Verkenning zilte landbouw Mogelijkheden van zilte landbouw en aqua-cultuur binnen de vier visies van het Afsluitdijkproject
VLIELAND
GEMAAL/UITLAAT IMPULS HAVEN HARLINGEN
BRAK KWELDERGEBIED GEBIEDSPROGRAMMA HALTER FRYSLÂN
HARLINGEN
GEMAAL/UITLAAT
TEXEL POORT VAN FRIESLAND
VISPASSAGE ALTERNATIEVE VAARROUTE HARLINGEN BLUE ENERGY CENTRALE SPUISLUIS
MAKKUM NAVIDUCT STREKDAM
EILAND VAN INNOVATIE GEBIEDSPROGRAMMA HALTER NOORD-HOLLAND
IMPULS JACHTBOUW MAKKUM
BETONNEN STORMSCHILD
IMPULS HAVEN DEN HELDER
DEN HELDER
BRAK KWELDERGEBIED
POORT VAN NOORD-HOLLAND
VLIELAND DEN OEVER
HINDELOOPEN
GEMAAL/UITLAAT
NAVIDUCT
STAVOREN
HARLINGEN WINDMOLENS
WIERINGERWERF
TEXEL
NAVIDUCT SPUISLUIZEN DOORLAATWERK/SPUISLUIS
22
MAKKUM
Eindrapportage verkenning Toekomst Afsluitdijk
RECREATIEVE VAARVOORZIENINGEN
TURBINES BRAKWATERMEER
VEERDIENST
DIJK HOGER EN BREDER
INLAATWERK
BLUE ENERGY CENTRALE/ DUURZAAMHEIDSCENTRUM
VALMEER SLIKKEN
HOOGWAARDIG OPENBAAR VERVOER
LUXE NATUURLOGES
DEN HELDER
NATUURDIJK SPUISLUIZEN, NAVIDUCTEN
BRUG (FIETS)DIJK
DEN OEVER
HINDELOOPEN
RIETMOERAS
VLIELAND STAVOREN
WIERINGERWERF
HARLINGEN
TEXEL
26
Eindrapportage verkenning Toekomst Afsluitdijk KLIMAATCENTRUM WADDENBRUG NIEUWE SPUISLUIZEN
STREKDAM
LUWTEPLAAT
MAKKUM ZOET-ZOUT OVERGANG MAKKUMERBRAK KWELDERS EN KWELDERNOK FIETSPAD
LUWTEBANK ONDERWATERLANDSCHAP
DEN HELDER ZOET-ZOUT OVERGANG BRAKBAAI
DEN OEVER
HINDELOOPEN BLUE ENERGY WADDENBRUG
VLIELAND
STAVOREN
WIERINGERWERF
HARLINGEN
TEXEL
KERENDE DIJK
30
NAVIDUCT
Eindrapportage verkenning Toekomst Afsluitdijk
NOODUITLAAT IJSSELMEER (VISPASSAGE) GETIJDENCENTRALE
VLOEDKOM (ZOUT)
MAKKUM
SCHEIDINGSZONE PROEFINSTALLATIE BLUE ENERGY
FRYSKE ARCHIPEL
OVERSLAG BESTENDIGE DIJK
ZOETWATERINLAAT (VISPASSAGE) ZEEGRAS IN BRAKWATERZONE
ZOET MOERAS EN STRUWEEL ZONNEPANELEN
TUSSENMEER
DEN HELDER
ZANDDAM
SPUIEN
FIETSPAD
DEN OEVER
HINDELOOPEN ZOETWATERINLAAT (VISPASSAGE)
STAVOREN
WINDMOLENS
WIERINGERWERF
34
Eindrapportage verkenning Toekomst Afsluitdijk
Verkenning zilte landbouw Mogelijkheden van zilte landbouw en aqua-cultuur binnen de vier visies van het Afsluitdijkproject
Definitief
Provincie Fryslân T.a.v. mevrouw S. Busch Postbus 20120 8900 HM LEEUWARDEN
Grontmij Nederland B.V. Drachten, 22 april 2010
285862, revisie 2
285862, revisie 2 Pagina 2 van 33
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding......................................................................................................................... 5 Aanleiding ..................................................................................................................... 5 Doel............................................................................................................................... 5 Wijze van onderzoek..................................................................................................... 5
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Vier visies in beeld ........................................................................................................ 7 Monument in Balans: betonnen stormschild en ontwikkeling van de koppen .............. 8 Natuurlijk Afsluitdijk: zeewering en natuurlijk.............................................................. 10 WaddenWerken: kwelders in de Waddenzee............................................................. 12 WATERmachine: overslagdijk en binnenmeer ........................................................... 14
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Vormen zilte landbouw................................................................................................ 17 Gecontroleerde omstandigheden ............................................................................... 17 Innovatieve toepassingen kweek van algen en wieren .............................................. 18 Combinaties ................................................................................................................ 18 Duurzame visserij ....................................................................................................... 19 Commerciële mogelijkheden....................................................................................... 19 Klimaatverandering en kansen voor zilte landbouw ................................................... 19
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Knelpunten en kansen binnen de visies ..................................................................... 21 Wet- en regelgeving.................................................................................................... 22 Natuur en economie.................................................................................................... 24 Recreatie..................................................................................................................... 25 Combinaties zijn kansrijk ............................................................................................ 25 Behoefte aan een proeftuin en/of proefvijver.............................................................. 26 Overzichtstabel knelpunten en kansen....................................................................... 27
5 5.1 5.2 5.3
Resumé....................................................................................................................... 29 Visies nieuwe gebieden in de Waddenzee ................................................................. 30 Visies nieuwe gebieden in het IJsselmeer.................................................................. 30 Financiering en hoe verder? ....................................................................................... 30
6
Bijlagen ....................................................................................................................... 33
285862, revisie 2 Pagina 3 van 33
285862, revisie 2 Pagina 4 van 33
Inleiding
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
De Provincie Fryslân werkt momenteel, samen met Rijkswaterstaat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij en de provincie Noord-Holland, aan de voorbereidingen van de structuurvisie Afsluitdijk Voor het maken van een structuurvisie is het belangrijk om te weten welke perspectieven voor zilte landbouw en aqua-cultuur aanwezig zijn op mogelijk nieuwe kwelders van de Afsluitdijk en aangrenzende brakwatergebieden, aanvullend op primaire functies als natuur en kustveiligheid. Tevens dient duidelijk te zijn of er ruimte moet worden gereserveerd voor zilte landbouw en/of aqua-cultuur in de structuurvisie. De Provincie Fryslân heeft Grontmij Nederland B.V. verzocht een nadere verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden voor zilte landbouw en aqua-cultuur binnen de vier visies van het project Toekomst Afsluitdijk. Deze vraagstelling vloeit enerzijds voort uit de duurzaamheidsambities die gelden voor het Afsluitdijkproject en waaraan mogelijk zilte landbouw op de nieuwe kwelders een bijdrage kan leveren. Anderzijds vloeit het voort uit de Friese provinciale landbouwagenda om na te gaan welke mogelijkheden er vanuit landbouw zijn om vernieuwende teelten dan wel methoden verder tot ontwikkeling te brengen in zilte omstandigheden. 1.2
Doel
Het uiteindelijke doel van deze verkenning is om inzicht te krijgen in de vormen van zilte landbouw en aqua-cultuur die mogelijk zijn in de nieuw te ontwikkelen gebieden. Op basis hiervan kunnen afwegingen en keuzen worden gemaakt ten aanzien van de vraag of in de structuurvisie Afsluitdijk ruimte moet worden gereserveerd voor zilte landbouw of aqua-cultuur in de nieuw te ontwikkelen gebieden. 1.3
Wijze van onderzoek
Door middel van desk research heeft een eerste, brede inventarisatie plaatsgevonden naar relevant beleid, mogelijke vormen van zilte landbouw en aqua-cultuur en lopende initiatieven. Op basis van deze inventarisatie is een go-besluit genomen om verder te gaan met verkenning. Deze go-beslissing is gebaseerd op de inventarisatie naar vigerend beleid; ondanks de beperkingen die het huidige beleid oplegt aan mogelijke ontwikkelingen in het gebied zijn er toch mogelijkheden om diverse vormen van zilte landbouw en/of aqua-cultuur in te passen. Na het go-besluit zijn vervolgens per vraagstuk een of meerdere experts geïnterviewd. De informatie vanuit de inventarisatie en de interviews zijn geanalyseerd en verwerkt in algemene conclusies en een overzicht van knelpunten en kansen per visie. Dit vormde de input voor de werksessie. Tijdens de werksessie zijn de kansen en knelpunten bediscussieerd, aangevuld en er zijn mogelijke oplossingsrichtingen voor knelpunten aangedragen. Op basis hiervan zijn de algemene conclusies aangevuld en is een overzicht per visie gemaakt van knelpunten en kansen voor diverse vormen van zilte landbouw en aqua-cultuur. In onderstaand schema is de wijze van onderzoek visueel weergegeven.
285862, revisie 2 Pagina 5 van 33
Inleiding
Schematische weergave wijze van onderzoek
285862, revisie 2 Pagina 6 van 33
Vier visies in beeld
2
Vier visies in beeld
De Afsluitdijk voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. Vanuit een aantal ontwikkelde visies, zijn er vier visies geselecteerd die op een innovatieve wijze de veiligheid van de Afsluitdijk verbeteren en dit combineren met een meerwaarde op andere terreinen. In dit hoofdstuk is per ontwikkelde visie een globale omschrijving gegeven en zijn de primaire en secundaire functies aangegeven. Daarbij is met name ingezoomd op gebieden waar mogelijkheden liggen voor de ontwikkeling van zilte landbouw en aqua-cultuur. Het gaat hierbij om nieuwe kweldergebieden en brakwaterzones.
Foto-impressie Afsluitdijk
285862, revisie 2 Pagina 7 van 33
Vier visies in beeld
2.1
Monument in Balans: betonnen stormschild en ontwikkeling van de koppen
Monument in Balans: betonnen stormschild en ontwikkeling van de koppen Functies en mogelijkheden
Omschrijving
Primaire functies
• Verbeteren veiligheid ° Stormschild, boogvormige betonnen wand langs de hele lengte van de dijk
° Nieuwe, veiliger spuisluis in de ‘knik’ te westen van Kornwerderzand voor extra spuicapaciteit
° Spuisluis Den Oever en Kornwerderzand versterkt ° Schutsluizen Den Oever en Kornwerderzand versterkt Secundaire functies
Icoonfunctie Mogelijkheden voor zilte teelten
• Natuur en recreatie ° aan de ‘uiteinden’ van de dijk • Duurzaamheidscentrum • Vergroten identiteit ‘halters’ ° Fryslân – recreatie en toerisme ° Wieringen – duurzame visserij • Duurzaamheidscentrum op eiland van innovatie • Aan de koppen van de Afsluitdijk, grotendeels in de Waddenzee ontstaan grote brakke kweldergebieden. In potentie is hier maximaal te ontwikkelen: ° Circa 14.000 ha in de Waddenzee (estuarien landschap) ° Circa 700 ha brakwaterzone in het IJsselmeer, tussen Kornwerderzand en Makkum 285862, revisie 2 Pagina 8 van 33
Vier visies in beeld
Monument in Balans: betonnen stormschild en ontwikkeling van de koppen Bij ‘Monument in Balans’ wordt op de dijk een stormschild geplaatst. Een robuuste en flexibele oplossing voor het garanderen van de veiligheid. In de visie wordt gezorgd voor samenhang tussen de dijk en de beide regio’s die door de dijk verbonden zijn (de halters). De dijk kan de halters versterken, maar de halters versterken ook de aantrekkingskracht van de dijk door uitbreiding van de verblijfs- en belevingsmogelijkheden. Zo ontstaat er weer samenhang tussen de dijk en de halters en kan het gebied uitgroeien tot een duurzame regio met een hoge ruimtelijke kwaliteit: een Wereldlandschap. Aan de wadzijde kan Wieringen zich richten op kleinschalige recreatieve ontwikkelingen, bijvoorbeeld door een wandelroute langs een zich ontwikkelend estuarien landschap (De Unesco Dykrûte). Het behouden van de dynamiek in dit gebied staat centraal, maar experimenten voor kwelderontwikkeling of het verder vergroten van de natuurlijke dynamiek zijn welkom. Zoals bijvoorbeeld de Razende Bol. Een natuurfenomeen dat prima past op de scheidslijn van natuurlijk en gemaakt, het waddenlandschap en het innovatieve ‘landschap’ van de dijk. De visserij die door de strengere natuurwetgeving in het nauw is gekomen kan worden omgevormd naar een duurzame visserijsector die past in haar omgeving en wiens kennis en expertise van duurzame vangst- en teeltmethoden wereldwijd wordt toegepast. Op die manier kan de sector op Wieringen behouden blijven. Voor Fryslân is gekozen voor een natuurlijk en recreatief profiel. Door het creëren van een zoetzoutovergang tussen Makkum en Harlingen. Een nieuw landschap met grote potenties. Een bezienswaardigheid, passend in de traditie van Fryslân. Hier verdwenen en kwamen landschappen. Ook het estuariene landschap verdween, maar kan weer terugkomen. Aan de Waddenkant kan door geleideof strekdammen kwelderontwikkeling gestimuleerd en zout zoet overgangen gecreëerd worden. Aan de IJsselmeerkant kan in de ondiepe baai tussen Kornwerderzand en Makkum een brakwaterzone gecreëerd worden om de ecologische waarden te herstellen. In de traditie van verdwenen en herstelde landschappen kan ook een aantal drooggemalen meren tussen Makkum en Workum hersteld worden. Een kans om zoetwaterbuffers in de Friese boezem te ontwikkelen en een uniek woon- en recreatielandschap te creëren.
285862, revisie 2 Pagina 9 van 33
Vier visies in beeld
2.2
Natuurlijk Afsluitdijk: zeewering en natuurlijk
Natuurlijk Afsluitdijk: zeewering en natuurlijk
Functies en mogelijkheden
Omschrijving
Primaire functies
• Verbeteren veiligheid ° Verhogen en verbreden dijk ° Nieuwe, veiligere, spuisluis in de ‘knik’ ten westen van Korn-
Secundaire functies
• • • •
Icoonfunctie Mogelijkheden voor zilte teelten
• • • •
werderzand met grotere spuicapaciteit ° Spuisluis Kornwerderzand buiten gebruik, spuisluis Den Oever versterkt ° Schutsluizen Den Oever en Kornwerderzand vervangen door naviducten ° Pompen van valmeer en blue-energycentrale leveren aanvullende capaciteit voor waterafvoer via doorlaatwerk Verdere ontwikkeling van de duurzame energie in Nederland Verbetering van de flora en fauna in de Waddenzee Toename van hoogwaardige natuur rond de Afsluitdijk en de Natuurdijk Verbeterde verbindingen tussen de noordelijke provincies en de Randstad. Demonstratieproject bouwen Aan de IJsselmeerkant van de Waddenzee ontstaat een brakwatermeer Ca. 1.000 ha aan schorren en slikken in het IJsselmeer Natuurcorridor (natuurdijk) met ondieptes en moerasgebieden 285862, revisie 2 Pagina 10 van 33
Vier visies in beeld
Natuurlijk Afsluitdijk: zeewering en natuurlijk In deze visie wordt een Valmeer ontgraven die dienst doet als ‘sedimentmotor’. Met het vrijkomend sediment worden de dijk en kunstwerken veilig gemaakt en wordt het dijklichaam verbreed, waarmee ruimte wordt gecreëerd voor de te verleggen snelweg en voor hoogwaardig openbaar vervoer, de Transportdijk. Tevens wordt het valmeer ingezet voor de opslag van duurzame energie. In het gebied rondom het Valmeer worden (vaar)recreatie, een duurzaamheidscentrum en een Blue Energy centrale ontwikkeld. De Natuurdijk wordt gekoppeld aan educatie, waardoor deze een grote aantrekkingskracht heeft op de jeugd. Aan de noordzijde van de dijk komen stromingsremmers die de dijk verzachten, waarna de aanleg van eilandjes (van deels natuurlijke materialen zoals hout en wilgen, met een hardere kern) met toenemende afstand vanaf de kust kan plaatsvinden. De resultaten van monitoring van effecten op stroming en sedimentatie/erosie zal de uitwerking van dit plan sturen. De voordelen voor natuur in de Waddenzee: • sterk verminderde zoetwaterspui, maar (gecontroleerde) brakwaterlozing (herstel zeegras); De voordelen voor natuur in het IJsselmeer:
• ontstaan zoutwaterlagune met schorren, ondiepe geulen (platvis) en zandige eilandjes (broedge• • • • •
bied plevieren); mogelijkheden voor verbeteren vismigratie; aanleg zoetwaterlagune met geschikte paaigrond voor spiering (verbetering leefgebied voor bijv. nonnetje en grote zaagbek); ondiep water (vooroever lagune) voor driehoeksmossel; slibvang door putten en wetlands; rietlanden voor verbetering habitat noordse woelmuis.
De extra natuurdijk geeft ruimte voor een valmeer voor energieopslag en een ‘osmosemeer’ voor de osmosecentrale. Hierin worden zoet en zout water stromen gecombineerd voor elektriciteitsopwekking. De benodigde pompen hebben voldoende capaciteit om ook aan (een deel van) de spuivraag te voldoen. Het brakke spuiwater is gunstig voor de natuurontwikkeling op de Wadden. De ruimte kan ook benut worden om een vrije ontwikkelzone te maken waar windenergie opgewekt kan worden met behulp van radiografisch gestuurde vliegers. De extra natuurdijk zorgt ook voor bescherming van het IJsselmeer door het opvangen van het zoute overslag water.
285862, revisie 2 Pagina 11 van 33
Vier visies in beeld
2.3
WaddenWerken: kwelders in de Waddenzee
WaddenWerken: kwelders in de Waddenzee
Functies en mogelijkheden
Omschrijving
Primaire functies
• Verbeteren veiligheid ° Verbreden dijk door aanleg kwelders en kweldernok aan de Waddenzeezijde van de dijk
° Luwtebanken bij Den Oever en Kornwerderzand ° Nieuwe, veiligere, spuisluis in de knik ten westen van Kornwerderzand voor extra spuicapaciteit
° Spuisluizen Den Over en Kornwerderzand versterkt ° Schutsluizen Den Oever en Kornwerderzand versterkt Secundaire functies
• Modulaire ontwikkeling recreatieve voorzieningen (klimaatcen-
Icoonfunctie
• • • •
Mogelijkheden voor zilte teelten
trum) Demonstratieproject bouwen met natuur Klimaatcentrum, congrescentrum en projectexpositie Ontwikkeling van kwelders aan de Waddenzeekant 1500 ha aan nieuwe kwelders die meegroeien met de zeespiegelstijging • Brakwaterzone op de nieuw te ontwikkelen kwelders
285862, revisie 2 Pagina 12 van 33
Vier visies in beeld
WaddenWerken: kwelders in de Waddenzee Bij WaddenWerken worden er aan de Waddenzeekant van de afsluitdijk kwelders ontwikkeld. Dit voorland wordt ingezet als onderdeel van het veiligheidsconcept. “Building with Nature”. De kwelders zijn 400 tot 600 meter breed. Tussen kwelders en Afsluitdijk ligt een ca 100 meter brede kweldernok, die met een knik aansluit op de Afsluitdijk. WaddenWerken is zo ontworpen dat de Afsluitdijk (1932) herkenbaar blijft, cultuurhistorische waarden bewaard blijven en de ecologische waarden versterkt worden. Door een slimme inzet van de - nieuwe - spuisluizen in combinatie met luwtebanken wordt het effect van de zoetwaterschokken afgezwakt. Onderdeel van de visie is ook de aanleg van de zoetzoutovergangen ‘Brakbaai’ en later ook ‘MakkumerBrak’. WaddenWerken is met nadruk een groeimodel. Naar de initiële aanleg vindt een natuurlijke aangroei plaats van de kwelders. Deze groeien mee met de zee en worden hoger. Daarnaast kan in aanvulling op deze autonome ontwikkeling ook worden gedacht aan het verder verbreden van de kwelders. Dit is voor de veiligheid niet nodig, zodat kan worden gewacht op momenten dat bijvoorbeeld sediment beschikbaar komt vanuit onderhoudsbaggerwerken. Met de groei van de kwelders kan ook op termijn de zoet-zoutovergang in oostelijke richting verder worden vergroot. Met de verbreding van het profiel biedt WaddenWerken ook ruimte voor andere functies, waaronder recreatie en duurzame energie. Hiervoor zijn binnen het basisontwerp geschikte locaties beschikbaar. Zo kan een duurzaamheidcentrum nog op verschillende plaatsen worden ingepast.
285862, revisie 2 Pagina 13 van 33
Vier visies in beeld
2.4
WATERmachine: overslagdijk en binnenmeer
WATERmachine: overslagdijk en binnenmeer
Functies en mogelijkheden
Omschrijving
Primaire functies
• Verbeteren veiligheid ° Overslagdijk met een brakwater tussenmeer ° Zanddam in IJsselmeer parallel aan bestaande dijk ° Spuisluis Kornwerderzand versterkt en uitgebreid met pompen
Secundaire functies
Icoonfunctie Mogelijkheden voor zilte teelten/ aqua-cultuur
voor extra afvoercapaciteit en vervangen door naviduct1 ° Spuisluis Den Oever versterkt Tussenmeer biedt ruimte aan: • Natuur en recreatie • Zilte teelt in tussenmeer met droogvallende platen • Ontwikkeling van watergerelateerde duurzame energievormen, zoals een blue-energycentrale2 • Demonstratieproject bouwen met natuur • Duurzaamheidscentrum • Ca. 5.000 ha aan nieuw kwelderareaal in brakwateromgeving • Tussenmeer met droogvallende platen Getijdenwerking in tussenmeer bij Kornwerderzand • Vispassages en zoetwaterinlaten in de zanddam • Zoet-zoutovergangen
1
Aquaduct met geïntegreerde schutsluizen waar wegverkeer en scheepvaart elkaar ongehinderd kunnen passeren.
