VERORDENING TIJDELIJKE EN PREVENTIEVE MAATREGELEN BIJ CALAMITEITEN IN DE PLUIMVEESECTOR (PPE) 2012 Verordening van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren van 6 september 2012 houdende tijdelijke en preventieve maatregelen vanwege calamiteiten in de pluimveesector (Verordening tijdelijke en preventieve maatregelen bij calamiteiten in de pluimveesector (PPE) 2012) Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren; Gelet op de artikelen 93, 95, derde lid, en 104, derde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op artikel 6 van het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren; Gehoord het advies van de Adviescommissie pluimveegezondheidszorg, Besluit: Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen Artikel 1 Deze verordening hanteert de begripsbepalingen opgenomen in artikel 1 van de Verordening identificatie en registratie van pluimveebedrijven en levend pluimvee (PPE) 2012 en verstaat voorts onder: a.
registratienummer
:
registratienummer toegekend op grond van artikel 2, tweede lid, van de Verordening identificatie en registratie van pluimveebedrijven en levend pluimvee (PPE) 2012;
b.
Regeling
:
Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s;
c.
calamiteit
:
de aanwezigheid van een, niet voor de volksgezondheid schadelijke, besmettelijke dierziekte, die een risico vormt voor andere bedrijven of de aanwezigheid van een voor pluimvee schadelijke substantie in de omgeving, in het voer of drinkwater op een niveau dat niet schadelijk is voor de mens, die buitenproportionele schade, al dan niet potentieel, kan opleveren voor ondernemingen in de pluimveesector en niet al bij uitsluiting door de centrale overheid in relatie tot dierziektebestrijding of op grond van de Kaderwet diervoeders wettelijk geregeld wordt;
d.
bedrijfslichaam
:
bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66, vierde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie.
1
Hoofdstuk 2. Laboratoria Artikel 2 1.
Laboratoria die niet al erkend zijn op grond van de Regeling, de Regeling erkenning en aanwijzing van veterinaire laboratoria of een ander ter zake door het productschap of een ander bedrijfslichaam vastgesteld besluit, kunnen door de voorzitter, volgens een daartoe door het bestuur vastgesteld besluit met erkenningsvoorwaarden, worden erkend voor het doen van onderzoek naar een calamiteit.
2.
De voorzitter is belast met de afgifte, schorsing en intrekking van een erkenning van een laboratorium als bedoeld in het eerste lid.
3.
Uitslagen van onderzoek verricht door een erkend laboratorium kunnen dienen als basis voor de vaststelling van een calamiteit.
4.
Het door het bestuur vastgestelde besluit met erkenningsvoorwaarden, bedoeld in het eerste lid, wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Hoofdstuk 3. Vaststelling calamiteit en gebied
Artikel 3 1.
In geval van een calamiteit waardoor tijdelijke en preventieve maatregelen ter bescherming van de productie en verhandeling van pluimvee en pluimveeproducten noodzakelijk en gewenst zijn, kan de voorzitter, namens het bestuur, bij besluit, op grond van onderzoek verricht door een erkend laboratorium als bedoeld in artikel 2 of een andere bevoegde instantie, vaststellen in welk gebied met een omtrek van maximaal drie kilometer een calamiteit is geconstateerd en welke calamiteit het betreft. Dit besluit wordt bekendgemaakt op het internet en in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.
2.
In het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt een kaart van het gebied opgenomen waaruit blijkt voor welk gebied dan wel voor welke gebieden in Nederland bestrijdingsmaatregelen kunnen gelden als bepaald in de artikelen 4 tot en met 6. Hoofdstuk 4. Maatregelen § 1. Maatregelen bij bedrijven binnen het gebied waar de calamiteit vastgesteld is
Artikel 4 Aan de ondernemer die pluimvee houdt binnen het vastgestelde gebied, bedoeld in artikel 3, kunnen tijdelijk maatregelen als bedoeld in de artikelen 5 en 6 worden opgelegd.
