Verslag Ctgb relatiedag 2014 Donderdag 12 juni 2014 heeft het Ctgb een relatiedag georganiseerd in de ReeHorst te Ede. Ruim 170 gasten en 20 medewerkers hebben op deze dag een boeiend programma bijgewoond. Net als in 2013 bestond het programma uit een ochtendprogramma gericht op het aanvraagproces en een middagprogramma met een drietal debatsessies gericht op de maatschappelijke context van het handelen van het Ctgb. Tijdens het middagprogramma hebben de gasten een actieve bijdrage geleverd aan de debatsessies. Na deze debatsessies heeft er een plenair debatsessie plaatsgevonden waarbij de highlights van de voorgaande sessies zijn samengevoegd. Het slotwoord is gedaan door voorzitter Johan de Leeuw. De dag is afgesloten met een netwerkborrel, tevreden gasten en leuke bedankjes. In dit verslag leest u een samenvatting met de belangrijkste punten, vragen en antwoorden van de sessies. Het verslag is verdeeld in 3 categorieën: inleidende tekst, ochtendsessies en middagsessies en is als volgt opgezet: hoofdstuk 1 Classificatie & Labeling, hoofdstuk 2 Biocidenverordening, hoofdstuk 3 Algemeen, hoofdstuk 4 Bestuurlijke debatsessies en tot slot, hoofdstuk 5 Wetenschappelijke debatsessies. De PowerPoint presentaties staan op onze website bij het nieuwsbericht over de relatiedag van de ochtendsessies zijn te vinden in de bijlage. Ctgb relatiedag 2015 De Ctgb relatiedag 2015 zal plaats vinden op donderdag 11 juni 2015.
Inhoudsopgave 1. Ochtendsessies – Gewasbeschermingsmiddelen...........................................................................................3 1.1 Geharmoniseerde toelating in de praktijk ...........................................................................................................3 1.2 Comparative assessment ...................................................................................................................................3 1.3 Expert Centre Speciality Crops ..........................................................................................................................3 2. Ochtendsessies – Biociden ...............................................................................................................................4 2.1 Eén jaar ervaring met de uitvoering van de biocidenverordening.......................................................................4 2.2 Biociden zonder toelating: lesson learned ..........................................................................................................6 2.3 Intergrated pest management: samenwerking met partners in de keten ............................................................8 3. Middagsessie – Plenaire start .........................................................................................................................10 3.1 Geïntegreerde gewasbescherming en plaagdierbestrijding..............................................................................10 4. Middagsessie – Debatsessies .........................................................................................................................11 4.1 Vergroening middelenpakket ............................................................................................................................11 4.2 Meerder kaders voor één norm ........................................................................................................................14 4.3 Resistentieproblematiek ...................................................................................................................................16
1. Ochtendsessies – Gewasbeschermingsmiddelen 1.1 Geharmoniseerde toelating in de praktijk Spreker: dr. ir. Luuk van Duijn (Ctgb) Vragen gesteld n.a.v. presentatie Luuk van Duijn, Harmonisatie in de praktijk Luuk van Duijn vraagt tijdens zijn presentatie om input voor de meetings met de directeuren binnen de zone. Welke punten vindt de aanvrager belangrijk om binnen dit gremium te bespreken? ECPA (de Europese brancheorganisatie) is nu in het proces van verzamelen. Wat is de positie van Nederland? Mogen er ideeën aangeleverd worden voor de verordening? Het antwoord hierop is ‘ja’. Ideeën voor de verordening mogen zeker aangeleverd worden. Er is veel kritiek over de manier van communiceren bij EFSA. De brancheorganisaties hebben hiervoor aan de bel getrokken en een brief gestuurd. Het zou goed zijn dat vanuit de overheden hetzelfde signaal afgegeven wordt. Tijdens de presentatie is er veel over de Centrale Zone gesproken. Naast de reguliere vergaderingen is er nu ook een directeurenmeeting. Over de middelen die niet specifiek zonaal zijn, zoals zaadbehandeling, is niet gesproken, terwijl bijvoorbeeld zaadteelt voor de hele zone is. Is er ook een overleg binnen de gehele zone? Nee, binnen de gehele zone is hier geen gremium voor. Een member state heeft de mogelijkheid, niet de plicht om commentaar te leveren. Hoe gaat Nederland hier mee om? Luuk van Duijn antwoordt dat Nederland eigenlijk altijd commentaar levert als Nederland ‘concerned member state’ is. Het Ctgb is nu aan het uitzoeken naar welke aspecten bij bepaalde landen diepgaander gekeken dient te worden en naar welke aspecten en/of landen minder.