2
Opwekken van elektriciteit met het potentiaalverschil tussen zoet en zout water. 285862, revisie 2 Pagina 14 van 33
Vier visies in beeld
WATERmachine: overslagdijk en binnenmeer In de visie WATERmachine wordt het bestaande profiel van de Afsluitdijk gehandhaafd. Wel wordt het een zogenaamde overslagdijk. Zout overslagwater wordt in de Watermachine opgevangen zodat het IJsselmeer zoet blijft. De realisatie van het tussenmeer (circa 10.000 ha) leidt automatisch tot een aantal veelbelovende kansen zoals de ontwikkeling van brakke en estuariene natuur in het tussenmeer, de ontwikkeling van zoete natuur aan de zuidzijde van het tussenmeer, duurzame getijdenenergie en recreatieontwikkeling aan de Friese kant van het tussenmeer. De Watermachine wordt multifunctioneel ingericht en biedt ruimte aan natuurontwikkeling, recreatief gebruik en de ontwikkeling van watergerelateerde duurzame energievormen. De zout-zoetovergang en de natuurlijke verbindingen tussen Waddenzee en rivieren worden hersteld. Er ontstaat een dynamisch systeem met vismigratie tussen zout, brak en zoet water, foeragerende vogels, bodemdieren en zeegras. Deze visie maakt zilte voedselteelt mogelijk, zoals schelpdieren (waaronder mosselen), schaaldieren, zeekraal en zeeaster. Ook wordt in de visie aangegeven dat er mogelijkheden zijn voor de ontwikkeling van de Fryske Archipel, de uitbreiding van het Friese watersportrecreatiegebied voor de kust van Fryslân met havens, huisjes, verblijfplekken en ondersteunende voorzieningen.
285862, revisie 2 Pagina 15 van 33
Vier visies in beeld
285862, revisie 2 Pagina 16 van 33
3
Vormen zilte landbouw
De Afsluitdijk voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. In een verkenning naar de benodigde renovatie van de Afsluitdijk zijn in 2008 door diverse consortia visies ontwikkeld. In deze visies is met nadruk gekeken naar combinaties met maatschappelijke ambities. Vanuit de verschillende visies is een keuze gemaakt voor vier visies, die momenteel nader worden onderzocht op haalbaarheid. In deze visies is de ontwikkeling van nieuwe gebieden rond de Afsluitdijk in verschillende vormen opgenomen. Deze te ontwikkelen zoete, zoute en brakke gebieden zijn interessant als broedplaatsen voor vogels en vissen, maar ook interessant voor mensen die hier een bedrijf willen beginnen of die aqua-cultuur op een andere manier willen beleven. Wereldwijd is aqua-cultuur aan een opmars bezig. Het gaat hier om het voortbrengen van zeeplanten en het kweken van algen, schelpdieren en vis. Tegelijkertijd biedt aqua-cultuur een podium voor publieksbeleving, door mensen in de gelegenheid te stellen zeeteelt zelf te zien, te ruiken en te proeven. Zilte beleving op de grens van zoet en zout met een hoge publiekstrekkende waarde versterkt de regionale economie. De bijzondere natuurlijke omstandigheden rondom de Afsluitdijk en de te ontwikkelen gebieden maken deze locatie zo geschikt voor verschillende vormen van aqua-cultuur. De verschijningsvormen van aqua-cultuur zijn heel divers: van sterk gereguleerde industriële productie van vis in recirculatiesystemen tot aan de teelt van zilte landbouwgewassen. Het omvat o.a. de teelt van zilte groenten en de kweek van schelpdieren, schaaldieren, zagers, algen, wieren en vissen. Daarnaast kan er ook een combinatie of schakeling van teelten plaatsvinden, waarbij reststromen van de ene teelt als grondstof benut worden voor een andere teelt.3 De pijlers van de Nederlandse aqua-cultuur op dit moment zijn de schelpdiercultuur en visteelt. Schelpdierteelt concentreert zich langs de kust, visteelt vindt plaats in recirculatiesystemen, vaak binnendijks. Momenteel staat de mogelijkheid voor zilte landbouw in Nederland in de belangstelling en is er vanuit bestaande en toekomstige ondernemers de wens voor uitbreiding van huidige mogelijkheden en vormen van zilte landbouw en de kans om kennis op te doen in de vorm van proeftuinen en proefvijvers. Verschillende vormen van zilte landbouw kunnen in het kader van innovatieve (wieren, algen), ecologisch/biologisch (zilte gewassen, beweiding) en duurzame oplossingen (viskweek, zagers) toegepast worden. In de volgende paragrafen wordt een toelichting gegeven op deze verschillende vormen. Een uitgebreide beschrijving van de bestaande vormen van zilte landbouw en aquacultuur is opgenomen als bijlage 1. 3.1
Gecontroleerde omstandigheden
De teelten van zowel zilte gewassen als vis- en schelpdieren zijn zeer arbeidsintensief. Voor beide soorten teelten geldt dat het oogsten veel inspanning kost, door de natuurlijke, natte omstandigheden kan niet optimaal gebruik worden gemaakt van machines. Daarnaast is bij de teelt van zilte gewassen het onkruid een groot probleem, vooral ook weer door de lastige bewerking van natte, drassige kweldergebieden met machines. Voor zowel de zilte landbouw als de aqua-cultuur geldt dat er gecontroleerde omstandigheden nodig zijn. In een gebied onder invloed van getijdenwerking kan geen optimale productie plaats-
3
Mogelijkheden voor zilte teelten in Waterdunen, Spring, 2008. 285862, revisie 2 Pagina 17 van 33
Vormen zilte landbouw
vinden. De instroom van (zout) water dient geregeld te kunnen worden zodat optimale omstandigheden worden gecreëerd. Gecontroleerde omstandigheden betekent niet dat teelt binnendijks in loodsen of bakken dient plaats te vinden. Gecontroleerd is ook een perceel met een kleine aarden wal er omheen, waarbinnen de toevoer van zout water te reguleren is.
Gecontroleerde omstandigheden: productieveld waar toevoer van zout water geregeld kan worden.
Zeekraal in een natuurlijke omgeving.
Het enige gewas dat in natuurlijke omstandigheden kan worden gekweekt is zeekraal. Dit komt doordat zeekraal in omstandigheden kan groeien waar geen enkele andere plant kan overleven: zeekraal groeit in zones die 30 cm beneden de hoogwatergrens liggen en komt twee keer per dag onder zeewater te staan. Zeekraal hoeft dan ook niet te concurreren met andere planten en onkruid is geen probleem. 3.2
Innovatieve toepassingen kweek van algen en wieren
De kweek van algen is in opkomst in Nederland. Methoden voor het kweken van algen lopen uiteen van kweek in fotobioreacten (hoge opbrengst in korte tijd) naar kweek in natuurlijke of artificiële vijversystemen (minder hoge opbrengst, kost minder energie). Naast het verwerken van algen tot diervoeder worden er methodes ontwikkeld om oliehoudende algen tot biodiesel te verwerken. De markt voor wier en wiergerelateerde producten is groot en groeit. Op dit moment wordt zeewier voornamelijk gebruikt voor menselijke consumptie, vooral in Azië. Daarnaast zijn toepassingen zoals mestsof met groeibevorderende eigenschappen en wier als ingrediënt in diervoeders en voeder voor aqua-cultuur o.a. voor de teelt van schelpdieren. Een andere toepassing voor wieren is de verwerking van wieren in chemicaliën en farmaceutische producten. Een voordeel van het kweken van wieren is dat de gehele biomassa gebruikt kan worden en de mogelijkheden voor grootschalige productie. Deze grootschalige, intensieve wierproductie in hiervoor opgezette systemen kan plaatsvinden in zee en zeedelta’s. 3.3
Combinaties
Een mogelijkheid van het gelijktijdig ontwikkelen van natuur en zilte landbouw is de begrazing van zilte graslanden of kwelders door vleesvee of schapen. De ontwikkeling van vegetatie op kwelders kent een grotere biodiversiteit indien begrazing plaatsvindt, tevens wordt door begrazing verruiging tegengegaan. Bij verruiging worden bijzondere vegetatietypes overwoekerd door dominante soorten, vaak grassoorten. Ook andere combinaties zijn mogelijk, zoals het combineren van kweek van plantaardige en dierlijke organismen. Hierdoor kunnen reststromen van de teelt van dierlijke organismen geneu285862, revisie 2 Pagina 18 van 33
Vormen zilte landbouw
traliseerd worden. Daarnaast kan de natuurlijke kringloop worden nagestreefd: het kweken van vis produceert mest, deze mest kan als uitgangspunt dienen voor de groei van algen en zilte gewassen zoals zeekraal en zeeaster. De algen op hun beurt kunnen gebruikt worden als voedsel voor schelpdieren en zagers. Een deel van de zagers kan benut worden als visvoer een ander deel als aas voor hengelsportliefhebbers. Zo ontstaat een gemengd zilt bedrijf met als resultaat meerdere einddoelproducten. Ook combinaties van visteelt met hengelsport of het kweken van vis, waarbij een deel van de vis uitgezet wordt in de natuur, behoort tot de mogelijkheden van combinaties. 3.4
Duurzame visserij
De Nederlandse schelpdiercultuur is gebaseerd op het bevissen van wilde schelpdierbanken en het opkweken van mossels en oesters op percelen. De laatste jaren is de schelpdiersector volop in ontwikkeling. Naast experimenten met mosselzaad invanginstallaties op zee zijn ook op het land kwekerijen voor schelpdierbroed ontwikkeld. Tevens vinden er studies plaats om het perceelrendement te verbeteren. De mondiale visteelt maakt een sterke groei door. Dit wordt mede veroorzaakt door de stijgende visconsumptie, de teruglopende vangsten in de visserij en de toenemende behoefte aan dierlijke eiwitten uit vis. Ook technologische doorbraken die kweek vereenvoudigen zijn hier van belang. Uit oogpunt van duurzaamheid en de op korte termijn verwachte tekorten is het noodzakelijk dat gezocht wordt naar vervangers van vismeel en visolie in visvoeders. Gekweekte dierlijke organismen zoals zagers kunnen op zichzelf of in combinatie met plantaardig materiaal als alternatief dienen voor visvoer. De inzetbaarheid van zagers als visvoer beperkt zich op dit moment nog tot specifieke markten, zoals garnalen en tong, en specifieke teeltstadia van vis, met name rond de paaitijd van moederdieren. De markt voor andere vissoorten zoals tarbot is in ontwikkeling. 3.5
Commerciële mogelijkheden
Voor de kweek van zilte gewassen zijn veel hectares nodig om een rendabele omzet te generen. Met andere woorden ook in de zilte landbouw is schaalvergroting nodig voor een economisch gezonde sector. Deze schaalvergroting is alleen mogelijk als er ook voldoende afzetmarkt is. Deze afzetmarkt is voor een groot aantal producten nog niet expliciet aanwezig, of bevindt zich in het buitenland, en zal moeten worden ontwikkeld door middel van een doeltreffende marketing en communicatie inzet. Economisch gezien is de aqua-cultuur, waarbij vissen en schelpdieren worden gekweekt, een interessante sector. Er wordt steeds meer vis gegeven en de vraag naar duurzaam geteelde vis zal in de toekomst alleen maar toenemen. Tevens biedt aqua-cultuur een podium voor publieksbeleving door mensen in de gelegenheid te stellen zeeteelt zelf te zien, te ruiken en te proeven. Zilte beleving op de grens van zoet en zout met een hoge publiekstrekkende waarde versterkt de regionale economie. Commerciële mogelijkheden zijn er ook voor streekeigen producten uit de zilte landbouw en duurzame aqua-cultuur. Door deze producten gezamenlijk te vermarkten, onder bijvoorbeeld het reeds bestaande streekmerk ‘Waddengoud’. Streekeigen producten vormen een onderdeel van het regionale toeristische product en kunnen daarnaast ook een impuls geven aan de middenstand in de regio. 3.6
Klimaatverandering en kansen voor zilte landbouw
De initiatieven voor de ontwikkeling van zilte landbouwgewassen hebben een reden: met de stijging van de zeespiegel treedt in steeds grotere mate (ook op wereldschaal) verzilting op van de landbouwgronden, voornamelijk aan de kust. Ook is er een sterke ontwikkeling in het kader
285862, revisie 2 Pagina 19 van 33
Vormen zilte landbouw
van het herstellen van zoet-zoutovergangen voor natuurontwikkeling. Een ideale oplossing om hier gebruik van te maken is het toepassen van zilte landbouw: de teelt van zout(water)minnende planten. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen zilte groenten (zoutplanten) en normale landbouwgewassen die ook in zilte omstandigheden een goede productie kunnen leveren (zouttolerante planten). In Nederland komt een rijke, zilte flora voor. Behalve nieuwe voedingsgewassen zijn er ook mogelijkheden voor zilte siergewassen, kruiden, biomassagewassen en landbouwgewassen.
285862, revisie 2 Pagina 20 van 33
Knelpunten en kansen binnen de visies
4
Knelpunten en kansen binnen de visies
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van knelpunten en kansen voor zilte landbouw en aqua-cultuur op nieuwe buitendijkse kwelders en in brakwaterzones. Deze vloeien voort uit de gedane inventarisatie. Op basis van bureauonderzoek, naar vigerend beleid, diverse vormen van zilte landbouw en aqua-cultuur en de ontwikkelingen die er op dat gebied gaande zijn. Tevens is in dit hoofdstuk informatie verwerkt vanuit interviews die gehouden zijn met experts en een werksessie die is gehouden op dinsdag 23 februari met vertegenwoordigers van belanghebbende partijen. Onderstaand een overzicht van materiedeskundigen die per vraagstuk zijn geïnterviewd en van de deelnemers aan de werksessie. Geïnterviewde materiedeskundigen per vraagstuk Zilte gewassen/ zilte teelten4
Willem Brandenburg – Senior onderzoeker Zilte teelten bij Plant Research International (PRI) van de WUR in Wageningen. Hij is betrokken bij diverse projecten met zilte gewassen. Naast projecten in Zeeland, ook projecten in het Noorden. Mark van Rijsselberghe - volgde in Engeland een biologisch-dynamische landbouwopleiding. Met drie maatschapleden heeft hij op Texel vier nieuwe mogelijkheden ontwikkeld om diversificatie in de landbouw mogelijk te maken. Roelof Hoogland – Van wat vroeger als een hobby begon, heeft Roelof Hoogland zijn beroep gemaakt: als landbouwer kweekt hij zeegroentes.
Zilte aqua-cultuur: viskweek/ visserij .
Piet Riemersma – ecoloog en werkzaam als senior adviseur bij Grontmij met als aandachtsgebied onder andere aquatische ecologie, water en natuur, visserij en visstandbeheer. André Seinen – Meromar in Harlingen. Naast het handelen in schaal- en schelpdieren is André Seinen ook betrokken bij experimenten met het kweken van schelpdieren in combinatie Tim Verver – is als projecleider betrokken bij het onderzoek naar de kansen voor zilte aquacultuur in van de Westergozone en de implementatie van een aantal pilots in het gebied.
Natuur/ ecologie
Taco van den Heiligenberg - Namens de gezamenlijke natuurorganisaties heeft hij gewerkt aan ‘Het Tij Gekeerd’, waarin voorstellen voor natuurherstel in het Waddengebied zijn opgenomen. Ook is hij de initiatiefnemer geweest van het programma Kwelderherstel Groningen, dat als Waddenfonds project momenteel wordt uitgevoerd.
Recreatie
Bertus van der Tuuk – werkzaam bij Grontmij/van der Tuuk als senior adviseur op het gebied van toerisme, recreatie, leisure, (markt)onderzoek en beleidsadvisering. Kent de locale situatie goed door zijn betrokkenheid aan diverse projecten in de regio.
Wet- en regelgeving
Bart Muntjewerf - is werkzaam bij de directie Regionale Zaken, vestiging Noord van het ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij. De directie zorgt voor doorwerking van het rijksbeleid en Europees beleid in de regio, bijvoorbeeld Natura 2000.
4
Ook de financiële haalbaarheid van de diverse zilte teelten is in de gesprekken meegenomen.
285862, revisie 2 Pagina 21 van 33
Knelpunten en kansen binnen de visies
Deelnemers Werksessie Wouter van der Heij Bart Muntjewerf Anne Steegstra Hans Eikelenboom Sjoukje Eringa Siegrid Beneker Maaike Smelter Sonja Busch Jantine van Veldhuizen Carolien Fischer Ilja Zeilstra (ecoloog)
Waddenvereniging Ministerie van LNV Provincie Fryslân Provincie Noord-Holland Gemeente Wûnseradiel Gemeente Wieringen Provincie Fryslân Provincie Fryslân Grontmij/ planMER Grontmij Grontmij
In dit hoofdstuk wordt in 4.1 ingegaan op het wettelijke kader. Vervolgens wordt in 4.2 tot en met 4.5 de verschillende kansen aangeven. In 4.6 wordt ingezoomd op de vier visies, waarbij de specifieke kansen per visie worden aangegeven. In de bijlage van dit rapport is een compleet overzicht opgenomen van de inventarisatie van vigerend beleid, vormen van zilte landbouw en aqua-cultuur, een uitwerking van de gehouden interviews en een weergave van de werksessie. 4.1
Wet- en regelgeving
Vanuit de wet- en regelgeving kan gesteld worden dat zowel de Waddenzee als het IJsselmeer vallen onder de zwaarste beschermingsstatus, namelijk de NB-wet. Daarnaast heeft de Waddenzee ook een internationale status als ‘Werelderfgoed’. Deze status legt geen extra regelgeving op het gebied, maar maakt wel dat er vele ogen op dit gebied zijn gericht. Vanuit de diverse wet- en regelgeving kan een aantal knelpunten worden aangegeven, maar geven tevens een aantal openingen of kansen aan ten aanzien van de ontwikkeling van zilte landbouw/aqua-cultuur. Voor zowel de Waddenzee als het IJsselmeer is voor een deel dezelfde wet- en regelgeving van toepassing, maar er zijn ook verschillen. In onderstaande tabellen worden deze inzichtelijk gemaakt. Wet- en regelgeving Waddenzee Knelpunten • • •
Significante effecten van ruimtelijke ontwikkelingen (Natura 2000, Flora- en faunawet) Status Waddenzee duurzame bescherming (PKB Waddenzee) Waterkwaliteit – gebiedsvreemde stoffen (Kaderrichtlijn water)
Kansen •
Herstel zoet-zout overgangsgebied (Natura 2000)
•
Ruimte voor beperkt menselijk medegebruik (PKB Waddenzee) Invulling ontwikkeling economie (Beheer en ontwikkelingsplan Waddenzee) Rijke zee in 2030 (Natuurherstelplan Waddenzee) Creëren nieuwe kansen voor een duurzaam gebruik van het gebied. programma 'Naar een rijke Waddenzee' Duurzame visserij (Beleidsbesluit schelpdiervisserij)
• • • • •
285862, revisie 2 Pagina 22 van 33
Knelpunten en kansen binnen de visies
Wet- en regelgeving IJsselmeer Knelpunten •
• •
Significante effecten van ruimtelijke ontwikkelingen (Natura 2000, Flora- en faunawet) Ruimtelijke inpassing – openheid en rust (Beleidsnota IJsselmeergebied) Rust, ruimte en duisternis (PKB)
Kansen •
Herstel zoet-zout overgangsgebied (Natura 2000)
•
Ruimte voor watergebonden gebruik (Integrale visie IJsselmeer) Terugdringen eutrofiering en herstel visstand (Kaderrichtlijn water) Ruimtelijke ontwikkelingen beperkt mogelijk (Beleidsnota IJsselmeergebied) Gebruiksfuncties o.a. visserij en recreatie (Beheer- en ontwikkelingsplan RWS) Duurzame visstandbeheer, gevarieerde visstand en evenwichtige populatieopbouw (Beleidsbesluit Binnenvisserij)
• • • •
In IJsselmeer meer mogelijk dan in Waddenzee Ondanks het feit dat er voor de Waddenzee en het IJsselmeer voor het overgrote deel dezelfde wet- en regelgeving van toepassing is, kan worden gesteld dat in het IJsselmeer meer mogelijk is dan in de Waddenzee. Met name de landschappelijke inpassing van ontwikkelingen in zowel de Waddenzee als het IJsselmeer vormen een belangrijk aspect: het betreft hier een natuurgevoelig gebied en ontwikkelingen mogen niet strijdig zijn met de doelen die voor natuur en landschap geformuleerd zijn. Daarnaast is het zo dat niet op voorhand iedere ontwikkeling op basis van wet- en regelgeving als onmogelijk kan worden gezien, mogelijke ontwikkeling dienen getoetst te worden op mogelijke effecten alvorens een beslissing kan worden genomen over een eventuele toezegging. Dit heeft voornamelijk te maken met de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee en de verstoorde ecologische omstandigheden in het IJsselmeer. Oorzaak van de verstoorde ecologische omstandigheden in het IJsselmeer zijn de overbevissing, de onnatuurlijke waterstand (hoog in de zomer, laag in de winter) en de harde afsluiting van de Waddenzee. Ontwikkelingen in de Waddenzee zijn hierdoor al snel verstorend, terwijl bij een ontwikkeling in het IJsselmeer een positieve impuls aan de natuur haalbaar is. Ook zal het maatschappelijk draagvlak voor activiteiten in het IJsselmeer groter zijn dan in de Waddenzee.
Landschappelijke inpassing is voorwaarde voor economische activiteiten rondom de Afsluitdijk
285862, revisie 2 Pagina 23 van 33
Knelpunten en kansen binnen de visies
In het IJsselmeer is meer mogelijk, maar er dient bij ontwikkelingen in dit gebied rekening te worden gehouden met de (oorspronkelijke) natuurwaarden van het gebied. Zo is het gebied voor de Afsluitdijk een belangrijk overwinteringsgebied voor spiering. Spiering is een belangrijke voedselbron voor aanwezige vogels.
Vormen van intensieve aqua-cultuur die niet passend zijn in de nabijheid van de Afsluitdijk 4.2
Natuur en economie
Binnen de vier visies worden nieuwe gebieden gecreëerd, waarbinnen kansen liggen voor diverse vormen van aqua-cultuur, waarbij natuur en zilte landbouw op een zorgvuldige wijze kunnen worden gecombineerd: bijvoorbeeld het creëren van brakwatergebieden levert een toevoeging aan de natuurwaarde in de Waddenzee, maar biedt tevens een interessante omgeving voor diverse vormen van zilte landbouw en aqua-cultuur. Bij de kweek van vis zouden combinaties gemaakt kunnen worden met hengelsport. Hierbij kan gedacht worden aan vissoorten die voor hengelsporters interessant zijn zoals zeeforel en zeezalm. Maar ook combinaties waarbij een deel van de ingevangen vis wordt opgekweekt ten behoeve van terugzet in de natuur en een deel ten behoeve van kweek zijn mogelijk. De kweek van vis, maar met name van schelp- en schaaldieren, staat nog in de kinderschoenen. De natuurlijke omstandigheden waaronder deze dieren leven is moeilijk na te bootsen en ondanks het feit dat er veel onderzoek wordt gedaan is er nog veel onduidelijk. Er is dan ook een grote behoefte aan een proefvijver waarin haalbare, duurzame vormen van kweek kunnen worden ontwikkeld.