2
Ophokken Artikel 5 1.
De voorzitter kan, namens het bestuur, de ondernemer, bedoeld in artikel 4, gelasten zijn pluimvee gedurende een bepaalde periode te houden in een ruimte die zodanig is afgeschermd dat wordt voorkomen dat andere vogels of hun uitwerpselen in deze ruimte kunnen doordringen.
2.
In afwijking van het eerste lid kan de voorzitter de ondernemer, bedoeld in artikel 4, die pluimvee houdt volgens de biologische productiemethode, bedoeld in Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91, adviseren zijn pluimvee gedurende een bepaalde periode te houden in een ruimte die zodanig is afgeschermd dat wordt voorkomen dat andere vogels of hun uitwerpselen in deze ruimte kunnen doordringen.
3.
De voorzitter kan, namens het bestuur, op grond van laboratoriumonderzoek bepalen dat een koppel pluimvee dat besmet is met Salmonella gallinarum of Salmonella pullorum of een besmettelijke dierziekte of verontreiniging die niet direct een gevaar oplevert voor de mens, voor de rest van het leven wordt gehouden in een ruimte die zodanig is afgeschermd dat wordt voorkomen dat andere vogels in deze ruimte kunnen doordringen of dat uitwerpselen van het in quarantaine gehouden pluimvee oorzaak kunnen zijn van versleping of besmetting. Vaccinatie, protocol, mest, onderzoek, inleggen en aan- of afvoer
Artikel 6 1.
De voorzitter kan, namens het bestuur, de ondernemer, actief binnen het in artikel 3 bedoelde gebied, gelasten: a.
dat zijn pluimvee binnen een bepaalde termijn of op een bepaalde leeftijd, op kosten van de ondernemer, wordt gevaccineerd tegen een bepaalde pluimveeziekte of zoönose;
b.
een protocol, op advies van de Adviescommissie Pluimveegezondheidszorg van het productschap, bij besluit vastgesteld door het bestuur, na te leven waarin werkvoorschriften worden gegeven ten aanzien van de wijze en frequentie van vaccineren, hygiëne-, reinigings- en ontsmettingsmaatregelen en ongediertebestrijding;
c.
mest afkomstig van het gehouden pluimvee te laten verbranden conform de daarvoor geldende wettelijke voorschriften, vernietigen of zodanig te laten behandelen dat er geen gevaar meer is van besmetting voor ander pluimvee en daarnaast de aan- of afvoer van deze mest te beperken;
d.
onderzoek op diens kosten te laten verrichten door een laboratorium als bedoeld in artikel 2, naar aanleiding van een calamiteit;
3
2.
e.
het inleggen van broedeieren tijdelijk aan te houden totdat de uitslag van het onderzoek heeft uitgewezen dat de calamiteit niet is aangetroffen op het bedrijf of totdat sprake is van een zodanig te verwachten effect van de in de onderdelen a., b. en c. bedoelde maatregelen dat dit aanhouden niet meer vereist is;
f.
de aan- of afvoer van pluimvee, eieren of broedeieren tijdelijk aan te houden totdat de uitslag van het onderzoek heeft uitgewezen dat de calamiteit niet is aangetroffen op diens bedrijf of totdat sprake is van een zodanig te verwachten effect van de in de onderdelen a., b. en c. bedoelde maatregelen dat dit aanhouden niet meer vereist is.
Het in het eerste lid bedoelde besluit wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. § 2. Maatregelen bij bedrijven buiten het gebied waar de calamiteit vastgesteld is
Artikel 7 1.
De voorzitter kan, namens het bestuur, aan de ondernemer die pluimvee houdt buiten het vastgestelde gebied, bedoeld in artikel 3, gelasten tijdelijk bij de aan- of afvoer van pluimvee, eieren, broedeieren of pluimveemest hygiënemaatregelen, waaronder reinigings- en ontsmettingsmaatregelen, toe te passen naar aanleiding van de vastgestelde calamiteit.
