Projectproduct
VERPLEEGKUNDE Verslag: (naam zoals in studiegids) Beoordelend docent: Naam:
Klas: Inleverdatum: Toetscode:
Projectproduct Geert Hoefman Jeroen van der Aa (473569) Berit Baartse (473333) Sharon Cuperus (481452) Yvonne Olsthoorn (476283) Linda Schokker (476020) AM HE VPKvtv09 24 oktober 2011 2107MCB1BA
1e kans
Projectproduct
Project S-factor S
Studenten: Jeroen van der Aa (473569) Berit Baartse (473333) Sharon Cuperus (481452) Yvonne Olsthoorn (476283) Linda Schokker (476020) Instelling: Horizon College Opdrachtgever: Tineke Sijp Coach: Annette Merkx Assessor: Geert Hoefman 24-10-2011
Zakelijke gegevens Onderwerp:
(Vervolg)Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
Algemene informatie Opleiding: Hogeschool: Plaats: Datum:
Verpleegkunde niveau 5 INHolland; School of Health Alkmaar 24-10-2011
Informatie opdrachtgever Instelling: Horizon College Opdrachtgever: Tineke Sijp, projectleidster S-factor E-mail adres:
[email protected] Telefoonnummer: 0229-287546 / 06-13394564 Contactpersoon 2: E-mail adres: Telefoonnummer:
Willemijn Melis, onderwijskundig medewerkster S-factor
[email protected] 06-13496764
Contactpersoon 3: E-mail adres: Telefoonnummer:
Sonja Snijders, projectmedewerkster S-factor
[email protected] 0229-287353
Persoonlijke informatie Studenten: Jeroen van der Aa (473569)
[email protected] Berit Baartse (473333)
[email protected] Sharon Cuperus (481452)
[email protected] Yvonne Olsthoorn (476283)
[email protected] Linda Schokker (476020)
[email protected] Groep: VPKvtv09 Gegevens docenten Naam: E-mail adres: Functie:
Annette Merkx
[email protected] Coach
Naam: E-mail adres: Functie:
Geert Hoefman
[email protected] Assessor
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
3
Samenvatting De uitval van leerlingen in het MBO is landelijk een aandachtspunt. Onderzoeken voorspellen dat in 2020 22% van de beroepsbevolking werkzaam moet zijn in de Gezondheidszorg en Welzijnsbranche. In 2010 had één op de vier leerlingen van het VMBO moeten kiezen voor deze sector. Zonder effectieve maatregelen wordt verwacht dat in 2015 één op de zes vacatures niet wordt ingevuld. Om de uitval van MBO-HBO leerlingen terug te dringen hebben het Stagebureau Expertisecentrum in Groningen en het Horizon College in Noord-Holland een project opgezet. Dit project wordt de Sfactor genoemd. Het project heeft als doel het ontwikkelen en in praktijk brengen van nieuwe individuele doorlopende interventies om de uitval van MBO-HBO leerlingen te verminderen. Om bovenstaande te bereiken zijn verschillende interventies ontwikkeld. De interventies richten zich op; het maken van een portfolio, het aanbieden van een voorbereidende stage, het aanbieden van een doorlopende stage en doorstoomactiviteiten binnen het MBO-HBO. Om het succes van deze interventies te meten zijn drie verschillende (vervolg)onderzoeken uitgevoerd; literatuur, kwantitatief en kwalitatief onderzoek. In het literatuuronderzoek zijn relevante artikelen beschreven en verwerkt. Hieruit blijkt dat landelijk aandacht is voor het probleem. Ook is onderzocht wat nodig is om een enquête op een succesvolle manier af te nemen. Ondanks dat, bleken de enquêtes onvoldoende bijdrage te kunnen leveren aan de evaluatie van de interventies van het project de Sfactor. Het kwantitatief onderzoek bleek onvoldoende valide te zijn om de resultaten te kunnen gebruiken. Daarnaast zijn kwalitatieve interviews afgenomen onder de studenten om meer verdieping te krijgen. Tijdens deze interviews is gebruik gemaakt van verschillende gesprekstechnieken. Vanuit deze interviews is een duidelijk beeld ontstaan van de invloed van de interventies op de doorstroom. Uit dit onderzoek is gebleken dat met name het gebruik van het portfolio zeer wisselend is op VMBO en MBO scholen.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
4
Voorwoord Voor u ligt het resultaat van het onderzoek naar de effecten van het project de S-factor te Noord-Holland. Dit onderzoek is gedaan naar aanleiding van de minor coachen en begeleiden. Tijdens de totstandkoming van dit project heeft de projectgroep veel steun van derden ontvangen, bij deze wil de projectgroep de volgende mensen bedanken: - Annette Merkx voor haar coaching; - Tineke Sijp en Willemijn Melis voor hun begeleiding en motivatie; - Sonja Snijders en Jeroen de Wit voor al hun hulp; - Jaap van der Bijl voor zijn hulp bij SPSS; - Martijn Baartse en Lenne de Boer voor de tips en hun expertise; - Alle studenten die hebben meegewerkt aan het onderzoek; - Alle betrokken familieleden voor hun steun tijdens dit project. Jeroen van der Aa Berit Baartse Sharon Cuperus Yvonne Olsthoorn Linda Schokker 24 oktober 2011
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
5
Inhoudsopgave Zakelijke gegevens .................................................................................................................................. 3 Samenvatting ........................................................................................................................................... 4 Voorwoord .............................................................................................................................................. 5 Inhoudsopgave......................................................................................................................................... 6 1. Inleiding .............................................................................................................................................. 7 1.1 Aanleiding ..................................................................................................................................... 7 1.2 Doelstelling ................................................................................................................................... 7 1.3 Probleemstelling............................................................................................................................ 7 1.4 Probleemanalyse ........................................................................................................................... 8 2. Methode van onderzoek ...................................................................................................................... 9 2.1 Literatuur onderzoek ..................................................................................................................... 9 2.2 Praktijkonderzoek ....................................................................................................................... 10 2.2.1 Kwantitatief onderzoek ........................................................................................................ 10 2.2.2 Kwalitatief onderzoek .......................................................................................................... 11 3. Literatuuronderzoek .......................................................................................................................... 13 3.1. De S-factor ................................................................................................................................. 13 3.2 Landelijke ontwikkelingen .......................................................................................................... 14 3.3 Ethische en juridische aspecten................................................................................................... 17 3.4 Coachen en begeleiden................................................................................................................ 18 4. Resultaten .......................................................................................................................................... 19 4.1 Kwantitatief onderzoek ............................................................................................................... 19 4.1.1 VMBO-MBO, 1-meting met portfolio................................................................................. 19 4.1.2 VMBO-MBO, 1-meting zonder portfolio............................................................................ 20 4.1.3 MBO-HBO, 1-meting .......................................................................................................... 22 4.1.4 MBO-HBO, 0-meting .......................................................................................................... 23 4.2 Kwalitatief onderzoek ................................................................................................................. 24 5. Bevindingen....................................................................................................................................... 27 6. Conclusie ........................................................................................................................................... 28 7. Aanbevelingen ................................................................................................................................... 29 8. Discussie en evaluatie ....................................................................................................................... 30 Bibliografie............................................................................................................................................ 31 Bijlage ................................................................................................................................................... 33
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
6
1. Inleiding De uitval van leerlingen in het Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO) is landelijk een aandachtspunt. Onderzoeken voorspellen dat in 2020; 22% van de beroepsbevolking werkzaam moet zijn in de Gezondheidszorg en Welzijnsbranche. In 2010 moest één op de vier leerlingen van het Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs (VMBO) kiezen voor deze sector. Zonder effectieve maatregelen wordt verwacht dat in 2015 één op de zes vacatures niet wordt ingevuld. Om de uitval van MBO-HBO (Middelbaar Beroeps Onderwijs - Hoger Beroeps Onderwijs) studenten terug te dringen hebben het Stagebureau Expertisecentrum in Groningen en het Horizon College in Noord-Holland een project opgezet*. Dit project wordt de S-factor (Succes factor) genoemd. Het project heeft als doel het ontwikkelen en in praktijk brengen van nieuwe individuele doorlopende interventies om de uitval van MBO-HBO leerlingen te verminderen. De interventies zijn gericht op de inhoud en de begeleiding. Dit om de doorlopendheid tussen de opleidingssoorten (VMBO, MBO en HBO) te verbeteren. De S-factor heeft nieuwe interventies ontwikkeld die er op gericht zijn een succesvolle en effectieve doorlopende leerloopbaan voor leerlingen te creëren door: - Verbeteren van het beroeps- en opleidingsbeeld bij leerlingen. - Betere communicatie tussen docenten en leerlingen. (Sijp, 2011)
1.1 Aanleiding Om bovenstaande te bereiken zijn verschillende interventies ontwikkeld. De interventies richten zich op het maken van een portfolio, het aanbieden van een voorbereidende stage, het aanbieden van een doorlopende stage en doorstoomactiviteiten binnen het MBO-HBO. Het onderzoek naar de invoering van het portfolio wordt in Noord-Holland uitgevoerd, de overige interventies worden onderzocht in Groningen. De leden van de S-factor hopen hiermee dat het opleidings- en beroepsbeeld van de leerlingen verbetert zodat minder leerlingen vroegtijdig stoppen met de opleiding. Om het succes van deze interventies te meten hebben de leden van de S-factor een projectverzoek bij de Hogeschool INHolland ingediend. In voorgaande onderzoeken is door middel van digitale enquêtes een 0-meting gehouden onder VMBO-MBO en MBO-HBO studenten**. Deze 0-meting wordt opgevolgd door een 1-meting. Het onderzoek richt zich op de invloed van de interventies op: - Opleidingsbeeld; - Beroepsbeeld; - Leerling-uitval.
1.2 Doelstelling Voor 24 oktober levert de projectgroep een kwantitatief vervolgonderzoek en een kwalitatief onderzoek, onder de doelgroep VMBO-MBO en MBO-HBO studenten, met betrekking tot de resultaten van de interventies ondernomen vanuit project de S-factor.
1.3 Probleemstelling In hoeverre draagt een kwantitatief vervolgonderzoek en een kwalitatief onderzoek onder VMBOMBO-HBO studenten bij aan het project de S-factor, met betrekking tot de resultaten van de interventies?
*
Zie bijlage 2 voor de deelnemende instellingen. Waar student staat geschreven kan ook leerling worden gelezen.
**
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
7
1.4 Probleemanalyse De probleemanalyse is aan de hand van micro-, meso- en macro vragen opgedeeld. Micro niveau - Op welke manier zijn de studenten gecoacht tijdens het werken met het portfolio? - Hoe ervaren de studenten de begeleiding bij hun overstap tussen verschillende opleidingen? - Heeft het gebruik van het portfolio op het VMBO invloed op het opleidings- en beroepsbeeld van het MBO? - Hebben de doorstroom activiteiten die gegeven worden op het MBO, voor de overstap naar het HBO, invloed op het opleidingsbeeld? Meso niveau - Hoe kunnen de geënquêteerden gemotiveerd worden tot het invullen van de enquête? - Hoe kan de kwaliteit van de huidige enquête vragen worden getoetst en eventueel aangepast worden waarbij de uitslagen vergelijkbaar blijven? - Op welke manier kunnen de studenten het beste de enquête invullen, digitaal of schriftelijk? Wat geeft het beste resultaat? - Wat laat de vergelijking tussen de verschillende onderzoeken zien? - Wat is tot nu toe het uitvalspercentage binnen het MBO en HBO Zorg en Welzijn? Macro niveau - Welke successen zijn tot nu toe bereikt met het project de S-factor? - Wat zijn de landelijke ontwikkelingen op het gebied van het verbeteren van de doorstroming op het VMBO-MBO en MBO-HBO?
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
8
2. Methode van onderzoek In dit hoofdstuk staat beschreven op welke manier het onderzoek is uitgevoerd. Hoe het literatuur onderzoek is toegepast en hoe het praktijkonderzoek vorm heeft gekregen. Het onderzoek heeft bestaan uit een kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Dit zal dit verder uitgewerkt worden aan de hand van literatuur- en praktijkonderzoek.
2.1 Literatuur onderzoek Het literatuur onderzoek heeft onder andere bestaan uit het doorzoeken van verschillende databanken op het internet en het gebruik van boeken uit de bibliotheek. Zo zijn onder andere de volgende databanken, websites en personen geraadpleegd: -
Informatie over project de S-factor. o http://nieuwsbrief.horizoncollege.nl/doorlopendeleerwegen/08/S-Factor.php; o http://www.hetstagebureau.nl o Interne correspondenties met de leden van het project de S-factor
-
Beoordelingscriteria van Hunink. o Jong de, J. H., Kerstens, J. A., & Vermeulen, M. M. (2003). Onderzoeksresultaten lezen en gebruiken. In J. H. de Jong, J. A. Kerstens, & M. M. Vermeulen, Handboek verpleegkunde (p. 139). Houten: Bohn Stafleu van Loghum;
-
Onderzoek de S-factor, VMBO-MBO, uit 2010. o Langes, M. & Ritsema, I. (2011). Het opleidings- en beroepsbeeld van MBOleerlingen;
-
Onderzoek de S-factor, MBO-HBO, uit 2010. o Meulenkamp, H. & Pruim, E. (2011). Het opleidings- en beroepsbeeld van MBO en HBO leerlingen;
-
Hoe te enquêteren en hoe genoeg respons te behalen. o Onder andere http://www.cbs.nl en http://www.marketingfacts.nl
-
Wet bescherming persoonsgegevens. o Terstegge, J. (2000). De nieuwe Wet bescherming persoonsgegevens. Alphen aan de Rijn: Samsom.
-
Hoe kwalitatief en kwantitatief onderzoek te verrichten. o Kwantitatieve onderzoeksmethoden/kwantitatief marktonderzoek. (2009). Opgeroepen op September 18, 2011, van Alles over marktonderzoek: http://www.allesovermarktonderzoek.nl/Marktonderzoek/Onderzoeksmethoden/Kwan titatieve%20onderzoeksmethoden.aspx
-
Informatie met betrekking tot het MBO en HBO. o http://www.horizoncollege.nl o http://www.inholland.nl o http://www.mbo2010.nl
-
Inhoud doorstroomactiviteiten VMBO-MBO-HBO. o Databanken en interne correspondentie S-factor.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
9
2.2 Praktijkonderzoek In deze paragraaf zal beschreven worden hoe het praktijkonderzoek vorm heeft gekregen.
2.2.1 Kwantitatief onderzoek Er is voor gekozen een kwantitatief onderzoek te doen. Hierbij wordt cijfermatige gegevens verzamelt. Deze gegevens worden ingevoerd in een gegevensbestand om vervolgens met behulp van statistische technieken geanalyseerd te worden. (Verhoeven, 2007) Dit is gedaan door middel van enquêtes. Wegens het tijdsbestek van het onderzoek en de vraag van de opdrachtgever is er voor gekozen om de enquêtes digitaal af te nemen. Een digitale enquête heeft verschillende voordelen; het is goedkoop, de enquêtes zijn eenvoudig aan te passen en uit onderzoek is gebleken dat de meeste resultaten (75%) binnen drie dagen terug zijn (Geenen, 2007). Tevens kan de respondent de enquête op een zelf gekozen tijdstip en in eigen tempo invullen, kunnen persoonlijke herinneringsmails worden verstuurd, is er vrijwel direct inzicht in de resultaten en kunnen logo’s, audio- en videomateriaal aan de enquête toegevoegd worden. Een nadeel van een digitale enquête is dat alleen internet gebruikers kunnen deelnemen aan het onderzoek. De onderzoekers zijn echter van mening geweest dat dit laatste nadeel geen probleem is, aangezien de doelgroep uit studenten bestaat (Kwantitatieve onderzoeksmethoden/kwantitatief marktonderzoek, 2009). Er zijn drie componenten die van belang zijn voor een digitale enquête: - Algemene opzet van de enquête; - Ontwerp van de vragen; - Beoordelingsschalen (Diepen, van, 2008). * Doelgroep 1-meting VMBO-MBO Onder deze doelgroep vallen de deelnemers die in 2010 zijn gestart met een MBO opleiding in de Zorg en Welzijn sector. Het gaat om de groep waarbij in het schooljaar 2010-2011 de 0-meting is gedaan. In deze groep bevinden zich studenten met en zonder portfolio, hierbij is onderscheid gemaakt. 0-meting MBO-HBO Onder deze doelgroep vallen de deelnemers die per september 2011 gestart zijn op het HBO te Hogeschool INHolland en afgelopen jaar onderwijs hebben gevolgd bij de sector Zorg en Welzijn van het Horizon college en ROC Kop van Noord Holland. Alle studenten hebben gewerkt aan een aantal doorstroomactiviteiten van project de S-factor. 1-meting MBO-HBO Onder deze doelgroep vallen de deelnemers die in 2010 zijn gestart met een HBO opleiding te Hogeschool INHolland in de Social Work sector. Het gaat om de groep waarbij in het schooljaar 2010-2011 de 0-meting is gedaan. Non Respons Bij het uitvoeren van een kwantitatief onderzoek kunnen zich allerlei problemen voordoen. Een van de belangrijkste problemen is het optreden van non-respons. ‘Indien in een enquête van respondenten de gewenste informatie niet wordt verkregen, terwijl ze toch tot de doelpopulatie van het onderzoek behoren en in de steekproef zijn getrokken, dan wordt dat non-respons genoemd’ (Verhoeven, 2007). Om de respons zo hoog mogelijk te maken heeft de projectgroep allerlei stappen ondernomen: - Er is een vooraankondiging naar alle studenten verstuurd één week voor de start van de enquête. Het taalgebruik is hierbij aangepast aan de doelgroep. - De begeleidende brief is enthousiast en motiverend geschreven.
*
De drie componenten worden beschreven in bijlage 4.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
10
Na één week bemerkte de projectgroep weinig respons, waarna besloten is om een extra reminder te sturen. Er zijn totaal twee reminders gestuurd met een tussenperiode van 2 dagen. Beide reminders zijn kort en bondig gehouden. De tweede reminder voor de MBO-HBO is zelfs persoonlijk verstuurd. - Hierna was de respons nog te laag waarna, in overleg met de opdrachtgever, reminders zijn verstuurd via het management van het Horizon College en hogeschool INHolland. Naast deze acties heeft de projectgroep ook overwogen om de studenten persoonlijk op school te benaderen, dit was echter niet haalbaar in het tijdsbestek wat de projectgroep had. Alle studenten zijn namelijk over vele verschillende groepen verdeeld, waardoor het vinden van de juiste studenten te veel werk en tijd zou gaan eisen. -
Het uiteindelijk resultaat op het VMBO-MBO is dat zes van 49 studenten met portfolio de enquête hebben ingevuld en veertien van de 104 studenten zonder portfolio. Op het MBO-HBO hebben bij de 1-meting zes studenten van de 26 de enquête ingevuld. De 0-meting is door zeventien studenten van de 47 ingevuld. De enquêtes zouden verwerkt worden met behulp van het programma SPSS. De projectgroep heeft echter alleen de 0-meting van het MBO-HBO uitgewerkt in SPSS, omdat het kwantitatief onderzoek onvoldoende valide is. Dit in tegenstelling tot de afspraak om alle onderzoeken in SPSS te verwerken en vergelijkingen te maken tussen het onderzoek van nu en dat van 2010-2011. Deze beslissing is in goed overleg gemaakt met de opdrachtgever. De resultaten van de 1-metingen zijn nu schriftelijk verwerkt om de opdrachtgever hier wel inzicht in te geven. Er is hierbij geen vergelijking gemaakt met het eerdere onderzoek, dit omdat het kwalitatief onderzoek op het VMBOMBO deze gegevens vervangt. De resultaten van de 1-meting van MBO-HBO zijn vergeleken met de 0-meting uit 2010-2011.
2.2.2 Kwalitatief onderzoek Kwalitatief onderzoek is een methode waar niet of nauwelijks met cijfermatige gegevens wordt gewerkt. Bij deze methode wordt onderzoek uitgevoerd in de ‘werkelijkheid’. Hierbij is de onderzoeker geïnteresseerd in de betekenis die bijvoorbeeld onderzochte personen aan situaties geven. Naast het kwantitatieve onderzoek met cijfers vinden de onderzoekers het belangrijk om meer diepgang te krijgen van de studenten door naar hun mening en verhalen te luisteren. Voor dit onderzoek is gekozen om open interviews te houden. Er is voor dit onderzoek type gekozen omdat de belangen en de mening van de respondent voorop staat. Een andere reden waarom gekozen is voor deze methode, is de omvang van de populatie. Dit onderzoek is gehouden onder een kleine groep studenten waardoor een open interview een goede en haalbare methode is. Er zijn drie basisvormen te onderscheiden voor een open interview. Voor dit onderzoek is gekozen voor het semigestructureerde interview. Bij dit type interview is wel een lijst met vragen of onderwerpen aanwezig, maar wordt ook de mogelijkheid gegeven om de respondent, in dit geval de student, zijn eigen inbreng te laten geven. De onderzoeker zal zich bij deze methode flexibel opstellen en zal inspelen op situaties. (Verhoeven, 2007) Ook bij kwalitatief onderzoek speelt de validiteit een belangrijke rol. Deze validiteit is vaak geen hoofddoel in dit onderzoek. Dit kan ook bijna niet anders omdat de gegevens niet cijfermatig zijn en er vaak met kleine groepen wordt gewerkt. Het semigestructureerde interview is ook een vorm waarin het gevaar voor subjectiviteit aanwezig is, deze aanwezigheid kan de uitkomsten van het onderzoek beïnvloeden (Riezebos, 2010). De leden van de projectgroep hebben bij het afnemen van de interviews hun gesprekstechnieken gebruikt, zoals onder andere de student op zijn gemak stellen en de LSD methode (luisteren, samenvatten, doorvragen).* Deze gesprekstechnieken zijn ook gebruikt om ‘sociaal wenselijke’ antwoorden te voorkomen. De projectgroep heeft in de interviews goed doorgevraagd om er achter te komen hoe de studenten er daadwerkelijk over denken.
*
Zie hoofdstuk 3.4 voor verdere uitleg.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
11
Doelgroep De MBO studenten die hiervoor uitgenodigd zijn, zijn in samenwerking met de opdrachtgever willekeurig gekozen. Door de opdrachtgever zijn verschillende strata (categorieën) gevormd, waarbij per stratum zes studenten ad random gekozen zijn om te interviewen (Plooij, 2011). Wel is de voorwaarde gesteld dat de studenten afkomstig diende te zijn van een VMBO school waar met portfolio wordt gewerkt. De volgende studenten, allen vanuit het Horizon College, zijn geïnterviewd: - Zes Helpende Zorg en Welzijn (niveau 2) studenten uit Alkmaar; - Zes Helpende Zorg en Welzijn (niveau 2) studenten uit Hoorn; - Zes basisjaar Gezondheidszorg (niveau 3/4) studenten uit Alkmaar; - Zes basisjaar Gezondheidszorg (niveau 3/4) studenten uit Hoorn; - Zes Welzijn (niveau 3 en 4) studenten uit Alkmaar; - Zes Welzijn (niveau 3 en 4) studenten uit Hoorn. Alle interviews zijn semigestructureerd afgenomen en zijn opgenomen met een voice-recorder. De interviews zijn samengevat, geanalyseerd en opvallende antwoorden zijn beschreven in quote’s. Validiteit De validiteit van het onderzoek is hoog doordat er een combinatie is gemaakt van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Helaas is gebleken dat het kwantitatief onderzoek niet voldoende valide was. De projectgroep heeft dit gesteld door de lage respons en de ervaringen uit de interviews, bij een vervolgonderzoek verwacht de projectgroep dat de resultaten niet hetzelfde zullen zijn. Het laten vervallen van de conclusies uit dit gedeelte van het onderzoek is in goed overleg met de opdrachtgever besloten. De projectgroep heeft dit gedeelte met het kwalitatief onderzoek kunnen afdekken. Het kwalitatief onderzoek wordt, door het hoge aantal van 38 interviews, zeer valide geacht. Deze data is goed met elkaar te vergelijken.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
12
3. Literatuuronderzoek In dit hoofdstuk worden de resultaten van het literatuuronderzoek besproken. De resultaten zijn beschreven aan de hand van de hoofdpunten die uit het onderzoek naar voren kwamen.