285862, revisie 2 Pagina 24 van 33
Knelpunten en kansen binnen de visies
Extensief versus intensief Het gebied rondom de Afsluitdijk is een natuurgevoelig gebied, zowel het IJsselmeer als de Waddenzee, waarin een intensieve teelt niet past. Door de omvang van de nieuwe gebieden zijn er wel veel mogelijkheden voor extensieve vormen die gekoppeld zijn aan het unieke van dit gebied. Bij extensieve vormen kan gedacht worden aan beweiding en eenvoudige, extensieve vormen van teelt. Intensievere vormen van zilte landbouw/ aqua-cultuur die gekoppeld zijn aan het unieke van dit gebied zijn o.a. teelt van vis en schaal- en schelpdieren gekoppeld aan vispassages/vistrappen. Deze vormen zijn intensiever, maar kunnen wel toegevoegde waarde opleveren indien dit op een kleinschalige wijze plaatsvindt in de setting van een ontwikkelingscentrum/proeftuin/vijver. Voor een groot aantal producten afkomstig uit zilte teelten en aqua-cultuur is nog onvoldoende afzetmarkt. Opschaling is voor een economisch sterke sector belangrijk, hier zal dan ook de nodige aandacht vanuit marketing en communicatie voor dienen te zijn. Ook kan versterking van de sector worden gestimuleerd door de promotie van streekproducten, waarbij de herkomst en de duurzaamheid productonderscheidend worden neergezet. 4.3
Recreatie
Recreatie en toerisme is een commercieel interessantere sector en zou met diverse vormen van zilte landbouw/ aqua-cultuur kunnen worden benut. Zo is de Hengelsport – qua omzet – vele malen groter dan de binnenvisserij. In Nederland is totale omzet die de hengelsport genereert bijna 700 miljoen euro per jaar5 en dus een belangrijke economische activiteit. Maar ook mogelijkheden van duiken en het eten van een ‘duurzaam visje’ sluiten hierbij aan.
Voorbeeld Oude werkhaven Breezanddijk in combinatie met een duurzaamheidscentrum Voor de invang van mosselzaad en de teelt van mosselen (maar ook andere schelp- en schaaldieren) is de voedselrijkdom (de biomassa in het water) essentieel. Een aftakking van een voedselrijke stroom water voert langs het oude werkhaventje Breezanddijk. Dit is de enige locatie langs de Afsluitdijk die hierdoor mogelijkheden biedt voor de invang van mosselzaad of de kweek van mosselen (of andere schelp- of schaaldieren). Breezanddijk biedt als oude werkhaven mogelijkheden voor het opzetten van een proefvijver waar onderzoek wordt gedaan naar de kweek van mosselzaad in combinatie met mosselhangculturen. Maar ook combinatie met recreatie is hier mogelijk: informatiecentrum over kweek van mosselen, mosselhangculturen, verkoop van mosselen en het eten van mosselen in het restaurantje bij de haven. De oude, dichtgeslibde haven zou hiertoe vrij gemaakt moeten worden van het huidige slib, waardoor voldoende diepgang ontstaat.
4.4
Combinaties zijn kansrijk
Binnen de verschillende mogelijkheden van zilte teelten en aqua-cultuur moet gedacht worden in combinaties. Combinaties van natuur en zilte teelt, beweiding en recreatie. Maar ook combinaties van dierlijke en plantaardige componenten. Er is veel vraag naar dierlijke producten (vis, schelp- en schaaldieren) en het belang deze op een duurzame wijze te produceren is groot. Bij de kweek van dierlijke componenten is een plantaardige component nodig om afvalstoffen te neutraliseren, zodat de kweek van dierlijke componenten geen belasting vormt voor het milieu. Dit kan in de vorm van het combineren van het kweken van dierlijke componenten met de kweek van wieren of algen.
5
Feiten en Cijfers Hengelsport Nederland, 2008. 285862, revisie 2 Pagina 25 van 33
Knelpunten en kansen binnen de visies
4.5
Behoefte aan een proeftuin en/of proefvijver
Op dit moment wordt in Den Oever onderzoek gedaan naar nieuwe methoden voor mosselzaadinvang. Er is een grote behoefte aan proeftuinen waar dit soort initiatieven getest kunnen worden, het moment van een proeftuin is nu! Ook ten aanzien van zilte landbouw is veel behoefte aan kennisontwikkeling over mogelijke soorten planten die geschikt zijn voor kweek, zaadveredeling, etcetera. Er zou bijvoorbeeld een ‘praktijkcentrum zilte teelten’ kunnen worden ontwikkeld samen met universiteiten of een Hboopleiding. Of dit zou in combinatie met een duurzaamheidscentrum kunnen. Belangrijk voor een proeftuin/proefvijver is dat deze ‘los’ staat van de NB-wet en Natura 2000 en een aparte status verkrijgt, zodat niet voor iedere aanpassing of uitbreiding een nieuwe vergunningenprocedure dient te worden gestart. Inzet op kennisontwikkeling (duurzame visserij, onderzoek kweek schelpdieren, zaadveredeling, etcetera) kan een breed economisch effect opleveren. Het is wenselijk om door middel van een provinciale coördinatieregeling6 de mogelijkheden van zilte landbouw en aqua-cultuur op een aan te wijzen locatie te stimuleren. Dit naar voorbeeld van de provinciale coördinatieregeling om windprojecten te versnellen. Een proeflocatie zou wellicht al, voordat er met de versterking van de dijk wordt begonnen, opgezet kunnen worden: in combinatie met een informatiecentrum over de aanleg van de versterkingen en toegevoegde functies. In ieder geval dient de omschrijving voor een zoeklocatie al omschreven te worden, zodat deze in de mer kan worden verwerkt.
6
Bij een (provinciale) coördinatieregeling worden verschillende besluiten, die nodig zijn voor een ruimtelijke ontwikkeling, gebundeld in één procedure. 285862, revisie 2 Pagina 26 van 33
Knelpunten en kansen binnen de visies
4.6
Overzichtstabel knelpunten en kansen
In onderstaande tabel zijn de vier visies naast elkaar gezet en zijn alle kansen en knelpunten per visie schematisch weergegeven. Hierdoor ontstaat een compleet beeld van de mogelijkheden van zilte landbouw en aqua-cultuur per visie. Monument in balans
In IJsselmeer meer mogelijk dan in de Waddenzee Voor zilte teelt/aqua-cultuur zijn gecontroleerde omstandigheden nodig Combinaties van natuur en zilte teelt, beweiding en recreatie. Combinaties van dierlijke en plantaardige componenten Combinaties viskweek - hengelsport Vistrap gecombineerd met aquarium en museum/ bezoekerscentrum/viskweek Inrichten aalreservaat Duurzame energie inzetten t.b.v. aqua-cultuur (warmteminnende vissensoorten) Commerciële mogelijkheden op het gebied van kennisontwikkeling en veredeling Commerciële mogelijkheden op het gebied van streekproducten Oude werkhaven Breezanddijk invang van mosselzaad of de kweek van mosselen (of andere schelp- of schaaldieren). Proeftuin - proefvijver Praktijkcentrum zilte teelten in combinatie met universiteiten, een Hboopleiding of duurzaamheidscentrum Extensieve teelt – gedacht kan worden aan beweiding en eenvoudige, extensieve vormen van teelt. Kleinschalig en ecologisch Intensievere vormen van zilte landbouw/ aqua-cultuur, gekoppeld zijn aan het unieke van dit gebied (o.a. teelt van vis en schaal- en schelpdieren gekoppeld aan vispassages/vistrappen) Agriport A77 – combinaties met kweek van vis (warmteminnende soorten)
Wadden Werken
Natuurlijk Afsluitdijk
WATER machine
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x x
(x)
(x)
x
x
x x
x x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
7
Moderne projectlocatie voor grootschalige glastuinbouw en een bedrijventerrein voor agribusiness en logistiek. 285862, revisie 2 Pagina 27 van 33
Knelpunten en kansen binnen de visies
285862, revisie 2 Pagina 28 van 33
Resumé
5
Resumé
Een provinciale structuurvisie is een strategisch beleidsdocument over de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in de provincie. Het geeft aan waar welke functies wenselijk zijn en waar niet. Binnen de vier visies ‘Afsluitdijk’ zijn mogelijkheden voor diverse vormen van zilte landbouw en aqua-cultuur aangegeven. In dit hoofdstuk wordt een aanbeveling gedaan met betrekking tot de ruimte die in de structuurvisie dient te worden gereserveerd ten behoeve van de uitoefening van zilte landbouw of aqua-cultuur, binnen de vier visies Afsluitdijk. Aanvulling op natuur en recreatieve aantrekkelijkheid Zilte landbouw of vormen van aqua-cultuur zijn niet een op zichzelf staand thema binnen de visies Afsluitdijk, maar geven wel een toegevoegde waarde aan het geheel. Zo vormen diverse vormen van zilte landbouw en aqua-cultuur – mits landschappelijk op een zorgvuldige wijze ingepast - een aanvulling op de natuur of de recreatieve aantrekkelijkheid van het gebied. Natuurlijk omstandigheden vormen uitgangspunt Bij de ontwikkelingen rond de Afsluitdijk vormen de natuurlijke omstandigheden de basis voor activiteiten in deze sector. Duurzaamheid dient hier het uitgangspunt te zijn voor de peilers natuur, water, voedsel en energie. De zichtbaarheid van de nieuw te ontwikkelen gebieden vanaf de Afsluitdijk maken dit gebied interessant voor diverse teelten en voor activiteiten op het gebied van kennisontwikkeling. Het is een unieke locatie om te laten zien hoe op natuurlijke wijze de producten worden geteeld of geproduceerd. Ook in Zeeland zijn diverse bedrijven actief op het gebied van zilte landbouw en aqua-cultuur, hierbij gaat het echter om binnendijkse, gesloten systemen. Extensief Door de omvang en de aard van de nieuwe gebieden zijn er veel mogelijkheden voor extensieve vormen van zilte landbouw en aqua-cultuur die gekoppeld zijn aan het unieke van dit gebied. Intensieve teelt past hier niet in, daar zowel het IJsselmeer als de Waddenzee gelden als een natuurgevoelig gebied. In het algemeen kan worden aangegeven dat in het IJsselmeer meer mogelijk is dan in de Waddenzee. In beide gebieden is de landschappelijke inpassing van de activiteiten een belangrijk aandachtspunt. Proefvijver of proeftuin Op kleine schaal kan gedacht worden aan intensievere vormen indien dit toegevoegde waarde oplevert in combinatie met een ontwikkelingscentrum, een duurzaamheidscentrum, een proeftuin of een proefvijver. De behoefte aan een proeflocatie, waar haalbare, duurzame vormen van kweek kunnen worden ontwikkeld is groot, aangezien de kweek van zilte producten nog in de kinderschoenen staat en er nog veel onduidelijk is over de meest optimale omstandigheden. Een locatie waarbij optimaal gebruik kan worden gemaakt van de aanwezige, natuurlijke omstandigheden in het onderzoek naar duurzame vormen van productie, verdient hierbij de voorkeur. In een dergelijk proefgebied zou geëxperimenteerd moeten kunnen worden met verschillende vormen van duurzame visteelt of andere vormen van aqua-cultuur, zonder dat telkens een geheel vergunningentraject moet worden doorlopen. De ervaring en kennis die in deze proefvijver of proeftuin wordt opgedaan, dient op andere locaties opgeschaald te worden.
285862, revisie 2 Pagina 29 van 33
Resumé
5.1
Visies nieuwe gebieden in de Waddenzee
In de visies ‘Monument in Balans’ en ‘Waddenwerken’ is sprake van de ontwikkeling van nieuwe gebieden in de Waddenzee. Indien een van deze visies zal dienen als basis voor de ontwikkeling van de Afsluitdijk, dan dient in de structuurvisie ruimte te worden opgenomen voor kleinschalige en extensieve vormen van zilte landbouw en aqua-cultuur binnen de nieuw te ontwikkelen gebieden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar activiteiten van bedrijven en ondernemers die reeds actief zijn in het gebied. Grootschalige en intensieve vormen van zilte landbouw en aquacultuur zijn in deze gebieden, binnen deze visies, niet gewenst. Breezanddijk zou in de structuurvisie opgenomen kunnen worden als locatie voor het opzetten van een proefvijver waar onderzoek wordt gedaan naar de kweek van mosselzaad in combinatie met mosselhangculturen. Hierbij kan tevens de mogelijkheid voor een combinatie met recreatieve voorzieningen worden opgenomen. 5.2
Visies nieuwe gebieden in het IJsselmeer
In de visies ‘Natuurlijk Afsluitdijk’ en ‘WATERmachine’ is sprake van een binnenmeer, waarin de gecontroleerde omstandigheden aanwezig zijn die voor de meeste vormen van zilte teelten en aqua-cultuur nodig zijn. Door de huidige relatieve natuurlijke armoede in het IJsselmeer geeft de ontwikkeling van nieuwe gebieden hier de mogelijkheid om door middel van zilte landbouw en aqua-cultuur tevens een toegevoegde waarde aan de natuur te leveren. Indien één van deze visies zal dienen als basis voor de ontwikkeling van de Afsluitdijk, dan dient in de structuurvisie ruimte te worden opgenomen voor extensief medegebruik van de nieuw te ontwikkelen gebieden, waarbij gebruik wordt gemaakt van de natuurlijke omstandigheden rondom de Afsluitdijk. Hierbij moet in combinaties worden gedacht; zowel van verschillende teelten en vormen van aqua-cultuur, als in combinaties van zilte landbouw met recreatie of aqua-cultuur met natuur, recreatie en hengelsport. Daarnaast dient in samenhang met, en in aansluiting op, een duurzaamheidscentrum een locatie te worden aangewezen als proeftuin en proefvijver, waar onderzoek wordt gedaan naar de duurzame ontwikkeling van voedsel en energie in combinatie met water en natuur. Het gaat hierbij om intensievere vormen van kweek op basis van de unieke natuurlijke omstandigheden in dit gebied. Ook bij deze visies kan Breezanddijk in de structuurvisie opgenomen worden als locatie voor het opzetten van een proefvijver waar onderzoek wordt gedaan naar de kweek van mosselzaad in combinatie met mosselhangculturen. Hierbij kan tevens de mogelijkheid voor een combinatie met recreatieve voorzieningen worden opgenomen. 5.3
Financiering en hoe verder?
Voor de opzet van een proeftuin en proefvijver in combinatie met een duurzaamheidscentrum zullen diverse partijen interesse hebben. Met deze partijen zal de mogelijke financiering moeten worden besproken. Te denken valt hierbij aan ondernemers, met name ondernemers die nu al actief zijn in de zilte landbouw en aqua-cultuur in de regio. Daarnaast ook nationale, grotere ondernemers zoals veevoederfabrikanten. Naast het produceren van onder andere visvoeders hebben dergelijke bedrijven vaak belangen in de grote viskwekerijen en zijn ze op zoek naar mogelijkheden voor de duurzame productie van vis en visvoeders. Ook diverse kenniscentra zijn geïnteresseerd in de opzet van een proeftuin en –vijver in combinatie met een duurzaamheidscentrum en willen mogelijk participeren. Hierbij komen hoge scholen en universiteiten in beeld. Speciaal genoemd kan worden de MBO/HBO sportvisserij van het Clusius College Alkmaar, WUR wageningen en Van Hall Larenstein in Leeuwarden. Financiële ondersteuning van de provinciale- en rijksoverheid van een duurzaamheidscentrum in combinatie met een proeftuin en – vijver zou vanuit het beleid om economische en duurzame economische ontwikkelingen rondom de Waddenzee te stimuleren, wenselijk zijn.
285862, revisie 2 Pagina 30 van 33
Resumé
Overheid initiërend en faciliterend De overheid heeft bij de ontwikkeling van zilte landbouw en aqua-cultuur rondom de Afsluitdijk een initiërende en faciliterende rol. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij stimuleert de ontwikkeling van duurzame visserij. Momenteel zijn er mogelijkheden voor de subsidie van projecten voor de duurzame ontwikkeling en verbetering van de levenskwaliteit in de visserijgebieden. Bij het opzetten van een proeftuin of proefvijver in combinatie met een duurzaamheidscentrum dient de provincie te zorgen voor een provinciale coördinatieregeling8 en een ruime vergunning voor de ontwikkeling van mogelijkheden rondom de Afsluitdijk, deze kan zo mogelijk gekoppeld worden aan de m.e.r.
8
Bij een (provinciale) coördinatieregeling worden verschillende besluiten, die nodig zijn voor een ruimtelijke ontwikkeling, gebundeld in één procedure. 285862, revisie 2 Pagina 31 van 33
Bijlagen
285862, revisie 2 Pagina 32 van 33
Bijlagen
6
Bijlagen
285862, revisie 2 Pagina 33 van 33
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.4 1.5 1.5.1 1.5.2 1.5.3 1.5.4 1.5.5 1.6 1.7 1.8 1.8.1 1.8.2 1.9
Vormen zilte landbouw en aqua-cultuur....................................................................... III Algen ............................................................................................................................III Wieren .........................................................................................................................III Zilte gewassen ........................................................................................................... IV Zilte groenten .............................................................................................................. IV Siergewassen............................................................................................................... V Zilte grassen voor biomassa ........................................................................................ V Beweiding..................................................................................................................... V Schelp- en schaaldieren .............................................................................................. V Oester.......................................................................................................................... VI Mosselen ..................................................................................................................... VI Kokkels....................................................................................................................... VII Overige potentiële schelpdiersoorten ........................................................................ VII Kweeksystemen ......................................................................................................... VII Viskweek .................................................................................................................... VII Zagers ...................................................................................................................... VIII Combinatieteelt .......................................................................................................... IX Combinatie voederdieren en kweek............................................................................ IX Meerdere combinaties binnen een systeem ............................................................... IX Resumé ....................................................................................................................... IX
2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.1.1 2.2.1.2 2.2.1.3 2.2.1.4 2.2.1.5 2.2.2 2.2.2.1 2.2.2.2 2.2.2.3 2.2.2.4 2.2.2.5 2.2.2.6 2.3 2.3.1 2.3.1.1 2.3.1.2 2.3.1.3 2.3.1.4 2.3.2 2.3.2.1 2.3.2.2
beleid..........................................................................................................................XIII Inleiding ..................................................................................................................... XIII Waddenzee ................................................................................................................XV Milieu- en natuurwetgeving ........................................................................................XV Wet Milieubeheer (milieu effect rapportage) .............................................................. XV Ecologische hoofdstructuur (EHS)............................................................................. XV Natuurbeschermingswet (VHR/Natura 2000) ............................................................ XV Flora- en Faunawet. .................................................................................................. XVI Overige regelgeving .................................................................................................. XVI Beleidskaders............................................................................................................XVI Derde Nota Waddenzee (planologische kernbeslissing PKB 3 Waddenzee) .......... XVI Kaderrichtlijn Water.................................................................................................. XVII Natura 2000 beheerplannen .................................................................................... XVII Beheer en Ontwikkelingsplan Waddenzee-PKB 3 Waddenzee: ............................ XVIII Natuurherstelprogramma Waddenzee (NHP)......................................................... XVIII Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020........................................................... XVIII IJsselmeer.................................................................................................................XIX Milieu- en natuurwetgeving .......................................................................................XIX Wet milieubeheer ...................................................................................................... XIX Ecologische hoofdstructuur....................................................................................... XIX Natuurbeschermingswet ............................................................................................ XX Flora- en faunawet ..................................................................................................... XX Beleidskaders.............................................................................................................XX Integrale Visie IJsselmeergebied (2002).................................................................... XX Nota Ruimte (2006)................................................................................................... XXI
I
2.3.2.3 2.3.2.4 2.3.2.5 2.3.2.6 2.3.2.7 2.3.2.8
Kaderrichtlijn Water (KRW) ....................................................................................... XXI Natura 2000 beheerplan ........................................................................................... XXI Beleid regionale overheden ..................................................................................... XXII Beleidsnota IJsselmeergebied ................................................................................. XXII Beheer en ontwikkelingsplan Rijkswaterstaat (BPRW) .......................................... XXIII Beleidsbesluit Binnenvisserij................................................................................... XXIII
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Interviews experts ....................................................................................................XXV Roelof Hoogland ..................................................................................................... XXV Piet Riemersma...................................................................................................... XXVI Mark van Rijsselberghe......................................................................................... XXVII Andre Seinen ....................................................................................................... XXVIII Bertus van der Tuuk............................................................................................... XXIX Tim Verver.............................................................................................................. XXIX Bart Muntjewerf ....................................................................................................... XXX Willem Brandenburg............................................................................................... XXXI Taco van den Heiligenberg ................................................................................... XXXII
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Werksessie............................................................................................................ XXXV Algemene conclusies en opmerkingen ................................................................. XXXV Monument in Balans ............................................................................................ XXXVI Waddenwerken .................................................................................................... XXXVI Natuurlijk Afsluitdijk ............................................................................................. XXXVII WATERmachine.................................................................................................. XXXVII
II
1
Vormen zilte landbouw en aqua-cultuur
De verschijningsvormen van aqua-cultuur zijn heel divers: van sterk gereguleerde industriële productie van vis in recirculatiesystemen tot aan de teelt van zilte landbouwgewassen. Het omvat o.a. de teelt van zilte groenten en de kweek van schelpdieren, schaaldieren, zagers, alten, wieren en vissen. Daarnaast kan er ook een combinatie of schakeling van teelten plaatsvinden, waarbij reststromen van de ene teelt als grondstof benut worden voor een andere teelt.1 De pijlers van de Nederlandse aqua-cultuur zijn de schelpdiercultuur en visteelt. Schelpdierteelt concentreert zich langs de kust, visteelt vindt plaats in recirculatiesystemen. Momenteel staat de mogelijkheid voor zilte landbouw in Nederland in de belangstelling. 1.1
Algen2
Kweek van algen is in opkomst in Nederland. Het kweken van algen werkt als volgt: een watersysteem wordt geënt met een bepaalde algensoort en onder toevoeging van voedingsstoffen zoals onder andere stikstof, fosfaat, vitaminen en eventueel koolstofdioxide gaan de algen zich onder invloed van licht vermeerderen. Toepassing van algenkweek zijn: o Voer voor schelpdier- en viskweek; o Voedingssuplementindustrie: met name door de omgea-3-vetzuren en anti-oxidanten die zich in hoge mate in sommige algensoorten kunnen bevinden; o Verwerking oliehoudende algen tot biodiesel. Kweekmethoden lopen uiteen van kweek in fotobioreacten (hoge opbrengst in korte tijd) naar kweek in natuurlijke of artificiële vijversystemen (minder hoge opbrengst, kost minder energie). 1.2
Wieren3 4
Grootschalige maar ook duurzame kweek van wieren zou een alternatieve bron van biomaterialen kunnen zijn. De markt voor wier en wiergerelateerde producten is groot en groeit. Producten uit zeewieren Wieren worden tot een set van hoog- en laagwaardige componenten verwerkt, zoals bindmiddelen, alginaat, agar en carragenen, die al in vele voedingsmiddelen en personal care producten wordt toegepast. Wereldwijd wordt ca. 18 miljoen ton zeewier per jaar geproduceerd voor toepassing in voeding, diervoeders, chemicaliën en farmaceutische producten. Gebruik van hele biomassa 1
Mogelijkheden voor zilte teelten in Waterdunen, Spring, 2008.