2.
De voorzitter kan, namens het bestuur, aan de ondernemer, bedoeld in het eerste lid, gelasten tijdelijk de aan- en afvoer van pluimvee, eieren, broedeieren of pluimveemest naar, respectievelijk van, een locatie of gebied waar een calamiteit is vastgesteld, te beperken.
3.
De in de leden 1. en 2. bedoelde maatregelen en beperkingen kunnen tijdelijk worden opgelegd totdat sprake is van een zodanig te verwachten effect van de maatregelen en beperkingen dat deze niet meer vereist zijn. § 3. Nader besluit opleggen maatregelen
Artikel 8 Het bestuur stelt in het Besluit tijdelijke en preventieve maatregelen bij calamiteiten in de pluimveesector (PPE) 2012 nader vast bij welke calamiteiten de voorzitter, namens het bestuur, kan overgaan tot het opleggen van per calamiteit specifiek genoemde maatregelen, bedoeld in de artikelen 4 tot en met 7. Dit besluit wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Hoofdstuk 5. Toezicht op de naleving Artikel 9 1.
Het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt namens het productschap uitgeoefend door toezichthouders die hiervoor door de secretaris, namens het bestuur, bij besluit zijn aangewezen. 4
2.
3.
De ondernemer is verplicht: a.
aan de aangewezen toezichthouders al die gegevens te verstrekken of te doen verstrekken, die nodig zijn voor de vervulling van hun taak;
b.
aan de aangewezen toezichthouders inzage te geven of te doen geven van die boeken en bescheiden, die nodig zijn voor de vervulling van hun taak;
c.
aan de aangewezen toezichthouders te allen tijde toegang te geven of te doen geven tot de bedrijfsruimten en tot die plaatsen of vervoermiddelen, waar of waarin voorraden, tot het bedrijf van de ondernemer behorende, zijn opgeslagen of worden vervoerd;
d.
te gedogen dat de aangewezen toezichthouders monsters nemen uit de voorraden, waaronder begrepen dieren, voeder en verpakkingsmateriaal, van het bedrijf van de ondernemer, ongeacht de plaats waar of waarin zich die voorraden bevinden en alsdan de van hem gevorderde medewerking te verlenen overeenkomstig de aanwijzingen en het toezicht van die toezichthouders;
e.
voor het overige alle medewerking te verlenen ter vervulling van de aan de toezichthouders opgedragen taak.
De toezichthouders, bedoeld in het eerste lid, zijn bevoegd om berechtingsrapporten op te maken ten behoeve van tuchtrechtelijke afhandeling van overtredingen van het bij of krachtens deze verordening bepaalde. Hoofdstuk 6. Tuchtrecht
Artikel 10 Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld zoals voorzien in de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004. Hoofdstuk 7. Gegevensverwerking Artikel 11 De in het kader van deze verordening verzamelde gegevens worden geregistreerd door het productschap en worden slechts toegepast ten behoeve van identificatie van betrokken ondernemingen en ondernemers gericht op preventieve en daadwerkelijke bestrijding van een calamiteit en ten behoeve van procedures gebaseerd op deze verordening. Hoofdstuk 8. Intrekking Artikel 12 De Verordening bestrijding infectieuze coryza en salmonella gallinarum bij pluimvee (PPE) 2009 wordt ingetrokken.
5
Hoofdstuk 9. Evaluatie Artikel 13 Halfjaarlijks vindt er evaluatie plaats met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie waarbij het ministerie aanbevelingen kan doen tot aanpassing van de verordening of krachtens deze verordening vastgestelde besluiten. Hoofdstuk 10. Citeerwijze en inwerkingtreding Artikel 14 1.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tijdelijke en preventieve maatregelen bij calamiteiten in de pluimveesector (PPE) 2012.
2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van bekendmaking in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.
