijft hebben voor de kwaliteit van haar werking en inspeelt op nieuwe tendensen m.b.t. begeleiding. De wijze waarop de aanvangsbegeleiding op deze school verloopt, is een voorbeeld van goede praktijk. • De school heeft voor de aanvangsbegeleiding een strategie uitgewerkt die steunt op een duidelijke visie. Het onthaal, de begeleiding en de coaching zijn in handen van drie leraren die een nascholing ‘mentoren beginnende leraren’ hebben gevolgd. Zij werken volledig onafhankelijk met als doel een veilige omgeving te creëren en een trajectbegeleiding te bieden die gebaseerd is op onderling vertrouwen. De coaching is voldoende afgestemd op een stapsgewijze integratie in de verschillende onderdelen van de schoolwerking. Het coachteam komt regelmatig samen om te reflecteren en afspraken te maken over de aanpak van vastgestelde groepsgebonden of individuele noden. Naast de coach heeft de beginnende leraar ook nog een 'vakmentor'. • De implementatie van de aanvangsbegeleiding, uitgewerkt in een draaiboek, wordt gespreid over twee schooljaren met contactmomenten op basis van duidelijke agendapunten. In het eerste schooljaar ligt de focus op het zich eigen maken van de schoolorganisatie, de schoolcultuur en het klasmanagement. Dit gebeurt vooral via informatiesessies bij scharniermomenten tijdens het schooljaar (startmoment, de eerste klassenraad en oudercontact, de eerste deliberatie...). Daarnaast bieden de klasobservaties en reflectiegesprekken door de coach en het klasbezoek van een directielid extra ondersteuning aan de beginnende leraar. In het tweede schooljaar is de trajectbegeleiding gericht naar een verfijning van de didactiek en worden verwachtingen gecreëerd m.b.t. persoonlijke initiatieven (welke meerwaarde kan de beginnende leraar bieden aan de school). Zelfreflectie is een belangrijk gebeuren gedurende de twee jaren. De coaches volgen het leerproces van de beginnende leraar op. De daartoe zelf ontwikkelde instrumenten en de criteria worden vooraf besproken en toegelicht. Een dergelijke vorm van transparantie is een voorbeeld van goede praktijk • De beginnende leraren kunnen elk schooljaar in een enquête hun ervaringen en bevindingen over de aanvangsbegeleiding weergeven. De bevraging van de beginnende leraren tijdens de doorlichting toont aan dat de tevredenheid hoog is en dat de geboden ondersteuning een duidelijke meerwaarde betekent.
35709 - V.T.I. te Waregem
11
4.2 Begeleiding 4.2.1
Leerbegeleiding
De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor: - doelgerichtheid. Motivering • De school werkte de voorbije jaren aan de uitbouw van de leerlingenbegeleiding (in het
•
•
•
•
•
•
8 9
bijzonder de socio-emotionele begeleiding) om acute noden uit het verleden aan te pakken en te werken aan een aangenaam leerklimaat. Verschillende vakgroepen geven aan dat deze werkwijze als geslaagd kan worden beschouwd. De school zet nu de eerste stappen om, naar analogie met de leerlingenbegeleiding ook de leerbegeleiding verder vorm en inhoud te geven. Op schoolniveau wordt de leerbegeleiding organisatorisch in alle graden ondersteund en het schoolbeleid biedt ruimte om een ontwikkelingsdynamiek te realiseren. De studiebegeleiding krijgt impulsen vanuit de GOK8-werking. De effecten hiervan zijn het duidelijkst merkbaar in de eerste graad. De school voorziet onder andere speciale lesuren waar onder meer studie- en planningstips worden gegeven. Het beleid met betrekking tot leerbegeleiding krijgt vorm en inhoud door verschillende werkgroepen waarin de directie, de leerbegeleiders, het CLB9 en de leraren (die instaan voor de remediëringslessen) zijn vertegenwoordigd. In de werkgroepen is er echter niet systematisch in een vertegenwoordiging van de vakgroepen voorzien waardoor de communicatie tussen vakleerkracht en werkgroep een