3.1. De S-factor De S-factor is een project waarin twee samenwerkingsverbanden uit regio’s Noord-Holland (bekend van de flexibele zorgkolom) en Groningen, Drenthe, Noord-Overijssel (Het stagebureau expertisecentrum) samenwerken (S-factor, 2011). * De S-factor focust zich op het realiseren van aansluitend beroepsonderwijs tussen het VMBO programma, de MBO-opleidingen en de HBO-opleidingen op het terrein van Gezondheidszorg en Welzijn (S-factor, 2011). Het project duurt drie jaar, van 1 augustus 2009 tot 1 augustus 2012 (Zuidersma, 2010). Zonder extra maatregelen ontstaat er een personeelstekort in de sectoren gezondheidszorg en welzijn als gevolg van de toenemende vergrijzing (Budding, 2010). Het is van belang om potentiële belangstellenden te interesseren voor deze sectoren en na verloop van tijd ook te behouden. Dat kan gericht gebeuren omdat de verschillende uit onderzoek gebleken risico- en succesfactoren, inmiddels wel bekend zijn. De maatregelen die door de S-factor worden genomen, om studie uitval te voorkomen, worden interventies genoemd. Hieronder staan de interventies beschreven. Portfolio Landelijk en verdeeld over alle opleidingen is het probleem van uitval of voortijdige schoolverlaters groot. Eén op de vijf MBO’ers stopt vroegtijdig met zijn opleiding (Zorgelijke uitvalpercentages MBO, 2010). Een interventie die daartegen wordt ingezet, is het portfolio. Dit is bedoeld om de doorstroom van VMBO naar MBO te bevorderen. Het is een document waar studenten zelf aan werken in het derde en vierde leerjaar van het VMBO. Hierin leggen ze vast aan welke doorstroomcompetenties* ze hebben gewerkt. Het gaat hierbij om vakken die ze hebben gevolgd en hoe ze deze hebben afgesloten en welke informatie ze verzameld hebben die geleid heeft tot de opleidingskeuze. Ook leggen de studenten gegevens over zichzelf vast die inzicht bieden in de ontwikkelingen van hun doorstroomcompetenties. Deze zijn; initiatief nemen, inlevingsvermogen, flexibiliteit, omgaan met druk en tegenslag, doorzettingsvermogen, zelfstandig leren en reflecteren, samenwerken en overleggen. Het portfolio bestaat uit twee onderdelen. Het ontwikkelingsgerichte portfolio, hierin laat de leerling zijn eigen ontwikkeling op doorstroomcompetenties en beroepsvaardigheid zien en het show-case portfolio, waarin de leerling zijn (beste) werk verzamelt om aan anderen te laten zien, bijvoorbeeld voor het aanmelden bij een vervolgopleiding. Wanneer de leerling zich aanmeldt voor een (Zorg of Welzijn) vervolgopleiding, wordt het portfolio gebruikt om te beoordelen of de gemaakte keuze past bij de leerling. Ook wordt verondersteld dat de leerling een goede keus kan maken doordat zij, door het werken met het portfolio, inzicht heeft verworven in haar eigen competenties. Het portfolio wordt meegenomen naar het MBO, zodat men inzicht heeft in de ontwikkeling van de student en hierop kan aansluiten. Open dag Er zijn veel manieren om aan informatie te komen voor een (vervolg)opleiding. Een open dag is één van deze manieren. Tijdens een open dag kunnen er vragen gesteld worden aan leraren van de betreffende opleiding. Vaak zijn er ook studenten aanwezig die de opleiding volgen die uit eigen ervaring de geïnteresseerde kan informeren. Op de open dag van het Horizon college op 4 februari 2011 kwamen 9000 VMBO-ers op zoek naar een MBO opleiding (Duizenden bezoekers op open dag, 2011).
* *
Zie bijlage 1 voor verdere uitleg over de flexibele zorgkolom. Zie bijlage 3 voor de doorstroomcompetenties.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
13
Voorlichting van HBO studenten Op het Horizon college in Hoorn en Alkmaar wordt jaarlijks voorlichting gegeven door HBO studenten. Het doel van deze voorlichting is de MBO student enthousiast maken voor een vervolgopleiding. De HBO student kan uit eigen ervaring praten waardoor de MBO student passende informatie krijgt. Proefstuderen Wanneer een MBO student twijfelt of de vervolgopleiding die hij/zij wil volgen wel bij hem/haar past, kan er één dag meegelopen worden op de vervolgopleiding. Tijdens deze dag worden er een aantal lessen gevolgd en kan de sfeer geproefd worden. De student loopt mee met een HBO student die momenteel de opleiding volgt. De student kan tijdens deze dag veel vragen stellen. Het doel van proefstuderen is de MBO student een juiste keuze te laten maken voor een vervolgopleiding. Beroepsbeeld en opleidingsbeeld De S-factor richt zich door middel van bovenstaande interventies op het beroeps- en opleidingsbeeld. Op verschillende manieren kunnen studenten hun beroeps- en opleidingsbeeld vormen. Dit doen zij door informatie te werven en ervaringen op te doen waar ze betekenis aan geven. Om tot een keuze voor een vervolgopleiding te komen is het hebben van een beroepsbeeld belangrijk. Zo wordt op het VMBO aandacht besteed aan loopbaan oriëntatie, vanuit hier gaan studenten open dagen bezoeken waar ook aandacht wordt besteed aan het beroep. Wanneer de student namelijk voor een beroep kiest dan kiezen zij automatisch voor de bijbehorende opleiding. Met het beroepsbeeld wordt ook het opleidingsbeeld gevormd, het beroep vormt tenslotte een belangrijk deel van de opleiding. (Haandrikman, Jansma, & Leenders, 2010)
(Haandrikman, Jansma, & Leenders, 2010) Het is echter niet vanzelfsprekend dat wanneer een beroep bij de student past, ook de opleiding bij de student past (Haandrikman, Jansma, & Leenders, 2010). Bij de keuze voor een opleiding speelt ook mee of de school grootschalig of kleinschalig is en welke opleidingen in de buurt worden aangeboden. Dit kan soms invloed hebben op de keuze van de opleiding en het bijbehorende beroep. (Haandrikman, Jansma, & Leenders, 2010)
3.2 Landelijke ontwikkelingen De overheid Minister van Bijsterveld heeft begin 2011 aangegeven dat er geïnvesteerd gaat worden in het verbeteren van het onderwijs en de begeleiding. In het actieplan ‘focus op vakmanschap 2011-2015’ (Bijsterveldt, 2011) gaat de minister in op de acties die ondernomen gaan worden. In dit plan staat beschreven dat de doorstroming tussen het VMBO-MBO-HBO verbeterd moet worden. Hiervoor zal de regering gaan investeren in projecten zoals het VM2. VM2 staat voor VMBO-MBO niveau 2. Door dit project kan een leerling na zijn VMBO diploma nog een jaar op dezelfde school blijven leren en daarmee zijn MBO niveau 2 diploma halen. Hierdoor wordt het makkelijker om door te stromen. Leerlingen blijken een voorkeur voor deze methode te hebben omdat zij nog een jaar op de oude vertrouwde school mogen blijven en tijdswinst van één jaar hebben (Wat is VM2?, n.d.). Uit het project blijkt dat de schooluitval op deze manier terug gedrongen kan worden. Ook gaat het rapport in op de aansluiting van het MBO naar het HBO. Hierin wordt onder andere
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
14
beschreven dat de opleidingsduur verkort zou moeten worden om te zorgen voor een betere aansluiting. Ook de inhoud van de opleidingen zou meer op elkaar moeten gaan aansluiten. VMBO/MBO Op veel verschillende onderwijsinstellingen is gestart met de verbetering van de koppeling tussen VMBO en MBO. In verschillende projecten starten de VMBO leerlingen al eerder met het verwerven van de doorstroomcompetenties die op het MBO verwacht worden en zijn er voorbereidende stages. Voorbeelden hiervan zijn de projecten Mplooi in Friesland, waarbij de VMBO en MBO leerlingen geacht worden om samen te werken, op deze manier leren de VMBO’ers te werken zoals op het MBO (Mplooi, 2010-2011). In Brabant is in 2005 gestart met The Highway voor business. Hierbij zijn de VMBO en MBO opleidingen meer met elkaar verweven en is er een samenwerking aangegaan met het bedrijfsleven, waarin studenten werken aan levensechte opdrachten waarop ook het onderwijs wordt gebaseerd (The Highway for Brains Business, 2005). Het grootste gedeelte van de VMBO leerlingen (25%) volgt de sector Zorg en Welzijn dit gevolgd door; 22% Economie, 23% Techniek, 17% Intersectoraal, 13% Groen. Na het behalen van hun VMBO diploma kunnen leerlingen doorstromen naar dezelfde sector in het MBO, dit wordt verwante doorstroom genoemd. Als leerlingen kiezen voor een andere sector wordt dit niet-verwante doorstroom genoemd. De verwante doorstroom van leerlingen Zorg en Welzijn VMBO naar Zorg en Welzijn MBO scoort met 75% tot 80% de hoogste scoren van alle sectoren in het VMBO. Om door te stromen van VMBO naar MBO in de sector Zorg & Welzijn worden geen aanvullende eisen gesteld. Leerlingen kunnen dus gemakkelijk de keuze maken om door te stromen vanuit het VMBO naar een MBO-opleiding Zorg en Welzijn. Visie groep zorg en welzijn, (2010). ‘VMBO zorg en welzijn voor een brede basis’. (VMBO Zorg&welzijn voor een brede basis, 2010) MBO/HBO De MBO en HBO Raad, de brancheorganisaties waarbij alle middelbare en hogescholen zijn aangesloten, zijn in de doorstroomagenda 2007/2008 (Doorstroomagenda 2007-2008, n.d.) een samenwerking aangegaan om ervoor te zorgen dat de doorstroom verbetert. Hierbij zijn afspraken gemaakt over de doorstroomcijfers, het afstemmen van doorstroomcompetenties en het samenwerken aan het verbeteren van de doorstroom. Door afstemming in de studentencodes is er nu een beter beeld gevormd van de doorstroomcijfers. Studenten zijn nu beter te volgen tijdens de opleidingsperiode. Met het afstemmen voor de doorstroomcompetenties is er voor gezorgd dat de eisen voor bepaalde specifieke vakken hoger zijn komen te liggen op het MBO zodat het beter aansluit op het HBO. Voor het samenwerken aan het verbeteren van de doorstroom zijn meerdere overleggen gepland verdeeld over het jaar. Beide raden stellen elk jaar een nieuw speerpunt voor, waar zij zich dat jaar extra op zullen richten. De specifieke uitwerking tussen de samenwerking van verschillende onderwijsinstanties wordt aan de instanties zelf overgelaten. Vanuit het MBO kunnen de studenten ook kiezen om door te stromen naar het HBO. De MBO en de HBO Raad werken samen om ervoor te zorgen dat MBO’ers die de ambitie hebben om door te studeren, goed voorbereid beginnen aan het HBO. Want behalve behoefte aan goede vakmensen, heeft de arbeidsmarkt ook behoefte aan hoog opgeleid personeel. Vanuit de sector Zorg en Welzijn stroomt bijna 40% van de studenten direct door naar het HBO. (Doorstroomagenda 20072008, n.d.) In de onderstaande tabel worden Zorg en Welzijn gediplomeerden verdeeld over de verschillende leerwegen van het MBO en wordt zichtbaar gemaakt welk deel direct doorstroomt naar het HBO.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
15
Leerweg Gediplomeerd mbo Inschrijving hbo Doorstroom hbo Bol voltijd 12,426 6,733 54.2% Bol deeltijd 685 42 6.1% BBL 4,378 252 5.8% Examen 641 211 32.9% Totaal 18,130 7,238 39.9% Mbo-4 zorg en welzijn gediplomeerden 2005/2006 en hbo-inschrijvingen 2006/2007 per leerweg. (Doorstroom MBO-HBO, 2009) TEAMstages In 2007 is het ROC Amsterdam een samenwerking aangegaan met het bedrijf Endemol (Innovatieve Teamstages, 2007). Hierbij kregen VMBO/MBO/HBO studenten de kans om door middel van stages binnen het bedrijf kennis te maken met deze sector. Tijdens deze stages moeten de studenten met elkaar samenwerken en leren op die manier ook elkaars opleiding kennen. Startgesprek In Rotterdam is in 2010 begonnen met startgesprekken met alle nieuwe studenten op het HBO. Tijdens deze startgesprekken wordt gekeken of de studenten de goede opleiding hebben gekozen en welke begeleiding eventueel nodig is vanuit de school. ‘Staatssecretaris van Onderwijs, Halbe Zijlstra, is zelfs zo enthousiast dat hij de uiterste aanmelddatum voor een studie zal vervroegen naar 1 mei. Dat stelt opleidingen in de gelegenheid nog voor de zomer gesprekken te voeren met hun aanstaande studenten. Die kunnen op hun beurt nog van studie wisselen als blijkt dat hun verwachtingen niet overeenstemmen met de werkelijkheid.’ (Bakker, 2011) Uitvalspercentages VMBO-MBO Van de Zorg en Welzijn studenten die in het eerste jaar zijn afgevallen, is bij 30% de reden dat zij een verkeerd beroeps- en opleidingsbeeld hebben. (Sijp, 2011) MBO-HBO In het jaar 2009 werd er nog een P&A, Personeel & Arbeid, opleiding gegeven aan de Hogeschool INHolland, in 2010 is deze opleiding gestopt. Hierbij kan dus niet gekeken worden of er minder uitval is na één jaar. In het eerste jaar zijn de opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) en Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) samengevoegd, dit wordt Sociaal Werk (SW) genoemd. Na het eerste jaar worden deze opleidingen opgesplitst. Aan het uitvalspercentage kan niet afgezien worden waarom de studenten gestopt zijn. Dit kan door een verkeerd beroeps en/of opleidingsbeeld komen, maar ook door andere factoren. In de cijfers is te zien dat bij de opleiding MWD voltijd in 2010-2011 minder studenten zijn gestopt dan het voorgaande jaar. Echter is te zien dat in 2010-2011 het tweede jaar van de MWD duale studenten meer studenten zijn gestopt dan het voorgaande jaar. Ook laten de cijfers zien dat in het eerste jaar bij de SW duale opleiding in 2010-2011 minder studenten zijn gestopt dat in 2009-2010. Bij de SW voltijd opleiding zijn in het eerste jaar meer studenten gestopt dan in 2009-2010. Uit deze cijfers kunnen geen duidelijke conclusies worden getrokken. De uitvalspercentages laten niet zien waarom de studenten zijn gestopt en zijn over een korte periode, namelijk twee jaar. Daarnaast zijn er geen duidelijke verschillen tussen beide schooljaren, het totaal aantal afvallers is beide jaren hetzelfde *. (Min, 2011) In heel Nederland ontwikkelen onderwijsinstanties, al dan niet in samenwerking met elkaar, nieuwe projecten om de schooluitval te verlagen en de aansluiting tussen de verschillende niveaus te *
Zie bijlage 5 voor de uitvalspercentages MBO-HBO.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
16
verbeteren. Wat hier vooral in terug lijkt te komen is het laten aansluiten van de doorstroomcompetenties van de verschillende opleidingen. Ook blijkt bij veel opleidingen het niveau van de vakken Nederlands, Engels en rekenen omhoog te worden gebracht. Dit blijkt ook uit het actieplan van de minister van Onderwijs. (Bijsterveldt, 2011)
3.3 Ethische en juridische aspecten De e-mailadressen van de studenten die aangeschreven worden, zijn verkregen via de deelnemende onderwijsinstellingen*. Er wordt dus gebruik gemaakt van persoonlijke informatie. Het is van belang daar zorgvuldig mee om te gaan, dit is wettelijk verplicht volgens de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De Wbp is opgesteld om personen te beschermen tegen misbruik van hun privacy (privacy wordt omschreven als; het recht om met rust te worden gelaten (Terstegge, 2000)) en dus hun persoonsgegevens. Ook bepaald deze wet tot op welke hoogte persoonsgegevens wél mogen worden gebruikt. De Wbp is opgebouwd vanuit verschillende principes, namelijk; gerechtvaardigde grondslag, doelbinding, proportionaliteit/subsidiariteit, transparantie, geheimhouding, fair play en rechten van de betrokkenen. Kort beschreven betekent het dat men een goede reden moet hebben om de persoonsgegevens te gebruiken. De gegevens mogen alleen voor het doel waarvoor ze verzameld zijn gebruikt worden. De mate van inbreuk op het grondrecht moet evenredig zijn met het belang dat het dient. De betrokkenen moeten op de hoogte zijn van wat er met hun gegevens gebeurd. De persoonsgegevens dienen niet onnodig verspreid te worden. Het gebruiken en verwerken van persoonsgegevens dient op een zorgvuldige manier te gebeuren waarbij bovenstaande wettelijke bepalingen worden nageleefd (Terstegge, 2000). In het onderzoek dat uitgevoerd wordt zijn een groot deel van de bepalingen van de Wbp van toepassing. Het verkregen e-mailbestand zal alleen beschikbaar zijn voor de projectgroep. De geënquêteerden zijn tijdens de 0-meting op de hoogte gebracht dat zij nogmaals benaderd zouden worden via de e-mail om een enquête in te vullen. Voor de geënquêteerde VMBO-MBO studenten geldt dat zij benaderd worden via hun privé e-mailadres aangezien zij geen gebruik maken van een school e-mail. De projectgroep is dan ook van mening dat bij hun een grotere inbreuk op de privacy plaats vind dan bij de groep MBO-HBO die wel een school e-mailadres bezitten. Wanneer gekeken wordt naar de mate van inbreuk op de privacy tegenover de belangen van het onderzoek, lijkt dit gerechtvaardigd. De studenten zijn zelf betrokken bij het onderwerp doordat zij ervaren hebben hoe de doorstroom van VMBO naar MBO of van MBO naar HBO verliep. Door mee te doen aan de enquête krijgen de studenten de mogelijkheid mee te werken aan verbetering van de doorstroming tussen verschillende opleidingsniveaus. In de enquête wordt de studenten gevraagd hun e-mailadres in te vullen voor degenen die een IPod willen winnen. Hierdoor is de enquête niet meer anoniem, dit is echter een keus die de student zelf kan maken. Subsidie Het Platform Beroepsonderwijs (HPBO) is verantwoordelijk voor de monitoring van de innovatiearrangementen in het beroepsonderwijs zoals project de S-factor. Voor de subsidie toewijzing moeten de afgesproken doelen worden behaald. Vooraf wordt 40% van de subsidie uitgekeerd. Halverwege het project, 1 maart 2011, is een tussentijdse rapportage ingediend bij HPBO. Op 19 mei 2011 is een audit uitgevoerd naar aanleiding van dit verslag. Deze audit was positief waarna de tweede 40% subsidie is uitgekeerd. De laatste 20% subsidie wordt uitgekeerd na goedkeuring van de eindrapportage. (Sijp, 2011)
*
Zie bijlage 2 voor de deelnemende onderwijsinstellingen.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
17
3.4 Coachen en begeleiden De interviews worden semigestructureerd afgenomen. Tijdens een semigestructureerd interview liggen de vragen en antwoorden van te voren niet vast, de onderwerpen die in het interview worden besproken wel. Hierdoor dient de interviewer actief te luisteren, samen te vatten en door te vragen (LSD methode). Door de LSD methode toe te passen wordt interesse getoond in de student, waardoor de student wordt uitgenodigd om te vertellen wat hij/zij op dat moment van belang acht. Het gebruik van open vragen is op dat moment van groot belang omdat men dan een informatief antwoord kan krijgen. Gesloten vragen kunnen worden gebruikt om concrete en noodzakelijke informatie te krijgen. Het interview bestaat uit verschillende fases. In elke fase komen andere gesprekstechnieken naar voren, hieronder staat beschreven welke coaching kwaliteiten de interviewer moet beheersen. Opening Tijdens de eerste fase leg je verbinding met de student. Deze verbinding begint wanneer je over de drempel van de interviewruimte stapt. Het is van belang om eerst contact te maken met de student. Door je open, eerlijk en nieuwsgierig (OEN) op te stellen, stel je de student op zijn/haar gemakt. Dit kan door middel van interesse tonen in de student. Deze fase gaat over naar het middengedeelte. Middengedeelte Het contact met de student is gelegd in de opening. In het middengedeelte worden de vragen gesteld die voorafgaand aan het interview zijn opgesteld. Belangrijk tijdens deze fase is dat de interviewer met een leeg hoofd op het juiste moment gaat luisteren en doorvragen. Dit wordt de verwonderfase genoemd. Doordat dit een semigestructureerd interview is liggen de vragen niet allemaal vast. De student wordt losgelaten, en de interviewer volgt het spoor van de student. De interviewer volgt de student, ordent, luistert en vraagt. Er worden open vragen gesteld, om op die manier nog dieper op het onderwerp in te gaan. Tijdens deze fase heeft de interviewer veel informatie gekregen, om te kijken of de informatie klopt kan de interviewer het verifiëren toepassen. Het verifiëren wordt toegepast in de afronding. (Kat, 2011) Afronding Bij het afronden van het interview is het belangrijk dat de onderzoeker een samenvatting geeft. Dit houdt in dat de interviewer in eigen woorden weergeeft wat de essentie is van wat de ander verteld heeft. Dit is niet hetzelfde als herhalen en parafraseren. Bij het samenvatten moet de kern van het gesprek teruggekoppeld worden naar de student zodat gecontroleerd kan worden of de interviewer de antwoorden goed begrepen heeft.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
18
4. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van het praktijkonderzoek besproken. De resultaten zullen beschreven worden aan de hand van het kwantitatief en kwalitatief onderzoek.
4.1 Kwantitatief onderzoek Het kwantitatieve onderzoek bestond uit enquêtes gehouden onder de studenten die de doorstroom van VMBO-MBO en MBO-HBO hebben ondervonden*.
4.1.1 VMBO-MBO, 1-meting met portfolio Onder 49 MBO studenten met een portfolio zijn enquêtes verstuurd, waarvan de projectgroep van drie studenten een onjuist e-mailadres heeft, hierop hebben zes studenten gerespondeerd. Alle respondenten zaten op het VMBO in de sector Zorg en Welzijn en volgden de kaderberoepsgerichte leerweg. Van deze respondenten zijn er drie naar de sector Welzijn gegaan op het MBO, zij volgen PW (Pedagogisch Werk) kinderopvang niveau 4 (één respondent) en niveau 3 (twee respondenten). De andere drie respondenten zijn naar de sector Zorg gegaan op het MBO en volgen de verzorgende-IG opleiding niveau 3. Alle respondenten zitten in het tweede jaar van hun opleiding. De helft heeft nagedacht over een vervolgopleiding, zij willen naar een niveau hoger. De respondenten uit de sector Zorg willen later in het ziekenhuis of in de kraamzorg gaan werken, de respondenten uit de sector Welzijn willen op een kinderdagverblijf gaan werken. Beeld De respondenten hebben met name via familie/vrienden, open dagen, leerling bezoekdagen en voorlichting op het MBO, hun beeld van het MBO gevormd. Dit beeld van de opleiding is sinds het starten van de MBO opleiding voor twee respondenten veranderd. Eén van de respondenten dacht dat het MBO doelgerichter zou zijn, zoals bijvoorbeeld een blok over ouderenzorg, een blok over gehandicapten zorg etc. De ander vindt het MBO erg zelfstandig en had dit niet verwacht van te voren. Het beeld wat de respondenten van het beroep hadden is sinds het starten van het MBO niet veranderd. Alle respondenten vinden het werktempo op het MBO goed bij te houden. Vijf van de respondenten vinden echter wel dat op het MBO veel zelfstandiger wordt gewerkt dan op het VMBO. Daarnaast zegt de helft van de respondenten dat de lesstof niet aansluit op de lesstof van het VMBO. Wel vinden alle respondenten dat de schoolopdrachten anders zijn dan op het VMBO. Daarnaast vinden alle respondenten de lesstof verdiepend en aanvullend. De woorden die op het MBO gebruikt worden, zijn volgens vijf respondenten anders dan op het VMBO. Twee van de respondenten vinden tevens dat de studiebegeleiding op het MBO minder goed is dan op het VMBO. De respondenten uit de sector Zorg denken in hun werk de volgende taken veel te gaan verrichten; huishoudelijke taken, zorgen voor mensen, mensen helpen met lichamelijke problemen, werken met mensen, coördineren/regelen van de zorg, oplossen van onverwachte situaties, observeren en rapporteren. De respondenten uit de sector Welzijn denken in hun werk de volgende taken veel te gaan verrichten; huishoudelijke taken, ondersteunen van mensen, observeren, rapporteren, werken met mensen, organiseren van activiteiten, activiteiten begeleiden en adviseren en voorlichten. Alle drie de respondenten denken weinig te maken te krijgen met problematiek en coördineren/regelen van de zorg. Portfolio Alle respondenten hebben met een portfolio gewerkt op het VMBO, de helft vindt dat deze veel lijkt op het portfolio in het MBO de andere helft vindt dat deze heel anders is dan het portfolio op het MBO. Voor drie respondenten is er niets veranderd tijdens het MBO door het portfolio. Eén respondent wist door het portfolio al veel en had al veel bewijzen, een andere respondent heeft *
Zie bijlage 7-14 voor de enquête vragen en uitslagen.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
19
bepaalde onderdelen op het MBO niet hoeven doen en kreeg verdiepingsopdrachten. De laatste respondent zegt dat op het MBO niets is gedaan met zijn/haar portfolio van het VMBO. Volgens degene die op het VMBO portfolio gesprekken hadden, drie respondenten, worden deze op dezelfde manier gevoerd als op het MBO. Eén respondent had op het VMBO geen portfoliogesprekken en de andere twee respondenten geven aan dat op het MBO veel dieper ingegaan wordt op het portfolio dan op het VMBO. Twee respondenten geven aan dat op het VMBO weinig werd gedaan met hun portfolio. Door het werken met een portfolio op het VMBO, vinden de respondenten het werken met een portfolio op het MBO makkelijker. Het beeld van de opleiding en het beroep is bij de respondenten niet veranderd door het portfolio. Doorstroom Wat betreft de vraag, aan welke doorstroomcompetenties de respondenten hebben gewerkt en of dat op het VMBO of op het MBO was, vallen bepaalde gegevens op. De respondenten geven aan de meeste doorstroomcompetenties van het VMBO te herkennen. Wat opvalt is dat alle respondenten aangeven op het VMBO niet aan de doorstroomcompetentie ‘zelfstandig leren en reflecteren’ te hebben gewerkt De doorstroomcompetenties waarvan ook door enkelen wordt aangegeven dat ze daar op het MBO aan hebben gewerkt zijn: flexibiliteit (drie), zelfstandig leren en reflecteren (zes), dienstverlenend vermogen (drie), loopbaan leren (drie), vakdeskundigheid toepassen (vijf), materialen en middelen inzetten (vier).. Over de vraag of de respondenten veel tot weinig aan praktische schoolopdrachten hebben gewerkt lopen de antwoorden zeer uiteen. Deze opdrachten hebben betrekking op huishoudelijke taken, hulp bieden aan cliënten, eerste hulp of het ondersteunen bij activiteiten. Alle antwoorden lopen uiteen tussen ‘zeer weinig’ naar ‘zeer veel’. Bij de vraag of het beeld van de opleiding is veranderd door het werken met deze opdrachten, lopen de antwoorden ook eveneens zeer uiteen. Alleen bij het antwoord ‘hulp bieden aan cliënten’ word geantwoord met veel en zeer veel. Geen van de respondenten is gestopt met de opleiding.