Deze regeling zal met de toelichting in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie worden geplaatst. Zoetermeer, 6 september 2012
B.J. Krouwel, voorzitter,
ir. B.M. Dellaert, secretaris.
6
TOELICHTING BIJ DE VERORDENING TIJDELIJKE EN PREVENTIEVE MAATREGELEN BIJ CALAMITEITEN IN DE PLUIMVEESECTOR (PPE) 2012 ALGEMEEN Bij de bestrijding van aangewezen besmettelijke dierziekten op grond van de Gezondheidsen welzijnswet voor dieren (en diens toekomstige rechtsopvolger de Wet dieren) is de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie verantwoordelijk en bevoegd om regelend op te treden. In het geval er sprake is van een calamiteit die het algemeen belang niet rechtstreeks raakt, maar waarbij het belang van de sector wel nadrukkelijk in het geding is, zoals bij de uitbraak van bedrijfsgebonden dierziekten of de aanwezigheid van een substantie die er voor zorgt dat de productie en afzet van pluimvee, pluimveevlees, eieren en ook hiervan afgeleide producten op grote schaal geraakt zullen worden is het productschap bevoegd om op te treden door het nemen van tijdelijke en preventieve (bestrijdings)maatregelen. Bovenal geldt dat daar waar de volksgezondheid of een ander algemeen belang direct in het geding is het productschap geen eerste verantwoordelijkheid heeft. Gelet op de noodzaak om in een acute noodsituatie, waarbij de pluimveesector een groot risico loopt een onevenredig grote schade op te lopen, een tijdelijke noodmaatregel te kunnen uitvaardigen om zodoende de sector te vrijwaren van het oplopen van schade van buitengewone proporties die het voortbestaan van de sector in gevaar kan brengen, is het van belang in tijden van nood al te kunnen beschikken over een raamverordening. Gebaseerd op deze raamverordening kunnen er op dat moment al door de voorzitter tijdelijke en preventieve noodmaatregelen worden uitgevaardigd. Dit is essentieel gelet op de noodzaak om een eventuele calamiteit in de sector tijdig aan te kunnen pakken en de negatieve gevolgen hiervan op korte termijn te kunnen beperken. Het betreft tijdelijke noodmaatregelen tegen situaties die het algemeen belang niet direct raken, maar die direct betrekking hebben op sectorale gevolgen in het geval van calamiteit. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, waaronder de Chief Veterinary Officer, wordt ten tijde van een calamiteit tijdig geïnformeerd door het productschap inzake de te nemen maatregelen. Het is de bedoeling van het productschap om aanvullende maatregelen op te leggen die zeer zinvol zullen zijn bij de inperking van een calamiteit. Goede ervaringen zijn er opgedaan met de Verordening bestrijding infectieuze coryza en salmonella gallinarum bij pluimvee (PPE) 2009. De tijdelijke maatregelen die in de afgelopen twee jaar zijn genomen op grond van genoemde verordening hebben er toe geleid dat grootschalige en langdurige uitbraken van infectieuze coryza en Salmonella Gallinarum (twee bedrijfsgebonden pluimveeziekten zonder gevolgen voor de volksgezondheid) zijn tegengegaan. Vooral het aspect dat het productschap door middel van een bestaande verordening door middel van tijdelijke maatregelen tijdig kan reageren naar aanleiding van een geconstateerde calamiteit heeft geleid tot het ontwikkelen van onderhavige verordening. Er is geen sprake van het algeheel stilleggen van een onderneming als bedoeld in artikel 93, vierde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie. Het productschap kan ter (preventieve) bestrijding van een calamiteit slechts tijdelijk enkele concrete maatregelen nemen die gericht zijn op het beperken van verslepingsrisico. Dit met de bedoeling om de betrokken onderneming in staat te stellen de onderneming te blijven voeren en om imagoschade voor de sector te voorkomen. Bij zogeheten emerging diseases moet er voordat regelgeving ter zake door het productschap wordt vastgesteld, eerst duidelijkheid zijn verkregen vanuit het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie met betrekking tot de vraag of het productschap bevoegd is om voor die nieuwe ziekte regels te gaan stellen.
