Verpleeghuis- woon- en thuiszorg
Verzorging bij urinelozing en stoelgang
Werkgroep Infectiepreventie Vastgesteld: september 2004 Revisie: september 2009
Dit document mag vrijelijk worden vermenigvuldigd en verspreid mits steeds de Werkgroep Infectiepreventie als auteur wordt vermeld. Vergewis u ervan dat u de meest recente versie van dit document hebt. Raadpleeg hiervoor www.wip.nl. De Werkgroep Infectiepreventie acht zich na het verschijnen van een nieuwe versie van een richtlijn niet meer verantwoordelijk voor verouderde versies. Aan de samenstelling van deze richtlijn werd, behalve door leden en medewerkers van de WIP, bijgedragen door: de heer prof. dr. H.J.M. Cools, De Bieslandhof, Delft; mevrouw E. Dekker, St.Lucas Andreas Ziekenhuis, Amsterdam en mevrouw G.V.M. Koopmans-Zwanenburg, Ziekenhuis Leyenburg, Den Haag.
Inhoudsopgave 1 Algemene voorzorgsmaatregelen .......................................................................1 2 Incontinentieverzorging urine.............................................................................1 2.1 Absorptiemateriaal .............................................................................................1 2.2 Condoomkatheters..............................................................................................1 2.3 Intermitterende katheterisatie .............................................................................1 2.4 Verblijfskatheter .................................................................................................1 2.5 Preventieve maatregelen bij gekatheteriseerde patiënt.......................................2 2.6 Uitvoering katheterisatie ....................................................................................2 2.7 Blaasspoelen .......................................................................................................3 2.8 Suprapubische katheters .....................................................................................4 2.9 Eigenschappen urine-opvangzak ........................................................................4 2.10 Verwisselen en legen urine-opvangzak ..............................................................5 2.11 Het afnemen van katheter-urine voor onderzoek................................................5 3 Feces ...................................................................................................................5 3.1 Manueel verwijderen van feces ..........................................................................5 3.2 Rectumcanules en klysma’s................................................................................5 3.3 Stoma’s ...............................................................................................................6 Bijlage A. Literatuur ................................................................................................8
1 Algemene voorzorgsmaatregelen ) De basis voor infectiepreventie bij de uitvoering van de in deze richtlijn beschreven handelingen is altijd gelegen in naleving van de algemene voorzorgsmaatregelen, zoals door de Werkgroep Infectiepreventie beschreven in de richtlijnen Persoonlijke hygiëne medewerkers, Infecties medewerkers, Handhygiëne, Persoonlijke beschermingsmiddelen en Accidenteel bloedcontact.
2 Incontinentieverzorging urine Bij incontinente cliënten kan gebruik worden gemaakt van absorptiemateriaal of condoomkatheters.
2.1 Absorptiemateriaal ) Gebruikt absorptiemateriaal dient direct in een plastic afvalzak te worden gedeponeerd. ) De gordels en netbroekjes van een tweedelig systeem dienen bij 60°C. machinaal te worden gewassen. Met de hand wassen van gordels en netbroekjes leidt tot onvoldoende reiniging en desinfectie.
2.2 Condoomkatheters ) Condoomkatheters worden dagelijks, of op geleide van instructies van de fabrikant, vervangen [1]. ) Ze worden direct na vervanging in een plastic afvalzak gedeponeerd en de zak wordt gesloten.
2.3 Intermitterende katheterisatie De voorbereiding en het inbrengen van een éénmalige of intermitterende katheter gebeurt op dezelfde wijze als voor de verblijfskatheter, uiteraard met dien verstande dat bij eenmalige of intermitterende katheterisatie geen sprake is van fixatie van de opvangzak. Ook wordt bij deze vormen van katheterisatie geen ballonkatheter gebruikt. Bij deze vorm van katheterisatie wordt gebruikgemaakt van een urineopvangzak voor éénmalig gebruik, zonder aftapkraan, of een urinaal. Een éénmalige katheter met coating (voorkeursmateriaal bij intermitterende katheterisatie) wordt volgens voorschrift van de fabrikant ingebracht. Bij hydrofiele coating wordt water uit een flink stromende kraan gebruikt, dat minimaal 30 seconden moet inwerken.
2.4 Verblijfskatheter ) Gezien het infectierisico is het van belang om het gebruik van een verblijfskatheter zoveel mogelijk te beperken [2, 3]. Incontinentie wordt in het algemeen niet als een terechte indicatie voor een verblijfskatheter beschouwd, zelfs niet ter preventie van decubitus [4]. Indien mogelijk verdient intermitterend katheteriseren de voorkeur boven een verblijfskatheter. Deze intermitterende katheterisatie kan gedurende een lange tijd worden toegepast [5].