1.2 Comparative assessment Sprekers: ir. Johan Edens (NVWA), dr. Annette Smits (Ctgb)
Zie hier de presentatie.
1.3 Expert Centre Speciality Crops Spreker: Hans Schollaart (ministerie EZ) Zie hier de presentatie.
2. Ochtendsessies – Biociden 2.1 Eén jaar ervaring met de uitvoering van de biocidenverordening Sprekers: ir. Arno van Oosten (Platform Biociden), dr. ing. Corine Kome (ctgb) Inmiddels zijn we een jaar verder na de invoering van de Biocidenverordening. Wat heeft de nieuwe Verordening opgeleverd? (zie hier de presentatie) R4BP R4BP is een systeem dat alle BPR aanvragen en BPR toelatingen (van alle lidstaten) bevat. R4BP is gestart met versie R4BP1, R4BP2 en wordt nu R4BP3 gebruikt. Versie 3 bevat, net als de voorgaande versies, kinderziektes. De eerste gebruikers zijn daarmee ook testers. Later zal dat allemaal wel gecorrigeerd worden, maar de toelatinghouders van de eerste golf PT’s zijn daarmee meer tijd en energie kwijt. R4BP is makkelijk in gebruik, echter is het wel even wennen. Basis bij gebruik van R4BP is dat degene die een item opent tevens de gebruiker is. Het principe van een internationaal systeem is prima, daarmee is ook het hele dossier voor elke lidstaat op 1 plek te vinden. Dit is hoe harmonisatie er uit moet zien. Helaas is het nog niet in gebruik bij alle lidstaten. • Positief: Handige tool en database functie; inzicht in alle EU aanvragen, beoordelingsrapporten en toelatingsdocumenten van andere lidstaten zijn beschikbaar. Workflow systeem: voor zowel aanvrager als voor ons is duidelijk in welke fase de aanvraag zit. Ook wordt de historie goed vastgelegd, inzicht in alle wijzigingen. • Aandachtspunten: Migratie is niet soepel verlopen, hierdoor werkt workflow tool voor de oude aanvragen (van vóór 1 september 2013) niet. R4BP is eigenlijk nog niet geschikt voor renewal aanvragen (nu wordt major change hiervoor gebruikt). Het is de bedoeling dat R4BP ook publiek toegankelijk wordt net zoals de NL bestrijdingsmiddelendatabase. Helaas is dat nog niet zo. R4BP is geen vervanging voor NL bestrijdingsmiddelendatabase omdat wij ook nog toelatingen onder nationaal recht hebben (middelen op basis van nog niet goedgekeurde stoffen). • Communicatietool wordt nog niet goed gebruikt door aanvragers. Factuur die door het Ctgb in R4BP wordt geüpload wordt niet gezien, waardoor later met de post toch nog een herinnering moet worden gestuurd. Wederzijdse erkenningen Dit is een manier van toelaten die ook al onder de Richtlijn bestond. De evaluerende lidstaat beoordeelt hierbij de primaire toelating. De toelatinghouder kan vervolgens (of gelijktijdig) in andere landen een wederzijdse erkenning aanvragen. Deze andere landen worden de Concerned Member States genoemd. De CMS beoordeelt dus niet, maar heeft een andere rol. We hebben in de EU nu ruime ervaring met WE bij rodenticiden. Dit is geen gemakkelijke groep gebleken. Er bestaan veel verschillen in gebruik tussen de verschillende lidstaten. Dit heeft geleid tot veel discussie. De commissie ontwikkelt nu een Guidance waarbij gestreefd wordt naar harmonisatie m.b.t. de restricties/risico beperkende maatregelen. Dit moet gerealiseerd zijn voor het renewal proces van start gaat. Dit betekent, ook voor het Ctgb, dat de nationale vereisten tot een minimum moeten worden beperkt! Conflicten dienen opgelost te worden door een coördinatiegroep. Behandelde Artikelen (Treated Articles) De vraag ‘is mijn product een BP of een behandeld artikel?’ kan bij de Servicedesk van het Ctgb worden neergelegd. Voor andere vragen en informatie over behandelde voorwerpen kunt u de site van het RIVM en het toegangsportaal biociden.nl raadplegen. Wat als de inspectie vindt dat een bepaald product een BP is en geen treated article? Producent moet/kan dan naar het Ctgb. Als het Ctgb twijfelt of het toch een treated article is, kan het Ctgb contact opnemen met RIVM. Let op: Ctgb doet geen juridisch bindende uitspraken!