weinig dynamisch karakter heeft. De informatie in het elektronische leerlingendossier bevat elementen van zowel de leef- als de leerhouding van de leerling. De informatie betreffende de leerhouding wordt vooral verzameld tijdens de klassenraden en via de klassenleraar of zorg- en leercoördinator. Tot vorig schooljaar had niet elke leraar schrijf- of leesrecht in de elektronische dossiers. Dit schooljaar heeft elke klassenleraar schrijfrecht en de andere leraren leesrecht. Met deze geleidelijke invoering hoopt de school een kwaliteitsvolle hantering van het elektronisch leerlingendossier te bereiken. De school beschikt over een waarschuwingsprocedure omtrent de leerhouding van een leerling en de informatie omtrent de leerresultaten in een bepaald jaar worden indien nodig doorgegeven naar het daaropvolgende jaar. Voor vakspecifieke leerproblemen kunnen de leerlingen bij de vakleraren terecht. Die voorzien vooral in remediërende ondersteuning. Het uitwerken van interessante en specifieke remediëringsstrategieën door de vakgroepen en het aanwenden van ICT in het kader van leerbegeleiding staan nog in het begin van een ontwikkelingsfase. Behoudens enkele uitzonderingen ontbreekt het de leraren aan een proactieve opstelling ten opzichte van leerbegeleiding. De communicatiekanalen tussen de verschillende werkgroepen, leerbegeleiders en vakleraren zijn niet geoptimaliseerd. De aard van de informatie waarover een leerbegeleider beschikt is niet altijd even duidelijk of volledig en veelal het gevolg van de vele informele contacten tussen begeleider en leraar. Gerichte afspraken of omschrijving van de remediërende taken zijn zelden terug te vinden. Het adequaat verwoorden van zowel het leerprobleem als de toegepaste remediëring vertoont aanzienlijke leraargebonden verschillen ook omdat de evaluatie niet altijd is afgestemd om de leernoden bij de leerling te detecteren. Daardoor is de beschikbare informatie te fragmentarisch en weinig specifiek. De school neemt wel initiatieven om de informatiestroom via geijkte procedures te laten verlopen. Ondersteuning van de
GOK: Gelijke onderwijskansen CLB: centrum voor leerlingenbegeleiding 12
35709 - V.T.I. te Waregem
•
•
•
•
•
•
•
10 11
vakgroepen blijkt noodzakelijk. De school springt niet altijd alert om met de communicatie en de tussentijdse rapportering van tekorten en remediëring. Sommige vakgroepen zetten de eerste stappen om het klassieke onderwijsleergesprek te doorbreken en proberen binnen een bepaalde graad te differentiëren. Niettegenstaande de leerlingen voor de meeste vakken leertips en leerstrategieën aangereikt krijgen verloopt het leerbegeleidingsproces niet altijd efficiënt bij gebrek aan voldoende terugkoppeling naar de lespraktijk. De begeleiding wordt onvoldoende ondersteund door het proactief optreden van de individuele vakleraren waardoor de inspanningen niet optimaal renderen. Voor wiskunde en Frans organiseert de school zogenaamde “leerklassen” waar leerlingen in kleine groepjes tijdens lesvrije periodes door remediëringsleraren worden bijgewerkt. De leerklassen zijn toegankelijk voor leerlingen van alle graden al wordt er voornamelijk in de eerste en tweede graad geremedieerd. Bij het opstellen van de lessenroosters maakt de school klassen, voornamelijk van het eerste jaar, op bepaalde lesuren lesvrij zodat de leerlingen de remediëringslessen zouden kunnen bijwonen zonder dat hun dagschema wordt verzwaard. De directie en de werkgroep leerbegeleiding promoten via informatiesessies en steekkaarten het OVUR10-schema en deze methode komt ook in de lessen “leren leren” van de eerste graad aan bod. Niettegenstaande sommige vakgroepen deze methode hanteren wordt ze niet systematisch gebruikt noch in de lessen, noch in de evaluatie waardoor de meerwaarde beperkt blijft. Voor de