Verzorging bij urinelozing en stoelgang
1
De diameter van de katheter wordt bepaald op voorschrift van de arts en is in het algemeen zo klein mogelijk. De diameter van een blaaskatheter wordt uitgedrukt in Charriére. (1 Ch = 0,33 mm diameter). De meest gebruikte maten variëren van 12 tot 18 Ch. Een grotere diameter veroorzaakt gemakkelijk blaaskramp, waardoor lekkage kan ontstaan en ze geeft meer kans op druknecrose van het urethraslijmvlies. Het materiaal waaruit de katheter is vervaardigd heeft vrijwel geen invloed op het ontstaan van urineweginfecties. Alleen bij langdurende katheterisatie valt het gebruik van (duurdere) siliconenkatheters te overwegen. De siliconenkatheters hebben als nadeel dat ze wat stijver zijn, waardoor ze door sommige cliënten als hinderlijk worden ervaren. Een volsiliconenkatheter geeft minder vaak aanleiding tot irritatie van het urethraslijmvlies en verstopt minder snel. Ook bij een gesiliconeerde katheter (bijna altijd alleen aan de buitenzijde een siliconenlaagje) zal minder irritatie optreden, maar deze katheters verstoppen in het algemeen even snel als latex katheters.
2.5 Preventieve maatregelen bij gekatheteriseerde patiënt ) De patiënt heeft een zodanige vochtopname, zodat de urineproductie tenminste 1500 ml tot 2000 ml per dag bedraagt [6, 7]. ) De katheter dient bij verstopping te worden vervangen. Vanuit het oogpunt van infectiepreventie heeft het routinematig vervangen van de katheter geen zin. Wel kan men beter een katheter vervangen voordat deze verstopt zit dan erna. Een verstopping van een katheter kan men voorspellen indien zich in de katheter gruis en/of slijm voelbaar of zichtbaar ophoopt. ) De uitwendige geslachtsdelen en het gebied rondom de katheter worden dagelijks gewassen met water en (weinig) zeep.
2.6 Uitvoering katheterisatie ) Handen dienen te worden gewassen of ingewreven met handalcohol, waarna (nietsteriele) handschoenen worden aangetrokken. Het gebruik van katheterisatiesets verdient aanbeveling. Met behulp van een katheterisatieset kan een steriel veld worden gecreëerd en wordt aseptisch werken bevorderd. Bij het katheteriseren is assistentie aan te bevelen. ) Bij mannen wordt, indien aanwezig, de voorhuid teruggetrokken. Met behulp van een wattenprop gedrenkt in steriel water, of in leidingwater uit een flink stromende kraan, wordt de glans penis schoongemaakt; elke depper maar één maal gebruiken. Onder de penis wordt een gaas gelegd. ) Bij mannen wordt de urethra eerst ingespoten met een glijmiddel met anestheticum. Bij vrouwen is het gebruik van glijmiddel met anestheticum ook aan te bevelen, maar niet noodzakelijk. Het is belangrijk om de gehele inhoud van het spuitje in te brengen. Hierdoor glijdt de katheter beter naar binnen en beschadigt de urethrawand minder. De inwerkingstijd van het anestheticum dient in acht te worden genomen. ) Bij vrouwen wordt, na spreiden van de kleine schaamlippen, de ure-thraopening schoongemaakt met een depper, gedrenkt in steriel water (eventueel leidingwater Verzorging bij urinelozing en stoelgang
2
uit een flink stromende kraan, zie boven). Van binnen naar buiten en van boven naar beneden uitwassen. Elke depper maar één maal gebruiken. ) De katheter wordt met steriele handschoenen of met een steriele pincet ingebracht. Wanneer alleen een steriele pincet wordt gebruikt is een goede techniek vereist, in verband met de kans dat de hand de katheter raakt. Sommige katheters zijn zodanig dubbel verpakt dat de katheter kan worden ingebracht vanuit de steriele binnenverpakking. ) De kathetertip wordt rechtstreeks ingevoerd zonder daarmee de omgeving aan te raken. Gebeurt dit wel, dan moet men een nieuwe katheter nemen. ) De katheter wordt zo ver mogelijk ingebracht, waarna de ballon wordt gevuld met de voorgeschreven hoeveelheid steriel water. Hierbij moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de ballon, door doordringbaarheid van het materiaal, langzaam leegloopt, waardoor de katheter niet goed op zijn plaats blijft zitten. Eventueel kan steriel water worden toegevoegd. De katheter terugtrekken tot weerstand wordt gevoeld. ) De katheter wordt aangesloten op een gesloten opvangsysteem. Vóór aansluiting worden de aansluitpunten gedesinfecteerd met alcohol 70%. Men kan de urineopvangzak reeds eerder aan de katheter aansluiten; het systeem is dan gesloten vanaf het moment van inbrengen van de katheter, hetgeen de kans op morsen verkleint. ) Indien aanwezig wordt