4.1.2 VMBO-MBO, 1-meting zonder portfolio Onder 104 leerlingen die niet met een portfolio hebben gewerkt is de enquête verstuurd. Hiervan hebben veertien leerlingen gereageerd en de enquête ingevuld. Onder de aangeschreven leerlingen bleken drie e-mailadressen niet meer actief. De leerlingen die de enquête hebben ingevuld komen vanuit de VMBO richting Zorg en Welzijn (zeven), maar ook van Economie (één), Groen (twee), gemengd (twee) en andere (twee). Zij volgden daarbij de theoretische leerweg (zeven), gemengde leerweg (drie), kaderberoepsgerichte leerweg (twee) of de basisberoepsgerichte leerweg (twee). Momenteel volgen zij uiteenlopende opleidingen binnen het kader Zorg en Welzijn. De meerderheid volgt PW kinderopvang niveau 4 (vijf) of niveau 3 (twee). De meesten zitten in het tweede leerjaar (elf), degenen die in het eerste leerjaar zitten geven aan dat ze overgestapt zijn naar een andere opleiding. De meesten denken wel na over een vervolgopleiding. De respondenten die een zorgopleiding volgen kiezen voor een aansluitende zorgopleiding; verzorgende IG niveau 3 (één), MBO verpleegkunde niveau 4 (één) of HBO verpleegkunde niveau 5 (drie). Binnen Welzijn kiezen de respondenten ook voor een vervolgopleiding die aansluit op de huidige opleiding; HBO psychologie (drie) of pedagogiek (één), MMZ niveau 4 (Medisch Maatschappelijke Zorg) (twee), PW kinderopvang niveau 4 (één). respondenten die een zorgopleiding volgen en hebben nagedacht over een vervolgopleiding geven aan in het ziekenhuis (drie) te willen werken of de gehandicaptenzorg (één). Onder de Welzijn respondenten wil men graag in de opvang voor kinderen werken (vier) of de verslavingszorg (twee), gehandicaptenzorg is minder populair (één).
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
20
Werktempo Het werktempo op het MBO vindt het merendeel goed bij te houden (tien), zij vinden allen op één na, dat er op het MBO zelfstandiger wordt gewerkt dan op het VMBO. De meeste respondenten vinden dat de studiebegeleiding door docenten op het MBO minder goed is (tien),ander gaven aan dat ze het hetzelfde (twee) of beter (twee) vinden. Het beeld van de opleiding is onder andere gebaseerd op; open dagen (acht), op verhalen van familie en vrienden (zes), op respondent bezoekdagen (vier), door voorlichting op het VMBO (vijf) en door internet (vijf). Bij drie respondenten is het beeld wat ze hadden van de opleiding veranderd sinds ze op het MBO zitten. Hierbij geven ze aan dat het te maken heeft met de mate van theorie/praktijk. Eén respondent geeft aan dat het volgens haar de leraren op het MBO niet veel kan schelen of je slaagt, terwijl dit op het VMBO wel zo is. Beeld Het beroepsbeeld van de respondenten die een zorgopleiding volgen is zeer uiteenlopend. Dit komt ook overeen met het opleidingsniveau, dit varieert van niveau 2 tot en met niveau 4 wat de verschillen in het beroepsbeeld kan verklaren. Dit zijn namelijk ook echt wezenlijke verschillen. De Welzijn respondenten hebben een eenduidiger beroepsbeeld. De helft denkt dat ze veel huishoudelijke taken zullen doen, acht respondenten denken dat ze veel mensen met sociale problematiek zullen ondersteunen en zeven respondenten denken veel te adviseren en voorlichten. Op één respondent na denken ze dat ze veel bezig zullen zijn met; het coördineren van zorg, observeren, rapporteren, organiseren van activiteiten en activiteiten begeleiden. Het beeld van het beroep waarvoor de respondent wordt opgeleid is bij drie respondenten veranderd. De toelichtingen die de respondenten hierbij geven sluiten echter niet aan op de vraag. ‘Het is veel moeilijker dan ik had verwacht, de theorie is moeilijker dan de praktijk, hier moet meer naar gekeken worden.’ ‘Ik moest juist naar pedagogisch medewerker omdat ik niet terecht kon bij onderwijsassistent. Ik kon hier niet terecht omdat ik veel moeite heb met rekenen wat voor deze opleiding echt een probleem was, nu krijg ik ook ineens rekenen bij pedagogisch medewerker.’ ‘Ik dacht met het begin: o, dat diploma haal ik wel even. Maar je moet overal een bewijs voor hebben. Op het VMBO hoefde dat nooit.’ Doorstroom Wat betreft de vraag aan welke doorstroomcompetenties de respondenten hebben gewerkt en of dat op het VMBO of op het MBO was, vallen bepaalde gegevens op. Het meeste wordt gewerkt aan alle doorstroomcompetenties op het MBO. De doorstroomcompetenties waarvan ook door enkelen wordt aangegeven dat ze daar op het VMBO aan hebben gewerkt zijn: onderzoeken (vijf), presenteren (vijf), doorzettingsvermogen (drie), met druk en tegenslag omgaan (twee), plannen en organiseren (twee), initiatief nemen (twee). Wat opvalt is dat de doorstroomcompetentie ‘loopbaan leren’ niet wordt aangegeven als ‘aan gewerkt op het VMBO’. Het merendeel van de respondenten geeft aan niet of zeer weinig met de praktische schoolopdrachten bezig te zijn geweest tijdens het VMBO. Het gaat hierbij om opdrachten met betrekking tot huishoudelijke taken, hulp bieden aan cliënten, eerste hulp of het ondersteunen bij activiteiten. Er heerst echter verdeeldheid over de vraag: ‘In hoeverre heb je een beter beeld van de opleiding gekregen doordat je aan deze opdrachten hebt gewerkt?’ De antwoorden zijn verdeeld van ‘niet’ tot en met ‘zeer veel’. Alleen wat betreft de vraag ‘opdrachten met betrekking tot het ondersteunen bij activiteiten’ wordt door de helft (zeven) aangeduid met ‘veel’ en ‘zeer veel’. Twee van de veertien respondenten zijn gestopt met de opleiding. Eén van hen is overgestapt naar laboratoriumtechniek, de ander is van zorg overgestapt naar Welzijn. De respondent die naar laboratoriumtechniek is overgestapt geeft als reden dat dit van de docenten moest. De respondent die overgestapt is naar Welzijn geeft hiervoor geen reden. Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
21
4.1.3 MBO-HBO, 1-meting De 1-meting is gedaan onder de HBO studenten die in 2010-2011 aan hetzelfde onderzoek hebben mee gewerkt. In dit onderzoek was de respons vijftien van de 26 studenten. In overleg met de opdrachtgever is er besloten om de gehele groep studenten nogmaals te ondervragen en hierbij ook de non-responders te gebruiken. Uiteindelijk bevinden zich onder de respondenten alleen studenten die in het vorige onderzoek ook hebben meegewerkt. Om een vergelijking mogelijk te maken, is er gebruik gemaakt van het extrapoleren van de uitslagen. Hierbij is de vermenigvuldiging met 2,5 gebruikt om de waardes van dit jaar met die van 2010-2011 gelijk te krijgen. De respondenten volgen hun studie in de sector Welzijn. Vier respondenten doen nu MWD en twee respondenten doen de opleiding SPH. De vooropleiding op het MBO zijn erg gevarieerd en te vergelijken met het onderzoek uit 2010-2011. Werktempo De respondenten zijn nu 1jaar bezig met hun opleiding. Eén van de zes respondenten geeft aan dat het werktempo te hoog ligt op het HBO. In het onderzoek uit 2010-2011 gaven vier respondenten van de vijftien aan dat het werktempo te hoog lag. In verhouding geven nu dus minder respondenten aan dat het werktempo te hoog ligt, namelijk drie. Zelfstandigheid Vier van de zes respondenten geven aan dat er op het HBO zelfstandiger gewerkt wordt dan op het MBO. In verhouding geven minder respondenten aan dat het HBO zelfstandiger is, namelijk tien tegenover dertien vorig jaar. Beeld Drie van de zes respondenten geven aan dat het beeld van de opleiding veranderd is, in verhouding is dit meer dan in 2010-2011, namelijk acht in plaats van vijf respondenten. Op de vraag wat er veranderd is aan het beeld van de opleiding werd er als volgt geantwoord; Erg moeilijk -veel zelfstandig- de hulp die je vraagt, word niet goed beantwoord De werkvelden waarin ik kan werken. De lesstof die gegeven wordt. Ik dacht dat het meer inging op kinderen. Het grotendeel van de respondenten geven aan dat het beeld van het beroep waar zij voor opgeleid worden na één jaar opleiding niet is veranderd, dit is in verhouding gelijk aan het onderzoek uit 20102011. Eén respondent geeft aan dat het beeld van het beroep is veranderd, dit door het stagelopen, de respondent heeft hierbij bemerkt dat het werkveld breder is dan verwacht. In verhouding is dit gelijk gebleven aan het vorige onderzoek. Meerwaarde Op de vraag wat de meerwaarde is van een HBO opleiding is door de respondenten verdeelder gereageerd dan in het vorige onderzoek. Waar in het vorige onderzoek door tien respondenten werd aangegeven dat de meerwaarde zat in het omgaan met complexere situaties, geven nu in verhouding vijf respondenten dit aan. Alle doorstroomcompetenties zijn door de respondenten benoemd. De meerwaarde van de HBO-opleiding tijdens het werk wordt nog steeds gezien als het hebben van meer carrièremogelijkheden, namelijk door alle respondenten. In de overige antwoorden zijn geen verschuivingen te zien in vergelijking met het onderzoek uit 2010-2011. Toekomst Alle respondenten willen na de opleiding gaan werken, één wil dat combineren met leren. In verhouding tot het vorige onderzoek is dit hetzelfde gebleven. De redenen die de respondenten aangeven dat ze willen gaan werken, zijn; na de MBO opleiding dan ook het HBO behaald, dan is er lang genoeg geleerd en is het doel behaald. Ook wordt er aangegeven; Dan ben ik klaar om te werken.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
22
4.1.4 MBO-HBO, 0-meting Onder 47 HBO studenten, die zijn doorgestroomd vanuit het MBO, is een online enquête verstuurd. Hierop was een respons van zeventien respondenten. De respondenten komen van verschillende vooropleidingen. De respondenten volgen twee verschillende HBO opleidingen: MWD (zeven) en SPH (tien). Elf respondenten zitten in het eerste jaar en zes in het tweede jaar van hun opleiding. Drie respondenten geven aan door te willen studeren na het afronden van de HBO opleiding. Beeld Het beeld dat de respondenten hebben van hun HBO opleiding is gevormd door verschillende bronnen. Met name open dagen, het internet, familie/vrienden en voorlichting van een HBO student hebben bijgedragen aan het vormen van een beeld van de HBO opleiding. Drie respondenten geven aan dat het beeld wat ze hadden van de HBO opleiding is veranderd sinds ze de opleiding volgen. Geen enkele respondent geeft aan dat het beeld van het beroep is veranderd sinds ze met de opleiding zijn gestart. Op het MBO zijn een aantal doorstroomactiviteiten georganiseerd voor de respondenten. Op de vraag of de doorstroomactiviteiten invloed hebben gehad op het beeld wat de respondenten hadden van de opleiding, geven negen respondenten aan dat de voorlichting van een HBO student tijdens de MBO opleiding invloed heeft gehad op de vervolgopleiding. Een grote groep respondenten geeft aan niet gewerkt te hebben aan de volgende doorstroomactiviteiten. Aan het proefstuderen op het HBO hebben tien respondenten van de zeventien niet meegewerkt, aan het project ‘Wat is een goede hulpverlener?’ hebben elf respondenten van de zeventien niet meegewerkt en aan het aanleggen van een showdossier hebben tien respondenten van de zeventien niet meegewerkt. Meer dan de helft vindt het werktempo op het HBO goed bij te houden. Acht respondenten vinden echter dat het werktempo hoger ligt als verwacht. Over de mate van zelfstandigheid zegt meer dan de helft dat het gelijk is aan de verwachtingen. Daarnaast geven twaalf respondenten aan dat de lesstof van het MBO goed aansluit op het HBO. Bijna alle respondenten vinden de lesstof verdiepend en aanvullend. Over de studiebegeleiding zijn bijna alle respondenten tevreden, tien respondenten geven aan dat het beter is dan op het MBO en zes respondenten geven aan dat het hetzelfde is als op het MBO. Portfolio Alle respondenten hebben met een portfolio gewerkt op het MBO. Wat betreft de vraag aan welke doorstroomcompetenties de respondenten hebben gewerkt en of dat op het MBO of op het HBO was vallen bepaalde gegevens op. De doorstroomcompetenties waarmee veel of zeer veel is gewerkt op het MBO zijn; ‘met anderen (projectmatig) kunnen samenwerken’ (zeventien), ‘initiatieven nemen’ (veertien), ‘zelfreflectie’ (veertien) en ‘zelfvertrouwen ontwikkelen’ (dertien). Wat opvalt is dat twaalf respondenten aangeven weinig of zeer weinig gewerkt te hebben met de doorstroomcompetentie; ‘mee kunnen in een hoger tempo’. Op het HBO wordt bij bijna alle doorstroomcompetenties aangegeven dat er veel of erg veel mee wordt gewerkt. Bij twee doorstroomcompetenties geven vijf respondenten aan dat er weinig mee wordt gewerkt, dit zijn; ‘hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden’ en ‘naast concreet ook abstract kunnen denken’. Meerwaarde Op de vraag: ‘Wat een meerwaarde is van een HBO opleiding’ geven de respondenten uiteenlopende antwoorden. Respondenten konden meerdere antwoorden aanvinken. Vier antwoorden die het meest opvallend zijn; de maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt vergroot (elf), ik probleemgerichter leer denken in complexere situaties (tien), ik kritischer leer denken (tien) en ik beter in staat ben om in meer complexere situaties hulp te verlenen (negen).
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
23
Wat betreft de vraag: ‘Wat een meerwaarde is van een HBO opleiding tijdens je werk’ geven de respondenten aan; ‘meer carrière mogelijkheden’ (vijftien), ‘in een gespecialiseerde setting kunnen werken’ (elf) en ‘meer geld kunnen verdienen’ (negen) als een meerwaarde te zien. Geen enkele respondent geeft hierbij aan dat meer status hebben een meerwaarde is van een HBO opleiding. Onder de respondenten bevonden zich geen respondenten die voortijdig gestopt zijn met de opleiding. Hierdoor is er geen antwoord te geven op de vraag wat de reden is van de uitvallers om te stoppen met de opleiding.
4.2 Kwalitatief onderzoek Het kwalitatieve onderzoek bestond uit interviews met eerstejaars MBO-studenten die de doorstroom van VMBO-MBO hebben ondervonden*. Onderzoeksgroep Er zijn totaal 38 leerlingen van het Horizon college te Alkmaar en Hoorn geïnterviewd. Het gaat hierbij om twaalf leerlingen die de opleiding Helpende Zorg en Welzijn niveau 2 volgen, twaalf studenten uit het basisjaar van de opleiding Verzorgende/Verpleegkundige niveau 3/4, drie leerlingen van Pedagogisch medewerker niveau 4, zeven studenten van Pedagogisch medewerker niveau 3 en vier studenten van Pedagogisch medewerker niveau 4. Twee geselecteerde studenten hebben niet kunnen deelnemen aan het interview vanwege ziekte. Een van hen werd vervangen door een leerling vanuit dezelfde opleiding met dezelfde achtergrond. Eén leerling bood zich vrijwillig aan om geïnterviewd te worden aangezien zijn groepsgenoten uitgenodigd waren. Alle geïnterviewden zijn eerstejaars studenten. Het merendeel van deze groep heeft op het VMBO met portfolio gewerkt, namelijk 32 studenten. Ook heeft het merendeel, 22 studenten, op het VMBO voor de sector Zorg en Welzijn gekozen. Van de twaalf geïnterviewde helpenden in opleiding kwamen vijf vanuit de VMBO sector uiterlijke verzorging. De reden dat deze studenten toch voor een Zorg en Welzijn opleiding hebben gekozen, is dat ze geen (vereiste) stageplaats konden vinden binnen de sector Uiterlijke verzorging. De opleiding Helpende Zorg en Welzijn was hun tweede keus. Opleidingsbeeld Een groot deel van de geïnterviewde studenten hebben hun opleidingsbeeld gebaseerd op open dagen of meekijkdagen, informatie van familie en vrienden of van de docent of decaan van het VMBO. Voor de meeste geïnterviewde studenten is het duidelijk wat de opleiding inhoudt en geven aan dat hun opleidingsbeeld tot nu toe klopt. Echter voor de geïnterviewde studenten van Helpende Zorg en Welzijn niveau 2 blijkt dit niet zo te zijn. Zo zegt een leerling: ‘Dat ik zoveel weken stage moet lopen en, ja, dat je mensen moest wassen, dat wist ik helemaal niet … ik heb in ieder geval aangegeven dat ik dat echt niet wil gaan doen.’ Ook geven meerdere studenten aan dat hun keuze gemaakt is vanuit hun toekomstbeeld. Een aantal wil bijvoorbeeld graag met kinderen werken en kiest vanuit dat idee een opleiding waarmee dat kan. Zij geven veelal aan zich niet verder in de opleiding zelf verdiept te hebben. ‘Ze maken het beeld leuker dan dat het is, het is helemaal niet zo leuk als dat ze zeggen.’ Ze legt dit als volgt uit: ‘Tijdens een meeloop dag kreeg je allemaal leuke lessen. Nu zit je hier en zie je daar niks meer van terug.’ Van de geïnterviewde studenten die gevraagd zijn of ze dankzij het portfolio en/of de doorstroomactiviteiten hun opleidingsbeeld hebben bijgesteld, beantwoordden veel dit ontkennend.