7
Notificatie van technische voorschriften De voorschriften casu quo preventieve bestrijdingsmaatregelen bij of krachtens deze verordening maken weliswaar onderdeel uit van het productieproces maar hebben geen negatief effect (noch juridisch, noch feitelijk) op het verhandelen van dier of dierproduct. Conform het door het Hof van Justitie van de EU in zijn arrest van 16 november 2000 in zaak C-37/99 bepaalde is er hierdoor geen sprake van een technisch voorschrift in de zin van richtlijn 83/189/EEG dat vóór de vaststelling ervan bij de Commissie aangemeld moet worden. Administratieve last Ten tijde van een calamiteit zal een beperkt aantal bedrijven geconfronteerd worden met een administratieve lastenverzwaring. De hoogte hiervan is afhankelijk van de ten tijde van de specifieke calamiteit concreet op te leggen maatregel. Uitgangspunt bij het vaststellen van regelgeving van het productschap is om administratieve lastenverzwaring niet onnodig te introduceren. Bij het beperken van de geconstateerde calamiteit zal een administratieve lastenverzwaring, zij het voor een beperkte groep ondernemers, onontkoombaar zijn. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 In dit artikel worden enkele begrippen gedefinieerd. Met betrekking tot het begrip calamiteit geldt dat het gaat om situaties niet gericht op bescherming van het algemeen belang, maar gericht op het voorkomen van ernstige en ingrijpende gevolgen voor de sector en de afzet van de verschillende producten uit deze sector. Uiteraard zal in het geval het algemeen belang, zoals de volksgezondheid, wordt geraakt, rijksregelgeving prevaleren mocht er onbedoeld toch sprake zijn van enige overlap van regelgeving. Onderhavige calamiteitenverordening beoogt slechts het tijdelijk en tijdig door het productschap kunnen reageren op een calamiteit. Afhankelijk van de ernst van de situatie en het eventueel kunnen interfereren met maatregelen die door de centrale overheid worden opgelegd zal op ambtelijk niveau afstemming plaatsvinden met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, waaronder de Chief Veterinary Officer. Uitgangspunt is om het ministerie steeds goed te informeren over door het productschap uit te vaardigen maatregelen ten tijde van een calamiteit. Voorkomen moet worden dat er sprake is van het interfereren door het productschap met rijksregelgeving. Op het moment van vaststellen van de verordening is er sprake van de volgende dierziekten die vallen onder het begrip calamiteit: een niet bestrijdingsplichtige vorm van Aviaire influenza; Salmonella gallinarum en Salmonella pullorum; Infectieuze Coryza; vlekziekte bij pluimvee; Gumboro; ILT (infectieuze Larynchotracheïtis); verontreiniging van voer, water, bodem, pluimvee of pluimveeproducten op een niveau die de volksgezondheid niet raakt, maar wel gevolgen kan hebben voor de productie, handel en afzet van pluimvee en pluimveeproducten. Aanvulling van deze lijst met zogeheten emerging diseases vindt slechts plaats na voorafgaande instemming ter zake met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Artikel 2 Laboratoria kunnen worden erkend of aangewezen op grond van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria of andere regelgeving zoals een besluit van een productschap of een ander bedrijfslichaam. In het geval een laboratorium niet al uit hoofde van andere regelgeving erkend kan worden voor onderzoek naar een bepaalde dierziekte of substantie welke ingrijpende gevolgen kan hebben voor de pluimveesector kan het bestuur bij besluit erkenningsvoorwaarden ter zake vaststellen. Het gaat er om op grond van resultaten van onderzoek verricht door een daartoe geëquipeerd laboratorium gefundeerd