bij mannen de voorhuid na het katheteriseren teruggeschoven. Dit moet zorgvuldig gebeuren, omdat anders een zogenaamde paraphimosis kan ontstaan, waarbij de teruggetrokken voorhuid strak om de corona glandis spant. ) Zowel bij mannen als bij vrouwen wordt de katheter met afvoerslang over het bovenbeen gefixeerd. Als de katheter onder het bovenbeen ligt, wordt bij mannen voortdurend druk uitgeoefend op de achterwand van de urethra, juist distaal van de sphincter externus. Hierdoor kan beschadiging met strictuurvorming optreden. Het is belangrijk dat de katheter niet onder spanning komt te staan en dat er een blijvende goede afvloed is. ) De katheterzak wordt onder het niveau van de blaas van de patiënt opgehangen. De zak mag nooit boven het niveau van de blaas gebracht worden. Om terugslag van de urine te voorkomen kan, bijvoorbeeld bij het overtillen van de patiënt, de katheter tijdelijk worden afgeklemd. ) Opvangzak en aftapkraan moeten voldoende hoog van de vloer hangen, dat wil zeggen dat zij noch de vloer, noch de voeten van verzorgers mogen raken, ook niet wanneer het bed in de laagste stand wordt geplaatst. ) Na katheterisatie worden de handen weer gewassen of ingewreven met handalcohol.
2.7 Blaasspoelen ) Spoelen van de blaas gebeurt alleen op indicatie van de behandelend arts, bijvoorbeeld bij steenvorming of bloeding. Routinematig spoelen met desinfectans heeft geen invloed op het ontstaan van bacteriurie bij cliënten met een verblijfskatheter, wel is er bij het gebruik van
Verzorging bij urinelozing en stoelgang
3
chloorhexidine tijdens het spoelen chloorhexidineresistente bacteriën.
kans
op
het
ontstaan
van
2.8 Suprapubische katheters Suprapubische katheters zijn door de buikhuid in de blaas ingebracht. ) De insteekopening wordt gedurende de eerste 5 dagen, dus als er nog sprake is van een wond, beschermd door een steriel splitgaasje, dat tenminste eenmaal per dag en bij iedere verontreiniging wordt vervangen. Desinfecterende zalf wordt alleen gebruikt op indicatie van de arts. De verzorging is verder gelijk aan de verzorging van de via de urethra ingebrachte katheter.
2.9 Eigenschappen urine-opvangzak Bij de keuze van een urine-opvangzak met aftapkraan zijn de volgende punten van belang. − De zakken hoeven niet steriel te zijn, maar moeten degelijk verpakt zijn en stofvrij worden opgeslagen. − De aanvoerslang moet soepel zijn en mag niet gemakkelijk knikken. Hij moet voldoende wijd zijn (ongeveer 8 mm binnendiameter) en ongeveer 1 meter lang. − De urine-opvangzak moet voorzien zijn van een lekvrij monsterafnamepunt, zo dicht mogelijk bij de katheteraansluiting. − Ter hoogte van de aansluiting van de slang aan de zak mag de urineafvoer geen belemmering ondervinden. − De urine-opvangzak moet voorzien zijn van een terugslagklep. Een terugslagklep is bedoeld om te voorkomen dat urine terugstroomt naar de blaas wanneer de zak op een onjuiste manier gehanteerd wordt (dat wil zeggen hoger dan de blaas gehouden wordt). Bij besmette urine in de opvangzak voorkomt een terugslagklep niet dat ook de urine in de katheter besmet raakt. − De opvangzak moet een voldoende grote capaciteit hebben en een gemakkelijk afleesbare volumemarkering. − Het is belangrijk dat de opvangzak een goede bevestigingsmogelijkheid heeft, zowel voor het geval wanneer de patiënt bedlegerig is, als wanneer hij mobiel is. − De aftapkraan moet gemakkelijk met één hand te bedienen zijn en bij het ledigen van de zak mogen handen of omgeving niet in contact komen met de urine. De urine moet redelijk snel kunnen afvloeien en de kraan mag niet lekken. Been-opvangzakken, die waar dit relevant is aan dezelfde eisen moeten voldoen als de opvangzakken met kraan, hebben meestal een kleinere inhoud. Er moet op gelet worden dat de zak en de slang onder het niveau van de blaas hangen, anders ontstaat het probleem dat urine, ondanks de terugslagklep, uit de opvangzak terug kan lopen in de blaas. Het gebruik van beenzakken moet daarom goed gecontroleerd worden en beperkt blijven tot gebruik overdag. Om bij langdurige katheterisatie herhaalde ontkoppeling van beenzak en katheter te voorkomen, kan voor de nacht een urineopvangzak zonder kraantje onderaan de beenzak worden bevestigd. Bij ambulante cliënten die een verblijfskatheter krijgen en niet in aanmerking komen voor intermitterende (zelf)katheterisatie kan een beenzak uitkomst bieden. Goede instructie voor een zorgvuldig gebruik is ook hier van belang.