*
Zie bijlage 15 voor de interview vragen.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
24
Beroepsbeeld De geïnterviewde studenten die nu de opleiding Helpende Zorg en Welzijn niveau 2 volgen hebben allen de wens om door te leren. Zij lijken dan ook niet zozeer aan een toekomst als ‘helpende’ te denken maar meer aan een toekomst die ze na hun vervolgopleiding(en) zullen hebben. Hierdoor vinden ze het moeilijk om aan te geven welke taken ze als Helpende Zorg en Welzijn zouden gaan uitvoeren. Dit blijkt echter ook zo te zijn voor de studenten die nu een opleiding volgen die wel leidt tot het gewenste beroep. Zij geven aan dat ze verwachten hier meer inzicht in te krijgen door middel van het lopen van stages. Een groot deel van alle geïnterviewde studenten geeft ook aan door te willen leren na de huidige opleiding. Hun motivatie hierbij was uiteenlopend. Een groot deel bereikt pas het gewenste beroep na doorleren op een hoger niveau, enkelen vinden zichzelf te jong om te gaan werken na behalen van de huidige opleiding. ‘Ik wil straks niet op mijn twintigste al werken, dan kan je beter nog even doorleren waardoor je een betere baan kan krijgen.’ Competenties De ervaringen van de geïnterviewde studenten met de competenties op het VMBO zijn zeer uiteenlopend. De geïnterviewde studenten die niet met een portfolio hebben gewerkt op het VMBO herkennen de competenties niet. Studenten die de competenties wel herkennen hebben hier uiteenlopende ervaringen mee. Een aantal studenten geeft aan alle competenties te herkennen en hier ook aan gewerkt te hebben. Een ander deel geeft aan ze te herkennen van het VMBO, maar slechts aan een paar gewerkt te hebben. Hierbij is het zo dat, wanneer met elkaar vergeleken, de geïnterviewde studenten uit Alkmaar de competenties minder vaak herkennen dan de geïnterviewde studenten uit Hoorn. Portfolio VMBO De ervaringen van de geïnterviewde studenten met het portfolio zijn wisselend. Wat hierbij met name opvalt, is het verschil in het gebruik van het portfolio tussen de locaties van het Horizon College. De geïnterviewde studenten uit Alkmaar geven veelal aan dat op het VMBO niet veel met het portfolio is gedaan. Enkele geven aan dat er weinig uitleg werd gegeven of er werd niet meer door docenten naar gekeken. Geïnterviewde studenten uit Hoorn geven meer dan de studenten uit Alkmaar aan dat er portfolio gesprekken plaatsvonden. De inhoud van deze gesprekken bestond volgens hen uit het inhoudelijk controleren van het portfolio, of alles er wel inzat. Wanneer de geïnterviewde studenten, zowel uit Alkmaar als Hoorn, gevraagd werd of zij voordeel zagen in het VMBO portfolio werd dit veelal ontkennend beantwoord. Enkelen zagen wel een voordeel, zij gaven aan dat ze het prettig vinden om inzicht te hebben in hun eigen groei en dit ook aan anderen te kunnen laten zien. Wanneer de geïnterviewde studenten gevraagd werd of ze door het werken met het VMBO portfolio nu makkelijker met het MBO portfolio kunnen werken gaf het merendeel echter een bevestigend antwoord. Met name in de opleiding Helpende Zorg en Welzijn niveau 2 zitten veel studenten die op het VMBO een andere sector gekozen hebben dan zorg en welzijn. Deze studenten geven aan dat voor hen het portfolio wat betreft beroepstaken niet aansluit. Het lijkt wel zo te zijn dat ze met dezelfde doorstroomcompetenties hebben gewerkt. Portfolio MBO Wanneer studenten komen voor het intake gesprek wordt hen naar hun portfolio gevraagd. De geïnterviewde studenten die hun portfolio hebben meegenomen vanuit het VMBO, geven aan deze daarbij te hebben laten zien. Enkele studenten geven aan dat hun portfolio nog op het VMBO ligt, het maakt volgens hen niet veel uit. Eén leerling zegt hierover het volgende: ‘Je kon je portfolio meenemen om te laten zien wat je allemaal hebt gedaan, maar dat was geen verplichting. Mijn portfolio heb ik nooit terug gezien aangezien er een brand was op mijn oude school.’ Met name de geïnterviewde studenten uit Alkmaar geven aan dat sinds het intakegesprek niets meer
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
25
met het portfolio is gedaan. Wel is hen duidelijk dat dit ergens in de komende periode gaat gebeuren. Het merendeel van de studenten uit Hoorn geeft aan (net) gestart te zijn met het MBO portfolio, ze geven aan dat er meer in moet dan op het VMBO. Een deel geeft aan al portfoliogesprekken te hebben gehad. Enkele studenten geven aan dat ze binnenkort het VMBO portfolio naast het MBO portfolio gaan leggen en gaan kijken wat overgenomen kan worden. Ook wordt door een aantal aangegeven dat, wanneer zij hun VMBO portfolio in orde zouden hebben, ze op het MBO dingen over konden slaan. Dit is nog niet duidelijk of blijkt niet zo te zijn volgens de studenten. Beleving van overstap VMBO-MBO Alle studenten geven aan dat op het MBO zelfstandiger wordt gewerkt dan op het VMBO. Hoe zij hierover denken is echter verschillend. Sommigen vinden het prettig, ze kunnen bepaalde taken sneller doen en voor andere taken juist meer tijd nemen. Anderen vinden het niet prettig, zij geven aan het moeilijk te vinden die zelfdiscipline op te brengen. Twee studenten geven aan op het VMBO al zelfstandig gewerkt te hebben en er daarom nu geen moeite mee te hebben. De studenten die moeite hebben met de zelfstandigheid geven aan dat ze op het VMBO veel begeleiding en controle kregen. Enkelen van hen geven aan op het VMBO beter voorbereid te willen worden op de zelfstandigheid die verlangd wordt op het MBO ‘Op het VMBO zaten leraren meer achter je aan, nu is het je eigen zaak dat je dingen op tijd inlevert.’ ‘Of ik ben te onzelfstandig of ze gaan er teveel van uit dat je alles al zelf kan.’ Hoewel veel studenten aangeven moeite te hebben met de hoge mate van zelfstandigheid, vinden de meesten het werktempo goed bij te houden. Ze geven aan dat het werktempo gelijk of hoger ligt dan op het VMBO. Volgens de geïnterviewde studenten die op het VMBO voor de sector Zorg en Welzijn hebben gekozen is er in de eerste maanden van de opleiding een overlap in lesstof. Deze studenten ervaren dit als positief, zo leren ze dit nog beter. De studenten die vanuit een andere sector komen geven aan dat de lesstof niet aansluit. Ze ervaren dit echter niet als een probleem doordat er op een dergelijk niveau wordt gestart waarbij zij gemakkelijk kunnen aansluiten.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
26
5. Bevindingen In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit de verschillende soorten onderzoeken vergeleken en besproken aan de hand van drie hoofdpunten; enquêtes, doorstroom, beroeps- en opleidingsbeeld. Deze hoofdpunten zijn voortgekomen uit het literatuuronderzoek en het praktijkonderzoek. Enquêtes Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat met verschillende aspecten rekening gehouden dient te worden om de non-respons zo laag mogelijk te houden. Bij het versturen van de enquêtes is hier rekening mee gehouden. In de onderzoeken tijdens het schooljaar 2010-2011 bleek de non-respons ook hoog te zijn. De aanbevelingen die de projectgroep uit 2010-2011 hierover heeft gedaan heeft de projectgroep deels kunnen doorvoeren. Opvallend is dat dit alles niet heeft geresulteerd in een hoge respons, de non-respons onder de verschillende onderzoeksgroepen was erg hoog. Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat om de betrouwbaarheid van een onderzoek te kunnen testen moet het onderzoek herhaalbaar zijn. Leidt het dan tot dezelfde resultaten dan is het onderzoek betrouwbaar. Tijdens de interviews bleek dat de vragen uitgelegd moesten worden of verduidelijkt. Het lijkt zo te zijn dat de vragen te moeilijk waren voor de doelgroep. Er wordt dan ook verwacht dat een herhaling van het kwantitatief onderzoek, waarin verbeteringen zijn doorgevoerd, niet dezelfde uitslagen zal geven. Dit gedeelte van het onderzoek is hierdoor als onvoldoende valide bestempeld en er zijn geen conclusies getrokken uit dit gedeelte. De projectgroep denkt dat dit ook bij de doelgroep VMBO-MBO in 2010-2011 het geval is geweest. Doorstroom Uit de interviews is gebleken dat zelfstandigheid voor de MBO student een belangrijk onderwerp is. Een aantal van hen gaf aan de vrijheid om zelf keuzes te maken erg prettig te vinden, anderen daarentegen gaven aan hier veel moeite mee te hebben. Zo lijkt het ook dat de meeste studenten op het VMBO niet zelfstandig leren werken terwijl dit op het MBO wel direct van de student verwacht wordt. Het werktempo is volgens de meeste geïnterviewden wel bij te houden, ondanks dat dit volgens hen hoger ligt dan op het VMBO. Uit de interviews is gebleken dat de lesstof op het MBO niet altijd aansluit op die van het VMBO. Voor sommige studenten overlapt de lesstof elkaar, voor anderen ontbreekt er een stuk. Dit kwam ook naar voren in de enquêtes. De overlapping in lesstof werd door de meeste geïnterviewden niet als hinderlijk ervaren, maar juist als verbreding. De respondenten van de 0-meting op het MBO-HBO geven aan dat er veel of erg veel met de doorstroomcompetenties wordt gewerkt. Het lijkt erop dat de lesstof van het MBO aansluit op die van het HBO, waarbij wordt aangegeven dat de lesstof verdiepend en aanvullend is. Beroeps- en opleidingsbeeld Het valt op dat de respondenten van de 1-meting op het MBO-HBO in vergelijking met het onderzoek uit 2010-2011 minder vaak aangeven dat het werktempo te hoog ligt en er teveel zelfstandigheid wordt gevraagd. Dit geldt ook voor het beroeps- en opleidingsbeeld. De respondenten van de 1-meting geven aan dat zij een beter beroeps- en opleidingsbeeld hebben nu zij één jaar verder zijn in de opleiding. In de 0-meting valt het op dat er een kleine groep mee heeft gedaan aan de doorstroomactiviteiten. Volgens deze respondenten hebben zij wel een goed beroeps- en opleidingsbeeld, dit is tegenstrijdig met de bevindingen van de 1-meting. In de interviews viel op dat vooral bij de opleiding Helpende Zorg en Welzijn het beeld van de opleiding en het beroep niet altijd overeen kwamen met de realiteit. De keuze voor deze opleiding was volgens een aantal geïnterviewden met name een tussenstap doordat zij met hun niveau niet direct in de gewenste opleiding konden instappen. In het literatuuronderzoek is het project VM2 besproken. Door dit project kan een leerling na zijn VMBO diploma nog een jaar op dezelfde school blijven leren en daarmee zijn MBO niveau 2 diploma halen. Dit project lijkt goed aan te sluiten op bovenstaande. Leerlingen van het VMBO zouden door middel van deze opleidingsvorm kunnen gaan voldoen aan het gewenste niveau, zonder een opleiding te hoeven volgen waar zij zichzelf niet verder mee zien werken. Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
27
6. Conclusie Na alle bevindingen te hebben beschreven kunnen er conclusies worden getrokken en aanbevelingen worden gedaan. Deze worden beschreven aan de hand van de onderzoeksvraag; In hoeverre draagt een kwantitatief vervolgonderzoek en een kwalitatief onderzoek onder VMBOMBO-HBO studenten bij aan de interventies van het project de S-factor? Uit het onderzoek blijkt dat het kwantitatief onderzoek weinig bijdrage heeft kunnen leveren aan de interventies van het project de S-factor. Het onderzoek bleek onvoldoende valide te zijn om de resultaten te kunnen gebruiken. Ondanks de ingezette interventies bleek de non-respons onder de verschillende onderzoeksgroepen te hoog. Daarbij bleek tijdens de interviews dat de studenten de vragen regelmatig niet begrepen, dit kan er op duiden dat de enquête niet goed te begrijpen was voor deze doelgroep. De vraag is dan ook of degene die de enquête wel hebben ingevuld, de enquête begrepen en ook juist ingevuld hebben. Wanneer wordt besloten een vervolgonderzoek te houden, zal overwogen moeten worden de vragen van de enquête toch aan te passen. Hierdoor zal het onderzoek niet meer te vergelijken zijn met de vorige onderzoeken, maar zal de uitslag wel een reëel beeld weergeven. Het kwalitatieve onderzoek kan inzicht geven in welke interventies succesvol zijn gebleken. Het gebruik van het portfolio op het VMBO heeft er voor studenten voor gezorgd dat zij een beter inzicht hebben gekregen in hun studiekeuze. Daarnaast werd aangegeven dat de ervaring van werken met het portfolio, het werken hiermee op het MBO makkelijker heeft gemaakt. Uit het onderzoek bleek een groot verschil te zitten in het gebruik van het portfolio op de verschillende onderwijsinstellingen. In de regio Hoorn bleek meer gebruik van het portfolio te worden gemaakt dan in de regio Alkmaar. De begeleiding bij het gebruik van het portfolio op het VMBO wordt als erg wisselend ervaren, net als het gebruik van het portfolio bij de start van de MBO opleiding. Iedere school lijkt hier zijn eigen invulling aan te geven. Continuïteit in het gebruik van het portfolio en de doorstroomactiviteiten zouden de interventies meer toereikend kunnen maken. Hierbij moet worden gedacht aan het gebruik en de begeleiding op het VMBO, de toepassing hiervan op het MBO en de doorstroomactiviteiten naar het HBO.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
28
7. Aanbevelingen Op basis van het onderzoek dat de projectgroep heeft uitgevoerd zijn een aantal aanbevelingen gedaan. Hierbij is onderscheidt gemaakt tussen de aanbevelingen voor een vervolgonderzoek en inhoudelijke aanbevelingen. Deze zullen hieronder beschreven worden. Onderzoek Enquête vragen aanpassen 1-meting De enquête vragen zullen beter aangepast moeten worden aan de doelgroep. Door het aanpassen van de vragen zal er geen vergelijking meer kunnen worden gemaakt met de vorige onderzoeken. Wel zal de validiteit van het onderzoek groter worden. Gezien het feit dat de validiteit van de vorige onderzoeken betwijfeld kan worden, is het raadzaam deze vergelijking niet meer te maken. 0-meting Daarnaast is aan te bevelen om bij een nieuwe 0-meting de enquête vragen aan te passen met behulp van onderzoeksliteratuur voor betere vraagstellingen. Tijdens het huidige onderzoek was dit niet wenselijk vanuit de opdrachtgever, waardoor de enquêtevragen uit het onderzoek 2010-2011 gebruikt dienden te worden. Hierdoor konden de vragen niet specifieker of uitgebreider gesteld worden, wat nadelig kan zijn voor het onderzoek. Enquêtes tijdens schooluren laten invullen Wanneer de enquêtes persoonlijk worden afgenomen onder schooltijd, zal de respons hoger zijn. De studenten worden dan geactiveerd en de vrijblijvendheid van de enquête via de e-mail verdwijnt hiermee. Vervolgonderzoek anders structureren Wanneer het onderzoek herhaald wordt is het aan te raden te beginnen met het kwalitatief onderzoek, zodat er beter zicht is op de aansluiting van de vragen op de verschillende doelgroepen. Het kwalitatief onderzoek zal de onderzoekers beter inzicht geven. Inhoudelijke aanbevelingen voor het project de S-factor Interventies beter implementeren Uit het kwantitatief en kwalitatief onderzoek is gebleken dat op dit moment verschillend wordt omgegaan met de interventies die de S-factor gesteld heeft. Sommige onderwijsinstellingen gebruiken het portfolio niet, sommige gebruiken het gedeeltelijk en sommigen stellen het verplicht. Eenduidigheid wat betreft het portfolio op de verschillende onderwijsinstellingen wordt dan ook aanbevolen. De doorstroomactiviteiten zijn vrijblijvend voor de leerlingen, ondanks dat zou dit wel meer gepromoot kunnen worden. VM2 Uit dit onderzoek is het project VM2 naar voren gekomen als een zeer goed initiatief vanuit de overheid. Op dit moment is VM2 nog niet in heel Nederland ingevoerd. De projectgroep adviseert om VM2 te gaan onderzoeken als interventie van het project de S-factor. Hierdoor kunnen leerlingen eerder een opleiding kiezen die zij ook daadwerkelijk willen volgen en waarvan zij later ook het beroep willen uitvoeren. De schooluitval zou hiermee verlaagd kunnen worden.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
29
8. Discussie en evaluatie Het onderzoek naar het project de S-factor is voor ons (de projectgroep) zeer interessant geweest. Aangezien wij zelf overgestapt zijn van MBO naar HBO past dit onderwerp goed bij ons. Wij kunnen ons nog goed herinneren dat wij met een bepaald beroeps- en opleidingsbeeld aan de HBO-V opleiding begonnen en hoe dit tijdens de opleiding is veranderd. Onze ervaring is dat je aan het begin van de opleiding nooit volledig op de hoogte kan zijn van wat de opleiding precies van je vraagt. Het viel ons tijdens het onderzoek op dat leerlingen aangaven dat voorafgaande aan de opleiding een mooier beeld werd geschetst dan het uiteindelijk bleek te zijn. Vanuit onze eigen ervaringen kunnen wij dit beamen. Het lijkt zo te zijn dat scholen en hogescholen een rooskleuriger beeld van de opleiding creëren om leerlingen te trekken. Wij begrijpen dat dit nodig is om leerlingen enthousiast te maken voor een opleiding. Het kan echter zo zijn dat zij op deze wijze een vertekend beeld creëren van een opleiding. Wij denken dat dit tot een verkeerde keuze van de leerling zou kunnen leiden. Over het portfolio kunnen wij niet uit eigen ervaring meepraten, dit is na onze tijd ingevoerd. De VMBO-MBO leerlingen werken hierbij aan doorstroomcompetenties, wat ons hier persoonlijk aan opviel was dat een deel van deze doorstroomcompetenties algemene burgereigenschappen zijn. Hierbij reist de vraag, die momenteel ook in de politiek speelt, wie is verantwoordelijk voor de opvoeding van de kinderen/leerlingen? Zijn dit de ouders of de scholen? Dit is een interessant vraagstuk wat voortvloeit uit ons project. Proces De samenwerking met de opdrachtgever tijdens het project is goed verlopen. De opdrachtgever was erg betrokken en de projectgroep kon altijd terecht met vragen. Elke week was er een vergadering met de opdrachtgever, hierdoor kon de projectgroep snel terecht met vragen en kregen ze gelijk antwoord op de vraag. Ook de samenwerking in de projectgroep is goed verlopen. Iedereen is van mening dat er geen sprake is geweest van spanning of onoverkomelijke meningsverschillen. Iedereen voelde zich veilig in de groep, alles werd openlijk besproken. Product Onze doelstelling was: Voor 24 oktober levert de projectgroep een kwantitatief vervolgonderzoek en een kwalitatief onderzoek, onder de doelgroep VMBO-MBO en MBO-HBO studenten, met betrekking tot de resultaten van de interventies ondernomen vanuit project de S-factor. Onze doelstelling is behaald. De projectgroep heeft voor 24 oktober een kwantitatief vervolgonderzoek en kwalitatief onderzoek geleverd. Helaas is een deel van het kwantitatief onderzoek op het VMBO-MBO vervallen. Dit kwam door een te lage respons. Hierdoor kon geen valide vervolgonderzoek geleverd worden. Het kwantitatief vervolgonderzoek is vervangen door een kwalitatief onderzoek. Het kwantitatief vervolgonderzoek op MBO-HBO is verlopen volgens verwachting. Voor een kwantitatief vervolgonderzoek onderzoek zouden de opdrachtgevers in de toekomst beter kunnen kiezen voor studenten die kunnen werken met het statistiekenprogramma SPSS. Het werken met dit programma heeft ons veel tijd gekost, tijd die de projectgroep liever in andere activiteiten had gestoken. Wat voor een vervolgonderzoek ook van belang is, is dat het juiste aantal weken gekoppeld worden aan het onderzoek. Dit onderzoek is gedaan in tien weken, terwijl de opdrachtgever aanbevolen heeft dit onderzoek in twintig weken te doen.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
30
Bibliografie Bakker, M. (2011, September 8). De Volkskrant positief over startgesprekken Hogeschool Rotterdam. Opgeroepen op September 30, 2011, van Hogeschool Rotterdam: http://hogeschoolrotterdam.nl/hogeschool/nieuws-pers/nieuws/de-volkskrant-positief-overstartgesprekken-hogeschool-rotterdam Betlehem, J. (2008). CBS. Opgeroepen op September 18, 2011, van Wegen als correctie voor nonrespons: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/3BFBFEC4-FA4B-4A9D-8034DD553F813BC1/0/200805x37pub.pdf Bijsterveldt, M. (2011, Februari 2). Actieplan MBO Focus op Vakmanschap. Opgeroepen op Oktober 7, 2011, van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2011/02/16/actieplan-mbo-focus-op-vakmanschap-2011-2015.html Budding, J. (2010, Februari 7). Toenemende vergrijzing vereist nieuwe benadering van welzijn en zingeving. Opgeroepen op September 25, 2011, van Medicalfacts: http://www.medicalfacts.nl/2010/02/07/toenemende-vergrijzing-vereist-nieuwe-benadering-vanwelzijn-en-zingeving/ Diepen, van, R.-J. (2008, April 18). 25 tips voor een perfecte online enquete. Opgeroepen op September 18, 2011, van Marketingfacts: http://www.marketingfacts.nl/berichten/25_tips_voor_een_perfecte_online/ Doorstroom MBO-HBO. (2009, Februari). Opgeroepen op Oktober 15, 2011, van MBO Raad: http://www.mboraad.nl/media/uploads/thema/beroepskolom/200902%20-%20Doorstroom%20mbohbo.pdf Doorstroomagenda 2007-2008. (n.d.). Opgeroepen op Oktober 7, 2011, van MBO Raad: http://www.mboraad.nl/media/uploads/Doorstroomagenda.pdf Duizenden bezoekers op open dag. (2011, Januari 11). Opgehaald op Oktober 7, 2011, van ROC nieuws: http://www.rocnieuws.nl/nieuws/?roc=horizoncollege Geenen, K. (2007). Hoe maak je een goede e-mail enquete? Tips en trucs! Opgeroepen op September 18, 2011, van Karelgeenen: http://www.karelgeenen.nl/04/hoe-maak-je-een-goede-email-enquete-tipstrucs/ Haandrikman, M., Jansma, N., & Leenders, E. (2010, Maart). Mbo-opleidingsbeelden ontwikkelen. Opgeroepen op Oktober 11, 2011, van nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling: http://www.slo.nl/downloads/2010/mbo-opleidingsbeelden-ontwikkelen.pdf/ Innovatieve Teamstages. (2007). Opgeroepen op Oktober 7, 2011, van het platform beroepsonderwijs: http://www.hetplatformberoepsonderwijs.nl/projecten/project/innovatieve_teamstages_2007_ Kat, N. (2011). Coachen met een leeg hoofd. Zutphen: Van Duuren Management. Kivit, J. (2010, November 8). 16 factoren die onderzoeksresponse bepalen. Opgeroepen op September 18, 2011, van multiscope: http://www.multiscope.nl/kennis/weblog/16-factoren-dieonderzoeksrespons-bepalen.html Kwantitatieve onderzoeksmethoden/kwantitatief marktonderzoek. (2009). Opgeroepen op September 18, 2011, van Alles over marktonderzoek: http://www.allesovermarktonderzoek.nl/Marktonderzoek/Onderzoeksmethoden/Kwantitatieve%20ond erzoeksmethoden.aspx Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
31
Min, M. (2011). Interne correpondentie INHolland Mplooi. (2010-2011). Opgeroepen op Oktober 7, 2011, van Piter Jelles: http://www.piterjelles.nl/index.php?school=11 Plooij, F. (2011). Onderzoek doen. Amsterdam: Pearson Educatie Benelux BV. Riezebos, R. (2010). Handleiding: interviewtechnieken. Opgeroepen op oktober 4, 2011, van EURIB: http://www.eurib.org/fileadmin/user_upload/Documenten/PDF/Onderzoek/Interviewtechnieken.pdf S-factor. (2011). Opgeroepen op september 25, 2011, van Het Stagebureau: http://www.hetstagebureau.nl/body.asp?parenttaal=nl&id=34&moduleitemid=57 Sijp, T. (2011). Interne correspondentie Horizon College. Terstegge, J. (2000). De nieuwe Wet bescherming persoonsgegevens. Alphen aan de Rijn: Samsom. The Highway for Brains Business. (2005). Opgeroepen op Oktober 7, 2011, van het platform beroepsonderwijs: http://www.hetplatformberoepsonderwijs.nl/projecten/project/the_highway_for_brains_business_2005 Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek? In Verhoeven, N., Hoofdstuk Verzamelen (pp. 88-115, 118132). Den Haag: Boom Lemma. VMBO Zorg&welzijn voor een brede basis. (2010, Mei). Opgeroepen op Oktober 7, 2011, van platform zorg en welzijn: http://platformzorgenwelzijn.nl/public/files/Nieuws/20110620_Visiedocument_VMBO_Zorg_welzijn _voor_een_brede_basis.pdf Wat is VM2? (n.d.). Opgeroepen op Oktober 7, 2011, van Groenhorst College Lelystad: http://lelystadvmbo.groenhorstcollege.nl/Leerwegen/VM2/Wat-is-VM2.aspx Zorgelijke uitvalpercentages MBO. (2010, Oktober 26). Opgeroepen op Oktober 17, 2011, van PvdA Den Haag: http://www.denhaag.pvda.nl/nieuwsbericht/2846 Zuidersma, J. (2010, November). Conferentie S-factor resultaten na 1 jaar. Curaat , pp. 4-5.
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
32
Bijlage Bijlage 1: Begrippenlijst Bijlage 2: Deelnemende onderwijsinstellingen in Noord-Holland: Bijlage 3: Doorstroomcompetenties Bijlage 4: Richtlijn enquête maken Bijlage 5: Uitvalspercentage MBO-HBO Bijlage 6: Enquête vragen VMBO-MBO, zonder portfolio Bijlage 7: Uitslagen enquête VMBO-MBO, zonder portfolio Bijlage 8: Enquête vragen VMBO-MBO, met portfolio Bijlage 9: Uitslagen enquête VMBO-MBO, met portfolio Bijlage 11: Enquête vragen 0-meting MBO-HBO Bijlage 12: Uitslagen enquête 0-meting MBO-HBO Bijlage 14: Uitslagen enquête 1-Meting MBO-HBO Bijlage 15: Interview vragen Bijlage 16: Beoordelingsformulier school Bijlage 17: Beoordelingsformulier opdrachtgever
Onderzoek naar effecten project S-factor Noord-Holland
33
Bijlage 1: Begrippenlijst Basisberoepsgerichte leerweg: Deze leerweg bereidt uitsluitend voor op de basisberoepsopleidingen in het MBO (niveau 2), deze leerweg kan een leerling kiezen als hij heel praktisch is ingesteld. Competenties: Vaardigheden of kwaliteiten. Doorstroomactiviteiten: Activiteiten die studenten ondernemen om de doorlopendheid tussen opleidingen te verbeteren. Flexibele zorgkolom: Project dat gericht is op een doorlopende leerlijn. Gemengde leerweg: Een leerling kan de gemengde leerweg kiezen als hij weinig moeite heeft met studeren, maar zich ook gericht wil voorbereiden op bepaalde beroepsopleidingen. Deze leerweg bereidt voor op de vakopleidingen en middenkaderopleidingen in het mbo (niveau 3 en 4). Horizoncollege: Het Horizon College is een regionaal opleidingscentrum voor MBO in de regio Kennemerland en West-Friesland. Kaderberoepsgerichte leerweg: In de kaderberoepsgerichte leerweg leert een leerling vooral door praktisch bezig te zijn. Deze leerweg bereidt voor op de vakopleidingen en middenkaderopleidingen in het mbo (niveau 3 en 4). Kwalitatief onderzoek: Een methode van onderzoek waar niet of nauwelijks met cijfermatige gegevens wordt gewerkt, bij deze methode wordt onderzoek uitgevoerd in de ‘werkelijkheid’. Kwantitatief onderzoek: Een methode van onderzoek waarbij de onderzoeker cijfermatige gegevens verzamelt, deze gegevens dienen ingevoerd te worden in een gegevensbestand om ze vervolgens met behulp van statistische technieken te analyseren. LSD methode: Methode die gebruikt kan worden tijdens coachen: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen. Portfolio: Is een persoonlijke (soms digitale) map waarin je beschrijft wat je kunt, waaruit dat blijkt en hoe je jezelf verder wilt ontwikkelen. Sector Zorg en Welzijn: De Sector Zorg en Welzijn is een van de vier sectoren binnen het VMBO. S- factor: Project om de uitval van VMBO-MBO-HBO studenten terug te dringen, opgezet door Stagebureau Expertisecentrum in Groningen en het Horizon College in Noord- Holland. Stagebureau Expertise centrum: Het Stagebureau coördineert vraag en aanbod van stageplaatsen en het organiseert en begeleidt projecten, kenniskringen en netwerken met als doel voldoende goede stageplaatsen en beroepsbeoefenaren te creëren in de sectoren Zorg en Welzijn in Groningen, Drenthe en Noord-Overijssel. Subsidie: Financiële steun van de overheid aan instellingen, bedrijven en personen om hun activiteiten te ontwikkelen. Theoretische leerweg: Een student kan de theoretische leerweg kiezen als hij niet veel moeite heeft met studeren en nog geen specifieke beroepsopleidingen wil kiezen, met deze leerweg kan een leerling soms ook doorstromen naar het Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs (HAVO). VM2: Staat voor VMBO-MBO niveau 2, door dit project kan een leerling na zijn VMBO diploma nog een jaar op dezelfde school blijven leren en daarmee zijn MBO niveau 2 diploma halen. Afkortingen HAVO: Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs HBO: Hoger Beroeps Onderwijs MBO: Middelbaar Beroeps Onderwijs MMZ: Medewerker Maatschappelijke Zorg MWD: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening PW: Pedagogisch Werk SCW: Sociaal Cultureel Werk SMD: Sociaal Maatschappelijke Dienstverlening SPH: Sociaal Pedagogische Hulpverlening SW: Sociaal Werk VMBO: Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs
Bijlage 2: Deelnemende onderwijsinstellingen in Noord-Holland: Praktijkinstellingen - Leekerweide
- Westfriesgasthuis
- Elan Kinderopvang
- Parlan Jeugdzorg - Magentazorg
- Woonzorgcentrum Nieuwpoort Kenniscentrum - Kenniscentrum Calibris Vmbo-scholen - Martinuscollege (Grootebroek)
- Petrus Cannisius College (Alkmaar)
- RSG Atlas, Titaan (Hoorn)
- Tabor, d’Ampte (Hoorn)
- Van der Mey College (Alkmaar)
- Trinitas College (Heerhugowaard)
- Wiringherlant (Wieringerwerf) MBO-scholen - ROC Horizon College (Alkmaar)
- ROC Kop van Noord-Holland (Den Helder) HBO-scholen - INHolland, Schools of Health en Social Work (Alkmaar) Overig - Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid (Alkmaar)
- Kandinsky College (Nijmegen)
Bijlage 3: Doorstroomcompetenties Doorstroomcompetenties VMBO-MBO 1. Initiatief nemen; 2. Inlevingsvermogen; 3. Flexibiliteit; 4. Omgaan met druk en tegenslag; 5. Doorzettingsvermogen; 6. Zelfstandig leren en reflecteren (inclusief plannen en organiseren); 7. Samenwerken en overleggen. Oude VMBO-MBO doorstroomcompetenties 8. Initiatief nemen; 9. Inlevingsvermogen; 10. Flexibiliteit; 11. Omgaan met druk en tegenslag; 12. Doorzettingsvermogen; 13. Zelfstandig leren en reflecteren (inclusief plannen en organiseren); 14. Samenwerken en overleggen; 15. Presenteren; 16. Onderzoeken; 17. Plannen en organiseren; 18. Dienstverlenend vermogen; 19. Loopbaan leren; 20. Vakdeskundigheid toepassen; 21. Materialen en middelen inzetten; Doorstroomcompetenties MBO-HBO 22. Initiatieven nemen; 23. Zelfreflectie; 24. Problemen kunnen analyseren; 25. Met anderen (project matig) kunnen samenwerken; 26. Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden; 27. Mee kunnen in een hoger tempo; 28. Naast concreet ook abstract kunnen denken; 29. Zelfvertrouwen ontwikkelen; 30. Integreren actualiteit; 31. Flexibel methodisch kunnen werken.