Omdat er 22 PT’s zijn, en met biocide behandelde artikelen in vele sectoren worden toegepast, is de scope van dit artikel veel breder dan velen nu denken. Dat maakt ook handhaving moeilijk. Er zijn voorstellen en bezwaren van diverse non-EU organisaties. De druk op de EU over bijvoorbeeld handelsvrijheid, brengt het risico van verdere verslapping van het artikel met zich mee. Dit artikel biedt bescherming voor de Europese maak-industrie, maar alleen bij goede implementatie en handhaving. Bij een slappe implementatie drijft het de maak-industrie Europa uit. Free riders Artikel 95 is in het leven geroepen om het probleem m.b.t. free riders op te lossen. In artikel 95 is o.a. vastgelegd dat ECHA een lijst moet bijhouden met namen van alle personen die voor een bepaalde stof/PT combinatie een stofdossier hebben ingediend. En ook van de personen die toegang tot deze dossiers hebben (door middel van een verklaring van toegang of wel een Letter of Access). Per september 2015 moet iedereen actieve stoffen onder Artikel 95 gebruiken. Het Ctgb heeft vertrouwen dat het probleem opgelost wordt. ECHA beheert de lijst en is ook volop bezig met informatievoorziening m.b.t. dit onderwerp. Bij het oplossen van dit probleem heeft het Ctgb geen rol, het is een handhavingkwestie om te controleren of artikel 95 door de industrie wordt gerespecteerd. Nieuw onder BPR Een aantal procedures die onder de Biociderichtlijn mogelijk waren zijn nu nog steeds mogelijk, zoals wederzijdse erkenning. Maar er zijn ook duidelijk een aantal nieuwe zaken geregeld onder de Biocidenverordening. Waaronder een aantal nieuwe toelatingsvormen die nieuwe mogelijkheden creëren voor de industrie. • Unie toelating o 1 toelating voor heel Europa o Nu mogelijk voor: PT 1, 3, 4, 5, 18 en 19 o Omstandigheden en de manier van toepassing van het middel moet gelijk zijn in alle lidstaten. o Kansen voor de industrie o Uitdaging voor de lidstaten • Vereenvoudigde toelating o Eenvoudige toegang tot de EU-markt o Geen Wederzijdse Erkenning nodig o Slechts een notificatie o Kansen voor de industrie o Uitdaging voor de lidstaten o Vereenvoudigde toelating is alleen mogelijk als: alle werkzame stoffen in de biociden zijn vermeld in bijlage I van de Biocidenverordening en voldoen aan elke in die bijlage vermelde beperking; het biocide bevat geen tot bezorgdheid aanleiding gevende stof; het biocide bevat geen nanomateriaal; het biocide is voldoende werkzaam; en het hanteren van het biocide en het voorgenomen gebruik vereisen geen persoonlijke beschermingsmiddelen. Door de komst van de BPR is ook de rol van ECHA veranderd. ECHA heeft een aantal taken overgenomen van de Commissie maar heeft ook een aantal nieuwe taken gekregen. Wat duidelijk is geworden in de afgelopen 9 maanden, is dat ECHA procedureel erg sterk is. Ook heeft ECHA duidelijke doelen gesteld, bijvoorbeeld het afhandelen van 50 stof/PT combinaties per jaar. Hier is een jaarplanning voor gemaakt zodat ook duidelijk is waar de lidstaten aan toe zijn. • Rol Echa o Verantwoordelijk voor R4BP3 o Coördinerende en facilitaire taken o Werkzame stoffen o Unietoelating o Artikel 95 lijst o Voorzitter BPC o Secretariaat Coordination Group
2.2 Biociden zonder toelating: lesson learned Sprekers: ir. Jan Willem Andriessen (Ctgb), Jacobijn van Etten (Ctgb) BZT is een bijzonder onderwerp. Waarom is BZT de afgelopen jaren een belangrijk onderwerp geweest? (zie hier de presentatie) Historie In 2006 is geconstateerd dat een groot aantal producten met een biocide claim om verschillende redenen op de Nederlandse markt waren zonder de vereiste toelating. Om bedrijven die biocide producten reeds voor 2006 zonder toelating op de markt hadden een kans te geven, om alsnog een toelating te verkrijgen, is het ministerie van I&M gestart met het zogenoemde gedifferentieerd handhavingsbeleid biociden. In het kader van dit beleid heeft het Ctgb een aanvraagprocedure opgezet om aanvragen voor de toelating van biociden zonder toelating (BZT) te beoordelen en af te handelen. Tussen 2007 en 2008 begon de intensieve samenwerking tussen Ctgb, Inspectiedienst, Ministerie I&M (toen VROM) en Platform Biociden. De primaire verantwoordelijkheid lag bij VROM. Uitvoering Het BZT-traject heeft altijd prioriteit gekregen binnen het Ctgb en heeft veel capaciteit aangetrokken. De clustergewijze aanpak van het traject heeft geleid tot het realiseren van de planningsafspraken. Naast het behalen van alles conform planning, heeft het Ctgb veel geleerd gedurende dit traject. Het BZT project werd in 3 fasen opgesplitst: voorlichting (2009), aanmelding (2010) en uitvoering (20112014). Dit project is het grootste project waaraan Ctgb heeft gewerkt. De BZT middelen zijn ingedeeld in risicocategorieën hoog (rood), midden (oranje) en laag (geel). Middelen die niet zijn aangemeld bij het Ctgb voor een beoordeling worden vooralsnog gezien als illegale middelen op de markt. Voor nieuwe middelen op de markt geldt dat deze vallen onder het overgangsrecht. Het overgangsrecht bevat een andere werkwijze bij het beoordelen van middelen. Wat heeft het Ctgb beoordeeld? • (hand) desinfectiemiddelen (PT1) • conservering in can PT6 • conservering metaalbewerkingsvloeistoffen (PT13) • uierdesinfectie (spenendip) (PT3) • desinfectie leidingssystemen bij food (PT4) • Insectenwerende middelen (PT19)
Resultaten Het Ctgb heeft veel nieuwe stoffen en toepassingen beoordeeld en veel kennis en inzicht opgebouwd. D.m.v. de juiste beoordelingsmethodieken en juiste blootstellingscenario’s is de risicobeoordeling
verfijnd. Een aantal middelen zijn niet toegelaten. Hierbij gaat het om middelen op basis van dazomet, dichlofluanide, diuron, middelen waarbij de werkzaamheid onvoldoende is aangetoond (mn bij desinfectiemiddelen) en buiten toepassingen. In totaal zijn er 637 middelen aangemeld en zijn uiteindelijk voor 447 middelen dossiers ingediend. De aangemelde rode biociden (198 aanmeldingen – 153 aanvragen) en oranje biociden (170 aanmeldingen – 127 aanvragen) zijn tussen 2011 en 2012 beoordeeld. De beoordeling van de 269 aangemelde gele biociden is gestart op mei 2013 en heeft geleid tot 167 aanvragen. De verwachting is om fase geel in september 2014 af te ronden. Wat heeft het BZT gebracht? • Voor toelatingshouders: legaal op de markt, gelijk speelveld • Voor Nederland: risico’s voor mens, dier en milieu geborgd • Voor Ctgb: Inhoudelijke ervaring, nieuwe stoffen en toepassingen • Voor Europa: Bijdrage aan EU stofdossiers, verfijnen/uitbreiden scenario’s
2.3 Intergrated pest management: samenwerking met partners in de keten Spreker: ir. Bruce Schoelitsz (Kenniscentrum Dierplagen) Buitengebruik rodenticiden verdwijnt! Of toch niet helemaal? (zie hier de presentatie) Intergrated Pest Management (IPM) Tussen 1950 en 2000 zijn uit wetenschappelijke studies 67 definities voor IPM gehaald. De meeste definities bevatten de volgende termen: natuurlijk / ecologische verantwoord, ecologische grondslag, voorkomen van economische schade en meerdere tactieken (cultureel, biologisch, chemisch). De laatste tijd wordt door opdrachtgevers van plaagdierbeheersbedrijven steeds vaker geeist dat de plaagdierbeheersing wordt uitgevoerd volgens de normen van IPM. IPM heeft tot doel een duurzame aanpak van plaagdieren. Uitgangspunt is hierbij niet de bestrijding maar de preventie. Het KAD is voorstander van de toepassing van de IPM methode. Het kan worden toegepast van de leverancier van grondstoffen tot de winkelier in de straat. IPM is gericht op een grondige inspectie van de omgeving, het uitvoeren van een maximaal maatregelenpakket om plaagdieren te weren en indien nodig het toepassen van alternatieve bestrijdingsmethoden. Chemische bestrijdingsmiddelen worden dan ook als laatste hulpmiddel en zo beperkt mogelijk ingezet. IPM voorkomt plaagdieroverlast. Rodenticiden Rodenticiden (PT14) zijn bestrijdingsmiddelen die in de land- en tuinbouw gebruikt worden ter bestrijding van knaagdieren. Herbeoordeling rodenticiden (EU-verordening): • Onaanvaardbaar risico doorvergiftiging • PBT • Voordelen in gebruik in overweging meenemen, mits: • Risico-beperkende maatregel: alleen wanneer echt noodzakelijk IPM EIS! • Goede beschrijving IPM buitengebruik bestaat nog niet In plaagdierbeheer is IPM een veelgebruikte term en is overgenomen van gewasbescherming. Het begrip wordt genoemd op etiketten van biociden en blijkt niet goed te worden begrepen. IPM is een risicobeperkende maatregel voor buitengebruik, bestrijdt vanuit de bron, kijkt naar het geheel en vanuit plaagsoort.
Reductie populatie • Doden of wegvangen (F&F-wet) • Geweren • Honden • Kastvallen • Klemmen • Volgens wgb toegelaten middelen Reductie draagkracht • Verwijderen voedsel, water en schuilgelegenheid • Verantwoordelijkheid cliënt Educatie en samenwerking Preventie migratie • Introductie en verspreiding tegengaan • Verantwoordelijkheid cliënt -> Educatie en samenwerking
Rodenticide buiten • Alleen professioneel • In lokaasdepots • Bromadiolon multidosis vergif • Risico (door)vergiftiging • Indien te verantwoorden IPM voor buitengebruik Hiervoor heeft het Ctgb heeft kader geschetst, enkele punten zijn: • Focus op niet chemische middelen • Niet preventief toepassen • Nooit in open veld • Preventieve maatregelen treffen • Grensoverschrijdende PvA • Delen van ervaringen • Beslissing door BT’er • Rodenticiden volgens criteria • IPM keiharde eis! • Uitvoerbaar: • Alle gebruikers werken volgens protocol (opleiding) • Handhaafbaar zijn (certificering)
3. Middagsessie – Plenaire start 3. Geïntegreerde gewasbescherming en plaagdierbestrijding Spreker: dr. Willem Jan de Kogel (PRI WUR)
Zie hier de presentatie.
4. Middagsessie – Debatsessies 4.1 Vergroening middelenpakket Sprekers: dr. ir. Willem Ravensberg (Koppert) Carlos Nijenhuis (Certis) dr. Peter Leendertse, CLM Onderzoek & Advies Voorzitter: prof. dr. Herman Eijsackers
De sprekers hebben ieder een top 3 van acties op de onderstaande 3 niveaus geformuleerd (zie hier de presentatie). De deelnemers hebben 5 acties, die volgens hen prioriteit hebben, in onderstaande tabel aangekruist. Niveau Stelling Internationale overheid (en diensten) Willem Ravensbergen
Peter Leenderse
Carlos Nijenhuis
1
2
3
Low Risk (LR) criteria vaststellen voor diverse typen actieve stoffen (micro’s, plant extracten, feromonen). LR stoffen en producten via een versnelde voorlopige toelating goedkeuren zodat boeren snel toegang hebben tot deze middelen en politieke doelen gehaald worden (SUD). Acties: wetswijziging van Reg. 1107/2009 via DG Sanco en EP Efficacy van groene gewasbeschermingsmiddelen ondergeschikt maken, risk centraal stellen.
Harmonisatie van dossiervereisten en evaluaties wereldwijd. Actie: OECD en FAO
Verbeter communicatie met aanvragers en lidstaten, en accepteer risico evaluaties van andere instellingen. Actie: EFSA Guidance documents opstellen en expertise opbouwen voor biopesticiden Actie: EU, EFSA en lidstaten
Vastleggen dat nieuwe middelen een lagere (niveau nader vast te stellen) efficacy-norm moeten hebben.
Low risk definitie vaststellen: middelen van natuurlijke oorsprong die op basis snelle blik laag risico hebben voor mens & milieu Nader te bepalen (beperkte) set aan risicogegevens bepaalt of stof te typeren is als laag risico of niet.
Efficacy niet relateren aan wijze van toepassing; dit aan de markt over laten.
De typering “groen” of “biologisch” zegt niets over het risico.
Zie 1 en 2: efficacy ondergeschikt en low risk definitie vaststellen
Lagere efficacy accepteren voor alle producten; dit is verantwoordelijkheid van toelatinghouder naar de markt. Europees level playing field
Nationale overheid (en diensten) Willem Ravensbergen
Peter Leenderse
Carlos Nijenhuis
Specifiek Ctgb Willem Ravensbergen
Middelen o.b.v. low risk actieve stoffen met voorrang behandelen als zonale RMS, en LR producten via wederzijdse erkenning goedkeuren. Actie: lidstaten Aansturen op efficacy ondergeschikt maken
Harmonisatie van evaluaties in de drie EU zones en ‘worksharing’ om te voldoen aan gestelde tijdlijnen. Actie: lidstaten
Kennis en expertise opbouwen tbv LR middelen. Indien nodig taken verdelen tussen lidstaten. Actie: lidstaten
Internationaal aansturen op goede low risk definitie.
Lagere efficacy-norm kan leiden tot breder middelenpakket; maar vereist ook een breder beschikbaar middelenpakket (alternatieven).
Onderzoekscapaciteit (RIVM?) inzetten om set aan risicogegevens t.b.v. laag risico stoffen te bepalen.
Opdracht geven aan Ctgb om groene middelen team in te stellen die alle aanvragen vlot en op maat afhandelt, gebruik makend van expert judgements en statements. Europees level playing field.
Voorrang geven aan LR dossiers, zowel m.b.t. actieve stof dossiers (RMS) als productdossiers. Werkprocessen optimaliseren.
Onderzoek naar werking minimaliseren en vanuit een aangetoonde relevante werking extrapoleren naar andere gewassen. Laat phytotox aan de verantwoordelijkheid van de aanvrager en de markt. Risico’s voor mens en milieu serieus beoordelen, wel veel meer expert judgement en statements benutten Risk-assessment expertise gebruiken om te komen tot beperkte set aan benodigde risicogegevens voor laag risico stoffen
Peter Leenderse
Efficacy slechts beperkt beoordelen. Niet zwaar op in zetten
groene middelen team instellen, weggezakt expertise ophalen, ‘leading’in EU worden op groene middelen
Lagere efficacy criteria doorvoeren in toelatingsprocedure.
Controle en handhaving ten aanzien van vermarkting en gebruik huidige illegale “plantversterkers” met al dan niet een groene claim Ondersteun het opstellen van Guidance Documents in EU werkgroepen en betrek EFSA hierin t.b.v. acceptatie ervan.
groene middelen team instellen, weggezakt expertise ophalen, ‘leading’in EU worden op groene middelen Verlaagde efficacy en risk assessment in heldere snelle en transparante procedure toepassen
De 5 meest aangekruiste acties zijn: • Low Risk (LR) criteria vaststellen voor diverse typen actieve stoffen (micro’s, plant extracten, feromonen). LR stoffen en producten via een versnelde voorlopige toelating goedkeuren zodat
• • • •
boeren snel toegang hebben tot deze middelen en politieke doelen gehaald worden (SUD). Acties: wetswijziging van Reg. 1107/2009 via DG Sanco en EP; Nader te bepalen (beperkte) set aan risicogegevens bepaalt of stof te typeren is als laag risico of niet.De typering “groen” of “biologisch” zegt niets over het risico; Internationaal aansturen op goede low risk definitie; Europees level playing field; Controle en handhaving ten aanzien van vermarkting en gebruik huidige illegale “plantversterkers” met al dan niet een groene claim; Risico’s voor mens en milieu serieus beoordelen, wel veel meer expert judgement en statements benutten.
4.2 Meerder kaders voor één norm Sprekers: Jaap van Wenum (LTO Noord) Guus Beuglink (Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden) Annemarie van Wezel PhD (KWR) Voorzitter: prof. dr. Tinka Murk
Binnen Nederland en Europa bestaan er verschillende normen binnen de waterketen. Effluent, oppervlaktewater (kleine en grote watergangen), grondwater, (ruw) drinkwater, deze zijn niet op elkaar afgestemd. Ook zijn er binnen Europa andere normen afgeleid of zijn er geen normen voor stoffen afgeleid. Een voorbeeld glyfosaat; laagste norm is in Duitsland (0.1 µg/l), hoogste geldt in Zweden (100 µg/l) en diverse andere landen hebben geen norm. Na deze korte introductie hebben alle aanwezigen gestemd via de stemkastjes voor de eerste keer gestemd op vragen over water, zoals • Zijn GBM volgens u een probleem in NL drinkwater? • Welke norm moet volgens u leidend zijn bij de toelating van GBM? • Wie moet actie ondernemen voor harmonisatie van ‘DE NORM’ in de EU? Vervolgens werden de volgende sprekers in ieder 5 minuten een korte introductie gegeven op de praktijk: Jaap van Wenum (LTO) Boeren en tuinders zijn niet gefocust op normen, vooral op de regelgeving. Als zij zich aan de regels houden (activiteitenbesluit en etiket), zouden de normen niet overschreden moeten worden. LTO Nederland vraagt vooral om Europese harmonisatie, uitwerking van de drinkwaternorm (nationaal) en aandacht voor de discrepantie tussen de KRW en de toelatingsnorm. Wat betreft de KRW- conforme toelatingsbeoordeling ziet LTO nog diverse afwegingen zoals; noodzaak (generieke maatregelen), hoe groot is het probleem?, wat vindt de EU? met de vraag; wie is verantwoordelijk voor het nemen van de maatregelen? Guus Beugelink (UvW) De doelen van de KRW zijn tweeledig; voorkomen van zowel acute als chronische effecten. Verschil met toelatingsnorm is dat deze wel rekening houdt met herstel. Probleem: • Per middel wordt een norm vastgesteld, maar systemen worden vaak aan meer dan één middel blootgesteld. • Middelen worden tijdens een teeltseizoen vaak meerdere malen ingezet, waardoor herstel niet of zeer beperkt zal optreden. • Waterschappen pleiten voor het hanteren van het voorzorgprincipe! • Bij de toelating rekening houden met de KRW normen. • Het opstellen van een emissiereductie-plan voor de top 10 milieubelastende stoffen en de top 10 metingen uit Evaluatie nota duurzame gewasbescherming. • De KRW strikt Europees inzetten. Annemarie van Wezel (KWR) In het drinkwaterbesluit en EU DWD zijn afspraken gemaakt over normen adhv de TTC (Toxicological Treshold of Concern). De echte risk assessment geeft aan dat de TTC normen (ver) onder de werkelijk risicovolle waarden liggen. Er wordt echter niet gekeken naar de combinatie van de diverse stoffen. Er zijn knelpunten gerapporteerd bij drinkwaterinname. De situatie verbetert echter innamestops blijven voorkomen. Een deel van de innamestops bij drinkwaterbedrijven is door GBM, een groter deel door andere stoffen zoals farmaceutische producten. Op dit moment vindt er een brede screening plaats waarbij
niet alleen een selectie van middelen wordt gescreend, maar op álle toegelaten middelen. Deze dat zal meer inzicht geven over de werkelijke aanwezigheid van GBM in water. Zuiveringskosten kosten de sector ca 450 miljoen euro/jr (ook voor andere parameters) – ca 40 eurocent/kuub. Stemronde In beide sessie waren de meesten van mening (75 en 91%) dat er een probleem is met GBM in het oppervlaktewater. De meningen waren verdeeld over de vraag of GBM een probleem zijn voor drinkwater (54% wel versus 46% niet). Hiernaar gevraagd gaf men aan dat de mogelijkheid van zuiveren het probleem wegnam. Ook over de vraag welke norm leidend zou moeten zijn waren de meningen verdeeld. Duidelijk werd dat harmonisatie gewenst is en daarbij werd gedacht aan de drinkwaternorm, de toelatingsnorm in kleinere watergangen en de KRW-norm in grotere watergangen. In de eerste sessie was er een lichte voorkeur voor de toelatingsnorm (36%) terwijl in de tweede sessie de KRW-norm (50%) de voorkeur had. De meningen waren wederom verdeeld over de vraag waar een emissienorm op gebaseerd moet worden. In de eerste sessie was er een lichte voorkeur voor een effectnorm op basis van een bioessay (38%) en in de tweede sessie een duidelijker voorkeur voor een norm op basis van de som van stofgehalten (47%). Het merendeel van de aanwezigen vindt dat de Nederlandse overheid (75%) actie moet ondernemen om normen binnen Europa te harmoniseren. Na de 2e stemrondes waren mensen duidelijk beter op de hoogte; de optie Weet ik niet, werd (bijna) niet gebruikt bij de 2e ronde. Al met al leerzame sessies waarbij iedereen een korte blik in de waterkeuken heeft kunnen werpen!
4.3 Resistentieproblematiek prof. dr. Paul Verweij, UMC Radboud ir. Erna van der Wal, CLM Onderzoek & Advies dr. Anton Rietveld, RIVM Voorzitter: dr. ir. Remko Houba
In algemene zin kwam op diverse manieren naar boven dat het een serieuze maar weerbarstige problematiek is, waarbij nog maar weinig echt goed bekend is en het op dit moment ook niet goed duidelijk is welke impact het nu precies gaat hebben en wat nu al zou moeten gebeuren en door wie (zie hier de presentatie). Er wordt aangegeven dat het resistentieprobleem opgelost kan worden als de resistentie via het milieu komt. Wie zegt dat de resistentie niet komt door producten die zelf in het ziekenhuis gebruikt worden? Dr. Verweij geeft aan dat je aan het soort resistentie kan zien, waar het vandaan komt. Ziekenhuis resistentie ziet er anders uit. Johan de Leeuw mist bewijs dat er verband is tussen het gebruik van azolen in de landbouw en daardoor resistentie in het ziekenhuis. Dr. Verweij geeft aan dat het bewijs nog niet rond is. In de medische wereld zijn ze afhankelijk van azolen. Er wordt al jaren onderzoek gedaan naar nieuwe middelen, maar tot nu toe is nog niets gevonden. Vragen: Kan resistentie terug gedraaid worden? Als producten die resistentie oproepen niet meer gebruikt worden, kan resistentie terug gedraaid worden. Resistentiedruk weg betekent minder resistentiedruk. Het zal alleen heel moeilijk zijn omdat aspirgillus overal aangetroffen wordt. Dr. Verweij geeft aan dat in ieder huis dat hij onderzoekt aspirgillus voorkomt. Wie is verantwoordelijk? Volgens dr. Verweij moet de industrie zich verantwoordelijk voelen. Bij het Ctgb zit resistentie in de risicobeoordeling (niet de medische resistentie). Hoe is het bij andere industrie geregeld? Binnen de cosmetica wordt er niet op resistentie getest. Als we naar onze voedselvoorziening kijken, kweken we wel ons eigen voedsel of is het een Europees probleem? En heeft het wel zin om op nationaal niveau maatregelen te treffen? Het heeft inderdaad geen zin om iets op nationaal niveau te regelen, dan gaat het de grens over. Bij hoeveel doden gaan we over tot actie? Nu overlijdt er 1 persoon per week doordat hij/zij resistent reageert op medicijnen. Verbeterpunten Overal wordt aspirgillus aangetroffen. Er zijn zogenoemde hotspots (azolendruk) die dit veroorzaken. Er is nog te weinig bekend over deze hotspots. Hier dient meer onderzoek naar gedaan te worden. Men weet nog niet precies waar hoge azolendruk plaatsvindt. Risico’s Een toelating die resistentie oproept kan verboden worden, maar dan zullen andere producten (zoals cosmetica) ook verboden moeten worden. We zien consequenties en we zouden graag in willen grijpen. Wat zouden we kunnen doen? Het probleem is heel breed en daardoor zijn oplossingen niet voor de hand liggend. Politieke aandachtspunten: Resistentiemanagement toepassen Naar teeltsystemen waar minder fungiciden nodig zijn. Meer weerbaardere gewassen kweken/telen.