B-stroom en de bso-studierichtingen wordt in specifieke leerondersteuning voorzien. Zo worden er in een eerste jaar wekelijkse lesuren georganiseerd waarbij de klassenleraar aan de studiehouding en studiemethode van de leerlingen werkt. De school levert heel wat inspanningen om leerlingen met leerstoornissen te ondersteunen. Leerlingen met een geattesteerd leerprobleem kunnen genieten van STICORDI-maatregelen11 die goed zijn uitgewerkt en duidelijk worden gecommuniceerd naar alle betrokkenen. Naast het pakket algemene maatregelen wordt er tevens in samenspraak met ouders, CLB, klastitularis en leraren een pakket op maat van de leerling uitgewerkt. Aan leerlingen met dyslexie wordt een typecursus aangeboden en de werkgroep streeft naar een verdere digitalisering van de ondersteuning. De werkgroep informeert en ondersteunt de leraren, neemt initiatieven om de effecten van hun werking te meten en analyseert de resultaten van de leerlingen. De examens van sommige vakgroepen werden gescreend op mogelijke probleemvragen. Een aantal leraren volgden specifieke nascholing met betrekking tot ondersteuning van leerlingen met leerstoornissen. Via het “zorgspiegel”- document stelt de school een planning op om de uitwerking van de leerbegeleiding te inventariseren en waar nodig bij te sturen. Het betrekken van de vakgroepen bij de leerbegeleiding wordt als een werkpunt aangegeven. Er wordt tevens bekeken of sommige van de vele werkgroepen kunnen worden samengevoegd om de werking te optimaliseren. Tevens neemt de school initiatieven om tot een meer competentiegericht evaluatiesysteem te komen onder andere om de werkpunten in het leerproces van de individuele leerling beter in kaart te brengen.
OVUR: Oriënteren-Voorbereiden-Uitvoeren-Refelcteren STICORDI-maatregelen: stimulerende, compenserende, remediërende en dispenserende maatregelen
35709 - V.T.I. te Waregem
13
5.
ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL
Het onderzoek naar het algemeen beleid van de school levert volgende vaststellingen op: • Het directieteam bestaat uit vier directieleden. Elk directielid heeft een duidelijk
omschreven taak. Zo is er een algemeen directeur, technisch directeur, pedagogisch directeur eerste graad en pedagogisch directeur tweede en derde graad. Samen stellen ze zich als centrale opdracht: een kader te creëren waarbinnen het opleiden en begeleiden van leerlingen optimaal verloopt. De attestering, de goede resultaten van de leerlingen in het vervolgonderwijs en de degelijke voorbereiding op de arbeidsmarkt tonen aan dat de school hier grotendeels in slaagt. De schoolleiding voert een open deur politiek. Er is een open en transparant beleid. Wie wil, kan participeren en mee het beleid vorm geven. De schoolleiding heeft structuren opgezet en proces-flows uitgeschreven om op een beheersbare manier om te gaan met het grote studie aanbod en het groot aantal leerlingen en leraren. De directie stelt jaarlijks een aantal doelstellingen voorop. De technisch adviseurs concretiseren de centrale opdracht en de jaarlijkse doelstellingen naar hun afdelingen. Daarnaast zijn zij verantwoordelijk voor de organisatie, de concrete werking en de opvolging van het pedagogisch-didactisch handelen van hun afdeling en/of vakgroep. De school heeft visieteksten onder andere rond GOK, coaching, communicatie, infrastructuur, personeelsbeleid, taal, VOET/VOOD en zorg. Elke visietekst bevat algemeen geformuleerde doelstellingen. Er zijn heel wat werkgroepen en strategische plannen om deze doelstellingen te bereiken. Het goede GOK-verslag, de goed functionerende zorg voor de leerlingen en de coaching van de beginnende leraren zijn voorbeelden van de doeltreffendheid van het algemeen beleid. De school heeft een visietekst rond taalbeleid. Tijdens de eerste en de tweede