8
te kunnen besluiten tot vaststelling van een calamiteit en het naar aanleiding hiervan uitvaardigen van specifieke maatregelen. Artikel 3 De voorzitter stelt vast of er sprake is van een calamiteit en in welk gebied maatregelen als gevolg van deze calamiteit worden opgelegd. In de regel zal een gebied waarin een calamiteit wordt vastgesteld veterinair-technisch niet ruimer zijn dan een omtrek van drie kilometer rondom een specifieke plek. Het kan echter voorkomen, bij voorbeeld in geval van verspreiding, dat een maatregel voor meerdere gebieden moet gelden. Ondernemingen actief binnen een vastgesteld gebied of die contacten hebben met deze ondernemingen kunnen rekening houden met concrete bestrijdingsmaatregelen die bij apart besluit worden bekendgemaakt. Artikel 4 Deze bepaling legt de basis neer voor het opleggen van tijdelijke en preventieve maatregelen als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 7. In het Besluit tijdelijke en preventieve maatregelen bij calamiteiten in de pluimveesector (PPE) 2012 is nader uitgewerkt in welke gevallen de voorzitter namens het bestuur concrete maatregelen op kan leggen. Artikel 5 Maatregelen die de voorzitter namens het bestuur kan uitvaardigen betreffen het verplicht ophokken van niet biologisch gehouden pluimvee (artikel 5, eerste en tweede lid) en het voor een bepaalde tijd ter voorkoming van verspreiding of mutering afgeschermd (in quarantaine) houden van pluimvee (artikel 5, derde lid). Ten tijde van een calamiteit kan het nodig zijn om pluimveehouders te gelasten hun pluimvee tijdelijk binnen (opgehokt) te houden. Omdat er voor wat betreft pluimvee gehouden volgens de biologische productiemethode, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 specifieke regels gelden, gaat het productschap niet over tot het verplichtend opleggen van een ophokverplichting aan deze categorie ondernemers. Wel kan hiertoe advies uitgebracht worden. Artikel 6 Andere maatregelen die de voorzitter op kan leggen aan ondernemers in het betrokken gebied betreffen het vaccineren van pluimvee, het naleven van hygiëne-, reinigings- en ontsmettingsmaatregelen, ongediertebestrijding, het afvoeren of vernietigen van mest, waaronder het verbranden, conform de daarvoor geldende wettelijke voorschriften en het tijdelijk aanhouden van aan- of afvoer van pluimvee, eieren en broedeieren. Artikel 7 In gevallen kunnen ook aan pluimveehouders die pluimvee houden, dan wel (broed)eieren produceren, buiten het gebied waar een calamiteit is vastgesteld en die vanwege besmeting dan wel verspreiding nadeel kunnen ondervinden vanwege de geconstateerde calamiteit, concrete maatregelen opgelegd worden. Behoedzaam en proportioneel moet worden omgegaan met het opleggen van maatregelen en beperkingen aan bedrijven die niet gelegen zijn binnen het gebied waar een calamiteit is aangetroffen. Veterinair-technisch kan het evenwel noodzakelijk zijn, bij voorbeeld in het geval van een contactadres, tijdelijk de aanen afvoer te beperken totdat specifieke maatregelen genomen zijn die het veterinairtechnische risico van verspreiding uitsluiten. In dit artikel is vastgelegd welke maatregelen dit kunnen zijn.