2
Mogelijkheden voor zilte teelten in Waterdunen, Spring, 2008.
3
Het zout en de pap, een verkenning bij marktexperts naar lange termijnmogelijkheden voor zilte landbouw, Kempenaer, J.G.,
Brandenburg, W.A. en van Hoof, L.J.W., 2007. 4
Bio-offshore, Grootschalige teelt van zeewieren in combinatie met offshore windparken in de Noordzee, ECN Biomasse,
2005).
III
Zeewier wordt momenteel voornamelijk gebruikt voor menselijke consumptie, met name in Azië. Zeewieren (en extracten) worden daarnaast gebruikt als mestsof met groeibevorderende eigenschappen en als ingrediënt in diervoeders en voeder voor aqua-cultuur o.a. voor de teelt van schelpdieren (zie ook 1.7 combinatieteelt). Grootschalige, intensieve wierproductie in hiervoor opgezette systemen kan plaatsvinden in zee en zeedelta’s. Vergelijkbaar met de gecontroleerde kweek van mosselen, kunnen wieren op afgebakende kweekbedden op grote schaal gekweekt worden. 1.3
Zilte gewassen5 6
De initiatieven voor deze vorm van landbouw zijn niet voor niets. Met de stijging van de zeespiegel treedt in steeds grotere mate (ook op wereldschaal) verzilting op van de landbouwgronden, met name aan de kust. Ook is er een sterke ontwikkeling in het kader van het herstellen van zoetzoutovergangen voor natuurontwikkeling. Een ideale oplossing om hiervan gebruik te maken is het toepassen van zilte landbouw: de teelt van zout(water)minnende planten. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen zilte groenten (zoutplanten) en normale landbouwgewassen die ook in zilte omstandigheden een goede productie kunnen leveren (zouttolerante planten). In Nederland komt een rijke, zilte flora voor. Behalve nieuwe voedingsgewassen zijn er ook mogelijkheden voor zilte siergewassen in de tuin, kruiden, biomassagewassen en landbouwgewassen. 1.3.1 Zilte groenten Zeekraal Over het telen van zeekraal is voldoende bekend in Nederland. Jaarlijks kan er van een hectare minstens 4000-6000 kg geoogst worden, verdeeld over 3 keer snijden in de periode van juni tot september. Zeekraal groeit het best op zandige kleigronden en moet bevloeid worden met zout water voor een optimale smaak (maximaal 1 x per dag en minimaal 1 x per week). De groente is relatief duur: € 12 per kilo. De Nederlandse zeekraalteelt zou wel een areaal van zo’n 300 hectare in wisselteelt met bijvoorbeeld zeeaster kunnen beslaan. Zeekraal is een obligate zoutplant, wat inhoudt dat het zoute omstandigheden nodig heeft om te kunnen overleven. Zeeaster of lamsoren (niet te verwarren met lamsoor!) Zeeaster worden in mindere mate dan zeekraal geteeld, maar er is voldoende bekend in Nederland. De opbrengst is ongeveer 4000 kg per hectare per seizoen. Zeeaster groeit bij voorkeur ook op zandige kleigronden. Vanaf 1982 zijn teeltproeven gedaan om de potentie van zeeaster als vollegrondsgroente te onderzoeken. Zeeaster is een zouttolerante plant die ook onder zoete omstandigheden goed groeit. De typische smaak komt echter uitsluitend tot stand wanneer de planten onder zilte omstandigheden worden geteeld. Incidentele overspoeling is dan nodig. Om zeeaster goed en economisch te laten plaatsvinden, is een goed systeem van vegetatieve vermeerdering nodig, moet worden geselecteerd op ziekte- en plaagresistentie, en op een goede habitusvorm. Als bladgroente is het een gezonde groente die naast vitamine C en foliumzuur, rijk is aan mineralen als ijzer. De plant neemt weinig zout op. Tegenwoordig brengt zeeaster als bladgroente niet veel op: € 2 tot € 4 per kilo. Zeekool Zeekool is een plant die zich bij voorkeur tussen stenen langs de vloedlijn vestigt, en dus een hoge zouttolerantie heeft. In Nederland komt hij slechts sporadisch voor, maar langs de rotskusten van Frankrijk en Engeland is het een regelmatige verschijning. Deze plant kan als bladgroente worden gegeten en/of als oliegewas benut worden (olie persen uit zaden). Onder zilte omstandigheden heeft de teelt als bladgroente de voorkeur. De opbrengst per hectare ligt ongeveer gelijk aan asperges, circa 9000 kilogram.
5
Het zout en de pap, een verkenning bij marktexperts naar langetermijnmogelijkheden voor zilte landbouw, Kempenaer, J.G.,
Brandenburg, W.A. en van Hoof, L.J.W., 2007). 6
Mogelijkheden voor zilte teelten in Waterdunen, Spring, 2008
IV
Lepelblad Lepelblad werd vroeger wel verzameld vanwege de heilzame werking; de blaadjes bevatten een hoog gehalte aan vitamine C. Lepelblad kan als kruid worden ontwikkeld voor de combinatie met schaal- en schelpdieren en is derhalve als streekproduct te ontwikkelen. Selderij Hieronder vallen de ondersoorten knolselderij, bleekselderij en bladselderij. De planten groeien onder zilte omstandigheden gedrongener dan onder normale omstandigheden, maar hebben een sterkere smaak. Selderij groeit het best op kleiachtige gronden. De opbrengst varieert van 25 tot 35 ton versgewicht per hectare. Groene Asperge Groene asperges zijn asperges waarvan de scheuten bovengronds tot een groene kleur komen. Asperges zijn zouttolerant, maar kunnen niet tegen overspoeling. Er is voldoende afzetmarkt voor groene asperges. Een nadeel van groene aspergeteelt is de bewerkbaarheid van de teelt en het kost twee jaar voordat er geoogst kan worden 1.3.2 Siergewassen Lamsoor (niet te verwarren met lamsoren ook wel zeeaster genoemd!) De lamsoor is op de Nederlandse buitendijkse gronden een algemeen voorkomende plant, die in aaneengesloten populaties kan groeien. De plant is taai en derhalve niet eetbaar. De plant is wel uitstekend droogbaar en levert zodanig een siergewas op. Op zichzelf genomen is dit nieuw; er zijn Limonium-soorten als snijgoed in de handel. Vanuit zilte teelten is met de inheemse Limonium vulgare daar een extra aan toe te voegen. 1.3.3 Zilte grassen voor biomassa Vanuit zilte teelten moet worden gedacht in termen van grootschalige teelt met daartegenover kleinschalige teelt. In het grootschalige scenario kan worden gekomen tot bio-energieteelt op basis van biomassa met daarbij de inschakeling van bestaande gewassen met een gebleken mate van zouttoleratie (bijv. gerst, spelt of biet) of nieuw te introduceren gewassen (bijv. slijkras of kweldergras). In de zilte omgeving hebben we veel te maken met overgangen: van nat naar droog, zoet naar zout, productieomgeving naar landschaps- en natuurontwikkeling. Op basis van de geproduceerde bulk aan biomassa is het mogelijk om met diverse vergistings- en fermentatietechnieken een significante bijdrage te leveren aan de voorziening van biobrandstoffen in combinatie met andere vormen van ruimtegebruik. 1.4
Beweiding
Een mogelijkheid van het gelijktijdig ontwikkelen van natuur en zilte landbouw is de begrazing van zilte graslanden of kwelders door vleesvee of schapen. De ontwikkeling van vegetatie op kwelders kent een grotere biodiversiteit indien begrazing plaatsvindt, tevens wordt door begrazing verruiging tegengegaan. Hieraan zou mogelijk een keten kunnen worden gekoppeld voor de vermarkting van (pré salé) vlees. Het op deze wijze van vermarkten kan de combinatie natuur-landbouw breder toepasbaar maken. 1.5
Schelp- en schaaldieren7 8
De Nederlandse schelpdiercultuur is gebaseerd op het bevissen van wilde schelpdierbanken en het opkweken van mossels en oesters op percelen. De laatste jaren is de schelpdiersector volop in ontwikkeling. Naast experimenten met mosselzaad invanginstallaties op zee zijn ook op het land kwekerijen voor schelpdierbroed ontwikkeld. Tevens vinden er studies plaats om het perceelrendement te verbeteren.
7
Kansen voor zilte aqua-cultuur in Nederland, Alterra-rapport 1839, Stuyt, L.C.P.M., 2008.
8
www.aqua-cultuur.nl
V
1.5.1 Oester Van oudsher is de platte zeeuwse oester (Ostrea edulis) beroemd. Al in de 17de eeuw vond er kweek van platte oesters plaats in de buurt van Zierikzee. In de 19de eeuw maakte deze kweek een sterke groei door en werden er percelen uitgegeven in de Kom van Oosterschelde, het oostelijke deel, dat bijzonder geschikt bleek voor deze cultuur. Door de strenge winter van 1962-1963 stierven bijna alle platte oesters. Men is toen zowel platte oesters als kromme oesters (creuses: Japanse oester: Crassostrea gigas, Portugese oester Crassostrea angulata) gaan importeren. Met deze import kwam echter de oesterparasiet (Bonamia ostreae) mee, waardoor de platte oester cultuur een gevoelige klap kreeg. Sindsdien is de kweek van deze soort teruggelopen; deze vindt alleen nog plaats in het Grevelingenmeer op 500 hectare percelen. De oesterkweek wordt gedomineerd door de Japanse oester, op 1550 hectare in de Kom van de Oosterschelde. Deze soort is niet gevoelig voor de Bonamia parasiet, evenmin als voor veel andere factoren. De Japanse oester heeft zich ook in het wild sterk uitgebreid en komt nu op grote schaal voor in alle Nederlandse kustwateren inclusief de Waddenzee. Kweek Japanse oester Nederland Het oesterzaad wordt gevangen met behulp van met kalk bestreken dakpannen, lege schelpen of plastic slangetjes die op de zeebodem worden gelegd. De jonge oesters worden van deze steunen verwijderd en worden overgebracht naar de kweekzones die men oesterkweekpercelen noemt. Ze voeden zich met fytoplankton* en groeien traag. Ze moeten drie tot vier jaar groeien voor ze kunnen worden geconsumeerd. De Oosterschelde, en in mindere mate het Grevelingenmeer, zijn de kweekgebieden van de Japanse oesters in Nederland. Hier zijn alle condities zoals bodemgesteldheid, zoutgehalte en temperatuur van het water optimaal om een perfecte oester te kweken. De kweekcyclus van de Japanse oester duurt 23 jaar. In de maanden juli en augustus planten oesters zich voort. Als gevolg van een metamorfose zakken de oesterlarven na een paar weken naar de bodem, de broedval. Oesterkwekers zetten collecteurs uit op hun percelen. Collecteurs zijn voorwerpen (zoals mosselschelpen), waaraan de oester zich vasthecht, zodat de oesters elkaar niet gaan overwoekeren. Tijdens het groeiproces verplaatst de kweker de Japanse oesters gemiddeld twee keer per jaar naar andere percelen. Door dit regelmatig opvissen en uitsorteren van de oester tijdens de groei tot consumptieoester, krijgt de oester een meer regelmatige vorm, waar de scherpste kantjes van af zijn. Tevens heeft de oester meer energie in de opbouw van het vlees gestoken. Hierdoor is de schelp beter gevuld dan bij de wilde variant. Off bottom oesterkweek Ongeveer 60 % van de totale oesterproductie in Frankrijk (één van de belangrijkste productielanden van oesters) wordt gedaan volgens de off-bottom kweekmethode. Jong oesterbroed afkomstig uit een hatchery wordt in de maand mei naar de grow-out op de rekken gebracht. Er gaan ongeveer 170 oesters van consumptieformaat in een zak, de opbrengst per zak ligt dan rond de 13 kg. De normale opbrengst in Franse getijdengebieden waar commercieel oesters gekweekt worden ligt rond de 5000 kg per hectare. 1.5.2 Mosselen Naast de kweek van oester is ook de mosselkweek erg belangrijk. Al sinds 1870 zijn er mosselpercelen in de Zeeuwse delta in gebruik. Destijds ook in bijv. de Braakman, de Grevelingen en het huidige Zoommeer. Tegenwoordig zijn er kweekpercelen in de Oosterschelde (2250 hectare) en in de Waddenzee (4000 hectare). Mosselkweek in de Waddenzee is vanaf 1950 ontwikkeld als reactie op problemen met de mosselparasiet in de Zeeuwse wateren, Tegenwoordig komt de grondstof, het mosselzaad, vrijwel geheel uit de Waddenzee, en wordt de Oosterschelde gebruikt voor kweek van een gedeelte van de halfwasvoorraad. De Waddenzee heeft als voordeel een goede groei maar meer risico op wegspoelen, en in de Oosterschelde is dit andersom. Zaadproductie Vissers mogen de bodem van de Waddenzee in de toekomst niet meer ‘roeren’. Om meer zekerheid over voldoende beschikbaarheid van mosselzaad te verkrijgen worden er de laatste jaren proeven gedaan met het invangen van mosselzaad op netten en touwen, de mosselzaadinvang installaties
VI
(MZI). Ook wordt er gewerkt aan gecontroleerde productie van mosselzaad in broedhuizen (hatchery/nursery systeem). Mosselen hangcultuur De kweektechniek van mosselen met hangculturen wordt al op verschillende plaatsen toegepast in Zeeland. Een van de voorwaarden hierbij is wel dat het water diep genoeg is. Hangcultuur kan niet plaatsvinden in getijdengebieden die droogvallen; tenminste continu 1,5 tot 2 meter water en voldoende verversing van water is nodig voor de productie van mosselen. Mosselen bouchot De inpassing van de kweektechniek bouchot kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld in getijdengeulen, maar ook in vijvers/inhammen. Indien er op deze manier mosselen gekweekt gaan worden zullen concessies gedaan moeten worden wat betreft landschappelijke inpasbaarheid. Tijdens laag water komen de palen in zicht te staan. Oogsten moet handmatig gebeuren. 1.5.3 Kokkels Ook kokkels zijn een product in de Nederlandse schelpdierproductie. Tot nut toe worden kokkels gevist van wilde banken. De mechanische kokkelvisserij is in de Waddenzee niet meer toegestaan, daar vindt alleen handkokkelvisserij plaats. Er zijn diverse plannen in ontwikkeling voor kweek van kokkels zowel buitendijks in de Oosterschelde als binnendijks op diverse locaties in Nederland. Off bottom kokkelkweek Bij deze kweekmethode worden kunststof netten (zakken) op rekken gelegd in getijdenzones. Maandelijks moet controle plaatsvinden op schade aan zakken en verwijdering van aangegroeide wieren en andere organismen. Oogsten moet handmatig gebeuren en de stellage zullen stevig, maar demontabel moeten zijn. 1.5.4 Overige potentiële schelpdiersoorten9 Omdat de kokkelvisserij aan banden is gelegd en ook de mosselsector de opdracht heeft gekregen zijn teelt binnen een aantal jaren te verduurzamen, zijn er steeds meer initiatieven voor gecontroleerde binnendijkse kweek van schelpdieren. Hiervoor hoeven niet alleen de gangbare schelpdiersoorten zoals mosselen, kokkels en oesters in aanmerking te komen. Het toenmalige RIVO heeft in 2005 een lijst opgesteld met potentiële soorten schelpdieren voor kweek in Nederland. Daarin zijn ook de clamsoorten tapijtschelp en venusschelp opgenomen en de abalone en de st. jakobsschelp.10 1.5.5 Kweeksystemen Jonge schelpdieren (zaad) kunnen- naast het opvissen uit het wild- van verschillende bronnen afkomstig zijn. Kokkels, mosselen, oesters, tapijtschelpen en mesheften kunnen in Nederlandse schelpdierhatchery’s geproduceerd worden. Voor mosselen is er nog een derde alternatief, de mosselzaadinvang-systemen (MZI’s), waarbij netten of touwen in het water gehangen worden waar het mosselzaad uit de natuur op ingezameld wordt. Buitenlandse hatchery’s leveren ook zaad van venusschelpen, tapijtschelpen en st. jakobsschelpen. 1.6
Viskweek11
De mondiale visteelt maakt een sterke groei door. Dit wordt mede veroorzaakt door de teruglopende vangsten in de visserij, de toenemende behoefte aan dierlijke eiwitten uit vis. Ook technologische doorbraken die kweek vereenvoudigen zijn hier van belang. De kweek van de zoutwatervissen tarbot en tong is in opkomst. In de Nederlandse visteeltsector wordt hoofdzakelijk gebruik gemaakt van recirculatiesystemen. Klimatologische omstandigheden zijn de belangrijkste reden dat viskweek in Nederland vrijwel uitsluitend plaats vindt in recirculatiesystemen. Door continu hergebruik en zuivering van het teeltwater worden energie- en waterverbruik tot een mi9
Mogelijkheden voor zilte teelten in Waterdunen, Spring, 2008.
10
Potentiële soorten voor de Nederlandse aqua-cultuur, Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO), Kals et al., 2005.
11
Kansen voor zilte aqua-cultuur in Nederland, Alterra-rapport 1839, Stuyt, L.C.P.M., 2008.
VII
nimum beperkt. Tevens worden de door de vissen geproduceerde afvalstoffen door filtereenheden en denitrificatietechnieken in het systeem verwijderd en/of omgezet in niet schadelijke stoffen. Hierdoor kan het systeemwater voldoen aan de waterkwaliteitseisen van de verschillende soorten en wordt de ammoniak- en nitraatproblematiek opgelost. De Nederlandse situatie waarbij de viskweek vrijwel volledig gebaseerd is op recirculatietechnologie is uniek en biedt voordelen ten opzichte van de in het buitenland veel gebruikte off-shore en flowthrough kweeksystemen. De milieuvervuiling is minder en het ontsnappen van vis is niet aan de orde. Hiernaast groeit kweekvis uit recirculatiesystemen onder volledig gecontroleerde omstandigheden op, waardoor de veiligheid van het geleverde producten beter is en er meer en betere aandacht gegeven wordt aan het welzijn van de vissen. Zoutwatervissen die in aanmerking komen voor kweek zijn:12 • Tong • Atlantische Tong • Steur • Tarbot • Garnalen (Kuruma prawn) • Europese kreeft. De Nederlandse viskweeksector heeft in 2005 de ‘Gedragscode voor viskwekers in Nederland’ ingesteld. Dit is een gedragscode voor alle viskwekers in Nederland. De code maakt geen onderscheid in soort, type of grootte van kwekerijen en is bedoeld voor iedereen die zich bezighoudt met kweken van vis bestemd voor consumptie. 1.7
Zagers13 14
Uit oogpunt van duurzaamheid en de op korte termijn verwachte tekorten is het noodzakelijk dat gezocht wordt naar vervangers van vismeel en visolie in visvoeders. Gekweekte dierlijke organismen zoals zagers kunnen op zichzelf of in combinatie met plantaardig materiaal als alternatief dienen. De inzetbaarheid van zagers beperkt zich op dit moment nog tot specifieke markten, zoals garnalen en tong, en specifieke teeltstadia van vis, met name rond de paaitijd van moederdieren. De markt voor andere vissoorten zoals tarbot is in ontwikkeling. De inzet van zagers kan op specifieke punten een bijdrage leveren aan de vervanging van vismeel en visolie in visvoeders voor kweekvis: • Zagers worden sinds 1999 al toegepast als kwaliteitsverbetering in zgn. rijpingvoeders voor garnalen en tong; • Zagers hebben een smaakverbeterende eigenschap (wildsmaak van vis); • Naar verwachting kunnen zagers ingezet worden in uitgroeivoer als vervanging van vismeel en visolie (in ontwikkeling, Topsy Baits). Wat betreft de productie van zagers zijn er dus meerdere mogelijkheden:
• Kweken van zagers voor innovatief visvoer (de productie van zagers in recirculatiesystemen ter vervanging van vis in visvoer); • Zagers in indoorkwekerij (Optimale indoorkweek van nakomelingen van geslachtsrijpe zagers uit de natuur. Het eindproduct is bestemd voor de sportvisserij.
12
Potentiële soorten voor de Nederlandse aqua-cultuur, Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO), Kals et al., 2005.
13
Kansen voor zilte aqua-cultuur in Nederland, Alterra-rapport 1839, Stuyt, L.C.P.M., 2008.
14
De kweek van zagers op landbouwbedrijven in Zeeland, InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster, 2005.