GOKcylcus had de school een werking rond taalvaardigheid. Bij de derde cyclus is dit thema niet meer opgenomen en is het taalbeleid niet meer verder uitgewerkt. Initiatieven zoals de TAS-toets12, de dyslexiewerking, taalmentoren bij de GIP, aandacht voor taalvaardigheid bij de evaluatie (bijv. GIP en attitude) zijn overeind gebleven. De laatste schooljaren zijn er geen nieuwe initiatieven in het kader van de visie rond taalbeleid georganiseerd. Met het certificaat ISO 9001:2008 toont de school dat ze heel wat initiatieven neemt om haar eigen kwaliteit te bewaken en te verbeteren. Vooral de werking van de structuren en de proces-flows zijn hierbij onderwerp van evaluatie. De school gebruikt het instrument om ook inhoudelijk een aantal aspecten te screenen. Daarnaast organiseert de school regelmatig bevragingen bij leerlingen, leraren en ouders. Dit alles wordt opgevolgd door de kwaliteitscoördinator. In mindere mate wordt de kwaliteit van het onderwijskundige in het bijzonder de leerplanrealisatie onder de loep genomen. De opvolging van het pedagogischdidactisch handelen ligt in handen van de technisch adviseurs en de directie. De doeltreffendheid hiervan is eerder beperkt. De vele suggesties uit de leerplannen m.b.t. activerende werkvormen en vernieuwingen in de onderwijspraktijk worden niet opgenomen als prioritaire beleidsaspecten. De vakdossiers en het recente project rond evaluatie zijn een aanzet om ook het onderwijskundige vanuit het beleid meer op te volgen.
• •
•
•
•
•
12
TAS-toets: taalvaardigheidstoets bij aanvang secundair onderwijs
14
35709 - V.T.I. te Waregem
6.
STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL
6.1 Wat doet de school goed? Wat betreft de erkenningsvoorwaarden • De leerplanrealisatie voor verschillende vakken. • De voorbereiding op de arbeidsmarkt en het hoger onderwijs.
Wat betreft de kwaliteit/kwaliteitsbewaking van de processen • De zorg voor de leerlingen. • De aanvangsbegeleiding. • De materiële uitrusting voor het specifiek gedeelte van de studiegebieden.
Wat betreft het algemeen beleid • De sterke onderwijsorganisatie. • Het open en transparant beleid. • De aandacht voor interne kwaliteitszorg.
6.2 Wat kan de school verbeteren? Wat betreft de erkenningsvoorwaarden • De aandacht voor de competentiegerichtheid in sommige vakken.
Wat betreft de kwaliteit/kwaliteitsbewaking van de processen • Het afstemmen van de evaluatie op de leerplandoelstellingen. • De professionalisering met betrekking tot de leerbegeleiding. • De implementatie van activerende werkvormen en vernieuwingen in de
onderwijspraktijk. Wat betreft het algemeen beleid • De opvolging van de leerplanrealisatie.
6.3 Wat moet de school verbeteren? Wat betreft de erkenningsvoorwaarden • De leerplanrealisatie van het specifiek gedeelte in de basisoptie Mechanica-elektriciteit. • De leerplanrealisatie van het specifiek gedeelte in de studierichting Diesel- en LPG-
motoren van het derde leerjaar van de derde graad bso.
35709 - V.T.I. te Waregem
15
7.
ADVIES
In uitvoering van het Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 is het advies voor erkenning BEPERKT GUNSTIG
om wille van het onvoldoende realiseren van de leerplandoelstellingen voor STRUCTUURONDERDEEL Graad 1 Mechanica-elektriciteit Graad 3 BSO Diesel- en LPG-motoren
8.
Basisvorming Keuze/Specifiek gedeelte 0 mechanica-elektriciteit 0 diesel- en LPG-motoren
REGELING VOOR HET VERVOLG
Het bestuur van de instelling moet vanaf 1 september 2014 kunnen aantonen dat de tekorten met een beperkt gunstig in voldoende mate werden geremedieerd.
Namens het inspectieteam, de inspecteur-verslaggever
Marjan Meulewaeter
Datum van verzending aan de directie en het bestuur van de instelling: Voor kennisname Het bestuur of zijn gemandateerde
Philip Demuynck
16
35709 - V.T.I. te Waregem