9
Artikel 8 In dit artikel is bepaald dat het bestuur bij besluit nader vaststelt bij welke specifieke calamiteit de voorzitter namens het bestuur kan overgaan tot het opleggen van concrete maatregelen. In het Besluit tijdelijke en preventieve maatregelen bij calamiteiten in de pluimveesector (PPE) 2012 zijn per calamiteit de mogelijk op te leggen maatregelen weergegeven. Vaststelling en toekomstige uitbreiding van dit Besluit geschiedt slechts nadat er op ambtelijk niveau overeenstemming ter zake is bereikt met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Op het moment van vaststellen van de verordening is er sprake van de volgende dierziekten die vallen onder het begrip calamiteit en die in genoemd besluit zijn verwerkt: een niet bestrijdingsplichtige vorm van Aviaire influenza; Salmonella gallinarum en Salmonella pullorum; Infectieuze Coryza; vlekziekte bij pluimvee; Gumboro; ILT (infectieuze Larynchotracheïtis); verontreiniging van voer, water, bodem, pluimvee of pluimveeproducten op een niveau die de volksgezondheid niet raakt, maar wel gevolgen kan hebben voor de productie, handel en afzet van pluimvee en pluimveeproducten. Aanvulling van deze lijst met zogeheten emerging diseases vindt slechts plaats na voorafgaande instemming ter zake met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Artikel 9 In dit artikel is het toezicht op de naleving geregeld. Met de instantie waar de aangewezen toezichthouder in dienst is, wordt een overeenkomst afgesloten waarin ook gewaarborgd wordt hoe met de in het kader van de toezichthoudende rol verkregen gegevens wordt omgegaan en na verloop van welke termijn de gegenereerde gegevens vernietigd worden. Artikel 10 De verordening wordt tuchtrechtelijk gehandhaafd op grond van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004. De voorzitter brengt, hoofdzakelijk op basis van door het bestuur bij besluit aangewezen toezichthouders geconstateerde feiten, tuchtzaken aan bij het Tuchtgerecht. Maatregelen die door het Tuchtgerecht kunnen worden opgelegd, betreffen een berisping, een geldboete (ten hoogste een bedrag van de derde categorie (met ingang van 1 januari 2012: € 7.800), dan wel indien de waarde van de goederen of het wederrechtelijk genoten voordeel dit rechtvaardigt, van de vierde categorie (met ingang van 1 januari 2012: € 19.500), bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht), openbaarmaking van de uitspraak op kosten van de betrokkene en het onder verscherpte controle stellen van het bedrijf op eigen kosten voor ten hoogste twee jaren. Hoger beroep tegen een uitspraak van het Tuchtgerecht kan worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Artikel 11 Rekening houdend met de Wet bescherming persoonsgegevens is in dit artikel vastgelegd dat gegevens gegenereerd of geregistreerd op grond van de onderhavige verordening slechts worden toegepast ten behoeve van preventieve of daadwerkelijke bestrijding van een calamiteit en ten behoeve van procedures gebaseerd op onderhavige verordening. Artikel 12 In dit artikel is bepaald dat de Verordening bestrijding infectieuze coryza en salmonella gallinarum bij pluimvee (PPE) 2009, wordt ingetrokken. De goede ervaringen opgedaan met die verordening hebben geleid tot de totstandkoming van deze wat bredere calamiteitenverordening. De Verordening bestrijding infectieuze coryza en salmonella gallinarum bij pluimvee (PPE) 2009 is geïncorporeerd in deze verordening en kan derhalve worden ingetrokken.
10
Artikel 13 Gelet op de samenhang met wettelijke regelingen in het kader van dierziektebestrijding en de expertise vanuit het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie wordt deze verordening, de onderliggende regelgeving en de hierop gebaseerde uitvoering periodiek geëvalueerd. Doel van deze evaluatie is om steeds goed aan te kunnen sluiten bij de vanuit de centrale overheid voorziene wettelijke regelingen, ook in het geval nog niet duidelijk is in hoeverre er plannen zijn om vanuit dit ministerie voor een bepaalde dierziekte regels te gaan stellen. Artikel 14 In dit artikel zijn de citeerwijze en de inwerkingtreding geregeld. De inwerkingtreding is bepaald op de voor PPE verordeningen al geruime tijd gebruikelijke tweede dag na die van publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Zoetermeer, 6 september 2012
B.J. Krouwel, voorzitter,
ir. B.M. Dellaert, secretaris.
11