VIII
1.8
Combinatieteelt15 16
1.8.1 Combinatie voederdieren en kweek De kweek van tong kan gecombineerd worden met de kweek van zagers, waarbij zagers als voer dienen voor de moederdieren. De kweek van algen en/of wieren kan gecombineerd worden met de mosselen- en viskweek. De door de mosselen uitgescheiden nutriënten kunnen worden opgenomen door de algen. Het systeem van lijnen kan hierbij gebruikt worden waarbij de bovenste laag voor mosselen en de onderste voor de algen dient. Viskweek gaat gepaard met een hogere uitstoot van nutriënten dan de kweek van mosselen. Voor dit systeem kan gedacht worden aan het omgeven van een kooi voor vis met een constructie waar de algen aan worden gekweekt. 1.8.2 Meerdere combinaties binnen een systeem Door het combineren van meerdere organismen kan de natuurlijke kringloop worden nagestreefd: het kweken van vis produceert mest, deze mest kan als uitgangspunt voor de groei van algen en zilte gewassen zoals zeekraal en zeeaster dienen. De algen op hun beurt kunnen gebruikt worden als voedsel voor schelpdieren en zagers. Een deel van de zagers kan dan weer benut worden voor de voeding van de tong; een ander deel wordt verwerkt tot visvoer. Zo ontstaat een gemengd zilt bedrijf met als resultaat meerdere einddoelproducten. 1.9
Resumé
Overzichtstabel met de mogelijkheden voor de verschillende voorkomende milieus.17 18 Indeling van water op zoutgehalte in gram NaCl per liter Zoet water Brak water Zilt water (zeewater) < 0,5 0,5 – 29 30 - 35 Algen Verschillende soorten zoutwateralgen
Wieren Verschillende soorten zeewieren
15
Beschikbaar uitgangsmateriaal Enten van systeem hoeft niet nodig te zijn indien er zich van nature geschikte algen bevinden Beschikbaar uitgangsmateriaal Bestaande systemen van lijnen of netten (geankerd aan bodem of drijvende boeien), kleinschalig en nabij de kust.
Optimale zoutgehalte Afhankelijk van de soort, maar meestal 20-30 g NaCl/l
Optimale zoutgehalte Afhankelijk van de soort, kan variëren van 3-30 g NaCl/l
Bio-offshore, Grootschalige teelt van zeewieren in combinatie met offshore windparken in de Noordzee, ECN Biomasse,
2005. 16
De kweek van zagers op landbouwbedrijven in Zeeland, InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster, 2005.
17
Mogelijkheden voor zilte teelten in Waterdunen, Spring, 2008.
18
Bio-offshore, Grootschalige teelt van zeewieren in combinatie met offshore windparken in de Noordzee, ECN Biomasse,
2005.
IX
Zilte groenten Zeekraal
Geschikte grondsoort Natte, voedselrijke, zilte, brakke of soms zoete grond
Zeeaster
Natte, voedselrijke, zilte, brakke of soms zoete grond. Zandige deklaag heeft een voordeel boven kleigrond (geeft teeltproblemen) Voedselrijke, brakke, vochtige grond met een hoog humusgehalte Natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, brakke grond. Ook op stenige plaatsen Klei, leem en leemachtig klei, vochtige tot vaak natte, voedselrijke, enigszins zilte tot brakke grond Droge, voedselarme tot matig voedselrijke, min of meer kalkrijke, humushoudende grond. Geschikte grondsoort
Zeekool
Lepelblad
Selderij
Asperge
Akkerbouwgewassen met zouttolerantie Huttentut Spelt Gerst
Biet Siergewassen Lamsoor Schelpdieren Mosselen (hangcultuur/bouchot/bodemcultuur) Kokkels (bodemcultuur/off bottom) Oesters (bodemcultuur/off bottom) Mesheften St. Jacobsschelpen Tapijtschelpen Venusschelpen Wormen Zagers
Vrij droge tot vochthoudende, matig voedselrijke grond Arme zandige (klei)grond Droge tot vochtige, matig voedselrijke, niet te zwaar bemeste, zoete tot brakke, meestal kalkhoudende grond Zand/klei, vochtige, voedselrijke grond Geschikte grondsoort Natte leem/kleigronden, matige tot voedselrijke, zilte grond Beschikbaar uitgangsmateriaal Nederlandse hatchery’s/MZI/Wildvang Nederlandse hatchery’s
Mate van zout water Incidentele tot regelmatige overspoeling. Kieming: zoet tot brak water. Incidentele overspoeling
Incidentele overspoeling
Incidentele overspoeling
Verdraagt zilte omstandigheden goed.
Verdraagt zilte omstandigheden
Mate van zout water Overleeft overspoeling van zout water Verdraagt zilte omstandigheden Verdraagt zilte omstandigheden
Verdraagt zilte omstandigheden Mate van zout water Verdraagt zilte omstandigheden Optimale zoutgehalte 20-25 g NaCl/l 20-25 g NaCl/l
Nederlandse hatchery’s
20-25 g NaCl/l
Nederlandse hatchery’s Buitenlandse hatchery’s Nederlandse hatchery’s Buitenlandse hatchery’s Beschikbaar uitgangsmateriaal Nederlandse productie
20-25 g NaCl/l 30-35 g NaCl/l 20-30 g NaCl/l 20-30 g NaCl/l Optimale zoutgehalte 20-30 g NaCl/l
X
Vissen Verschillende soorten carnivore zoutwatervissen (tong, tarbot, zeebaars) in extensieve kweeksystemen.
Beschikbaar uitgangsmateriaal Afhankelijk van de vissoort in Nederland of andere Europese landen te verkrijgen
Optimale zoutgehalte Afhankelijk van de soort, maar meestal 20-30 g NaCl/l
XI
XII
2
2.1
Beleid
Inleiding
Het natuurbeleid speelt een steeds grotere rol binnen de nationale wetgeving, mede door de EU Vogel- en habitatrichtlijn (VHR)/Natura2000. De afweging tussen natuur- en economische belangen zoals visserij is daardoor vervangen door toetsing van de effecten aan de zich ontwikkelende natuurdoelstelling. De Planologische Kernbeslissing (PKB) Waddenzee maakt gebruik van het afwegingskader uit de Europese regelgeving. Er wordt gesteld dat het voorzorgprincipe geldt voor nieuwe plannen of ontwikkelingen. Sinds 1997 is sprake van het verlenen van eerst ontheffingen en later vergunningen in het kader van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet). Ter onderbouwing van een aanvraag op basis van de Nb-wet dient bij kleine ingrepen een verstorings- en verslechteringstoets te worden aangeleverd. Bij grotere ingrepen moet dat een Passende Beoordeling zijn. De beleidsmatige inpasbaarheid van zilte landbouw zal afhangen van de kansen en knelpunten voortkomend uit de huidige milieu- en natuurwetgeving en de beleidskaders. Voor beide gebieden (Waddenzee en IJsselmeer) wordt onderstaand een opsomming gemaakt van de wetgeving en beleidskaders die op dit moment spelen (zie tabel 1.1). Vervolgens wordt een inschatting gemaakt van de kansen binnen de bestaande wetgeving en beleidskaders voor het inpassen van zilte landbouw binnen de vier visies van de afsluitdijk.
IJsselmeer Waddenzee
Zicht op de Afsluitdijk vanaf Den Oever (Noord-Holland)
XIII
Tabel 1.1 Stroomschema beleid en wetgeving Waddenzee en IJsselmeer
Wetgeving
Beleid
Natuur
W a d d e n z e e
Wet Milieubeheer (m.e.r.) EHS Natuurbeschermingswet (Natura 2000) Flora- en faunawet
PKB Derde Nota Waddenzee Kaderrichtlijn Water (stroomgebiedbeheerplannen) Natura 2000 beheerplannen Beleid regionale overheden
Beheer en ontwikkelingsplan Waddenzee (B&O)
Natuurherstelprogramma Waddenzee
Gebruik
Visserijwet Wet beheer rijkswaterstaatwerken Wet ruimtelijke ordening
Bestemmingsplan Beleidsbesluit Schelpdiervisserij
Natuur
IJ s s e l m e e r
Wet Milieubeheer (m.e.r.) EHS Natuurbeschermingswet (Natura 2000) Flora- en faunawet
Integrale visie IJsselmeergebied Nota Ruimte Kaderrichtlijn Water (stroomgebiedbeheerplannen) IJsselmeer Natura 2000 beheerplannen Beleid regionale overheden
Beleidsnota IJsselmeergebied
Beheer- en ontwikkelingsplan Rijkswaterstaat
Gebruik
Visserijwet Wet beheer rijkswaterstaatwerken Wet ruimtelijke ordening
Bestemmingsplan Beleidsbesluit Binnenvisserij
XIV
2.2
Waddenzee
Het Nederlandse beleid ten aanzien van het waddengebied komt tot uiting in een veelheid aan beleidsdocumenten, zoals de Planologische Kernbeslissing (PKB) Derde Nota Waddenzee, de instelling van het Staatsnatuurmonument Waddenzee (vallend onder de Natuurbeschermingswet), de Natuurbeschermingswet, de Visserijwet, de Flora- en Faunawet en het Interprovinciaal Beleidsplan Waddenzee. Voor het toezicht en de handhaving van de regels is een aantal inspectieschepen op het wad actief. De Waddenzee is voor 90% aangewezen als Staatsnatuurmonument. Visserijactiviteiten moeten daar passen in het natuurbeschermingsbeleid. Dat betekent dat rekening wordt gehouden met de effecten van visserij op de natuurwaarden; het bodemleven, de zeezoogdieren en de voedselvoorziening voor vogels. Ongewenste effecten van de visserij moeten door beperkingen worden teruggedrongen. 2.2.1
Milieu- en natuurwetgeving
2.2.1.1 Wet Milieubeheer (milieu effect rapportage) De Wet Milieubeheer is van kracht sinds 1 maart 1993. De uitwerking van de wet op vormen van zilte landbouw betreft vooral de milieueffectrapportage (m.e.r.), die zowel op land als op zee voor plannen en activiteiten kan gelden. Het Besluit m.e.r. 1994 is een uitwerking van de Europese m.e.r.-richtlijn en bepaalt voor welke activiteiten en besluiten het maken van een milieueffectrapportage verplicht is of waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Deze plicht houdt in dat op grond van kenmerken van de activiteit, de plaats, de samenhang met andere activiteiten en de kenmerken van de milieueffecten wordt beoordeeld of een m.e.r. noodzakelijk is. Sinds enkele jaren is er een verplichting tot milieu-effectrapportage (MER) van kracht voor activiteiten in het waddengebied. De m.e.r.-plicht geldt bijvoorbeeld voor de constructie van installaties of bouwwerken in, op, of boven de zeebodem. Activiteiten in de zeebodem zijn m.e.r.-plichtig als de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 1 hectare of meer. De m.e.r.-beoordelingsplicht geldt al bij een oppervlakte vanaf 0,5 hectare. 2.2.1.2 Ecologische hoofdstructuur (EHS) De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van belangrijke bestaande en nieuwe natuurgebieden. Ook landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer en de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee maken deel uit van de EHS. Door versnippering van natuurgebieden tegen te gaan en deze met elkaar te verbinden, krijgen dieren en planten meer kans om zich te verspreiden, zodat ze niet uitsterven door bijvoorbeeld inteelt. Nationale parken, waaronder het nationale park Texel, vormen de kerngebieden van de EHS, maar ook de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee zijn onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Uiteindelijk moet de EHS een samenhangend netwerk worden van natuurgebieden op land en in het water, dat aansluit op een Europees netwerk. Activiteiten, ontwikkelingen, plannen en projecten binnen een ecologische hoofdstructuur zullen de natuurlijke kenmerken van het gebied niet mogen aantasten. 2.2.1.3 Natuurbeschermingswet (VHR/Natura 2000) De afsluitdijk ligt binnen de begrenzing van het Natura 2000 gebied de Waddenzee, dat in februari 2009 is aangewezen. Activiteiten, ontwikkelingen, plannen en projecten zullen de natuurlijke kenmerken van het gebied niet mogen aantasten en zonder vergunning mogen er geen (significant) negatieve effecten optreden op de instandhoudingsdoelstellingen waarvoor het gebied is aangewezen. De instandhoudingsdoelstellingen zijn onder andere gericht op geulenwadplaten (zeegras), kwelderkwaliteit (pioniervegetaties), strandbroeders en/of schelpdiereters (vogels) en trekvissen. Bij significante effecten moet er een passende beoordeling worden uitgevoerd waarbij er een uitgebreide beschrijving plaatsvindt van de maatregelen en de effecten hiervan op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000 gebied, in dit geval de Waddenzee. Sinds 1 de-
XV
cember 1993 valt 85% van de Waddenzee onder de Natuurbeschermingswet. In 1981 was al 125.000 hectare onder de werking van deze wet gebracht, voornamelijk wadplaten die van belang zijn als foerageergebied voor vogels en rustgebied voor zeehonden. Eind 1993 wees de staatssecretaris van Natuurbeheer nog eens 80.000 hectare aan als beschermd staatsnatuurmonument. De Waddenzee geldt nu als het grootste beschermde natuurgebied in Nederland. Veel activiteiten zijn alleen nog mogelijk wanneer er ontheffing voor is verleend. Vissers, wadlopers, sport- en reclamevliegers hebben hiermee te maken. Het is nu ook mogelijk delen van het natuurmonument af te sluiten. 2.2.1.4 Flora- en Faunawet. De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. Soorten die wellicht in het gebied voorkomen en waar een streng beschermingsregime voor geldt zijn onder andere de zeehond en (broed)vogels in het algemeen. Indien aanwezig en bij negatieve effecten zal er voor beschermde soorten een ontheffing aangevraagd moeten worden. 2.2.1.5 Overige regelgeving Regelgeving met betrekking tot de veiligheid en kustverdediging (Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken). 2.2.2
Beleidskaders
2.2.2.1 Derde Nota Waddenzee (planologische kernbeslissing PKB 3 Waddenzee) De Derde Nota Waddenzee (Planologische Kernbeslissing (PKB) Waddenzee) is het ruimtelijk plan voor het beheer van de Waddenzee voor de periode 2007-2017. In de PKB wordt het beleid voor de Waddenzee op het gebied van natuurbescherming, ruimtelijke ordening, milieu en water in onderlinge samenhang beschreven. De hoofddoelstelling voor de Waddenzee is de duurzame bescherming en ontwikkeling als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap. De PKB heeft betrekking op de Waddenzee, de Eems-Dollard tot de Duitse grens, de Waddeneilanden, de zeegaten tussen de eilanden, de Noordzeekustzone tot 3 mijl uit de kust, evenals het grondgebied van de aan de Waddenzee grenzende vastelandsgemeenten. Voor Nederland heeft de Planologische Kernbeslissing (PKB) 'Waddenzee' betrekking op alle grond die bij vloed vanuit de Waddenzee onderloopt. Dit is inclusief de kwelders (zoals de Boschplaat op Terschelling en Nieuwlandsreid op Ameland), strandvlakten (zoals de Hors op Texel en het Rif bij Schiermonnikoog) en onbewoonde eilanden, zoals Rottumeroog en Griend. Binnen het PKB-gebied zijn de gebieden in verschillende mate beschermd. Het strengst beschermd zijn de staatsnatuurreservaten: in artikel-17 van de Natuurbeschermingswet staat dat deze gebieden niet vrij toegankelijk zijn. Daarnaast zijn er gebieden die vallen onder het mildere artikel 16 van de Natuurbeschermingswet. Daar mag iedereen komen, maar activiteiten die de natuur duidelijk verstoren kunnen worden geweerd. De Rijksoverheid streeft naar een duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied. Dit houdt in: o ongestoorde ontwikkeling van de waterbewegingen en de hiermee samenhangende geomorfologische en bodemkundige processen; o de duurzame bescherming van de kwaliteit van water, bodem en lucht; o de duurzame bescherming van de (bodem)flora en fauna, zoals de foerageer-, broed- en rustgebieden van de vogels, de werp-, rust- en zooggebieden van zeezoogdieren, met name zeehonden, de kinderkamerfunctie voor de Noordzeevis; o de duurzame bescherming van de flora en fauna van de buitendijkse gebieden en de daaraan grenzende duinen; o de landschappelijke kwaliteiten (de verscheidenheid en het specifieke karakter van het open landschap) en de belevingswaarde van natuur en landschap.
XVI
Menselijk gebruik van het waddengebied is alleen toegestaan als dat de genoemde hoofddoelstelling niet in gevaar brengt. Ook plannen, projecten of handelingen buiten het PKB-gebied, die schadelijke effecten kunnen hebben voor de Waddenzee, zullen aan de hoofddoelstelling van de PKB Waddenzee worden getoetst. De Planologische Kern Beslissing (PKB) Derde Nota Waddenzee geeft aan dat de natuur voorrang krijgt, maar dat er ruimte is voor ‘beperkt menselijk medegebruik’. De Nota geeft verder aan dat aanleg van nieuwe jachthavens en uitbreiding of aanleg van zeehaven en bedrijventerreinen aangrenzend aan de Waddenzee, niet mogelijk is. Alleen landinwaartse ontwikkelingen zijn toegestaan (Ministerie VROM, 2007). Achtergrond hierbij is de constatering van een confrontatie tussen natuurlijke, ecologische en menselijke invloeden op de ruimtelijke dynamiek: “In een natuurlijk Waddensysteem zou de Waddenzee zich langzaam landinwaarts bewegen. Door menselijke ingrepen is dit proces gestopt: de eilanden blijven op hun plaats door zand suppleties en de Fries-/Groningse kust is ‘vastgelegd’ met dijken. Als gevolg van zeespiegelstijging kunnen platen en slikken echter onder water komen te staan en neemt de zandvraag van de Waddenzee toe. Dit kan weer consequenties hebben voor de kustlijnhandhandhaving. Om de mogelijkheid open te houden voor maatregelen dienen langs de Fries-Groningse vasteland kust onomkeerbare ruimtelijke ontwikkelingen te worden voorkomen” (Ministerie V&W, 2000). 2.2.2.2 Kaderrichtlijn Water De Kaderrichtlijn Water beoogt in 2015 een goede waterkwaliteit te bereiken in alle Europese wateren. Het Waddenzeegebied behoort in de Kaderrichtlijn Water tot twee internationale stroomgebieden: de Rijn en de Eems. Daarbinnen worden de deelstroomgebieden Rijn-Noord en Eems-Dollard onderscheiden. Vanuit de kaderrichtlijn zijn er eind 2009 stroomgebiedbeheerplannen voor de verschillende stroomgebieden in Nederland definitief geworden. De Waddenzee ligt in het stroomgebied van de Rijn (Rijn Noord). De stroomgebiedbeheerplannen geven de doelen en maatregelen aan ter verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit en voorzien, met betrekking tot de kwelders, bijvoorbeeld ook in bepalingen ten aanzien van het te behouden areaal. De doelstellingen en maatregelen van de KRW zijn nauw verbonden met de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen. Voor de getijden- en kustwateren bepaalt de richtlijn dat de conditie van het fytoplankton, de wierflora, de stand van zaadplanten (zeegras) en de bodemfauna maatgevend zijn. Vanuit deze groepen moet worden vastgesteld hoe de toestand in ongestoorde vorm er uit zou zien in het desbetreffende systeem. Voor de kustwateren worden twee grenzen aangegeven. Binnen een grens van één zeemijl uit de kust gelden de ecologische criteria, en binnen een grens van tien zeemijl uit de kust chemische. 2.2.2.3 Natura 2000 beheerplannen Voor alle Natura 2000-gebieden moeten beheerplannen opgesteld worden. In een beheerplan wordt vastgelegd hoe en wanneer de natuurdoelen voor een gebied gehaald worden (behoudof verbeterdoelen). Activiteiten in en rondom Natura 2000-gebieden (visserij, landbouw, recreatie, waterbeheer of zelfs het huidige natuurbeheer) die mogelijk negatieve effecten op de natuur(doelen) hebben, worden in het beheerplan hieraan getoetst. Zo mogelijk wordt dit gebruik vervolgens geregeld in het beheerplan. Een beheerplan wordt voor maximaal zes jaar vastgesteld, daarna volgt een nieuw plan. Het beheerplan Natura 2000 Waddengebied gaat over de zeven Natura 2000-gebieden: Noordzeekustzone, Waddenzee, Texel, Vlieland, Ameland, Terschelling en Schiermonnikoog. De bevoegde instanties, de ministeries van LNV (Dienst Landelijk Gebied), V&W (Rijkswaterstaat) en Defensie en de provincies Fryslân, Groningen en Noord-Holland, zorgen samen voor één beheerplan. Elk deelgebied krijgt een duidelijk herkenbare plaats binnen het beheerplan.
XVII
De natuurdoelen uit de Aanwijzingsbesluiten (zie ook 2.1.3) zijn de basis voor het beheerplan. Het beheerplan legt vast wat we in het gebied wel en wat we er niet moeten doen om de natuur te behouden. Of hoe we de natuur juist kunnen verbeteren. Verder staan in het beheerplan de middelen en maatregelen hoe dit te bereiken. Er zijn relaties met andere plannen, zoals de Kader Richtlijn Water en de PKB Derde Nota Waddenzee. Het beheerplan voor de Waddenzee is nog in ontwikkeling en dus nog niet vastgesteld. 2.2.2.4 Beheer en Ontwikkelingsplan Waddenzee-PKB 3 Waddenzee: Het beheer en ontwikkelingsplan Waddenzee is een kader waarin de doelen van de derde nota Waddenzee (PKB 3) verder zijn uitgewerkt en afgestemd met het beleid van overheden, de natuurbeschermende wetgeving en de Kaderrichtlijn Water. Het Regionaal College Waddengebied heeft het Beheer- en Ontwikkelingsplan Waddengebied, Léven in de Wadden, deel A opgesteld. In dit B&O-plan worden de voornemens en doelen uit de Derde Nota Waddenzee verder geconcretiseerd en gecombineerd met beleid van de regionale overheden, de uitwerking van de natuurwetgeving (Natura 2000) en de Kaderrichtlijn Water. Met het woord "ontwikkeling" in de titel van het plan wordt aangegeven dat het plan niet alleen ingaat op het beheer van de Wadden, maar ook een nadere invulling geeft aan de ontwikkeling van ecologie en economie in het Waddengebied, mede in relatie tot het Waddenfonds. 2.2.2.5 Natuurherstelprogramma Waddenzee (NHP) In het najaar van 2008 is door de overheid, de mosselsector en verschillende natuurorganisaties het convenant ‘Transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee’ ondertekend. Naast natuurherstel zet dit convenant ook in op duurzame alternatieven voor de bodemberoerende mosselzaadvisserij. Dit convenant was de aanleiding voor het opstellen van een meerjarig Natuurherstelprogramma (NHP) voor de Waddenzee. Het natuurherstelprogramma is een uitwerking van de PKB-Waddenzee en het B&O-plan, waarbij het B&O plan de regionale inbreng vanuit het eigen schaalniveau koppelt aan de opgaven uit de Derde Nota Waddenzee. Daarnaast legt het herstelprogramma relaties met bijvoorbeeld het beheerplan Natura 2000 Waddenzee. Het Natuurherstelprogramma voor de Waddenzee is opgehangen aan een streefbeeld, niet als vaststaand einddoel, wel als richting waarlangs de ontwikkelingstrajecten voor natuurherstel vormgegeven kunnen worden. Uitgangspunt voor dit streefbeeld is een Rijke Zee in 2030: niet alleen voor de natuur, maar ook voor een gezonde toeristische sector, een gezonde visserijsector en andere economische sectoren. Een Rijke zee voor de natuur, maar ook voor een sterke Waddeneconomie. Het streefbeeld is opgebouwd aan de hand van vijf kernthema’s: o Voedselweb in evenwicht; o Grootschalige aanwezigheid biobouwers; o Schoon en helder (genoeg) water; o De Waddenzee als veilige plek; o Optimaal ingebed in de internationale keten. Vertalingen van deze thema’s zijn o.a.: een beter voedselweb voor vogels en vissen, herstel van mosselbanken en zeegrasvelden, klimaatbestendigheid, internationale samenhang en het terugdringen van de bodemberoering in de Waddenzee. 2.2.2.6 Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020 Het toekomstig beleid voor de schelpdiervisserij zal zich richten op de verdere ontwikkeling van een duurzame bedrijfstak. Daarbij wordt de ruimte geboden voor economische ontwikkeling rekening houdend met de ervaringen uit het verleden. De sector zal rekening moeten houden met de bescherming van de natuurwaarden en daar de productiemethode op moeten aanpassen. Daarbij heeft deze bedrijfstak zelf voldoende potentie om te zorgen voor een versterking van de economische én ecologische waarden. Innovatie is daarbij een sleutelbegrip. Het streefdoel van dit beleid voor de schelpdiervisserij luidt:
XVIII
Een economisch gezonde bedrijfstak met productiemethoden die de natuurwaarden respecteren en daar waar mogelijk versterken. De beleidsdoelen zijn gericht op het herstel van karakteristieke bodembiotopen (zeegras en mosselbanken) en populaties schelpdieretende vogels. Doelstellingen zijn: o Een zo natuurlijk mogelijk ontwikkeling van karakteristieke bodembiotopen zoals het areaal meerjarige mosselbanken en zeegras; o de schelpdiervisserij en schelpdierkweek hebben geen significante negatieve dan wel een positieve invloed op de populaties schelpdieretende vogels; o aanwezigheid van voldoende grote aaneengesloten gebieden in de kustwateren zonder schelpdiervisserij. Het beleid houdt rekening met bestaande kaders. Zo zijn de Europese kaders zoals de Vogelen Habitatrichtlijn (VHR) en kaderrichtlijn water (KRW) maatgevend voor het nieuwe schelpdiervisserijbeleid in de Waddenzee en Delta. De definitieve toets van de onderscheiden visserijactiviteiten in de verschillende gebieden aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn zal pas plaats vinden bij de vergunningverleningprocedure op grond van de Natuurbeschermingswet. Implementatie van het beleid voor de schelpdiervisserij in Vogel- en Habitatrichtlijngebieden geschiedt mede in de daarvoor nog op te stellen Natura 2000 Waddenzee beheerplan. 2.3
IJsselmeer
Momenteel zijn er verschillende beleidskaders van toepassing op het IJsselmeergebied. De Nota Ruimte (ruimtelijke ordening), de Kaderrichtlijn Water (waterkwaliteit) en Natura 2000 (behoud en ontwikkeling van diversiteit aan habitats, plant- en diersoorten) zijn voorbeelden van kaders waaraan iedereen zich moet houden die wat wil in het IJsselmeergebied. Daarnaast zijn van kracht ‘Anders omgaan met water’ gericht op het waterbeheer, het ‘Nationaal Bestuursakkoord Water’ gericht op waterkwaliteit en kwantiteit, en de ‘Wet op de Waterkering’ gericht op de veiligheid. Provincies, gemeenten en waterschappen hebben deze kaders nog verder doorvertaald. Verder is er voor het IJsselmeer in 1996 een afzonderlijk beleid ingezet om tot een beter beheer van het visbestand te komen. 2.3.1
Milieu- en natuurwetgeving
2.3.1.1 Wet milieubeheer Voor een aantal activiteiten in het IJsselmeergebied is een procedure voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) verplicht. Enkele voorbeelden hiervan zijn wijziging van het peilbesluit voor het IJsselmeer ter plekke van een mogelijke overgangszone met brak water, en mogelijke ontgrondingen van meer dan 100 hectare in IJsselmeer of Waddenzee. 2.3.1.2 Ecologische hoofdstructuur De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. De EHS bestaat uit: bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen; landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden); grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee). Het hele IJsselmeergebied is dan ook onderdeel van de EHS. Het gebied maakt tevens deel uit van de robuuste verbinding Natte As, een strook van natte waterrijke gebieden die van zuid naar noord door Nederland loopt.
XIX
Activiteiten, ontwikkelingen, plannen en projecten binnen een ecologische hoofdstructuur zullen de natuurlijke kenmerken van het gebied niet mogen aantasten. 2.3.1.3 Natuurbeschermingswet Het IJsselmeer is een belangrijk vogel- en habitatgebied. Voor enkele vogels is het een belangrijk overwinteringsgebied. Begin 2007 is de het IJsselmeer in het (ontwerp) aanwijzingbesluit als Natura 2000-gebied aangemerkt. De aanwijzing omvatte de volgende redenen:
o o o
Het voorkomen van de volgende natuurlijke habitattypen: kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische vegetaties, voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland en van de montane en alpiene zones, en overgangs- en trilvenen. Er komen de volgende habitatsoorten voor: rivierdonderpad, meervleermuis, noordse woelmuis en groenknolorchis. Verder bevat het gebied 2 beschermde natuurmonumenten, namelijk Stoenckhorne en de Friese IJsselmeerkust.
Activiteiten, ontwikkelingen, plannen en projecten zullen de natuurlijke kenmerken van het gebied niet mogen aantasten en zonder vergunning mogen er geen (significant) negatieve effecten optreden op de instandhoudingsdoelstellingen waarvoor het gebied is aangewezen. Bij significante effecten moet er een passende beoordeling worden uitgevoerd waarbij er een uitgebreide beschrijving plaatsvindt van de maatregelen en de effecten hiervan op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000 gebied, in dit geval het IJsselmeer. De aanwijzing vormt de basis voor het op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 op te stellen beheerplan IJsselmeer. 2.3.1.4 Flora- en faunawet De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. Soorten die wellicht in het gebied voorkomen en waar een streng beschermingsregime voor geldt zijn o.a. Noorse Woelmuis en (broed)vogels in het algemeen. 2.3.2
Beleidskaders
2.3.2.1 Integrale Visie IJsselmeergebied (2002) In 2002 heeft het kabinet de Integrale Visie IJsselmeergebied 2030, "De koers verlegd" vastgesteld. Deze visie beschrijft hoe in het IJsselmeergebied met toekomstige ontwikkelingen die extra ruimte vragen kan worden omgegaan, waarbij rekening gehouden wordt met de kernkwaliteiten van het gebied. De belangrijkste koerswijziging is het openhouden van deze wateren. Hiermee komt voor het IJsselmeergebied een eind aan de lange historie van inpolderen van het open water. Ontwikkelingen waar nu al rekening mee gehouden moet worden, zijn: ° klimaatverandering in combinatie met bodemdaling; ° toenemende vraag naar zoet water; ° toenemende intensivering van het gebruik van het IJsselmeergebied; ° toenemende druk van buitendijkse ruimtelijke claims. Voor watergebonden gebruik als watersport, oeverrecreatie, natte natuur, beroepsvaart en havengebonden activiteiten is in de visie ruimte aanwezig. Voor niet-watergebonden bedrijven, verblijfsrecreatie en horecagelegenheden is in de visie in het open water in principe geen plaats. Om dit laatste juridisch te onderbouwen, werkt het ministerie van Verkeer en Waterstaat aan de Beleidslijn Buitendijkse Ontwikkelingen (zie ook 3.2.6. Beleidsnota IJsselmeergebied).
XX
2.3.2.2 Nota Ruimte (2006) De ruimtelijke druk op het IJsselmeer, heeft aanleiding gegeven voor een gematigde ontwikkeling met meer rust en ruimte. In de Integrale Visie IJsselmeergebied (2002) is dit verkend en in de Nota Ruimte wordt dit verder uitgewerkt. In de Nota Ruimte is het ruimtelijke beleid voor het IJsselmeergebied opgenomen. De belangrijkste functies van het IJsselmeergebied zijn de borging van veiligheid, de beperking van wateroverlast, het hebben van een strategische watervoorraad en het behoud en de ontwikkeling van het gebied als grootschalig open gebied met bijzondere internationale natuur-, landschaps-, en cultuurwaarden. In het nationaal ruimtelijk beleid staan voor dit gebied specifiek de volgende opgaven centraal: ° goede inpassing van activiteiten in de waarden van natuur, landschap en cultuur van het IJsselmeergebied; ° anticipatie op een geleidelijke stijging van het streefpeil van het IJsselmeergebied en versterking van de dijken voor de lange termijn; ° behoud van de bergingscapaciteit en strategische zoetwatervoorraad. Het IJsselmeergebied kenmerkt zicht door een aantal kernkwaliteiten. Het gaat om natuur, cultuurhistorie en landschappelijke kwaliteit. De kernkwaliteiten zijn voor de toekomst van grote waarde. Het behouden en versterken van deze kwaliteiten is daarom een belangrijk uitgangspunt in het beleid voor het IJsselmeergebied. Nieuwe ontwikkelingen in het gebied moeten daarom zorgvuldig worden ingepast. 2.3.2.3 Kaderrichtlijn Water (KRW) De Europese kaderrichtlijn water heeft tot doel om de kwaliteit van het oppervlaktewater en het grondwater op orde te brengen. Doelen en maatregelen voor de waterkwaliteit worden vastgelegd in het Beheer- en Ontwikkelingsplan voor de Rijkswateren (BPRW) en in de stroomgebiedbeheerplannen. De maatregelen voor de KRW hebben ook effect op het halen van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 en scheppen goede condities voor recreatie. Voor het IJsselmeer ligt de belangrijkste ecologische opgave in het verder terugdringen van eutrofiering19 en het herstel van de visstand. In dat kader werkt Rijkswaterstaat in het gehele IJsselmeergebied aan de volgende maatregelen: o Ruim baan voor vis: Vooral de Afsluitdijk vormt voor vissen een groot obstakel. Daarom worden sluizen visvriendelijk beheerd of gemaakt. Ook worden beekmondingen en oude vispassages hersteld. o Schone waterbodems: In het IJsselmeergebied worden zowel bodems van (binnen)havens als van de meren zelf gesaneerd. o Herstel van leefgebied: Planten en dieren krijgen meer kans met het aanleggen van natuurvriendelijke oevers en watergebieden met ondiepe gedeeltes. Ook komen er speciale recreatiezones waardoor het natuurgebied minder snel verstoord raakt. Het IJsselmeer heeft ook een waterwinning functie en voor oppervlaktewaterlichamen die geheel of ten dele (mede) bestemd zijn voor de winning van drinkwater wordt de huidige situatie beschreven tegen het licht van de doelstellingen uit de KRW. 2.3.2.4 Natura 2000 beheerplan De Natuurbeschermingswet 1998 vormt de wettelijke basis. In deze wet is onder andere bepaald dat voor Natura 2000 gebieden het opstellen van een beheerplan verplicht is. Rijkswaterstaat is 'voortouwnemer' in het IJsselmeergebied bij de opstelling van het beheerplan. Onder het Beheerplan IJsselmeergebied vallen de Natura 2000 gebieden IJsselmeer, Markermeer en IJmeer, Gooimeer en Eemmeer, VeluweRandmeren, Ketelmeer en Vossemeer en het Zwarte Water. Het beheerplan beschrijft wat nodig is om de duurzame staat van instandhouding van natuurwaarden te behouden of te ontwikkelen. Dit is vastgelegd in 'Instandhoudingdoelstellingen'. Natura 2000 gebieden zijn echter geen reservaatgebieden, maar multifunctionele gebieden. Het 19
Te grote voedselrijkdom in het water
XXI
beheerplan is daarom bedoeld om beheerders, gebruikers en andere belanghebbenden duidelijkheid te geven over wat wel en niet is toegestaan in het gebied. Het plan moet volgens de wet worden opgesteld met alle betrokken partijen die een natuur- of ander belang in het gebied vertegenwoordigen. Het definitieve ontwerp zal voor vaststelling in de inspraak komen. De inventarisatie van het bestaand gebruik in het IJsselmeergebied is inmiddels afgerond. Bestaand gebruik is gebruik dat tot 1 oktober 2005 plaatsvond in het gebied. Voor gebruik na die datum dient een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd indien negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten. 2.3.2.5 Beleid regionale overheden Naast de hierbovengenoemde beleidskaders zijn van kracht ‘Anders omgaan met water’ gericht op het waterbeheer, het ‘Nationaal Bestuursakkoord Water’ gericht op waterkwaliteit en kwantiteit, en de ‘Wet op de Waterkering’ gericht op de veiligheid. Provincies, gemeenten en waterschappen hebben deze kaders nog verder doorvertaald. 2.3.2.6 Beleidsnota IJsselmeergebied De beleidsnota bestaat uit vier beleidsvelden, (water)veiligheid, zoetwatervoorziening, ecologie en ruimtelijke inrichting. De veiligheid van Nederland wordt gediend met een adequate rivierafvoer naar zee. De beleidsopgave bestaat dan ook uit het tijdig maatregelen nemen om de groeiende piekafvoeren van de rivier te kunnen blijven afvoeren naar een stijgende zee. Wat betreft de zoetwatervoorziening is er in deze beleidsnota voor gekozen om de strategische functie van het IJsselmeergebied voor de levering van zoet water te versterken. Door het peilbeheer beperkt aan te passen, wordt hiervoor op korte termijn de ruimte benut die het systeem op dit moment al biedt. Op langere termijn wordt de extra waterschijf gebruikt die door peilverhoging in het IJsselmeer ontstaat. Onderzocht wordt wat nodig is om ook West-Nederland vanuit het IJsselmeer van zoet water te voorzien. In samenhang hiermee, kiest het kabinet er voor om de huidige manier van waterafvoer naar de Waddenzee, onder vrij verval via spuisluizen, zo lang mogelijk in stand te houden. Vanuit de ecologische waarden van het gebied is het beleid gericht op T op de instandhouding en ontwikkeling van de vogelkundige waarden van het gebied. Indien een vorm van gebruik in dit gebied significant nadelige effecten heeft op deze vogelkundige waarden is de Nederlandse regering gehouden passende maatregelen te treffen. Verder maakt het IJsselmeer deel uit van de kerngebieden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het beleid in deze gebieden is gericht op het veilig stellen en vergroten van de bestaande natuurwaarden. De nota ‘Natuur voor mensen, mensen voor natuur vermeldt dat Nederland zal zorgdragen voor een zorgvuldige en effectieve uitvoering van gemaakte internationale afspraken o.a. in het kader van Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit betekent dat het IJsselmeergebied belangrijk is en steeds belangrijker wordt als natuurgebied en als zodanig verder zal worden ingericht. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn op beperkte schaal mogelijk in de vorm van buitendijkse ontwikkelingen met aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Het kabinet kiest voor een versterking van de Afsluitdijk en streeft daarbij naar een combinatie met een multifunctionele inrichting die past bij de bestaande kernkwaliteiten van het IJsselmeergebied en rekening houdt met de strategische zoetwatervoorraad van het IJsselmeer op langere termijn. Als voorwaarde voor alle buitendijkse ontwikkelingen geldt dat ze moeten passen binnen de natuurwetgeving en dat het functioneren van watersysteem nu en in de toekomst niet wordt belemmerd. De belangrijkste eis dat uit dit punt voortvloeit voor ontwikkelingen in het IJsselmeer is dat rekening moet worden gehouden met een stijging van het streefpeil van maximaal 1,5 meter ten opzichte van het huidige streefpeil.
XXII
2.3.2.7 Beheer en ontwikkelingsplan Rijkswaterstaat (BPRW) Nederland is een waterrijk land, met grote rivieren en kanalen, het IJsselmeer, de zuidwestelijke Delta, de Noordzee en de Waddenzee. In het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW) staat beschreven hoe Rijkswaterstaat als beheerder van de grote wateren te werk gaat. Het BPRW geldt voor de jaren 2010-2015. In het BPRW 2010-2015 zijn gebruiksfuncties voor het waterlichaam IJsselmeer beschreven, die in het teken staan van het maatschappelijk gebruik ervan, zoals visserij, scheepvaart, afvoer van water en recreatie. De maatregelen voor het programma IJsselmeergebied binnen het Beheer- en Ontwikkelingplan voor de Rijkswateren, zijn zo gekozen dat ze bijdragen aan het halen van de doelstellingen van de KRW en Natura 2000. Er is dus een sterke samenhang tussen het beheer- en ontwikkelingsplan en de beleidskaders van de kaderrichtlijn water en de natuurbeschermingswet. 2.3.2.8 Beleidsbesluit Binnenvisserij Op dit moment zijn de belangrijkste vormen van visserij in het IJsselmeergebied de visserij op aal (paling) en de visserij op schubvissen zoals snoekbaars. In 1999 is in het Beleidsbesluit Binnenvisserij op hoofdlijnen beleid geformuleerd voor alle Nederlandse binnenwateren inclusief het IJsselmeer. Belangrijke accenten in het beleidsbesluit liggen op het gebied van visstand, visstandbeheer en uitoefening van de visserij. In 2009 hebben de beroepsvisserij en de sportvisserij samen met de waterbeheerder een visplan opgesteld. Het rijk streeft voor de visstand en de visserij op IJsselmeer naar de volgende situatie: • een gevarieerde visstand en evenwichtige populatieopbouw; • een duurzaam visstandbeheer; • een beperkt aantal professionele en economisch gezonde bedrijven oefent de visserij op een duurzame en maatschappelijk verantwoorde wijze uit. Dit past ook binnen de kaders van Natura 2000 en de Europese Kaderrichtlijn Water. Om dit te bereiken is de binnenvisserij ondertussen met 50 procent gesaneerd en zijn vissers verplicht hun vistuig aan te passen om bijvangst te verminderen.
XXIII
XXIV
3
3.1
Interviews experts
Roelof Hoogland
Agrariër - zeegroenteteler Roelof Hoogland ging naar de HEAO. Als commercieel econoom raakte hij in Brussel verzeild, waar hij voor een zuivelbedrijf ging werken. Maar hij wilde iets anders. Hij voelde ondernemers bloed door zijn aderen stromen. Plannen had hij genoeg, variërend van boomverplantingsmachines voor grote steden tot het kweken van tarbot. Uiteindelijk kwam hij uit op zeeasters. Roelof Hoogland woont nu in het noordelijkste deel van Friesland in een huis vlak bij de zeedijk, achter Ferwert. Ongeveer 15 jaar geleden is hij begonnen met het experimenteren met zilte gewassen. Vlak bij zijn huis in Ferwert heeft hij 40 hectare kwelders liggen in de zomerpolder20 van NoardFryslân Bûtendyks. Toen In deze zomerpolder heeft hij op 25 hectare bassins/bakken aangelegd: de bodem is waterpas gemaakt en met grond zijn dijkjes rond de percelen aangelegd. Via een sluizensysteem wordt zout water binnengepompt. Hoogland geeft aan dat deze gecontroleerde omstandigheden nodig zijn voor het telen van zoutbestendige planten: de hoeveelheid en de frequentie van het in te laten water is afhankelijk van wat de plant op dat moment nodig heeft. Hoogland is een pionier en heeft in de loop van de jaren met een aantal soorten zilte gewassen geëxperimenteerd: zeekraal en zeeaster. Hij geeft aan dat zeeaster ook vaak lamsoor wordt genoemd, maar dat lamsoor echter een licht giftige plans is, die niet geschikt is voor consumptie. Naast de teelt van zilte gewassen heeft hij ook diverse vormen van aqua-cultuur geprobeerd. Hiervoor zette hij de bakken onder water ten behoeve van de kweek van snoekbaars en schelpdieren. Tevens heeft hij eendenkroos als biomassa gekweekt: eendenkroos is rijk aan eiwitten, heeft het groeioptimum onder brakke omstandigheden en groeit op mest. In kooien boven de met water gevulde bassins werden eenden gehouden, de mest viel in het water waar eendenkroos groeide. Een deel van het kroos diende als voer voor de eenden, het andere werd verkocht t.b.v. de veevoederindustrie. Zilte teelten zijn zeer arbeidsintensief. Hoogland heeft in de loop der jaren eigen machines ontwikkeld voor het onderhoud en het oogsten van de gewassen. Een groot probleem bij het telen van zilte gewassen is het onkruid. Aangezien de groenten worden geteeld in een gebied dat de bestemming natuur heeft, zijn onkruidverdelgers uit den boze. Het enige gewas dat zonder gewasbescherming geteeld kan worden is zeekraal. Dit omdat zeekraal de enige plantensoort is die groeit in het slikkerige deel van de kwelder (pionierszone) en hier geen concurrenten kent. Na dertig jaar pionieren, concludeert Hoogland dat zijn experiment mislukt is. Als voornaamste reden voert hij het gebrek aan afzetmarkt aan. Er zal veel geld aan marketing en communicatie moeten worden uitgegeven om hier een succes van te maken. In de beginjaren was vooral Albert Hein het grootste afzetkanaal voor de producten die Hoogland kweekte. Met name omdat Albert Hein zichzelf als trendsetter in de markt wil zetten, maar de omzet bleek nihiel te zijn. 20
Een zomerpolder is kwelder die door een zomerdijkje van de ‘buitendijkse’ kwelders zijn afgeschermd. Deze zomer-
dijk zorgt ervoor zorgt dat de zee, uitzonderingen daargelaten, in de zomer geen directe invloed op dit gebied heeft.
XXV
Mocht de markt in de toekomst toch gaan veranderen, dan denkt Hoogland dat de producten die de meeste kans maken de producten zijn die echt lekker zijn. Volgens hem zijn dit Zeeaster, Zeekraal en Lamsoor. Voor Zeekool en Zeebiet ziet hij geen mogelijkheden. Daarnaast ziet hij op de kwelders een combinatie van gras en zilte groenten. Zeekraal kun je telen zoals dat nu groeit: in de slikkerige delen van de kwelder, waar het spontaan ontstaat. Hoogland heeft zelf zaden verzameld van zeekraal en dit door veredeling verbeterd. Dit zaad zou – bij verdere veredeling – mogelijk op de markt gezet kunnen worden, aangezien hij regelmatig door buitenlanders wordt benaderd voor de mogelijke aankoop hiervan. Daarnaast is het zaad van zeekraal ook verwerkt in mosterd van Waddengoud. Hoogland ziet mogelijkheden voor een kenniscentrum, met proefvelden, waar bijvoorbeeld gewerkt wordt aan de veredeling van zaden. 3.2
Piet Riemersma
Aquatisch ecoloog, specialist vismigratie Piet Riemersma doorliep de Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein in Velp. Hij werkte bij de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij. Deze organisatie is later samengegaan met de Nederlandse Vereniging Van Sportvissersfederaties in Sportvisserij Nederland. Maatregelen ter verbetering van de visstand, het welzijn van vissen, het aquatisch ecosysteem en het viswater behoorden tot zijn aandachtsgebied. Hij is nu werkzaam bij Grontmij, waar hij zich als aquatisch ecoloog heeft gespecialiseerd in waterbeheer, natuurvriendelijke oevers en integrale projecten op het snijvlak van water en natuur.. Projecten waarbij hij zijn kennis heeft ingebracht zijn onder andere: Visie van Wad tot Aa, Vismigratie zeegemalen Noorderzijlvest, Realisering ecologische verbindingszones en Inrichting diverse waterbergingsgebieden. Tevens heeft hij binnen het Sandoz-project bijgedragen aan het herstel van salmoniden (zalm en zeeforel) in Nederland. De visies waarin brakwatermeren zijn opgenomen geven veel mogelijkheden voor natuur in combinatie met visteelt, hengelsport en recreatie geeft Riemersma aan. Brakwatergebieden zijn een ideale omgeving voor de kweek van verschillende soorten vis. In Zeeland zijn voorbeelden waarbij viskweek en hengelsport wordt gecombineerd. Deze combinatie kan zeer veel spinn-off genereren in de vorm van overnachtingen en recreatieve voorzieningen in de omgeving. De sportvisserij in de provincie Friesland genereert jaarlijks een spin off van 20 miljoen euro. Gezien ervaringen met o.a. Veerse meer en vooral ook Oostvoornse meer kan een brakwatermeer langs de Afsluitdijk –mits goed wordt ingericht en beheerd- uitgroeien tot een visattractie van wereldformaat met grote allure. Dit geldt zeker in combinatie met visteelt en aan vismigratievoorzieningen gekoppelde ‘hatcheries’’, ‘put-and-take’’ en ‘’catch-andrelease- visserijen. Belangrijk hierbij is wel dat het brakwatermeer niet zo zoet is dat er zoetwatervis in kan overleven. Zoetwatervis overheerst dan snel de zoutwatervissoorten. Tevens moet het water continue brak zijn, het hele jaar rond met een voldoende en relatief stabiel zoutgehalte. Als het water zilt genoeg is zouden er combinaties mogelijk zijn met MZI’s: indien water uit de Waddenzee het brakwatermeer wordt ingelaten. Er zou een soort proefvijver kunnen ontstaan waar onderzoek op gebied van innovaties en haalbaarheid naar duurzame vormen van viskweek zouden kunnen plaatsvinden. Vanuit de ecologie bekeken is het zeer interessant om vispassages aan te leggen van de Waddenzee naar het IJsselmeer. Een vispassage geeft tal van mogelijkheden. Zo kan er een afsplitsing worden gemaakt naar een kwekerij, vissen kunnen hier worden afgestreken en een deel van het broed of de eieren (‘smolts en parr’s’) kan weer in de natuur (bovenstroomse gebieden) worden afgezet. Een ander deel kan in het brakwatermeer worden uitgezet en worden opgefokt ten behoeve van de hengelsport of opkweken voor consumptie. Soorten die hier in het bijzonder voor geschikt zijn, zijn zeeforel en zeezalm. Deze soorten leven in zee, maar trekken
XXVI
voor de paai naar de bovenstrooms gelegen zoetwatergebieden. Daarnaast kan ook gedacht worden aan spiering en haring. In de natuur groeit gemiddeld genomen nog geen 10% van de eieren uit tot een volwassen en paairijpe vis. Een vispassage kan goed worden gecombineerd met een aquarium en museum/bezoekerscentrum. Er kunnen kijkglazen worden geplaatst, waardoor de vissen die door de vispassage gaan kunnen worden bekeken. Vergelijkbare situaties doen zich bijvoorbeeld voor in Japan in Amerika. In de USA is er een dergelijk concept die op jaarbasis zelfs meer bezoeker trekt dan Yellowstone! Maar ook voor aal ziet Riemersma goede mogelijkheden. Aal is (nog) niet te telen, aalkwekers en de beroepsbinnenvisserij zijn dan ook afhankelijk van de invang van glasaal uit de natuur. In tegenstelling tot de overige vissoorten groeit de aal op in het binnenwater en trekt weer naar zee om hier te paaien. Een groot deel van de aal wordt op deze trek vermalen in watergemalen. Binnen het nationale aalbeheerplan is afgesproken dat binnen 5 jaar de gemalen zo aangepast moeten zijn dat 40% van de schieraal een veilige aftocht richting zee moet hebben. Aal heeft een schone en rijke bodem nodig om zodanig op te groeien dat de paaigronden (Sargassozee bij de Bermuda-eilanden) ook daadwerkelijk bereikt kunnen worden. De waterbodems, van rivieren, zijn op een groot aantal plaatsen vervuild met PCB’s. Daarnaast heeft overbevissing, met name in het IJsselmeer, gezorgd voor een zwakke aalstand. In Noord-Nederland is behoefte aan het inrichten van verschillende aalreservaten, dit zou een economische drager van andere vormen van zilte landbouw kunnen zijn. Binnen de aangegeven brakwatermeren zou een ruimtelijke scheiding kunnen worden gemaakt tussen de beroepsmatige visserij en natuur/hengelsport. Vooral de samenhang tussen een vistrap/passage en recreatie biedt volop mogelijkheden. De springende zeeforel is hierbij een grote attractie! Combinatie met beroepsmatige visserij kan zorgen voor een economisch fundament onder het geheel. Als voorbeeld en cofinanciering noemt Riemersma het Brabantse wereldbedrijf Nutreco. Deze fabrikant van visvoeders hebben inmiddels vrijwel alle Noorse zalmkwekerijen in handen. Het bedrijf wil graag iets doen aan het negatieve imago van de viskweek en zou een mogelijke partij zijn in een project dat mogelijkheden van duurzame viskweek onderzoekt. In Lauwersoog is er momenteel een dagmarkt voor duurzame vis. Vis die middels kleinschalige visserij wordt gevangen in de Waddenzee. Het concept van duurzame viskweek of duurzame visserij zou kunnen worden opgeschaald naar een grotere afzetmarkt. Vanuit Waddenfonds zou een subsidieaanvraag gedaan kunnen worden voor onderzoeken naar haalbaarheid van duurzame vormen van viskweek in combinatie met visserij/recreatie. Mogelijk zou dit kunnen in combinatie met een nieuwe, uniek voor Europa, HBO opleiding ‘sportvisserij’ die in Noord Holland is opgestart. 3.3
Mark van Rijsselberghe
Waddengoud en ondernemer zilte teelten (kort telefonisch interview) Mark van Rijsselberghe is woonachtig op Texel. Sinds enkele jaren is Van Rijsselberghe actief in de zoute teelt binnen het project Zilte Landbouw Texel, belangrijke partner in het project is de VU. 'Vanuit de wetenschap is er veel bekend over zilte teelten en zilte aqua-cultuur' geeft van Rijsselberghe aan. Vanuit zijn bestuursfunctie bij Waddengoud is van Riijsselberghe ook betrokken bij de stimulering van duurzame, milieuvriendelijke plattelandsontwikkeling in het Waddengebied, dti onder andere door het bevorderen van: regionale productie en dienstverlening; de be- en verwerking van grondstoffen uit de Waddenstreek en de handel in streekproducten en -diensten. Voor nieuw te ontwikkelen kweldergebieden rondom de Afsluitdijk ziet van Rijsselberghe kansen: zowel vanuit de wetenschap, vanuit duurzaamheid en vanuit de markt ziet hij veel mogelijkheden voor verschillende vormen van zilte landbouw en zilte aqua-cultuur: Tevens noemt hij de mogelijkheid voor een vegetarische visfarm, waar onlangs een vooronderzoek naar een haalbaarheidsonderzoek is verricht. Vanwege de kwetsbaarheid van de ontwikkelingsprocessen rondom projecten kan van Rijsselberghe hier verder niet op ingaan.
XXVII
3.4
Andre Seinen
Directeur Meromar Seafoods BV, Harlingen (handel in schelp- en schaaldieren) De vader van André heeft in de jaren tachtig en negentig in Nederland en Duitsland een bloeiend, internationaal bedrijf gehad in de vangst, verwerking en afzet van schelpdieren. Daar kwam midden jaren negentig abrupt een einde aan, mede doordat, zonder echte compensatie, de rechten om op kokkels te vissen in de Duitse Waddenzee werden ingetrokken. Het bedrijf van zijn vader ging in 1996 failliet. André, zijn vader en zijn broer stonden er helemaal alleen voor. Met één schip, en met schulden, trokken ze er met z'n drieën op uit. Een voordeel was dat ze van oudsher vertrouwd waren met de Spaanse markt: in vergelijking met Nederland weet men in Spanje een veel breder assortiment aan schelpdieren te waarderen: nonnetjes, kokkels én mesheften. De familie Seinen slaagde er via trial and error in te vissen op laatstgenoemde soort. Ook in de kokkelvisserij kwamen ze met nieuwe ideeën. Ook daar was en is de ZuidEuropese markt het belangrijkste afzetgebied. Een belangrijke stap wist de familie te maken toen ze na enkele jaren bij een visverwerkende fabriek in IJmuiden ruimte kregen om de eigen vangsten te verwerken en op de Spaanse markt af te zetten. In 2002 kon in Harlingen een fabriekje worden geopend. Van groot belang voor de uitbouw van het bedrijf dat op het Wad in 2003 de mechanische kokkelvisserij verdween. Het traditionele handkokkelen kreeg daardoor de ruimte. André is afnemer van vier handkokkelaars die vanuit de haven van Harlingen werken. In 2006 bouwde hij een nieuw en groter bedrijfspand. Naast de handel in schelpdieren is Seinen actief betrokken met experimenten op het gebied van gecontroleerde teelt van vis- en schelpdieren. De Waddenzee is een zeer dynamisch gebied waar veel onderzoek is gedaan, maar waar desondanks nog veel onverklaarbare zaken zijn. Het is een gebied waar de natuur overheerst en waar je deze natuur ook moet volgen. De Waddenzee heeft een enorme productie aan biomassa, dit wordt met name veroorzaakt door de enorme hoeveelheid voedsel die wordt aangevoerd. Het meeste voedsel bevindt zich in de bovenste lagen van het water dat door de grote geulen wordt aangevoerd. Hier vind je dan ook de meeste MZI’s. Als je dan kijkt naar de Afsluitdijk dan is dit een beetje een ‘dode’ hoek. Er is niet een echt grote stroom die dagelijks vers, voedselrijk water aanvoert. De uitzondering hierop is het gebied rond het haventje ‘Breezanddijk’, een oud werkhaventje, dat er nu verlaten bij ligt. Het haventje zou een geschikte plek zijn voor het kweken van mosselen in een hangcultuur. Hieraan gekoppeld ziet Seinen mogelijkheden voor een bezoekerscentrum en de verkoop van streekproducten. In de brakke binnenmeren zijn ruime mogelijkheden voor het kweken van vis en schelpdieren. Bij deze gecontroleerde teelt is een dagelijkse in- en uitlaat van zout, voedselrijk water nodig. Tevens dient eb- en vloed nagebootst te worden. Seinen benadrukt dat de natuurlijke omgeving voorwaarde is voor het kweken van schelpdieren. Hij ziet dan ook de proef ‘Zeeuwse Tong’, waarin gecontroleerde kweek van schelpdieren, vissen, algen en zilte groenten in bakken in combinatie met pompen niet zitten. Een meer biedt de mogelijkheid om de natuurlijke situatie te benaderen, met de mogelijkheden van het dichtzetten van de sluizen om het water weg te laten lopen, waardoor het oogsten vergemakkelijkt wordt. Dit zou ook in delen van het voorgestelde brakwatermeer kunnen: klein beginnen met een proefopstelling en kijken hoever je komt. ‘Je hebt ten slotte met natuur te maken’. Seinen ziet wel wat in een proeftuin, een gebied waarin experimenten plaats kunnen vinden, zonder dat een hele vergunningenprocedure hoeft te worden doorlopen.
XXVIII
3.5
Bertus van der Tuuk
Strategisch adviseur ‘Toerisme, Recreatie en Leisure’ Bertus van der Tuuk is afgestudeerd aan het toenmalige Nederlands Wetenschappelijk Instituut voor Toerisme (nu: NHTV) te Breda en vervolgens aan de Katholieke Universiteit Brabant (sociologie met als afstudeerrichtingen statistiek & methoden en technieken van onderzoek, ruimtelijke ordening en demografie). Zijn loopbaan kent twee accenten: onderwijs en onderzoek. Na zijn studie is hij een aantal jaren docent geweest aan het NHTV te Breda; vervolgens aan de Landbouwuniversiteit Wageningen, de Leisure Management School te Leeuwarden en de Bestuursacademie. De laatste drie docentschappen heeft hij een groot aantal jaren gecombineerd met onderzoeks- en advieswerk: eerst in loondienst bij een groot ingenieursbureau, later als zelfstandig ondernemer met zijn adviesbureaus: Bureau Vandertuuk in Beetsterzwaag en Route IV in Nijmegen. Na de verkoop van zijn bedrijven aan Grontmij is Bertus bij deze organisatie in dienst getreden als strategisch adviseur ‘Toerisme, Recreatie en Leisure’. Van der Tuuk benadrukt dat ontwikkelingen rondom de Afsluitdijk niet te kleinschalig mogen zijn. De Afsluitdijk is een icoon van formaat. Op het gebied van recreatie en toerisme is het als het ware ‘een Chinese muur’. De Afsluitdijk zou dan ook uit moeten kunnen groeien tot een beeldmerk van nationaal toerisme. Hierbij is het gevecht tegen het water een belangrijke component die verder uitgediept zou kunnen worden: het verhaal van de Afsluitdijk moet worden verteld en getoond op film. In 2005 heeft Van der Tuuk gewerkt aan ‘Dijk van een attractie’, hierin staan verschillende ideeën uitgewerkt. In de verschillende visies ziet hij voor de combinatie met recreatie en zilte teelten vooral als aanvulling op de Afsluitdijk als icoon. De nieuwe gebieden in de verschillende visies bieden mogelijkheden voor fiets- en wandelpaden. De combinatie met diverse vormen van zilte landbouw, waar de toerist kennis van kan nemen of actief aan deel kan nemen, maakt een aantrekkelijk geheel. Zeker als dit middels een informatiecentrum/duurzaamheidscentrum wordt gecomplementeerd. De Afsluitdijk zou moeten kunnen uitgroeien tot een dagattractie in het Noorden, een robuust en stoer geheel en zeker niet te gelikt! 3.6
Tim Verver
Adviseur recreatie en mobiliteit Verver is als projecleider betrokken bij het onderzoek naar de kansen voor zilte aqua-cultuur in van de Westergozone en de implementatie van een aantal pilots in het gebied. De Westergozone biedt goede mogelijkheden voor aqua-cultuur vanwege de aanwezigheid van zout water (zowel in de grond als in de Waddenzee) en de aanwezigheid van de haven met haar logistieke infrastructuur. Verver geeft aan dat de zilte teelten vanuit economisch perspectief relatief minder kansrijk is (beperkte afzetmarkt). Ook is zilte aqua-cultuur niet direct een succesformule. Als voorbeeld geeft hij een tweetal tarbotkwekerijen in de Westergozone die onlangs failliet zijn gegaan. Hij ziet potentie voor de kweek van schelpdieren in combinatie met de kweek van algen. Er zijn veel toepassingsmogelijkheden voor de kweek van algen op reststromen. Ook kunnen de algen zelf weer dienen als applicatie voor bijvoorbeeld cosmetica, voedingsbron en biodiesel. De kweek van scheldieren is nog geen beproefde methodiek en moet zichzelf nog bewijzen.. Verver geeft aan dat er behoefte is aan een proeftuin, waar mensen aan de slag kunnen! Er zijn veel ondernemers en onderzoekers met ideeën, maar zij kunnen deze moeilijk ergens ten uitvoer brengen. Met name onduidelijkheid in regelgeving is hieraan debet. In beleidsplannen staat niet concreet wat wel en niet mag. Vaak wordt aangeven dat de ondernemer/onderzoeker met een plan moet komen dat vervolgens zal worden getoetst aan wet- en regelgeving. Met name in het experimentele stadium zijn nog niet alle details in te vullen. Een dergelijke proeftuin
XXIX
kan kleinschalig zijn, een experimenteergebied. Maar ook voor grootschaliger initiatieven zijn er volgens Verver mogelijkheden. Ze weet hij een ondernemer die op zoek is naar 30-50 hectare voor de kweek van zagers. 3.7
Bart Muntjewerf
Directie Noord van het ministerie van LNV Bart Muntjewerf is werkzaam bij de directie Regionale Zaken, vestiging Noord van het ministerie van LNV. De directie vertegenwoordigt het ministerie in de regio en vormt de bestuurlijke schakel tussen ministerie en regio. Samen met het ministerie van LNV en partners in de regio zorgt hij voor LNV-beleid dat werkt. De directie zorgt voor doorwerking van het rijksbeleid en Europees beleid in de regio, bijvoorbeeld Natura 2000. De natuur is leidend in de Waddenzee. Er zijn bepaalde activiteiten die worden toegestaan, maar deze mogen de natuur niet schadelijk verstoren of deze verstoring moet worden gecompenseerd met extra investeringen in natuur. Aan het medegebruik van de Waddenzee worden grenzen gesteld; het gaat om de balans. Hierbij kan er in het IJsselmeer meer dan in de Waddenzee. Vanuit de structuurschema Groene Ruimte vult Muntjewerf het volgende aan: • Er wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor herstel van zoet-zout gradiënten bij de Afsluitdijk. Op basis van deze verkenning zou besloten worden of een dergelijk zoet-zout gradiënt kan worden gerealiseerd. • Het noorden van het IJsselmeer wordt gekenmerkt door rust, ruimte en duisternis aldus de PKB. Dit moet in de uitwerking van de plannen geaccentueerd worden. • Het verschil in de status van de Waddenzee en de Noordzee is beperkt. Het Waddenzeegebied is een habitatrichtlijn- en vogelrichtlijngebied en het IJsselmeergebied alleen vogelrichtlijngebied. Hiermee vallen ze echter beiden onder NB-wet-status. Deze status (vogel of habitat) is de zwaarste beschermingsstatus die we in ons land kennen. • De Waddenzee heeft wel een internationale status met het aanmerken van het gebied als Werelderfgoed. Dit heeft het IJsselmeer niet. Dit heeft echter geen directe extra beperkingen voor de Waddenzee tot gevolg. Per visie geeft Muntjewerf de volgende mogelijkheden aan: Bij visie ‘Monument in Balans’ ontstaan grote arealen kweldergebied die veel mogelijkheden geven voor diverse vormen van zilte landbouw. Bij visie ‘Natuurlijk Afsluitdijk’ kan de energie die opgewekt wordt in het Osmosemeer gebruikt worden bij diverse zilte teelten. In het brakwatermeer zijn mogelijkheden voor de kweek van vis en teelten van zilte gewassen. Tevens zijn intensievere vormen van schelp- en viskweek mogelijk. Volgens Muntjewerf heeft visie ‘Waddenwerken’ een evenwichtige benadering op de ontwikkeling van de Afsluitdijk. Er ontstaat een dynamisch buitendijks kweldergebied dat mogelijkheden biedt voor diverse extensieve vormen van zilte landbouw. Visie ‘Watermachine’ is vergelijkbaar met visie ‘Natuurlijk Afsluitdijk’. Hier geeft de uitvoering echter een natuurlijker beeld. De milde overgang van zoet naar zout geeft hier veel mogelijkheden. Het areaal in het te ontwikkelen gebied ligt ver buiten de huidige regio’s, waardoor de toepasbaarheid wellicht moeilijk kan zijn. De kweek van vis ziet Muntjewerf vooral in havens en op industrieterreinen. Hij ziet de mogelijkheden langs de Afsluitdijk met name in combinaties van wadlopen, vissen, vogelaars, aanlegplaatsen voor bootjes en recreatieve voorzieningen. Tevens mag de eventuele productie van zilte gewassen of vormen van zilte acquacultuur niet intensief zijn: dit is niet passend bij de natuurlijke hoofdfunctie welke het gebied kenmerkt.
XXX
3.8
Willem Brandenburg
Senior onderzoeker Zilte teelten bij Plant Research International van de WUR Wageningen Brandenburg is senior onderzoeker zilte teelten bij Plant Research International (PRI) aan de Universiteit in Wageningen (WUR). Hij is betrokken bij diverse projecten met zilte gewassen. Naast projecten in Zeeland, ook projecten in het Noorden. Eerste reactie van Brandenburg bij het zien van de vier visies is dat het hier gaat om Natura 2000 gebied en vogel- en habitatgebied: ‘mag je hier kwelders in aanleggen en deze vervolgens gebruiken voor zilte teelten?’. Brandenburg geeft aan dat zilte teelten nu nog in de kinderschoenen staat, maar dat dit zeker echte, volwaardige teelten zijn. Zowel binnendijks als buitendijks in combinatie met natuur. Kijkend naar de vier visies ziet hij de meeste mogelijkheden voor de visies ‘Natuurlijk Afsluitdijk’ en ‘Watermachine’. Deze twee visies zullen maatschappelijk het meeste draagvlak hebben voor ontwikkelingen. Visie ‘Monument in Balans’ biedt enorm veel mogelijkheden voor zilte teelt door het grote aantal hectares aan kwelder. Brandenburg geeft aan dat de ontwikkeling van natuur ook een economische opponent dient te hebben. Dus tegenover het onderhoud van natuur een economische activiteit om de maatschappelijke kosten van de natuur te financieren. Zo zou je ook in combinaties van diverse visies kunnen denken: de kweldergebieden in Noord-Holland als natuurgebied inrichtingen, waarbij de natuurwaarden hoger zijn dan de huidige. Dit gecombineerd met economische activiteiten in het brakwatermeer aan de binnenkant van het IJsselmeer. In een brakwatersysteem ziet hij mogelijkheden voor dierlijke componenten als economische driver. Dierlijke componenten moeten zijn inziens altijd gecombineerd worden met een plantaardige component om de afvalstromen te neutraliseren, dit om een economische, duurzame sector te garanderen. De overgangsgebieden van zoet naar zout bieden veel mogelijkheden. Ook voor voorlichting en onderwijs aangaande duurzaamheid. Sterk vindt Brandenburg de Afsluitdijk als economische drager, waarbij duurzaamheid een belangrijk aspect is dat vorm krijgt middels het osmosemeer en windmolenparken. Bij visie ‘Monument in Balans’ zouden vijverachtige systemen in het gebied in Noord-Holland kunnen worden ontwikkeld, mogelijk met kooiachtige systemen ten behoeve van viskweek. Dit dient wel maatschappelijk en landschappelijk getoetst te worden alvorens dit ten uitvoer wordt gebracht. Visies ‘Waddenwerken’ en ‘Watermachine’ met elkaar gecombineerd, ziet Brandenburg als meest ideale: door de vooroevers van Waddenwerken is er minder overslag en zijn er meer mogelijkheden voor economie, ecologie, logistiek, infrastructuur en combinaties hiervan. Zilte teelten zijn een mooi voorbeeld van een combinatie van ecologie en economie. Visie ‘Waddenwerken’ geeft mogelijkheden voor een duurzaamheidscentrum en zilte landbouw in de vorm van natuurpluk. Visie ‘Watermachine’ geeft de mogelijkheid voor een vijversysteem voor het kweken van vis. Voorkeur gaat, wat hem betreft, uit naar herbivore soorten zoals de Harder. Economisch gezien zijn platvissen wellicht interessanter. Platvissen gedijen ook uitstekend in brak water. Hoe hoger je de productie in deze vijvers wilt hebben, hoe meer er bijgevoerd dient te worden. Het voordeel van geteelde vis is dat de ontwikkeling van de vis gemonitoord kan worden. De opbrengst van vis is erg divers: zeetong in loodsen levert een productie van 80.000 ton/ha, in het project ‘Zeeuwse tong’ is de opbrengst 3.000/4.000 ton/ha. Het telen in loodsen is nog steeds het meest rendabel. Er moet gezocht worden naar een vorm van blauw/groene diensten die een duurzamere wijze van produceren rendabel maken. De gekweekte vis die we nu uit Vietnam halen is nog steeds goedkoper! Een combinatie van dierlijke en plantaardige teelten is wenselijk en hiervoor zou je kunnen denken aan een maatschap van diverse ondernemers die samen het gebied van vis en zilte teelt kunnen dekken. Ook teelt van zeewieren is interessant: zeewieren leveren schoon water en veel biomassa. Randvoorwaarde bij alle teelten is dat op een rationele wijze met productiecomponenten dient te worden omgegaan.
XXXI
In ieder geval is combinatie een sleutelwoord: combinatie van ontwikkeling van natuur economie. Waarbij bijvoorbeeld de kweek van vis de economische basis is onder een deel natuurontwikkeling. Opwekking van energie en de kweek van thermofiele soorten vis (visie met osmosemeer). Qua zilte teelten zijn er steeds meer gewassen die in aanmerkingen komen voor grootschalige productie. Om dit succesvol te laten zijn zal met name gekeken moeten worden naar de algehele keten: kun je de zilte gewassen gebruiken als grondstof voor andere producten? Bijvoorbeeld zeekraal als basis voor pastasauzen. Er zijn maar weinig gebieden met eigen producten, dit is uniek aan de Wadden en dit feit moet je verder uitwerken. Brandenburg ziet wel iets in het ontwikkelen van een praktijkcentrum zilte teelten, waar jonge mensen praktijkervaring kunnen opdoen. Belangrijk hierbij zijn de menselijke beleving en landschappelijke waarden. Infrastructuur is een belangrijke voorwaarde voor ontwikkelingen. De afsluitdijk is zeer goed bereikbaar en vanaf de weg heb je een goed zicht op mogelijke activiteiten in het IJsselmeer. De nieuwe gebieden zouden uitgegeven moeten worden in pacht, waarbij jaarlijks de percelen zouden kunnen rouleren. Als voorbeeld noemt Brandenburg de kweek van karpers in Frankrijk: in een bassin worden 3 jaar karpers opgekweekt, na het derde jaar worden de karpers gevangen en wordt er dat jaar graan verbouwd op de mest van de karpers. Een groot probleem in de Waddenzee is de vertroebeling – doordat zonlicht niet meer diep het water in kan dringen verdwijnt o.a. zeegras. De vertroebeling wordt voornamelijk veroorzaakt door zandmotoren en baggerwerkzaamheden. 3.9
Taco van den Heiligenberg
Programmamanager, Coalitie Wadden Natuurlijk Van den Heiligenberg heeft veel ervaring bij verschillende milieu- en natuurorganisaties. Hij heeft bijvoorbeeld gewerkt bij Stichting Lekker Dier, Milieudefensie, Stichting Natuur en Milieu en Natuurmonumenten. Momenteel werkt Van den Heiligenberg voor de natuur- en milieuorganisaties in het Waddengebied. Hij zorgt er voor de goede samenwerking. Van den Heiligenberg geeft aan dat vanuit de ogen van de natuurorganisaties aan de Waddenzeekant geen activiteiten kunnen worden ontwikkeld. In de Waddenzee is waardevolle natuur aanwezig die onder andere bestaat uit mosselbanken. Dit deel van de Waddenzee heeft geen hoogwatervluchtplaatsen voor vogels, dus hier zouden eventueel mogelijkheden liggen. In het natuurherstelplan van de Wadden is niet aangegeven dat een ingreep in het Waddengebied onmogelijk is. Vanuit het natuurherstelplan wordt de groei van zeegras en mosselbanken gestimuleerd. Kijkend naar de visies geeft Van den Heiligenberg aan dat in de visie ‘Monument in Balans’ een kweldergebied waarin productie van zilte teelten plaats zou kunnen vinden gecombineerd met natuurwaarde wordt gecreëerd op de plaats van een ongestoord natuurgebied, het Balgzand, een belangrijke rust- en foerageerplaats voor grote groepen vogels. De visies waarbij in het IJsselmeer een brakwaterzone wordt gecreëerd ziet Van den Heiligenberg als kansrijker, omdat deze strook voor de natuur minder waardevol is. Door het anticyclisch waterbeheer van het IJsselmeer, waarbij het winterpeil laag wordt gehouden en het zomerpeil hoog, wordt de natuur in grote mate verstoord. De strook achter de Afsluitdijk is tamelijk diep en ecologisch/fysisch gezien gebeurd hier weinig. Daar komt bij dat het IJsselmeer uit balans is door overbevissing. Een ander aspect is dat door een brakwaterzone de invloed van de uitstroom van zoet water verminderd zou kunnen worden. Zoetwaterbellen ontstaan bij de twee uitstroompunten van de Afsluitdijk en veroorzaken grote schade aan de zoutwaterpopulaties in de Waddenzee.
XXXII
Volgens Van den Heiligenberg bieden de visies ‘Natuurlijk Afsluitdijk’ en ‘Watermachine’ enorme kansen voor de ontwikkeling van gradiënten: verschillende niveaus van dynamiek. Daarnaast hebben de brakwatergebieden in het IJsselmeer het grote voordeel van het feit dat ze goed zichtbaar zijn. Juist de zichtbaarheid van het gebied in het IJsselmeer kan als pluspunt worden uitgewerkt. Denk hierbij aan ‘in dit natuurgebied oogsten wij op bescheiden schaal Amerikaanse zwaardsnedes’. Ook kan het systeem van de Wadden en overgangen van zoet naar zout makkelijk zichtbaar en toegankelijk worden gemaakt en kun je als toerist of passant dit gebied goed bekijken! Het binnenmeer zou geschikt kunnen zijn voor de kweek van mosselen, paling en andere brakwaterminnende vissen. Maar ook zijn er mogelijkheden voor de kweek van zeekraal, schelpdieren etcetera. Deze ontwikkelingen zullen een opwaardering betekenen van het huidige gebied. Er zou hierbij gedacht kunnen worden aan een gebied waarvan de helft voor natuur wordt aangewend en de andere helft voor diverse vormen van zilte teelt. De helft van het natuurgebied zou geopend kunnen worden voor recreatief medegebruik en de andere helft gesloten ten behoeve van een rustgebied voor vogels. Ook zou je het gebied in compartimenten kunnen opdelen. Waarbij een deel als een proeftuin wordt ingericht. Deze proeftuin zou los moeten liggen van Natura 2000 en de NB-wet en zou als een motor kunnen fungeren om kennis uit te dragen. Als vergelijk: pootaardappels uit Nederland, straks ook zeekraal-zaad uit Nederland. Compartimenten geven tevens de mogelijkheid om bepaalde activiteiten te isoleren of juist te combineren. Mogelijkheden voor visserij zijn er onder andere in de vorm van kweek van glasaal. Nu zijn alle vissers en kwekers afhankelijk van glasaal die in de natuur wordt gevangen. Indien er een gebied is waarin de aal beschermd en gekweekt kan worden dan betekend dit winst, doordat de glasaal niet meer in de natuur hoeft te worden gevangen. Ook mogelijkheden van combinatieteelten ziet Van den Heiligenberg in de brakwatermeren. Zo denk hij aan de combinatie van algen en mosselkweek. Ten aanzien van mosselzaadinvang geeft hij aan dat momenteel 20% van de mosselzaadinvang via MZI’s plaatsvindt. Over ca. 10 jaar dient alle mosselzaadinvang via MZI’s plaats te vinden en niet meer via bodemvangst. Moeilijkheid bij de MZI’s is de landschappelijke inpasbaarheid. In het mosselconvenant is de afspraak gemaakt dat er dient te worden gekeken naar mogelijkheden van kweek van mosselzaad die onafhankelijk is van een natuurgebied. De mogelijkheden van kweek van mosselzaad in gecontroleerde omstandigheden staat nog in de kinderschoenen. Langs de Afsluitdijk zijn er wellicht mogelijkheden, met name door de aanwezigheid van een continue aanvoer van vers, voedselrijk zeewater. Verder ziet Van den Heiligenberg de mogelijkheden in de Waddenzee met name voor kleinschalige en gedifferentieerde projecten, zoals kleinschalige visserij en duurzame waddenproducten. Hiervoor zou een MSC-keurmerk moeten komen. Uitgangspunt van deze proeftuin moet zijn dat er geen ecologische vervuiling optreedt (vreemde soorten die vrijkomen in de natuur), dat de kweeksystemen worden getoetst aan diverse natuuraspecten en dat de landschappelijke inpassing gewaarborgd is.
XXXIII
XXXIV
4
Werksessie
Onderstaand een weergave van de werksessie, gehouden op dinsdag 23 februari in het provinciehuis in Leeuwarden. Eerst is aan de gehele groep uitleg gegeven over de nieuw te ontwikkelen gebieden binnen de vier visies en is een terugkoppeling gegeven van de gehouden inventarisatie en de conclusies die daaruit getrokken kunnen worden. Vervolgens is in twee groepen gekeken naar de vier visies: welke knelpunten, kansen en mogelijke oplossingen zijn er voor knelpunten. In 4.1 wordt een weergave van de algemene conclusies en opmerkingen die tijdens de werksessie naar voren zijn gekomen. Vervolgens wordt in 4.2 tot en met 4.5 per visie de mogelijkheden ten aanzien van zilte landbouw en aqua-cultuur gegeven. Bij deze bijeenkomst waren de volgende personen aanwezig: Organisatie RWS Waddenvereniging LNV Provincie Fryslân Provincie Noord-Holland Gemeente Wûnseradiel Gemeente Wieringen Provincie Fryslân Provincie Fryslân Grontmij/ planMER Grontmij Grontmij 4.1
Deelnemer Joost van de Beek Wouter van der Heij Bart Muntjewerf Anne Steegstra Hans Eikelenboom Sjoukje Eringa Siegrid Beneker Maaike Smelter Sonja Busch Jantine van Veldhuizen Carolien Fischer Ilja Zeilstra
Bijzonderheden Afgemeld
Verhinderd
Ecoloog Grontmij
Algemene conclusies en opmerkingen
Waddenzee • Geleidelijke overgang van zoet-zout en het daarmee creëren van brakwatergebieden betekent een toevoeging aan de natuurwaarden in de Waddenzee. • Indien meer compensatie wordt uitgevoerd dan is er wellicht meer mogelijkheden voor zilte landbouw binnen de Waddenzee. IJsselmeer • De diepe kant van het IJsselmeer wat langs de afsluitdijk ligt is niet ecologisch “leeg”, het is een belangrijk overwinteringsgebied voor spiering. Spiering dient vervolgens weer als voedselbron voor aanwezige vogels. Vanuit de Nb-wet betekenen ontwikkelingen in dit gebied wel een aantasting van natuurwaarden. • De functie van zoetwaterbekken moet overeind blijven staan. • Waddenfonds 3e tender ook mogelijk voor IJsselmeer?
XXXV
Algemeen en aanzien van de ontwikkeling van zilte landbouw/aqua-cultuur • Er dient een ecologische afzetmarkt te worden ontwikkeld: nu gaat 70/80% van het geproduceerde naar het buitenland. • Bij Haarlem op de markt is nu ook al zeekraal/zeeaster te vinden, er blijkt dus wel vraag naar te zijn. Echter, de producten komen nu uit Israël. • Telers zijn afhankelijk van natuurlijke omstandigheden en kunnen dus niet constant leveren. Streekproducten moeten op een goede manier op de markt gezet worden, waarbij aandacht dient te zijn voor de meerwaarde. Waddengoud zou hier een rol bij kunnen spelen. • Proeflocaties wellicht al voor aanleg versterking Afsluitdijk opzetten: in combinatie met duurzaamheid en informatie naar publiek toe over de werken meenemen! • Zoeklocatie opstellen en alvast in plan-mer verwerken. • Overheid per locatie de vergunning laten regelen. Dit gebeurt nu ook al met duurzame energie. • Viskweek: afvalstoffen probleem! • Aantasting van landschappelijke kwaliteit: nu is de dijk vanuit een ecologisch perspectief negatief, de visies moeten dan ook als kans gezien worden. • Nu bij spuien wordt per spui zo’n 5000 kg vis gedood, positieve effecten door aanleg vispassages binnen de visies. 4.2
Monument in Balans
Kop Den Helder/Den Oever Het balgzand is de enorme wadplaat tussen Den Helder en Wieringen. Deze hoek van de Waddenzee is een van de belangrijkste vogelgebieden van Noord-Holland. In verband met de hoge natuurwaarden in dit gebied is het niet wenselijk om hier grootschalige landbouw te bedrijven. Kleinschalig en ecologisch zijn hier de enige mogelijkheden. Er wordt momenteel op kleine schaal wadpieren gestoken en zagers geteeld t.b.v. de sportvisserij. Mogelijkheden voor zilte teel in dit gebied zou voortzetting van het huidige gebruik zijn. Tevens extensieve vormen van zilte teelt (bijvoorbeeld zeekraal), waarbij combinatie wordt gemaakt met de levering van streekproducten met natuurpluk t.b.v. recreatie. De aanleg van kwelders in de buurt van Wieringen biedt mogelijkheden voor zilte teelten zoals lamsoor en zeekraal. De haven in Den Oever beschikt over een visafslag waar goede restaurants komen voor kwaliteitsvis. Dit biedt mogelijkheden voor een afzetmarkt van zilte kwaliteitsproducten/ streekproducten. Daarnaast is er de ontwikkeling van de Agropoort. Op dit terrein worden combinaties ontwikkeld van tuinbouw en energie in de vorm van een datacentrum dat warmte levert voor de daar aanwezige glastuinbouw. De kweek van warmteminnende, en commercieel aantrekkelijke, vissoorten zoals zeebaars en harder zou hier wellicht aan gekoppeld kunnen worden. Kop Harlingen Binnen de visie wordt er in het kader van de veiligheid een brede vooroever voor de kust aangelegd, dit biedt mogelijkheden voor zowel zilte teelten als natuur. Ook hier geldt dat grootschalige ontwikkelingen niet wenselijk zijn, maar wel zijn er kansen voor kleinschalig en ecologische landbouw, bijvoorbeeld in de vorm van streekproducten. In Harlingen zijn een aantal viskweekbedrijven en rond de Poort van Friesland is een pierenbedrijf actief. Vanuit deze bestaande telers/kwekers is de wens aanwezig om uit te breiden. Het geniet de voorkeur om bestaande bedrijven bij ontwikkelingen te betrekken in plaats van het aantrekken van nieuwe bedrijven. 4.3
Waddenwerken
De aanleg van kwelders binnen deze visie biedt mogelijkheden voor een combinatie van beweiding met schapen en het verkoop van streekproducten, vergelijkbaar met de uniek zilte smaak van het Texelse lam. Op de hogere delen zijn mogelijkheden voor kleinschalige teel van zilte
XXXVI
gewassen, zoals lamsoor, zeekool. Bij den Oever zijn er op dit moment al initiatieven gaande in de vorm van culinaire tochten. Dit zou verder gestimuleerd kunnen worden binnen deze visie. Het grootschalig aanleggen van percelen ten behoeve van zilte landbouw is in verband met de natuurwaarden aan de waddenzeekant van de Afsluitdijk niet mogelijk en wenselijk. Er is bijvoorbeeld overlap tussen het broedseizoen van vogels en het groeiseizoen van de zilte gewassen. Wel zouden een beperkt aantal percelen specifiek ingericht kunnen worden voor de teelt van zilte gewassen. Naast de aanleg van kwelders is er sprake van een inter-getijdengebied binnen deze visie. Dit biedt mogelijkheden voor combinaties van natuur (creëren van zoet - zout overgangen) en viskweek. Bijvoorbeeld in de vorm van een vispassage waar de ingevangen glasaal voor een deel voor de viskweek gebruikt wordt en voor een deel wordt uitgezet in de natuur (herstelopgaven Aal). Dit wordt al op beperkte schaal gedaan maar zou verder geoptimaliseerd worden. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor recreatie door de vispassage uit te rusten met kijkglazen, hierdoor wordt het mogelijk om de indrukwekkende trek van vissen zichtbaar te maken voor het publiek. 4.4
Natuurlijk Afsluitdijk
Het creëren van een binnenmeer met brakke omstandigheden binnen deze visie biedt mogelijkheden voor diverse vormen van zilte landbouw en aqua-cultuur. Met name voor de kweek van vis. Op dit moment is het niet mogelijk aan te geven welke vissoorten hiervoor in aanmerking komen of aan welke vorm van viskweek gedacht moet worden. De mate van zoutgehalte hangt af van de locatie van blue Energy of de mate van overloop. De exacte locaties van de vispassage aan de kant van Den Oever en van Blue Energy zijn nog niet bekend. Het brakwatermeer dient in goede conditie te zijn om de juiste voorwaarden voor viskweek te garanderen (aanvoer water uit zowel IJsselmeer en Waddenzee, staat het spuicomplex altijd open, etcetera). Wel is duidelijk dat de gecontroleerde omstandigheden van een binnenmeer viskweek mogelijk maken en dat veel zilte soorten ook in brakke omstandigheden een goed leefmilieu hebben. Tevens biedt dit mogelijkheden voor combinaties met hengelsport en gedeeltelijke opkweek van vis voor het uitzetten in de natuur. Ook is de kweek van schelp- en schaaldieren mogelijk in een brakke omgeving, gecombineerd met de teelt van algen en wieren om te zorgen dat er geen eutrofiering van het water plaatsvindt. In deze visie zijn veel hectares aanwezig die mogelijkheden bieden aan de teel van zilte gewassen of het opzetten van een proeftuin. De dijk biedt daarnaast mogelijkheid voor beweiding die ingezet wordt als natuurbeheer Rondom het valmeer is een hoge dijk gepland en wordt de openheid van het IJsselmeer onderbroken. Voor de inpassing van diverse vormen van zilte landbouw en aqua-cultuur dient hierbij aangesloten te worden. 4.5
WATERmachine
Binnen deze visie wordt een groot binnenmeer gecreëerd waarin kansen liggen voor diverse vormen van viskweek en kweek van schelp- en schaaldieren, dit mogelijk gecombineerd met vispassages en vistrappen. Ook hier is nog niet exact aan te geven om welke soorten het zou gaan, maar gedacht zou kunnen worden aan bijvoorbeeld harders, zeeforel en zeezalm. De grootte van dit enorme binnenmeer maakt dat bijvoorbeeld een groot deel van het meer bestemd is voor natuur en een deel van het meer voor de kweek van vis en/of schelp- en schaaldieren Het meer zou in compartimenten kunnen worden verdeeld. Ook zijn hier weer veel mogelijkheden voor combinaties met hengelsport en gedeeltelijke opkweek van vis voor het uitzetten in de natuur. De kweek van deze dierlijke componenten dient te worden gecombineerd met de teelt van algen en wieren om te zorgen dat er geen eutrofiering van het water plaatsvindt. Ook zouden voornamelijk vegetarische vissoorten gekweekt kunnen worden, zoals de harder. Door de minder grote aaneengesloten oppervlaktes zijn hier minder mogelijkheden voor de teelt van zilte gewassen aanwezig en moet er meer gedacht worden aan langgerekte, ingepaste stroken langs de randen van de natuurdijk.
XXXVII
www.grontmij.nl
Wij ontwerpen en realiseren plannen voor de toekomst, door mensen en partijen in regio’s bij elkaar te brengen en met elkaar te verbinden, met respect voor onze leefomgeving, onze klanten en elkaar.