Bijlage 4: Richtlijn enquête maken Algemene opzet van de enquête: • Begin met het einde in gedachten. Er moet hierbij gedacht worden wat er gedaan moet worden met de antwoorden en hoe deze geanalyseerd gaan worden. • Stel geen vragen waar de respondenten niet op hoeven te antwoorden maar leid ze daarom heen. De meeste enquête tools bieden deze functionaliteiten. • Voor sommige respondenten is het belangrijk om opmerkingen te plaatsen die relevant zijn voor het onderzoek. Het is belangrijk om hier de ruimte voor te geven. • Voordat de enquête ‘live’ gaat is het aan te raden om deze door te laten nemen door enkele mensen. Zo worden de laatste fouten eruit gehaald. Ontwerp van de vragen: • Vragen dienen neutraal te worden gesteld om te voorkomen dat respondenten ‘gedwongen’ worden tot het geven van een bepaald antwoord. • Maak de vragen zo simpel mogelijk zodat iedereen dit begrijpt. De vragen in spreektaal stellen is meestal het beste en vermijdt dubbele ontkenningen. Twee keer ‘niet’ in een vraag is voor velen moeilijk te begrijpen. • Gesloten vragen zijn makkelijker te analyseren dan open vragen. Ontwerp geen open vragen als er weinig tijd is om deze goed te analyseren. Ook willen de meeste respondenten niet te veel tekst in typen, behalve als respondenten een uitgesproken mening hebben over een bepaald onderwerp. • Stel eerst algemene vragen en ga dan over op de specifieke vragen. De reden daarvoor is dat wanneer de respondent een sterke mening over het specifieke onderwerp, dit van invloed is op het antwoord op de algemene vraag en er dus een soort ‘vervuiling’ optreedt omdat men nog in de positieve of negatieve bias verkeert. • Wees voorzichtig met follow up vragen met ‘waarom’. Soms is het nodig om te weten waarom een respondent een bepaald antwoord geeft. Dit levert vaak waardevolle informatie op. Echter, het kan ook misleidende antwoorden geven. Wat voorkomt is dat respondenten alleen gevraagd worden naar het waarom als zij bijvoorbeeld negatief hebben geantwoord op een vorige vraag. Als de respondent dit door heeft, zal hij ertoe neigen om toch positief te antwoorden om zo van de ‘waarom’ vraag af te zijn. Beoordelingsschalen: 1. Punten op de schaal moeten verschillend zijn. Vermijd het hebben van twee antwoordmogelijkheden die dicht bij elkaar liggen en voor de respondent te weinig verschillend zijn. 2. Gebruik van ‘niet van toepassing’ als dat nodig is. Er bestaat anders een grote kans dat andere antwoordmogelijkheden ten onrechte worden aangeklikt. 3. Wees spaarzaam met ‘weet niet’ optie. In sommige gevallen weten respondenten niet een antwoord te geven en kunnen de ‘weet niet’ optie gebruiken. Sommige respondenten gebruiken deze optie om niet te hoeven nadenken over de vraag. De oplossing hiervoor is om deze optie te vervangen met woorden die sterker overkomen waardoor de respondent deze optie eerder zal laten varen. Een voorbeeld hiervan is ‘helemaal geen idee’. De ‘weet niet’ optie in ieder geval niet gebruiken in het midden van een schaal maar alleen op het einde. 4. Gebruik schalen die eindigen met de meest positieve als negatieve optie. De gebruikte schalen eindigen dus van ‘zeer tevreden’ tot ‘zeer ontevreden’. Dus niet van ‘zeer tevreden’ tot ‘ontevreden’.1
1
van Diepen, (2008) ’25 tips voor een perfecte online enquête’ http://www.marketingfacts.nl/berichten/25_tips_voor_een_perfecte_online/
Non respons Bij het opstellen van een enquête kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten, om de respons te verhogen; 2. Er kan een wervende onderwerpsregel geschreven worden, dit is wat de respondenten het eerst zien en wat hun aandacht kan trekken. 3. Het opstellen van een korte e-mail waarin aangegeven wordt waar het onderzoek over gaat en wat de respondent eraan heeft blijkt respons verhogend te zijn. Ook het terugkoppelen van een deel van de onderzoeksresultaten motiveert mensen om mee te doen. Beschrijf ook hoe lang het onderzoek duurt. Een onderzoek zou niet langer dan 10 minuten mogen duren. 4. Houdt het onderzoek zo kort mogelijk en ga na of er geen overlap in de vragen aanwezig is. 5. Het verstrekken van een cadeau verhoogt de respons maar is vaak niet de belangrijkste reden om mee te doen, wel heeft het een positieve invloed op de respons. Ook het verstrekken van meerdere waardebonnen waardoor de kans dat je die wint ook groter wordt, wordt ook positief ontvangen. 6. Normaal dient de respons binnen ongeveer 3 dagen binnen te zijn (van Diepen, 2008)2. 7. Slecht geformuleerde vragen zorgen er voor dat de respondent afhaakt. 8. Meerdere onderzoeken wijzen uit dat een hogere contactfrequentie (vooraankondiging, uitnodiging, herinnering) de respons verhoogt. 9. Door de respondent duidelijk te maken dat hij deel uitmaakt van een groep die speciaal werd geselecteerd voor het onderzoek gaat de respons omhoog (Kivit, 2010)3.
* Deze aspecten worden beschreven in bijlage 2???
Bijlage 5: Uitvalspercentage MBO-HBO 2009-2010
2010-2011
Bijlage 6: Enquête vragen VMBO-MBO, zonder portfolio vraag 1: In welke sector zat je in het VMBO? Zorg en welzijn Gemengd vraag 2: Welke leerweg heb je gevolgd in het VMBO? Kaderberoepsgerichte leerweg Basisberoepsgerichte leerweg Theoretische leerweg Gemengde leerweg vraag 3: Welke opleiding volg je op dit moment? Helpende zorg en welzijn niveau 2 Verzorgende-IG niveau 3 MBO-verpleegkunde niveau 4 PW kinderopvang niveau 3 PW kinderopvang niveau 4 PW jeugdzorg niveau 4 SMD niveau 4 vraag 4: In welk jaar van de opleiding zit je? Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 vraag 5: Heb je wel eens nagedacht over een vervolgopleiding na deze opleiding? Ja, ga door naar vraag 6 voor zorg en vraag 7 voor welzijn Nee, ga door naar vraag 8 vraag 6: Alleen voor zorg: Welke vervolgopleiding denk je te gaan doen na de opleiding die je nu volgt? Verzorgende-IG niveau 3 MBO-verpleegkunde niveau 4 HBO-verpleegkunde niveau 5 vraag 7 : Alleen voor welzijn: Welke vervolgopleiding denk je te gaan doen na de opleiding die je nu volgt? PW kinderopvang niveau 4 PW jeugdzorg niveaU 4 MMZ (Medisch Maatschappelijke Zorg) volwassenen niveau 4 MMZ gehandicaptenzorg niveau 4
MMZ niveau 3 SMD niveau 4 SCW (Sociaal Cultureel Werk) niveau 4 OA (onderwijsassistente) niveau 4 vraag 8 : Alleen voor zorg: Waar wil je het liefste gaan werken na je opleiding? Ziekenhuis Verpleeg- en verzorgingshuis Thuiszorg Geestelijke gezondheidszorg Gehandicaptenzorg Weet ik niet vraag 9 : Alleen voor welzijn: Waar wil je het liefste gaan werken na je opleiding? Verpleeg- en verzorgingshuis Gehandicaptenzorg Onderwijs Kinderdagverblijf Jeugdopvang Peuterspeelzaal Buitenschoolse opvang Buurthuiswerk Vluchtelingenwerk Dak- en thuislozenopvang Schuldhulpverlening Verslavingszorg Sociale dienstverlening Welzijnswerk ouderen Trajectbemiddeling Weet ik niet vraag 10 : Ik vind dat op het MBO: Het werktempo voor mij goed bij te houden is Het werktempo voor mij te laag ligt Het werktempo voor mij te hoog ligt vraag 11 : Ik vind dat op het MBO: Veel zelfstandiger wordt gewerkt dan op het VMBO Veel minder zelfstandig wordt gewerkt dan op het VMBO De mate waarin zelfstandig wordt gewerkt hetzelfde is als op het VMBO vraag 12 : Ik vind dat op het MBO de studiebegeleiding door docenten:
Beter is dan op het VMBO Minder goed is dan op het VMBO Hetzelfde is als op het VMBO vraag 13 : Ik vind dat op het MBO: De lesstof niet aansluit op de lesstof in het VMBO De lesstof wel aansluit op de lesstof in het VMBO vraag 14 : Ik vind dat de lesstof verdiepend en aanvullend is: Ja Nee vraag 15 : Ik vind dat op het MBO: De schoolopdrachten veel lijken op de schoolopdrachten van het VMBO De schoolopdrachten anders zijn dan de schoolopdrachten van het VMBO vraag 16 : Het beeld dat ik had van de MBO opleiding is gebaseerd op: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) Verhalen van vrienden/familie, Brochures Open dagen Leerling bezoekdagen Televisie Voorlichting op het VMBO Internet vraag 17 : Het beeld wat ik had van de opleiding die ik nu doe, is veranderd sinds ik op het MBO zit: Ja Nee
vraag 18 : Geef aan wat er is veranderd: Open vraag vraag 19 : Alleen voor zorg: In hoeverre denk je dat je straks in je werk de volgende taken gaat verrichten? 1) Veel 2) Weinig 3) Niet Huishoudelijke taken Zorgen voor mensen Mensen helpen met lichamelijke problemen Mensen helpen met psychische problemen Werken met mensen Coördineren / regelen van zorg
Oplossen van onverwachte situaties Observeren Rapporteren vraag 20 : Alleen voor welzijn: In hoeverre denk je dat je straks in je werk de volgende taken gaat verrichten? 1) Veel 2) Weinig 3) Niet Huishoudelijke taken Ondersteunen van mensen met sociale problematiek Coordineren/regelen van hulpverlening Observeren Rapporteren Werken met mensen Organiseren van activiteiten Activiteiten begeleiden Adviseren en voorlichten vraag 21 : Het beeld van het beroep waar ik voor wordt opgeleid, is veranderd sinds ik op het MBO zit: Ja Nee vraag 22 : Geef aan wat er is veranderd: Open vraag vraag 23 : Heb je aan onderstaande competenties gewerkt? Kruis aan waar je aan bepaalde competenties hebt gewerkt: 1) Op VMBO aan 2) Op MBO aan 3) Weet ik 4) Niet mee gewerkt gewerkt niet gewerkt Initiatief nemen Inlevingsvermogen Flexibiliteit Met druk en tegenslag omgaan Doorzettingsvermogen Samenwerken en overleggen Presenteren Onderzoeken Zelfstandig leren en reflecteren Plannen en organiseren Dienstverlenend vermogen Loopbaan leren Vakdeskundigheid toepassen
Materialen en middelen inzetten vraag 24 : In hoeverre ben je tijdens je VMBO opleiding bezig geweest met onderstaande schoolopdrachten? 1) 2) Zeer 3) 4) 5) Zeer Niet weinig Weinig Veel veel Opdrachten m.b.t. huishoudelijke taken, zoals verzorgen van wasgoed, afwassen of broodjes klaarmaken. Opdrachten m.b.t. hulp bieden aan clienten, zoals hulp bij aan- en uitkleden of haren kammen. Opdrachten m.b.t. eerste hulp, zoals verzorgen van wonden. Opdrachten m.b.t. het ondersteunen bij activiteiten, zoals voorlezen bij kleuters,beautydag bij ouderen etc. vraag 25 : In hoeverre heb je een beter beeld van de opleiding gekregen doordat je aan deze opdrachten hebt gewerkt? 1) 2) Zeer 3) 4) 5) Zeer Niet weinig Weinig Veel veel Opdrachten m.b.t. huishoudelijke taken, zoals verzorgen van wasgoed, afwassen of broodjes klaarmaken. Opdrachten m.b.t. hulp bieden aan clienten, zoals hulp bij aan- en uitkleden of haren kammen. Opdrachten m.b.t. eerste hulp, zoals verzorgen van wondjes. Opdrachten m.b.t. het ondersteunen bij activiteiten, zoals voorlezen bij kleuters, beautydag bij ouderen etc. vraag 26 : Deze vraag alléén beantwoorden als je gestopt bent met de opleiding. Ik ben gestopt met de opleiding omdat: De begeleiding heel anders is dan ik vanuit het VMBO gewend ben De doorstroomcompetenties niet herkenbaar zijn in het MBO De lesstof in het mbo niet aansluit op de lesstof in het VMBO De opleiding heel anders was dan ik van te voren gedacht had Ik het niveau van de opleiding te hoog vond Ik het niveau van de opleiding te laag vond Ik ontevreden ben over de organisatie van de opleiding De stages die ik gelopen heb in het VMBO hebben geen goed beeld gegeven van het beroep vraag 27 : Vul hier je e-mailadres in om kans te maken op de IPod Je e-mailadres zal alleen hiervoor gebruikt worden. /
Bijlage 7: Uitslagen enquête VMBO-MBO, zonder portfolio Enquête VMBO-MBO leerlingen zonder portfolio In totaal legden 15 mensen deze enquête af. Statistieken voor vraag 1 : In welke sector zat je in het VMBO? 1 Zorg en welzijn 77.78% 2 Gemengd
22.22%
3 Andere
Economie(1) Groen(2) Lab techniek (1)
Statistieken voor vraag 2 : Welke leerweg heb je gevolgd in het VMBO? 1 Kaderberoepsgerichte leerweg 14.29% 2 Basisberoepsgerichte leerweg 14.29% 3 Theoretische leerweg
50.00%
4 Gemengde leerweg
21.43%
Statistieken voor vraag 3 : Welke opleiding volg je op dit moment? 1 Helpende zorg en welzijn niveau 2 16.67% 2 Verzorgende-IG niveau 3
8.33%
3 MBO-verpleegkunde niveau 4
8.33%
4 PW kinderopvang niveau 3
16.67%
5 PW kinderopvang niveau 4
41.67%
6 PW jeugdzorg niveau 4
0.00%
7 SMD niveau 4
8.33%
8 Andere
MMZ niveau 4 (1) Allround laborant (1)
Statistieken voor vraag 4 : In welk jaar van de opleiding zit je? 1 Jaar 1 21.43% 2 Jaar 2 78.57% 3 Jaar 3 0.00% 4 Jaar 4 0.00% Statistieken voor vraag 5 : Heb je wel eens nagedacht over een vervolgopleiding na deze opleiding? 1 Ja, ga door naar vraag 6 voor zorg en vraag 7 voor welzijn 78.57% 2 Nee, ga door naar vraag 8
21.43%
Statistieken voor vraag 6 : Alleen voor zorg: Welke vervolgopleiding denk je te gaan doen na de opleiding die je nu volgt? 1 Verzorgende-IG niveau 3 25.00% 2 MBO-verpleegkunde niveau 4 25.00% 3 HBO-verpleegkunde niveau 5 50.00%
4 Andere
0.00%
Statistieken voor vraag 7 : Alleen voor welzijn: Welke vervolgopleiding denk je te gaan doen na de opleiding die je nu volgt? 1 PW kinderopvang niveau 4 50.00% 2 PW jeugdzorg niveaU 4
0.00%
3 MMZ (Medisch Maatschappelijke Zorg) volwassenen niveau 4 50.00% 4 MMZ gehandicaptenzorg niveau 4
0.00%
5 MMZ niveau 3
0.00%
6 SMD niveau 4
0.00%
7 SCW (Sociaal Cultureel Werk) niveau 4
0.00%
8 OA (onderwijsassistente) niveau 4
0.00%
9 Andere
HBO psychologie (3) Pedagogiek (1) MMZ niveau 4 (1)
Statistieken voor vraag 8 : Alleen voor zorg: Waar wil je het liefste gaan werken na je opleiding? 1 Ziekenhuis 60.00% 2 Verpleeg- en verzorgingshuis 0.00% 3 Thuiszorg
0.00%
4 Geestelijke gezondheidszorg 0.00% 5 Gehandicaptenzorg
20.00%
6 Weet ik niet
20.00%
7 Andere
Laboratorium van een ziekenhuis (1)
Statistieken voor vraag 9 : Alleen voor welzijn: Waar wil je het liefste gaan werken na je opleiding? 1 Verpleeg- en verzorgingshuis 0.00% 2 Gehandicaptenzorg
12.50%
3 Onderwijs
12.50%
4 Kinderdagverblijf
25.00%
5 Jeugdopvang
0.00%
6 Peuterspeelzaal
12.50%
7 Buitenschoolse opvang
12.50%
8 Buurthuiswerk
0.00%
9 Vluchtelingenwerk
0.00%
10 Dak- en thuislozenopvang
0.00%
11 Schuldhulpverlening
0.00%
12 Verslavingszorg
25.00%
13 Sociale dienstverlening
0.00%
14 Welzijnswerk ouderen
0.00%
15 Trajectbemiddeling
0.00%
16 Weet ik niet
0.00%
17 Andere
Eigen bedrijf (1)
Statistieken voor vraag 10 : Ik vind dat op het MBO: 1 Het werktempo voor mij goed bij te houden is 71.43% 2 Het werktempo voor mij te laag ligt
14.29%
3 Het werktempo voor mij te hoog ligt
14.29%
Statistieken voor vraag 11 : Ik vind dat op het MBO: 1 Veel zelfstandiger wordt gewerkt dan op het VMBO
92.86%
2 Veel minder zelfstandig wordt gewerkt dan op het VMBO
7.14%
3 De mate waarin zelfstandig wordt gewerkt hetzelfde is als op het VMBO 0.00% Statistieken voor vraag 12 : Ik vind dat op het MBO de studiebegeleiding door docenten: 1 Beter is dan op het VMBO 14.29% 2 Minder goed is dan op het VMBO 71.43% 3 Hetzelfde is als op het VMBO
14.29%
Statistieken voor vraag 13 : Ik vind dat op het MBO: 1 De lesstof niet aansluit op de lesstof in het VMBO 78.57% 2 De lesstof wel aansluit op de lesstof in het VMBO 21.43% Statistieken voor vraag 14 : Ik vind dat de lesstof verdiepend en aanvullend is: 1 Ja 78.57% 2 Nee 21.43% Statistieken voor vraag 15 : Ik vind dat op het MBO: 1 De schoolopdrachten veel lijken op de schoolopdrachten van het VMBO
0.00%
2 De schoolopdrachten anders zijn dan de schoolopdrachten van het VMBO 100.00% Statistieken voor vraag 16 : Het beeld dat ik had van de MBO opleiding is gebaseerd op: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) 16.1 Verhalen van vrienden/familie, 40.00% 16.2 Brochures
26.67%
16.3 Open dagen
53.33%
16.4 Leerling bezoekdagen
26.67%
16.5 Televisie
0.00%
16.6 Voorlichting op het VMBO
33.33%
16.7 Internet
33.33%
16.8 Andere
Informatie van docent (1)
Statistieken voor vraag 17 : Het beeld wat ik had van de opleiding die ik nu doe, is veranderd sinds ik op het MBO zit: 1 Ja 21.43%
2 Nee 78.57% Statistieken voor vraag 18 : Geef aan wat er is veranderd: Deze antwoorden werden gegeven: -Het is in het eerste jaar veel theorie en het 2de en 3de jaar veel meer praktijk. Wat anders had moeten zijn -Ik had verwacht dat het meer theoretischer gericht was. Het is echter dat het meer praktisch gevormd is en dat was een fikse tegenvaller. Alleen is het in dit jaar toch wat meer theoretischer geworden -Ik dacht eigenlijk dat het daar een beetje het zelfde ging als op het VMBO maar hier moet je alles zelf uitzoeken het kan de leraren hier niet veel schelen of je nou wel of niet slaagt. Statistieken voor vraag 19 : Alleen voor zorg: In hoeverre denk je dat je straks in je werk de volgende taken gaat verrichten? 1) Veel 2) Weinig 3) Niet 19.1 Huishoudelijke taken
33.33% 33.33%
33.33%
19.2 Zorgen voor mensen
66.67% 0.00%
33.33%
19.3 Mensen helpen met lichamelijke problemen 66.67% 0.00%
33.33%
19.4 Mensen helpen met psychische problemen 33.33% 22.22%
44.44%
19.5 Werken met mensen
55.56% 11.11%
33.33%
19.6 Coördineren / regelen van zorg
44.44% 22.22%
33.33%
19.7 Oplossen van onverwachte situaties
55.56% 11.11%
33.33%
19.8 Observeren
44.44% 0.00%
55.56%
19.9 Rapporteren
44.44% 22.22%
33.33%
Statistieken voor vraag 20 : Alleen voor welzijn: In hoeverre denk je dat je straks in je werk de volgende taken gaat verrichten? 1) Veel 2) Weinig 3) Niet 20.1 Huishoudelijke taken
45.45% 36.36%
18.18%
20.2 Ondersteunen van mensen
72.73% 18.18%
9.09%
20.3 problematiek
45.45% 45.45%
9.09%
20.4 Coordineren/regelen van de 81.82% 0.00%
18.18%
20.5 Observeren
81.82% 0.00%
18.18%
20.6 Rapporteren
81.82% 0.00%
18.18%
20.7 Werken met mensen
90.91% 0.00%
9.09%
20.8 Organiseren van activiteiten 90.91% 0.00%
9.09%
20.9 Activiteiten begeleiden
90.91% 0.00%
9.09%
20.10 Adviseren en voorlichten
63.64% 27.27%
9.09%
Statistieken voor vraag 21 : Het beeld van het beroep waar ik voor wordt opgeleid, is veranderd sinds ik op het MBO zit: 1 Ja 21.43% 2 Nee 78.57%
Statistieken voor vraag 22 : Geef aan wat er is veranderd: Deze antwoorden werden gegeven: -het is vele moeilijker dan ik verwacht de theorie is moeilijker dan de praktij hier moet meer naar gekeken worden -Ik moest juist naar pedagogisch medewerker omdat ik niet terecht kon bij onderwijsassistent. Ik kon hier niet terecht omdat ik veel moeite heb met rekenen wat voor deze opleiding echt een probleem was, nu krijg ik ook ineens rekenen bij pedagogisch medewerker. -Ik dacht met het begin: o, dat diploma haal ik wel even. Maar je moet overal een bewijs voor hebben. Op het VMBO hoefde dat nooit. Statistieken voor vraag 23 : Heb je aan onderstaande competenties gewerkt? Kruis aan waar je aan bepaalde competenties hebt gewerkt: 1) Op VMBO aan 2) Op MBO aan 3) Weet ik 4) Niet mee gewerkt gewerkt niet gewerkt 23.1 Initiatief nemen
14.29%
50.00%
21.43%
14.29%
23.2 Inlevingsvermogen
0.00%
64.29%
14.29%
21.43%
23.3 Flexibiliteit
7.14%
57.14%
14.29%
21.43%
23.4 Met druk en tegenslag omgaan
14.29%
64.29%
7.14%
14.29%
23.5 Doorzettingsvermogen
21.43%
50.00%
14.29%
14.29%
23.6 Samenwerken en overleggen
28.57%
57.14%
7.14%
7.14%
23.7 Presenteren
35.71%
50.00%
7.14%
7.14%
23.8 Onderzoeken
35.71%
50.00%
7.14%
7.14%
23.9 Zelfstandig leren en reflecteren
0.00%
78.57%
0.00%
21.43%
23.10 Plannen en organiseren
14.29%
64.29%
7.14%
14.29%
23.11 Dienstverlenend vermogen
7.14%
57.14%
21.43%
14.29%
23.12 Loopbaan leren
0.00%
71.43%
21.43%
7.14%
23.13 Vakdeskundigheid toepassen
0.00%
78.57%
7.14%
14.29%
23.14 Materialen en middelen inzetten
7.14%
71.43%
14.29%
7.14%
Statistieken voor vraag 24 : In hoeverre ben je tijdens je VMBO opleiding bezig geweest met onderstaande schoolopdrachten? 2) Zeer 3) 5) Zeer 1) Niet 4) Veel weinig Weinig veel 24.1 Opdrachten m.b.t. huishoudelijke taken, zoals verzorgen van wasgoed, afwassen of broodjes klaarmaken.
64.29% 0.00%
14.29% 21.43% 0.00%
24.2 Opdrachten m.b.t. hulp bieden aan clienten, zoals 64.29% 14.29% hulp bij aan- en uitkleden of haren kammen.
7.14%
24.3 Opdrachten m.b.t. eerste hulp, zoals verzorgen van wonden.
57.14% 7.14%
21.43% 7.14% 7.14%
24.4 Opdrachten m.b.t. het ondersteunen bij
57.14% 21.43%
7.14%
7.14% 7.14%
14.29% 0.00%
activiteiten, zoals voorlezen bij kleuters,beautydag bij ouderen etc. Statistieken voor vraag 25 : In hoeverre heb je een beter beeld van de opleiding gekregen doordat je aan deze opdrachten hebt gewerkt? 2) Zeer 3) 5) Zeer 1) Niet 4) Veel weinig Weinig veel 25.1 Opdrachten m.b.t. huishoudelijke taken, zoals verzorgen van wasgoed, afwassen of broodjes klaarmaken.