Verzorging bij urinelozing en stoelgang
4
2.10 Verwisselen en legen urine-opvangzak ) De urine-opvangzak wordt vervangen indien deze lekt of neerslag ontstaat in de opvangzak, of wanneer deze vies gaat ruiken. ) Bij het legen van de opvangzak moeten niet-steriele handschoenen worden gedragen. ) De volle opvangzak wordt geleegd in het toilet, waarna de lege zak in de afvalcontainer wordt gedeponeerd. ) Opvangzakken zonder aftap en met terugslagklep zullen ingeknipt moeten worden. Dit gaat vrijwel altijd gepaard met spatten en morsen. Goede handenreiniging en desinfectie, evenals reiniging en desinfectie met alcohol 70% van de gebruikte schaar, zijn dan noodzakelijk. Bovendien dienen niet-steriele handschoenen te worden gedragen. ) Eenmaal afgekoppelde opvangzakken worden, ongeacht het type, niet hergebruikt. Het is niet toegestaan een dagzak 's avonds af te koppelen en de andere morgen weer aan te sluiten. Als verwacht wordt dat met een katheterisatieduur van één dag kan worden volstaan, kan een opvangzak zonder aftapkraan worden gebruikt. Deze moet aan dezelfde kwaliteitsnormen voldoen als de opvangzak met kraan.
2.11 Het afnemen van katheter-urine voor onderzoek ) Een urinekweek wordt afgenomen bij verdenking op een urineweginfectie, waarvoor gerichte antibiotische behandeling nodig wordt geacht. Werkwijze: − De verblijfskatheter wordt te voren onder het afnamepunt 15 à 30 minuten afgeklemd; − Het afnamepunt voor bemonstering wordt gedesinfecteerd met alcohol 70%; − Urine (ongeveer 10 ml) wordt afgenomen door met een steriele naald met spuit het afnamepunt aan te prikken. − Een condoomkatheter wordt verwijderd voordat een urinekweek wordt afgenomen. Voor het verzamelen van de urine wordt de glans penis schoongemaakt met een wattenprop, gedrenkt in water uit een flink stromende kraan. − Eventueel kan urine via eenmalige katheterisatie verkregen worden. ) Een urine voor laboratoriumonderzoek bij iemand die een katheter heeft, mag nooit uit de urinezak worden genomen.
3 Feces 3.1 Manueel verwijderen van feces ) Bij het manueel verwijderen van feces worden niet-steriele handschoenen en een niet-doorlatend schort gedragen. Na afloop worden de handen gewassen of ingewreven met handalcohol.
3.2 Rectumcanules en klysma’s ) Bij het aanbrengen van een rectumcanule of het toedienen van een klysma worden beschermende niet-steriele handschoenen en een beschermend schort gedragen. Bij voorkeur worden disposable hulpmiddelen gebruikt.