28.57% 7.14%
28.57% 21.43% 14.29%
25.2 Opdrachten m.b.t. hulp bieden aan clienten, zoals hulp bij aan- en uitkleden of haren kammen.
21.43% 7.14%
42.86% 21.43% 7.14%
25.3 Opdrachten m.b.t. eerste hulp, zoals verzorgen van wondjes.
21.43% 7.14%
42.86% 14.29% 14.29%
25.4 Opdrachten m.b.t. het ondersteunen bij activiteiten, zoals voorlezen bij kleuters, beautydag bij ouderen etc.
21.43% 0.00%
28.57% 42.86% 7.14%
Statistieken voor vraag 26 : Deze vraag alléén beantwoorden als je gestopt bent met de opleiding. Ik ben gestopt met de opleiding omdat: De begeleiding heel anders is dan ik vanuit het VMBO 0.00% 26.1 gewend ben 26.2
De doorstroomcompetenties niet herkenbaar zijn in het MBO
0.00%
26.3
De lesstof in het mbo niet aansluit op de lesstof in het VMBO
0.00%
26.4
De opleiding heel anders was dan ik van te voren gedacht had
6.67%
26.5 Ik het niveau van de opleiding te hoog vond
0.00%
26.6 Ik het niveau van de opleiding te laag vond
0.00%
26.7 Ik ontevreden ben over de organisatie van de opleiding
0.00%
26.8
De stages die ik gelopen heb in het VMBO hebben geen goed beeld gegeven van het beroep
26.9 Andere
0.00% Ik deed eerst zorg. (1) Docenten zeiden dat ik een andere opleiding moest kiezen.(1)
Statistieken voor vraag 27 : Vul hier je e-mailadres in om kans te maken op de IPod Je emailadres zal alleen hiervoor gebruikt worden. Deze antwoorden werden gegeven: /
Bijlage 8: Enquête vragen VMBO-MBO, met portfolio Enquête VMBO studenten met portfolio vraag 1: In welke sector zat je in het VMBO? Zorg en welzijn Gemengd vraag 2: Welke leerweg heb je gevolgd in het VMBO? Kaderberoepsgerichte leerweg Basisberoepsgerichte leerweg Theoretische leerweg Gemengde leerweg vraag 3: Welke opleiding volg je op dit moment? Helpende zorg en welzijn niveau 2 Verzorgende-IG niveau 3 MBO-verpleegkunde niveau 4 PW kinderopvang niveau 3 PW kinderopvang niveau 4 PW jeugdzorg niveau 4 SMD niveau 4 vraag 4: In welk jaar van de opleiding zit je? Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 vraag 5: Heb je wel eens nagedacht over een vervolgopleiding na deze opleiding? Ja, ga door naar vraag 6 voor zorg en vraag 7 voor welzijn Nee, ga door naar vraag 8 vraag 6: Alleen voor zorg: Welke vervolgopleiding denk je te gaan doen na de opleiding die je nu volgt? Verzorgende-IG niveau 3 MBO-verpleegkunde niveau 4 HBO-verpleegkunde niveau 5 vraag 7: Alleen voor welzijn: Welke vervolgopleiding denk je te gaan doen na de opleiding die je nu volgt? PW kinderopvang niveau 4 PW jeugdzorg niveaU 4 MMZ (Medisch Maatschappelijke Zorg) volwassenen niveau 4 MMZ gehandicaptenzorg niveau 4
MMZ niveau 3 SMD niveau 4 SCW (Sociaal Cultureel Werk) niveau 4 OA (onderwijsassistente) niveau 4 vraag 8: Alleen voor zorg: Waar wil je het liefste gaan werken na je opleiding? Ziekenhuis Verpleeg- en verzorgingshuis Thuiszorg Geestelijke gezondheidszorg Gehandicaptenzorg Weet ik niet vraag 9: Alleen voor welzijn: Waar wil je het liefste gaan werken na je opleiding? Verpleeg- en verzorgingshuis Gehandicaptenzorg Onderwijs Kinderdagverblijf Jeugdopvang Peuterspeelzaal Buitenschoolse opvang Buurthuiswerk Vluchtelingenwerk Dak- en thuislozenopvang Schuldhulpverlening Verslavingszorg Sociale dienstverlening Welzijnswerk ouderen Trajectbemiddeling Weet ik niet vraag 10: Ik vind dat op het MBO: Het werktempo voor mij goed bij te houden is Het werktempo voor mij te laag ligt Het werktempo voor mij te hoog ligt vraag 11: Ik vind dat op het MBO: Veel zelfstandiger wordt gewerkt dan op het VMBO Veel minder zelfstandig wordt gewerkt dan op het VMBO De mate waarin zelfstandig wordt gewerkt hetzelfde is als op het VMBO vraag 12: Ik vind dat op het MBO de studiebegeleiding door docenten: Beter is dan op het VMBO
Minder goed is dan op het VMBO Hetzelfde is als op het VMBO vraag 13: Ik vind dat op het MBO: De lesstof niet aansluit op de lesstof in het VMBO De lesstof wel aansluit op de lesstof in het VMBO vraag 14: Ik vind dat de lesstof verdiepend en aanvullend is: Ja Nee vraag 15: Ik vind dat op het MBO: De schoolopdrachten veel lijken op de schoolopdrachten van het VMBO De schoolopdrachten anders zijn dan de schoolopdrachten van het VMBO vraag 16: Ik vind dat op het MBO: De gebruikte woorden anders zijn dan op het VMBO Veel gebruikte woorden hetzelfde zijn als op het VMBO vraag 17: Het beeld dat ik had van de MBO opleiding is gebaseerd op: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) Verhalen van vrienden/familie, Brochures Open dagen Leerling bezoekdagen Televisie Voorlichting op het VMBO Internet Het feit dat ik in het VMBO al gewerkt heb met doorstroomlijnen, portfolio en portfoliogesprekken, vraag 18: Het beeld wat ik had van de opleiding die ik nu doe, is veranderd sinds ik op het MBO zit: Ja Nee vraag 19: Geef aan wat er is veranderd: Open vraag vraag 20: Alleen voor zorg: In hoeverre denk je dat je straks in je werk de volgende taken gaat verrichten? 1) Veel 2) Weinig 3) Niet Huishoudelijke taken Zorgen voor mensen Mensen helpen met lichamelijke problemen
Mensen helpen met psychische problemen Werken met mensen Coördineren / regelen van zorg Oplossen van onverwachte situaties Observeren Rapporteren vraag 21: Alleen voor welzijn: In hoeverre denk je dat je straks in je werk de volgende taken gaat verrichten? 1) Veel 2) Weinig 3) Niet Huishoudelijke taken Ondersteunen van mensen met sociale problematiek Coördineren/regelen van hulpverlening Observeren Rapporteren Werken met mensen Organiseren van activiteiten Activiteiten begeleiden Adviseren en voorlichten vraag 22: Het beeld van het beroep waar ik voor wordt opgeleid, is veranderd sinds ik op het MBO zit: Ja Nee vraag 23: Geef aan wat er is veranderd: Open vraag vraag 24: Heb je aan onderstaande competenties gewerkt? Kruis aan waar je aan bepaalde competenties hebt gewerkt: 1) Op VMBO aan 2) Op MBO aan 3) Weet ik 4) Niet mee gewerkt gewerkt niet gewerkt Initiatief nemen Inlevingsvermogen Flexibiliteit Met druk en tegenslag omgaan Doorzettingsvermogen Samenwerken en overleggen Presenteren Onderzoeken Zelfstandig leren en reflecteren Plannen en organiseren
Dienstverlenend vermogen Loopbaan leren Vakdeskundigheid toepassen Materialen en middelen inzetten vraag 25: In hoeverre ben je tijdens je VMBO opleiding bezig geweest met onderstaande schoolopdrachten? 1) 2) Zeer 3) 4) 5) Zeer Niet weinig Weinig Veel veel Opdrachten m.b.t. huishoudelijke taken, zoals verzorgen van wasgoed, afwassen of broodjes klaarmaken. Opdrachten m.b.t. hulp bieden aan clienten, zoals hulp bij aan- en uitkleden of haren kammen. Opdrachten m.b.t. eerste hulp, zoals verzorgen van wonden. Opdrachten m.b.t. het ondersteunen bij activiteiten, zoals voorlezen bij kleuters, beautydag bij ouderen etc. vraag 26: In hoeverre heb je een beter beeld van de opleiding gekregen doordat je aan deze opdrachten hebt gewerkt? 1) 2) Zeer 3) 4) 5) Zeer Niet weinig Weinig Veel veel Opdrachten m.b.t. huishoudelijke taken, zoals verzorgen van wasgoed, afwassen of broodjes klaarmaken. Opdrachten m.b.t. hulp bieden aan clienten, zoals hulp bij aan- en uitkleden of haren kammen. Opdrachten m.b.t. eerste hulp, zoals verzorgen van wondjes. Opdrachten m.b.t. het ondersteunen bij activiteiten, zoals voorlezen bij kleuters, beautydag bij ouderen etc. vraag 27: Heb je met een VMBO portfolio gewerkt? Ja Nee vraag 28: Doordat ik in het VMBO met een portfolio gewerkt heb, heb ik: Bepaalde workshops, trainingen, praktijkopdrachte, werkstukken in het MBO over mogen slaan Het eerste jaar van het MBO sneller kunnen afronden Langer over het eerste jaar van het MBO gedaan Heb ik bepaalde onderdelen van de MBO opleiding niet hoeven doen, maar kreeg ik verdiepingsopdrachten vraag 29: Mijn VMBO portfolio: Heb ik kunnen gebruiken bij het opstellen van een POP en PAP in het MBO Is in de eerste tien weken van de MBO opleiding besproken
Lijkt veel op het portfolio dat in het MBO gebruikt wordt Is heel anders dan het portfolio dat in het MBO gebruikt wordt
vraag 30: De portfoliogesprekken op het MBO worden op dezelfde manier gevoerd als op het VMBO: Ja Nee vraag 31: Wat is er anders? Open vraag vraag 32: Is het beeld wat je had van de MBO opleiding veranderd doordat je gewerkt hebt met een portfolio op het VMBO? Ja Nee vraag 33: Omdat: Open vraag vraag 34: Is het beeld wat je had van het beroep veranderd doordat je gewerkt hebt met een portfolio op het VMBO? Ja Nee vraag 35: Omdat: open vraag vraag 36: De volgende vragen alléén beantwoorden als je gestopt bent met de opleiding. Ik ben gestopt met de opleiding omdat: De begeleiding heel anders is dan ik vanuit het VMBO gewend ben Er niets is gedaan met mijn portfolio De doorstroomcompetenties niet herkenbaar zijn in het MBO De lesstof in het mbo niet aansluit op de lesstof in het VMBO De opleiding heel anders was dan ik van te voren gedacht had Ik het niveau van de opleiding te hoog vond Ik het niveau van de opleiding te laag vond Ik ontevreden ben over de organisatie van de opleiding De stages die ik gelopen heb in het VMBO hebben geen goed beeld gegeven van het beroep vraag 37: Heeft het werken met een VMBO portfolio invloed gehad op je beslissing om te stoppen met je MBO opleiding? Zou je dit kunnen toelichten? Open vraag vraag 38: vul hier je e-mailadres in om kans te maken op de IPod Je e-mailadres zal alleen hiervoor gebruikt worden.
Bijlage 9: Uitslagen enquête VMBO-MBO, met portfolio Enquête VMBO studenten met portfolio In totaal legden 6 mensen deze enquête af. Statistieken voor vraag 1 : In welke sector zat je in het VMBO? 1 Zorg en welzijn 100.00% 2 Gemengd
0.00%
3 Andere
0.00%
Statistieken voor vraag 2 : Welke leerweg heb je gevolgd in het VMBO? 1 Kaderberoepsgerichte leerweg 100.00% 2 Basisberoepsgerichte leerweg 0.00% 3 Theoretische leerweg
0.00%
4 Gemengde leerweg
0.00%
Statistieken voor vraag 3 : Welke opleiding volg je op dit moment? 1 Helpende zorg en welzijn niveau 2
0.00%
2 Verzorgende-IG niveau 3
50.00%
3 MBO-verpleegkunde niveau 4
0.00%
4 PW kinderopvang niveau 3
33.33%
5 PW kinderopvang niveau 4
16.67%
6 PW jeugdzorg niveau 4
0.00%
7 SMD niveau 4
0.00%
8 Andere
0.00%
Statistieken voor vraag 4 : In welk jaar van de opleiding zit je? 1 Jaar 1 0.00% 2 Jaar 2 100.00% 3 Jaar 3 0.00% 4 Jaar 4 0.00% Statistieken voor vraag 5 : Heb je wel eens nagedacht over een vervolgopleiding na deze opleiding? 1 Ja, ga door naar vraag 6 voor zorg en vraag 7 voor welzijn 50.00% 2 Nee, ga door naar vraag 8
50.00%
Statistieken voor vraag 6 : Alleen voor zorg: Welke vervolgopleiding denk je te gaan doen na de opleiding die je nu volgt? 1 Verzorgende-IG niveau 3 0.00% 2 MBO-verpleegkunde niveau 4 100.00% 3 HBO-verpleegkunde niveau 5 0.00% 4 Andere
0.00%
Statistieken voor vraag 7 : Alleen voor welzijn: Welke vervolgopleiding denk je te gaan doen na de opleiding die je nu volgt? 1 PW kinderopvang niveau 4 100.00% 2 PW jeugdzorg niveaU 4
0.00%
3 MMZ (Medisch Maatschappelijke Zorg) volwassenen niveau 4 0.00% 4 MMZ gehandicaptenzorg niveau 4
0.00%
5 MMZ niveau 3
0.00%
6 SMD niveau 4
0.00%
7 SCW (Sociaal Cultureel Werk) niveau 4
0.00%
8 OA (onderwijsassistente) niveau 4
0.00%
9 Andere
0.00%
Statistieken voor vraag 8 : Alleen voor zorg: Waar wil je het liefste gaan werken na je opleiding? 1 Ziekenhuis 100.00% 2 Verpleeg- en verzorgingshuis 0.00% 3 Thuiszorg
0.00%
4 Geestelijke gezondheidszorg 0.00% 5 Gehandicaptenzorg
0.00%
6 Weet ik niet
0.00%
7 Andere
Kraamzorg
Statistieken voor vraag 9 : Alleen voor welzijn: Waar wil je het liefste gaan werken na je opleiding? 1 Verpleeg- en verzorgingshuis 0.00% 2 Gehandicaptenzorg
0.00%
3 Onderwijs
0.00%
4 Kinderdagverblijf
100.00%
5 Jeugdopvang
0.00%
6 Peuterspeelzaal
0.00%
7 Buitenschoolse opvang
0.00%
8 Buurthuiswerk
0.00%
9 Vluchtelingenwerk
0.00%
10 Dak- en thuislozenopvang
0.00%
11 Schuldhulpverlening
0.00%
12 Verslavingszorg
0.00%
13 Sociale dienstverlening
0.00%
14 Welzijnswerk ouderen
0.00%
15 Trajectbemiddeling
0.00%
16 Weet ik niet
0.00%
17 Andere
0.00%
Statistieken voor vraag 10 : Ik vind dat op het MBO: 1 Het werktempo voor mij goed bij te houden is 100.00% 2 Het werktempo voor mij te laag ligt
0.00%
3 Het werktempo voor mij te hoog ligt
0.00%
Statistieken voor vraag 11 : Ik vind dat op het MBO: 1 Veel zelfstandiger wordt gewerkt dan op het VMBO
83.33%
2 Veel minder zelfstandig wordt gewerkt dan op het VMBO
0.00%
3 De mate waarin zelfstandig wordt gewerkt hetzelfde is als op het VMBO 16.67% Statistieken voor vraag 12 : Ik vind dat op het MBO de studiebegeleiding door docenten: 1 Beter is dan op het VMBO 0.00% 2 Minder goed is dan op het VMBO 33.33% 3 Hetzelfde is als op het VMBO
66.67%
Statistieken voor vraag 13 : Ik vind dat op het MBO: 1 De lesstof niet aansluit op de lesstof in het VMBO 50.00% 2 De lesstof wel aansluit op de lesstof in het VMBO 50.00% Statistieken voor vraag 14 : Ik vind dat de lesstof verdiepend en aanvullend is: 1 Ja 100.00% 2 Nee 0.00% Statistieken voor vraag 15 : Ik vind dat op het MBO: 1 De schoolopdrachten veel lijken op de schoolopdrachten van het VMBO
0.00%
2 De schoolopdrachten anders zijn dan de schoolopdrachten van het VMBO 100.00% Statistieken voor vraag 16 : Ik vind dat op het MBO: 1 De gebruikte woorden anders zijn dan op het VMBO
83.33%
2 Veel gebruikte woorden hetzelfde zijn als op het VMBO 16.67% Statistieken voor vraag 17 : Het beeld dat ik had van de MBO opleiding is gebaseerd op: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) 17.1 Verhalen van vrienden/familie, 33.33% 17.2 Brochures
0.00%
17.3 Open dagen
66.67%
17.4 Leerling bezoekdagen
66.67%
17.5 Televisie
0.00%
17.6 Voorlichting op het VMBO
33.33%
17.7 Internet
16.67%
17.8
Het feit dat ik in het VMBO al gewerkt heb met doorstroomlijnen, portfolio en portfoliogesprekken,
17.9 Andere
83.33% 0.00%
Statistieken voor vraag 18 : Het beeld wat ik had van de opleiding die ik nu doe, is veranderd sinds ik op het MBO zit: 1 Ja 33.33% 2 Nee 66.67% Statistieken voor vraag 19 : Geef aan wat er is veranderd: Deze antwoorden werden gegeven: -Ik dacht dat het meer doelgericht was m.b.t. uitstroomrichtingen (bijv. 1 blok over ouderen zorg 1 over gehandicapte zorg enz.) -Je moet heel veel dingen zelfstandig doen en daar heb ik af en toe nog wel moeite mee. Vaak heb ik ook het idee dat als je dan een opdracht krijgt geven ze het zo aan je en voor de rest vertellen ze er niks over en op het vmbo was dat wel altijd zo. Nu is het het \'hier heb je een opdrachten boeken en doe moet eind van het jaar af en hoe je doet zoek je maar uit\' dat idee heb ik! Er word weinig verteld van hoe en wat. Statistieken voor vraag 20 : Alleen voor zorg: In hoeverre denk je dat je straks in je werk de volgende taken gaat verrichten? 1) Veel 2) Weinig 3) Niet 20.1 Huishoudelijke taken
100.00% 0.00%
0.00%
20.2 Zorgen voor mensen
100.00% 0.00%
0.00%
20.3 Mensen helpen met lichamelijke problemen 100.00% 0.00%
0.00%
20.4 Mensen helpen met psychische problemen 33.33% 66.67%
0.00%
20.5 Werken met mensen
100.00% 0.00%
0.00%
20.6 Coördineren / regelen van zorg
100.00% 0.00%
0.00%
20.7 Oplossen van onverwachte situaties
100.00% 0.00%
0.00%
20.8 Observeren
100.00% 0.00%
0.00%
20.9 Rapporteren
100.00% 0.00%
0.00%
Statistieken voor vraag 21 : Alleen voor welzijn: In hoeverre denk je dat je straks in je werk de volgende taken gaat verrichten? 1) Veel 2) Weinig 3) Niet 21.1 Huishoudelijke taken
66.67% 33.33%
0.00%
21.2 Ondersteunen van mensen
100.00% 0.00%
0.00%
21.3 problematiek
0.00%
100.00% 0.00%
21.4 Coordineren/regelen van de 0.00%
100.00% 0.00%
21.5 Observeren
100.00% 0.00%
0.00%
21.6 Rapporteren
100.00% 0.00%
0.00%
21.7 Werken met mensen
100.00% 0.00%
0.00%
21.8 Organiseren van activiteiten 100.00% 0.00%
0.00%
21.9 Activiteiten begeleiden
100.00% 0.00%
0.00%
21.10 Adviseren en voorlichten
100.00% 0.00%
0.00%
Statistieken voor vraag 22 : Het beeld van het beroep waar ik voor wordt opgeleid, is veranderd sinds ik op het MBO zit: 1 Ja 0.00%
2 Nee 100.00% Statistieken voor vraag 23 : Geef aan wat er is veranderd: Deze antwoorden werden gegeven: Geen Statistieken voor vraag 24 : Heb je aan onderstaande competenties gewerkt? Kruis aan waar je aan bepaalde competenties hebt gewerkt: 1) Op VMBO aan 2) Op MBO aan 3) Weet ik 4) Niet mee gewerkt gewerkt niet gewerkt 24.1 Initiatief nemen
66.67%
33.33%
0.00%
0.00%
24.2 Inlevingsvermogen
66.67%
33.33%
0.00%
0.00%
24.3 Flexibiliteit
33.33%
50.00%
16.67%
0.00%
24.4 Met druk en tegenslag omgaan
66.67%
16.67%
16.67%
0.00%
24.5 Doorzettingsvermogen
83.33%
16.67%
0.00%
0.00%
24.6 Samenwerken en overleggen
66.67%
33.33%
0.00%
0.00%
24.7 Presenteren
66.67%
33.33%
0.00%
0.00%
24.8 Onderzoeken
50.00%
50.00%
0.00%
0.00%
24.9 Zelfstandig leren en reflecteren
0.00%
100.00%
0.00%
0.00%
24.10 Plannen en organiseren
83.33%
16.67%
0.00%
0.00%
24.11 Dienstverlenend vermogen
16.67%
50.00%
33.33%
0.00%
24.12 Loopbaan leren
33.33%
50.00%
16.67%
0.00%
24.13 Vakdeskundigheid toepassen
0.00%
83.33%
16.67%
0.00%
24.14 Materialen en middelen inzetten
16.67%
66.67%
16.67%
0.00%
Statistieken voor vraag 25 : In hoeverre ben je tijdens je VMBO opleiding bezig geweest met onderstaande schoolopdrachten? 2) Zeer 3) 5) Zeer 1) Niet 4) Veel weinig Weinig veel 25.1 Opdrachten m.b.t. huishoudelijke taken, zoals verzorgen van wasgoed, afwassen of broodjes klaarmaken.
0.00% 16.67%
16.67% 50.00% 16.67%
25.2 Opdrachten m.b.t. hulp bieden aan clienten, zoals hulp bij aan- en uitkleden of haren kammen.
16.67% 16.67%
33.33% 0.00% 33.33%
25.3 Opdrachten m.b.t. eerste hulp, zoals verzorgen van wonden.
16.67% 0.00%
33.33% 50.00% 0.00%
25.4 Opdrachten m.b.t. het ondersteunen bij activiteiten, zoals voorlezen bij kleuters, beautydag bij ouderen etc.
0.00% 0.00%
50.00% 50.00% 0.00%
Statistieken voor vraag 26 : In hoeverre heb je een beter beeld van de opleiding gekregen doordat je aan deze opdrachten hebt gewerkt? 2) Zeer 3) 5) Zeer 1) Niet 4) Veel weinig Weinig veel 26.1 Opdrachten m.b.t. huishoudelijke taken, zoals verzorgen van wasgoed, afwassen of broodjes klaarmaken.
16.67% 0.00%
33.33% 50.00% 0.00%
26.2 Opdrachten m.b.t. hulp bieden aan clienten, zoals hulp bij aan- en uitkleden of haren kammen.
16.67% 0.00%
0.00%
26.3 Opdrachten m.b.t. eerste hulp, zoals verzorgen van wondjes.
0.00% 0.00%
66.67% 33.33% 0.00%
26.4 Opdrachten m.b.t. het ondersteunen bij activiteiten, zoals voorlezen bij kleuters, beautydag bij ouderen etc.
0.00% 0.00%
16.67% 83.33% 0.00%
66.67% 16.67%
Statistieken voor vraag 27 : Heb je met een VMBO portfolio gewerkt? 1 Ja 100.00% 2 Nee 0.00% Statistieken voor vraag 28 : Doordat ik in het VMBO met een portfolio gewerkt heb, heb ik: Bepaalde workshops, trainingen, 1 praktijkopdrachte, werkstukken in het 0.00% MBO over mogen slaan 2
Het eerste jaar van het MBO sneller kunnen afronden
0.00%
3
Langer over het eerste jaar van het MBO gedaan
0.00%
Heb ik bepaalde onderdelen van de MBO 4 opleiding niet hoeven doen, maar kreeg ik 100.00% verdiepingsopdrachten
5 Andere
-niks anders dan andere -niks veranderd -heb gewoon overal aan mee moeten doen -ik wist wat een portfolio was en had al veel bewijzen -er is niks mee gedaan, mijn portfolio van het vmbo is alleen doorgenomen en een aantal opdrachten mocht ik in mijn portfolio van vorig jaar doen. maar er is voor de rest helemaal niks mee gedaan!
Statistieken voor vraag 29 : Mijn VMBO portfolio: 1 Heb ik kunnen gebruiken bij het opstellen van een POP en PAP in het MBO 0.00% 2 Is in de eerste tien weken van de MBO opleiding besproken
0.00%
3 Lijkt veel op het portfolio dat in het MBO gebruikt wordt
50.00%
4 Is heel anders dan het portfolio dat in het MBO gebruikt wordt
50.00%
Statistieken voor vraag 30 : De portfoliogesprekken op het MBO worden op dezelfde manier gevoerd als op het VMBO:
1 Ja
50.00%
2 Nee 50.00% Statistieken voor vraag 31 : Wat is er anders? Deze antwoorden werden gegeven: -Wij hadden geen gesprekken op het vmbo. -Op het MBO wordt er dieper ingegaan op je portfolio -Op het MBO is het veel meer uitgebreid. Op het VMBO hebben we helemaal geen portfolio gesprekken gehad. Heel af en toe maar ze geven niet echt aan wat er nog aan veranderd moest worden enzo. Statistieken voor vraag 32 : Is het beeld wat je had van de MBO opleiding veranderd doordat je gewerkt hebt met een portfolio op het VMBO? 1 Ja 0.00% 2 Nee 100.00%
Statistieken voor vraag 33 : Omdat: Deze antwoorden werden gegeven: -Nee, alleen het is makkelijker geworden om een portfolio te maken, want ik had er al ervaring mee. -Het is hetzelfde. -Doordat ik al gewerkt heb met een portfolio is het makkelijker op het mbo. -Het portfolio op het MBO is iets anders ingedeeld dan op het vmbo -Niks veranderd.