Verzorging bij urinelozing en stoelgang
5
3.3 Stoma’s De zorg voor de stoma, anus praeternaturalis (AP) of ureter praeternaturalis (UP), is in eerste instantie gericht op het voorkomen van lekkage en het voorkomen van huiddefecten. 3.3.1
Stoma-hulpmiddelen
) Bij ileostoma of een stoma op het colon ascendens worden zakjes met een afvoer en een sluitclip gebruikt. Bij deze stoma's wordt dunne ontlasting geproduceerd. De zakjes met afvoer kunnen in het toilet worden geleegd. Zakjes met afvoer hebben de voorkeur boven gesloten systemen, die zes á zeven keer per dag vervangen moeten worden. Het risico op het lekken van ontlasting bij disposable zakjes is niet groter dan bij zakjes met een afvoer. ) Urostomiezakjes moeten voorzien zijn van een terugslagventiel en een afvoerkraantje. Het ventiel voorkomt dat urine uit de opvangzak terugstroomt naar het stoma. Via het afvoerkraantje kan het afvoerzakje geleegd worden; 's nachts kan er een "nachtzak" aan het kraantje worden gekoppeld. ) Gordels en bandages waarmee stomahulpmiddelen extra stevig bevestigd worden, moeten wasbaar zijn bij tenminste 60°C. 3.3.2
Stomaverzorging
) Bij het verzorgen van de stoma worden (niet-steriele) handschoenen en een schort gedragen. ) Minstens één keer per dag wordt een schoon stomazakje genomen. ) Het vervangen van stomahulpmiddelen vindt plaats op een onderlegger. Dat kan een schone handdoek of een disposable onderlegger zijn. ) Het opvangzakje wordt van boven naar beneden verwijderd. Druk de huid voorzichtig met een nat gaasje los van de huidplaat. Leg op het stoma een gaasje om eventuele urine of ontlasting op te vangen. Zo wordt voorkomen dat urine of ontlasting uit het zakje wegstromen. De huid bij het stoma wordt schoon en droog gehouden, zodat irritaties en infecties worden voorkomen. ) Achtergebleven plakresten van de huidplaat ("kaasplak") worden verwijderd met in lauwwarm water gedrenkte non-woven gaasjes. Gebruik pas een lijmoplossend middel als dit met water niet lukt. Het gebruik van een lijmoplossend middel kan huidirritatie bevorderen. ) Het stomahulpmiddel moet nauwkeurig aansluiten op het stoma; dat wil zeggen dat de plaklaag op 1 mm afstand van het stoma zit. Alleen indien noodzakelijk kan een niet alcohol houdende pasta worden gebruikt om een goede sluiting te bewerkstelligen. De pasta mag alleen op een intacte huid worden toegepast. Ook een ringetje om het stoma kan voor een goede sluiting zorgen. Om de kans op lekkage door het niet goed op elkaar passen van onderdelen te verkleinen, verdient het aanbeveling om hulpmiddelen van verschillende merken niet door elkaar te gebruiken. ) Gebruikte stomahulpmiddelen worden in speciaal daarvoor ontwikkelde afvalzakjes gedaan.
Verzorging bij urinelozing en stoelgang
6
Deze zakjes kunnen bij het huishoudelijk afval worden gedeponeerd. ) Het legen van de urine-opvangzakken bij een urostoma gebeurt volgens dezelfde regels als voor blaaskatheters [8]. ) De eventueel gebruikte bedpan wordt geleegd en gereinigd (en gedesinfecteerd in de bedpanspoeler). Er is geen hygiënisch bezwaar tegen het douchen zonder stomazakje. Aangeraden wordt ter voorkoming van huidirritatie zeep in de buurt van het stoma te vermijden. 3.3.3 AP spoelen Bij het spoelen van een colostoma worden bij voorkeur een disposable irrigator en waterreservoir gebruikt. ) Wanneer irrigator en hulpstukken meermalig gebruikt worden, zijn ze in ieder geval cliëntgebonden. Ze worden na afloop huishoudelijk gereinigd en vervolgens thermisch gedesinfecteerd, of gedesinfecteerd met alcohol 70%. ) De steunplaat en de conus, die bij het spoelen van het stoma worden gebruikt, zijn persoonsgebonden. Na het spoelen worden ze gereinigd.
Verzorging bij urinelozing en stoelgang
7
Bijlage A.
Literatuur
1.
Warren, J.W., Urinary tract infections. In: Wenzel RP. Prevention and control of nosocomial infections. Baltimore, Williams & Wilkins., 1997: p. 821-40.
2.
Jain, P., et al., Overuse of the indwelling urinary tract catheter in hospitalized medical patients. Arch Int Med, 1995. 155: p. 1425 - 9.
3.
Hartstein, A.I., et al., Nosocomial urinary tract infection: a prospective evaluation of 108 catheterized patients. Infect Control, 1981. 2: p. 525 - 32.
4.
CBO, Het syndroom van de acute pijnlijke frequente mictie en de patiënt met een langdurige verblijfscatheter. CBO, 1988.
5.
Geenen, R.W.F. and K.P.J. Delaere, Bacteriurie door blaascatheters. Ned Tijdschr Geneeskunde, 1996. 140: p. 918 - 22.
6.
Kunin, C.M., Detection Prevention and Management of Urinary Tract Infections. Lea & Febiger, Philadelphia, 1987.
7.
Brechtelsbauer, D.A., Care with indwelling urinary catheter. Postgraduate Med, 1992. 92: p. 127-32.
8.
W.I.P., Preventie van infecties als gevolg van blaascatheterisatie. Richtlijn nr. 12A, 1999.
Verzorging bij urinelozing en stoelgang
8