Statistieken voor vraag 34 : Is het beeld wat je had van het beroep veranderd doordat je gewerkt hebt met een portfolio op het VMBO? 1 Ja
0.00%
2 Nee 100.00% Statistieken voor vraag 35 : Omdat: Deze antwoorden werden gegeven: -Nee, omdat we op het VMBO niet echt heel veel met het portfolio hebben gedaan. -We werkten op het vmbo weinig met portfolio -Ik denk nog steeds het zelfde over het beroep. -Het had niks met mijn beroep te maken -We hadden het niet over 1 beroep, nu nog steeds niet echt. Statistieken voor vraag 36 : De volgende vragen alléén beantwoorden als je gestopt bent met de opleiding. Ik ben gestopt met de opleiding omdat: 36.1 De begeleiding heel anders is dan ik vanuit het VMBO gewend ben 0.00% 36.2 Er niets is gedaan met mijn portfolio
0.00%
36.3 De doorstroomcompetenties niet herkenbaar zijn in het MBO
0.00%
36.4 De lesstof in het mbo niet aansluit op de lesstof in het VMBO
0.00%
36.5 De opleiding heel anders was dan ik van te voren gedacht had
0.00%
36.6 Ik het niveau van de opleiding te hoog vond
0.00%
36.7 Ik het niveau van de opleiding te laag vond
0.00%
36.8 Ik ontevreden ben over de organisatie van de opleiding
0.00%
36.9
De stages die ik gelopen heb in het VMBO hebben geen goed beeld gegeven van het beroep
36.10 Andere
0.00% 0.00%
Statistieken voor vraag 37 : Heeft het werken met een VMBO portfolio invloed gehad op je beslissing om te stoppen met je MBO opleiding? Zou je dit kunnen toelichten? Deze antwoorden werden gegeven: -nee Statistieken voor vraag 38 : Vul hier je e-mailadres in om kans te maken op de IPod Je emaildres zal alleen hiervoor gebruikt worden. Deze antwoorden werden gegeven: /
Bijlage 11: Enquête vragen 0-meting MBO-HBO Vraag 1 : Welke mbo opleiding heb je gedaan? PW (pedagogisch werk) niv. 4 kinderopvang PW (pedagogisch werk) niv. 4 jeugdzorg MMZ (medewerker maatschappelijke zorg) niv. 4 volwassenen MMZ (medewerker maatschappelijke zorg) niv. 4 gehandicaptenzorg SMD (sociaal maatschappelijke dienstverlening) niv. 4 SCW (sociaal cultureel werk) niv. 4 Vraag 2 : Welke opleiding volg je op dit moment? SPH (Sociaal pedagogische hulpverlening) MWD (Maatschappelijk werk en dienstverlening) Vraag 3 : In welk jaar van de opleiding zit je? Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 Vraag 4 : Ik vind dat op het hbo: Het werktempo voor mij goed bij te houden is, Het werktempo voor mij hoger dan verwacht is, Het werktempo voor mij lager dan verwacht is. Vraag 5 : Ik vind dat op het hbo: Veel zelfstandiger dan verwacht wordt gewerkt als op het mbo, Veel minder zelfstandiger dan verwacht wordt gewerkt als op het mbo, De mate van zelfstandigheid gelijk is aan mijn verwachtingen. Vraag 6 : Ik vind dat op het hbo de studiebegeleiding door docenten: beter is als op het mbo, minder goed is als op het mbo, hetzelfde is als op het mbo. Vraag 7 : Ik vind dat op het hbo de lesstof niet aansluit op de lesstof in het mbo, goed aansluit op de lesstof in het mbo, Vraag 8 : Ik vind dat op het hbo de lesstof verdiepend en aanvullend is op het mbo: ja nee
Vraag 9 : Het beeld wat ik had van de hbo opleiding is gebaseerd op: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) De voorlichting door hbo studenten, Verhalen van vrienden/familie, Brochures, Open dagen heb bezocht, Televisie, Internet, Vraag 10 : Ik heb een ander beeld van mijn opleiding sinds ik ermee ben begonnen ja nee Vraag 11 : Kun je aangeven wat er veranderd is? Open vraag Vraag 12 : Wat wil je gaan doen na je opleiding? Doorstuderen, Werken Vraag 13 : Kun je aangeven waarom? Open vraag Vraag 14 : De meerwaarde van een hbo opleiding is voor mij dat: (maximaal 4 antwoorden mogelijk) Ik kritischer leer denken, Ik meer inzicht krijg in mijn rol in het multidisciplinaire team, Ik beter in staat ben om in meer complexere situaties hulp te verlenen, Methodisch en reflectief denken en handelen meer op de voorgrond staat, Ik probleemgerichter leer denken en werken in complexere situaties, De maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt vergroot, Ik een regisserende rol kan vervullen, Ik wetenschappelijke literatuur leer beoordelen en toepassen in de praktijk, Ik stagiaires en ( nieuwe) collega’s op een coachende manier leer begeleiden, Ik leiding leer geven, Vraag 15 : De meerwaarde van een hbo opleiding wanneer je aan het werk bent, is dat je: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) meer carrièremogelijkheden hebt, op een overstijgende manier multidisciplinair kunt werken, in een gespecialiseerde setting kunt werken, op proactieve wijze intra- en interdisciplinair kunt werken, je meer geld verdient,
kennis en inzicht kunt toepassen op basis van wetenschappelijke kennis, meer status hebt, nieuwe protocollen, hulpverleningsprogramma’s en hulpverleningsplannen ontwikkelt, Vraag 16 : Het beeld dat ik had van het beroep waar ik voor word opgeleid, is veranderd sinds ik op het hbo zit: Ja Nee Vraag 17 : Kun je aangeven wat er veranderd is? Open vraag Vraag 18 : Kruis aan welke doorstroomactiviteiten bijgedragen hebben aan het beeld van je opleiding: 1) wel 2) niet 3) niet aan meegedaan 18.1 Voorlichting tijdens je mbo opleiding over het hbo 18.2 Proefstuderen op het hbo 18.3 Het project: “wat is een goede hulpverlener” 18.4 Aanleggen van een showdossier Vraag 19 : Kruis aan in hoeverre je op het mbo gewerkt hebt aan onderstaande competenties: 1) Zeer 2) 3) 4) Zeer 5) Niet weinig Weinig Veel veel herkenbaar 19.1 Initiatieven nemen 19.2 Zelfreflectie 19.3 Problemen kunnen analyseren 19.4 Met anderen (project matig) kunnen samenwerken 19.5 Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden 19.6 Mee kunnen in een hoger tempo 19.7 Naast concreet ook abstract kunnen denken 19.8 Zelfvertrouwen ontwikkelen 19.9 Integreren actualiteit 19.10 Flexibel methodisch kunnen werken Vraag 20 : Kruis aan, aan welke van onderstaande competenties je hebt gewerkt, of nog steeds werkt, in het hbo: 1) Zeer 2) 3) 4) Zeer 5) Niet weinig Weinig Veel veel herkenbaar 20.1 Initiatieven nemen 20.2 Zelfreflectie 20.3 Problemen kunnen analyseren
20.4 Met anderen (project matig) kunnen samenwerken 20.5 Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden 20.6 Mee kunnen in een hoger tempo 20.7 Naast concreet ook abstract kunnen denken 20.8 Zelfvertrouwen ontwikkelen 20.9 Integreren actualiteit 20.10 Flexibel methodisch kunnen werken Vraag 21 : Deze vraag alleen beantwoorden als je gestopt bent met de hbo opleiding Ik ben gestopt met de opleiding omdat: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) Ik ontevreden ben over de opleiding omdat de begeleiding heel anders is dan ik vanuit het mbo 21.1 gewend ben, 21.2 Ik ontevreden ben over de opleiding omdat er niets is gedaan met mijn showdossier, 21.3
Ik ontevreden ben over de opleiding omdat ik de competenties waaraan ik gewerkt heb in het mbo niet herkenbaar voor mijn zijn in het hbo,
21.4
Ik ontevreden ben over het onderwijs omdat de lesstof in het hbo niet aansluit op de lesstof in het mbo,
21.5 Ik in het doorstroomprogramma niet goed voorbereid ben op wat het beroep inhoud, 21.6 Ik het niveau van de opleiding te hoog vond, 21.7 Ik het niveau van de opleiding te laag vond, 21.8 Ik ontevreden ben over de organisatie van de opleiding, Vraag 22 : We willen graag je e-mail adres weten voor het verloten van de I-Pods. gebruiken wij je gegevens niet in het onderzoek zelf. Open vraag
Verder
Bijlage 12: Uitslagen enquête 0-meting MBO-HBO In totaal legden 18 mensen deze enquête af. Statistieken voor vraag 1 : Welke mbo opleiding heb je gedaan? 1 PW (pedagogisch werk) niv. 4 kinderopvang
58.33%
2 PW (pedagogisch werk) niv. 4 jeugdzorg
16.67%
3 MMZ (medewerker maatschappelijke zorg) niv. 4 volwassenen
8.33%
4 MMZ (medewerker maatschappelijke zorg) niv. 4 gehandicaptenzorg 0.00% 5 SMD (sociaal maatschappelijke dienstverlening) niv. 4
16.67%
6 SCW (sociaal cultureel werk) niv. 4
0.00%
Statistieken voor vraag 2 : Welke opleiding volg je op dit moment? 1 SPH (Sociaal pedagogische hulpverlening) 58.82% 2 MWD (Maatschappelijk werk en dienstverlening) 41.18% Statistieken voor vraag 3 : In welk jaar van de opleiding zit je? 1 Jaar 1 66.67% 2 Jaar 2 33.33% 3 Jaar 3 0.00% 4 Jaar 4 0.00% Statistieken voor vraag 4 : Ik vind dat op het hbo: 1 Het werktempo voor mij goed bij te houden is, 50.00% 2 Het werktempo voor mij hoger dan verwacht is, 50.00% 3 Het werktempo voor mij lager dan verwacht is. 0.00% Statistieken voor vraag 5 : Ik vind dat op het hbo: 1 Veel zelfstandiger dan verwacht wordt gewerkt als op het mbo,
44.44%
2 Veel minder zelfstandiger dan verwacht wordt gewerkt als op het mbo, 5.56% 3 De mate van zelfstandigheid gelijk is aan mijn verwachtingen.
50.00%
Statistieken voor vraag 6 : Ik vind dat op het hbo de studiebegeleiding door docenten: 61.11% 1 beter is als op het mbo, 2 minder goed is als op het mbo, 5.56% 3 hetzelfde is als op het mbo.
33.33%
Statistieken voor vraag 7 : Ik vind dat op het hbo de lesstof 1 niet aansluit op de lesstof in het mbo, 27.78% 2 goed aansluit op de lesstof in het mbo, 72.22% Statistieken voor vraag 8 : Ik vind dat op het hbo de lesstof verdiepend en aanvullend is op het mbo: 1 ja 88.89%
2 nee 11.11% Statistieken voor vraag 9 : Het beeld wat ik had van de hbo opleiding is gebaseerd op: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) 9.1 De voorlichting door hbo studenten, 44.44% 9.2 Verhalen van vrienden/familie,
44.44%
9.3 Brochures,
16.67%
9.4 Open dagen heb bezocht,
61.11%
9.5 Televisie,
0.00%
9.6 Internet, Anders; - Collega’s
55.56%
Statistieken voor vraag 10 : Ik heb een ander beeld van mijn opleiding sinds ik ermee ben begonnen 1 ja 22.22% 2 nee 77.78% Statistieken voor vraag 11 : Kun je aangeven wat er veranderd is? Deze antwoorden werden gegeven: Ik had niet verwacht dat het zoveel lezen was. Ik ben namelijk dyslecties Ik had verwacht dat ik grotere verslagen zou moeten schrijven maar dat valt mee. Meer dan ik gedacht had. Het is heel veel zelfstandig, en heel veel les stof. Statistieken voor vraag 12 : Wat wil je gaan doen na je opleiding? 1 Doorstuderen, 16.67% 2 Werken
83.33%
Statistieken voor vraag 13 : Kun je aangeven waarom? Deze antwoorden werden gegeven: weggevallen Statistieken voor vraag 14 : De meerwaarde van een hbo opleiding is voor mij dat: (maximaal 4 antwoorden mogelijk) 14.1 Ik kritischer leer denken, 55.56% 14.2 Ik meer inzicht krijg in mijn rol in het multidisciplinaire team,
33.33%
14.3 Ik beter in staat ben om in meer complexere situaties hulp te verlenen,
55.56%
14.4 Methodisch en reflectief denken en handelen meer op de voorgrond staat,
27.78%
14.5 Ik probleemgerichter leer denken en werken in complexere situaties,
61.11%
14.6 De maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt vergroot,
61.11%
14.7 Ik een regisserende rol kan vervullen,
27.78%
14.8 Ik wetenschappelijke literatuur leer beoordelen en toepassen in de praktijk,
27.78%
14.9 Ik stagiaires en ( nieuwe) collega’s op een coachende manier leer begeleiden, 16.67% 14.10 Ik leiding leer geven,
22.22%
Statistieken voor vraag 15 : De meerwaarde van een hbo opleiding wanneer je aan het werk bent, is dat je: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) 15.1 meer carrièremogelijkheden hebt, 88.89% 15.2 op een overstijgende manier multidisciplinair kunt werken,
16.67%
15.3 in een gespecialiseerde setting kunt werken,
61.11%
15.4 op proactieve wijze intra- en interdisciplinair kunt werken,
11.11%
15.5 je meer geld verdient,
50.00%
15.6 kennis en inzicht kunt toepassen op basis van wetenschappelijke kennis,
50.00%
15.7 meer status hebt,
0.00%
15.8 nieuwe protocollen, hulpverleningsprogramma’s en hulpverleningsplannen ontwikkelt, 33.33% Statistieken voor vraag 16 : Het beeld dat ik had van het beroep waar ik voor word opgeleid, is veranderd sinds ik op het hbo zit: 1 Ja 0.00% 2 Nee 100.00% Statistieken voor vraag 17 : Kun je aangeven wat er veranderd is? Deze antwoorden werden gegeven: weggevallen Statistieken voor vraag 18 : Kruis aan welke doorstroomactiviteiten bijgedragen hebben aan het beeld van je opleiding: 1) wel 2) niet 3) niet aan meegedaan 18.1 Voorlichting tijdens je mbo opleiding over het hbo 50.00% 16.67% 33.33% 18.2 Proefstuderen op het hbo
16.67% 27.78% 55.56%
18.3 Het project: “wat is een goede hulpverlener”
16.67% 22.22% 61.11%
18.4 Aanleggen van een showdossier
27.78% 16.67% 55.56%
Statistieken voor vraag 19 : Kruis aan in hoeverre je op het mbo gewerkt hebt aan onderstaande competenties: 1) Zeer 2) 4) Zeer 5) Niet 3) Veel weinig Weinig veel herkenbaar 19.1 Initiatieven nemen
0.00%
16.67%
55.56% 27.78%
0.00%
19.2 Zelfreflectie
0.00%
16.67%
33.33% 50.00%
0.00%
19.3 Problemen kunnen analyseren
0.00%
27.78%
72.22% 0.00%
0.00%
19.4 Met anderen (project matig) kunnen 0.00% samenwerken
0.00%
27.78% 72.22%
0.00%
19.5 Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden
0.00%
38.89%
61.11% 0.00%
0.00%
19.6 Mee kunnen in een hoger tempo
5.56%
61.11%
16.67% 11.11%
5.56%
19.7 Naast concreet ook abstract kunnen denken
0.00%
33.33%
55.56% 0.00%
11.11%
19.8 Zelfvertrouwen ontwikkelen
0.00%
27.78%
27.78% 44.44%
0.00%
19.9 Integreren actualiteit
0.00%
38.89%
50.00% 0.00%
11.11%
19.10 Flexibel methodisch kunnen
0.00%
11.11%
72.22% 16.67%
0.00%
werken Statistieken voor vraag 20 : Kruis aan, aan welke van onderstaande competenties je hebt gewerkt, of nog steeds werkt, in het hbo: 1) Zeer 2) 4) Zeer 5) Niet 3) Veel weinig Weinig veel herkenbaar 20.1 Initiatieven nemen
0.00%
11.11%
66.67% 22.22%
0.00%
20.2 Zelfreflectie
0.00%
5.56%
55.56% 38.89%
0.00%
20.3 Problemen kunnen analyseren
0.00%
11.11%
61.11% 27.78%
0.00%
20.4 Met anderen (project matig) kunnen 0.00% samenwerken
0.00%
55.56% 44.44%
0.00%
20.5 Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden
0.00%
27.78%
55.56% 16.67%
0.00%
20.6 Mee kunnen in een hoger tempo
0.00%
16.67%
61.11% 22.22%
0.00%
20.7 Naast concreet ook abstract kunnen denken
0.00%
27.78%
50.00% 22.22%
0.00%
20.8 Zelfvertrouwen ontwikkelen
0.00%
22.22%
50.00% 27.78%
0.00%
20.9 Integreren actualiteit
0.00%
22.22%
55.56% 16.67%
5.56%
20.10 Flexibel methodisch kunnen werken
0.00%
16.67%
50.00% 33.33%
0.00%
Statistieken voor vraag 21 : Deze vraag alleen beantwoorden als je gestopt bent met de hbo opleiding Ik ben gestopt met de opleiding omdat: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) Ik ontevreden ben over de opleiding omdat de begeleiding heel anders is dan ik vanuit het 21.1 0.00% mbo gewend ben, 21.2 Ik ontevreden ben over de opleiding omdat er niets is gedaan met mijn showdossier,
0.00%
21.3
Ik ontevreden ben over de opleiding omdat ik de competenties waaraan ik gewerkt heb in 0.00% het mbo niet herkenbaar voor mijn zijn in het hbo,
21.4
Ik ontevreden ben over het onderwijs omdat de lesstof in het hbo niet aansluit op de lesstof in het mbo,
0.00%
21.5 Ik in het doorstroomprogramma niet goed voorbereid ben op wat het beroep inhoud,
0.00%
21.6 Ik het niveau van de opleiding te hoog vond,
0.00%
21.7 Ik het niveau van de opleiding te laag vond,
0.00%
21.8 Ik ontevreden ben over de organisatie van de opleiding,
0.00%
Statistieken voor vraag 22 : We willen graag je e-mail adres weten voor het verloten van de IPods. Verder gebruiken wij je gegevens niet in het onderzoek zelf. Deze antwoorden werden gegeven: /
Vraag 1. Welke vooropleiding heb je gedaan? Pw kinderopvang 6 Pw jeugdzorg 2 Mmz niveau 4 1 SMD niveau 4 2 Andere 6 Vraag 2
Huidige opleiding SPH
MWD
41% 59%
Vraag 3
Opleidingsjaar 15 10 5 0 Opledingsjaar
Jaar 1
Jaar 2
11
6
Vraag 4 Ik vind dat op het HBO: Het werktempo goed bij te houden is Het werktempo hoger van verwacht is Het werktempo lager dan verwacht is
9 8 0
Vraag 5 Ik vind dat op het HBO: Zelfstandiger gewerkt word dan verwacht Veel minder zelfstandig gewerkt wordt dan verwacht De mate van zelfstandigheid gelijk is aan verwachtingen
8 0 9
Vraag 6
Studiebegeleiding HBO 12 10 8 6 4 2 0
Studiebegeleiding HBO
Beter als MBO
Minder goed als MBO
Hetzelfde als MBO
10
1
6
Vraag 7
Aansluiting MBO lesstof op HBO lesstof 29% Niet aansluit Goed aansluit
71%
Aansluiting MBO lesstof op HBO lesstof Niet aansluit
5
Goed aansluit
12
Vraag 8 Lesstof HBO is verdiepend en aanvullend op MBO Ja Nee
15 2
Vraag 9
Beeld van HBO opleiding is gebaseerd op: 12 10 8 6 4 Beeld van HBO opleiding is gebaseerd op:
2 0
Vraag 10 Ander beeld van opleiding sinds start Ja Nee
3 14
Vraag 11 Open vraag Vraag 12 Toekomst na opleiding Doorstuderen Werken Vraag 13 Open vraag
3 14
Vraag 14
Redenen meerwaarde HBO opleiding 12 10 8 Redenen meerwaarde HBO opleiding
6 4 2 0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Ik kritischer leer denken Ik meer inzicht krijg in mijn rol in het multidisciplinaire team Ik beter in staat ben om in meer complexere situaties hulp te verlenen Methodisch en reflectief denken en handelen meer op de voorgrond staat Ik probleemgerichter leer denken in complexere situaties De maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt vergroot Ik een regisserende rol kan vervullen Ik wetenschappelijke literatuur leer beoordelen en toepassen in de praktijk Ik stagiaires en nieuwe collega’s op een coachende manier leer begeleiden Ik leer leiding geven
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
10 5 9 5 10 11 5 5 3 4
Vraag 15
De meerwaarde van een HBO opleiding wanneer je aan het werk bent 16 14 12 10 De meerwaarde van een HBO opleiding wanneer je aan het werk bent
8 6 4 2 0 1
1
2
3
4
Meer carrière mogelijkheden
5
6
7
8
15
2 3 4 5 6 7 8
Op een overstijgende manier multidisciplinair kunt werken In een gespecialiseerde setting kunt werken Op een proactieve wijze intra-en interdisciplinair kunt werken Je meer geld verdient Kennis en inzicht kunt toepassen op basis van wetenschappelijke kennis Meer status hebt Nieuwe protocollen, hulpverleningsprogramma’s en hulpverleningsplannen ontwikkelt
3 11 2 9 9 0 6
Vraag 16
ja nee
Beroepsbeeld verandert sinds start HBO opleiding 0 17
Vraag 17 Open vraag Vraag 18 Welke doorstroom activiteiten hebben bijgedragen aan het beeld van je opleiding? wel niet Niet aan meegedaan Voorlichting 9 3 5 tijdens MBO opleiding over het HBO Proef studeren op 3 4 10 het HBO Het project “Wat 3 3 11 is een goede hulpverlener?” Aanleggen van 5 2 10 een showdossier
Vraag 19 In hoeverre heb je op het mbo gewerkt hebt aan onderstaande competenties: Zeer Weinig Veel Zeer veel weinig Initiatieven nemen 0 3 9 5 Zelfreflectie 0 3 6 8 Problemen kunnen 0 5 12 0 analyseren Met anderen 0 0 4 13 (projectmatig) kunnen samenwerken Hoofd-en bijzaken 0 7 10 0 kunnen onderscheiden Mee kunnen in een 1 11 3 2 hoger tempo Naast concreet ook 0 6 10 0 abstract kunnen denken
Niet herkenbaar 0 0 0 0
0 0 1
Zelfvertrouwen ontwikkelen Integreren actualiteit Flexibel methodisch kunnen werken
0
4
5
8
0
0 0
7 2
9 12
0 3
1 0
Vraag 20 Aan welke competenties heb je gewerkt, of werk je nog steeds aan in het HBO?
Initiatieven nemen Zelfreflectie Problemen kunnen analyseren Met anderen (projectmatig) kunnen samenwerken Hoofd-en bijzaken kunnen onderscheiden Mee kunnen in een hoger tempo Naast concreet ook abstract kunnen denken Zelfvertrouwen ontwikkelen Integreren actualiteit Flexibel methodisch kunnen werken Vraag 21: Niet ingevuld
Zeer weinig 0 0 0
Weinig
Veel
Zeer veel
2 1 2
11 9 10
4 7 5
Niet herkenbaar 0 0 0
0
0
9
8
0
0
5
9
3
0
1
3
10
4
0
0
5
8
4
1
0
4
8
5
0
0 0
4 3
9 8
3 6
1 0
Bijlage 13: Enquête vragen 1 meting MBO-HBO Vraag 1 : Welke mbo opleiding heb je gedaan? 1 PW (pedagogisch werk) niv. 4 kinderopvang 2 PW (pedagogisch werk) niv. 4 jeugdzorg 3 MMZ (medewerker maatschappelijke zorg) niv. 4 volwassenen 4 MMZ (medewerker maatschappelijke zorg) niv. 4 gehandicaptenzorg 5 SMD (sociaal maatschappelijke dienstverlening) niv. 4 6 SCW (sociaal cultureel werk) niv. 4 Vraag 2 : Welke opleiding volg je op dit moment? 1 SPH (Sociaal pedagogische hulpverlening) 2 MWD (Maatschappelijk werk en dienstverlening) Vraag 3 : In welk jaar van de opleiding zit je? 1 Jaar 1 2 Jaar 2 3 Jaar 3 4 Jaar 4 Vraag 4 : Ik vind dat op het hbo: 1 Het werktempo voor mij goed bij te houden is, 2 Het werktempo voor mij te laag ligt, 3 Het werktempo voor mij te hoog ligt, Vraag 5 : Ik vind dat op het hbo: 1 Veel zelfstandiger wordt gewerkt als op het mbo, 2 Veel minder zelfstandig wordt gewerkt als op het mbo, 3 De mate waarin zelfstandig wordt gewerkt hetzelfde is als op het mbo. Vraag 6 : Ik vind dat op het hbo de studiebegeleiding door docenten: 1 beter is dan op het mbo, 2 minder goed is dan op het mbo, 3 hetzelfde is dan op het mbo. Vraag 7 : Ik vind dat op het hbo de lesstof 1 niet aansluit op de lesstof in het mbo, 2 goed aansluit op de lesstof in het mbo, Vraag 8 : Ik vind dat op het hbo de lesstof verdiepend en aanvullend is: 1 ja
2 nee Vraag 9 : Het beeld wat ik had van de hbo opleiding is gebaseerd op: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) 9.1 De voorlichting door hbo studenten, 9.2 Verhalen van vrienden/familie, 9.3 Brochures, 9.4 Open dagen heb bezocht, 9.5 Televisie, 9.6 Internet, Vraag 10 : Ik heb een ander beeld van mijn opleiding sinds ik ermee ben begonnen 1 ja 2 nee Vraag 11 : Kun je aangeven wat er is veranderd? Open vraag Vraag 12 : Wat wil je gaan doen na je opleiding? 1 Doorstuderen, 2 Werken Vraag 13 : Kun je aangeven waarom Open vraag Vraag 14 : De meerwaarde van een hbo opleiding is voor mij dat: (maximaal 4 antwoorden mogelijk) 14.1 Ik kritischer leer denken, 14.2 Ik meer inzicht krijg in mijn rol in het multidisciplinaire team, 14.3 Ik beter in staat ben om in meer complexere situaties hulp te verlenen, 14.4 Methodisch en reflectief denken en handelen meer op de voorgrond staat, 14.5 Ik probleemgerichter leer denken en werken in complexere situaties, 14.6 De maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt vergroot, 14.7 Ik een regisserende rol kan vervullen, 14.8 Ik wetenschappelijke literatuur leer beoordelen en toepassen in de praktijk, 14.9 Ik stagiaires en ( nieuwe) collega’s op een coachende manier leer begeleiden, 14.10 Ik leiding leer geven, Vraag 15 : De meerwaarde van een hbo opleiding wanneer je aan het werk bent, is dat je: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) 15.1 meer carrièremogelijkheden hebt, 15.2 op een overstijgende manier multidisciplinair kunt werken, 15.3 in een gespecialiseerde setting kunt werken,
15.4 op proactieve wijze intra- en interdisciplinair kunt werken, 15.5 je meer geld verdient, 15.6 kennis en inzicht kunt toepassen op basis van wetenschappelijke kennis, 15.7 meer status hebt, 15.8 nieuwe protocollen, hulpverleningsprogramma’s en hulpverleningsplannen ontwikkelt, Vraag 16 : Het beeld dat ik had van het beroep waar ik voor word opgeleid, is veranderd sinds ik op het hbo zit: 1 Ja 2 Nee Vraag 17 : Kun je aangeven wat er veranderd is? Open vraag Vraag 18 : Kruis aan welke doorstroomactiviteiten bijgedragen hebben aan het beeld van je opleiding: 1) wel 2) niet 3) niet aan meegedaan 18.1 Voorlichting tijdens je mbo opleiding over het hbo 18.2 Proefstuderen op het hbo 18.3 Het project: “wat is een goede hulpverlener” 18.4 Aanleggen van een showdossier Vraag 19 : Kruis aan in hoeverre je op het mbo gewerkt hebt aan onderstaande competenties: 1) Zeer 2) 3) 4) Zeer 5) Niet weinig Weinig Veel veel herkenbaar 19.1 Initiatieven nemen 19.2 Zelfreflectie 19.3 Problemen kunnen analyseren 19.4 Met anderen (project matig) kunnen samenwerken 19.5 Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden 19.6 Mee kunnen in een hoger tempo 19.7 Naast concreet ook abstract kunnen denken 19.8 Zelfvertrouwen ontwikkelen 19.9 Integreren actualiteit 19.10 Flexibel methodisch kunnen werken Vraag 20 : Kruis aan, aan welke van onderstaande competenties je hebt gewerkt, of nog steeds werkt, in het hbo: 1) Zeer 2) 3) 4) Zeer 5) Niet weinig Weinig Veel veel herkenbaar
20.1 Initiatieven nemen 20.2 Zelfreflectie 20.3 Problemen kunnen analyseren 20.4 Met anderen (project matig) kunnen samenwerken 20.5 Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden 20.6 Mee kunnen in een hoger tempo 20.7 Naast concreet ook abstract kunnen denken 20.8 Zelfvertrouwen ontwikkelen 20.9 Integreren actualiteit 20.10 Flexibel methodisch kunnen werken Vraag 21 : Deze vraag alleen beantwoorden als je gestopt bent met de hbo opleiding Ik ben gestopt met de opleiding omdat: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) Ik ontevreden ben over de opleiding omdat de begeleiding heel anders is dan ik vanuit het mbo 21.1 gewend ben, 21.2 Ik ontevreden ben over de opleiding omdat er niets is gedaan met mijn showdossier, 21.3
Ik ontevreden ben over de opleiding omdat ik de competenties waaraan ik gewerkt heb in het mbo niet herkenbaar voor mijn zijn in het hbo,
21.4
Ik ontevreden ben over het onderwijs omdat de lesstof in het hbo niet aansluit op de lesstof in het mbo,
21.5 Ik in het doorstroomprogramma niet goed voorbereid ben op wat het beroep inhoud, 21.6 Ik het niveau van de opleiding te hoog vond, 21.7 Ik het niveau van de opleiding te laag vond, 21.8 Ik ontevreden ben over de organisatie van de opleiding, Vraag 22 : We willen graag je e-mail adres weten voor het verloten van de I-Pods. gebruiken wij je gegevens niet in het onderzoek zelf. Open vraag
Verder
Bijlage 14: Uitslagen enquête 1-Meting MBO-HBO In totaal legden 6 mensen deze enquête af. Statistieken voor vraag 1 : Welke mbo opleiding heb je gedaan? 1 PW (pedagogisch werk) niv. 4 kinderopvang
25.00%
2 PW (pedagogisch werk) niv. 4 jeugdzorg
75.00%
3 MMZ (medewerker maatschappelijke zorg) niv. 4 volwassenen
0.00%
4 MMZ (medewerker maatschappelijke zorg) niv. 4 gehandicaptenzorg 0.00% 5 SMD (sociaal maatschappelijke dienstverlening) niv. 4
0.00%
6 SCW (sociaal cultureel werk) niv. 4
0.00%
Statistieken voor vraag 2 : Welke opleiding volg je op dit moment? 1 SPH (Sociaal pedagogische hulpverlening) 33.33% 2 MWD (Maatschappelijk werk en dienstverlening) 66.67% Statistieken voor vraag 3 : In welk jaar van de opleiding zit je? 1 Jaar 1 0.00% 2 Jaar 2 100.00% 3 Jaar 3 0.00% 4 Jaar 4 0.00% Statistieken voor vraag 4 : Ik vind dat op het hbo: 1 Het werktempo voor mij goed bij te houden is, 83.33% 2 Het werktempo voor mij te laag ligt,
0.00%
3 Het werktempo voor mij te hoog ligt,
16.67%
Statistieken voor vraag 5 : Ik vind dat op het hbo: 1 Veel zelfstandiger wordt gewerkt als op het mbo,
66.67%
2 Veel minder zelfstandig wordt gewerkt als op het mbo,
0.00%
3 De mate waarin zelfstandig wordt gewerkt hetzelfde is als op het mbo. 33.33% Statistieken voor vraag 6 : Ik vind dat op het hbo de studiebegeleiding door docenten: 50.00% 1 beter is dan op het mbo, 2 minder goed is dan op het mbo, 0.00% 3 hetzelfde is dan op het mbo.
50.00%
Statistieken voor vraag 7 : Ik vind dat op het hbo de lesstof 1 niet aansluit op de lesstof in het mbo, 50.00% 2 goed aansluit op de lesstof in het mbo, 50.00% Statistieken voor vraag 8 : Ik vind dat op het hbo de lesstof verdiepend en aanvullend is: 1 ja 100.00% 2 nee 0.00%
Statistieken voor vraag 9 : Het beeld wat ik had van de hbo opleiding is gebaseerd op: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) 9.1 De voorlichting door hbo studenten, 50.00% 9.2 Verhalen van vrienden/familie,
66.67%
9.3 Brochures,
0.00%
9.4 Open dagen heb bezocht,
66.67%
9.5 Televisie,
0.00%
9.6 Internet, Anders; Meeloop dag
33.33%
Statistieken voor vraag 10 : Ik heb een ander beeld van mijn opleiding sinds ik ermee ben begonnen 1 ja 50.00% 2 nee 50.00% Statistieken voor vraag 11 : Kun je aangeven wat er is veranderd? Deze antwoorden werden gegeven: -erg moeilijk -veel zelfstandig -de hulp die je vraagt, word niet goed beantwoord de werkvelden waarin ik kan werken. de lesstof die gegeven wordt. Ik dacht dat het meer inging op kinderen. Statistieken voor vraag 12 : Wat wil je gaan doen na je opleiding? 1 Doorstuderen, 0.00% 2 Werken
100.00%
Statistieken voor vraag 13 : Kun je aangeven waarom Deze antwoorden werden gegeven: wil beide. Dan heb ik mijn missie behaald, namelijk na mijn mbo diploma ook mijn hbo diploma in de pocket hebben. Omdat ik denk dat ik er dan aan toe ben. Ik heb dan een MBO en HBO diploma en dat vind ik genoetg. Als ik klaar ben met de opleiding ben ik 24 jaar en dat vind ik wel een mooie leeftijd om te gaan werken. omdat ik al langer op school zit.. en wil na de opleiding gewoon werken Statistieken voor vraag 14 : De meerwaarde van een hbo opleiding is voor mij dat: (maximaal 4 antwoorden mogelijk) 14.1 Ik kritischer leer denken, 16.67% 14.2 Ik meer inzicht krijg in mijn rol in het multidisciplinaire team,
16.67%
14.3 Ik beter in staat ben om in meer complexere situaties hulp te verlenen,
33.33%
14.4 Methodisch en reflectief denken en handelen meer op de voorgrond staat,
33.33%
14.5 Ik probleemgerichter leer denken en werken in complexere situaties,
33.33%
14.6 De maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt vergroot,
33.33%
14.7 Ik een regisserende rol kan vervullen,
16.67%
14.8 Ik wetenschappelijke literatuur leer beoordelen en toepassen in de praktijk,
33.33%
14.9 Ik stagiaires en ( nieuwe) collega’s op een coachende manier leer begeleiden, 16.67% 14.10 Ik leiding leer geven, 33.33% Anders; - Dat ik sneller word aangenomen, en dat ik bij meerdere instanties te werk kan gaan - Meer geld verdienen. Statistieken voor vraag 15 : De meerwaarde van een hbo opleiding wanneer je aan het werk bent, is dat je: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) 15.1 meer carrièremogelijkheden hebt, 100.00% 15.2 op een overstijgende manier multidisciplinair kunt werken,
16.67%
15.3 in een gespecialiseerde setting kunt werken,
33.33%
15.4 op proactieve wijze intra- en interdisciplinair kunt werken,
0.00%
15.5 je meer geld verdient,
50.00%
15.6 kennis en inzicht kunt toepassen op basis van wetenschappelijke kennis,
50.00%
15.7 meer status hebt,
16.67%
15.8 nieuwe protocollen, hulpverleningsprogramma’s en hulpverleningsplannen ontwikkelt, 16.67% Statistieken voor vraag 16 : Het beeld dat ik had van het beroep waar ik voor word opgeleid, is veranderd sinds ik op het hbo zit: 1 Ja 16.67% 2 Nee 83.33% Statistieken voor vraag 17 : Kun je aangeven wat er veranderd is? Deze antwoorden werden gegeven: het stagelopen op zich.. de werkvelden waarin je kan gaan werken.. Statistieken voor vraag 18 : Kruis aan welke doorstroomactiviteiten bijgedragen hebben aan het beeld van je opleiding: 1) wel 2) niet 3) niet aan meegedaan 18.1 Voorlichting tijdens je mbo opleiding over het hbo 66.67% 16.67% 16.67% 18.2 Proefstuderen op het hbo
50.00% 0.00% 50.00%
18.3 Het project: “wat is een goede hulpverlener”
33.33% 16.67% 50.00%
18.4 Aanleggen van een showdossier
0.00% 33.33% 66.67%
Statistieken voor vraag 19 : Kruis aan in hoeverre je op het mbo gewerkt hebt aan onderstaande competenties: 1) Zeer 2) 4) Zeer 5) Niet 3) Veel weinig Weinig veel herkenbaar 19.1 Initiatieven nemen
0.00%
0.00%
83.33% 0.00%
16.67%
19.2 Zelfreflectie
0.00%
0.00%
16.67% 66.67%
16.67%
19.3 Problemen kunnen analyseren
0.00%
33.33%
33.33% 16.67%
16.67%
19.4 Met anderen (project matig) kunnen 0.00% samenwerken
16.67%
33.33% 50.00%
0.00%
19.5 Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden
0.00%
50.00%
50.00% 0.00%
0.00%
19.6 Mee kunnen in een hoger tempo
33.33%
66.67%
0.00% 0.00%
0.00%
19.7 Naast concreet ook abstract kunnen 0.00% denken
66.67%
33.33% 0.00%
0.00%
19.8 Zelfvertrouwen ontwikkelen
0.00%
0.00%
83.33% 16.67%
0.00%
19.9 Integreren actualiteit
0.00%
50.00%
50.00% 0.00%
0.00%
19.10 Flexibel methodisch kunnen werken
0.00%
16.67%
66.67% 16.67%
0.00%
Statistieken voor vraag 20 : Kruis aan, aan welke van onderstaande competenties je hebt gewerkt, of nog steeds werkt, in het hbo: 1) Zeer 2) 4) Zeer 5) Niet 3) Veel weinig Weinig veel herkenbaar 20.1 Initiatieven nemen
0.00%
0.00%
50.00% 50.00%
0.00%
20.2 Zelfreflectie
0.00%
0.00%
33.33% 66.67%
0.00%
20.3 Problemen kunnen analyseren
0.00%
0.00%
50.00% 50.00%
0.00%
20.4 Met anderen (project matig) kunnen 0.00% samenwerken
16.67%
16.67% 66.67%
0.00%
20.5 Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden
0.00%
50.00%
16.67% 33.33%
0.00%
20.6 Mee kunnen in een hoger tempo
0.00%
16.67%
50.00% 33.33%
0.00%
20.7 Naast concreet ook abstract kunnen denken
0.00%
16.67%
50.00% 33.33%
0.00%
20.8 Zelfvertrouwen ontwikkelen
0.00%
0.00%
66.67% 33.33%
0.00%
20.9 Integreren actualiteit
0.00%
0.00%
83.33% 16.67%
0.00%
20.10 Flexibel methodisch kunnen werken
0.00%
0.00%
50.00% 50.00%
0.00%
Statistieken voor vraag 21 : Deze vraag alleen beantwoorden als je gestopt bent met de hbo opleiding Ik ben gestopt met de opleiding omdat: (maximaal 3 antwoorden mogelijk) Ik ontevreden ben over de opleiding omdat de begeleiding heel anders is dan ik vanuit het 21.1 0.00% mbo gewend ben, 21.2 Ik ontevreden ben over de opleiding omdat er niets is gedaan met mijn showdossier,
0.00%
21.3
Ik ontevreden ben over de opleiding omdat ik de competenties waaraan ik gewerkt heb in 0.00% het mbo niet herkenbaar voor mijn zijn in het hbo,
21.4
Ik ontevreden ben over het onderwijs omdat de lesstof in het hbo niet aansluit op de lesstof in het mbo,
0.00%
21.5 Ik in het doorstroomprogramma niet goed voorbereid ben op wat het beroep inhoud,
0.00%
21.6 Ik het niveau van de opleiding te hoog vond,
0.00%
21.7 Ik het niveau van de opleiding te laag vond,
0.00%
21.8 Ik ontevreden ben over de organisatie van de opleiding,
0.00%
Statistieken voor vraag 22 : We willen graag je e-mail adres weten voor het verloten van de IPods. Verder gebruiken wij je gegevens niet in het onderzoek zelf. Deze antwoorden werden gegeven: /
Bijlage 15: Interview vragen Inleiding; 1. In welke sector zat je in het VMBO? 2. Welke leerweg heb je gevolgd in het VMBO? 3. Welke opleiding volg je op dit moment? Dit is zorg of welzijn? 4. In welk jaar van de opleiding zit je? 5. Heb je op het VMBO met een portfolio gewerkt? • Werk je nu ook met het portfolio op het MBO? Op het VMBO 6. Welk beeld had jij op het VMBO gevormd van je MBO opleiding? • Waar is dit beeld op gebaseerd? (brochures, vrienden/familie, open dagen, tv, internet, voorlichting op het vmbo) • Is dit beeld veranderd nu je daadwerkelijk op het MBO zit? Waardoor komt dit en wat is er veranderd? 7. Heb je aan deze competenties op het VMBO en/of MBO gewerkt? • Initiatief nemen. • Inlevingsvermogen. • Flexibiliteit. • Omgaan met druk en tegenslag. • Doorzettingsvermogen. • Zelfstandig leren en reflecteren (inclusief plannen en organiseren). • Samenwerken en overleggen. Het MBO 8. Een stelling, wat vind je hiervan? Op het MBO wordt veel zelfstandiger gewerkt dan op het VMBO. 9. Hoe vond je de studiebegeleiding door docenten op het VMBO en nu op het MBO? • Zit hier veel verschil in? 10. Wat vind je van het werktempo op het MBO? • Is het werktempo anders/hoger/lager dan op het VMBO? 11. Sluit naar jou mening de lesstof van het VMBO aan op het MBO? • Heeft dit mede te maken door aansluiting met het portfolio/begeleiding/aansluitende lesstof/schoolopdrachten? Na het MBO: 12. Welke taken denk je te gaan verrichten straks in je werk? • Huishoudelijke taken, zorgen voor mensen, observeren, rapporteren, psych ondersteuning, coördineren, adviseren, begeleiden etc. 13. Als je klaar bent met je opleiding, wil je dan verder studeren of gaan werken? • Welke opleiding zou je willen gaan volgen? • Waar wil je gaan werken na je opleiding? Portfolio; 14. Heeft het werken met het portfolio op het VMBO invloed op het MBO? • Mag je hierdoor bijv. versnellen, vertragen, andere opdrachten maken, bepaalde dingen overslaan. 15. Waar helpt het portfolio je bij op school? 16. Welke verschillen zitten in het portfolio van het VMBO en MBO?
17. Is er verschil tussen de portfoliogesprekken op het VMBO en MBO? • Wat zijn de verschillen? 18. Is het beeld wat je had van de MBO opleiding veranderd doordat je gewerkt hebt met een portfolio op het VMBO? • Waardoor is dit veranderd? 19. Is het beeld wat je had van het beroep veranderd doordat je gewerkt hebt met een portfolio op het VMBO? • Waardoor is dit veranderd?
Bijlage 16: Beoordelingsformulier school Differentiatieminor Coachen en Begeleiden Beoordeling; projectproduct, VOLTIJD Groep:
Toetscode:
2107MCB1BA Datum:
Student 1
Student 2
Student 3:
Student 4:
Student 5:
Student 6
Student 7
Student 8:
Beste assessor, De externe opdrachtgever heeft een zwaarwegend beoordelingsadvies uitgebracht met betrekking tot de criteria 1a, 1b, 1c, en 2e. Integreer dit beoordelingsadvies in je beoordeling en waardering van het projectproduct.
1
Inhoud (weging 60%) het projectproduct getuigt van een goed inzicht in relevante aspecten en hun samenhang, zoals: de betreffende zorgcategorie landelijke ontwikkelingen de betreffende instelling en afdeling de organisatie het onderhavige probleem geldende opvattingen
Weging (max.) 20 punten
het projectproduct geeft een gedegen verantwoording van gemaakte keuzen en opvattingen. Geen enkel(e) instrument, opvatting, conclusie of aanbeveling komt ‘uit de lucht vallen’. Dat wil zeggen dat gemaakte keuzen en opvattingen samenhangend onderbouwd en beargumenteerd worden met: gegevens uit de praktijk opvattingen van relevante anderen ethische en/of juridische overwegingen organisatorische overwegingen conclusies uit wetenschappelijk onderzoek recente literatuurbronnen vergelijkingen met alternatieve oplossingen redeneringen (oorzaken/gevolgen, verbanden, omdat.., want.., in dit geval.., om die reden.., als/dan., etc.)
20 punten
Het projectproduct en eventuele aanbevelingen t.b.v. hanteerbaarheid, gebruik, vermenigvuldiging, duurzaamheid en/of uiterlijke vormgeving zijn in de praktijk bruikbaar
20 punten
Score
Opmerkingen
Vormgeving/taalgebruik, structuur en presentatie (weging 40%)
Weging (max.)
2
Vormgeving en taalgebruik het geheel ziet er professioneel en verzorgd uit (lettertype, lay-out, beeldgebruik, omslag, etc.) er is sprake van correct gebruik van de Nederlandse taal, zowel wat betreft spelling als grammatica de tekst is to the point, er wordt geen gebruik gemaakt van onnodig veel woorden feiten, eigen opvattingen en opvattingen van anderen zijn duidelijk onderscheiden het taalgebruik is inhoudelijk en qua abstractieniveau gericht op de doelgroep (opdrachtgever – gebruikers van het projectproduct) moeilijke begrippen of begrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn worden gedefinieerd en/of toegelicht, zo nodig in een apart hoofdstuk
12 punten
3
Structuur alle onderdelen hebben direct of indirect betrekking op de probleemstelling en/of doelstelling het projectproduct bevat: inhoudsopgave, inleiding, samenvatting, originele probleembeschrijving, situatiebeschrijving en projectplan, hoofdstukken (met feiten, gegevens, redeneringen en opvattingen), conclusies, aanbevelingen en een literatuurlijst zo nodig bevat het projectproduct een voorwoord en een nawoord de hoofdstukken zijn effectief geordend alle onderdelen zijn genummerd en voorzien van een titel de bijlagen zijn functioneel en volledig de literatuurlijst is correct en bevat slechts de literatuur waarnaar in de tekst verwezen wordt in de tekst wordt bij citeren of aanhalen op correcte wijze naar de literatuurlijst verwezen waar nodig en relevant bevat het projectproduct grafieken, illustraties, foto’s en andere figuren, met onderschrift waar figuren aanwezig zijn, wordt er in de tekst naar verwezen
13 punten
4
Presentatie de probleemstelling en doelstelling worden helder uiteengezet de werkwijze van de projectgroep wordt duidelijk uiteengezet het projectproduct wordt helder uiteengezet de onderdelen hangen duidelijk met elkaar samen uit de presentatie blijkt een eigen visie of een gefundeerd standpunt met betrekking tot het onderwerp en de resultaten de presentatie bevat een heldere structuur: opening, inleiding, kern, conclusies en samenvatting de hoofdpunten van het kerngedeelte vertonen samenhang en worden in een logische volgorde gepresenteerd er wordt effectief gelegenheid gegeven tot discussie en het stellen van vragen woordgebruik, zinsbouw, tempo, verstaanbaarheid
15 punten
Score
Opmerkingen
Vormgeving/taalgebruik, structuur en presentatie (weging 40%) dragen bij aan de presentatie abstract, theoretisch betoog wordt ondersteund met praktijksituaties en andere voorbeelden de tijd wordt goed bewaakt
Weging (max.)
Score
Samenvattend oordeel
Bij een score van minder dan 55 punten is het resultaat onvoldoende en is er gelegenheid tot één Totaal aantal punten: herkansing. Assessor: Handtekening: Datum:
Opmerkingen
Bijlage 17: Beoordelingsformulier opdrachtgever Differentiatieminor Coachen en Begeleiden Feedback opdrachtgever; projectproduct, VOLTIJD/DUAAL Groep:
Datum:
Student 1
Student 2
Student 3:
Student 4:
Student 5:
Student 6
Student 7
Student 8:
Beste opdrachtgever, Wilt u van onderstaande aspecten van het projectresultaat dat de projectgroep aan u heeft geleverd, aangeven in hoeverre het product voldoet aan de criteria door hiervoor de ja of de nee te omcirkelen en bij bijzonderheden de kolom toelichting in te vullen? De beoordelend docent van de opleiding hecht veel waarde aan uw feedback en mening en heeft deze informatie nodig om tot een oordeel te komen over het product. beoordelend docent. Hartelijk dank. Criteria Ja Toelichting Nee Het projectproduct getuigt van een goed inzicht in relevante aspecten en hun Ja samenhang zoals: Nee de betreffende zorgcategorie landelijke ontwikkelingen de betreffende instelling en afdeling de organisatie het onderhavige probleem geldende opvattingen Het projectproduct geeft een voldoende verantwoording van gemaakte keuzen en opvattingen. Geen enkel(e) instrument, opvatting, conclusie of aanbeveling komt ‘uit de lucht vallen’. Dat wil zeggen dat gemaakte keuzen en opvattingen samenhangend onderbouwd en beargumenteerd worden met: gegevens uit de praktijk opvattingen van relevante anderen ethische en/of juridische overwegingen organisatorische overwegingen conclusies uit wetenschappelijk onderzoek recente literatuurbronnen vergelijkingen met alternatieve oplossingen redeneringen (oorzaken/gevolgen, verbanden, omdat …, want …, in dit geval …, om die reden …, als/dan…, etc.)
Ja Nee
Het projectproduct en eventuele aanbevelingen t.b.v. hanteerbaarheid, gebruik, vermenigvuldiging, duurzaamheid en/of uiterlijke vormgeving zijn in de praktijk bruikbaar
Ja Nee
Het taalgebruik is inhoudelijk en qua abstractieniveau goed gericht op de doelgroep (opdrachtgever – gebruikers van het projectproduct)
Ja Nee
Samenvattend oordeel:
Opdrachtgever:
Instelling:
Handtekening:
Datum: