Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs
Jaarverslag 2014
Mei 2015
pag. 1 van 183
Contactgegevens Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs Postbus 574 tel: 5000 AN Tilburg e-mail: Spoorlaan 171 website: 5038 CB Tilburg
pag. 2 van 183
(013) 595 55 00
[email protected] www.omo.nl / www.omojaarverslag.nl
Kerngegevens Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs A. Onderwijs
91,1%
89,8%
92,6%
91,9%
89,3%
87,9%
88,5%
85%
88,0%
94,5%
93,2%
91,4%
97,2%
95,0%
95,4%
90%
93,1%
96,9%
96,9%
96,8%
96,4%
95%
93,4%
Slaagpercentages
100%
80% Vmbo Bbl
Vmbo Kbl
OMO 2012-2013
Vmbo (G )T
Landelijk 2012-2013
Havo
OMO 2013-2014
Vwo
Landelijk 2013-2014
Leerlingaantallen 63.200
6 3 .0 85
63.000 6 2 .7 73 62.800 6 2 .5 65 62.600 6 2 .4 14 62.400
62.200
62.000 2011
2012
2013
2014
Totaal aantal bekostigde leerlingen
B. Personeel
Leeftijdsopbouw personeel
Aantal medewerkers
7.200
0%
10%
20%
30%
40%
50%
7.100 t/m 30 jaar
7.000
6.900 6.800
31 - 40 jaar
6.700 2011
2012
2013
2014 41 - 50 jaar
60% 50% 40%
Percentage mannen en vrouwen 51 - 60 jaar
56%
54% 44%
52%
52% 48%
46%
48%
vanaf 61 jaar
30% 2011
2012
Man
2013
2014
Vrouw
2011
C. Financiën
22,8%
21%
23,5%
2013
pag. 3 van 183
2012
2013
2014
21% 20%
20,4%
20%
2,3%
19,9%
19%
19,3%
19%
0,7% 0,0%
2011
50%
Overhead
21% 4,3%
2%
0%
2011
2014
4%
3%
50%
0% 2012
Rentabiliteit
5%
45%
20%
19,1% 17,6%
15%
1%
40% 39%
2011
2014
(inclusief voorzieninge n)
60%
19% 17%
2013
Solvabiliteit
Weerstandsvermogen 25% 23%
2012
2012
2013
2014
18,9%
18% 2011
2012
2013
2014
Voorwoord Onderwijsresultaten: stijgende lijn zet door In de afgelopen jaren nam het percentage leerlingen dat aan de OMO-scholen een diploma behaalde jaarlijks toe. Ook in 2014 steeg het gemiddelde slaagpercentage van alle OMOscholen samen ten opzichte van 2013. Per schoolsoort scoren alle OMO-opleidingen op of boven het landelijk gemiddelde. In 2014 is de kwaliteit(szorg) van de opleidingen verbeterd. Het aantal basisarrangementen nam toe van 159 naar 172. Slechts drie van de 179 opleidingen ontvingen van de inspectie een aangepast arrangement ten opzichte van veertien opleidingen in het voorafgaande jaar. Bij een viertal opleidingen kon de inspectie geen oordeel geven. De scholen met een opleiding met een aangepast arrangement werken hard aan verbetering. Kwaliteitszorg staat bij voortduring op de agenda, waarbij constant gezocht wordt naar de balans tussen kwaliteit en kwantiteit. Dit om te voorkomen dat er onevenredig veel tijd besteed wordt aan het proces in relatie tot de opbrengst. Identiteit De discussie over identiteit wordt gevoerd vanuit drie basisbegrippen: goed onderwijs, een goed mens en goed leven. Dit is een constante zoektocht. Door de verdergaande secularisatie vraagt de vormgeving van identiteit extra aandacht. Het streven is leerlingen niet alleen cognitief voor te bereiden op hun toekomst maar ook aandacht te besteden aan op christelijke waarden gebaseerde zingeving. ICT in het onderwijs Op de verschillende scholen wordt op bijna even veel verschillende manieren doeltreffend gebruik gemaakt van ICT in het onderwijs. Het beleid is erop gericht dat scholen van elkaar weten welke initiatieven er zijn en welke resultaten er bereikt zijn, met het doel van elkaar te leren. Dit krijgt vorm tijdens diverse themabijeenkomsten en tijdens de jaarlijkse OMOICTO-dag, die dit jaar gevalideerd is ten behoeve van het lerarenregister. Kennisnetwerken De vorming van kennisnetwerken vordert langzaam maar gestaag, met name rondom specifieke thema’s en voor collega’s met een gemeenschappelijke rol of functie. Bij de vakgebieden stijgt het aantal netwerken langzamer dan gehoopt. Het lijkt erop dat het uitwisselen van materialen en kennis mondjesmaat opgenomen wordt in de werkroutine van alledag. Kennisdelen draagt bij aan de professionalisering en persoonlijke ontwikkeling van ieder individu. We blijven ons inzetten om dit te bevorderen. Academische opleidingsscholen De academische opleidingsscholen hebben een ambitie die verder reikt dan alleen het opleiden in de school. Naast initiële opleidingen stimuleren we ook opleidingen voor docenten met werkervaring. Een mooi neveneffect hiervan is het komen en gaan van nieuwe inzichten in de school. We geven hiermee uitvoering aan onze plicht aankomende studenten te faciliteren en we bevorderen de academisering van onze docenten. In 2014 zijn alle scholen van de vereniging aangesloten bij een academische opleidingsschool.
pag. 4 van 183
Gesprekscyclus De regelingen van de gesprekscyclus zijn in 2014 geactualiseerd. Eén van de wijzigingen is dat ieders professionaliteit een belangrijker onderdeel van de gesprekken vormt. Daarbij gaat het gesprek verder dan sec het bespreken van competenties. Ook disposities, ofwel gedragspatronen, en beroepswaarden komen aan bod. Want juist persoonlijke kenmerken zijn van doorslaggevende invloed op de kwaliteit van docenten en ondersteuners. Demografische ontwikkelingen De daling van het leerlingenaantal concentreert zich voornamelijk in de westelijke- en oostelijke gebieden van Noord-Brabant. Deze daling heeft consequenties voor de plaatselijke samenleving, het leefklimaat en het vestigingsklimaat van bedrijven. De risicogebieden zijn onderwerp van een verdere analyse. De resultaten uit deze analyses vormen de basis voor overleg met gemeenten en collega-besturen. Het vergt een zorgvuldige planning om te blijven voldoen aan onze maatschappelijke opdracht een zo fijnmazig mogelijk onderwijsaanbod in die regio’s te behouden. Huisvesting In 2014 zijn drie onderwijsvoorzieningen opgeleverd. Leerlingen van de Cobbenhagenmavo in Tilburg, het Carolus Borromeus College in Helmond, en het Dr. Mollercollege en de Walewyc-mavo in Waalwijk volgen inmiddels onderwijs in deze prachtige nieuwe schoolgebouwen. Twee van deze nieuwbouwprojecten – in Helmond en Waalwijk - zijn het gevolg van doordecentralisatiecontracten met de betreffende gemeenten. Financiën De financiële positie van de vereniging is gezond. De begroting en de werkelijke uitgaven zijn in balans. Dankzij een solide bedrijfsvoering van de scholen en een even solide administratieve verwerking worden we niet afgeleid door materiële zorgen, waardoor we ons volledig kunnen richten op het onderwijs aan onze leerlingen. Tot slot We hebben een goed jaar achter de rug. Er is veel bereikt: goede onderwijsresultaten, constante aandacht voor de mens en voor de kwaliteit van het onderwijs, grote stappen in de bevordering van de professionalisering van medewerkers en een stabiele financiële situatie. Maar er is uiteraard ook nog veel te doen. De wereld staat niet stil en het onderwijs al helemaal niet. Koers 2016 nadert zijn eindtijd; we gaan ons gedegen voorbereiden op de toekomst richting 2023. In eenzelfde zorgvuldig proces als destijds naar Koers 2016, gaan we in gesprek met vele betrokkenen waaronder leerlingen, ouders, medewerkers, basis- en vervolg onderwijs en anderen in de omgeving van de scholen en het onderwijs. Ook besteden we in 2016-2017 aandacht aan het 100-jarig bestaan van de vereniging. Met de voorbereidingen daarvoor zijn we inmiddels gestart. Aan de originele doelstelling van de vereniging, via onderwijs bijdragen aan de emancipatie van de katholieken in Noord-Brabant, is ruimschoots voldaan. De komende jaren richten we ons op de ontwikkeling van onze leerlingen in een snel veranderende maatschappij waarin technologische vernieuwingen en mondialisering centraal staan. Uiteraard met behoud van onze identiteit. Raad van bestuur vereniging Ons Middelbaar Onderwijs, Eugène Bernard Pieter Hendrikse
pag. 5 van 183
Koers 2016 Koers 2016, het strategisch beleidsplan van Ons Middelbaar Onderwijs, stelt de docent centraal. Met als doel: goed onderwijs voor de leerling. Voor goed onderwijs is de docent niet de enige, maar wel de meest bepalende (f)actor. De vereniging zet daarom in op het versterken van de beroepsontwikkeling van docenten door introductie van beroepswaarden, door verdere ontwikkeling van competenties, het mede-opleiden en het verhogen van de kwalificatiegraad. Het dragen van verantwoordelijkheid hoort bij het beroep van docent. We bevorderen daarom een beroepscultuur die uitgaat van vertrouwen, van samenwerken, het afleggen van verantwoording en waarin mobiliteit als een kans geldt. We bevorderen de ontwikkeling van persoonlijke professionele identiteit. Erkenning komt tot uiting in betere arbeidsvoorwaarden. Positieve verschillen in kwaliteit verdienen waardering. Voor leerlingen en docent streven we naar het behoud van een goede regionale spreiding van goed toegeruste en gezonde scholen op fietsafstand. Een solide bedrijfsvoering borgt de continuïteit van ons onderwijs. Koers 2016 kwam tot stand door inbreng van leerlingen, ouders, leraren, schoolleiding, de raad van toezicht en andere belanghebbenden. In het voorjaar van 2010 werd Koers 2016 het startpunt van een hernieuwd beleid voor de scholen, het OMO bureau en de raad van bestuur. Koers 2016 is geconcretiseerd in een werkprogramma waarmee de verschillende betrokkenen concreet aan de slag kunnen. Dit werkprogramma wordt ieder kalenderjaar geactualiseerd. Zie ook www.omo.nl. In dit jaarverslag over 2014 wordt ingegaan op het gevoerde beleid, langs de lijnen van het werkprogramma dat is afgeleid uit Koers 2016.
pag. 6 van 183
Inhoudsopgave JAARSTUKKEN 2014 DEEL A: DE SCHOLEN DEEL B: BESTUURSVERSLAG
pag. 7 van 183
1.
Ons Onderwijs .............................................................. 45
1.1.
Leerlingen ............................................................................. 45
1.1.1. 1.1.2. 1.1.3. 1.1.4. 1.1.5. 1.1.6. 1.1.7. 1.1.8. 1.1.9.
Onderwijs in kerncijfers ...................................................................... 45 Lesuitval .......................................................................................... 45 Voortijdig schoolverlaten (VSV) ........................................................... 46 Goed onderwijs bieden ....................................................................... 46 Veiligheid op scholen .......................................................................... 46 Het stimuleren van leerlingen door OMO-prijzen ..................................... 47 Leerlingen voorbereiden op de kosmopolitische samenleving .................... 47 Passend onderwijs ............................................................................. 48 Vernieuwing vmbo-structuur ............................................................... 48
1.2.
Identiteit .............................................................................. 49
1.3.
Onderwijsaanbod .................................................................. 49
1.3.1. 1.3.2.
Demografische ontwikkelingen en onderwijsaanbod op fietsafstand ........... 49 Herschikking, samenwerking, fusie en overname .................................... 50
1.4.
Kwaliteitszorg ....................................................................... 50
1.4.1. 1.4.2. 1.4.3.
Toezichtarrangementen ...................................................................... 50 Kwaliteitszorg en Vensters voor Verantwoording..................................... 51 Kwaliteitsgelden VO en Prestatiebox ..................................................... 52
1.5.
Innovatie .............................................................................. 53
1.5.1. 1.5.2. 1.5.3.
Onderwijstechnologie in het leermiddelenbeleid...................................... 53 Onderwijsinnovatie op basis van praktijkrelevant onderzoek .................... 53 Educatief Partnerschap met het vervolgonderwijs ................................... 53
2.
Onze mensen ................................................................ 55
2.1.
Professionaliteit.................................................................... 55
2.1.1. 2.1.2. 2.1.3. 2.1.4. 2.1.5. 2.1.6. 2.1.7. 2.1.8. 2.1.9. 2.1.10.
Personeel in kerncijfers....................................................................... 55 ProMotion - ruimte voor loopbaanontwikkeling ....................................... 57 Onderzoek Koers 2016 ....................................................................... 58 Professionalisering schoolleiding .......................................................... 58 Professionele ruimte en registratie ....................................................... 58 Actualisering gesprekscyclus ............................................................... 59 Kennisnetwerken ............................................................................... 59 Pilot ‘Netwerkleren erkend!’ ................................................................ 60 Academische opleidingsscholen ............................................................ 61 Kwaliteitszorg opleiden in de school ...................................................... 62
pag. 8 van 183
2.1.11. 2.1.12. 2.1.13.
Script!.............................................................................................. 62 Promovendi ...................................................................................... 63 Palladio ............................................................................................ 63
2.2.
Arbeidsvoorwaarden en -verhoudingen ................................ 63
2.2.1. 2.2.2. 2.2.3. 2.2.4. 2.2.5. 2.2.6.
CAO OMO ......................................................................................... 63 Arbeidsmarkt .................................................................................... 64 Werktevredenheid ............................................................................. 64 Diversiteit......................................................................................... 64 Functiemix ........................................................................................ 65 Sociale innovatie ............................................................................... 65
3.
Omgeving van het onderwijs ........................................ 67
3.1.
Ouders, leerlingen en andere belanghebbenden ................... 67
3.1.1. 3.1.2. 3.1.3. 3.1.4. 3.1.5.
Code Goed Onderwijsbestuur............................................................... 67 Positie in de regionale samenleving ...................................................... 67 Ledenraad en regiobijeenkomsten raden van advies ............................... 67 Afhandeling van klachten .................................................................... 68 Versterking van betrokkenheid ouders .................................................. 69
4.
Bedrijfsvoering ............................................................. 70
4.1.
Bedrijfsvoering ..................................................................... 70
4.1.1. 4.1.2. 4.1.3. 4.1.4. 4.1.5. 4.1.6. 4.1.7. 4.1.8. 4.1.9. 4.1.10. 4.1.11. 4.1.12.
Bedrijfsvoering in kerncijfers ............................................................... 70 Analyse van het resultaat 2014 ............................................................ 70 Financiële verantwoording ................................................................... 72 Professionele inkoop .......................................................................... 76 Werkkostenregeling ........................................................................... 77 Personeelsinformatiesysteem .............................................................. 78 Digitalisering inkoopfacturen ............................................................... 78 Ontwikkelingen op ICT-gebied ............................................................. 78 Managementinformatie ....................................................................... 80 Treasury en schatkistbankieren............................................................ 80 Interne beheersing en toezicht ............................................................ 81 Overhead ......................................................................................... 82
4.2.
Huisvesting ........................................................................... 83
4.2.1. 4.2.2. 4.2.3. 4.2.4. 4.2.5. 4.2.6.
Huisvesting ....................................................................................... 83 Richtlijnen Kwaliteitsnormen Onderwijshuisvesting (RKO) ........................ 84 Duurzaamheid ................................................................................... 84 Asbestsanering .................................................................................. 85 Vastgoedregistratie ............................................................................ 85 Huisvestingsplannen .......................................................................... 85
5.
Toekomst ..................................................................... 87
5.1.
Toekomst .............................................................................. 87
5.1.1.
Beleidsvoornemens en accenten 2015-2018 .......................................... 87
5.2.
Continuïteit ........................................................................... 87
5.2.1.
Balans 2015-2018 ............................................................................. 87
5.2.1.1. Ontwikkeling kengetallen .................................................................... 88 5.2.2. Baten en lasten 2015-2018 ................................................................. 89 5.2.3. Belangrijkste risico’s en onzekerheden .................................................. 91
6.
Verslag ledenraad ......................................................................95
7.
Verslag raad van toezicht ........................................................97
8.
Verslag Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad .101
9.
Verslag Bureau OMO ...............................................................103
DEEL C: JAARREKENING Geconsolideerde jaarrekening ........................................................ 105 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling ....................... 108 Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening ............................. 115 Staat van baten en lasten ............................................................... 123 Enkelvoudige jaarrekening ............................................................. 128 Toelichting enkelvoudige jaarrekening ........................................... 130 Ondertekening raad van bestuur en raad van toezicht ................... 137
DEEL D: BIJLAGEN BIJLAGEN JAARREKENING
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1. 2. 3. 4. 5.
Geoormerkte subsidies OCW (model G) .................................. 139 Bezoldiging van bestuurders / toezichthouders......................... 141 Deelnemingen/verbonden partijen beh.tot de vereniging ........... 142 Organisatie Ons Middelbaar Onderwijs .................................... 143 Honorarium externe accountant ............................................. 146
BIJLAGEN BESTUURSVERSLAG
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
6. Slaagpercentages 2014 ........................................................ 147 7: Toezichtarrangementen onderwijsinspectie ............................. 149 8: Resultaten OMO-Veiligheidsmonitor 2014................................ 151 9: Personeel in cijfers .............................................................. 153 10: Reg. samenwerkingsverbanden passend onderwijs ................. 160 11: Inst.voor hoger- en wetenschappelijk onderwijs ..................... 161 12: Zingeving en goed onderwijs ............................................... 163 13: Begrippenlijst .................................................................... 169 14: Lijst van veelgebruikte afkortingen ....................................... 173
OVERIGE GEGEVENS Controleverklaring ............................................................................. 175 Resultaatbestemming......................................................................... 183 Gebeurtenissen na balansdatum .......................................................... 183
pag. 9 van 183
Jaarstukken 2014
pag. 10 van 183
Deel A: Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs: de scholen
pag. 11 van 183
2College www.2college.nl rector: Ad Poulisse opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo locaties: Durendael, Oisterwijk Cobbenhagenlyceum, Tilburg Cobbenhagenmavo, Tilburg Wandelbos, Tilburg Ruiven, Berkel-Enschot Jozefmavo, Tilburg Vluchtelingen, Oisterwijk Het onderwijs van 2College is gericht op het actief en zelfstandig leren van leerlingen. Er wordt gezocht naar een balans tussen onderwijs gericht op het halen van een diploma en persoonlijkheidsvorming. De ambitie van 2College is dat elke leerling altijd verder komt, een diploma haalt en leiding leert geven aan zichzelf. 2College is mede kartrekker van de academische opleidingsschool Midden-Brabant. De inspectie beoordeelde alle opleidingen op de scholen van 2College in 2014 opnieuw met het hoogst mogelijke oordeel. Daar waar mogelijk wordt de lat nog hoger gelegd in 2015. Het technasium op het Cobbenhagenlyceum, het enige in de regio Tilburg, ontwikkelt zich goed op basis van de verkregen licentie in 2012. Op Durendael is besloten het op academische vorming gebaseerde plusprogramma, de TOP-klas, aan te gaan bieden aan alle vwo-leerlingen. Op Durendael én Cobbenhagenlyceum zijn twee bloeiende afdelingen met tweetalig onderwijs en het international baccalaureate-programma. LWOO is mogelijk op Durendael, Ruiven en de Jozefmavo. De locatie vluchtelingen heeft in 2014 te maken gehad met een verdriedubbeling van het aantal leerlingen als gevolg van alle onrust in de wereld. In februari 2014 is de nieuwbouw van de Cobbenhagenmavo gerealiseerd voor 400 leerlingen. Voor het toegenomen aantal leerlingen op Durendael is begin 2014 een oplossing gevonden door de ingebruikname van tien extra lokalen vlak in de buurt. De Jozefmavo is volop bezig met het realiseren van nieuwbouw naast het Theresialyceum en hoopt deze in schooljaar 2016-2017 te kunnen betrekken.. Om de groei van het aantal leerlingen op het Ruiven op te vangen zijn in 2014 twee extra lokalen binnen de muren gerealiseerd. Kortom: 2College is klaar voor de toekomst voor haar leerlingen.
Baanderherencollege www.bhc.nl directeur: Leon Spaan opleidingen: vmbo, praktijkonderwijs locatie: Boxtel Het Baanderherencollege huisvest een vmbo- en een pro-school. Het vmbo biedt onderwijs aan 649 leerlingen, het pro aan 151 leerlingen. Binnen het vmbo zijn alle leerwegen beschikbaar, regulier en met lwoo. De scholen zijn dit jaar bezocht door de inspectie en beide scholen hebben een basisarrangement gekregen. In het verleden was kwaliteitszorg en de borging van processen een aandachtspunt. Voor beide scholen geldt dat die nu goed op
pag. 12 van 183
orde zijn. Ook de uitstroomresultaten in het laatste jaar zijn bijzonder goed. In het pro behalen relatief veel leerlingen een AKA-diploma. De slogan ‘je telt mee op het BHC’ krijgt steeds beter vorm en de pers is enthousiast over de persoonlijke betrokkenheid. Voor beide scholen geldt dat het borgen van de kwaliteit van het onderwijsleerproces en de rendementen van de geboden ondersteuning en begeleiding aandacht blijven verdienen. In 2014 zijn de volgende stappen gezet: doorontwikkeling en implementatie van doorlopende LOB-lijnen en op maat geschreven LOB-opdrachten voor alle leerjaren
kwaliteitsimpuls door nadere analyse en ontwikkeling van formats voor examenanalyse, verbeterplannen, teamdoelen en vakwerkplannen;
oriëntatie door middel van deelname aan pilots voor Bèta-Challengeprogramma en BigPictureLearning op motiverende onderwijsprogramma’s
Uitdagingen voor de komende periode liggen in de invoering van passend onderwijs. Voor het vmbo de verdere voorbereiding voor de vernieuwing van de beroepsgerichte programma’s en voor het pro de doorstroommogelijkheden naar studie en/of werk voor leerlingen met beperkte mogelijkheden.
Bossche Vakschool www.boschevakschool.nl directeur: Edward de Gier opleiding: vmbo locatie: ‘s-Hertogenbosch De Bossche Vakschool is een vmbo-school met 700 leerlingen en richt zich op jongeren die naast theorie - graag met praktijk bezig zijn: leren door doen. De school is in 2014 ontstaan toen het Hervion College en het Duhamel College in één gebouw zijn gaan samenwerken. In de onderbouw kunnen leerlingen zich breed oriënteren, in de bovenbouw is er volop te kiezen in de verschillende beroepsrichtingen. Leerlingen van De Bossche Vakschool kunnen zich oriënteren op leren en werken in de sectoren economie, techniek of zorg en welzijn. Alle drie de sectoren hebben mooie praktijkgerichte leeromgevingen. Er is veel tijd gestoken in de verduidelijking van hoe de verschillende culturen met elkaar samenwerken. Daardoor konden de leerlingen eenduidig benaderd worden vanaf de start van de samenwerking. Er is een begin gemaakt met de vorming van de Bossche Vakschoolcultuur. Tijdens overlegmomenten is gebleken dat elke sector en elke medewerker dezelfde drive heeft als het om leerlingen en hun toekomst gaat, vanuit het gevoel dat leerlingen de kans moeten krijgen op school hun talenten te ontwikkelen. De medewerkers trekken die lijn ook door naar zichzelf. De grondhouding is dat als personeel én leerlingen ruimte hebben om aan eigen talent te werken, de totale school daar de vruchten van kan plukken. Het bieden van een ontwikkelkans is van groot belang omdat leerlingen hiermee de kans krijgen een goede plek in de samenleving te verwerven. Voor hen is school bij uitstek de plek waar ruimte geboden kan worden om de toekomst te verkennen. De school gaat verder met het gestructureerd aanbieden van leerwegen waarbij talenten geprikkeld worden en kunnen groeien.
pag. 13 van 183
De Nieuwste School www.denieuwsteschool.nl directeur: Maria Michels opleidingen: vwo, havo, mavo locatie: Tilburg De Nieuwste School (DNS) is een kleinschalige school voor mavo, havo en vwo. De school onderscheidt zich door de verwondering van de leerling als uitgangspunt te nemen. Experts stellen thema’s op, waarna de leerling zelf op zoek gaat naar de antwoorden onder intensieve begeleiding van de mentor en de expert volgens een beproefde onderzoeksmethode. Vervolgens delen de leerlingen hun opgedane kennis, inzichten en vaardigheden met elkaar en met hun docent. Deze werkwijze leidt tot een rijk en gevarieerd onderwijsklimaat dat leerlingen gedurende hun hele schoolloopbaan uitdaagt en motiveert. De leerling leert zo bovendien de verantwoordelijkheid voor de eigen leerweg te nemen. De school kende in 2014 opnieuw een sterke groei in het leerlingenaantal. De onderwijskundige resultaten zijn voldoende tot goed. De tevredenheid onder de medewerkers, ouders en leerlingen is hoog; dat blijkt uit in 2014 uitgevoerde werktevredenheidsonderzoeken. Ook in financieel opzicht is de school zich sterk aan het verbeteren. De beschouwing van de inspectie geeft een mooi algemeen beeld van de ontwikkeling van DNS. De inspectie beschrijft daarin: “De schoolleiding heeft de maatschappelijk gangbare kaders binnen het vernieuwende onderwijsconcept van DNS gebracht. Er werden opbrengstnormen gesteld, opbrengst gericht werken geïntroduceerd en kwaliteitszorginstrumenten in gebruik genomen zoals genormeerde toetsen en lesobservatie kijkwijzers”. De belangrijkste ontwikkelingen in 2014 waren: Huisvesting: met het betrekken van een oude villa en het aanpassen van het gebouw kunnen we tot 2020 op de huidige locatie verblijven. Daarna is nieuwbouw voorzien. Reguleren van leerlingen: DNS heeft een selectieprocedure opgezet. Er zijn grenzen aan de groei van de school, zowel vanuit onderwijsconcept als huisvesting. DNS streeft naar een maximale grootte van 750-800 leerlingen. Er is een start gemaakt met het ontwikkelen van een Persoonlijke Leeromgeving. De school heeft een traject uitgezet samen met Kennisnet/Innofun, APS (OBIT) en Pleionscholen om personalisatie en differentiatie tot stand te brengen.
Eckartcollege www.eckartcollege.nl rector: Jean Wiertz opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo locaties: Eckartcollege, Eindhoven Pleincollege Nuenen, Nuenen
pag. 14 van 183
Het Eckartcollege en Pleincollege Nuenen vormen samen één school met een uitgebreid onderwijsaanbod. Op de locatie Eckartcollege wordt mavo, havo en vwo aangeboden met Technasium, Bèta Challenge Programma, Cambridge English en Masterclass. De locatie Pleincollege Nuenen biedt breed vmbo en een theateropleiding. Diversiteit, betekenisvol leren en sociale vorming zijn belangrijke speerpunten. De school wil een omgeving zijn die stimuleert en inspireert. Sinds 2009 is de school erkend als academische opleidingsschool. Ook is de school een begaafdheidsprofielschool. Dat houdt in dat deze is aangesloten bij een landelijk netwerk van scholen die onderwijs bieden aan leerlingen die meer getalenteerd, hoog intelligent of (hoog)begaafd zijn. Via speciale havo-kansklassen krijgen mavoleerlingen de kans om op te stromen naar havo. De school kende in 2014 op beide locaties een sterke groei in het leerlingenaantal. Dit is te danken aan het positieve imago dat de school heeft verworven. De onderwijskundige resultaten zijn voldoende tot goed. De tevredenheid onder de medewerkers is hoog; dat blijkt uit het in 2013 uitgevoerde werktevredenheidsonderzoek. Ook in financieel opzicht is de school gezond. De
belangrijkste ontwikkelingen in 2014 waren: Officiële invoering van Bèta Challenge voor de mavo-afdeling; Ontwikkeling van intersectoraal onderwijs op het vmbo; Ontwikkeling doorlopende leerlijn Technasium; Versterking van de Nederlandse taal bij alle vakken; Verbetering van de doorstroom in de bovenbouw; Ontwikkeling van een LOB-programma; Ontwikkeling ‘gezonde school’; Invoering passend onderwijs; Overeenkomst met gemeente Nuenen t.a.v. nieuwbouw/renovatie Pleincollege Nuenen.
Elzendaalcollege www.elzendaalcollege.nl rector: Jacques Marsmans opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo locaties: Boxmeer Gennep Het Elzendaalcollege heeft als motto ‘reach for quality’ (Boxmeer) en ‘werken met je kwaliteit’ (Gennep). Het Elzendaalcollege kenmerkt zich door goede onderwijsresultaten en een warm pedagogisch klimaat. De positieve benadering van kinderen is een speerpunt binnen de vestiging in Gennep en de contacten tussen leerkrachten en leerlingen zijn laagdrempelig. Leerlingen hebben veel keuzemogelijkheden binnen het onderwijs. Ze kunnen deelnemen aan buitenlesactiviteiten, excursies en projecten. Goede zorg bieden voor de kinderen die ouders aan de school toevertrouwen, staat centraal. Dit resulteert in hoge tevredenheid van leerlingen en ouders. Leerlingen scoren bovendien goed in de kwaliteitsonderzoeken van de inspectie en allerlei weekbladen. Veel belangrijker nog is de constatering dat ze het goed doen in de vervolgopleidingen.
pag. 15 van 183
De school werkt aan meer differentiatie binnen de klassen om de leerlingen zo het onderwijs te bieden dat goed bij hen past. Met name binnen de vestiging in Boxmeer vindt onderzoek plaats naar de mogelijkheden om het aanbod van leerstof en toetsing nog beter aan te laten sluiten bij de behoefte van de leerling. Vanaf 9 februari 2014 krijgen de leerlingen van de eerste twee leerjaren van de vestiging in Boxmeer onderwijs in het geheel vernieuwde gebouw aan de Stationsweg. In juli is gestart met de complete vernieuwing van de gebouwen aan de Bilderbeekstraat. Ongeveer 700 leerlingen van de bovenbouw volgen tijdens de bouwwerkzaamheden onderwijs in een aangrenzend schoolgebouw. Ook het gebouw in Gennep wordt grondig opgeknapt. Zowel onderwijskundig als bedrijfsmatig is de school klaar voor de toekomst.
Fioretti College www.fioretticollege.nl directeur: Ad Machielse opleidingen: mavo, vmbo, praktijkonderwijs locatie: Veghel Het Fioretti College presenteert zich met het onderwijsmotto ‘praktisch en persoonlijk', vanuit de kernwaarden vertrouwen, verantwoordelijkheid en samenwerken. In
het strategisch beleid zijn daarbij vier speerpunten beschreven: omgaan met verschillen; kwaliteit van onderwijs; ontwikkeling van ICT; competentiemanagement en goed werkgeverschap.
Het Fioretti College is tevreden over de resultaten van 2014. De school hecht waarde aan het blijvend ontwikkelen van de positie binnen de gemeenschap. Belangrijke ontwikkelingen in 2014 op de school waren: start invoering van passend onderwijs; investeringen voor o.a. ICT om onderwijs toekomstbestendig te maken; realisatie strategisch beleidsplan en voorbereidingen nieuw strategisch beleidsplan 20162020; deelname aan project versterking samenwerking met lerarenopleidingen in het kader van academische opleidingsschool (AOS); verlaging van de werkdruk door kleinere klassen en inzet van meer personeel waaronder onderwijsassistenten; voorbereiding op invoering van nieuwe examenprogramma’s voor het vmbo; bijstelling van beleid voor loopbaanoriëntatie en –begeleiding; start SC2BC Erasmus+ project; deelname Toptechniek NOB vakmanschapsroute techniek.
pag. 16 van 183
Deze ontwikkelingen hebben geleid tot de volgende resultaten: verbetering van de slaagpercentages t.o.v. 2013 (100% geslaagd voor basiskaderberoepsgerichte leerweg en 95,6% geslaagd voor gemengd-theoretische leerweg); tevredenheid over resultaten per vak; toekenning basisarrangementen inspectie voor het gehele onderwijsaanbod; positieve beoordeling van de inspectie voor ons praktijkonderwijs; lichte groei van het leerlingenaantal (+90); mede daarom realisatie van aanpassingen in het gebouw; een financieel gezonde school.
Gymnasium Beekvliet www.gymnasiumbeekvliet.nl rector: Carla Faassen opleiding: vwo locatie: Sint-Michielsgestel ‘Later… later wil ik mezelf worden’. Dat is wat Gymnasium Beekvliet de leerlingen wil meegeven. Kennis is heel waardevol, maar alleen als die kennis je ook gelukkig maakt. Gymnasium Beekvliet helpt leerlingen in hun zoektocht naar zichzelf, naar hun dromen en naar hun talenten. Het jaar 2014 heeft in het teken gestaan van ontwikkeling. Er is een nieuw schoolplan ontwikkeld waarin de school aangeeft: ‘We leiden op tot een diploma en méér, met een blik op het verleden, heden en toekomst.’ In het schoolplan zijn de ambities geformuleerd in de vorm van dromen. Een van deze dromen is: ‘Stel je voor dat de leerlingen zich thuis voelen in een internationaal georiënteerde maatschappij.’ Gymnasium Beekvliet profileert zich als een gymnasium dat midden in de internationale samenleving staat. Het motto van het 200jarig bestaan is ‘Medio Mundo’. De leerlingen worden hierop voorbereid waarbij steeds meer aandacht is voor duurzaamheid en goed burgerschap. Elke twee jaar zamelen de leerlingen geld in voor de verbetering van scholing in ontwikkelingslanden. Dit doen ze samen met Edukans en sinds kort ook met Kentalis te Sint-Michielsgestel. In 2014 heeft de school het predicaat ‘Fairtrade school’ in ontvangst genomen. Gymnasium Beekvliet is de eerste school in Noord-Brabant die deze titel mag voeren. In het schoolplan is ook aangegeven dat leren van elkaar binnen de school centraal staat. Voorbeelden hiervan zijn de kennisdelingsbijeenkomsten en het leertraject ’Veranderende Leerling Veranderende Docent’ (VLVD). De docenten leren van en met elkaar. Dat Gymnasium Beekvliet meer biedt dan alleen een diploma kwam ook tot uiting in de theatervoorstelling: ‘Het is altijd wel ergens nacht.’ Een eigentijds en serieus stuk maar toch met enige humor over pesten op een middelbare school. Het afgelopen jaar is in de verbreding voor het eerst het vak Chinees aangeboden, naast fotografie en gebarentaal. Het komende jaar gaat Gymnasium Beekvliet zich nog nadrukkelijker onderscheiden op het gebied van kunst en cultuur. Als partner van het Het Noordbrabants Museum laat de school leerlingen op een structurele manier kennis maken met de kunst, de cultuur en het erfgoed van Noord-Brabant. ‘Natura incipit, ars dirigit, usus perficit’: de natuur begint, de kunst wijst de richting, de ervaring volmaakt. Kunst en cultuur zijn bij uitstek geschikt om leerlingen bewust te maken van het bestaan. Kunst stelt vragen en zet aan tot reflectie.
pag. 17 van 183
Instelling Voortgezet Onderwijs Deurne www.ivo-deurne.nl rector: Monique van Roosmalen opleidingen: vwo, havo, vmbo, praktijkonderwijs locaties: Peellandcollege, Deurne Alfrinkcollege, Deurne Hub van Doornecollege, Deurne De Sprong, Deurne De leerlingen van De Sprong, Hub van Doornecollege, Alfrinkcollege en Peellandcollege worden tijdens hun middelbare schooltijd voorbereid op een succesvolle start in het vervolgonderwijs, in een baan en in de maatschappij. De vier scholen realiseerden in 2014 een toename van 550 leerlingen. Met name deelschool Peellandcollege en Hub van Doornecollege hebben een flinke groei doorgemaakt. Een aantal belangrijke ontwikkelingen: Het Peellandcollege, school voor havo en vwo, is gestart met laptops in alle eerstejaars klassen. Het Peellandcollege is daarnaast gestart met tweetalig onderwijs in enkele vakken. De in 2013 gestarte integratieklas op De Sprong, school voor praktijkonderwijs, kreeg ook in 2014 een vervolg. Leerlingen uit het speciaal onderwijs krijgen de kans om kennis te maken met en te leren binnen het praktijkonderwijs. De uitwerking van de pilot passend onderwijs bleek in de praktijk positief uit te pakken. De Sprong werkt bovendien aan het realiseren van een ‘Gezonde School’. Intern is veel aandacht besteed aan de efficiency van bedrijfsprocessen en het systematisch werken aan kwaliteit en de uitvoering van de functiemix. Het ziekteverzuim is met 3 tot 4 % laag te noemen. Dankzij betrokken medewerkers, die op verantwoorde wijze hun taak uitvoeren, hebben de scholen van IVO-Deurne kwalitatief goed onderwijs gerealiseerd in 2014. Er is alle vertrouwen in een gezonde toekomst.
Jacob-Roelandslyceum www.jrl.nl rector: Leon Spaan opleidingen: vwo, havo locatie: Boxtel Het Jacob-Roelandslyceum heeft in 2014 verder invulling gegeven aan zowel de onderwijskundige profilering als het werken met ICT als hulpmiddel. Het Technasium, Engels plus en Cultuur bieden leerlingen keuzemogelijkheden die excellentie bevorderen. Daar is met ingang van 2014 het Econasium aan toegevoegd. Ook de docenten die binnen de profileringen opereren, zijn in de gelegenheid gesteld hun sterke kanten verder te ontwikkelen en vernieuwend onderwijs op te zetten. In 2014 is daarnaast vervolg gegeven aan drie pilots die in schooljaar 2011-2012 zijn gestart. De pilots zijn erop gericht het onderwijs verder te personaliseren, zodat de motivatie van de leerlingen toeneemt en de leeropbrengsten beter worden.
pag. 18 van 183
In de eerste pilot werken leerlingen bij alle vakken met een laptop. Deze pilot is met ingang van 2014-2015 afgesloten. ICT als hulpmiddel is in de onderbouw volledig geïntegreerd en groeit de komende jaren verder de bovenbouw in. In de tweede pilot krijgen leerlingen bij Nederlands les in groepen van wisselende grootte en samenstelling. Waar het kan, wordt les gegeven in grote groepen; intensieve begeleiding vindt plaats in kleine groepen. De docenten worden ingezet op hun sterke kanten. Deze pilot is met ingang van 2014-2015 uitgebreid naar andere vakken. De derde pilot wordt uitgevoerd bij beeldende kunst. Onderwijsassistenten/instructeurs met specifieke vakkennis nemen op bepaalde momenten de les over. De onderwijsassistent en de docent-assistent ondersteunen de vakdocent, zodat deze zich kan concentreren op de kwaliteit van het beeldend proces.
Jeroen Bosch College www.jbc.nl rector: Lian Derks opleidingen: vwo, havo, vmbo locatie: ’s-Hertogenbosch Het Jeroen Bosch College is er voor nieuwsgierige leerlingen. De school heeft continu aandacht voor de kwaliteit van het onderwijs en besteedt bovendien aandacht aan het behoud van haar prettige sfeer. Het Jeroen Bosch College is er ook voor nieuwsgierige medewerkers. Professionalisering blijft dan ook hoog op de agenda van de school staan. De Jeroen Bosch Opleidingsschool biedt verschillende projecten aan die bijdragen aan de verbetering van lessen en de kwaliteit van het onderwijs. De verschillende projecten passen naadloos binnen de visie van de school. Deze visie is vastgelegd en verbeeld als een huis met de fundamenten vakmanschap, verbinding, vertrouwen en verantwoordelijkheid. Alle medewerkers van het Jeroen Bosch College werken samen aan de optimalisering van de schoolcultuur. Voor vwo-leerlingen is er sinds dit schooljaar Wetenschap Oriëntatie Nederland (WON). Werken volgens het principe van de WON Akademie brengt de W van wetenschap in het programma van het vwo. Het Technasium, voor havo- en vwo-leerlingen, is een volwaardige stroom binnen de school. Vmbo-t leerlingen kunnen het Bèta Challenge Program (BCP) volgen. Dit concept lijkt op het Technasium maar is specifiek bedoeld voor vmbo-t leerlingen. Daarnaast blijft de aandacht voor cultuur in alle stromen belangrijk. Daarom werkt het Jeroen Bosch College als partnerschool samen met Het Noordbrabants Museum. In 2014 is er meer duidelijk geworden over het samenbrengen van het Jeroen Bosch College, de Bossche Vakschool en Van Maerlant op één locatie aan de Sint Teunislaan en de Rompertsebaan. De start van de bouwwerkzaamheden is gepland in 2016. Dit is tevens het ‘Jeroen Bosch- jaar’: het herdenkingsjaar voor Jheronimus Bosch.
pag. 19 van 183
Kwadrant Scholengroep www.kwadrant-sgr.nl rector: Titus Frankemölle opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo locaties: Hanze College, Oosterhout Cambreur College, Dongen Hanze College Het Hanze College is een bruisende, moderne school die alle leerwegen binnen het vmbo aanbiedt. De docenten zijn actief betrokken bij de school. Ook ouders denken en praten mee in de ouderdenktank evenals het bedrijfsleven in “De Vrienden van het Hanze College”. Zo blijven deze partijen betrokken bij het onderwijs- en vormingsaanbod van de school en bij actuele thema’s zoals de invoering van de nieuwe vmbo-profielen. Acties als “beleef de techniek” en de “doe-informatieavonden” dragen bij aan een positief school- en beroepsbeeld bij het basisonderwijs. Het meerjarig kwaliteitsbeleid leidde bij het inspectiebezoek in april 2014 tot een positieve score op alle indicatoren. Bij de examens scoorden leerlingen voor een groot aantal vakken boven het landelijk gemiddelde. 95% van de leerlingen sloot succesvol het examen af. Er wordt aandacht besteed aan individuele trajecten door voor elke leerling een groeidocument met vorderingen en aandachtsgebieden bij te houden. Mede vanwege de toenemende instroom van leerlingen zijn meerdere jonge leerkrachten aangetrokken. Cambreur College Activerende didactiek, tweetalig onderwijs en de vernieuwing van de profielen van het vmbo zijn speerpunten van het Cambreur College. Ook taal- en rekenbeleid en verticale structurering krijgen alle aandacht binnen de school. Klassieke schoolborden en schoolkrijt zijn verdwenen en elk lokaal is voorzien van computers, beamer, digibord of touchscreen. De school biedt op succesvolle wijze internationale stage programma’s en excellentieprogramma’s aan, getuige het predicaat “Olympiadeschool”. De homogene opzet van het vmbo heeft geleid tot een goed op elkaar ingespeeld team dat is toegerust om leerlingen die wat meer aandacht nodig hebben optimaal te begeleiden. Dit geeft leerlingen voldoende structuur. Op het gebied van kwaliteitszorg zijn klankbordgroepen en feedbackgesprekken in het leven geroepen. Daarnaast zijn enquêtes afgenomen onder ouders, leerlingen en medewerkers, evenals docentenevaluaties door leerlingen. Ook worden functionerings- en beoordelingsgesprekken gevoerd. Deze meetinstrumenten maken deel uit van de pdca-cyclus en leiden tot een optimale inrichting van de school in de breedste zin. Dankzij extra financiering door de overheid heeft het Cambreur College meerdere jonge docenten in dienst kunnen nemen. Hiermee is jeugdig elan toegevoegd aan het team. De financiën zijn op orde waardoor investeringen en personele bezetting minder onder druk komen te staan. Het leerlingenaantal is met 1380 leerlingen redelijk stabiel. De betrokkenheid van ouders, leerlingen en docenten wordt geïllustreerd door hun motto: “Het Cambreur College maken we samen en het resultaat is een school waar we trots op mogen zijn.”
pag. 20 van 183
Maaslandcollege www.maaslandcollege.nl rector: Jacq. van Meegen opleidingen: vwo, havo, mavo locatie: Oss Het Maaslandcollege is een moderne kwaliteitsschool met een internationale oriëntatie. Het motto van de school is “Grenzen Verleggen”. Dat kan zowel letterlijk als figuurlijk worden opgevat: iedere leerling neemt minimaal eenmaal in de schoolloopbaan deel aan een internationaal uitwisselingsprogramma en iedere leerling wordt uitgedaagd om het beste uit zichzelf te halen en daarmee zijn of haar talenten te ontwikkelen. Het Maaslandcollege kent drie schooltypen: mavo, havo en vwo. De school profileert zich in Oss en omgeving met tweetalig onderwijs (TTO), een doorlopende leerlijn onderzoek op het vwo en een hoogwaardige bèta-opleiding. Mavo- en havoleerlingen kunnen sport als examenvak volgen. Daarnaast biedt de school een gevarieerd programma van sport, cultuur en debatwedstrijden voor alle leerlingen. In 2014 is het Maaslandcollege op een organische manier doorgegaan met digitaal onderwijs (iPad-onderwijs). Docenten zijn in september 2014 gestart differentiatie in het onderwijs te realiseren met gebruikmaking van de iPad. Verder is het vwoonderzoeksprogramma op een hoger plan komen te staan. Onder leiding van universitair gepromoveerde collega’s is onderzoek een structureel onderdeel van het lesprogramma geworden. De resultaten hiervan komen onder andere tot uiting in de profielwerkstukken. Mede dankzij het programma ‘Stick Together’ is de school er in geslaagd tot de top te behoren van Nederlandse scholen waar mavoleerlingen zonder uitval het mbo doorlopen. In december heeft een kerstactie plaatsgevonden waarbij leerlingen, met een bijdrage van Wilde Ganzen, € 32.000,- hebben opgehaald voor een onderwijsproject in Zuid-Afrika. Uit tevredenheidenquêtes onder leerlingen en personeel blijkt dat zij in het bijzonder de goede sfeer op school waarderen. De focus ligt in de komende jaren op het behoud daarvan.
Maurick College www.maurickcollege.nl rector: Huub van der Linden opleidingen: vwo, havo, vmbo locatie: Vught Het Maurick College heeft zich in 2014 gericht op het beter inrichten van de kwaliteitszorgprocessen. Hierbij is met name ingezoomd op de kwaliteit van het onderwijsleerproces. Door kritisch te kijken naar het functioneren van docenten en de leerlingen meer vertrouwen te geven in de haalbaarheid van resultaten, zijn de SE- en CEresultaten sterk verbeterd. Voor nagenoeg alle vakken liggen deze resultaten nu op of boven het landelijk gemiddelde. Dit alles heeft ertoe geleid dat de onderwijsinspectie aan de vwoopleiding een basisarrangement heeft toegekend. Alle opleidingen van het Maurick College beschikken daarmee weer over het basisarrangement.
pag. 21 van 183
Het Maurick College streeft naar de borging van kwaliteit. Daarnaast is het de ambitie van de school praktijk en theorie sterker aan elkaar te verbinden via projectonderwijs. Leerlingen krijgen hierdoor meer zicht op de praktische toepasbaarheid van hetgeen zij op school leren. In juni 2016 zal op het Maurick College de internationale conferentie “Water is life” plaatsvinden, waaraan 30 scholen uit alle werelddelen deelnemen. In die week zal gesproken worden over het brede onderwerp water, van watermanagement tot het hebben van schoon drinkwater. Deze conferentie dient als vliegwiel binnen de school om het projectonderwijs verder te verbreden en uit te diepen. Het daltononderwijs is gestoeld op drie kernwaarden: kiezen in verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en samenwerken. Naast de vereiste resultaten die behaald moeten worden voor de diverse vakken, hecht het Maurick College belang aan de intensieve begeleiding van de leerling in zijn “mensvorming”. Een leerling moet met de juiste vaardigheden met succes het vervolgonderwijs kunnen doorlopen en zich op een goede wijze kunnen ontplooien in de maatschappij. Het begeleiden van leerlingen in het uitbouwen van die vaardigheden zal een nog nadrukkelijkere plaats in het onderwijsleerproces gaan innemen. Dit wordt onder meer gestimuleerd door het werken met een vaardighedenrapport naast het reguliere cijferrapport.
Merletcollege www.merletcollege.nl rector: Paul Metzemaekers opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo locaties: Grave Mill Cuijk Het Merletcollege wil voor zijn leerlingen een waardevolle en inspirerende school zijn. In de dagelijkse omgang met elkaar moet de school daarom voelen als een tweede huis. Veilig, warm, welkom, sfeervol en uitdagend zijn daarbij sleutelwoorden. Onderwijs betekent zowel leren met je ‘hoofd’ als met ‘hand en hart’. Het is een eigentijdse leer-en leefgemeenschap waarin veiligheid, betrokkenheid, zorg voor elkaar, optimisme en duidelijke eisen die eenieder aan zichzelf stelt, bepalend zijn voor de sfeer. 2014 was een goed jaar voor het Merletcollege. De vestiging Robijnlaan kreeg voor de basisberoepsgerichte leerweg het basisarrangement terug. De vestiging Mill behaalde wederom het predicaat ‘Excellente School’ voor haar beroepsgerichte opleidingen. De examenresultaten waren goed. Om de kwaliteit van de lessen te optimaliseren werden docenten geschoold, is geparticipeerd in de pilot van de onderwijsinspectie om de procesmatige kant van het onderwijs te wegen en werden lessen bezocht en geëvalueerd, zowel door collega’s onderling als door de directie. In het kader van de functiemix werd een nieuwe sollicitatieronde voor LC- en LDfuncties georganiseerd. Ook in 2014 lag de focus op het bevorderen van samenhang en samenwerking tussen de vier locaties van de scholengemeenschap. Er zijn veel slagen gemaakt, hetgeen resulteerde in diverse afspraken over onderwijsaanbod, aansluiting vmbo-havo en het benutten van de kansen die de vernieuwing van de beroepsgerichte programma’s in de bovenbouw biedt.
pag. 22 van 183
Tevens was er ruimte voor vestiging specifieke invulling: in Cuijk is de start gemaakt met 2 talig-vwo en in Grave en Cuijk is de nieuwe sector ’dienstverlening en commercie‘, in samenwerking met (zorg)instellingen uit de omgeving, goed neergezet. Goede huisvesting is essentieel voor een goed leer- en werkklimaat. In Mill kreeg dit vorm door het revitaliseren van de theorielokalen en in Cuijk werd de start gemaakt met het ontwerpen van de nieuwe school met alle schoolsoorten onder één dak. Vermeldenswaard op het gebied van internationalisering zijn de reizen naar India (vwo/havo Cuijk) en Thailand (Mill) en het akkoord dat de vestiging Grave kreeg van “Erasmus +” voor het 3-jarig Internationaliseringsproject ‘Au fil de nos cours d’eau’, dat zij samen met zes andere Europese scholen hebben ontwikkeld. Bijzonder op cultuurgebied waren de musical (Grave) en de tweede editie van de ‘cultuurdag’ (Cuijk vwo/havo). 2014 was het jaar waarin het twintigjarig bestaan van de scholengroep en het veertigjarig bestaan van de vestiging in Cuijk werden gevierd. Het jubileumprogramma bevatte sportieve, creatieve en feestelijke activiteiten en een reünie. Ook was er een estafettemarathon, als een verbindingslint tussen alle vestigingen van het Merletcollege, en een mini-symposium voor het personeel met als thema ‘Onderwijs klaar voor de toekomst?’
Mill-Hillcollege www.mill-hillcollege.nl rector: Carin Zandbergen opleidingen: vwo, havo, mavo locatie: Goirle Het Mill-Hillcollege is een school waarbinnen het draait om de ontwikkeling van leerlingen tot volwaardige deelnemers aan de maatschappij. Het Mill-Hillcollege bereidt de leerlingen voor op het vervolgonderwijs dat het beste bij het individu past. De ontwikkeling van kennis, vaardigheden én persoonskenmerken vormen daarbij de uitgangspunten. Het Mill-Hillcollege is ontstaan vanuit de kloosterorde van de ‘Fathers van Mill-Hill’ en heeft nog altijd de zorgzaamheid voor de Derde Wereld hoog in het vaandel staan. Het jaar 2014 heeft voor het Mill-Hillcollege in het teken gestaan van twee belangrijke zaken: 1. Het schoolplan ‘Leren Navigeren’ De implementatie van het schoolplan in het school- en leerproces is een feit. Zowel teams als faculteiten hebben dit jaar hun eigen speerpunten bepaald en zijn in verschillende werkgroepen daarmee aan de slag gegaan. Docenten maken gezamenlijk belangrijke keuzes over het onderwijsproces die bijdragen aan een hoog kwaliteitsniveau. 2. De verbouwing van het schoolgebouw Het Mill-Hillcollege is een groene en veilige school. Een grootschalige verbouwing heeft hieraan een impuls gegeven. Op 21 januari is de school heropend met een dooplied. De voortdurende verbetering van het schoolgebouw zet zich voort. In 2014 zijn de leerlingentoiletten gemoderniseerd en is de biologiegang verbouwd.
pag. 23 van 183
Munnikenheide College www.munnikenheidecollege.nl directeur: Carina Reuvers opleidingen: vmbo locaties: Etten-Leur Rucphen Belangrijke ontwikkelingen in 2014: iPads Aantrekkelijk onderwijs en het bieden van maatwerk zijn speerpunten uit ons schoolplan. In augustus 2014 zijn diverse iPad klassen gestart: alle eerstejaars op de locatie Rucphen en alle mavo leerlingen van leerjaar 1 en 2 op de locatie Etten-Leur. Alle docenten hebben bovendien een iPad gekregen zodat zij naast de bestaande leermethodes kunnen werken met digitaal lesmateriaal. Ook voor de melding van aan- en afwezigheid in het digitale klassenboek gebruiken de docenten de iPad. Mavo plus Leerlingen kunnen in de leerweg mavo plus, naast hun reguliere mavoprogramma, aanvullend een praktijkvak volgen. Bijvoorbeeld ontwerpen bij Multi Media & Design of een maquette bouwen op het techniekplein. In 2014 zijn de plusprogramma’s inhoudelijk verder uitgebreid. Tutorleren Er is gestart met tutorleren, waar vierdejaars leerlingen - geschoold met een training op de pabo - onze eerstejaars leerlingen helpen bij diverse vakken. Eén keer per week hebben de tutoren een bijbaantje in het geven van bijles en hebben de eerstejaars leerlingen de mogelijkheid tot deze persoonlijke bijles. Resultaten Het slaaggpercentage was in 2014 onveranderd hoog, namelijk 97%. Ook zijn de verschillen tussen SE-CE binnen de marges. Er is extra aandacht geweest voor het onderbouwrendement op de locatie Rucphen; deze valt nu op beide locaties binnen de normen van de inspectie. Passend onderwijs In samenwerking met het Brederocollege, rec4 school te Breda, verzorgen we praktijklessen bij ons op school voor een tiental rec4 leerlingen. Hierdoor is het ook voor hen mogelijk een volwaardig kaderberoepsgericht diploma te behalen. De gebouwen In 2014 is de nieuwe sporthal in Etten-Leur feestelijk in gebruik genomen. Daarnaast is er overeenstemming bereikt om de locatie in Rucphen ingrijpend te renoveren.
pag. 24 van 183
Odulphuslyceum www.odulphus.nl rector: Delianne Hoekstra opleidingen: vwo, havo locatie: Tilburg Het jaar 2014 was een goed jaar voor Odulphus. De resultaten van de eindexamens en de doorstroompercentages voor het vwo waren prima. Die van de havo lieten een (tijdelijke) dip zien. Het vwo mag de kwalificatie Topschool 2015 voeren. Het aantal aanmeldingen steeg opnieuw en dat gold ook voor de tussentijdse instroom. Het aantal fte’s daalde verder en het ziekteverzuim daalde van 6.8 naar 3.6 %. De meldingsfrequentie bleef gelijk, namelijk 1.2 %. Veel van de vorig jaar geformuleerde doelstellingen zijn gehaald. De havo betrok in augustus een nieuw gebouw. Het onderwijs aldaar werd verder vormgegeven. Ook binnen het vwo werd aan verdere onderwijsontwikkeling gewerkt. Op het gebied van internationalisering zijn grote stappen gezet. Projecten als deelname aan een project in Singapore, uitwisselingen met Frankrijk, deelname aan het ELOS-netwerk, maar ook de voorbereidingen van uitwisselingen met Denemarken, China en India getuigen hiervan. De bouwplannen kregen gedurende het schooljaar steeds meer vorm en inhoud. In januari 2014 werd daadwerkelijk gestart met de verbouwing van hoofdgebouw. Deze bouw werd in juli afgerond. De voorbereidingen voor het gebouw voor de havo-afdeling werden in gang gezet. Het pre-gymnasium kende een deelname van maar liefst 160 leerlingen. De Open Dag telde een record aantal bezoekers.
OMO scholengroep Bergen op Zoom e.o. www.sgboz.nl rector: Marcel van Loo opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo locaties: ’t R@velijn, Steenbergen ZuidWestHoek College, Ossendrecht Mollerlyceum Bergen op Zoom ZoomMAVO, Bergen op Zoom ’t Ravelijn ’t Ravelijn in Steenbergen verzorgt mavo en vmbo. In 2014/2015 telde de school ongeveer 500 leerlingen. Het schoolmotto luidt: ‘Pak je kans!’ en daagt iedereen op school uit. De medewerkers worden getriggerd om goed en aantrekkelijk onderwijs te verzorgen. Ravelijnleerlingen worden op hun beurt aangemoedigd om daar het maximale aan kansen uit te halen.
pag. 25 van 183
Belangrijke ontwikkelingen in het kalenderjaar 2014 waren: E-learning De school onderscheidt zich door een modern onderwijsconcept met als kenmerken ‘digitaal’ en ‘teamwork’. Ravelijnleerlingen krijgen zo veel mogelijk digitaal les via hun persoonlijke tablet. Bij alle vakken in het eerste, tweede en derde leerjaar worden - indien beschikbaar en van goede kwaliteit - digitale methoden gebruikt van educatieve uitgevers en van VOContent. Leren plaats- en tijdonafhankelijker maken De invoering van leertaken geeft betere sturing aan het leerproces en maakt leren meer plaats- en tijdonafhankelijk. Omdat de leerlingen gebruik maken van een persoonlijke tablet kunnen zij plaats- en tijdonafhankelijk inloggen en hun leertaak, methode en werkboeken vinden. Ook e-learning methoden en digitale boeken maken deze vorm van leren en andere werkvormen, zoals ‘flipping-the-classroom’, mogelijk. Groei tevredenheid brugklassers Uit de algemene tevredenheidsenquête blijkt dat de tevredenheid bij de brugklassers in de afgelopen drie jaar is gestegen van 6,7 naar 7,4 tot 8,1 in 2013. De recente afname laat zien dat de tevredenheid stabiliseert op 8,1. Gepersonaliseerd leren Samen met Tumult, Vo-lution en Pulson heeft het Ravelijn partners gevonden die gepersonaliseerd leren mogelijk gaan maken. In 2015 zal er een vernieuwd onderwijsplatform in gebruik worden genomen dat gemaakt is voor het onderwijsconcept van het Ravelijn. ZuidWestHoek College Het ZuidWestHoek College is de school voor mavo en vmbo in de Zuidwesthoek. Er zitten ongeveer 475 leerlingen op school. Presteren, oriënteren en participeren staan centraal in de visie van de school. Belangrijke ontwikkelingen in het kalenderjaar 2014 waren: High Performance Schools Goed, beter, best geeft de ambitie van de school weer. En het begint bij ‘de basis op orde’. Onder de projectwerknaam ‘Marzano’ is de aandacht voor de didactiek centraal gesteld. Onder aanvoering van een werkgroep ‘teacher-leaders’ zijn initiatieven ontplooid om de didactische vormgeving van lessen meer gedifferentieerd en uitdagend te maken. Ondersteund door een studiedag en een inspirerende Amerikareis naar San Diego verbeteren we aan de basis ons onderwijs. In 2014 is ook vooral gewerkt aan de basis met de implementatie van het kwaliteitszorgsysteem. Hierin is de focus op het primaire proces en de resultaatontwikkeling verder opgepakt. Door het structureel inzetten van de ontwikkelde monitoren op prestaties, absentie en lesverwijdering stijgen de resultaten op de kwaliteitskaart. Dat past bij de ambitie van de school om het predicaat ‘goed’ te behalen vanuit het inspectietoezicht. Onderwijs met eigentijdse middelen Met ingang van augustus 2014 is gestart met het inzetten van iPads voor de brugklasleerlingen. Daarmee sluit het ZuidWestHoek College aan bij de ontwikkelingen in de digitale wereld. Door de samenwerking met onze zusterschool ’t Ravelijn maken we optimaal
pag. 26 van 183
gebruik van hun leermomenten. Methodekeuze en werkwijze zijn aangepast op de ondersteuning die de iPad kan bieden. Mollerlyceum Het Mollerlyceum in Bergen op Zoom verzorgt havo, atheneum en gymnasium. Op het Mollerlyceum bereiden ruim 750 leerlingen zich voor op een studie in het hoger en wetenschappelijk onderwijs. Belangrijke ontwikkelingen in het kalenderjaar 2014 waren: E-learning De doorontwikkeling van het didactisch concept in het werken met eigen een iPad krijgt vorm bij de vakken Nederlands, aardrijkskunde, biologie, geschiedenis en rekenen. Bij deze ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van VO-content. Vwo topklas In het vwo-plus programma kunnen leerlingen versneld door de leerstof gaan. Zij houden daardoor tijd over om te werken aan uitdagende opdrachten. Het programma stimuleert leerlingen zelfstandig te werken of te leren in tweetallen of in groepjes. Daarnaast heeft het vwo vier top programma’s uitgewerkt waardoor de verschillende interesses van zowel havoals vwo-leerlingen verder geprikkeld en gestimuleerd worden. In de brugklas kiezen alle leerlingen uit Media Design en Marketing, Europese Leeromgeving, Discovery en Sport. Econasium Afgelopen schooljaar is de ontwikkeling van het Econasium opgestart en ingericht. Het Econasium is een excellentieprogramma voor leerlingen uit klas vier vwo, waarbij in samenwerking met de economische faculteit van Tilburg University een economische verdieping plaatsvindt. Leerlingen die dit programma met goed gevolg afsluiten krijgen in de toekomst vrijstellingen op Tilburg University. ZoomMAVO De ZoomMAVO in Bergen op Zoom is een categorale mavo. Op de ZoomMAVO bereiden ongeveer 350 leerlingen zich voor op een mbo-opleiding. Belangrijke ontwikkeling in het kalenderjaar 2014 was: Loopbaanleren Op de ZoomMAVO is het onderwijsconcept Loopbaanleren geïntroduceerd. Dit programma richt zich op excellentie bevordering binnen de mavo. Het biedt de mavoleerling een betere begeleiding en ontwikkeling in aanloop naar het maken van keuzes in hun leerloopbaan. Naast veel samenwerking met het mbo zal het didactisch concept van het mavo onderwijs beter aansluiten bij het beroepenveld en de uitstroommogelijkheden van de leerling.
pag. 27 van 183
OMO Scholengroep De Langstraat www.sgdelangstraat.nl rector: Jan van Pelt opleidingen: vwo, havo, vmbo locaties: Dr. Mollercollege, Waalwijk Walewyc-mavo, Waalwijk Van Haestrechtcollege, Kaatsheuvel d’Oultremontcollege, Drunen Dr. Mollercollege Voor het Dr. Mollercollege heeft het jaar 2014 vooral in het teken gestaan van de verhuizing naar een nieuw schoolgebouw en het verbetertraject voor de vwo-afdeling dat vanaf mei intensief is opgepakt. Het gebouw wordt zowel door de leerlingen als het personeel positief ervaren. Onderwijskundig is er stevig ingezet op de wijze van toetsen (RTTI) en het verbreden van het didactisch en pedagogisch handelen van docenten (vijf rollen docent/piramide van Slooter (CPS)). Bij het Tussentijds Kwaliteitsonderzoek in november heeft de Inspectie van het Onderwijs de beoordeling van zeer zwak teruggebracht naar zwak en de verwachting uitgesproken dat de school vanaf mei 2015 weer onder regulier toezicht valt. Walewyc-mavo De Walewyc-mavo is in augustus 2014 verhuisd naar een nieuw gebouw, samen met de collega-school, het Dr. Mollercollege. Het gebouw is groot, maar de Walewyc blijft werken op een kleinschalige manier met een eigen docententeam. Dat team hanteert een eigen aanpak van het onderwijs en zorg voor de leerlingen. De Walewyc-mavo heeft een eigen lesvleugel met allerlei moderne faciliteiten, zoals een open leercentrum met computers en laptops waarmee leerlingen zelfstandig kunnen leren. Docenten bieden in de lessen de structuur die de leerlingen nodig hebben. Op de Walewyc zijn de communicatielijnen kort. Door het kleine leerlingenaantal kan het team betrokken blijven bij elke leerling. Door extra personeel in te zetten is de opvang bij lesuitval geborgd. Van Haestrechtcollege In 2014 is duidelijk geworden dat de school met deze omvang levensvatbaar is. Tegen de verwachting in (285 leerlingen) zijn er 307 leerlingen ingeschreven. Leerlingen uit deze regio zijn bewust gaan kiezen voor het Van Haestrechtcollege. Na de invoering van een nieuw onderwijsconcept en een naamsverandering in 2013, is de blik nu op de toekomst gericht. Het nieuwe onderwijsconcept ‘Onderwijs op Maat’ heeft in de praktijk vorm gekregen en is evolutionair bijgesteld naar de behoefte van onze leerlingen. Vanaf augustus 2014 spreken we dan ook niet meer over onderwijsinnovatie, maar over Ons Onderwijs. Naar aanleiding van de attendering en waarschuwing van de Onderwijsinspectie is er een Plan van Aanpak gemaakt waarin voor de korte en middellange termijn verbeteracties zijn benoemd. In dit Plan van Aanpak staat op welke manier er gewerkt zal worden aan het duurzaam verbeteren van de leeropbrengsten. Dit vertaalt zich in drie speerpunten voor de korte en middellange termijn, te weten: De lerende leraar De lerende organisatie De lerende leerling
pag. 28 van 183
De acties en verbeterpunten uit het Plan van Aanpak zullen een geheel gaan vormen met Ons Onderwijs, dat we de komende periode verder gaan ontwikkelen. d’Oultremontcollege In maart 2014 werd de (ver)nieuwbouw aan de voorzijde van de school officieel in gebruik genomen. In de nieuwbouw is ruimte gemaakt voor een modern open leercentrum, een technasiumwerkplaats, 5 lokalen en spreek- en vergaderruimtes voor personeel. Tegelijkertijd heeft de entree aan de Dillenburgstraat, het oudste gedeelte van de school, een frisse en moderne uitstraling gekregen. De gemeente Heusden kenmerkt zich door een sterke regionale krimp en de school heeft met name hierdoor in de periode van 2010 tot heden een leerlingdaling van 22% meegemaakt. De structurele leerlingdaling trekt een zware financiële wissel op de school. Om de school op termijn weer financieel gezond te krijgen is in oktober gestart met het opstellen van een plan van aanpak d’Oultremontcollege 2020. Dit plan beschrijft scenario’s die erop gericht zijn een onderwijsaanbod, met een aantrekkelijk profiel en de juiste breedte, voor de toekomst neer te zetten. Met de aanmeldingen in maart 2014 lijkt een licht herstel van de krimp ingezet; voor het tweede jaar meldden zich meer leerlingen dan voorheen aan voor de eerste klas. Het Technasium en Versterkt Engels (voor havo- en vwo-leerlingen die extra uitdaging aan kunnen) zijn kwalitatief en kwantitatief op niveau. In september is gestart met het nieuwe vak Denken & Doen voor de vmbo-g/t leerling die bèta-georiënteerd is. Het vak is een afgeleide van het vak Onderzoek & Ontwerpen op het Technasium. Met dit nieuwe vak trekt de school de bèta-profilering door naar de opleiding vmbo-g/t. In november bezocht de inspectie in het kader van een kwaliteitsonderzoek de opleidingen vmbo-b, -k en -t. Tijdens het bezoek is geconstateerd dat de basis- en kaderafdeling tekortkomingen hebben op het gebied van het onderwijsleerproces en de onderwijsopbrengsten. Inmiddels is een verbeterplan opgesteld.
OMO Scholengroep Helmond www.omoscholengroephelmond.nl rector: Hans Schapenk opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo locaties: Vakcollege Helmond, Helmond Carolus Borromeus College (ivo-mavo), Helmond Dr.-Knippenbergcollege, Helmond In 2014 hebben alle afdelingsleiders in dialoog met hun team een afdelingsplan gemaakt waarin de doelstellingen van het schoolplan vertaald zijn naar de afdeling. Dit heeft op veel afdelingen geleid tot nieuw elan door innovatieve denkbeelden. Vakcollege Helmond Op het Vakcollege Helmond is in de onderbouw een nieuw traject gestart rond beroepsoriëntatie. Leerlingen kiezen al in de eerste klas een sector (zorg en welzijn, economie, techniek, sport, dienstverlening en veiligheid) en volgen 5 tot 13 lesuren per week in deze sector. Doelstellingen hiervan zijn het vergroten van de motivatie (betekenisvol leren) en het verbeteren van de beroepskeuze. Verder is het Vakcollege voorloper bij initiatieven rond passend onderwijs. Zo is er een integratieklas (cluster 3 samenwerking met
pag. 29 van 183
de Antoon van Dijkschool uit Helmond) en een syntheseklas (cluster 4 samenwerking met de Korenaer uit Helmond) gevestigd in het Vakcollege. Lessen worden gedeeltelijk door vmboen vso-docenten verzorgd. Carolus Borromeus College Het Carolus Borromeus College is in 2014 verhuisd van de Gasthuisstraat naar de nieuwbouw aan de Markesingel. De dislocaties Lauwerstraat en Hurksestraat werden opgeheven zodat alle leerlingen in één gebouw gehuisvest zijn. In augustus is Dorine Pepping als nieuwe directeur benoemd. Het International Business College is uitgebreid met vwo-leerlingen waardoor het voor meer leerlingen mogelijk is van deze alternatieve leerroute gebruik te maken. Dr.-Knippenbergcollege Het Dr.-Knippenbergcollege werkt intensief mee aan vormgeving aan het nieuwe landelijke programma Bèta-Challenge, een praktisch technisch vak (5 uur per week) voor mavoleerlingen. Verder is de school bezig met vormgeving van digitale didactiek; een groep docenten uit klas 1-2 mavo gebruikt de iPad naast boeken in de klas en deelt deze ervaringen binnen de sectie. Het vwo-team heeft voor deelname aan het WON-traject (Wetenschaps Oriëntatie Nederland) gekozen. Deze landelijke vereniging stimuleert academische vorming door onderzoek centraal te stellen. Het nieuwe vak moet deze leerlingen nieuwsgierig maken naar onderzoek door training in vaardigheden en onderzoeksmogelijkheden te stimuleren. Het vwo moet zo ruimte bieden voor maatwerk en doorgroei naar excellentie.
OMO scholengroep Tongerlo www.sgtongerlo.nl rector: Marijke Broodbakker opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo, praktijkonderwijs locaties: Da Vinci College, Roosendaal Gertrudiscollege, Roosendaal Norbertuscollege, Roosendaal Da Vinci College Voor het Da Vinci College was 2014 het jaar dat de nieuwe school werkelijkheid werd. Op de website www.nieuwedavinci.nl is de voortgang van de bouw te volgen. Docenten en leerlingen bereiden zich voor op het samengaan in de nieuwe school. Dat gebeurde in november 2014 op een heel bijzondere plek tijdens de derde editie van ‘One day a dreamschool’. In een oude fabriek werden de gezamenlijke werkruimtes van leerlingen en docenten op werkelijke grootte nagebouwd. Een dag lang zijn leerlingen en docenten met elkaar aan de slag gegaan om de ruimtes in te delen en om werkafspraken te maken. Naast de bouw van een nieuwe school wordt ook een grote schooltuin ingericht voor de leerlingen van het praktijkonderwijs met daarop een leergebouw. Voor het derde opeenvolgende jaar waren de examenresultaten in het vmbo uitstekend. Na een aantal moeilijke jaren is de kwaliteit van het onderwijs weer prima op orde. Het praktijkonderwijs blijft het onverminderd goed doen.
pag. 30 van 183
Opnieuw werpt de samenwerking met externe partijen zijn vruchten af. De intensieve samenwerking met de ROC-locaties in Roosendaal en Bergen op Zoom geldt binnen ROC West-Brabant als richtinggevend voorbeeld van succesvolle initiatieven. In 2014 bestond het beroepsonderwijs in Roosendaal 75 jaar. Dat is met docenten en leerlingen uitgebreid gevierd. Gertrudiscollege Het Gertrudiscollege maakt werk van maatwerk. Als begaafdheidsprofielschool wordt een alphatop en bètatop programma aangeboden in de onderbouw. Leerlingen kunnen zich onderscheiden in het vak Engels met Anglia en Cambridge examens en door het volgen van een versneld programma. Bij het vak Duits is er de mogelijkheid om deel te nemen aan Goethe examens. Het bèta aanbod wordt versterkt door deelname aan M-tech; vmbo leerlingen profiteren hiervan. De begaafdheidsprofielschool (BPS) accreditatie is verlengd en binnen het scholennetwerk van de BPS zijn er inmiddels twee volgscholen. Vanuit dezelfde invalshoek is het junioracademie programma voor hoogbegaafde leerlingen uit groep 7 en 8 in 2014 verder uitgebouwd. Als officieel erkend topsportvriendelijke school wordt het examenvak bewegen, sport & maatschappij (bsm) aan onze havoleerlingen aangeboden. Naast deelname aan JetNet, is dit jaar ook gestart met het Econasium programma. Tenslotte voeren verschillende docenten in de academische opleidingsschool, onderzoek uit om de kwaliteit van het onderwijs verder uit te verhogen. Norbertuscollege Het Norbertuscollege heeft in 2014 met succes ingezet op verhoging ven de rendementen en verbetering van de examenresultaten. Daarnaast zijn er excellentieprogramma’s voor bèta (bèta-plus), voor talen (Cambridge, Delf en Goethe), in de vwo-plus klassen door middel van wetenschapslessen, en heeft ook economie een excellentieprogramma (Econasium). De school heeft veel aandacht voor persoonlijke- en burgerschapsontwikkeling. Dat uit zich ook in nadenken over de gezamenlijke verantwoordelijkheid van leerlingen en leraren om de school schoon, gezond en duurzaam te maken en te houden. Uit de viering van het 95-jarig jubileum blijkt de aandacht voor kunst en cultuur binnen de school. Docenten en meer dan 150 leerlingen lieten in een viertal uitverkochte voorstellingen een wervelende proms-productie zien. Daarnaast waren er ook brugklasuitvoeringen met Scapino en een optreden van examenleerlingen muziek. De aanschaf van een bijzonder kunstwerk, ter gelegenheid van het afscheid van collegedirecteur Johan van Oosterhout, symboliseert de jarenlange traditie op het gebied van kunst en cultuur en laat zien dat een historische en moderne elementen zich heel goed laten verenigen. Een aantal docenten participeerde actief binnen de AOS’en in onderzoek in de eigen beroepspraktijk.
pag. 31 van 183
Rodenborch-College www.rodenborch.nl rector: Marjo van IJzendoorn opleidingen: vwo, havo, mavo locatie: Rosmalen Het Rodenborch-College, waar talentontwikkeling van iedere leerling centraal staat en steeds meer vorm krijgt, heeft de afgelopen jaren planmatig gewerkt aan het realiseren van de doelen in het schoolplan en het verbeteren van de opbrengsten. De integrale aanpak, inclusief een goed kwaliteitszorgsysteem en een scholingsplan, heeft er toe geleid dat het onderwijsproces een steeds hoger niveau heeft gekregen. De focus op de differentiatie, het taal-en rekenbeleid en de aandacht voor het vakmanschap van docenten begint vruchten af te werpen, zowel op de VIP- (vakken, integratie en persoonlijke ontwikkeling) als op de Jenaplan-afdeling. Differentiatie vindt niet alleen plaats in de lessen, maar er zijn ook steeds meer programma’s die bedoeld zijn voor leerlingen die meer willen en meer kunnen. Het Talenttraject is verder uitgebouwd naar alle groepen in het vwo en sinds augustus 2014 draagt de school ook het predicaat Econasium. Ook voor de LOOT-leerlingen ligt de focus op talentontwikkeling. Het visitatierapport met betrekking tot de organisatie en het onderwijs op maat dat deze groep leerlingen vraagt, was positief. Dat is terug te zien in de toename van het aantal leerlingen met een topsportstatus. In 2014 zette de stijgende lijn van het aantal brugklasleerlingen door. Omdat de school de grenzen van de opnamecapaciteit heeft bereikt, werden 60 nieuwe leerlingen uitgeloot. De school kampt al enkele jaren met een tekort aan ruimte en huurt nu twee lokalen bij de buren van het stedelijk VSO.
Roncalli Scholengemeenschap roncalli.mwp.nl rector: Ludo Heesters opleidingen: vwo, havo, mavo locatie: Bergen op Zoom Met een vooruitstrevende onderwijsaanpak stimuleert Roncalli dat haar 1.162 leerlingen, naast het opdoen van de benodigde kennis, ook een persoonlijke ontwikkeling doormaken. Als daltonschool met een eigen-tempo-werkwijze worden leerlingen competenties aangeleerd die mede bepalend zijn voor succes in het vervolgonderwijs en de verdere loopbaan: het geleidelijk omgaan met zelfstandigheid, samenwerken, reflectie, verantwoordelijkheid en effectiviteit. De school verkeert in een fase waarin de kwaliteitszorg in de brede zin van het woord door vele medewerkers wordt opgepakt en geborgd. Met behulp van instrumenten zoals ISO 9001 en School aan Zet ontwikkelt de school zich verder als professionele organisatie. RoncalliExcellent heeft een vervolg gekregen i.s.m. Exentra Antwerpen, expertisecentrum voor hoogbegaafden. In de bovenbouw volgen deze leerlingen een eigen leerroute.
pag. 32 van 183
Het onderzoek naar kwaliteitsverbetering van juni 2014 heeft ertoe geleid dat Roncalli voor alle afdelingen een basisarrangement heeft. Met belanghebbenden is een nieuw Schoolplan 2015-2019 opgezet opdat Roncalli toekomstgericht onderwijs kan geven aan het grootste kapitaal: de leerling. Bij verschillende binnen- en buitenschoolse activiteiten is uitgebreid aandacht voor de protestants-christelijke en katholieke identiteit conform Zingeving en Goed Onderwijs (OMO juni 2013).
Rythovius College www.rythoviuscollege.nl rector: Frans Claassens opleidingen: vwo, havo, mavo locatie: Eersel ’Accent op jouw talent’, dat is waar het Rythovius College voor staat. De school realiseert dat door het aanbieden van talentenstromen voor kunst, sport en science (inclusief het technasiumvak onderzoeken & ontwerpen) in de onderbouw. Ook de gymnasiumafdeling van de school en het aanbod van Anglia zijn mogelijkheden voor leerlingen hun talenten te ontwikkelen. In de bovenbouw is er een breed onderwijsaanbod, dat leerlingen vele mogelijkheden biedt: naast de ’gewone vakken‘ biedt de school vijf kunstvakken als examenvak aan, en zijn er examenmogelijkheden in sport op mavo, havo en vwo en in filosofie op vwo. In 2014 is het nieuwe schoolplan 2014-2018 ’Kiezen voor de toekomst‘ tot stand gekomen. Daarin is onder meer te lezen dat het Rythovius College ook de talenten van de medewerkers wil ontwikkelen: de school is een lerende organisatie. Een mooi voorbeeld daarvan is te vinden in de Leerkringen die van start zijn gegaan: uit veel onderzoek blijkt dat leraren graag met en van elkaar leren. De Leerkringen voorzien in die behoefte: in kleine groepen onder leiding van een expert (bij voorkeur iemand uit de school) wordt in een drietal bijeenkomsten gewerkt aan thema’s die direct met de situatie in de klas te maken hebben. De resultaten van het Rythovius College in 2014 zijn goed.
Scholengroep Het Plein www.sghetplein.nl rector: Corinne Sebregts (sinds 1 september 2013; daarvoor Frans Bakermans) opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo en praktijkonderwijs locaties: Sint-Joriscollege, Eindhoven Aloysius/De Roosten, Eindhoven Antoon Schellenscollege, Eindhoven Vakcollege, Eindhoven Praktijkschool Eindhoven Pleinschool Helder, Eindhoven
pag. 33 van 183
De vestigingen werken vanuit een gezamenlijke missie, maar profileren zich afzonderlijk van elkaar. Elke school heeft een eigen identiteit en is apart gehuisvest. Het onderwijs- en begeleidingsaanbod is dusdanig op elkaar afgestemd dat er nagenoeg een dekkend onderwijsaanbod ontstaat van praktijkonderwijs tot gymnasium. Scholengroep Het Plein geeft onderwijs aan ongeveer 2800 leerlingen. In 2014 is met alle directieleden van Scholengroep Het Plein besproken welke vorm van besturing door de kerndirectie past bij de taken die de vestigingen moeten uitvoeren. De gesprekken binnen de directie van Scholengroep Het Plein hebben geleid tot de formulering van een besturingsfilosofie waarbij de kerndirectie de schoolleiding van iedere vestiging coacht, ondersteunt en begeleidt. De kerndirectie is echter eindverantwoordelijk voor de vestigingen en spreekt daarom met iedere schoolleiding af welke resultaten per kalenderjaar bereikt moeten worden. Jaarlijks voert de kerndirectie met de directeur van een vestiging een managementgesprek over het al dan niet bereiken van de afgesproken resultaten. Om de vestigingen te ondersteunen bij allerlei aspecten van de bedrijfsvoering van de vestiging heeft Scholengroep Het Plein stafdiensten, die worden aangestuurd door een hoofd van dienst. De directeur Beheer en Organisatie stuurt de stafdiensten via de hoofden van dienst aan. De rector werkt daarnaast met de directeuren van de vestigingen aan schooloverstijgende thema’s, zoals in-, door- en uitstroom, gesprekkencyclus, de academische opleidingsschool, arrangementen, PR en communicatie, deskundigheidsbevordering in het kader van passend onderwijs en onderwijskundig gebruik van ICT. De directeur Beheer en Organisatie werkt met een vestigingsdirecteur de formeel juridische kaders voor arrangementen uit. De besturingsfilosofie van Scholengroep Het Plein betekent dat ook het Sint-Joriscollege een eigen directeur nodig heeft. In november 2014 is daarom Peter van den Eijnde benoemd als directeur van het Sint-Joriscollege. Sint-Joriscollege Het Sint-Joriscollege is een school voor vwo (gymnasium en atheneum), havo en mavo. De school biedt het project Kunst & Cultuur aan, heeft een bètaprogramma en voor leerlingen met een brede belangstelling voor sport zijn er de sportklassen. Daarnaast is ’t Joris een Topsport Talentschool (LOOT) met een daaraan verbonden CTO-afdeling (Centrum voor topsport en onderwijs) en de enige gecertificeerde Cultuurprofielschool in de regio Eindhoven. De school telt circa 1460 leerlingen. Het Sint-Joriscollege is een relatief grote school maar heeft het onderwijs kleinschalig georganiseerd in vijf teams. De school kenmerkt zich door een open karakter, waarbij iedere leerling zich gekend en herkend voelt. De school zorgt ervoor dat elke leerling bij het verlaten van de school zelfbewust en goed toegerust de vervolgstappen kan nemen die bij hem/haar passen. En dat elke leerling de ontwikkelde kennis en vaardigheden effectief kan inzetten in de maatschappij. De onderwijsresultaten zijn op alle drie de afdelingen voldoende, maar het streven is om deze verder te verbeteren. In het kalenderjaar 2014 werd het verbetertraject verder vormgegeven. Communicatie over goed onderwijs staat daarbij centraal, met aandacht voor alle betrokkenen: leerlingen, ouders, docenten en alle andere medewerkers. In 2014 heeft de school een overeenkomst voor deelname aan het Econasiumprogramma ondertekend: een programma voor vwo-leerlingen met wiskundig inzicht en interesse in economische
pag. 34 van 183
onderwerpen. Het Econasiumpogramma start in januari 2015. Verder is de directiestructuur gewijzigd en is Peter van den Eijnde per 1 februari 2015 benoemd als vestigingsdirecteur. Aloysius/De Roosten Aloysius/De Roosten is een school voor mavo met een determinatieperiode in de onderbouw. Dit betekent dat leerlingen met een vmbo-k/g/t advies na overleg met de basisschool de mogelijkheid krijgen in twee leerjaren door te groeien naar de mavo. Daarnaast is Aloysius/De Roosten een Topsport Talentschool (LOOT) met een daaraan verbonden CTO-afdeling (Centrum voor Topsport en Onderwijs). De school telt circa 350 leerlingen. Aloysius/De Roosten biedt haar leerlingen een veilige geborgen omgeving waar docenten en leerlingen elkaar kennen. De school heeft haar onderwijs kleinschalig georganiseerd en de communicatielijnen met leerlingen en ouders zijn kort. Aloysius/De Roosten: ‘Focus op jou’. In 2014 heeft Aloysius/De Roosten met alle medewerkers van de school de koers en het concept van de nieuwbouw bepaald. Inmiddels is het docententeam vol enthousiasme aan de slag om het onderwijsconcept te vertalen naar de praktijk. Er vinden pilots in de school plaats. Deze pilots zorgen voor informatie met betrekking tot de succesfactoren en eventuele afbreukrisico’s. Op basis van deze gegevens worden de plannen aangepast. Elke maand informeren medewerkers elkaar over de ontwikkelingen en wordt weer een nieuw onderwerp bij de kop gepakt. Medewerkers kunnen zich profileren en werken met veel plezier en spirit aan deze mooie uitdaging. Vanzelfsprekend zijn ook de ouders en leerlingen betrokken bij deze ontwikkelingen. Inmiddels heeft de school zich verbonden aan diverse projecten zoals M-tech, Focus op passie en techniek en de Teacher Academy. De school vindt hierdoor aansluiting bij de regionale en landelijke ontwikkelingen. Aloysius/De Roosten blijft een kleinschalige warme school waar aandacht voor elkaar heel belangrijk is en blijft. Goede resultaten, modern onderwijs in een omgeving waarin je mag groeien, waarin je je veilig voelt en waarin je jezelf mag zijn. Antoon Schellenscollege Het Antoon Schellenscollege is een vmbo-onderbouwschool voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. Een voorziening die prima past bij de ontwikkelingen van passend onderwijs. Daarnaast is de school een Topsport Talentschool (LOOT) met een daaraan verbonden CTO afdeling (Centrum voor Topsport en Onderwijs) De school telt circa 250 leerlingen. Het Antoon Schellenscollege biedt een kleinschalige, veilige, gestructureerde en betrokken leeromgeving aan leerlingen die (nog even) extra ondersteuning nodig hebben op het gebied van leren en/of persoonlijke ontwikkeling. Veel leerlingen hebben een lwoo-indicatie. De school biedt zorg op maat aan op didactisch en sociaal-emotioneel gebied zodat iedere leerling zich optimaal kan ontplooien en na twee jaar een verantwoorde overstap kan maken naar een bovenbouwtraject dat bij hem of haar past. Afgelopen jaar heeft in het teken gestaan van de ontwikkelingen rondom passend onderwijs. De ondersteuning die het Antoon Schellenscollege biedt is in kaart gebracht voor het samenwerkingsverband Eindhoven/Kempen. Inhoudelijk ligt de focus op de training van executieve functies, het differentiëren door gepersonaliseerd leren en de vaardigheidsontwikkeling taal en rekenen met het oog op de referentieniveaus. De komende jaren wordt dit verder ontwikkeld.
pag. 35 van 183
De school is trots op de talentklas tekenen: een nieuw initiatief waarbij leerlingen buiten de lestijden om hun talent voor tekenen (verder) kunnen ontwikkelen. De 1e prijs in de Dutch Design Week voor een ontwerp bevestigt dat onze leerlingen over veel talent beschikken. Vakcollege Eindhoven Vakcollege Eindhoven is een school voor vmbo met basis- en kaderberoepsgerichte vakroutes, te weten de vakmanschapsroute ‘Techniek & Vakmanschap’ en ‘Mens & Dienstverlening’. Vakcollege Eindhoven maakt deel uit van de landelijke organisatie voor vakcolleges. De school heeft een samenwerkingsverband met het Summa College (mbo) en bedrijven en instellingen uit de regio. Daarnaast is de school een Topsport Talentschool (LOOT) met een daaraan verbonden CTO-afdeling (Centrum voor Topsport en Onderwijs). Vakcollege Eindhoven telt circa 270 leerlingen. Vakcollege Eindhoven zorgt dat de leerlingen direct vanaf de start in het eerste leerjaar van het onderwijs op weg gaan naar een vmbo- én mbo-diploma. Dit is mogelijk door de intensieve samenwerking met het Summa College en met regionale bedrijven en instellingen. Daarnaast is er aandacht voor de begeleiding van elke individuele leerling op basis van zijn/haar interesses en kwaliteiten. Voor de leerlingen betekent het onderwijs binnen Vakcollege Eindhoven dat ze zich ontwikkelen tot vakman of vakvrouw en een diploma behalen waarmee ze aan het werk kunnen. Voor bedrijven en instellingen betekent het dat ze kunnen rekenen op geschoolde vakmensen met een opleiding die is afgestemd op hun dagelijkse praktijk. Het jaar 2014 stond in het teken van het opstarten van vakscholen per uitstroomprofiel. Voor de vakschool Zorg en Welzijn heeft dit geresulteerd in het, samen met Summa College en de regionale instellingen, uitschrijven van het curriculum van het eerste leerjaar tot en met het vierde leerjaar. Voor de vakschool Produceren, instaleren en energie heeft een eerste oriënterend gesprek plaats gevonden, zodat we binnenkort ook deze vakschool tot stand kunnen brengen. Praktijkschool Eindhoven Praktijkschool Eindhoven is een school voor praktijkonderwijs met circa 295 leerlingen. Daarnaast is de school een Topsport Talentschool (LOOT) met een daaraan verbonden CTOafdeling (Centrum voor Topsport en Onderwijs). In een kleinschalige, betrokken en veilige omgeving stimuleert Praktijkschool Eindhoven haar leerlingen tot zelfwerkzaamheid, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Het praktijkonderwijs bereidt leerlingen voor op een zinvolle plaats in de samenleving. Een ander belangrijk doel van het praktijkonderwijs is de begeleiding naar werk op de regionale arbeidsmarkt. Vanuit haar wettelijke functie is het praktijkonderwijs eindonderwijs. Uitgangspunt is dat leerlingen competenties ontwikkelen die ze nodig hebben om zelfstandig te kunnen werken en functioneren in de maatschappij. Na het praktijkonderwijs gaan leerlingen direct werken op arbeidsmarkt. Praktijkschool Eindhoven begeleidt naar werk in al zijn facetten: met of zonder begeleiding en/of subsidie. Sommige leerlingen stromen door naar een vervolgopleiding. De docenten van Praktijkschool Eindhoven ondersteunen en begeleiden in de keuze voor werk en/of vervolgopleiding. In 2014 is het aantal leerlingen licht gedaald tot onder de 300. De school heeft na het inspectiebezoek het basisarrangement ontvangen. De uitstroomcijfers zijn blijvend aan de norm: 75% van de leerlingen die in 2011-2012 zijn uitgestroomd heeft twee jaar na schoolverlaten nog steeds werk. Van de leerlingen die in 2014 de school hebben verlaten is dit 90%. Er zijn veranderingen ingezet in de organisatie van de school en er is een nieuw
pag. 36 van 183
schoolplan gemaakt voor de periode 2015-2019 met als titel: Werken aan mogelijkheden. Focus voor de komende jaren is het afstemmen van het onderwijsprogramma op vervolgopleidingen, rekening houdend met veranderende wet- en regelgeving. Pleinschool Helder Pleinschool Helder is een kleinschalige, reguliere havo/vwo-school die zich specifiek richt op leerlingen met een vorm van autisme en/of AD(H)D. Respect voor anderen, open communicatie, structuur en duidelijkheid staan voorop, teneinde de leerlingen zo goed mogelijk om te leren gaan met hun mogelijkheden en beperkingen. Daarbij ligt de nadruk op wat ze wél kunnen. De schoolt wil op deze manier bijdragen aan de vorming van leerlingen tot jongvolwassenen die in staat zijn een studie aan hbo of universiteit te volgen. Daarnaast is de school een Topsport Talentschool (LOOT) met een daaraan verbonden CTO-afdeling (Centrum voor Topsport en Onderwijs). Pleinschool Helder telt circa 130 leerlingen. In 2014 was het slagingspercentage 100%. De succesvolle uitstroom van leerlingen naar een reguliere vervolgopleiding bevestigt dat Helder toegevoegde waarde heeft als onderwijsvorm voor de regio Eindhoven. Onderwijs maak je samen: het team, ouders en leerlingen hebben aangegeven tevreden te zijn over hoe onderwijs wordt vormgegeven. Deze motivator neemt de school mee in het realiseren van passend onderwijs.
Scholengemeenschap Were Di www.weredi.nl rector: Cees Streng opleidingen: vwo, havo, vmbo locatie: Valkenswaard Scholengemeenschap Were Di is een bruisende en vooruitstrevende school met inspirerend onderwijs. Door goed onderwijs en goede leerlingenbegeleiding worden de leerlingen in een plezierige en betekenisvolle omgeving op maat voorbereid op examen, vervolgonderwijs, beroep en rol in de samenleving. Goed onderwijs en leerlingenbegeleiding Were Di scoorde weer goed in de diverse landelijke rapportages inzake onderwijsresultaten. De school had uitstekende examenresultaten en de leerlingen doen het prima in het vervolgonderwijs. Ondanks een landelijke tendens tot terugloop van leerlingenaantallen behaalde Were Di bij de meest recente aanmeldingen een stijging van zo’n 90 leerlingen. Inspirerend Scholengemeenschap Were Di heeft een groot aanbod op het gebied van buitenschools leren, zoals excursies, internationale uitwisselingen en culturele activiteiten. Enkele voorbeelden daarvan zijn de jaarlijkse vijf-landen-ontmoeting, de tweejaarlijkse musical, het jaarlijks songfestival, het jaarlijks toneel en reizen naar bijvoorbeeld Londen, Berlijn en Florence. Belangrijke maatschappelijke thema’s worden geïntegreerd in het onderwijsprogramma. Door de inrichting van onze gebouwen, met afwisselend leslokalen en pleinen, is er sprake van divers leren. Bruisend Na de lessen is er voor de liefhebbers wekelijks een uitgebreid aanbod aan sport- en cultuuractiviteiten. Er is een feestcommissie, bestaande uit leerlingen uit alle afdelingen en
pag. 37 van 183
leerjaren. Tevens is er dit jaar een leerlingenraad opgericht die meepraat over belangrijke onderwerpen. Vooruitstrevend Were Di beschikt over een draadloos netwerk waarmee ICT kan worden ingezet zonder tijdof plaatsgebonden te zijn. Een groot gedeelte van de leerlingen heeft al, ter optimalisering van het onderwijsproces, altijd een laptop bij zich.
Sint-Janslyceum www.sjl.nl rector: Roel Scheepens opleidingen: vwo, havo, mavo locatie: ’s-Hertogenbosch Het Sint-Janslyceum bestaat bijna 100 jaar en heeft een zeer rijke traditie en een stevig fundament in de regio. De school bereidt de leerlingen voor op hun toekomst door hen een positieve en veilige leeromgeving te bieden. De school biedt jaarlijks plaats aan 400 nieuwe brugklassers. In 2014 waren er 408 aanmeldingen voor de brugklas die allen konden worden toegelaten. Doordat er uiteindelijk leerlingen overbleven die nog geen school hadden is het aantal plaatsen alsnog opgehoogd tot 425 (162 mavo/havo, 172 havo/vwo, 91 atheneum/gymnasium). De examenresultaten in 2014 op mavo en vwo waren goed en op havo nog onder het landelijk gemiddelde maar wel weer in stijgende lijn. Financieel zijn de doelstellingen gehaald; het exploitatieresultaat over 2014 komt uit volgens de begroting. De ambitie van het Sint-Janslyceum is om in 2016 toe te treden tot de vereniging van begaafdheidsprofielscholen. Daartoe volgen docenten scholing en is op sommige jaarlagen gestart met speciale plus-lessen. Nieuw beleid: om vanuit 3-havo / 3-vwo een profiel te mogen kiezen voor de vierde klas moet een leerling vanaf schooljaar 2014-2015 21 punten halen in drie aangewezen profielvakken. Lukt dit niet, maar is de leerling wel over, dan bepaalt uiteindelijk de vergadering welk profiel of welke profielen worden toegestaan. Docenten zijn gevraagd om leerlingen te helpen deze 21 punten te halen. In 2014 waren er weer studiereizen naar tien bestemmingen, het Artistiek Festival en de musical A Christmas Carol, die in de media veel lof heeft geoogst. Ook de negende Dag van Respect in november 2014 was een hoogtepunt; die dag bracht meer dan 40 gastsprekers de school in. In augustus 2014 is een nieuwe cateraar gestart met de afspraak om tenminste 75% gezonde producten aan te bieden. De omzet in de kantine is hierdoor merkbaar gestegen. De MR heeft ingestemd met het afschaffen van de nog bestaande rokersruimte voor het personeel vanaf mei 2015 en ook het schoolplein wordt vanaf mei 2015 rookvrij. De school is sinds 2014 partner in de academische opleidingsschool Den Bosch (AOSDB). In oktober 2014 trad de school officieel toe tot de groep van Econasium-scholen. Een eerste cohort van 17 leerlingen in 4-vwo is van start gegaan.
pag. 38 van 183
In november 2014 werd het hoogste punt van de nieuwbouw bereikt en de oplevering wordt in mei 2015 verwacht. Op dat moment zullen ook leerlingenkantine en de personeelsruimte zijn uitgebreid en opnieuw zijn ingericht.
Sondervick College www.sondervick.nl rector: Nol van Beurden opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo locatie: Veldhoven Het Sondervick College groeide in 2014 verder door. De resultaten bleven goed over de hele linie. De ambities van de school rond techniek, bèta en internationalisering zijn onverminderd. De verankering daarvan in het contact met de regionale partners wordt steeds sterker. Vooral met de TU Eindhoven en ASML werd intensief samengewerkt. Ook met het primair onderwijs wordt samengewerkt rondom onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen en tweetalig onderwijs. De school zet in op het handhaven van een breed ondersteuningsprofiel bij passend onderwijs en participeert actief in de voorbereiding daarvan op alle niveaus. Er wordt onderzocht of intensieve samenwerking met een school voor speciaal onderwijs op de campus mogelijk is. Op het gebied van ICT in het onderwijs wordt een versnelling gerealiseerd. In 2014 is gestart met een pilot rond laptopklassen. De volgende stap is invoering van laptops in alle brugklassen per augustus 2015. Internationalisering kreeg een nieuwe impuls door een reis naar Polen (met vmbo) en Oeganda en voorbereidingen voor uitwisselingen met Indonesië en India. Op China en de VS wordt georiënteerd. Azië en de VS zijn in beeld vanwege de techniek-bèta specialisatie. Twee belangrijke thema’s zijn in onderzoek genomen: de invoering van een designklas in vmbo en een project om het onderwijs anders te organiseren, zodanig dat extra ondersteuning en verdieping kunnen plaatsvinden binnen de reguliere onderwijstijd. Er werd gestart met een nieuwe academische opleidingsschool in de regio ZO; het Sondervick College neemt daaraan deel. De dynamiek in de teams zet door. Een veelheid aan initiatieven komt los, variërend van modellen voor het meten en verbeteren van leerprocessen tot uitwisseling van good practices en wederzijds lesbezoek. De school werkt mee aan ‘School aan Zet’ en maakt voor de ontwikkeling van het management onder meer gebruik van het competentieprofiel schoolleiders. De school neemt deel aan een pilot rond collegiale visitatie. Er werd in 2014 een tweede stap gezet in het beter begeleiden van nieuwe docenten. Een modernisering van de gesprekscylcus (met personeel) werd besproken met de MR. Op het gebied van de communicatie werd een traject ingezet met een extern adviesbureau om de verschillende opleidingen duidelijker te positioneren in Veldhoven en omgeving.
pag. 39 van 183
Theresialyceum www.theresialyceum.nl rector: Tomas Oudejans opleidingen: vwo, havo locatie: Theresialyceum, Tilburg Frater van Gemertschool, Tilburg Theresialyceum Het jaar 2014 werd vooral gekenmerkt door het plotseling overlijden van twee collega’s en het verongelukken van een leerlinge uit klas 2. De school heeft dit jaar drie intensieve rouwperiodes gekend en er waren indrukwekkende herdenkingsbijeenkomsten waar docenten en leerlingen elkaar gesteund hebben. Een lichtpuntje was de saamhorigheid die hierbij werd getoond. Er was ook goed nieuws, bijvoorbeeld de examenresultaten: op de havo is 90% geslaagd en op het vwo 99%. De ambitie van de school om bovengemiddelde resultaten te leveren is daarmee waargemaakt. Het fundament hiervoor wordt gelegd in de driejarige brugperiode. Financieel is er met de NOA-gelden ruimte gekomen om nog meer in het onderwijs te investeren. De extra middelen zijn ingezet om de klassen te verkleinen (maximaal dertig leerlingen) en de lessentabel voor de meeste vakken te verhogen. Met het programma Havouniek streeft de school naar extra elan voor de havo-opleiding. Dat gebeurt met Samenwerken, Activeren en Motiveren (SAM), maar ook door de verbinding met het vwo te zoeken. Het traditionele onderwijsconcept van de school is constant in beweging, maar het gebouw is wel wat achtergebleven. De voorbereidingen voor een ingrijpende renovatie zijn in volle gang. De lokalen worden vergroot, er komt luchtverversing en het gebouw wordt duurzaam met een hedendaagse uitstraling. Het gehele schooljaar 2015-2016 zal er gebouwd worden. Bijzonder is dat de school met 2College Jozefmavo nieuwe buren gaat krijgen. Frater van Gemert Het jaar 2014 is in vele opzichten succesvol geweest voor de locatie Frater van Gemert, nevenvestiging van het Theresialyceum. Een belangrijke stap in de positionering van de school is het opnemen van onderwijs aan leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum (ASS-VO leerlingen) in het Ondersteuningsplan 2014-2018 van het portfolio van het samenwerkingsverband passend onderwijs. Tevens is een vermelding opgenomen in het Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen, waarin de nevenvestiging als ‘tussenvoorziening’ tussen het regulier- en speciaal onderwijs wordt genoemd. Ook de bijbehorende werkwijze voor aanmelding via de TAC (Toelatings- en Advies Commissie) is opgenomen. Daarmee is het onderwijs voor deze doelgroep op toekomstbestendige wijze geregeld. De opbrengsten van de havo-opleiding, gebaseerd op resultaten van de jaren 2011 t/m 2013, zijn op alle onderdelen voldoende. De havisten van deze school scoren gemiddeld genomen structureel hoger op het Centraal Examen dan op het School Examen. De interne audit die is uitgevoerd voor de gehele school, waar de nevenvestiging onderdeel van uitmaakt, is met een ‘goed’ gewaardeerd op de onderdelen: ondersteunend schoolklimaat die stimulerend en ambitieus is en gericht op brede vorming; (vak)didactisch handelen van leraren stelt leerlingen in staat tot leren en ontwikkeling; de leraren stemmen hun didactisch handelen af op verschillen tussen leerlingen; de leraren benutten de professionele ruimte voor goed onderwijs.
pag. 40 van 183
Aandachtspunten voor 2015 zijn de opbrengsten op het gebied van de (examen-)cijfers van de leerlingen en het ontwikkelen van sociale competenties (o.a. maatschappelijke- en burgerschapscompetenties). Deze worden opgenomen in de kwaliteitscyclus van de school. Verder verdient de aansluiting van toetsing en afsluiting tussen onderbouw en bovenbouw aandacht. Ook zal de ‘docentscan’ ingevoerd worden als instrument waarmee leerlingen feedback kunnen geven aan docenten ten behoeve van kwaliteitsverbetering van het aangeboden onderwijs.
Van Maerlant www.vanmaerlant.nl directeur: Edward de Gier opleiding: mavo, vmbo locatie: ’s-Hertogenbosch Van Maerlant vmbo/mavo in Den Bosch is in 2014 gestart op een andere locatie. Van twee dislocaties (Bilderdijkstraat voor onderbouw en Van Maerlantstraat voor bovenbouw) naar één locatie aan de onderwijsboulevard, waar voorheen het Duhamel College gehuisvest was. Van Maerlant is nu nog een locatie voor een kleine 500 leerlingen voor de basis, kader en gemengd/theoretische leerweg (gt). Vanaf schooljaar 2015/2016 richt Van Maerlant zich op kader en gt. Hierdoor zal de basisberoepsgerichte leerweg op deze locatie niet meer mogelijk zijn. De school is trots op het media(leer)park. Van Maerlant beschikt over een eigen TV-studio en regiewagen waarmee leerlingen in samenwerking met de Bossche omroep uitzendingen en opnames kunnen maken. Ook heeft de school flink ingezet op multimedia in de school wat geresulteerd heeft in: Uitgebreide inzet van smartborden in alle lessen door alle onderwijsgevenden Inzet van Bring Your Own Device (BYOD) Het verzorgen van webinars voor personeel, ouders, leerlingen of, op verzoek, van derden Contact leggen met andere scholen/klassen via webcams en smartborden. De school is trots op de nieuwe veilige open leeromgeving waar de contacten tussen leerling, docenten en directie laagdrempelig en persoonlijk zijn.
Van Maerlantlyceum www.vanmaerlantlyceum.nl rector: Liz Chermin opleidingen: vwo, havo locatie: Eindhoven Schoolontwikkeling en onderzoek waren in 2014 de belangrijkste thema’s voor het Van Maerlantlyceum. De invoering van de vakken art & technology en kritisch denken zijn daar een voorbeeld van. Binnen deze vakken wordt op geheel verschillende wijze gewerkt aan de onderzoekende houding van de leerling. Bij kritisch denken wordt aandacht besteed aan de
pag. 41 van 183
werking van het brein en de effecten daarvan op het leren. Thema’s als analyseren, argumenteren en redeneren komen aan de orde. Bij het vak art & technology leren de leerlingen dat creativiteit ook hard werken is. Het creatieve proces staat centraal. Passend bij deze beweging is de ontwikkeling van de school tot academische opleidingsschool. Deze ontwikkeling heeft niet alleen betrekking op het opleiden van toekomstige collega’s maar wordt gezien als een vliegwiel voor professionalisering en schoolontwikkeling. Binnen het kader van de academische opleidingsschool onderzoekt de school de ambities voor het onderwijs van de toekomst. Centraal staat hierbij niet alleen de vraag waarom het Van Maerlantlyceum nu een goede school is, maar vooral ook hoe de school ook voor de toekomstige leerlingen een goede school blijft die aansluit bij de ontwikkelingen in de wereld om ons heen.
Varendonck-College www.varendonck.nl rector: Irma van Nieuwenhuijsen opleidingen: vwo, havo, vmbo, praktijkonderwijs locaties: Asten Someren Op de valreep van het kalenderjaar 2014 heeft het Varendonck-College zijn nieuwe kernboodschap gepresenteerd. Optimisme, verantwoordelijkheid, veiligheid zijn sleutelwoorden. We werken iedere dag aan de individuele leerroutes van onze leerlingen en hebben voor elk talent een passende plek. In deze boodschap zit ook de ambitie: individuele leerroutes. In 2014 is op strategisch niveau gestart met plannen voor het Varendonck-College in 2020. Tegelijkertijd wordt hier ook in de klas aan gewerkt: er is begonnen met schoolbrede projecten die naar hetzelfde doel moeten leiden: maatwerk voor elke leerling. Zo is er een beweging van boven naar beneden, maar ook vice versa. Het Varendonck-College is in 2014 gestart met de academische opleidingsschool. Met de academische opleidingsschool draagt de school bij aan een betere opleiding voor docenten van de toekomst en wordt gewerkt aan onderzoek in de school dat het onderwijs ten goede komt. In 2014 is een meerjarig onderzoek gestart naar de effecten van tweetalig onderwijs op de school. De Onderwijsinspectie heeft de school tweemaal bezocht in 2014: de vwo-afdeling en het praktijkonderwijs zijn beide positief beoordeeld. De examenresultaten waren ook in 2014 goed: 96% van alle leerlingen heeft de school met een diploma verlaten.
pag. 42 van 183
Zwijsen College www.zwijsencollege.nl rector: Anita O'Connor opleidingen: vwo, havo locatie: Veghel Het afgelopen jaar heeft het Zwijsen College haar onderwijsconcept uitvoerig geëvalueerd. Er is uitgebreid gesproken met ouders, leerlingen en collega’s en dat heeft geleid tot een aantal organisatorische en pedagogisch-didactische aanpassingen. Gezamenlijk doel was de school kleiner te laten voelen. Door leraren meer verantwoordelijkheden te geven en de schoolleiding deze te laten monitoren wordt meer eigenaarschap gecreëerd. Er is gestart met kleine, zelfverantwoordelijke teams van leraren. Ieder team wordt geleid door een teamleider die zowel zijn teamleden als de bijbehorende leerlingen aanstuurt. Op deze manier zijn de lijntjes kort en voelt iedere leerling en medewerker zich gekend. Naast de teamleider zijn er verschillende verantwoordelijkheden binnen een team belegd: zo is er een zorgcoach, lerarencoach en coördinator om de teamleden te ondersteunen en verder tot ontwikkeling te brengen. Tijdens de tweewekelijkse teamvergaderingen wordt volop gesproken over de leerlingen die onder de hoede van het team vallen. Naast de teams zijn de vakgroepen enorm belangrijk. Professionele vakgroepvoorzitters hebben een belangrijke rol te vervullen in het ontwikkelen van een kwalitatief sterke vakgroep. Daarom zijn deze voorzitters intensief geschoold en met zorg benoemd. Op deze wijze heeft het Zwijsen College aandacht voor zowel de pedagogisch-didactische als de vakdidactische zorg die leerlingen nodig hebben om het beste uit zichzelf te halen.
pag. 43 van 183
Deel B: Bestuursverslag
pag. 44 van 183
1.
Ons Onderwijs
1.1.
Leerlingen
1.1.1.
Onderwijs in kerncijfers
100,0%
86,0%
92,2% 91,4% 92,8% 91,8%
88,5% 88,0% 89,3% 87,9%
88,0%
92,6% 91,9% 91,1% 89,8%
97,2%
90,0%
93,2% 91,4% 94,5% 93,4%
92,0%
95,0%
95,4%
94,0%
93,1%
96,0%
96,4% 96,8% 96,9% 96,9%
98,0%
vwo
Totaal
84,0% vmbo-b
vmbo-k
vmbo-g/t
havo
Slaagpercentage '12-'13 OMO
Slaagpercentage '12-'13 landelijk
Slaagpercentage '13-'14 OMO
Slaagpercentage '13-'14 landelijk
Grafiek 1.Slaagpercentages OMO scholen Bovenstaande grafiek geeft de slaagpercentages 2014 weer. Het gemiddelde slaagpercentage van alle OMO-scholen samen is in 2014 gestegen ten opzichte van 2013 met 0,6 procentpunt. Uit analyse van de resultaten per schoolsoort blijkt bovendien dat alle OMO-opleidingen op of boven het landelijk gemiddelde scoren. Het landelijk gemiddelde slaagpercentage is met 0,4 procentpunt gestegen ten opzichte van 2013. Het percentage geslaagden op het vwo laat een daling zien van 1,5 procentpunt. Ook landelijk is het vwo slaagpercentage met 2,1 procentpunt gedaald, zo blijkt uit de Examenmonitor VO 2014. In bijlage 6 zijn de slaagpercentages van alle scholen en opleidingen weergegeven. 1.1.2.
Lesuitval
Scholen beslissen zelf hoe zij de onderwijstijd invullen. Voor de schooljaren 2013/2014 en 2014/2015 is in het Sectorakkoord VO de norm van 1.000 klokuren per leerjaar afgesproken. In het examenjaar dienen leerlingen minimaal 700 klokuren les aangeboden te krijgen. In elk schooljaar mag 60 uur aan maatwerkactiviteiten meetellen als onderwijstijd. Onze scholen leggen verantwoording af over de gerealiseerde onderwijstijd in Vensters voor Verantwoording. De resultaten per school zijn terug te vinden via www.scholenopdekaart.nl.
pag. 45 van 183
1.1.3.
Voortijdig schoolverlaten (VSV)
Nederland richt zich met het convenant ‘Aanval op Schooluitval 2008-2012’ op het voorkomen van schooluitval. Het kabinet Rutte II heeft zich ten doel gesteld het maximaal aantal nieuwe VSV’ers terug te brengen tot 25.000 in 2016. Nieuwe VSV’ers zijn leerlingen van 12 tot 23 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten gedurende het schooljaar. In het voorjaar van 2013 heeft OCW op regionaal niveau convenanten afgesloten met gemeenten en onderwijsinstellingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Alle OMO-scholen hebben met de ondertekening van een regionaal VSVconvenant aangegeven zich in te zetten voor het terugdringen van schooluitval. Per regio zijn verbetermaatregelen vastgelegd. 1.1.4.
Goed onderwijs bieden
Samen zorgdragen voor kwalitatief hoogwaardig onderwijs is de belangrijkste taak van de vereniging en de scholen. Goed onderwijs staat centraal bij de voorbereiding op een vervolgopleiding en een plaats in de maatschappij. Onderwijsontwikkelingen zoals passend onderwijs, leerlingkrimp en digitalisering hebben onze aandacht. De blijvende professionele ontwikkeling van docenten speelt hierbij een belangrijke rol. De focus hierbij blijft ongewijzigd: de leerling het onderwijs bieden dat hem of haar de beste toekomstkansen biedt. 1.1.5.
Veiligheid op scholen
Het opstellen van een veiligheidsplan voor een school in het voortgezet onderwijs is een wettelijke verplichting. De OMO-veiligheidsmonitor ondersteunt bij het meten van de mate waarin leerlingen en medewerkers zich veilig voelen op school. Met de monitor wordt per locatie de sociale veiligheid gemeten. Het instrument bestaat uit een vragenlijst voor personeel, leerlingen en de veiligheidscoördinator. De OMO-veiligheidsmonitor is een op maat gemaakt instrument voor alle OMO-scholen dat al een aantal jaren in gebruik is. Na het doorvoeren van enkele aanpassingen is in het voorjaar van 2014 is de veiligheidsmonitor bij alle OMO-scholen opnieuw toegepast. De resultaten zijn per locatie in kaart gebracht en resulteren op schoolniveau in een plan van aanpak om de sociale veiligheid te optimaliseren. Het aantal gemelde incidenten in 2014 is afgenomen ten opzichte van de nulmeting in 2008. Zowel leerlingen als medewerkers voelen zich veiliger op en rondom de scholen. Het verbaal pesten van leerlingen en medewerkers komt nog altijd relatief veel voor. Hoewel het slachtofferpercentage is gedaald, heeft deze vorm van pesten een grote impact op leerlingen en medewerkers. Dit blijft een belangrijk punt van aandacht bij het verder optimaliseren van de veiligheid op en rondom de scholen. Ook aan de fysieke veiligheid van leerlingen en medewerkers besteden alle OMO-scholen voortdurend aandacht. Het beschikken over een actuele en getoetste RI&E helpt daarbij en is dan ook een permanente opdracht. In 2014 is onder 22.085 leerlingen en 4.041 medewerkers de OMO-veiligheidsmonitor toegepast. De resultaten van het onderzoek zijn per school en voor de gehele vereniging vergeleken met de resultaten van 2008. Zie daarvoor bijlage 8.
pag. 46 van 183
1.1.6.
Het stimuleren van leerlingen door OMO-prijzen
Ieder jaar reikt een jury prijzen uit om talentvolle leerlingen te stimuleren. Elke school kan voor iedere categorie een werkstuk inzenden. De leerlingen met het beste werkstuk ontvangen een prijs in de vorm van een geldbedrag. Profielwerkstukprijs voor havo- en vwo-leerlingen In 2014 is er een groot aantal profielwerkstukken ingezonden en beoordeeld. De uitreiking van de profielwerkstukprijzen was wederom een succes. Het profielwerkstuk is een werkstuk van eindexamenkandidaten havo of vwo waarin zij verworven kennis, inzicht en vaardigheden van tenminste één vak binnen hun profiel op een hoog niveau toepassen. Daarnaast laat het profielwerkstuk samenhang en integratie van leerstofonderdelen binnen een profiel zien. Iris Begers en Anouk van Stratum van het Varendonck College wonnen in 2014 de profielwerkstukprijs voor de havo met hun werkstuk ‘De invloed van kleuren’. De vwo-prijs ging dit jaar naar Kevin Choi, nu leerling van Pleinschool Helder en voorheen van het Antoon Schellenscollege, voor zijn werkstuk met als titel ‘HiSPARC: Kosmische straling’. Sectorwerkstukprijs en “Trots op…!” voor vmbo en praktijkonderwijs Het sectorwerkstuk is een vakoverstijgend en binnen de sector passend onderdeel van het schoolexamen, waarbij zowel het eindproduct als het proces onderwerp van beoordeling zijn. Hieraan is sinds 2013 een prijs toegevoegd voor leerlingen van vmbo-b/k en het praktijkonderwijs: “Trots op…!”. Belangrijk uitgangspunt voor deze prijs is de ontwikkeling die de leerling(en) heeft (hebben) doorgemaakt. In 2014 was het aantal inzendingen voor beide prijzen te laag om een winnaar te kunnen kiezen. De genomineerde leerlingen ontvingen ter compensatie een geldbedrag en een dagje uit. In 2015 krijgt de prijs voor het meest bijzondere werkstuk uit de opleidingen praktijkonderwijs, vmbo-b en vmbo-k een nieuw jasje én een nieuwe naam: OMOpraktijkwerkstukprijs. De jury reikt deze prijs voortaan uit in april. In de nieuwe opzet vallen er geen drie maar vijf werkstukken in de prijzen. Zo zetten we nog meer leerlingen met hun bijzondere prestatie in het zonnetje. 1.1.7.
Leerlingen voorbereiden op de kosmopolitische samenleving
Zowel deelname aan vervolgonderwijs als het uitoefenen van een beroep vindt in toenemende mate plaats binnen de context van een kosmopolitische samenleving. De scholen binnen de vereniging bereiden leerlingen daar op voor. Dit gebeurt bijvoorbeeld door middel van (inter-)nationale uitwisselingen en deelname aan projecten ter bevordering van maatschappelijke betrokkenheid. Elos Zes OMO-scholen maken deel uit van het Elos-netwerk dat bestaat uit circa 250 scholen in 22 landen. Scholen die Elos aanbieden zorgen voor inbedding van Europese en Internationale Oriëntatie in hun curriculum en geven leerlingen de mogelijkheid twee talen op hoog niveau te leren en zich optimaal voor te bereiden op de internationale samenleving. Eind 2011 heeft Ons Middelbaar Onderwijs voor drie jaar het coördinatorschap van Elos Europa en daarmee het penvoerderschap van het vierde Europese project Elos overgenomen. Dit project is in 2014 afgesloten en heeft geresulteerd in een accreditatiesystematiek voor deelnemende scholen en een breder draagvlak onder internationale beleidsmakers.
pag. 47 van 183
1.1.8.
Passend onderwijs
De scholen binnen een samenwerkingsverband zorgen gezamenlijk voor een aansluitend onderwijsaanbod waarbinnen voor ieder kind een passende plek is. De wijze waarop de ondersteuning voor leerlingen is geregeld, is vastgelegd in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. Het ondersteuningsplan bestaat uit de ondersteuningsprofielen van de verschillende scholen binnen het samenwerkingsverband. Ook staat er in het ondersteuningsplan welk niveau van basisondersteuning de scholen in het samenwerkingsverband ten minste bieden. In het voorjaar van 2014 zijn de ondersteuningsprofielen en -plannen vastgesteld. Per 1 augustus 2014 is passend onderwijs daadwerkelijk in werking getreden. Scholen hebben vanaf deze datum een zorgplicht. Hiermee zijn zij ervoor verantwoordelijk iedere aangemelde leerling een passende onderwijsplek op de eigen of een andere school te bieden. Samenwerkingsverband Helmond-Peelland is in 2013 al gestart met passend onderwijs en loopt daarmee een jaar voor. Dit samenwerkingsverband neemt deel aan een pilot van het ministerie van OCW. De OMO-scholen zijn vertegenwoordigd in tien regionale samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs (zie bijlage 10). Rectoren uit deze tien samenwerkingsverbanden komen eens per kwartaal bijeen voor een afstemmingsoverleg met de raad van bestuur. Zij brengen gevolgen van de nieuwe wetgeving op onderwijskundig, juridisch en administratief vlak gezamenlijk in beeld en delen verschillende beleidsthema’s. 1.1.9.
Vernieuwing vmbo-structuur
De beroepsgerichte programma’s van de vmbo-sectoren techniek, economie en zorg & welzijn worden vereenvoudigd, verduidelijkt en geactualiseerd. Het ministerie van OCW brengt de ongeveer 30 beroepsgerichte examenprogramma’s terug tot een beperkt aantal profielen. De nieuwe programma’s sluiten aan op actuele ontwikkelingen in de (beroeps)werkelijkheid en de vervolgopleidingen in het mbo. Ze houden rekening met leerroutes van leerlingen en ze dragen bij aan een betere organiseerbaarheid van het onderwijs, ook bij dalende leerlingenaantallen. In de nieuwe programmastructuur kiezen vmbo-leerlingen een profiel, bestaande uit vier profieldelen die centraal worden geëxamineerd en vier keuzedelen die met een schoolexamen worden afgesloten. Deze keuzedelen kunnen ook van andere profielen afkomstig zijn. Voor elk profiel komen minimaal vijf keuzedelen beschikbaar. De school bepaalt zelf welke keuzedelen zij aanbiedt en welke keuzemogelijkheden zij de leerlingen biedt. De bedoeling is dat in 2017 de eerste beroepsgerichte vmbo-examens nieuwe stijl worden afgelegd. De invoering van profielen in het vmbo vraagt om aanpassing van de Wet op het Voortgezet onderwijs. Deze wet zal naar verwachting in het voorjaar van 2016 van kracht worden. Op dit moment werken 50 pilotscholen mee aan de vernieuwing van de beroepsgerichte examenprogramma’s vmbo. OMO-scholen 't Ravelijn in Steenbergen en 2College Durendael in Oisterwijk nemen deel aan de pilot. Schoolleiders van andere OMO-scholen zijn tijdens een bijeenkomst in juni 2014 in de gelegenheid gesteld informatie uit te wisselen met de pilotscholen. Binnen het kennisnetwerk ‘vernieuwingen vmbo’ ontmoeten docenten en afdelingsleiders van verschillende scholen elkaar eens per kwartaal om met elkaar kennis te delen ten aanzien van de vormgeving van de nieuwe programma’s.
pag. 48 van 183
1.2.
Identiteit
In het basisdocument, ‘Zingeving en goed onderwijs’ (bijlage 12), wordt de discussie over identiteit van drie basisbegrippen voorzien: goed onderwijs, een goed mens en goed leven. Het document is opgesteld vanuit de wens dat eenieder in het dagelijks leven geïnspireerd raakt door getoond gedrag. Gedrag maakt immers zichtbaar wat de betekenis van identiteit echt is. De vraag is dan ook: hoe kunnen we in de schoolpraktijk in gedrag betekenis geven aan het evangelie? Verbreding en verdieping Naast de lessen voor levensbeschouwing zijn er ook in 2014 weer diverse projecten geweest op de scholen die levensbeschouwelijke doelen nastreven. Die projecten kunnen variëren van deelname aan de Wereld Jongeren Dagen, onderzoek naar gemeenschappelijke waarden in de school tot maatschappelijke projecten die leerlingen bewust maken van verantwoordelijkheid voor de medemens. In overleg met schoolleiders wordt daarnaast doorlopend gezocht naar borging van het thema in de hele school en het hele curriculum. In 2014 stond de vraag centraal wat effectief is als het gaat om de relatie tussen zingeving en onderwijs. Hoe kan een school zingeving en levensbeschouwing als rode draad door het onderwijs laten lopen? Dat kan bijvoorbeeld door betekenisvolle reflectie en gesprekken over gedrag te laten plaatsvinden bij meer dan alleen het vak levensbeschouwing en in alle leerjaren. En door zingeving ook in relatie te brengen met managementvraagstukken zoals krimp, financiën, personeelsbeleid en leiderschap. Identiteit is dan niet meer een pas op de plaats, maar een verandering van de organisatie. Tijdens een brainstorm met een aantal schoolleiders in november 2014 is gesproken over dit vraagstuk. Vanuit de notitie ‘Zingeving en goed onderwijs’ zou de beweging vooral terug te zien moeten zijn in gedragingen van zowel docenten als leerlingen. Docenten moeten daartoe goed ondersteund en toegerust worden. Vanuit de gewenste beweging is vooral relevant wat iemands drijfveren zijn, waarom iemand dit vak heeft gekozen, wat hij/zij de leerlingen wil meegeven en of er plek is voor interactie en verbinding. De vereniging heeft de ambitie om meer te doen dan kennisoverdracht alleen. Ook nadenken over levensvragen en dwarsverbanden hoort bij de vorming en ‘bildung’ van leerlingen in het VO. In 2015 zal deze gedachtegang, en de meerwaarde ervan voor leerlingen en docenten, als vervolgstap op de notitie ‘Zingeving en goed onderwijs’ besproken worden met een divers samengestelde groep docenten vanuit de vereniging.
1.3.
Onderwijsaanbod
1.3.1.
Demografische ontwikkelingen en onderwijsaanbod op fietsafstand
In 2013 is een intern onderzoek verricht naar de demografische ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant. Voor elke school zijn leerlingramingen gemaakt voor de periode tot en met 2025. Uit dit onderzoek blijkt dat het aantal leerlingen binnen het voorgezet onderwijs in Noord-Brabant vanaf 2015 gaat dalen. De verdeling van deze daling is daarbij ongelijk verdeeld binnen de provincie. In 2014 is de ontwikkeling van het leerlingaantal daarom in kaart gebracht per regio waarbinnen leerlingen een bij hen aansluitende onderwijsplek moeten kunnen vinden. In dit onderzoek zijn ook de gegevens van collega-scholen en –besturen meegenomen. Per onderwijsregio is voor elke schoollocatie de ontwikkeling van het aantal leerlingen per
pag. 49 van 183
onderwijstype en leerjaar inzichtelijk gemaakt. Het resultaat geeft inzicht in de ontwikkeling van het toekomstige leerlingaantal voor praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo per schoollocatie. Op basis van het beeld dat per onderwijsregio is verkregen, zijn in eerste instantie zeven onderwijsregio’s geselecteerd voor verdere analyse. De cijfers uit deze nadere analyse vormen een onderlegger bij besprekingen met gemeenten en collegabesturen over het toekomstige onderwijsaanbod, zodat voor elke leerling een gevarieerd aanbod op fietsafstand behouden blijft. 1.3.2.
Herschikking, samenwerking, fusie en overname
’s-Hertogenbosch In 2013 hebben het Hervion College en het Duhamel College de krachten gebundeld en zijn samen gegaan in de Bossche Vakschool. In 2014 zijn beide scholen in één gebouw gaan samenwerken. In de onderbouw kunnen leerlingen zich breed oriënteren en in de bovenbouw is er keuze uit verschillende beroepsrichtingen met praktijkgerichte leeromgevingen. Eindhoven Om het onderwijsaanbod in de toekomst te garanderen in het noordelijke gedeelte van Eindhoven is besloten het Lyceum Bisschop Bekkers samen te laten gaan met het Christiaan Huygens College. Het besluit tot fusie is voorgelegd aan de betrokken medezeggenschapsraden en raden van toezicht. Een fusie-effectrapportage is eind 2013 opgesteld, waarna in het voorjaar van 2014 de minister toestemming heeft gegeven voor de fusie. De bestuursoverdracht heeft plaatsgevonden met ingang van het schooljaar 20142015. Helmond Het Vakcollege Helmond, onderdeel van Scholengroep Helmond, werkt momenteel samen met Praktijkschool Helmond. In het verslagjaar is bezien hoe deze samenwerking kan worden geïntensiveerd om het onderwijsaanbod, voor leerlingen met deze specifieke zorgbehoeften, te kunnen blijven garanderen. Daarbij zijn ook eerste mogelijkheden verkend voor een overname van Praktijkschool Helmond. In de loop van 2015 zal dit verder worden vormgegeven.
1.4.
Kwaliteitszorg
1.4.1.
Toezichtarrangementen
De Inspectie van het Onderwijs bezoekt elke opleiding van elke school ten minste eens per vier jaar voor het vaststellen van een toezichtarrangement. Opleidingen ontvangen een basisarrangement als de inspectie geen aanwijzingen heeft voor belangrijke tekortkomingen in de kwaliteit van het onderwijs en/of de naleving van de wet- en regelgeving. Opleidingen waarbij wel sprake is van tekortkomingen, ontvangen een aangepast arrangement met bijbehorend predicaat ‘zwak’ of ‘zeer zwak’ en vallen onder verscherpt toezicht van de inspectie. De schoolleiding start in deze gevallen een verbetertraject om de onvoldoende onderwijsindicatoren op korte termijn weer op voldoende niveau te krijgen. De raad van bestuur is hierbij nauw betrokken.
pag. 50 van 183
Het volgende overzicht geeft het aantal toezichtarrangementen weer die gelden op 31 december 2014: VMBO- VMBO- VMBOPro B K (G)T Havo Vwo Totaal Basis 6 26 26 Zwak 0 1 1 Zeer Zwak 0 0 0 N.v.t. 0 0 0 Totaal 6 27 27 Tabel 1a: Overzicht toezichtarrangementen per 31 Stand van zaken op 31 december 2013: VMBO- VMBOPro B K
49 33 0 0 0 0 2 1 51 34 december 2014
VMBO(G)T
Basis 6 24 25 Zwak 0 3 2 Zeer Zwak 0 0 0 Totaal 6 27 27 Tabel 1b: Overzicht toezichtarrangementen per 31
Havo
47 33 4 1 0 0 51 34 december 2013
32 0 1 1 34
172 2 1 4 179
Vwo
Totaal
30 3 1 34
159 13 1 179
In 2014 zijn door de inspectie 179 opleidingen van Ons Middelbaar Onderwijs beoordeeld. Drie opleidingen ontvingen een aangepast arrangement kwaliteit (in 2013 waren dit er veertien). Daarmee zet de vorig jaar ingezette afname van het aantal zwakke en zeer zwakke opleidingen door. De verduurzaming van kwaliteitszorg op schoolniveau draagt hieraan bij. Voor een viertal opleidingen (vmbo-g/t van Antoon Schellens en vmbo-g/t, havo en vwo van Pleinschool Helder) is door de inspectie geen oordeel afgegeven (n.v.t.). Dit had verschillende oorzaken: De leerlingenpopulatie week teveel af van die van reguliere vestigingen om een vergelijking te kunnen maken; Het betrof een kleine vestiging binnen een grotere school die voor de opbrengstenkaart is samengevoegd met een andere vestiging; De betreffende schoolsoort werd op de vestiging in onder- en/of bovenbouw niet aangeboden of er zijn te weinig gegevens beschikbaar. In bijlage 7 is een overzicht opgenomen waarin voor elke school per opleiding staat aangegeven welk toezichtarrangement op 31 december 2014 geldt. 1.4.2.
Kwaliteitszorg en Vensters voor Verantwoording
Kwaliteitszorg Kwaliteitszorg is het geheel van activiteiten dat ondernomen wordt om de kwaliteit van het onderwijs en de school te onderzoeken, te borgen en te verbeteren. Elke school is op eigen wijze bezig met het uitdragen en toepassen van kwaliteitszorg en verwerkt dit in het schoolbeleid. De borging hiervan vindt plaats in het schoolplan dat goedkeuring behoeft van de raad van bestuur. De werkgroep kwaliteitszorg, bestaande uit het lid van de raad van bestuur, een vijftal schoolleiders en beleidsmedewerkers, heeft in 2014 in een aantal bijeenkomsten stilgestaan bij verdere borging van kwaliteitszorg. Zij hebben onder meer kritisch gekeken naar het proces en naar de vragenlijsten rondom de veiligheidsmonitor. Alle scholen hebben
pag. 51 van 183
vervolgens op basis hiervan het onderzoek uitgezet. Vanuit de werkgroep is daarnaast een pilot voor collegiale visitatie opgestart met als uitgangspunt de ‘Lerende organisatie’. Vensters voor Verantwoording Via Vensters voor Verantwoording wordt alle cijfermatige informatie over en in samenwerking met scholen in één systeem verzameld en brengt het in beeld hoe scholen presteren op 21 belangrijke indicatoren (examencijfers, onderwijstijd, tevredenheid, personeel, veiligheid etc.). Waar mogelijk worden resultaten vergeleken met het landelijk gemiddelde. Vensters helpt scholen zo inzicht te krijgen in hun eigen resultaten en hierover op goede wijze verantwoording af te leggen aan bijvoorbeeld leerlingen en ouders. Door de gegevens van de indicatoren actueel te houden is feitelijke informatie van elke school als op sectorniveau beschikbaar. Verder dient de inhoud van Vensters VO als inhoudelijk gespreksonderwerp in de diverse geledingen. In oktober 2014 is Vensters VO geheel vernieuwd, waarbij diverse indicatoren zijn veranderd en toegevoegd. Daarnaast is het onderdeel schoolkompas omgezet in scholenopdekaart.nl. Vanuit de vereniging is geparticipeerd in de werkgroep die onderzoek heeft gedaan naar noodzakelijke en gewenste veranderingen in Vensters voor Verantwoording. 1.4.3.
Kwaliteitsgelden VO en Prestatiebox
Vanaf 2012 is de Prestatiebox van kracht. In het Bestuursakkoord VO, een convenant tussen OCW en de VO-raad, zijn de prestatiedoelen van scholen voor 2015 vastgelegd evenals de maatregelen die de minister en staatssecretaris nemen om dit mogelijk te maken. De doelen van het convenant zijn het verhogen van prestaties van leerlingen, verbeteren van de onderwijskwaliteit en vergroten van de kwaliteit van leraren en schoolleiders. Overigens, iedere onderwijsorganisatie streeft dergelijke doelen normaliter al na, vanuit hun bestaande verantwoordelijkheden. Om deze doelen te bereiken wordt vanuit OCW extra financiering beschikbaar gesteld via een zogenaamde Prestatiebox; middelen die overigens evengoed zonder label in de lumpsum terecht hadden kunnen komen. Aan de beschikbaarstelling van de extra middelen is een aantal voorwaarden verbonden. Zo is het in het bestuursakkoord aangegeven dat van de scholen wordt verwacht dat zij, vertrekkend vanuit hun eigen uitgangssituatie, context en profiel, in kaart brengen waar zij in 2012 stonden op de indicatoren uit het Bestuursakkoord. Vervolgens bepalen zij waar ze tot en met 2015 naartoe willen en kunnen groeien en hoe ze dat aan gaan pakken. Met de Prestatiemonitor meten scholen hoe ver ze zijn met het realiseren van de ambities en streefdoelen uit het Bestuursakkoord VO. In 2012 zijn scholen gestart met de nulmeting. Tot en met 2015 doen scholen elk jaar een tussenmeting en kunnen ze het plan van aanpak, zoals dat bij de nulmeting is opgesteld, bijstellen. Via Scholen op de kaart (voorheen Vensters voor Verantwoording) kunnen scholen de eigen resultaten downloaden. Hier kunnen ze zien hoe ze er voor staan met het realiseren van hun streefdoelen. Door middel van een mid-term review is in 2013 tussentijds verantwoording afgelegd aan OCW. Op basis van de mid-term reviews is door OCW besloten om de middelen uit de Prestatiebox ook in de jaren 2014 en 2015 beschikbaar te stellen. Daarnaast is in het sectorakkoord afgesproken dat de intensiveringsmiddelen uit het nationaal onderwijsakkoord worden toegevoegd aan de Prestatiebox.
pag. 52 van 183
1.5.
Innovatie
1.5.1.
Onderwijstechnologie in het leermiddelenbeleid
In de schooljaren 2009-2010, 2010-2011 en 2011-2012 hebben Europese aanbestedingen plaatsgevonden om te komen tot collectieve contracten voor leermiddelen voor alle OMOscholen. In de voorbereiding van deze aanbestedingen is altijd aandacht geweest voor de digitale component van leermateriaal. Vanwege de ontwikkelingen op dat moment was er voor gekozen de digitale component een relatief beperkte rol in de aanbesteding te geven. De ontwikkelingen staan echter niet stil en bij iedere school leeft het thema. Tegelijkertijd bestaat er tussen de verschillende scholen een grote diversiteit aan ICT-kennis, -middelen en –beleidskeuzes. In 2014 is er een start gemaakt om te komen tot een verenigingsvisie op de digitalisering van goed onderwijs, benaderd vanuit drie invalshoeken: de leerling, de docent en de school / vereniging OMO. Daarnaast is eind 2014 een project gestart gericht op de integratie van het leerlingenadministratiesysteem, de ELO en de leermiddelen. Rond de zomer van 2016 moeten de resultaten hiervan bekend zijn. Deze resultaten worden, samen met de verenigingsvisie op digitalisering, meegenomen in de Europese aanbesteding van leermiddelen die daarna plaatsvindt. 1.5.2.
Onderwijsinnovatie op basis van praktijkrelevant onderzoek
Schoolgebonden onderzoek kan worden gezien als een professionaliseringsstrategie voor docenten. Vanuit vraagstellingen over de praktijk van het eigen lesgeven, ontwikkelt de docent een andere kijk op zijn dagelijkse routine. De verwachting is dat deze vorm van onderzoek leidt tot onderwijsverbetering, al is het inherent aan praktijkonderzoek dat dit pas op termijn zichtbaar wordt. Het is met andere woorden nog niet altijd meteen duidelijk of dit onderzoek aantoonbaar tot innovatie leidt. Soms kan onderzoek ook juist aantonen dat een bepaalde vorm van didactiek niet blijkt te werken, wat ook waardevolle informatie oplevert. Resultaten van praktijkrelevant onderzoek worden gepubliceerd op de website van Script! 1.5.3.
Educatief Partnerschap met het vervolgonderwijs
Alle scholen onderhouden samenwerkingsverbanden met het vervolgonderwijs. Er wordt in het vmbo ingezet op samenwerking met het mbo voor het creëren van doorlopende leerlijnen. Ook worden er diverse projectmatige samenwerkingen gerealiseerd, zoals loopbaanleren en projecten van vmbo en mbo met het bedrijfsleven. Verschillende OMO-scholen participeren in het Wetenschapsknooppunt Brabant, onder andere voor profielwerkstukken en open dagen. Samen met Tilburg University is het Econasiumprogramma opgezet. Dit programma heeft als doel de belangstelling voor een economische studie op wetenschappelijk niveau onder middelbare scholieren te vergroten. Ook in het kader van ‘Economie voor jou’ en in het Palladio programma zien we een bloeiende samenwerking met het vervolgonderwijs. Koers 2016 vormde de aanleiding om het verenigingsbeleid meer ‘evidence based’ te funderen. Daartoe is in 2011 een zogenoemde nul-meting uitgezet onder alle personeelsleden door het Ruud de Moorcentrum (thans Look) van de Open Universiteit. Voortbouwend hierop zijn deelprojecten geïnitieerd met Look, zoals die over professionele ruimte in dit verslagjaar. Wetenschappelijke fundering van beleid zien we terug in de studie
pag. 53 van 183
over disposities binnen het kader van persoonlijke professionele vorming van de docent en bij de evaluatie van De Nieuwste School (beide in het vorige verslagjaar door de ESoE). Het voornemen is om wetenschappelijk evaluaties en beleid meer te baseren op onderzoek. Daartoe zijn de contacten met onderzoeksinstituten verstevigd. Bijlage 11 biedt een overzicht van de samenwerking met instellingen voor hoger en wetenschappelijk onderwijs. Econasium Op initiatief van het Odulphuslyceum hebben de Tilburg School of Economics and Management (TiSEM) van Tilburg University en de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs in 2013 het initiatief genomen om een programma op te zetten voor vwo-leerlingen met wiskundig inzicht en interesse in economische onderwerpen: het ‘Econasium’. Begin 2014 is het Econasiumprogramma gestart met een Pilotgroep van 16 leerlingen op het Odulphuslyceum. In augustus 2014 is het programma ondergebracht in de Stichting Econasium. Het Econasium biedt getalenteerde leerlingen in de bovenbouw van het vwo een programma aan dat: hen extra uitdaging biedt hen onderzoeksvaardigheden bijbrengt die van belang zijn voor veel universitaire studies hen motiveert voor een vervolgstudie (m.n. in een economische richting) op een universiteit hun kans van slagen in het wetenschappelijk onderwijs vergroot In oktober 2014 hebben 12 scholen, waarvan 10 OMO-scholen, een overeenkomst voor deelname aan het Econasiumprogramma ondertekend. Het Econasiumpogramma start op deze scholen in januari 2015. In het schooljaar 2015-2016 zullen vervolgens ook scholen in andere provincies starten met het Econasiumprogramma. Meer informatie is te lezen op www.econasium.eu.
pag. 54 van 183
2.
Onze mensen
2.1.
Professionaliteit
2.1.1.
Personeel in kerncijfers
Deze paragraaf toont de grafische weergave van een aantal personele kengetallen die betrekking hebben op het kalenderjaar 2014. 1. Grootte personeelsbestand Het totale personeelsbestand van de scholen en het OMO-bureau in 2014 bedraagt 6.996 personeelsleden (circa 5.532 fte). De respectievelijke instroom- en uitstroom bedraagt 1.085 en 905 personen. Dat betreft het aantal personeelsleden dat in dienst is gekomen of uitdienst is gegaan en de personeelsleden die een uitbreiding of inkorting van de betrekkingsomvang hebben gehad: 8.000 6.996
6.000 4.000 2.000
1.085
0 Aantal personen
905
Instroom
Uitstroom
Grafiek 2. Grootte personeelsbestand 2. Leeftijdsverdeling personeelsbestand De leeftijdsverdeling van alle personeelsleden van alle personeelscategorieën in 2014 werkzaam bij Ons Middelbaar Onderwijs ziet er als volgt uit: 40% 35% 33,7%
30% 25% 20% 19,6%
15% 10%
19,3%
15,0%
12,5%
5% 0% <31
31 t/m 40
41 t/m 50
Grafiek 3. Leeftijdsverdeling personeelsbestand
pag. 55 van 183
51 t/m 60
> 60
3. Onderverdeling personeelsbestand De verdeling van het personeelsbestand naar fulltime-parttime, soort dienstverband (vasttijdelijk), en verhouding vrouw-man is als volgt: 100% 90% 88,4%
80% 70% 60%
67,7%
50% 47,56%
40% 30%
52,44%
32,3%
20% 10%
11,6%
0% Fulltime ≥ 0,8
Parttime < 0,8
Vast
Tijdelijk
Vrouw
Man
Grafiek 4: Onderverdeling personeelsbestand 4. Verdeling functiecategorieën De totale omvang van 5.532 werktijdfactor (fte) geeft, procentueel verdeeld over de diverse functiecategorieën, het volgende beeld: 40%
30%
30,9%
23,0%
20% 17,8%
16,1%
10% 7,1% 0%
2,1%
0,4%
2,6%
Grafiek 5: Verdeling personeel naar functiecategorieën De omvang van deelnemers aan de OMO Seniorenregeling, Besluit Arbeidsparticipatie Onderwijs (BAPO), deelnemers aan de regeling ouderschapsverlof en het aantal LIO’ers / stagiaires in 2014 is als volgt:
pag. 56 van 183
3.000 2.500 2.417 2.000 1.500 1.000 500 39
0 Deelnemers OSR
Deelnemers BAPO
464
Stagiaires
370
Ouderschapsverlof
Grafiek 6: Deelnemers OSR, BAPO, stagiaires, ouderschapsverlof In bijlage 9 (Personeel in kerncijfers) wordt uitgebreider ingegaan op de samenstelling van het personeelsbestand en wordt deze tevens in meerjarenperspectief geplaatst. 2.1.2.
ProMotion - ruimte voor loopbaanontwikkeling
ProMotion is het interne Loopbaancentrum voor alle medewerkers van vereniging Ons Middelbaar Onderwijs. Medewerkers en leidinggevenden kunnen bij ProMotion terecht voor advies en ondersteuning op het gebied van loopbaanontwikkeling. ProMotion biedt daartoe zowel individuele trajecten als ook groepsgerichte trainingen. In 2014 hebben 155 medewerkers een individueel traject bij ProMotion doorlopen; een vergelijkbaar aantal met 2013. De verhouding tussen OP en OOP bij individuele trajecten is grofweg 7:3. In totaal 247 deelnemers hebben meegedaan aan de open inschrijving training. Er is een verschuiving opgetreden van open inschrijving trainingen naar trainingen op locatie en naar maatwerktrajecten. In totaal hebben 219 medewerkers gebruik gemaakt van het maatwerkaanbod van ProMotion. Nieuw in 2014 waren de inloopspreekuren op de scholen. Hiervan hebben 7 scholen en 26 medewerkers gebruik gemaakt. Eveneens nieuw in 2014 was de ondersteuning van ProMotion bij diverse ontwikkelprogramma’s voor leiderschap. De 5e editie van de Loopbaan4daagse in november 2014 was wederom succesvol. Bijna 500 deelnemers hebben gedurende deze vier dagen deelgenomen aan workshops of deelgenomen aan meeloopactiviteiten. Overall wordt de dienstverlening van ProMotion gemiddeld beoordeeld met een 8. Dit geldt zowel voor de individuele trajecten (trainingen en workshops), de maatwerktrajecten als voor de Loopbaan4daagse. In 2015 gaat ProMotion zich richten op verdere ontwikkeling en innovatie van het aanbod voor alle medewerkers. Voor meer informatie over ProMotion zie: www.promotion-loopbaanontwikkeling.nl
pag. 57 van 183
2.1.3.
Onderzoek Koers 2016
In 2011 is de vereniging een samenwerking aangegaan met LOOK (voorheen Ruud de Moor Centrum, inmiddels Welten-Instituut). Deze samenwerking behelst een onderzoek naar de effecten van Koers 2016, het strategisch beleidsplan van de vereniging. Specifiek richt het onderzoek zich op een viertal elementen uit Koers 2016, te weten: motivatie-aspecten van het docentschap in relatie tot het invoeren van beroepswaarden; de benutting van de professionele ruimte door docenten; de academisering van docenten; de effectiviteit van professionele netwerken. Na een nulmeting in 2011 en verdiepend onderzoek in 2012 en 2013 is dit jaar met het Welten-Instituut verkend op welke wijze vervolgonderzoek plaats zal vinden. Geconcludeerd is dat het nog niet het juiste moment is voor een integrale herhaling van de meting uit 2011. De vier genoemde elementen zijn inmiddels op beleidsniveau onderdeel van de cao, regelingen en schoolplannen maar implementatie, en vooral de doorwerking, hiervan kost tijd. In 2015 zal aanvullend en verdiepend onderzoek plaatsvinden naar deelname aan kennisnetwerken door docenten. 2.1.4.
Professionalisering schoolleiding
Vanuit de afspraak in het sectorakkoord VO 2014-2017 is een beroepsstandaard voor schoolleiders ontwikkeld. Vanaf 1 januari 2016 wordt van schoolleiders verwacht dat zij hun bekwaamheid en bekwaamheidsonderhoud vastleggen in het schoolleidersregister VO. In 2014 is met de schoolleiders breed gediscussieerd over de beroepsstandaard, het schoolleidersregister en de wijze waarop dit in het HD-programma voor OMO-schoolleiders ingebed kan worden. Deze discussie levert een verdeeld beeld op. De middelen die voor de sector beschikbaar zijn gesteld voor professionalisering van schoolleiders worden door de scholen ingezet ten behoeve van professionalisering van schoolleiding op het niveau van directieleden, middenmanagement en aankomend leidinggevenden. Met een deel van de middelen worden netwerken van directieleden en middenmanagers van de OMO-scholen ondersteund. Het loopbaancentrum ProMotion heeft een aantal scholen ondersteund bij het opzetten van gezamenlijke MD-trajecten. 2.1.5.
Professionele ruimte en registratie
Er is een wet in voorbereiding die regelt dat in 2017 de registratie en nascholing van leraren in de wet is verankerd. De verankering van het lerarenregister wordt in deze wet gecombineerd met het omschrijven van het beroep van leraar en met het verankeren van de professionele ruimte van de leraar in de onderwijswetten. Met deze wettelijke verankering krijgen leraren enerzijds de ruimte om te handelen en leggen zij daar anderzijds via het register ook verantwoording over af. Deze drie onderling samenhangende componenten – registratie & nascholing, omschrijving van het beroep, professionele ruimte – zijn voor de wetgever een middel om de professionele ontwikkeling door leraren op een hoger plan te tillen, zodat de beroepskwaliteit van leraren toeneemt en daarmee de kwaliteit van het onderwijs aan leerlingen en studenten verbetert. Over de afstemming tussen de professionele ruimte en het schoolbeleid worden in de school afspraken gemaakt, waarbij het duidelijk wordt hoe de zeggenschap van de leraar wordt georganiseerd. Deze afspraken worden vastgelegd in een professioneel statuut. In de CAO OMO 2014-2015 is afgesproken dat uitgangspunten en kaders van een Professioneel Statuut voor de vereniging worden vastgesteld, evenals de wijze waarop het statuut wordt
pag. 58 van 183
verankerd in de CAO OMO. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het landelijk op te stellen model Professioneel Statuut. 2.1.6.
Actualisering gesprekscyclus
De focus op de kwaliteit van de docent voor het realiseren van goed onderwijs vormt de rode draad in Koers 2016. De docent beïnvloedt immers voor een groot gedeelte de individuele leerprestaties. Gedeelde beroepswaarden voor alle medewerkers vormen het fundament voor het koersdocument. De gesprekscyclus dient ondersteunend te zijn aan deze uitgangspunten. Besloten is de gesprekscyclus te actualiseren en de volgende gespreksonderwerpen op te nemen: Professionaliteit: hieronder vallen de beroepswaarden, disposities, professionalisering en het gebruik maken van de professionele ruimte. Ook kennisdeling en deelname aan kennisnetwerken maken hier onderdeel van uit. Realisatie: bijdrage van de werknemer aan de visie, missie en doelstellingen van de school. Eind 2013 zijn de nieuwe regelingen vastgesteld. In 2014 zijn de regelingen op een aantal punten verder uitgewerkt en is de implementatie voorbereid. Een projectgroep, bestaande uit diverse vertegenwoordigers vanuit de scholen en het OMO-bureau, is aan de slag gegaan met acties die bijdragen aan een goede implementatie van de nieuwe regelingen. Het huidige zelfevaluatie-instrument voor docenten is geëvalueerd, er zijn afspraken gemaakt over de manier waarop de verkregen informatie gebruikt wordt door werkgever en werknemer, en de best practices uit het werktevredenheidsonderzoek m.b.t. de gesprekscyclus zijn in kaart gebracht. Ook is een voorstel gedaan m.b.t. vereenvoudiging van de uitvoering van de regeling gesprekscyclus. De regelingen gaan in op 1 januari 2015. 2.1.7.
Kennisnetwerken
Kennisdeling via netwerken is een van de prioriteiten in de beleidsagenda van Koers 2016. Het verder ontwikkelen van professionaliteit van docenten staat centraal: langs de formele weg door opleidingen en trainingen, maar juist ook via informeel leren. Kennisdelen is niet iets is dat je ernaast doet; het zou als een rode draad door je dagelijks werk moeten lopen. De kennisnetwerken geven vorm aan die ambitie. Op het gebied van kennisdeling binnen de vereniging is in 2014 een aantal belangrijke stappen genomen om verdere professionalisering van het netwerken en netwerkleren in 2015 te bevorderen. Uit gesprekken met docenten in 2014 bleek dat zij vooral toegevoegde waarde van kennisdeling ervaren binnen thema’s die grenzen aan hun eigen vakgebied en/of vakoverstijgend zijn. Kennisdeling vindt soms online plaats via het digitale kennisnetwerk van OMO; sommige netwerken delen vooral offline tijdens bijvoorbeeld fysieke bijeenkomsten. Ook via e-mail of andere (online) systemen wordt kennis gedeeld. Er zijn nu 57 OMO-kennisnetwerken die gebruik maken van het geboden online platform; het merendeel daarvan is functie- of thema gerelateerd. In 2014 zijn nieuwe (online) netwerken gestart. Eind 2014 is een stakeholdersonderzoek begonnen om de wensen en mogelijkheden rondom het online delen van kennis in kaart te brengen. Directeuren Netwerk OMO (DNO) DNO is het netwerk van zo’n 80 directeuren en directieleden binnen de vereniging. Dit netwerk organiseert jaarlijks een aantal inspirerende studiedagen. Deze studiedagen bieden gelegenheid om actuele kennis rondom een bepaald thema op te doen en collega’s te ontmoeten. In 2014 is tijdens de studiedagen onder andere stilgestaan bij de juridisering van
pag. 59 van 183
het onderwijs en het onderwijs in 2020. De deelnemers aan het netwerk ervaren het netwerk DNO als zeer waardevol. Collega’s weten elkaar steeds gemakkelijker te vinden om ervaringen te delen en samen activiteiten op te pakken. OMO2 OMO2 is het netwerk voor het middenmanagement binnen de vereniging. Vanuit de leidinggevenden zelf worden bijeenkomsten, workshops en excursies georganiseerd over onderwijs, innovaties, persoonlijk leiderschap en onderwijs gerelateerde onderwerpen. De locaties zijn inspirerend en verbreden het gezichtsveld over onderwijs. In 2011 heeft een groep enthousiaste organisatoren het voortouw genomen voor een netwerk in de regio Zuidoost-Brabant. In 2013 is het netwerk uitgebreid tot de gehele provincie en inmiddels wisselen zo’n 200 leidinggevenden kennis en ervaringen uit met als doel: leren van elkaar en met elkaar. In 2014 stonden onder andere de thema’s leiderschap, bevlogenheid en motivatie op het programma. Begeleiding netwerkaanvoerders Gedurende het schooljaar 2014-2015 begeleiden docenten van de Open Universiteit de start van een aantal beginnende vaknetwerken. Het betreft een combinatie van kennisnetwerken waarvan de vorming nog moet starten, waarvan de vorming al gestart is maar nog moeizaam verloopt en kennisnetwerken die al aardig op gang zijn. De bijeenkomsten gaan in op de vraag hoe je als docent informele leernetwerken duurzaam kunt opzetten en in stand houden en daarbij het maximale uit de aanwezige kennis en ervaring kunt halen. In december 2014 heeft de eerste startbijeenkomst voor de aanvoerders en andere betrokkenen plaatsgevonden. In 2015 starten onderzoekers van de Open Universiteit bovendien een onderzoek naar de wijze waarop kennisdeling tussen docenten tot stand komt binnen en buiten de vereniging, wat er voor nodig is en hoe dit gestimuleerd kan worden. Meesterlijke Ontmoetingen In 2014 hebben de Meesterlijke Ontmoetingen ‘Noodzakelijk creatief’ (62 deelnemende docenten) en ‘De taal meester’ (50 deelnemende docenten) plaatsgevonden. De Meesterlijke Ontmoetingen hebben tot doel kennisdeling binnen de vereniging te bevorderen. Een organisatiecomité met enthousiaste docenten uit de scholen, met ondersteuning van bureau OMO, neemt de organisatie op zich van deze vakgerichte netwerkbijeenkomsten. Naast ‘niet te missen sprekers’ uit de wetenschap of het bedrijfsleven bestaat het programma uit een praktisch gedeelte. Doel van deze bijeenkomsten: intellectueel gefêteerd worden, inspiratie opdoen, kennismaken, het nut van kennisdeling ervaren en de basis leggen voor de verdere kennisdeling door het jaar heen onder regie van de aanvoerder(s). Voor sfeerimpressies wordt verwezen naar de filmpjes op YouTube: Noodzakelijk creatief en De taal meester. 2.1.8.
Pilot ‘Netwerkleren erkend!’
Registerleraar is het beroepsregister voor leraren in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en speciaal onderwijs. Registerleraar is in 2012 opgezet door de Onderwijscoöperatie. Doelstelling is dat het register bijdraagt aan de ontwikkeling van een professionele cultuur van permanente bekwaamheidsontwikkeling. Als onderdeel van de implementatie van Registerleraar worden in de onderwijssectoren pilotprojecten uitgevoerd. Met deze pilotprojecten wordt ervaring opgedaan met het gebruik van de registersystematiek door leraren en instellingen en wordt duidelijk hoe de registersystematiek betekenisvol kan zijn voor het personeelsbeleid van de instellingen. Ook vormen van informeel leren, met collega's binnen en buiten de school, kunnen als valide aanbod erkend worden en bijdragen aan de herregistratie. Vereniging Ons Middelbaar
pag. 60 van 183
Onderwijs heeft in de pilot ‘Netwerkleren erkend!’ uitgezocht op welke wijze deelname aan kennisnetwerken als gevalideerd nascholingsaanbod in het register kan worden ingebracht. Een drietal kennisnetwerken heeft deelgenomen aan deze pilot. Gestart is met een beschrijving per netwerk in termen van doelstelling, doelgroep, organisatie werkafspraken, activiteiten en programma. Deze beschrijving is de basis geweest voor de aanmelding bij Registerleraar conform de procedure voor aanbieders van professionaliseringsactiviteiten. Dit heeft er toe geleid dat deelname aan het kennisnetwerk Identiteit/levensbeschouwing gevalideerd is als professionaliseringsactiviteit. Voor de leden van dat netwerk worden inspanningen nu dus officieel erkend als onderdeel van hun persoonlijke ontwikkeling. Het validatieproces voor de netwerken ICT & onderwijs en wiskunde zijn nog niet afgerond. Ter afsluiting van de pilot zijn er handreikingen geformuleerd voor Registerleraar om het register en het validatieproces meer geschikt te maken voor validatie van kennisnetwerken. Tevens zijn er ‘lessons learned’ opgesteld die gedeeld zijn met andere kennisnetwerken en worden meegenomen in een traject ter begeleiding van aanvoerders van docentnetwerken vanaf eind 2014. 2.1.9.
Academische opleidingsscholen
Academische opleidingsscholen (AOS) zijn samenwerkingsverbanden tussen lerarenopleidingen en scholen. Elke AOS moet voldoen aan wettelijke eisen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het samen opleiden van toekomstige leraren, het doen van praktijkonderzoek door studenten en het werkplekleren zijn minimale taakstellingen voor een AOS. Binnen de vereniging zijn drie academische opleidingsscholen: AOS-West-Brabant in samenwerking met de Hogeschool Rotterdam, Fontys Lerarenopleiding Tilburg en de Universitaire Lerarenopleiding Tilburg; AOS-Midden-Brabant in samenwerking met Fontys Lerarenopleiding Tilburg en de Universitaire Lerarenopleiding Tilburg; AOS-Oost-Brabant in samenwerking met Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Eindhoven School of Education, Radboud Docenten Academie en ILS-Han. De functie van deze AOS’en gaat verder dan alleen het bijdragen aan de strikte opleidingsdoelen: primaire taak blijft om in samenwerking met de lerarenopleidingen studenten van de lerarenopleiding voor een groot gedeelte van hun studie (40%) op te leiden in de authentieke schoolomgeving; studenten leren ook schoolgebonden onderzoek te doen; extra taakstelling is dat docenten van de scholen gestimuleerd worden om zelf onderzoek te doen; de ontwikkeling van de school wordt bevorderd door een op schoolinnovatie gerichte onderzoeksagenda. In het vorige verslagjaar versterkten de AOS’en hun focus op een doorlopende professionalisering van docenten. Deze tendens wordt gestimuleerd door projecten van het ministerie van OCW: Het eerste project is ‘Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen’ met aandacht voor thema’s als ouderbetrokkenheid, opbrengstgericht werken, omgaan met verschillen, tegengaan pestgedrag en begeleiding van beginnende docenten na afstuderen. Dit project is in het verslagjaar volop in gang gezet. Op aangeven van OCW is ‘School aan Zet’ hiervoor de begeleider.
pag. 61 van 183
Daarnaast hebben de AOS’en met de Universitaire partners ESoE en ULT samengewerkt in het project ‘Professionele Leergemeenschappen’. Dit project wil docenten stimuleren om met collega’s hun eigen vakonderwijs te verbeteren of een voor hun onderwijs relevant probleem aan te pakken. Dit gebeurt onder begeleiding van deskundigen van de universiteiten. Tot slot is het project ‘Begeleiding Startende Docenten’ van start gegaan. Dit project wordt in goede samenwerking met de ESoE en ULT uitgevoerd door de AOS’en. Het doel van dit project is dat beginnende leraren door intensieve coaching en begeleiding hun professionaliteit vergroten, waardoor vroegtijdige uitval wordt voorkomen. Al deze projecten worden wetenschappelijk gemonitord door de Universiteit van Utrecht en de Rijksuniversiteit Groningen. Alle OMO-scholen aangesloten bij de academische opleidingsschool De geschetste ontwikkelingen hebben de aantrekkelijkheid van een AOS voor scholen enorm vergroot. In 2014 zijn alle scholen van de vereniging aangesloten bij de AOS’en. Om de scholen optimale kansen voor deelname te bieden is de structuur van de AOS’en aangepast. Het bevorderen van het eigenaarschap door iedere school vormde daarbij de rode draad. 2.1.10. Kwaliteitszorg opleiden in de school Academische opleidingsscholen worden periodiek beoordeeld door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) op basis van een specifiek beoordelingskader. In 2015 vindt de nieuwe ronde van de NVAO-toetsing plaats. In 2014 hebben de academische opleidingsscholen hiervoor de voorbereidingen getroffen. Zij hebben daartoe een KritischReflectie-Document samengesteld waarin zij zelf hun gedocumenteerde visie toelichten, beschrijven in welke mate zij denken te voldoen aan de gestelde eisen en aangeven hoe zij verder willen groeien. De AOS‘en komen zo in aanraking met deze vorm van kwaliteitsverantwoording die in het hoger onderwijs al langer bekend is. 2.1.11. Script! In 2014 hebben de academische opleidingsscholen van de vereniging een platform gelanceerd voor kennisdisseminatie van schoolgebonden onderzoek door docenten: www.script-onderzoek.nl. Koers 2016, het strategisch beleidsdocument van de vereniging, zet sterk in op professionalisering, op opleiden in de school, op het zelf doen van onderzoek en op kennisdeling. Hoewel er al veel onderzoek wordt gedaan binnen het voortgezet onderwijs is verspreiding van de resultaten vaak beperkt. Doel van Script! is om docenten, schoolopleiders en studenten van de lerarenopleiding in staat te stellen hun praktijkonderzoek toegankelijk te maken voor collega’s en/of studenten. Het platform beoogt niet alleen de resultaten van praktijkonderzoek bereikbaar, bespreekbaar en toepasbaar te maken, maar ook een podium te bieden aan onderwijsprofessionals om hun onderzoek te publiceren. Script! is in beginsel een web-based platform. Er zijn vier publicatievormen: Thematische artikelen van ongeveer 4.000 woorden; Specifiek docentenonderzoek van 2.000 woorden; Script-dialoog voor opinievorming; Script! Talks voor publiek.
pag. 62 van 183
Op 27 mei 2014 is de website van start gegaan. Er zijn twee artikelen bundels gerealiseerd, 35 artikelen en 7 Script! Talks. 2.1.12. Promovendi Leraren kunnen van het ministerie van OCW een beurs krijgen voor promotieonderzoek. Een groter aantal gepromoveerde leraren voor de klas verhoogt de kwaliteit van het onderwijs en versterkt de aansluiting tussen universiteiten en scholen. Het doel is de opgedane kennis en onderzoekservaring direct ten goede te laten komen aan de onderwijspraktijk. Met de promotiebeurs kan gedurende een periode van maximaal vier jaar een vervanger worden aangesteld voor de helft van de contractomvang, met een maximum van 0,4 fte vrijstelling. De raad van bestuur kan onder bepaalde voorwaarden ook initiatieven vanuit de scholen voor een promotiestudie faciliteren. In 2014 zijn zo twee promotieonderzoeken mede mogelijk gemaakt. In het komende jaar zal aan deze facilitering beleidsmatig verder vorm worden gegeven. 2.1.13. Palladio Het tweejaarlijkse Palladio Programma is een initiatief van een aantal rectoren en is bedoeld voor excellente docenten en, in 2014 voor het eerst, voor teamleiders van Nederlandse voscholen. Het betreft een multidisciplinair programma dat zich uitstrekt over een periode van zes maanden met als finale een negendaags verblijf in Venetië. In 2014 hebben een groep van 21 docenten en een groep van 20 teamleiders aan het Palladio programma deelgenomen. Het programma wordt deels georganiseerd en deels door de deelnemers zelf gemaakt. Palladio 2014 is tot stand gekomen door samenwerking tussen vereniging Ons Middelbaar Onderwijs, VO Haaglanden, Tilburg University, Technische Universiteit Eindhoven (TU/e), Universiteit Utrecht (UU) en de Venice International University (VIU), Venetië, Italië. Voor meer informatie, zie www.palladiovo.eu.
2.2.
Arbeidsvoorwaarden en -verhoudingen
2.2.1.
CAO OMO
Op 11 juli 2014 is een akkoord bereikt over een nieuwe CAO OMO. Er zijn afspraken gemaakt over regelingen gericht op duurzame inzetbaarheid en ontwikkeling van medewerkers die inspelen op ontwikkelingen zoals verschuiving van de pensioengerechtigde leeftijd. Zo komt per 1 augustus 2015 de huidige OMO Senioren Regeling (OSR) te vervallen en is een overgangsregeling getroffen. In een regeling duurzame inzetbaarheid zijn afspraken gemaakt over extra facilitering van mantelzorg, ouderschapsverlof, taakverlichting van werknemers vanaf 57 jaar en extra facilitering van scholing. In de cao is ingezet op werkgelegenheid door afspraken om de instroom van jonge werknemers te stimuleren. Startende werknemers worden voor minimaal een halve baan aangenomen, krijgen begeleiding en meer tijd voor bijvoorbeeld voorbereiding van lessen. Ingezet wordt op het realiseren van meer capaciteit voor de klas en daarmee kleinere klassen. Ook zijn er afspraken gemaakt over het aannemen van meer werknemers met een afstand tot de arbeidsmarkt.
pag. 63 van 183
Landelijke kaders en ontwikkelingen zijn van grote invloed geweest, ook op de duur van de onderhandelingen. De CAO OMO is ingegaan per 1 augustus 2014 en loopt tot 1 augustus 2015. Vereniging OMO en de vakcentrales blijven zich inspannen om in de toekomst verdere stappen te zetten om meer ruimte te bieden aan medewerkers voor afspraken op maat die ten goede komen aan de inzetbaarheid, het onderwijsprogramma en de onderwijskwaliteit voor de leerlingen. 2.2.2.
Arbeidsmarkt
In het sociaal akkoord van 11 april 2013 hebben Kabinet en sociale partners afspraken gemaakt die de Nederlands arbeidsmarkt moeten voorbereiden op de uitdagingen van de toekomst. Hieruit is de Regeling cofinanciering sectorplannen voortgekomen. In de tweede tranche kregen schoolbesturen via het Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds (A&O-fonds) met de maatregel ‘Ruimte voor de regio’ de mogelijkheid om plannen te maken die inspelen op arbeidsmarktproblemen op regionaal of bestuurlijk niveau. In april 2014 heeft de vereniging een aanvraag ingediend voor cofinanciering van een zestal activiteiten. Deze activiteiten richtten zich onder meer op instroom en begeleiding van jonge werknemers, duurzame inzetbaarheid, bevordering van netwerkleren en re-integratie van (dreigend) werklozen. In de zomer van 2014 werd bekend dat het A&O-fonds de plannen die door schoolbesturen zijn opgesteld niet indient bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maar komt met een plan voor de hele sector waarin de meest aangevraagde maatregelen zijn opgenomen. Eind 2014 is deze aanvraag goedgekeurd. In 2015 wordt bekeken of en op welke wijze onze vereniging gebruik kan maken van de subsidiemaatregelen uit dit sectorale plan. 2.2.3.
Werktevredenheid
Uit het werktevredenheidsonderzoek dat in 2013 is gehouden bleek duidelijk dat de medewerkers van de OMO-scholen zeer tevreden zijn over hun werk. Op bijna alle hoofdaspecten scoorde de vereniging tenminste gelijk of hoger dan de landelijke benchmark. Op basis van de rapportage over de eigen school zijn de scholen in 2014 verder aan de slag gegaan met de resultaten van het onderzoek. Ook op de onderwerpen die verenigingsbreed onze aandacht behoeven zijn vervolgacties uitgezet. Ten aanzien van het onderwerp werkdruk zijn samen met de vakcentrales gesprekken gevoerd met scholen over de wijze waarop professionele ruimte binnen het taakbeleid ingevuld wordt. Van scholen die bovengemiddeld scoren op het onderdeel gesprekscyclus is in kaart gebracht wat de succesfactoren zijn om zo scholen met een lagere score mogelijk op weg helpen om de gesprekscyclus te verbeteren. In het kennisnetwerk communicatie zijn, op basis van een analyse van de resultaten van het werktevredenheidsonderzoek, kennis en ervaringen gedeeld over de wijze waarop communicatie verbeterd kan worden. In 2015 wordt het werktevredenheidsonderzoek opnieuw uitgevoerd. 2.2.4.
Diversiteit
Zoveel mensen, zoveel verschillen, zoveel talenten. Juist in die verscheidenheid schuilt de kracht van diversiteit. Een divers samengesteld werknemersbestand levert, wanneer het goed wordt aangestuurd, betere en creatievere oplossingen, ideeën en inzichten. De organisatie kan zich flexibeler en makkelijker aanpassen aan veranderingen in bijvoorbeeld
pag. 64 van 183
eisen die gesteld worden aan de functie en de werkomgeving. Een goede mix van talenten in de organisatie en de juiste persoon op de juiste plaats. Eind 2012 is het Charter Talent naar de Top ondertekend om een stimulans te geven aan het diversiteitsbeleid. Aan de hand van het diversiteitsbeleid en het werkprogramma diversiteit is in 2014 aandacht besteed aan verbreding van de doelgroepen. Via het kennisnetwerk is kennis verzameld en gedeeld over de doelgroepen en processen. In schoolplannen en begrotingen is diversiteitsbeleid steeds explicieter gemaakt. Via de nieuwsbrief, website en jaarverslag wordt in- en extern het belang van diversiteit onder de aandacht gebracht. Het percentage vrouwen in de top is ook in 2014 verder gestegen. 2.2.5.
Functiemix
De afspraken rond de functiemix maken deel uit van het Convenant LeerKracht van Nederland (VO) van 1 juli 2008. Op basis van dit convenant wordt extra geïnvesteerd in de beloning van leraren en de aantrekkelijkheid van het beroep. Een belangrijk onderdeel hiervan is de verbetering van de loopbaanmogelijkheden voor leraren door middel van een nieuwe functiemix. De functiemix is de verdeling van leraren over de salarisschalen LB, LC en LD/LE (het loongebouw). Bij deze functiemix is helaas geen rekening gehouden met het beleid dat in onze vereniging al jaren gevoerd wordt gericht op het bieden van doorgroeimogelijkheden aan docenten. Veel scholen moeten bovenop een reeds evenwichtige mix van functies extra LC- LD-banen realiseren. In 2010 is het beleid van OMO rondom de functiemix vastgesteld. Hierbij is ervoor gekozen de scholen een kader te bieden waaraan op schoolniveau een eigen beleidsrijke invulling gegeven kan worden. Dit is een invulling die samen met de PMR wordt vormgegeven. De scholen hebben zich ingespannen om per 1 oktober 2014 de afgesproken percentages te behalen. In het voorjaar van 2013 bleek uit onderzoek, in opdracht van het ministerie van OCW, dat het beschikbare budget voor veel vo-scholen onvoldoende is om de voor 2014 afgesproken functiemixpercentages te halen. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn door de VO-raad, OCW en de vakbonden aanvullende afspraken gemaakt. De partijen ontwikkelden een rekentool om de school inzicht te geven in welke functiemixpercentages realiseerbaar zijn met het toegekende budget. Als hieruit bleek dat de school de afgesproken percentages voor 2014 niet kon halen, dan kon de school de gegevens uit het rekenmodel gebruiken om tot bijstelling van de functiemix te komen in overleg met de medezeggenschapsraad of de vakbonden. Deze maatwerkafspraken hebben betrekking op de periode 2014 tot en met 2020. Belangrijk onderdeel van de maatwerkafspraken is het constant houden of verlagen van de leerling/leraarratio. Te zien is dat de maatwerkafspraken ertoe hebben geleid dat de functiemix in de komende jaren naar beneden toe wordt bijgesteld en dat er samen met ontwikkelingen zoals terugloop van leerlingaantallen minder doorgroeimogelijkheden voor docenten zullen zijn. 2.2.6.
Sociale innovatie
Gezocht wordt naar organisatievormen en arbeidsverhoudingen waarbij meer recht gedaan wordt aan de professionaliteit en eigenaarschap van docenten. Dit vanuit de overtuiging dat ruimte voor professionaliteit en eigenaarschap een voorwaarde is voor goed onderwijs en ontplooiing van talenten. In 2014 is een experiment voorbereid waarin de mogelijkheden van
pag. 65 van 183
de maatschap als organisatievorm ontdekt en onderzocht worden. De maatschap is van oudsher een organisatievorm waarbij professionals op basis van gelijkwaardigheid samen werken, hun vak op hoog niveau uitoefenen en als ‘vrij gevestigde’ diensten verlenen. Maatschappen komen in veel beroepsgroepen met professionals voor, maar nog niet in het onderwijs. In het experiment maatschapvorming creëren we binnen veilige randvoorwaarden een begeleide simulatie voor het functioneren van twee autonome maatschappen (op bovenschools niveau) voor versnipperde c.q. schaarstevakken in een regio binnen Noord Brabant. Het experiment wordt ondersteund door een subsidie van het ministerie van OCW en start in 2015.
pag. 66 van 183
3.
Omgeving van het onderwijs
3.1.
Ouders, leerlingen en andere belanghebbenden
3.1.1.
Code Goed Onderwijsbestuur
Sinds 2008 kent de VO sector een Code voor Goed Onderwijsbestuur. In 2011 is deze opgevolgd door een herziene versie. In de code staan afspraken op het gebied van de scheiding tussen bestuur en toezicht, horizontale verantwoording (naar ouders, leerlingen, medewerkers, scholen etc.), integriteit en sturing en (risico)beheersing. De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs past de code volledig toe. In 2013 kreeg de Commissie Goed Onderwijsbestuur VO de opdracht om de naleving van de code te monitoren en concrete voorstellen te doen voor bijstelling van de code. De commissie heeft in september 2014 haar eindrapport gepresenteerd: De letter en de geest; Adviezen voor versterking van de bestuurskracht in het voortgezet onderwijs. Hierin wordt ingegaan op de mate van naleving van de code en worden daarnaast dertig aanbevelingen gedaan, gericht aan de besturen, de organen voor intern toezicht, de VO-raad en de VTOI. Argumenten waarom het noodzakelijk is dat de code verder zou moeten worden aangepast / aangescherpt worden in het rapport niet gegeven. Hoewel het goed is om bewust te zijn van de werking van de governance binnen de organisatie moet, in het licht van de beperkte hoeveelheid incidenten, gewaakt worden dat het thema binnen de VO sector niet disproportioneel veel aandacht krijgt. Als desalniettemin ingezoomd wordt op de aanbevelingen die de commissie heeft gedaan en de relatie wordt gelegd met de OMO organisatie kan geconcludeerd worden dat OMO reeds geheel of nagenoeg geheel invulling heeft gegeven aan alle aanbevelingen. 3.1.2.
Positie in de regionale samenleving
Het duiden van de positie van de school in zijn directe omgeving is een taak van iedere school. Het bestuur en de scholen werken op verschillende niveaus samen met regionale partners. Te denken valt daarbij aan provincie, gemeentes, andere PO, VO en HBO/WOscholen in de regio, zorgaanbieders en maatschappelijke instanties. In hun regio maken de scholen afspraken over het onderwijsaanbod in een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen. Ook op het gebied van passend onderwijs vindt samenwerking plaats, die is geformaliseerd in de regionale samenwerkingsverbanden (zie bijlage 10). Daarbij heeft elke school een raad van advies die de rector of directeur adviseert bij het ontwikkelen van beleid. De raad van advies ziet toe op de maatschappelijke verankering van de school in zijn omgeving. 3.1.3.
Ledenraad en regiobijeenkomsten raden van advies
Ons Middelbaar Onderwijs heeft doelbewust de vereniging als rechtsvorm. Daardoor wordt tegenspraak gecreëerd. De ledenraad beslist over de benoeming en het ontslag van de leden van de raad van toezicht en zij keurt de jaarrekening en het jaarverslag goed. Nadat het jaarverslag alle eigen gremia is gepasseerd wordt het toegezonden naar OCW. De raad van toezicht heeft met de ledenraad een sterke gesprekspartner waar het beleid en het gevoerde toezicht verantwoord wordt.
pag. 67 van 183
De ledenraad bestaat uit afgevaardigden van de raden van advies en ouders die lid zijn van de vereniging. Deze raden van advies hebben een belangrijke functie binnen Ons Middelbaar Onderwijs. Zij brengen namelijk de maatschappij in de school. De raad van advies van een school fungeert als klankbord voor de rector. Aan het eind van de winter organiseert de raad van bestuur jaarlijks een tweetal informatieavonden voor de raden van advies. Er is tijd om met elkaar de huidige stand van zaken binnen de vereniging te bespreken. Daarnaast worden enkele thema’s inhoudelijk uitgediept. 3.1.4.
Afhandeling van klachten
Klachtencommissie Ons Middelbaar Onderwijs kent een algemene klachtenregeling, waarin in is opgenomen dat klachtbehandeling primair op schoolniveau moet plaatsvinden. Indien het niet lukt om de zaak op school op te lossen dan kan de klager besluiten om de klachtencommissie in te schakelen. De klachtencommissie neemt een algemene klacht in behandeling nadat de voorfase op schoolniveau is afgerond. In de afgelopen periode zijn er steeds meer klachten op school afgehandeld, waardoor er minder klachten bij de klachtencommissie zijn terechtgekomen. Klachten met betrekking tot de persoonlijke integriteit, zoals seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie, zijn zodanig van aard dat zij niet afgehandeld worden via die voorfase op school maar rechtstreeks naar de klachtencommissie gaan. De klachtencommissie organiseert een zitting waarin de klager en de aangeklaagde in de gelegenheid worden gesteld hun verhaal te doen. De klachtencommissie geeft in elke zaak die zij behandelt een advies aan het bestuur, met daarin een gemotiveerd oordeel over de gegrondheid van de klacht. De commissie kan in haar advies ook een aanbeveling doen over de maatregelen die het bestuur zou moeten treffen. Anton van Kalmthout is voorzitter van de klachtencommissie. In het verslagjaar 2014 zijn er vijftien klachten ingediend bij de klachtencommissie. De commissie heeft zes klachten behandeld. Het gaat om drie algemene klachten en drie klachten die de persoonlijke integriteit betreffen. De overige klachten zijn terugverwezen naar de scholen. Van de klachten die de commissie heeft behandeld zijn er twee ongegrond verklaard en twee op onderdeel gegrond. Twee klachten zijn nog in behandeling. Het oordeel en advies van de klachtencommissie is door de raad van bestuur gevolgd. Klokkenluidersregeling Naast de bovengenoemde algemene klachtenregeling en de regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie kent de vereniging ook een klokkenluidersregeling. Deze is op 1 januari 2009 in werking getreden. De regeling richt zich op ouders/leerlingen en werknemers die een misstand vermoeden en deze melden, met als doel de misstand op te lossen. Gedacht kan worden aan feiten of situaties waarbij een zwaarwegend maatschappelijk belang in het geding is, zoals een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, een strafbaar feit of schending van de wetgeving. Een vermoeden van een misstand kan gemeld worden bij de voorzitter van de raad van bestuur of bij de vertrouwenspersoon integriteit. De vertrouwenspersoon integriteit is directeur-secretaris van de zuidelijke rekenkamer, een onafhankelijk controleorgaan van het provinciebestuur. In het verslagjaar 2014 heeft geen melding en onderzoek van een vermoeden van een misstand bij de commissie integriteitsvraagstukken plaatsgevonden.
pag. 68 van 183
3.1.5.
Versterking van betrokkenheid ouders
Actieve betrokkenheid van ouders is sinds jaar en dag een factor van belang op de scholen binnen de vereniging. De steun en invloed van ouders, zo blijkt uit onderzoek, heeft een positieve invloed op de leerprestaties en schoolloopbanen van leerlingen. ‘Een krachtige interactie met ouders en verzorgers’ is dan ook een expliciet onderdeel van één van de kernwaarden van de vereniging. Ouderbetrokkenheid is eerst en vooral een zaak van de school. Op verenigingsniveau zal onderzocht worden of een lidmaatschap of partnerschap met een landelijke ouderorganisatie zinvol en gewenst is. De kennis en ervaringen van scholen rondom het thema ouderbetrokkenheid worden door diverse betrokkenen met elkaar gedeeld.
pag. 69 van 183
4.
Bedrijfsvoering
4.1.
Bedrijfsvoering
4.1.1. Bedrijfsvoering in kerncijfers Solvabiliteit
Weerstandsvermogen 23% 22,8%
21%
23,5%
2011
2013
2012
2013
2014
21%
20%
20,4%
20%
2,3%
19,9%
19%
2%
19,3%
19%
0,7% 0,0%
2011
50%
Overhead
21%
4%
0%
2011
2014
4,3%
3%
50%
0% 2012
Rentabiliteit
5%
45%
20%
19,1% 17,6%
15%
1%
40% 39%
19% 17%
(inclusief voorzieninge n)
60%
25%
2012
2013
2014
18,9%
18% 2011
2012
2013
2014
Grafiek 7: Bedrijfsvoering in kerncijfers 4.1.2.
Analyse van het resultaat 2014
Het resultaat bedraagt afgerond 0,2 miljoen euro en is daarmee 0,9 miljoen euro positiever dan begroot. In onderstaande tabel is de opbouw van het resultaat per entiteit weergegeven, waarna het verschil tussen het gerealiseerde en het begrote exploitatieresultaat in hooflijnen wordt verklaard.
Realisatie Begroting Verschil Scholen Verenigingstaken Raad van bestuur Bureau OMO Gelieerde stichtingen Doordecentralisatiebedrijven Totaal
2.100600300 400 200 2.000 200
3.900900 100 200 2.000 700-
1.800 1.500300 300 900
Tabel 2: Begroot en gerealiseerd resultaat (bedragen x 1.000 euro) Scholen Het resultaat van de scholen gezamenlijk bedroeg in 2014 2,1 miljoen euro negatief en wijkt daarmee 1,8 miljoen euro positief af van de begroting (-/- 0,4% in plaats van -/- 0,8% rentabiliteit). De verklaring voor deze positieve afwijking is op hoofdlijnen als volgt:
pag. 70 van 183
Hogere rijksbijdragen ad. 0,6 miljoen euro (0,1%) door met name: o 1,1 miljoen euro lagere lumpsumopbrengsten door gewijzigde leerlingaantallen, indexaties en de overdracht van Lyceum Bisschop Bekkers met ingang van schooljaar 2014/2015 aan stichting ECVO; o 0,5 miljoen euro meer inzet van OCW subsidies dan begroot; o 1,2 miljoen euro meer ontvangen doorbetalingen rijksbijdragen vanuit samenwerkingsverbanden. Deze gelden waren vóór schooljaar 2014/2015 onderdeel van de OCW subsidies;
Hogere overige baten ad. 5,0 miljoen euro (47,2%), voornamelijk door hogere huuropbrengsten, hogere detacheringsopbrengsten en schenkingen vanuit opgeheven stichtingen; Hogere personeelslasten ten bedrage van 2,3 miljoen euro (0,6%) door hogere lonen en salarissen (enerzijds door temporisering van de begrote taakstellingen in het kader van de besteding van de extra middelen die eind 2013 zijn ontvangen en anderzijds een in werkelijkheid lagere gemiddelde personeelslast dan begroot) en hogere kosten voor personeel niet in loondienst (met name door hogere uitgaven voor uitbesteed werk onderwijs en ICT); Hogere afschrijvingslasten van 0,7 miljoen euro (6,0%). Belangrijkste oorzaak van deze overschrijding is het boekverlies als gevolg van de overstap van een intern naar extern boekenfonds van een school; Hogere huisvestingslasten van 0,4 miljoen euro (1,9%). Dit wordt in hoofdzaak verklaard door meer exploitatiekosten voor gebouwen en terreinen (onder andere huur en onderhoud); Hogere bijdragen ouders/leerlingen van 1,1 miljoen euro (11,1%) met name door niet begrote leerling activiteiten. Tegenover deze extra opbrengsten staat een gelijk bedrag aan extra lasten; De overige lasten zijn 1,5 miljoen euro (3,5%) hoger dan begroot, met name door meer leerling activiteiten en hogere kosten voor boeken en licenties.
Verenigingstaken Het exploitatieresultaat 2014 van de verenigingsactiviteiten is 1,5 miljoen euro lager dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat:
In de begroting per abuis een reservering van de verwachte loonruimte 2014 (0,8 miljoen euro) enkel als opbrengst is opgenomen. In werkelijkheid is de ontvangen loonruimte één-op-één doorgezet naar de scholen, dit had ook zo begroot moeten worden; De kosten voor het eigen risicodragerschap 0,5 miljoen euro hoger waren dan voorzien; In het kader van de bestuursoverdracht van Lyceum Bisschop Bekkers aan Stichting Eindhovens Christelijk Voorgezet Onderwijs 0,5 miljoen euro is toegevoegd aan het vermogen van de overgedragen school; Er leerlingen op twee scholen stonden ingeschreven op een opleiding waarvoor niet de juiste licenties aanwezig waren. Beide scholen hebben voor deze leerlingen geen lumpsum ontvangen. Dit verschil in lumpsum, ten bedragen van 1,0 miljoen euro, is eenmalig vergoed vanuit de algemene reserve van de verenigingstaken; De uitgaven voor Koers 2016 0,4 miljoen euro lager waren dan begroot; De rentekosten 0,9 miljoen euro lager waren dan geraamd; Er op diverse overige posten 0,1 miljoen euro minder kosten zijn gemaakt.
Raad van bestuur Het exploitatieresultaat van de raad van bestuur over 2014 bedraagt 0,3 miljoen euro (ten opzichte van nihil begroot) en bestaat uit:
pag. 71 van 183
Minder uitgaven op het budget schoolleiders van 0,2 miljoen euro door: o Een vrijval van een reservering van een naheffing loonbelasting. De betreffende kosten zijn conform uitspraak van de belastingdienst ten laste gebracht van de werkkostenregeling. Dit alles heeft een positief effect van 0,1 miljoen euro; o Het restant van 0,1 miljoen euro is het resultaat van diverse kleinere positieve en negatieve afwijkingen; Minder uitgaven op het budget van de raad van bestuur van 0,1 miljoen euro als gevolg van diverse kleine afwijkingen.
Bureau OMO Het bureau OMO heeft over 2014 een positief resultaat gerealiseerd van 0,4 miljoen euro. Een verschil van 0,3 miljoen euro positief ten opzichte van de begroting. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er 0,2 miljoen euro minder is uitgegeven aan lonen en salarissen. Voornamelijk doordat er in de begroting vanuit werd gegaan dat een aantal vacatures vanaf januari 2014 ingevuld zou zijn. In werkelijkheid zijn deze vacatures niet of later ingevuld. Gelieerde stichtingen Het exploitatieresultaat van de gelieerde stichtingen ten bedrage van 0,2 miljoen euro positief wordt met name veroorzaakt door de verkoop van effecten van het OMO-fonds en schenkingen van stichtingsgelden aan gelieerde OMO-scholen in het kader van de opheffing van de betrokken stichtingen. Doordecentralisatiebedrijven Voor de doordecentralisatiebedrijven is het begrote resultaat gelijkgesteld aan het gerealiseerde resultaat, omdat er geen begrotingscijfers van de doordecentralisatie bedrijven voorhanden zijn. Het exploitatieresultaat wordt veroorzaakt door:
Een impairment van het contract Valkenswaard ad. 1,5 miljoen euro als gevolg een negatieve indexering van het bedrag per leerling; Het terugnemen van een deel van de in 2012 gedane impairment op het contract EttenLeur ad. 0,5 miljoen euro positief als gevolg van een positieve indexering (OCW index); De bijdrage ouderhoudsgelden ad. 1,2 miljoen euro; Afschrijvingskosten ten bedrage ad. 0,4 miljoen euro; Gerealiseerde winsten op verkoop van locaties ad. 2,2 miljoen euro.
Resultaatbestemming In deze jaarrekening zijn de resultaatbestemmingen verwerkt over het verslagjaar 2014. Accountantscontrole De controle van deze jaarrekening is uitgevoerd door Deloitte Accountants B.V. 4.1.3.
Financiële verantwoording
Binnen de vereniging wordt een aantal financiële uitgangspunten gehanteerd, met name als het gaat om solvabiliteit en – daarvan afgeleid – het weerstandsvermogen. Het OMO beleid hiervoor is in 2014 herijkt. Voor wat betreft de hoogte van de solvabiliteit is de minimumwaarde op 30% onveranderd gelaten. Het weerstandsvermogen op verenigingsniveau is verhoogd van 14 naar 18%; op schoolniveau is de streefwaarde aangepast van 12 naar 8%. In deze verantwoording wordt naast de interne richtlijnen ook gekeken naar de richtlijnen die de onderwijsinspectie hanteert. Voor de liquiditeit hanteert de onderwijsinspectie een ondergrens van 0,5. Verder wordt gekeken of de gemiddelde rentabiliteit over een periode van drie jaar niet negatief is en of de financiële buffer tenminste 0% bedraagt. Tot slot heeft de BNG bank, waar OMO in 2014 een meerjarige financiering heeft aangetrokken, een aanvullend financieel criterium geïntroduceerd: de debt service coverage ratio (DSCR). Deze geeft aan in hoeverre een instelling in staat is rente- en aflossingsverplichtingen na te komen. De eis van de BNG bank is dat deze minimaal 1,2 bedraagt. In deze paragraaf worden de werkelijke cijfers afgezet tegen de genoemde criteria.
pag. 72 van 183
Solvabiliteit De solvabiliteit geeft de verhouding weer tussen het totale eigen vermogen (inclusief voorzieningen) en het balanstotaal, en geeft daarmee informatie over de kredietwaardigheid van een organisatie. Het ministerie van OCW hanteert met ingang van 2013 een minimumeis van 30%. Binnen de vereniging is dit reeds enige jaren gangbaar beleid. Het verloop van deze indicator over de afgelopen vijf kalenderjaren is in het volgende overzicht gepresenteerd: 60% 50%
50%
50%
2013
2014
45% 40%
39%
2010
2011
40% 30% 20% 10% 0%
2012
Grafiek 8: Solvabiliteit In de afspraken rondom het langlopende krediet met de BNG bank hanteert de bank een minimumeis van 20%, waarbij in de berekening van de solvabiliteit de voorzieningen niet worden meegenomen. Op basis van deze rekenmethodiek bedraagt de solvabiliteit in 2014 39%. Gesteld kan worden dat het eigen vermogen per 31 december 2014 voldoet aan alle interne en externe richtlijnen. Weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen geeft de verhouding weer tussen het totale eigen vermogen en de baten, en legt daarmee een verband tussen de omvang van het eigen vermogen en de bedrijfsvoering. Het verloop van het weerstandsvermogen in de afgelopen vijf jaar is in het volgende overzicht gepresenteerd: 26% 24%
23%
24%
22% 19%
20% 18%
18%
Streef waarde
17%
16% 14% 12% 10% 2010
2011
Grafiek 9: Weerstandsvermogen
pag. 73 van 183
2012
2013
2014
Het weerstandsvermogen van 24% bestaat voor 22% uit algemene exploitatiereserves en voor 2% uit bestemmingsfondsen (private gelden). In de toelichting op de jaarrekening wordt een uitgebreide verantwoording gegeven op deze twee onderdelen van het eigen vermogen. Zowel op het niveau van de afzonderlijke scholen als voor de organisatie als geheel wordt gestuurd op weerstandsvermogen. Er wordt gestreefd naar een weerstandsvermogen met een omvang van 18%. Dit streven is ook in 2014 bereikt. Op schoolniveau geldt overigens een streefwaarde van 8%. Rentabiliteit De rentabiliteit geeft de verhouding weer tussen het resultaat en de totale baten. Voor deze indicator heeft de onderwijsinspectie aangegeven dat deze over een periode van drie jaar niet negatief mag zijn. In onderstaande grafiek is zowel de rentabiliteit per jaar aangegeven als de rentabiliteit gemeten over een periode van drie jaar.
5,0%
4,3%
4,0% 3,0%
2,3%
2,0% 1,0%
0,7%
0,7% 0,0%
0,0% 2010
2011
2012
2013
2014
-1,0% -2,0% Rentabiliteit per jaar
Rentabiliteit per 3 jaar
Grafiek 10: Rentabiliteit Over een periode van drie jaar bezien heeft OMO niet negatief geëxploiteerd en blijft daarmee boven de grens die is gesteld. Liquiditeit Binnen de vereniging wordt het liquiditeitsbeheer centraal uitgevoerd, om kosten en risico’s met betrekking tot de liquiditeiten te minimaliseren. De liquiditeit van een organisatie kan bepaald worden aan de hand van de current ratio. Dit kengetal wordt berekend door het totaal van de korte termijn vorderingen, beleggingen en de liquide middelen te delen door alle korte termijn verplichtingen. De current ratio van Ons Middelbaar Onderwijs per 31 december 2014 bedraagt 0,11. Het verloop van de current ratio in de afgelopen vijf jaar is hieronder gepresenteerd:
1
Bij de berekening is de effectenportefeuille onder de kortlopende vorderingen geschaard, en zijn de vooruitontvangen bedragen in mindering gebracht op de kortlopende schulden.
pag. 74 van 183
1,0
0,8
0,6 0,4 0,4 0,2 0,2
0,2
0,2
2012
2013
0,1
2010
2011
2014
Grafiek 11: Liquiditeit De onderwijsinspectie hanteert een minimumwaarde van 0,5. Ons Middelbaar Onderwijs voldoet daarmee op 31 december 2014 niet aan dit criterium. De (rood)stand op de lopende bankrekening is hiervan de oorzaak. Omdat de roodstand in 2015 wordt omgezet in een langlopende lening en de ontwikkelingen hieromtrent nauwlettend worden gevolgd, is er geen aanleiding om het proces hierop aan te passen. Overigens, indien Ons Middelbaar Onderwijs per 31 december 2014 aan de ratio van 0,50 had willen voldoen, had een vaste lening afgesloten moeten worden van circa 25 miljoen euro. Hierdoor zouden de jaarlijkse rentelasten circa 0,8 miljoen hoger uitvallen dan bij het scenario waar nu voor gekozen is. In de risicoparagraaf wordt hier uitgebreider op ingegaan. Financiële buffer De financiële buffer is al enige jaren geleden als onderdeel van de zogenaamde kapitalisatiefactor geïntroduceerd en brengt in beeld of een onderwijsinstelling onnodige reserves aanhoudt. Deze financiële buffer is bedoeld voor het opvangen van onverwachte gebeurtenissen, zoals de terugloop in leerlingaantallen, financiële gevolgen van arbeidsconflicten en onvolledige indexatie van de lumpsum. Het kengetal wordt berekend door het balanstotaal te verminderen met de boekwaarde van gebouwen en terreinen, kortlopende schulden en 50% van de boekwaarde van de materiële vaste activa (niet zijnde gebouwen en terreinen), en dit restant te delen door de totale baten. Vanwege de complexiteit van het kengetal wordt binnen de vereniging niet gestuurd op de financiële buffer. De onderwijsinspectie hanteert voor de financiële buffer voor de grotere schoolbesturen een ondergrens van 0%. Het verloop van de financiële buffer is in het volgende overzicht gepresenteerd:
pag. 75 van 183
5,0% 4,0% 3,0% 2,1% 2,0% 1,0%
0,2%
0,0% 2010
2011
-1,0%
2012 -1,3%
2013 -1,3%
2014 -1,3%
-2,0% Grafiek 12: Financiële buffer De financiële buffer ligt, evenals voorgaande jaren, onder de 0%. De financiële buffer is met name negatief omdat eigen middelen zijn gebruikt om te investeren in huisvesting binnen de doordecentralisatiecontracten. In 2015 wordt een langlopende lening aangegaan, waardoor de financiële buffer naar verwachting boven de 0% zal uitkomen. Debt service coverage ratio Om te kunnen beoordelen in hoeverre OMO in staat is te voldoen aan rente- en aflossingsverplichtingen op de aangegane lening heeft de BNG bank de debt service coverage ratio (DSCR) geïntroduceerd. Deze betreft de verhouding tussen het resultaat exclusief rentelasten, belasting en afschrijvingslasten, en het totaal aan rente en aflossingen. De BNG bank hanteert voor de DSCR een minimumwaarde van 1,2. Doordat er in 2014 relatief weinig rente is betaald en er nog geen sprake was van aflossingen, ligt de DSCR (backward en forward) in 2014 op een waarde van 154 en wordt er derhalve ruimschoots voldaan aan de gestelde minimumeis. In verband met de schaalbaarheid is de DSCR in onderstaande grafiek gemaximeerd op een waarde van 20. 30
30
25
20
20
20
20
20
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0
20
20
20
20
20
2010
2011
2012
2013
2014
0 2010
2011
2012
2013
2014
DSCR-Backward(2014) DSCR-Forward (2015) Grafiek 13: Debt service coverage ratio 4.1.4.
Professionele inkoop
Inkoopstrategie OMO Inkoop zorgt ervoor dat een organisatie kan beschikken over die producten en diensten die een antwoord vormen op de (inkoop)vraag, tegen aantrekkelijke condities en geringe
pag. 76 van 183
risico’s. Ieder jaar wordt er binnen de vereniging voor grofweg 80 miljoen euro uitgegeven aan de inkoop van producten en diensten. De wijze waarop een contract tot stand komt, het contractbeheer en de praktische uitvoering variëren per product / dienst. In het najaar van 2013 is een algemeen kader vastgesteld voor de inkoopstrategie binnen Ons Middelbaar Onderwijs. Deze is gebaseerd op drie pijlers: het collectieve belang, de contractwaarde en de heterogeniteit van het product/dienst in combinatie met de mate van verbondenheid met het onderwijsproces. Het kader geeft voor iedere inkoopvraag antwoord op de volgende vragen:
Op welke niveau (vereniging / school) wordt het inkoopcontract gesloten? Op welke niveau wordt het contractbeheer uitgevoerd? Op welke niveau vindt de uitvoering van de inkoop plaats?
Inkoopprojecten In het voorjaar van 2014 heeft een Europese aanbesteding plaatsgevonden om te komen tot een nieuw contract voor het leerlingenadministratiesysteem. Door omstandigheden is de aanbesteding voor moment van gunning gestaakt. De huidige overeenkomst voor het leerlingenadministratiesysteem met de firma Schoolmaster wordt gecontinueerd tot 1 januari 2017. In de tussenliggende periode wordt bezien op welke wijze de aanbesteding opnieuw kan worden vormgegeven. De contracten op het gebied van leermiddelen met de firma’s Iddink Voortgezet Onderwijs bv en Van Dijk Educatie zijn verlengd tot de zomer van 2017. De in ontwikkeling zijnde verenigingsvisie op de digitalisering van goed onderwijs en de kennis die wordt opgedaan met het project rondom de integratie van het leerlingenadministratiesysteem, de ELO en de leermiddelen worden meegenomen in de nieuwe Europese aanbesteding van leermiddelen die plaatsvindt in schooljaar 2016-2017. De overeenkomsten voor energie zijn, vanwege gunstige marktomstandigheden, al in juli 2013 opnieuw Europees aanbesteed. De nieuwe contracten (E.ON Benelux voor elektriciteit en Delta Energy voor aardgas) zijn ingegaan per 1 januari 2015. Op het gebied van verzekeringen heeft OMO collectieve afspraken gemaakt voor brand, aansprakelijkheid, ongevallen, reizen, en eigendommen van personeel en vrijwilligers. Voor schademeldingen en de onderhandelingen met de verzekeraars wordt gebruik gemaakt van een tussenpersoon, een verzekeringsmakelaar. Het contract met de verzekeringsmakelaar is in 2014 opnieuw aanbesteed. Per 1 januari 2015 is het contract gegund aan de firma Meeùs. Voor het huidige contract kantoorartikelen met de firma Office Depot is gebruik gemaakt van een extra optiejaar. Het contract loopt nu nog tot 1 januari 2016. In 2015 vindt weer een aanbesteding van het contract plaats. 4.1.5.
Werkkostenregeling
Per 1 januari 2012 maakt Ons Middelbaar Onderwijs gebruik van de werkkostenregeling. Op basis van deze regeling kon maximaal 1,50% van het totale fiscale loon (de vrije ruimte) besteed worden aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers. Dit percentage is per 1 januari 2015 verlaagd naar 1,20%. Bewaakt wordt dat iedere school 1,18% (0,02% is gereserveerd op verenigingsniveau) van de loonkosten kan vergoeden dan wel verstrekken. Periodiek wordt bewaakt of per school de ruimte wordt overschreden.
pag. 77 van 183
4.1.6.
Personeelsinformatiesysteem
De overeenkomst met de firma Raet voor het personeels- en salarissysteem eindigde op 31 december 2014. Om die reden is eind 2013 op basis van wet- en regelgeving een Europese aanbestedingsprocedure gestart. De aanbesteding betrof een personeelsinformatiesysteem met, naast de ‘basis personeelsregistratie’ en de salarisadministratie, diverse modules met HR functionaliteiten (medewerker ontwikkeling, verzuim en herstel, werving & selectie en tijd & verlofregistratie). Na de gunning van de opdracht in juni 2014 is direct gestart met de implementatie van de basis personeelsregistratie en salarisadministratie. Daarbij was een juiste salarisbetaling in januari 2015 de hoogste prioriteit. Vanaf januari 2015 wordt in een tweede fase van de implementatie aandacht geschonken aan de verdere implementatie van de overige HRMmodules. De gehele procedure van aanbesteding en implementatie heeft in nauw overleg tussen P&O-medewerkers van het bureau OMO en de scholen plaatsgevonden (zie ook bij D.9.6). 4.1.7.
Digitalisering inkoopfacturen
In 2008 is een pilot gestart voor het scannen, herkennen, valideren en accorderen van alle inkoopfacturen (project: digitalisering inkoopfacturen) op het OMO bureau. In 2009 is deze pilot uitgebreid met de inkoopfacturen van vier schoollocaties. Na een positieve evaluatie van de pilotscholen is het digitaliseringsproces geleidelijk uitgerold binnen de gehele organisatie. In 2012 was de implementatie binnen de gehele vereniging voltooid. Enkele belangrijke opbrengsten die voorafgaand aan de implementatie waren gedefinieerd zijn: Tijdsbesparing doordat controles (zowel op de schoollocatie als het OMO-bureau) sneller en efficiënter verlopen Kortere doorlooptijd van de inkoopfacturen tot accordering en betaling Niet meer zoek raken van facturen Naadloze aansluiting met de financiële administratie. In 2014 heeft een evaluatie van de digitale verwerking van inkoopfacturen plaatsgevonden. Om de wensen en ervaringen vanuit de scholen te inventariseren, maar ook om te bezien waar het proces eventueel verder verfijnd kan worden. De algemene indruk is dat iedereen tevreden is over de digitalisering van de inkoopfacturen en het hierbij aansluitende verwerkingsproces. De doorlooptijd tussen het moment van ontvangen van een inkoopfactuur en het betaalbaar stellen ervan is sterk afgenomen ten opzichte van de ‘oude’ werkwijze. Ook het feit dat de facturen niet meer kwijtraken en dat zichtbaar is waar een factuur zich in het proces bevindt is gerealiseerd en wordt ook daadwerkelijk als een pluspunt ervaren. Het achteraf vanaf iedere plaats, en op ieder moment, kunnen opvragen van de facturen (ook die van 5 jaar oud) werkt prettig. De doelstellingen van het digitaliseringsproces zijn daarmee behaald. De gedane evaluatie heeft geleid tot enkele verbeteringen binnen de huidige opzet. 4.1.8.
Ontwikkelingen op ICT-gebied
OMO ICT-beleid Het jaar 2014 stond in het teken van het uitwerken en opleveren van het OMO ICT-beleid 2014-2018. Dit beleid heeft als focus de daadwerkelijke behoeften van de organisatie en de
pag. 78 van 183
vertaling daarvan naar technische mogelijkheden – van ICT-beheer naar informatiemanagement – en herbergt een zestal activiteiten met diverse actievoorstellen: 1.
2.
3.
4.
5. 6.
Coördineren kennis en expertise op ICT-gebied: verzamelen en delen a. Zorg dat het thema ICT een structurele plek krijgt op de agenda van bestaande regionale kringen (schoolleiders; managers bedrijfsvoering/onderwijs) b. Maak meer gebruik van elkaars ervaringen Verbeteren werking ICT-organisatie, inclusief de rol van outsourcing, op zowel de scholen als het bureau OMO a. Organiseer onderlinge audits/visitaties op de ICT-inrichting b. Adviseer bij het verbeteren van de professionaliteit op ICT-gebied c. Onderzoek welke voordelen er kunnen zijn om onderdelen van de ICT-organisatie gezamenlijk in te vullen Opzetten en borgen van een gezamenlijk leveranciersmanagement a. Werk gezamenlijke mantelcontracten uit voor ICT-diensten op breed gedeelde thema’s b. Zorg dat het ICT-budget voor verenigingstaken structureel onder de taakstelling blijft Opzetten en borgen van een levenscyclus voor stuurinformatie a. Uniformeer de basisgegevens binnen de verschillende administraties (leerlingen, personeel, financieel, huisvesting) om zo stuurinformatie beter in te kunnen zetten – zorg voor verenigingsbrede afspraken b. Realiseer een integraal managementinformatiesysteem Visievorming op de inzet en de rol van ICT a. Werk visie-/opiniestukken uit over ICT-gerelateerde thema’s Actualisatie van de kaders en de richtlijnen (ICT-standaarden): de hiermee gemoeide actie is de 2e helft van 2014 uitgevoerd, met als resultaat de OMO ICT-richtlijnen en handreikingen (januari 2015)
ICT in het onderwijs De vereniging maakt werk van de kennisdeling over het gebruik van ICT in de klas. Op de jaarlijkse dag ICT in het onderwijs (ICTO), in 2014 op 6 november, en diverse themabijeenkomsten worden voorbeelden en best practices van de toepassing van ICT in het onderwijs gedeeld. De OMO-ICTO-dag wordt volledig erkend door het lerarenregister. De scholen hebben ICT op diverse gebieden binnen het onderwijs geïmplementeerd. Dit omvat zowel rondom devices als IT-functionaliteiten. Dit alles staat in het teken om zoveel mogelijk persoonlijke / gedifferentieerde digitale leeromgevingen aan te bieden. Tot slot draagt OMO bij aan een aantal landelijke trajecten van de VO-raad, zoals Leerling2020 en ECK2. ICT in de bedrijfsvoering Eind 2013 zijn 2College, De Nieuwste School, het Rodenborch-College en het OMO-bureau, gestart met het project Red Brick. Dit project omvat het gezamenlijk opzetten en beheren van de ICT-infrastructuur in een extern datacenter. Uitgangspunten hierbij zijn onder andere flexibiliteit, innovatie en kostenbesparing. Het jaar 2014 stond in het teken van de technische inrichting en technische uitdagingen; 2015 staat in het teken van het operationeel maken van Red Brick en het aanhaken van de overige OMO-scholen.
pag. 79 van 183
4.1.9.
Managementinformatie
In Koers 2016 wordt expliciet gesproken over het beschikken over juiste, tijdige en volledige managementinformatie. Binnen OMO wordt voortdurend gekeken waar verbeteringen op dit terrein gerealiseerd kunnen worden. Integratie systemen Tot op heden wordt gebruik gemaakt van afzonderlijke managementinformatiesystemen die apart goed werken, maar waar in de samenvoeging van financiële, personele en leerlingeninformatie relatief veel handmatige handelingen zitten. In 2014 heeft onderzoek plaatsgevonden naar de mogelijkheden van een meer integraal managementinformatiesysteem voor de organisatie. Voorlopig lijkt de meerwaarde van de integratie nog niet op te wegen tegen de meerkosten die hiervoor gemaakt moeten worden. Uniformering leerlingengegevens Voor het genereren van managementinformatie is de wijze van registreren van de data een essentieel onderdeel. De kwaliteit van de opgeleverde managementinformatie staat of valt met het tijdig en op een correcte en eenduidige wijze registreren van de gegevens. Met name binnen het domein onderwijs / leerlingen zal er een slag gemaakt moeten worden om tot uniformering van de gegevens te komen. Eind 2014 is besloten om voor wat betreft de haalbaarheid en kosten hiervan nader onderzoek uit te voeren. 4.1.10. Treasury en schatkistbankieren Op 24 mei 2011 is het “Treasury Statuut Ons Middelbaar Onderwijs” vastgesteld. In dit document is bepaald dat tenminste jaarlijks wordt gerapporteerd over de uitvoering van het treasurybeleid binnen OMO. Dit is in januari 2015 gebeurd. In het kader van het treasurybeleid wordt de financiële positie van Ons Middelbaar Onderwijs getoetst aan de bepalingen in het treasury statuut en daarmee aan de landelijke ‘Regeling beleggen en belenen door instellingen van onderwijs en onderzoek 2010’ van OCW. Deze toets richt zich op de relevante treasury-instrumenten die binnen Ons Middelbaar Onderwijs in het kalenderjaar 2014 zijn gehanteerd. De diverse treasury-instrumenten zijn alle van een prudent karakter en zijn er niet op gericht om extra opbrengst te genereren door het aangaan van overmatige risico’s. Ministerie van Financien – schatkistbankieren In november 2011 is besloten om over te stappen op schatkistbankieren bij het ministerie van financiën. De redenen hiervoor zijn een gunstigere prijs met daarbij de service van een kwalitatief goede ondersteuning. De daadwerkelijke overstap naar het schatkistbankieren heeft op 1 maart 2012 plaatsgevonden. Rekening courant Het dagelijks betalingsverkeer blijft lopen via de Rabobank, waarbij het rekeningcourantsaldo van de hoofdrekening bij de Rabobank dagelijks wordt afgeroomd naar een ‘schatkistrekeningcourant’ van het ministerie van financiën. Onderdeel van de overeenkomst bij het ministerie van financiën is een doorlopende kredietfaciliteit van (maximaal) op 10% van de publieke jaaromzet. Per 1 januari 2014 bedroeg dit 46,4 miljoen euro. In de periode januari 2014 - mei 2014 is daarop een uitbreiding met 7,0 miljoen euro overeengekomen, tot 53,4 miljoen euro. Vanaf april 2014 is
pag. 80 van 183
deze uitbreiding komen te vervallen. In oktober 2014 is de kredietfaciliteit structureel verhoogd naar 48,4 miljoen euro. Het werkelijk opgenomen korte krediet bedroeg op peilmoment 31 december 2014 33,0 miljoen euro. De verwachting is dat het opgenomen krediet in het najaar van 2015 zal afnemen door het opnemen van een deel van de kredietfaciliteit die is overeengekomen met de BNG-bank. Vaste lening Via het schatkistbankieren is er tevens de mogelijkheid om bij het ministerie van financiën een vast krediet te verkrijgen. De voorwaarde hiervoor is dat er sprake is van een gemeentegarantie. Per 31 december 2014 was geen vaste lening overeengekomen. Kredietfaciliteit BNG-Bank Na intensief overleg is op 1 juli 2014 een kredietovereenkomst gesloten met de BNG bank, van maximaal 70,0 miljoen euro. Welk bedrag hiervan op welk moment daadwerkelijk zou worden opgenomen moest voor eind 2014 geformaliseerd zijn. Op 18 december 2014 is vastgelegd dat per 1 oktober 2015 45,0 miljoen euro aan vaste financiering wordt verkregen, tegen een 15 jaars rente van 2,99%. Rabobank - rekeningcourant Alle school-bankrekeningen zijn ondergebracht bij Rabobank Tilburg. De afzonderlijke rekeningen worden daarbij dagelijks automatisch afgeroomd naar een hoofdrekening bij de Rabobank. Per school geldt een dagelijkse bestedingslimiet met een omvang tussen de 5.000 en 25.000 euro. In totaal is er binnen de vereniging sprake van 36 school-bankrekeningen en 5 verenigings-bankrekeningen. Leasecontract bedrijfsauto’s Het leasecontract bedrijfsauto’s bij MKB Lease in Oosterhout betreft 33 leaseauto’s. Binnen de arbeidsvoorwaarden hebben schoolleiders en leden van de raad van bestuur de mogelijkheid om een leaseauto te rijden. Voor het kalenderjaar 2014 bedroegen de leasekosten 406.000 euro. Activiteiten OMO-fonds Het OMO-fonds is een privaat fonds, volledig gefinancierd door personeelsleden, en leent in bepaalde situaties geld uit aan personeel dat is aangesloten bij het fonds. Het gaat in 2014 om tien leningen met een totale waarde van 59.000 euro. Per januari 2014 heeft het bestuur van het OMO-fonds besloten haar effectenportefeuille met een nominale waarde van 1,4 miljoen euro van de hand te doen en al haar gelden onder te brengen bij de vereniging. Inclusief de verkochte effectenportefeuille bedraagt het vermogen van het OMO-fonds circa 5,2 miljoen euro. Vanuit de vereniging ontving het OMO-fonds in 2014 een rentevergoeding van 1,4% over de uitgezette middelen. 4.1.11. Interne beheersing en toezicht In 2014 zijn onderdelen van de administratieve organisatie en de maatregelen van interne controle, die daarin verweven zijn, beoordeeld. Het algemene beeld over de onderzochte processen en producten is positief: Vanuit de controle zijn geen significante tekortkomingen in de administratieve organisatie en interne beheersing geconstateerd.
pag. 81 van 183
De kwaliteit van de administratieve organisatie en interne controle in 2014, voor zover van belang voor de controle van de jaarrekening, is verbeterd. Uit de beschouwingen van het OMO managementcontrolsysteem is er binnen OMO sprake is van sterke ‘high level controls’. Externe en interne ontwikkelingen die invloed hebben op het realiseren van de strategische en financiële doelstellingen worden snel gesignaleerd en leiden tot bijsturing als daartoe aanleiding bestaat.
Hiermee wordt bevestigd dat de basis van alle procedures en processen binnen de vereniging nog altijd solide is. 4.1.12. Overhead Overheadpersoneel is noodzakelijk in iedere organisatie. Er bestaat echter geen blauwdruk van welke omvang de overhead moet hebben en hoe overheadfuncties zouden moeten zijn verdeeld. Binnen de vereniging is een vanzelfsprekend uitgangspunt om een zo groot mogelijk aandeel van de financiële middelen direct ten goede te laten komen van het onderwijs. Het meten hiervan gebeurt langs twee lijnen: 1. 2.
Het aandeel van de reserveringen op de lumpsumopbrengsten op bovenschools niveau (zoals raad van bestuur, OMO bureau en verenigingsprojecten); De verdeling van de formatie binnen de vereniging, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar primaire formatie (onderwijzend personeel en personeel dat direct ondersteunend is aan het primaire proces) en ’overhead’ (directie en overig ondersteunend personeel). Hierbij wordt aangetekend dat de functiebenaming niet altijd volledig overeenkomt met de daadwerkelijk uitgevoerde taken; er zijn bijvoorbeeld directieleden met lesgevende taken.
Ad. 1. Reserveringen op bovenschools niveau Circa 90% van de totale inkomsten van de vereniging bestaat uit lumpsum die van het ministerie van OCW wordt ontvangen. In 2013 ging 95,6% van die lumpsumopbrengsten direct naar de scholen, in 2014 is dit 95,5%. Belangrijkste oorzaak van deze daling is een daling van de lumpsum vanwege de incidentele middelen die eind 2013 waren ontvangen. Vanwege deze ontwikkeling is het gemiddeld budget per leerling dat direct naar de scholen gaat in 2014 ten opzichte van 2013 met 268 euro afgenomen, naar 6.824 euro. In tabel 3 wordt de verdeling van de lumpsum 2014 weergegeven over de verschillende geledingen van de vereniging (bron: financiële kaders 2014, januari 2015). Ad. 2. Overheadformatie In 2014 kwam het kengetal overhead (overheadformatie ten opzichte van de totale formatie) gemiddeld uit op 19,0%, waarvan 16,9% op de scholen werkt en 2,1% op het OMO bureau en binnen de raad van bestuur. Een jaar eerder bedroeg de overhead nog 19,3%. Benchmarks - met collega schoolbesturen en binnen OMO Aan het begin van 2012 heeft Ons Middelbaar Onderwijs met drie andere grotere schoolbesturen binnen het voorgezet onderwijs een benchmark overhead uitgevoerd. Op initiatief van de Dunamare Onderwijsgroep en Ons Middelbaar Onderwijs is deze benchmark in het najaar van 2013 herhaald, en nu breder uitgezet binnen de sector. In totaal hebben 28 VO-instellingen deelgenomen, van diverse omvang en inrichting, waarbinnen 213.500 leerlingen onderwijs volgen. Dit komt neer op bijna een kwart van het aantal VO leerlingen in Nederland. Naast de formatie is tevens gekeken naar de kosten van het personeel en de mate van uitbesteding van overheadtaken.
pag. 82 van 183
In bijeenkomsten in maart 2014 zijn de resultaten van de benchmark met de deelnemers besproken en is kennis gedeeld over elkaars organisaties. Uit de benchmark en de gesprekken is naar voren gekomen dat vereniging OMO, in vergelijking met de rest van de sector, een lage overhead kent en een relatief klein bestuursbureau heeft. Aan de hand van het onderzoek is in het najaar van 2014 ingezoomd op de afzonderlijke overhead van de diverse OMO scholen. Geconcludeerd is dat de grootte van de overhead op de OMO scholen, zowel gekeken naar formatie als naar kosten, sterk varieert. De nadere beschouwing geeft aanknopingspunten voor het gesprek op schoolniveau over de invulling van de overhead. Doelgroep Scholen Schoolleiders Scholen Totaal scholen Verenigingstaken Eigen risicodragerschap Fricties personeelsaangelegenheden Projecten en thema’s Licenties en managementinformatie Contributies Overige Totaal verenigingstaken
% van lumpsum opbrengsten 1,0% 94,5% 95,5%
1,3% 0,1% 0,4% 0,4% 0,2% 0,1% 2,5%
Doordecentralisatie - groot onderhoud
0,3%
Raad van bestuur en raad van toezicht
0,2%
Bureau Ons Middelbaar Onderwijs Personeel Materieel Totaal bureau Ons Middelbaar Onderwijs Totaal lumpsumopbrengsten (inclusief prestatieboxgelden) Tabel 3: Verdeling lumpsum
4.2.
Huisvesting
4.2.1.
Huisvesting
1,2% 0,3% 1,5% 100%
In de dynamische omgeving van onze maatschappij in het algemeen en van onderwijs in het bijzonder, neemt vastgoed een bijzondere positie in. Gebouwen worden voor een langdurige periode neergezet en vormen daarmee ook direct kaders voor gebruik. In deze context verdient onderwijshuisvesting een toekomstgerichte benadering. Beleidsmatig vertaalt zich deze focus in een verdere ontwikkeling van de OMOkwaliteitsrichtlijnen waarbij, naast flexibiliteit, de nadruk ligt op duurzaamheid. Vanuit dat
pag. 83 van 183
perspectief ontstaan ook investeringen voor levensduurverlenging van bestaande gebouwen, meer dan de vraag naar nieuwbouw. Elke vraag naar de toekomst begint daarbij overigens met het in kaart brengen van vraag en aanbod. Vanuit dat vertrekpunt is een goede vastgoedregistratie onontbeerlijk. Ook feitelijk is in 2014, al dan niet samen met de betreffende gemeenten, weer een aantal stappen gezet naar goede huisvesting voor onze scholen. 4.2.2.
Richtlijnen Kwaliteitsnormen Onderwijshuisvesting (RKO)
De Richtlijnen Kwaliteitsnormen Onderwijshuisvesting, ofwel het RKO, zijn in 2003 vastgesteld en fungeren als basis voor alle te realiseren schoolgebouwen binnen OMO. Al geruime tijd bestaat de behoefte om het RKO aan te passen aan de huidige stand van zaken en daarbij te anticiperen op de toekomst. De centrale vraag is: Hoe formuleert OMO het basisniveau voor de kwaliteit van alle schoolgebouwen en laat tegelijkertijd ruimte voor accenten die passen bij het profiel van de school? Inmiddels is in 2014 een aantal uitgangspunten geformuleerd die ten grondslag komen te liggen aan het vernieuwde RKO: OMO-standaard nieuwbouw en renovatie o De financiële achtergrond voor het RKO is in 2014 vastgelegd in de OMO-standaard op basis van ervaringscijfers van recent gerealiseerde projecten Ambitieprofiel per school Proces- en prestatiedocument o Kwaliteitskader VO als leidraad procesdocument o STABU-systematiek als leidraad prestatiedocument Duurzaamheid integraal onderdeel van vernieuwd RKO Toepasbaar voor nieuwbouw en renovatie Het vernieuwde RKO stelt de minimale eisen aan de kwaliteit van schoolgebouwen, uitstijgend boven het bouwbesluit (wettelijk referentieniveau). Tegelijkertijd laat het vernieuwde RKO ruimte voor schoolspecifieke wensen en accenten, binnen het kaderstellende budget. Want iedere school is uniek qua organisatie, aanbod, locatie etc. Bovendien zijn mogelijke exploitatiekostenverlagende zaken (energie, onderhoud, schoonmaak) ook relevant in het gebouwontwerp. 4.2.3.
Duurzaamheid
De toepassingen van duurzaam bouwen zijn divers en de definitie van een duurzaam gebouw of het meest duurzame gebouw is niet eenduidig. Er zijn diverse tools en ontwerprichtlijnen die hierop ingaan (zoals Frisse Scholen, BREEAM, GPR-gebouw). Zij hebben een aantal thema’s gemeen: energie- en watergebruik, materiaalkeuze, afval, binnenmilieu en gezondheid. Maar ook thema’s als flexibiliteit, multifunctioneel gebruik en beheer en onderhoud hebben te maken met duurzaamheid, aangezien deze thema’s allemaal te maken hebben met een feitelijke verlenging van de gebruiks- of levensduur van gebouwen en gebouwdelen. Deze thema’s zijn allemaal onderdeel van het vernieuwde RKO. Recent opgeleverde schoolgebouwen worden inmiddels voorzien van een Energielabel (verplicht vanaf juli 2014). De nieuwbouw van het Carolus Borromeus College te Helmond heeft energielabel A++ gekregen en de nieuwbouw in Waalwijk A+++. De uitdaging de komende periode is om de aanscherping van de EPC (energieprestatie coëfficiënt, een index die de energetische efficiëntie van nieuwbouw aangeeft volgens NEN 7120, van 1,3 naar 0,7)
pag. 84 van 183
te integreren in lopende bouwtrajecten. Dit is een wettelijke eis die volgt uit de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD) om te komen tot ‘bijna energie neutrale gebouwen’ (BENG), een verplichting per 1 januari 2021. 4.2.4.
Asbestsanering
Voor alle scholen geldt dat in 2013 het asbest in de categorie ‘meest urgent’ is verwijderd. Daarmee is weer een stap gezet in de bijdrage aan een goede en gezonde leef-, leer- en werkomgeving. In de gemeenten waar OMO een overeenkomst tot doordecentralisatie heeft is het traject in 2014 ook financieel afgerond. Met enkele gemeentebesturen (waar geen doordecentralisatieovereenkomst is gesloten) loopt het gesprek nog over de afwikkeling van de kosten. Vertrekpunt blijft dat de kosten voor sanering voor rekening van de gemeente komen. 4.2.5.
Vastgoedregistratie
In de periode 2013-2014 is een onderzoek uitgevoerd naar de redenen waarom het niet gelukt is de database van het vastgoedregistratiesysteem Planon te vullen met basisgegevens. Daarnaast blijkt de implementatie van meerjarenonderhoudsplannen in Planon een probleem. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek en de ervaringen met het gebruik van Planon is verder gewerkt aan een stappenplan naar beter vastgoedbeheer. Vertrekpunt daarbij is de (her)formulering van nut en noodzaak van een adequaat vastgoedregistratiesysteem in combinatie met de daarbij behorende taken. 4.2.6.
Huisvestingsplannen
Met veel gemeenten zijn in 2014 weer belangrijke stappen gezet om te komen tot adequate onderwijshuisvesting, dan wel is de route daartoe bepaald. Zo is in de gemeente Eindhoven een Integraal Huisvestingsplan vastgesteld waarbij schoolbesturen en gemeente afspraken gemaakt hebben over het totale investeringsprogramma inclusief de planning. Als volgende stap worden, naar verwachting nog voor de zomer van 2015, per schoolbestuur de individuele samenwerkingsovereenkomsten gesloten. Met de gemeente Den Bosch is definitief een overeenkomst doordecentralisatie gesloten waarmee de huisvesting voor het vmbo gerealiseerd kan worden. Deze constructie maakt het mogelijk ook het Jeroen Bosch College (en op termijn het Rodenborch-College) van goede huisvesting te voorzien. In de eerste helft van 2015 wordt het masterplan, als basis voor verdere planvorming, afgerond. Tevens is het afgelopen jaar weer een aantal projecten afgerond en opgeleverd. Van deze projecten is de bouwafrekening vastgesteld. Een groot aantal projecten is daarnaast in voorbereiding, dan wel in uitvoering. Onderstaande tabellen geven een overzicht van de lopende bouwprojecten, inclusief de wijze van financiering. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen projecten in gemeenten met en zonder een overeenkomst tot doordecentralisatie. Eveneens is een onderscheid naar herkomst van de budgetten weergegeven.
pag. 85 van 183
School
Project
Sint-Janslyceum Uitbreiding inclusief sporthal Jeroen Bosch College Aanpassing cementrum Rodenborch-College Aanpassing huisvesting Duhamel College & Hervion Herhuisvesting College vmbo SG Kwadrant Aanpassing huisvesting Varendonck-College Vervangende nieuwbouw Asten Merletcollege Nieuwbouw, Cuijk OMO SG Helmond Aanpassingen Knippenbergcollege Eckartcollege Vervangende nieuwbouw PC Nuenen
Gemeente 's Hertogenbosch 's Hertogenbosch 's Hertogenbosch 's Hertogenbosch Dongen Asten** Cuijk Helmond Nuenen*
Raming
Taakstellend budget
InvesteringsDoordeVermogenssubsidie OCW centralisatie beslag scholen
11.360
11.360 13.700
13.700 p.m. 28.000 p.m 6.700
28.000 6.700 16.610
16.610 p.m. 7.300 55.700
27.970
-
7.300 83.670
-
* = per 1 januari 2015 het doordecentralisatiecontract met de gemeente Nuenen ingegaan ** = doordecentralisatiecontract is nog in onderhandeling
Tabel 4: Projecten waar wel sprake is van doordecentralisatie (bedragen x 1.000 euro)
School
Project
Gemeente
Van Maerlantlyceum Sint-Odulphuslyceum Theresialyceum Munnikenheide College OMO SG Tongerlo 2College Elzendaalcollege SG Het Plein SG Het Plein SG Het Plein SG Het Plein De Nieuwste School
Vervangende nieuwbouw Uitbreiding en deel renovatie Nieuwbouw Renovatie Rucphen Nieuwbouw unilocatie Da Vincicollege Nieuwbouw Jozefmavo Vervangende nieuwbouw Boxmeer Herhuisvesting VMBO Sportvoorziening Piuslaan Uitbreiding PC Sint Joris Vervangende nieuwbouw Antoon Schellens Herhuisvesting (incl. brandveiligheid)
Eindhoven Tilburg Tilburg Rucphen Roosendaal Tilburg Boxmeer Eindhoven Eindhoven Eindhoven Eindhoven Tilburg
Raming
Taakstellend budget
Investeringssubsidie OCW
10.924 7.400 2.800 23.920
112
Gemeente / Vermogensprovincie beslag scholen
p.m.
p.m. 11.672 17.500 2.400 5.292 p.m. -
362 82.270
112
7.079 3.883 1.130 23.320 5.600 7.672 17.500 2.400 1.842 5.000 203 75.629
Tabel 5: Projecten waar geen sprake is van doordecentralisatie (bedragen x 1.000 euro) Het totale investeringsvolume op 31 december 2014 bedraagt circa 165,9 miljoen euro. Ongeveer 25,2 miljoen euro (15,2%) daarvan komt ten laste van de scholen. De eigen bijdrage van de scholen wordt getracht zo beperkt mogelijk te houden. Eigen bijdragen kunnen voorkomen doordat een wens bestaat om een extra kwaliteitsslag te maken of te investeren in duurzaamheid.
pag. 86 van 183
3.733 3.517 1.670 600 4.000
3.450 159 17.129
5.
Toekomst
5.1.
Toekomst
5.1.1.
Beleidsvoornemens en accenten 2015-2018
Kijkend naar de toekomst is het uitgangspunt voor de vereniging de combinatie van traditie en innovatie. Sinds haar ontstaan in 1916 is de inzet op beide uitgangspunten succesvol gebleken. Ingezet wordt op de uitvoering van Koers 2016, het strategische kader waaraan zowel op individueel schoolniveau als op verenigingsniveau vorm wordt gegeven. Gekoppeld aan Koers 2016 is een werkprogramma uitgewerkt dat jaarlijks wordt geactualiseerd en wordt vertaald naar een concrete beleidsagenda. Hierbij wordt gekeken naar de ontwikkelingen binnen de organisatie maar ook daarbuiten, zoals signalen vanuit de omgeving (VO-raad, ministerie, onderzoeken / rapporten). Jaarlijks werden uit de concrete beleidsagenda enkele speerpunten vastgelegd die dat jaar specifiek de aandacht kregen. Die speerpunten van 2013 en 2014 zijn goed geïntegreerd in de diverse processen en documentatie van de vereniging in het algemeen en van de scholen in het bijzonder. Voor 2015-2018 zijn de speerpunten daarom als zodanig vervallen en fungeerde Koers 2016, het werkprogramma 2015-2018 en ieders schoolplan als leidraad bij het opstellen van de schoolbegrotingen. De thema’s die voor de komende periode verenigingsbreed extra aandacht krijgen zijn de academische opleidingsscholen, kennisnetwerken, kwaliteitszorg, de aanpassing van de OMO-CAO, en de processen rondom de personele administratie.
5.2.
Continuïteit
5.2.1.
Balans tot en met 2018
ACTIVA VASTE ACTIVA
2014
2018
320.662
339.088
357.515
11.393
11.393
11.393
11.393
11.393
295.201
313.628
332.055
350.481
368.908
2014
2015
2016
2017
2018
109.691 6.893
113.896 6.454
110.770 6.079
108.866 5.843
106.690 5.616
116.584
120.349
116.850
114.709
112.306
VOORZIENINGEN
29.643
27.102
24.561
22.020
19.479
LANGLOPENDE SCHULDEN
41.847
91.847
87.847
83.847
79.847
KORTLOPENDE SCHULDEN
107.127
74.329
102.797
129.905
157.276
TOTAAL PASSIVA
295.201
313.628
332.055
350.481
368.908
Tabel 6: Balans tot en met 2018
pag. 87 van 183
2017
302.235
PASSIVA EIGEN VERMOGEN Algemene reserve Bestemmingsfonds (privaat)
2016
283.808
VLOTTENDE ACTIVA TOTAAL ACTIVA
2015
5.2.1.1. Ontwikkeling kengetallen Het onderstaande overzicht geeft een samenvatting van de financiële situatie van de organisatie op dit moment en tot en met 2018. Als referentiekader zijn de meest recente interne en externe criteria gebruikt. Kengetal Solvabiliteit (incl. voorzieningen) Weerstandsvermogen Rentabiliteit (over 3 jaar) Liquiditeit Financiële buffer DSCR backward DSCR forward
Richtlijn OCW / OMO
OMO in 2014
OMO in 2015
OMO in 2016
OMO in 2017
OMO in 2018
> 30% > 18% > 0% > 0,5 < 15% > 1,2 > 1,2
50% 24% 2,3% 0,1 -1% 20,0 20,0
47% 24% 1,8% 0,4 0% 20,0 8,6
43% 24% 0,1% 0,4 0% 6,5 6,5
39% 24% 0,0% 0,4 0% 6,9 6,9
36% 23% -0,5% 0,4 0% 7,2 7,2
Tabel 7: Kengetallen tot en met 2018 Solvabiliteit Binnen de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs wordt gestuurd op solvabiliteit. De verwachting is dat de solvabiliteitspositie van de organisatie de komende jaren zal verminderen door een deel van het eigen vermogen te investeren in het onderwijsproces. Het ministerie van OCW hanteert voor de solvabiliteit een signalerings-ondergrens van 30%. De verwachting is dat deze ratio voor OMO in 2018 uitkomt op 36%. Dit is boven de ondergrens van 30%. In de afspraken rondom het langlopende krediet met de BNG bank hanteert de bank een minimumeis van 20%, waarbij in de berekening van de solvabiliteit de voorzieningen niet worden meegenomen. Op basis van deze rekenmethodiek komt OMO in 2018 naar verwachting uit op 31%. Weerstandsvermogen Binnen de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs als totaal wordt gestuurd op solvabiliteit en daaruit afgeleid het weerstandsvermogen. Als ondergrens voor de solvabiliteit geldt 30%, bij gelijkblijvende omstandigheden is de daaruit afgeleide streefwaarde van het weerstandsvermogen 18%. Ultimo 2014 bedraagt de totale omvang van het eigen vermogen 116,6 miljoen euro, ofwel een weerstandsvermogen van 24%. Op basis van de huidige meerjarenbegroting is de verwachting dat dit percentage op hetzelfde niveau blijft. Tegenover de daling van het eigen vermogen staat een afname van de baten, waardoor het weerstandsvermogen op het niveau van 2014 blijft. Rentabiliteit Op basis van de vastgestelde begroting 2015-2018 komt de gemiddelde rentabiliteit in de driejaars periode 2016-2018 uit op -/- 0,5%. Dit negatieve gemiddelde houdt verband met de extra middelen uit het herfstakkoord die eind 2013 zijn ontvangen. Besteding van deze middelen ten gunste van het onderwijs vindt in de komende jaren plaats. In de begroting is overigens nog geen rekening gehouden met de aanvullende lumpsum als gevolg van de gelden die vanuit het gemeentefonds voor het onderwijs beschikbaar zijn gekomen (motie Haersma-Buma). Het uitgangspunt is dat deze middelen in de komende begrotingsronde wel worden ingezet. Dit zal tot uitdrukking komen in de begroting 20162019. Liquiditeit Door het aantrekken van vreemd vermogen eind 2015 neemt de liquiditeit toe. Als gevolg van het aangaan van een lening eind 2015 neemt de liquiditeit toe. Het ministerie van OCW
pag. 88 van 183
vraagt een ratio van minimaal 0,5. Aan deze norm wordt in 2018 niet voldaan. Het wel voldoen aan de norm zou betekenen dat een onnodig bedrag aan extra langlopende financiering zou moeten worden aangetrokken. Op basis van een risico inschatting wordt een streefwaarde van 0,4 vooralsnog als voldoende beschouwd. Financiële buffer Binnen OMO wordt niet gestuurd op de financiële buffer. De verwachting is dat deze beperkt zal stijgen, tot aan een waarde van 0%. Debt service coverage ratio Voor de vergelijkbaarheid tussen 2014 en de jaren tot 2018 is de debt service coverage ratio voor 2014 begrensd op een waarde van 20. Met het aangaan van langlopend krediet is er vanaf eind 2015 sprake van rentelasten en aflossingen. Vanaf 2015 wordt de debt service coverage ratio daarmee relevant. De BNG verlangt een minimumwaarde van 1,2. Aan deze ratio wordt ruimschoots voldaan. Zowel de DSCR-backward als DSCR-forward komen naar verwachting uit op 7,2 in 2018. 5.2.2.
Baten en lasten 2015-2018 2015
BATEN Rijksbijdragen Overige subsidies Collegegeld Overige baten Totale baten LASTEN Personeelslasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Overige lasten Totale lasten SALDO BATEN EN LASTEN Financiële baten en lasten SALDO FINANCIËLE BATEN EN LASTEN BEGROTINGSRESULTAAT Uitgaven ten laste van bestemmingsfondsen BEGROTINGSRESULTAAT GEWONE BEDRIJFSVOERING
2016
2017
2018
467.000 11.100 25.800
458.900 11.900 17.800
455.900 13.100 17.300
452.200 14.500 16.900
503.900
488.600
486.300
483.600
407.900 19.300 22.300 50.500
399.900 20.300 22.000 48.200
395.900 21.300 21.700 47.700
393.100 22.000 21.600 47.600
500.000
490.400
486.600
484.300
3.900
1.800-
300-
700-
1.800-
1.700-
1.700-
-
1.800-
1.700-
1.700-
3.900
3.600-
2.000-
2.400-
-
400 4.300
400 3.200-
200 1.800-
Tabel 8: Exploitatiebegroting 2015-2018 Resultaat De begrotingsresultaten voor de jaren 2015-2018 zijn respectievelijk 4,3 miljoen euro positief, 3,2 miljoen euro negatief, 1,8 miljoen euro negatief en 2,2 miljoen euro negatief. De overwegend negatieve begrotingsresultaten houden verband met de extra middelen uit het herfstakkoord die eind 2013 zijn ontvangen. Besteding van deze middelen ten gunste van het onderwijs vindt in de komende jaren plaats.
pag. 89 van 183
200 2.200-
Leerlingaantallen en personeel 63.085 62.773 62.565 62.414
62.530 61.841 60.917 60.237
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Grafiek 14: Verloop aantal leerlingen Het aantal leerlingen kent in de komende jaren een dalende tendens (-/- 4,0%). Hiervan is een groot deel (-/- 1,2%) het gevolg van een overdracht van een school van vereniging Ons Middelbaar Onderwijs naar Stichting Eindhovens Christelijk Voortgezet Onderwijs in 2014. Het overige deel (-/- 2,8%) is in lijn met een daling van het aantal voortgezet onderwijsleerlingen in Noord-Brabant, in navolging van het primair onderwijs. Vanwege de terugloop van het leerlingenaantal zullen er de komende jaren totaal circa 160 fte aan leraren minder nodig zijn. In de komende begrotingsjaren zullen ruim 600 fte aan leraren de pensioengerechtigde leeftijd vinden. Per saldo zullen de OMO scholen dus op zoek moeten gaan naar nieuwe docenten. De ontwikkeling van het aantal leerlingen verschilt per onderwijsregio. Per regio is om die reden het toekomstig aantal leerlingen tot en met 2028 inzichtelijk. Indien actueel komt dit thema in de meerjarenbegrotingen van de scholen steevast aan de orde. Zie ook de paragraaf over ‘demografische ontwikkelingen en onderwijsaanbod op fietsafstand’. Gemiddeld aantal personele fte's
2015
2016
2017
2018
Directie Onderwijs ondersteunend personeel (overig) Overhead
146 882 1.028
140 870 1.010
137 859 996
136 853 989
Onderwijzend personeel Onderwijs ondersteunend personeel (primair proces) Onderwijs proces
4.024 394 4.418
3.942 388 4.330
3.875 383 4.258
3.835 379 4.214
Totaal
5.446
5.340
5.254
5.203
Tabel 9: Gemiddeld aantal fte’s in 2015-2018 De autonome stijging van een aantal kosten, met name de kosten van personeel, heeft tot gevolg dat de reductie van de omvang van de formatie groter is dan verwacht zou worden op grond van de procentuele trend. Met andere woorden, om de stijging van de kosten op te vangen wordt ingegrepen in het aantal formatieplaatsen. In de begrotingsperiode daalt de formatie met circa 5,6% ten opzichte van 2014. Hierbij daalt het aantal fte overhead relatief minder sterk dan het aantal fte onderwijsproces. Aanwezigheid en werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem De Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs bestaat uit verschillende scholen verspreidt over de provincie Noord-Brabant. Belangrijk uitgangspunt is de manier waarop binnen de organisatie gewerkt wordt; volgens het principe van “alles decentraal, tenzij”. Hoe dit principe in de
pag. 90 van 183
praktijk werkt is door Paul Rosenmöller als voorzitter van de VO-raad treffend verwoord na een bezoek aan een van de OMO scholen: “Bij een eerder bezoek aan een van de scholen van OMO in Den Bosch viel me op dat geen van de scholieren, docenten of leidinggevenden iets zei over deze grootschaligheid. De filosofie van het bestuur ‘wij zijn grootschalig georganiseerd en kleinschalig vormgegeven’ wordt in de praktijk waargemaakt. De scholen kennen een grote mate van vrijheid in de vormgeving van het onderwijs ter plekke. De identiteit van de scholen staat voorop, niet het bestuurlijke OMO-verband. Binnen dit OMOverband bestaat dan ook een grote mate van diversiteit en variëteit. En ouders en leerlingen lijken zich lang niet altijd bewust van het feit dat hun school behoort tot deze grote vereniging.” (Rosenmöller, 2014) Deze besturingsfilosofie zorgt er samen met het over Noord-Brabant verspreide onderwijsaanbod voor een spreiding van de risico’s die de organisatie loopt. Hiernaast kent de vereniging een uitgebreid instrumentarium voor de beheersing van de organisatie: Meerjarige strategiebepaling op het niveau van de vereniging, vertaald naar een jaarlijks werkprogramma op schoolniveau. Een governance structuur waarbinnen: o De belangrijkste onderwerpen op het gebied van onderwijs, personeel, huisvesting en financiën worden besproken met alle schoolleiders, de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad, de auditcommissie van de raad van toezicht, de raad van toezicht en de ledenraad. Elke afzonderlijke schoolleiding legt daarnaast ook verantwoording af aan de school eigen medezeggenschapsraad en de raad van advies. o De vergaderplanning met deze geledingen is geborgd in de planning- & controlcyclus. Vastlegging van de administratieve organisatie en interne processen. Een uitgebreide planning- & controlcylcus, die onder andere bestaat uit: o Meerjarige leerlingenprognoses per school o Meerjarige begrotingen per school waarbinnen de belangrijkste risico’s benoemd zijn. o Meerjarige investeringsbegroting. o Meerjarige liquiditeitsplanning die periodiek wordt geactualiseerd. o Periodieke verantwoording door alle scholen over de onderwijskundige, personele en financiële ontwikkelingen. o Periodieke bijstelling van de meerjarige lumpsum budgetten op basis van de landelijke ontwikkelingen. o Het jaarverslag. Periodiek wordt eveneens gekeken naar: o De meerjarige financiële (balans)positie en het aan te houden weerstandsvermogen voor het opvangen van risico’s. o De ontwikkeling van de meerjarige leerlingenontwikkeling per onderwijstype in relatie tot het totale onderwijsaanbod per regio. 5.2.3.
Belangrijkste risico’s en onzekerheden
Korte termijn handelen overheid Als gevolg van het korte termijn handelen van de overheid op basis van incidenten loopt de organisatie het risico dat wet- en regelgeving worden aangepast. Ook is er hierdoor sprake van onzekere financieringsstromen als gevolg van het aanscherpen van bekostigingsvoorwaarden of gedeeltelijke bezuinigingen.
pag. 91 van 183
Lumpsum opbrengsten Het kabinet en de VO-raad hebben op 17 april 2014 een (principe-)sectorakkoord VO 20142017 afgesloten. De afspraken uit het sectorakkoord hebben ook financiële gevolgen. De beschikbare middelen uit de Miljoenennota 2014, het Nationaal Onderwijsakkoord en het begrotingsakkoord 2014 (herfstakkoord) zijn onveranderd. In het sectorakkoord is afgesproken dat de investeringsmiddelen kwaliteitsverbetering uit het Nationaal Onderwijsakkoord worden ondergebracht in een nieuwe prestatiebox. De “prestatiebox sectorakkoord” komt in plaats van de huidige prestatiebox die voortkomt uit het bestuursakkoord. De toevoegingen aan de prestatiebox zijn daarbij wel onder de voorwaarde dat OCW er in slaagt om alle ombuigingen te realiseren. In de budgetten onderliggend aan de begrotingen is er voor gekozen de toekomstige ontwikkelingen zo positief mogelijk uit te werken. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de gelden uit het gemeentefonds. In het Nationaal Onderwijsakkoord is hierover afgesproken dat gelden uit het gemeentefonds worden overgeheveld naar het PO en VO. Met ingang vanaf 2015 komt voor het VO landelijk 106,3 miljoen euro beschikbaar. Met de publicatie van de regeling vaststelling bedragen landelijke gemiddelde personeelslast voortgezet onderwijs, kalenderjaar 2015 in Staatscourant nr. 33754 van 27 november 2014 is bekend dat deze middelen onderdeel gaan vormen van de personele lumpsum. Omdat dit ten tijde van het opstellen van de afzonderlijke begrotingen nog niet bekend was en hierover nog geen nader beleid is geformuleerd zijn deze opbrengsten niet meegenomen in de begroting 2015-2018. Voor de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs gaat het om circa 7,0 miljoen euro per jaar. Loonkosten In het onlangs afgesloten cao-akkoord is een loonverhoging van 1,2% overeengekomen. In het Nationaal Onderwijsakkoord is verder afgesproken dat de nullijn in 2015 wordt losgelaten. Volgens de VO-raad is de structurele loonsverhoging 1,5%. Welk bedrag daadwerkelijk structureel aan loonruimte vrijkomt is waarschijnlijk pas in de loop van 2015 bekend. Als het daadwerkelijk 1,5% wordt, kunnen de lonen in 2015 met 0,3% extra worden verhoogd. Tegelijkertijd is het nog onduidelijk of er en in welke omvang een bijstelling plaatsvindt voor ontwikkelingen in de werkgeverslasten. De compensatie voor gestegen premies wordt gerelateerd aan de stijging van de werkgeverslasten in de marktsector. In het verleden waren de gestegen lasten in de marktsector lager dan in de VO-sector waardoor de toegenomen lasten niet volledig werden vergoed. Vooralsnog is het uitgangspunt in de onderliggende begrotingen dat loon- en premieontwikkelingen volledig worden gecompenseerd. Taakstellingen In de verschillende begrotingen is aangegeven dat enerzijds het totaal aan overheidsbezuinigingen, zoals die reeds grotendeels zijn vastgelegd in de financiële kaders, en anderzijds de ontwikkeling van leerlingaantallen, de exploitatie onder druk zet. Om tot een structureel sluitende begroting te komen is een aantal taakstellende bezuinigingen opgenomen, met name op de formatie binnen de verschillende scholen. Op een enkele school is sprake van een beperkte boventalligheid. In de meeste gevallen zal natuurlijk verloop toereikend zijn om deze taakstellingen te realiseren (los van frictie). Hiervoor geldt dat een en ander bewaakt wordt door middel van de perioderapportages.
pag. 92 van 183
Passend onderwijs Als gevolg van de wet Passend Onderwijs wijzigen enkele geldstromen. Dit wordt hieronder toegelicht. Lichte ondersteuning – LWOO/PrO Vanaf 1 januari 2014 bestaat het budget voor een LWOO/PrO leerling uit een basis- en een ondersteuningsbudget. Per die datum is het totale ondersteuningsbudget voor LWOO en PrO op landelijk niveau gemaximeerd. Vanaf 1 januari 2016 geldt de maximering op het niveau van het samenwerkingsverband. Zover nu bekend blijven de middelen voor LWOO en PrO leerlingen voor alle jaren verlopen via de lumpsum van de schoolbesturen en maken daarom onderdeel uit van de lumpsum. In begrotingen is voor de jaren 2015 en verder verondersteld dat de ondersteuningsbedragen voor LWOO/PrO in alle jaren gelijk zijn. De huidige informatie omtrent de lumpsum wijst op een jaarlijkse indexatie. Leerlinggebonden financiering (LGF) Het nieuwe bekostigingssysteem passend onderwijs vervangt het bekostigingssysteem voor het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) en de leerlinggebonden financiering (lgf). De LGF subsidie vervalt daardoor. In elke afzonderlijke begroting is een (conservatieve) schatting gemaakt van de middelen die via het samenwerkingsverband ontvangen worden. Lichte ondersteuning – overig De samenwerkingsverbanden ontvangen vanaf 1 augustus 2014 één budget voor de overige lichte ondersteuning. Tot dat moment bestaat dit budget uit middelen voor het regionale zorgbudget, de reboundmiddelen, de middelen voor Herstart en Op de Rails. De (schoolbesturen binnen de) samenwerkingsverbanden verdelen vervolgens de middelen over de scholen waar de ondersteuning nodig is. Weerstandsvermogen Alle afzonderlijke OMO scholen beschikken over een eigen financiële administratie en een reservepositie. De reserves van alle scholen gezamenlijk maken het merendeel uit van het eigen vermogen van de gehele OMO organisatie. Voor iedere school is een streefwaarde van het weerstandsvermogen afgesproken van 8%. Scholen die niet aan deze streefwaarde voldoen geldt dat maatregelen genomen zijn/worden om de exploitatie en het weerstandsvermogen op orde te krijgen. De vorderingen hiervan worden nauwlettend gevolgd via de perioderapportages. Doordecentralisatie In de voortgezet onderwijs sector ligt de verantwoordelijkheid voor de financiering van nieuwbouw sinds de decentralisatie in 1996 bij gemeenten2. Als het gaat om verbouw en groot onderhoud is het schoolbestuur verantwoordelijk. Sinds de decentralisatie in 1996 bestaat de mogelijkheid voor gemeenten om de verantwoordelijkheid door te decentraliseren naar schoolbesturen. Een gemeente kan dit doen door met een schoolbestuur een overeenkomst te sluiten waarbij de taken en investeringsmiddelen voor de onderwijshuisvesting worden overgedragen. Hierdoor komt een schoolbestuur in de positie om met een integrale(re) visie naar de huisvesting te kijken. De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs maakt sinds 2000 gebruik van doordecentralisatie en heeft inmiddels met 14 gemeenten een overeenkomst3. Hiermee is de
2
pag. 93 van 183
In de periode vóór 1996 lag de verantwoordelijkheid bij de centrale overheid.
verantwoordelijkheid voor de financiering van (vooral grootschalige) bouwprojecten overgenomen. Aan de hand van robuuste rekenmodellen worden de inkomsten, uitgaven en waarderingen van deze overeenkomsten periodiek gemonitord door alle interne en externe belanghebbenden. Financiering / liquiditeit Tot op heden zijn alle bouwprojecten binnen de doordecentralisatiegemeenten gefinancierd met eigen middelen dan wel met kortlopende externe financiering (via schatkistbankieren). Op 1 juli 2014 is een kredietfaciliteit van 70 miljoen euro overeengekomen met de BNG bank. Hierbij gelden de in eigendom zijnde gebouwen als onderpand. Het totaal aan beschikbare onderpand overtreft ruimschoots de liquiditeitsbehoefte voor de komende jaren. Op basis van een analyse van de meerjarige liquiditeitspositie en kredietbehoefte is de maximale kredietbehoefte per februari 2018 circa 78 miljoen euro. Deze kredietbehoefte wordt als volgt ingevuld: Bij de BNG wordt op 1 oktober 2015 zal 45 miljoen euro als lening afgeroepen. Dit is ruim onder het maximale faciliteit van de BNG bank. Bij het ministerie van Financiën kan op basis van een verkregen gemeentegarantie een vaste lening worden afgesloten van 5 miljoen euro. In het restant (28 miljoen euro) van de kredietbehoefte wordt voorzien middels de rekeningcourant positie schatkistbankieren. Met het ministerie van Financiën zijn afspraken gemaakt dat OMO 10% van de publieke jaaromzet rood kan staan op de lopende rekening. Dit komt neer op een kortlopende geldlening van 48,4 miljoen euro. De rentevoorwaarden hierbij zijn op dit moment aantrekkelijk; circa 0,2% (inclusief opslag) per jaar.
Grafiek 15: Meerjarenverloop liquiditeit
Bergen op Zoom, Cuijk, Deurne, Dongen, Etten-Leur, Helmond, Sint-Michielsgestel, Steenbergen, Valkenswaard, Veghel, Vught, Waalwijk, ’s-Hertogenbosch en Nuenen. 3
pag. 94 van 183
6.
Verslag ledenraad
De ledenraad is een onafhankelijk orgaan binnen de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs. De samenstelling, taak, wijze van vergadering en de wijze van besluitvorming is vastgelegd in de statuten en het huishoudelijk reglement. De taak van de ledenraad omvat de controle en toezicht op het functioneren van de raad van toezicht, de besluitvorming over de benoeming, schorsing en ontslag van de leden van de raad van toezicht, goedkeuring van het door de raad van toezicht voorgelegde jaarverslag en jaarrekening van de vereniging en de goedkeuring van voorstellen tot statutenwijziging, omzetting en ontbinding van de vereniging. Samenstelling De ledenraad bestaat uit afgevaardigden van de raden van advies en ouders van OMO leerlingen. Leden van de raad van advies worden gevraagd en benoemd op basis van zowel achtergrond en ervaring als persoonlijke eigenschappen en competenties. Op deze wijze is een stuk maatschappelijke participatie binnen de school en de vereniging gewaarborgd. Personeelsleden, leerlingen en leden van de medezeggenschapsorganen kunnen niet plaatsnemen in de raden van advies. De ledenraad kent twee (technisch) voorzitters. Zij behoren niet tot de ledenraad zelf, de raad van bestuur en/of de raad van toezicht. Beide zijn in de ledenraadvergadering van 19 juni 2014 herbenoemd voor een periode van 3 jaar. Het zijn: Benoeming per Philip Eijlander 8 november 2011 (voorzitter) Hans van Duijn 8 november 2011 (alternerend vz.) Tabel 10: Voorzitters ledenraad
Herbenoeming per 8 november 2014
Aftredend 7 november 2017
8 november 2014
7 november 2017
Regionale bijeenkomsten Voor de raden van advies hebben er twee regionale bijeenkomsten plaatsgevonden op 11 en 24 februari 2014 op resp. het Munnikenheide College in Etten-Leur en het dr. Knippenbergcollege te Helmond. Op deze bijeenkomsten heeft de raad van bestuur enkele actuele onderwerpen toegelicht zoals krimp, het behoud van kennis in relatie tot de vergrijzing en passend onderwijs. Ook is er gesproken over de notitie zingeving en goed onderwijs. De ledenraad vergadering Op 19 juni 2014 heeft de ledenraad vergadering plaats gevonden. De heer Frank Verhoeven is per 1 februari 2014 aangetreden als lid van de raad van toezicht. De heer Jan Bouwens zet, na een periode in het buitenland, met ingang van het schooljaar 2014-2015 zijn werkzaamheden binnen de raad van toezicht weer voort. Per 1 september 2014 heeft de raad van toezicht afscheid genomen van mevrouw Elies Lemkes.4 Daarnaast heeft de raad van toezicht verantwoording afgelegd over het verslagjaar 2013. Door gastspreker prof. Bert Roebben is een korte bloemlezing verzorgd over zingeving en goed onderwijs. Ook is er gesproken over de leerlingenaantallen en de examenresultaten. 4
pag. 95 van 183
Zie voor de volledige samenstelling van de raad van toezicht het verslag van de raad van toezicht.
Met betrekking tot het personeel is de positie van de docent in het onderwijsproces besproken. Tijdens de ledenraadvergadering heeft de ledenraad ingestemd met de voorgestelde statutenwijziging. In het kader van de bedrijfsvoering zijn het exploitatieresultaat, de financiële situatie, de liquiditeitspositie en de huisvesting besproken. De ledenraad heeft het jaarverslag goed gekeurd.
pag. 96 van 183
7.
Verslag raad van toezicht
In het licht van good governance en de wet Goed Onderwijs Goed Bestuur moeten toezicht en verantwoording goed zijn verankerd in de organisatiestructuur. Binnen de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs vormt de raad van toezicht het intern toezicht op de raad van bestuur. De raad van toezicht is een onafhankelijk orgaan binnen de vereniging. De samenstelling, benoeming, taak, wijze van vergadering en de wijze van besluitvorming is vastgelegd in de statuten. De taak van de raad van toezicht behelst in ieder geval het houden van integraal toezicht, het zijn van een sparringpartner voor de raad van bestuur, alsmede het werkgeverschap voor de raad van bestuur. Dit betekent dat de raad van toezicht geen begrenzingen kent ten aanzien van de aspecten en domeinen die zij in overweging neemt. Tevens staat de raad van toezicht de bestuurder met raad terzijde en fungeert als klankbord. De leden van de raad van toezicht signaleren via hun netwerk trends in de maatschappij die voor het beleid van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs van belang zijn. Samenstelling De heer Frank Verhoeven is per 1 februari 2014 aangetreden als lid van de raad van toezicht. De heer Jan Bouwens zet, na een periode in het buitenland, met ingang van het schooljaar 2014-2015 zijn werkzaamheden binnen de raad van toezicht weer voort. Per 1 september 2014 heeft de raad van toezicht afscheid genomen van mevrouw Elies Lemkes. De zittingstermijn is met ingang van de nieuwe statuten voor alle leden gewijzigd met een aftreeddatum van 30 juni. Uit onderstaand overzicht is op te maken dat de zittingstermijn onderling nogal verschilt. Door de statutenwijziging is de zittingstermijn opgerekt van 3 naar 4 jaar. Dit heeft echter geen invloed op de zittingstermijn van de al zittende leden, tenzij er een herbenoeming plaatsvindt. Onderstaand overzicht geeft de samenstelling weer per 31 december 2014. Voordracht
Audit commissie
De heer Pieter van Geel OGMR (voorzitter) De heer Wim de Kok PGMR x (vice-voorzitter) Mevrouw Marijke Kral LGMR De heer Bob van Geffen Bisschoppen Mevrouw Nicole van der Wolk Raad van toezicht x De heer Jan Bouwens Raad van toezicht x (voorzitter auditcommissie) Mevrouw Barbara Snijder Raad van toezicht x De heer Frank Verhoeven Raad van toezicht Tabel 11: Samenstelling raad van toezicht
pag. 97 van 183
Datum eerste benoeming
Datum herbenoeming
Uiterste datum aftreden
31-01-2011
31-01-2014
30-06-2017
31-01-2010
31-01-2013
30-06-2016
31-01-2013 01-07-2012 31-01-2011 31-01-2010
01-07-2016 01-07-2015 31-01-2014 31-01-2013
30-06-2020 30-06-2019 30-06-2017 30-06-2016
01-09-2013 01-02-2014
01-07-2016 01-07-2017
30-06-2020 30-06-2021
Verantwoording aan de ledenraad5 Op 19 juni 2014 heeft de ledenraadvergadering plaatsgevonden. Tijdens deze vergadering heeft de ledenraad ingestemd met de voorgestelde statutenwijziging. Daarnaast is verantwoording afgelegd over het verslagjaar 2013. Er is gesproken over zingeving en goed onderwijs, de leerlingen en het onderwijsproces, leerlingenaantallen en de examenresultaten. Met betrekking tot het personeel is het werkplezier onderzoek, de functiemix en de positie van de docent in het onderwijsproces besproken. In het kader van de bedrijfsvoering zijn het exploitatieresultaat, de financiële situatie, de liquiditeitspositie en de huisvesting besproken. De ledenraad heeft het jaarverslag goedgekeurd. Thema’s De raad van toezicht bedankt de raad van bestuur, de schoolleiders en al het personeel voor de behaalde resultaten. In het afgelopen verslagjaar zijn in de vergaderingen van de raad van toezicht onder andere de onderstaande thema’s behandeld. Onderwijs Het verbeteren van het onderwijs krijgt onverminderd de prioriteit. Dit gebeurt in samenhang met goed werkgeverschap. Goede docenten vormen immers de kern van elke schoolorganisatie. Het beleid van de raad van bestuur, welke gericht is op het creëren van een goede werkomgeving voor docenten, wordt onderschreven. Daarnaast wordt ingezet op voldoende academisch opgeleide docenten en op universitaire lerarenopleidingen. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het feit dat per 1 augustus 2014 alle scholen onderdeel uitmaken van de academische opleidingsschool. Identiteit De raad van bestuur is continu in gesprek met de schoolleiders over zingeving en goed onderwijs.6 De raad van toezicht volgt de vorderingen die in dit proces worden gemaakt. Koers 2016 Het strategisch document Koers 2016, Ons Middelbaar Onderwijs sinds 1916 inclusief het daaraan gerelateerde werkprogramma wordt met regelmaat besproken. De effecten van het beleid worden gemonitord, zodat bijstelling telkens mogelijk is. Het afgelopen jaar is meer specifiek stilgestaan bij de speerpunten 2014. In 2015 wordt get proces gestart om te komen tot de opvolger van Koers 2016. Jaarverslag 2013 Na bespreking van het jaarverslag en de jaarrekening 2013 is de raad van bestuur decharge verleend over het jaar 2013. Daarbij is waardering uitgesproken voor de resultaten. Vacature lid raad van bestuur De raad van toezicht heeft het profiel voor het nieuwe lid voor de raad van bestuur (mee) vorm gegeven en vervolgens ook vastgesteld. In 2015 zal de werving voor deze functie plaatsvinden. Liquiditeitenpositie Ons Middelbaar Onderwijs maakt sinds het voorjaar van 2012 gebruik van schatkistbankieren bij het ministerie van Financiën. De raad van bestuur is sinds het najaar van 2012 zeer intensief met de ministeries van Financiën en OCW in gesprek geweest om te komen tot vaste financiering binnen de gemaakte afspraken. Op basis van tussentijds
5 6
pag. 98 van 183
Uitvoeriger over de ledenraad zie de bijdrage voor het jaarverslag namens de ledenraad. Zie uitgebreid de notitie: Zingeving en goed onderwijs.
gewijzigde interpretatie van regelgeving bleek dit plotseling niet meer mogelijk. Hierdoor is de raad van bestuur in 2013 genoodzaakt om met een (duurdere) commerciële partij tot een vaste financiering te komen. In de loop van 2014 heeft dit zijn beslag gekregen. Dit thema is bij iedere vergadering van zowel de auditcommissie als de voltallige raad van toezicht nadrukkelijk aan de orde gekomen. Beleidsagenda 2015 De raad van toezicht heeft ingestemd met de beleidsagenda voor 2015. Rapport Commissie Goed Onderwijsbestuur Naar aanleiding van het rapport is vastgesteld dat Ons Middelbaar Onderwijs het goed doet. Een identiteitsnorm is niet vastgesteld en de behoefte daartoe wordt niet echt gevoeld. Afgesproken is om op gezette tijden terug te komen op governance in samenhang met integriteit. Tijdens de jaarlijkse evaluatie zal worden herijkt waar de vereniging staat omtrent het vraagstuk governance. Dit rapport wordt hierbij meegenomen. Statutenwijziging De statuten van de vereniging behoefde op enkele punten wijziging, zoals de zittingstermijn van de raad van toezicht en de raad van advies. Een termijn van 3 jaar werd als te kort ervaren. Deze termijn is veranderd in 4 jaar. Daarnaast is het moment van aftreden voor de raad van toezicht gewijzigd naar 30 juni van het jaar, zodat de benoemingsdata synchroon lopen met het moment dat de ledenraad plaatsvindt. Overdracht Lyceum Bisschop Bekkers De overdracht van het Lyceum Bisschop Bekkers was een voorspoedig traject. De overdracht heeft plaatsgevonden in 2014. Het personeel is overgenomen door het nieuwe schoolbestuur en ook dit is voorspoedig verlopen. De raad van toezicht heeft de benodigde fusie-effectrapportage goedgekeurd, wat uiteindelijk heeft geleid tot de overdracht van Lyceum Bisschop Bekkers aan Stichting Eindhovens Christelijk Voortgezet Onderwijs. Good governance en medezeggenschap In het kader van de maatschappelijke tendens en vooruitlopend op wet- en regelgeving heeft er in het afgelopen jaar een geformaliseerd overleg tussen de raad van toezicht en de GMR plaats gevonden op 17 december 2014. Er is gesproken over de onderwijskwaliteit, het HR beleid en onderwijsvernieuwingen met betrekking tot de inzet van ICT. Overige onderwerpen Andere onderwerpen die aan de orde zijn geweest zijn: maatschappelijke tendensen waar de sector mee te maken heeft, de herschikking van het onderwijs in enkele regio’s en de benoeming van nieuwe rectoren. Auditcommissie De auditcommissie wordt gevormd door enkele leden van de raad van toezicht zelf. De focus van de auditcommissie ligt op vooral financieel getinte onderwerpen zoals het financieel beleid, de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen, en de naleving van aanbevelingen en opvolging van opmerkingen van de accountant. In het verslagjaar is de auditcommissie vier keer bij elkaar gekomen. Hierbij is stilgestaan bij het traject om te komen tot vaste financiering, de financiële kaders, het jaarverslag en accountantsverslag 2013, de meerjarenbegroting 2014-2017, de liquiditeiten en het eigen
pag. 99 van 183
vermogen van Ons Middelbaar Onderwijs, de planning- & controlcyclus 2015 en de perioderapportages over 2014. Tot slot wordt in iedere vergadering aandacht besteed aan de (financieel) minder presterende OMO scholen en worden alle bouwafrekeningen met de auditcommissie gedeeld.
pag. 100 van 183
8.
Verslag Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad
Op het niveau van de vereniging is een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) ingesteld die instemming- en adviesbevoegdheid heeft op bovenschoolse zaken. De GMR is een belangrijke gesprekspartner van de raad van bestuur als het gaat om beleid dat voor alle OMO-scholen geldt. Eens in de circa zes weken vindt formeel overleg plaats tussen de raad van bestuur en de GMR. Dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur van de GMR bestond in 2014 uit de volgende personen:
Voorzitter GMR: de heer Wil van der Vliet (personeel) Vicevoorzitter / technisch voorzitter GMR: mevrouw Tini Zoon (ouder) Secretaris GMR: de heer Louis van Loon (personeel) Vicevoorzitter: mevrouw Berdine Kamps (leerling)
Per 1 augustus is de vicevoorzitter Berdine Kamps vervangen door Alex Panhuizen (leerling). In december 2014 heeft de secretaris, Louis van Loon, zijn functie neergelegd. Vanaf 1 januari 2015 zal de heer Willem Norbruis (personeel) deze taak op zich gaan nemen. Meer informatie over de GMR is terug te vinden op www.omo.nl. Agenda van de GMR Deze loopt parallel met de onderwerpen op de beleidsagenda van de raad van bestuur. De onderwerpen worden aan de GMR voorgelegd nadat deze in het CSO (collectief schoolleidersoverleg) zijn besproken. Communicatie en activiteiten De communicatie met de achterban verloopt via het digitale platform, genaamd MR Centraal. Hiermee onderhoudt de GMR contact met de MR-en alsmede met de platforms personeel, ouders en leerlingen. Bovendien fungeert MR Centraal als elektronische werkomgeving voor alle medezeggenschapsorganen van de vereniging OMO. Het platform personeel komt fysiek zes keer per jaar bijeen rond één of meerdere thema’s zoals medezeggenschap, onderwijs, organisatie, personeelsbeleid en financieel beleid. De leden van het platform hebben de gelegenheid om te reageren naar aanleiding van conceptbeleidsstukken van de raad van bestuur. Bovendien wordt het platform gebruikt als een klankbord voor de vakcentrales. Het afgelopen jaar hebben leden van de personeelsgeleding bezoeken gebracht aan diverse OMO-scholen (Munnikenheide College en Scholengemeenschap Were Di) en de vestigingen Monseigneur Bekkerschool, De Taalbrug en de Mytylschool van Stichting Speciaal Onderwijs Eindhoven. Het jaarlijkse WMS Congres, georganiseerd door de Stichting Onderwijsgeschillen, stond in 2014 in het teken van de versterking van de Medezeggenschap. Bovendien heeft de personeelsgeleding van de GMR in samenwerking met het ABP in het najaar van 2014 een viertal informatieve en drukbezochte avonden georganiseerd over de regeling Duurzame Inzetbaarheid en “Zo zit dat met deeltijdpensioen” over de mogelijkheden van pensioenplanning.
pag. 101 van 183
OMO MR Congres Een bijzondere plaats neemt het jaarlijkse OMO MR Congres in. Alweer voor de tiende keer werd in maart 2014 deze bijeenkomst, in samenwerking met de raad van bestuur, gehouden. In workshops en plenaire presentaties konden de leden van alle OMO MR-en kennis nemen van een groot aantal actuele onderwijszaken. Het congres werd geopend door de kersverse voorzitter van de VO Raad, de heer Paul Rosenmöller. De afsluiting van het congres was in handen van de heer Pedro de Bruyckere, onderzoeker en pedagoog aan de Arteveldehogeschool in Gent, die op heldere en vermakelijke wijze de zin en onzin van onderwijskundig onderzoek voor het voetlicht bracht. Netwerk GMR De personeelsgeleding van de GMR participeert in een landelijk overlegorgaan (VOCL) van de GMR-en van vier grotere schoolbesturen: Limburgs Voortgezet Onderwijs, Ons Middelbaar Onderwijs, Carmel en Lucas. Hiermee treedt de personeelsgeleding in contact met vakcentrales, VO-raad, onderwijsinspectie, Ministerie van Onderwijs en leden van de vaste Kamercommissie van onderwijs. OMO GMR en raad van toezicht Een aantal vertegenwoordigers van de GMR is betrokken geweest bij formulering van de profielschets voor het nieuwe lid van de raad van bestuur. In december 2014 is een bijeenkomst gehouden met de raad van toezicht waar actuele bovenschoolse onderwijszaken (digitalisering van het onderwijs, leeftijdsbewust personeelsbeleid) zijn besproken.
pag. 102 van 183
9.
Verslag Bureau OMO
Het OMO bureau, gevestigd in Tilburg, is de interne serviceorganisatie van de vereniging. Het OMO-bureau kan getypeerd worden als een klant- en servicegerichte organisatie waar waarde gehecht wordt aan kwaliteit en transparantie van producten en processen. De collega’s van het OMO bureau zijn betrokken en werken met een hoge mate van eigen verantwoordelijkheid. Aan het einde van 2014 waren er circa 75 fte werkzaam. De hoofdtaken van het OMO bureau zijn:
ondersteunen van de scholen door beleidsmatige en praktische ondersteuning op het gebied van onder meer financiën, personeelsbeleid, huisvesting, informatisering en juridische zaken. Daardoor kunnen de scholen zich optimaal concentreren op onderwijs en wat daarmee direct samenhangt;
ondersteunen van de raad van bestuur bij het realiseren van de missie van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs.
Beleidsplan Op basis en in lijn van Koers 2016 heeft het OMO bureau een eigen meerjarig werkprogramma geformuleerd. Vrijwel alle geplande acties uit het werkprogramma van het OMO bureau voor 2014 zijn inmiddels afgerond of lopen op schema. Inmiddels worden voorbereidingen getroffen om te komen tot een nieuw beleidsplan voor de komende jaren. Continu op zoek naar verbeteringen Binnen het OMO bureau wordt continu gekeken of processen of producten verbeterd kunnen worden. Daarbij wordt regelmatig contact gezocht met deskundigen op de OMO-scholen en bij collega-schoolbesturen om te leren van best- en worst-practises. In 2014 is met name energie gestoken in (de voorbereidingen van) een nieuwe OMO cao, een cao-arm OMO bureau (cao op 1 A4) en diverse ICT projecten gericht op bijvoorbeeld de uitbesteding van ICT middelen en de stroomlijning van workflows. In de laatste tien jaar is het aantal fte van het OMO bureau met 20% teruggebracht, enerzijds doordat een aantal taken is uitbesteed aan externe partijen en anderzijds omdat er steeds efficiënter en effectiever wordt gewerkt. Vanwege de teruggang zijn inmiddels drie verdiepingen van het pand verhuurd aan twee externe partijen. De besparing van het OMO bureau betekent dat meer geld beschikbaar is voor de scholen. Personeel Tot slot wordt veel waarde gehecht aan kwaliteitsrijk personeelsbeleid. Voorbeelden daarvan zijn dat jaarlijks met iedere medewerker tenminste een taak- en een evaluatiegesprek plaatsvindt, medewerkers gebruik kunnen maken van Het Nieuwe Werken en er veel mogelijkheden worden aangeboden voor scholing.
pag. 103 van 183
Deel C: Jaarrekening
pag. 104 van 183
Geconsolideerde jaarrekening A.1.1. GECONSOLIDEERDE BALANS PER 31 DECEMBER 2014 (na resultaatbestemming) ACTIVA
31 december 2014
31 december 2013
VASTE ACTIVA 1.1
Immateriële vaste activa
1.2
Materiële vaste activa
1.3
Financiële vaste activa
-
-
283.749
273.324
59
1.515
283.808
274.839
VLOTTENDE ACTIVA 1.4
Voorraden
1.5
Vorderingen
1.6
Effecten
1.7
Liquide middelen
TOTAAL ACTIVA PASSIVA
-
-
11.296
14.807
-
-
97
104
11.393
14.911
295.201
289.750
31 december 2014
31 december 2013
GROEPSVERMOGEN 2.1
Eigen vermogen
2.2
Minderheidsbelang derden
116.584 -
-
116.584
117.180
2.3
VOORZIENINGEN
29.643
27.435
2.4
LANGLOPENDE SCHULDEN
41.847
38.694
2.5
KORTLOPENDE SCHULDEN
107.127
106.441
TOTAAL PASSIVA
295.201
289.750
N.B. Alle genoemde bedragen in de tabellen van deze jaarrekening zijn x 1.000 euro
pag. 105 van 183
117.180
A.1.2 GECONSOLIDEERDE STAAT VAN BATEN EN LASTEN KALENDERJAAR 2014 Begroting 2014
2014
2013
BATEN 3.1
Rijksbijdragen
3.2
Overige subsidies
3.3
Collegegeld
3.4
Baten werk i.o.v. derden
3.5
Overige baten
461.278
461.243
484.318
9.739
9.343
9.704
-
-
-
-
-
-
24.858
21.414
20.290
495.875
492.000
514.312
LASTEN 4.1
Personeelslasten
403.077
399.724
398.811
4.2
Afschrijvingen
20.513
19.676
22.074
4.3
Huisvestingslasten
22.856
22.362
23.064
4.4
Overige lasten
50.164
49.901
48.269
496.610
491.663
492.218
735-
337
22.094
439
1.457-
SALDO BATEN EN LASTEN 5
Financiële baten en lasten RESULTAAT Uitgaven ten laste van bestemmingsfondsen TOTAAL RESULTAAT GEWONE BEDRIJFSVOERING
pag. 106 van 183
296-
1.120-
518
455
222
665-
2722.067 186 22.253
A.1.3 GECONSOLIDEERD KASSTROOMOVERZICHT OVER 2014 2014
2013
Kasstroom uit operationele activiteiten - Resultaat
296-
22.067
Aanpassingen voor: - afschrijvingen - bijzondere waardevermindering - terugname bijzondere waardevermindering - mutaties voorzieningen excl herschikking
18.306
18.391
1.459
3.901
546-
1.571-
2.207
1.946
21.426
22.667
Veranderingen in vlottende middelen: - vorderingen
3.511
- kortlopende schulden
5.143-
15.913-
1.632-
15.411-
Totaal kasstroom uit operationele activiteiten
19.498
502
29.323
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Opname nieuwe scholen onder materiële vaste activa (Des)investeringen materiële vaste activa Vrijval gerealiseerde bouwprojecten (Des)investeringen financiële vaste activa Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten
448 36.7506.658 1.456
40.947978 93-
28.188-
40.062-
300-
-
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Ingebracht vermogen nieuwe scholen Mutatie langlopende schulden
3.154
2.782
Mutatie bouwkredieten overheid
5.829
7.961
8.683
10.743
Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten
Mutatie liquide middelen
Eindstand liquide middelen Beginstand liquide middelen Mutatie liquide middelen
pag. 107 van 183
7-
4
97
104
104
100
7-
4
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Algemeen Activiteiten De kernactiviteit van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs te Tilburg is het bieden van ‘goed onderwijs’ vanuit een katholieke identiteit aan jongeren in de leeftijd van 11 tot 18 jaar om hen voor te bereiden op het vervolgonderwijs en in het verlengde daarvan op een plaats in de maatschappij. Grondslagen voor de consolidatie De geconsolideerde jaarrekening is opgesteld met toepassing van de grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs. In de geconsolideerde jaarrekening zijn alle financiële gegevens verwerkt van de tot de groep behorende rechtspersonen waarop een overheersende zeggenschap kan worden uitgeoefend of waarover de centrale leiding wordt gevoerd. In bijlage 3 van de jaarrekening zijn de financiële gegevens van de deelnemingen vermeld die in de geconsolideerde jaarrekening zijn opgenomen. Een deelneming is een rechtspersoon waarop direct of indirect invloed van betekenis kan worden uitgeoefend door de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs. Deelnemingen worden gewaardeerd op basis van het aandeel van de vereniging in de netto vermogenswaarde van de deelnemingen. Dit aandeel wordt bepaald op basis van de gerechtigdheid van de vereniging in het eigen vermogen van de deelneming gedurende het bestaan of bij liquidatie van de betreffende deelneming. De financiële gegevens van de deelnemingen zijn volledig in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen onder eliminatie van de onderlinge verhoudingen en transacties. Belangen van derden in het vermogen en in het resultaat van deelnemingen zijn afzonderlijk in de geconsolideerde jaarrekening tot uitdrukking gebracht. Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening De jaarrekening over 2014 is opgesteld conform de richtlijnen van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en overeenkomstig de verslaggevingsvoorschriften en bepalingen zoals weergegeven in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens is Richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving gevolgd. In deze richtlijn zijn voor de sector presentatie-, waarderings- en verslaggevingsvoorschriften opgenomen. De waardering van activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Hierbij is het uitgangspunt dat reguliere onderwijstaken gelijkmatig over het schooljaar zijn verspreid. Winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verplichtingen en mogelijke verliezen die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn. De bedragen in de jaarrekening worden gepresenteerd in duizenden euro’s. Als gevolg van afrondingen zijn in sommige gevallen geringe verschillen ontstaan. Deze verschillen tasten het getrouwe beeld van de jaarrekening niet aan en zijn geen belemmering voor het verkrijgen van het vereiste inzicht. In diverse tekstuele toelichtingen en in enkele tabellen worden nog bedragen in euro’s of miljoenen euro’s vermeld.
pag. 108 van 183
Financiële instrumenten De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs maakt in de normale bedrijfsuitoefening gebruik van diverse financiële instrumenten. De financiële instrumenten omvatten onder meer vorderingen, geldmiddelen, effecten, leningen, crediteuren en overige kortlopende schulden. De in de balans verantwoorde financiële instrumenten worden gewaardeerd tegen reële waarde. Bij het aantrekken respectievelijk uitzetten van middelen worden kredietrisico en renterisico zoveel mogelijk uitgesloten. Het uitzetten van middelen en het gebruik van renteinstrumenten hebben een prudent karakter en zijn niet gericht op het genereren van extra inkomsten door het aangaan van overmatige risico’s.
Grondslagen voor waardering van activa en passiva Materiële vaste activa Algemeen De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijging- of vervaardigingprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en indien van toepassing met bijzondere waardeverminderingen. De jaarlijkse afschrijvingen zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur en worden berekend op basis van een vast percentage van de verkrijgingsprijs, rekening houdend met een eventuele restwaarde. De gehanteerde afschrijvingstermijnen per activatype zien er als volgt uit: Activatype
Afschrijvingstermijn
Percentage
n.v.t.
n.v.t.
Gebouwen
40 jaar
2,50%
Verbouwingen
20 jaar
5%
Installaties
20 jaar
5%
Leer- en hulpmiddelen
10 jaar
10%
Meubilair/inrichting
15 jaar
6,67%
Apparatuur
5 jaar
20%
Automatiseringsapparatuur/programmatuur
5 jaar
20%
Boeken intern boekenfonds
4 jaar
25%
Vervoermiddelen
5 jaar
20%
Grond
Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname. De aangewende investeringssubsidies worden in mindering gebracht op de boekwaarde van de materiële vaste activa. Activa met een aanschafwaarde onder de 2.500 euro worden regelmatig vervangen. Als gevolg hiervan is op de balans een vast bedrag (“constante waarde”) van 5,2 miljoen euro opgenomen voor activa onder de 2.500 euro, met als uitgangspunt dat sprake is van een ideaalcomplex: jaarlijkse aanschaf en afschrijving zijn nagenoeg gelijk. De hoogte van de constante waarde wordt gevolgd en is in verslagjaar 2014 getoetst met de realiteit. Desgewenst kan deze op enig moment worden aangepast. Op de constante waarde wordt niet afgeschreven.
pag. 109 van 183
Gebouwen en terreinen De gebouwelijke investeringen, waarvan het juridisch en economisch eigendom bij de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs berust, worden op de balans geactiveerd en lineair afgeschreven in 40 jaar (nieuwbouw) of 20 jaar (verbouw). Op gebouwen gefinancierd door de overheid rust een (economisch) claimrecht van de gemeenten. Het juridische eigendom van deze gebouwen berust bij de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs, het economisch eigendom bij gemeenten. Evenwel is het mogelijk dat een deel van deze gebouwen door de vereniging zelf is gefinancierd, waarbij geen economisch claimrecht is verworven. Dit deel van de gebouwen wordt geactiveerd en afgeschreven in 40 jaar. Vanwege de onbeperkte gebruiksduur wordt op terreinen niet afgeschreven. Voor de kosten van periodiek groot onderhoud wordt een voorziening gevormd. Deze voorziening is opgenomen onder de overige voorzieningen aan de passiefzijde van de balans. Inventaris en apparatuur / andere vaste bedrijfsmiddelen De activeringsgrens voor de aanschaf van inventaris, apparatuur en andere bedrijfsmiddelen bedraagt 2.500 euro. Investeringen met een aanschafwaarde van minder dan 2.500 euro per investeringsbeslissing worden rechtstreeks ten laste van het resultaat gebracht. Jaarlijks vindt er een administratieve opschoning van activa plaats, die meer dan een jaar geleden volledig waren afgeschreven. Projecten in uitvoering De projecten in uitvoering worden opgenomen tegen de vervaardigingkosten. Na afronding van de projecten worden de gelden van de overheid die ter financiering zijn ontvangen in mindering gebracht op de investeringsuitgaven het betreffende project. Financiële vaste activa Effecten De onder de financiële activa opgenomen effecten zijn beleggingen op lange termijn. Deze effecten worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of lagere marktwaarde per balansdatum. Indien de verkrijgingprijs hoger is dan de nominale waarde wordt het gekochte agio gedurende de resterende looptijd van betreffende obligaties afgeschreven en in mindering gebracht op de opbrengst van de beleggingen. Overige vorderingen De hieronder opgenomen vorderingen betreffen de vergoedingen die van gemeenten nog ontvangen worden voor aflossing op door de overheid gegarandeerde leningen o/g en de door de vereniging en gelieerde stichtingen aan derden verstrekte langlopende leningen. Beide zijn gewaardeerd tegen nominale waarden. Vlottende activa Vorderingen De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Oninbare vorderingen worden afgeboekt. Liquide middelen De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
pag. 110 van 183
Liquide middelen die niet ter directe beschikking staan worden verwerkt onder de vorderingen. Liquide middelen die tenminste 12 maanden niet ter directe beschikking staan worden gepresenteerd onder de financiële vaste activa. Eigen vermogen De gelden die zijn opgenomen onder het eigen vermogen betreffen publieke en private gelden. Algemene reserve De algemene reserve geldt ter waarborging van de continuïteit van de totale OMOorganisatie op de lange termijn. Bestemmingsreserve Binnen de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs worden geen bestemmingsreserves gehanteerd. Bestemmingsfondsen Bestemmingsfondsen worden gevormd ter dekking van toekomstige uitgaven inzake bijzondere doeleinden. Aan de vorming van een bestemmingsfonds ligt een verplichting ten grondslag die is opgelegd door derden. Resultaatbestemming In deze jaarrekening zijn de resultaatbestemmingen verwerkt over het verslagjaar. Voorzieningen Onder de voorzieningen worden de personele voorzieningen en de overige voorzieningen gepresenteerd. Tenzij anders aangegeven worden de voorzieningen opgenomen tegen nominale waarde. Een voorziening in verband met verplichtingen wordt uitsluitend genomen indien op balansdatum aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: vereniging Ons Middelbaar Onderwijs heeft een huidige in recht afdwingbare of feitelijke verplichting op grond van een gebeurtenis uit het verleden; het is waarschijnlijk dat een uitstroom van middelen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen en; een betrouwbare schatting kan worden gemaakt van het bedrag van de verplichting. Personele voorzieningen Hieronder is de voorziening opgenomen voor verplichtingen uit hoofde van toekomstige uitkeringen bij ambtsjubilea van personeelsleden. Dit is een statische voorziening waarvan jaarlijks de hoogte per ultimo verslagjaar wordt bepaald door het aantal personeelsleden (in fte’s) te vermenigvuldigen met een bedrag van 900 euro. Overige voorzieningen Hieronder is de voorziening groot onderhoud opgenomen. Deze voorziening ter gelijkmatige verdeling van lasten voor groot onderhoud van gebouwen wordt bepaald op basis van de te verwachten uitgaven voor groot onderhoud over een reeks jaren. De voorziening wordt lineair opgebouwd. Het uitgevoerde onderhoud wordt ten laste van deze voorziening gebracht.
pag. 111 van 183
Langlopende schulden Schulden met een resterende looptijd van meer dan één jaar worden aangeduid als langlopend. De langlopende schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde van de schuld. Kortlopende schulden Dit betreffen schulden met een op balansdatum resterende looptijd van ten hoogste één jaar. Kortlopende schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde van de schuld. De overlopende passiva betreffen vooruit ontvangen bedragen die aan opvolgende perioden worden toegerekend en nog te betalen bedragen, voor zover ze niet onder de andere kortlopende schulden zijn te plaatsen.
pag. 112 van 183
Grondslagen voor de bepaling van het resultaat Bij de bepaling van het exploitatieresultaat worden de baten en lasten toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Rijksbijdragen De ontvangen (normatieve) rijksbijdragen worden tijdsevenredig aan het jaar toegerekend waarop deze betrekking hebben. De niet-geoormerkte OCW-subsidies en geoormerkte OCW-subsidies zonder verrekeningsclausule worden ten gunste van de staat van baten en lasten verantwoord in het jaar van toewijzing, tenzij op basis van een bestedingsplan mag worden aangenomen dat de met de subsidie bekostigde activiteiten nog niet in dat jaar hebben plaatsgevonden. Het deel van de subsidies waar nog geen activiteiten voor zijn verricht per balansdatum worden verantwoord onder de overlopende passiva. De geoormerkte OCW-subsidies met verrekeningsclausule worden ten gunste van de staat van baten en lasten verantwoord in het jaar ten laste waarvan de gesubsidieerde lasten komen. Niet bestede middelen worden verantwoord onder de overlopende passiva zolang de bestedingstermijn nog niet is verlopen. Niet bestede middelen worden verantwoord onder de kortlopende schulden zodra de bestedingstermijn is verlopen op balansdatum. De doorbetaalde rijksbijdragen vanuit samenwerkingsverbanden worden ten gunste van de staat van baten en lasten verantwoord in het jaar van toewijzing. Overige exploitatiesubsidies Overige exploitatiesubsidies worden ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht in het jaar ten laste waarvan de gesubsidieerde lasten komen / waarin de opbrengsten zijn gederfd / waarin het exploitatietekort zich heeft voorgedaan. Pensioenen De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs heeft voor haar werknemers een toegezegdpensioenregeling. Hiervoor in aanmerking komende werknemers hebben op de pensioengerechtigde leeftijd recht op een pensioen dat is gebaseerd op het gemiddeld verdiende loon berekend over de jaren dat de werknemer pensioen heeft opgebouwd bij de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs. De verplichtingen, welke voortvloeien uit deze rechten van haar personeel, zijn ondergebracht bij het bedrijfstakpensioenfonds ABP. De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs betaalt hiervoor premies waarvan de helft door de werkgever wordt betaald en de helft door de werknemer. De pensioenrechten worden jaarlijks geïndexeerd, indien en voor zover de dekkingsgraad van het pensioenfonds (het vermogen van het pensioenfonds gedeeld door haar financiële verplichtingen) dit toelaat. Naar de stand van ultimo december 2014 is de dekkingsgraad van het pensioenfonds 101,1%. Het pensioenfonds dient een dekkingsgraad van ten minste 105% te hebben. Vanaf 2015 moeten pensioenfondsen bij beleidsbeslissingen gebruikmaken van de zogenaamde beleidsdekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de laatste twaalf dekkingsgraden. De 'oude' dekkingsgraad (die tot en met 2014 werd gerapporteerd) was een momentopname van de financiële positie aan het einde van de maand. De beleidsdekkingsgraad is een gemiddelde over twaalf maanden. De
pag. 113 van 183
beleidsdekkingsgraad op 31-1-2015 was 104,0%. Dit is het gemiddelde van de laatste twaalf dekkingsgraden. Omdat de financiële situatie onvoldoende blijft, moet ABP voor 1 juli 2015 een nieuw herstelplan indienen bij de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (DNB). Het oude herstelplan vervalt namelijk, door de nieuwe regels die vanaf 2015 gelden. Wat dit voor de aangesloten onderwijsinstellingen betekent is pas bekend nadat het herstelplan is goedgekeurd door DNB. De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs heeft geen verplichting tot het voldoen van aanvullende bijdragen in geval van een tekort bij het pensioenfonds, anders dan het effect van hogere toekomstige premies. De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs heeft daarom alleen de verschuldigde premies tot en met het einde van het boekjaar in de jaarrekening verantwoord.
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode.
Begroting De resultaten van de deelnemingen en de doordecentralisatiecontracten van Ons Middelbaar Onderwijs zijn niet begroot. Om een juiste vergelijking te kunnen maken tussen de begrote en de werkelijke cijfers over kalenderjaar 2014 zijn de werkelijke cijfers 2014 van de deelnemingen en de doordecentralisatiecontracten toegevoegd aan de begrote cijfers 2014.
pag. 114 van 183
Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening
Balans MATERIËLE VASTE ACTIVA Het verloop van de materiële vaste activa is als volgt: 1.2 Materiële vaste activa
Aanschafwaarde op 1 januari 2014 Afschrijvingen tot 1 januari 2014 Boekwaarde 1 januari 2014 Mutaties: Cum. aanschafwaarde Lyceum Bisschop Bekkers Cum. afschrijvingen Lyceum Bisschop Bekkers Investeringen Gerealiseerde bouwprojecten Afschrijvingen Bijzondere waardevermindering Terugname bijzondere waardevermindering Desinvesteringen Afschrijving over desinvesteringen
Aanschafwaarde op 31 december 2014 Afschrijvingen t/m 31 december 2014 Boekwaarde 31 december 2014
1.2.1 Gebouwen en terreinen
1.2.2 Inventaris en apparatuur
1.2.3 Andere vaste bedrijfsmiddelen
1.2.4 In uitvoering
272.743 94.108178.635
99.483 44.74654.737
7.254 4.1613.093
1.2201.220 3.380 35.140 7.4311.459546 2.7352.553
1.234789 9.952 2.355 9.5756.4866.415
41 1.693 1.3004.5323.280
23.230 44.153-
862-
20.923-
10.425
36.859 36.859
Totaal 416.339 143.015273.324
2.4582.010 38.255 6.65818.3061.459546 13.75312.248
29.994
2.216
307.308
104.070
4.411
15.936
431.725
98.679208.629
47.11756.953
2.1802.231
15.936
147.976283.749
Gebouwen en terreinen De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs is juridisch eigenaar van het grootste gedeelte van de gebouwen en terreinen van de scholen. Door wettelijke bepalingen kunnen de onroerende zaken, die door gemeenten zijn gefinancierd, uitsluitend na toestemming van en onder verrekening met gemeenten worden vervreemd. Sinds 1 januari 2000 is een aantal doordecentralisatieovereenkomsten met gemeenten afgesloten. Bij de hieronder vallende (school)gebouwen komt het economische eigendom gedurende de looptijd van de overeenkomst toe aan Ons Middelbaar Onderwijs. Het economisch eigendom wordt, in aansluiting op de uitgangspunten van de decentralisatie van Rijk naar Gemeenten in 1997, ten principale door Ons Middelbaar Onderwijs om niet overgenomen. Aan de hand van financieringsmodellen worden de toekomstige kosten en vergoedingen per doordecentralisatiecontract voor de gehele contractduur inzichtelijk gemaakt om de beschikbare investeringsruimte te bepalen. Hierbij wordt uitgegaan van een aantal vaste uitgangspunten zoals een kosten- en vergoedingenindex, een interne rekenrente, een risicoreservering, vervangingsinvesteringen, verkoop van boekwaarden gronden per einde contract en eigen bijdragen vanuit scholen. Vanwege naar beneden bijgestelde leerling prognoses, is binnen het doordecentralisatiecontract van Valkenswaard sprake van een lagere realiseerbare waarde dan de boekwaarde van het gerealiseerde actief. Conform RJ 121 heeft hierop in 2013 een bijzondere waardevermindering plaatsgevonden van 2,5 miljoen euro. In het huidige jaar is als gevolg van lager dan verwachte indexeringen van het bedrag per leerling (de VNG index wordt gevolgd), nogmaals een bijzondere waardevermindering doorgevoerd van 1,5 miljoen euro.
pag. 115 van 183
In 2012 was binnen het doordecentralisatiecontract Etten-Leur al sprake van een lagere realiseerbare waarde dan de boekwaarde van het gerealiseerde actief, waarop conform RJ 121 een bijzondere waardevermindering heeft plaatsgevonden (6,1 miljoen euro). Vanwege hoger dan verwachte indexeringen (OCW index) van het bedrag per leerling heeft in 2013 en in het huidig jaar een terugname van de bijzondere waardevermindering uit 2012 plaatsgevonden van respectievelijk 1,6 miljoen euro en 0,5 miljoen euro. In 2014 is er vanwege de ingebruikname van nieuwbouw voor 2,7 miljoen euro gedesinvesteerd op verkochte locaties, nog niet volledig afgeschreven verbouwingen van oude panden en verwijderde noodlokalen. Als gevolg van bestuurlijke afspraken omtrent de overdacht van het Lyceum Bisschop Bekkers aan Stichting Eindhovens Christelijk Onderwijs zijn de gebouwen en terreinen, de verbouwingen en de installaties om niet opgenomen in de desbetreffende overdrachtsbalans. Hiervoor heeft een versnelde afschrijving van 0,6 miljoen euro plaatsgevonden. Daarnaast is er inventaris en apparatuur met een boekwaarde van 0,4 miljoen overgedragen aan Stichting Eindhovens Christelijk Onderwijs Inventaris en apparatuur / andere vaste bedrijfsmiddelen In 2014 is er voor een bedrag van 11,0 miljoen euro aan desinvesteringen opgenomen. Hiervan heeft 7,8 miljoen euro betrekking op jaarlijkse administratieve desinvesteringen en 3,0 miljoen euro op de desinvestering van de boeken vanwege de overstap van een intern naar extern boekenfonds op een van de scholen. Projecten in uitvoering Gedurende de uitvoering van bouwkundige activiteiten worden de uitgaven verantwoord onder de post 'projecten in uitvoering'. Nadat de werkzaamheden zijn afgerond, worden de kosten gesaldeerd met de ter financiering ontvangen bouwsubsidies (investeringssubsidies). De projecten die voor eigen rekening gebouwd en gefinancierd zijn worden geactiveerd onder gebouwen en terreinen en afgeschreven. Voor een nadere toelichting op de projecten in uitvoering wordt verwezen naar paragraaf 4.2.6 van het bestuursverslag.
FINANCIËLE VASTE ACTIVA 1.3
Financiële vaste activa
1.3.5 Vorderingen OCW 1.3.6 Overige effecten 1.3.7 Overige vorderingen
Boekwaarde 1 januari 2014
Investeringen en verstrekte leningen
Desinvesteringen en afgeloste leningen
Boekwaarde 31 december 2014
1.443 72 1.515
15 15
1.443 28 1.471
59 59
Overige effecten Voor de achtergrond op de verkoop van de effectenportefeuille wordt verwezen naar paragraaf 4.1.10 bij Activiteiten OMO-fonds van het bestuursverslag. De post ‘Overige effecten’ wordt als volgt gespecificeerd:
pag. 116 van 183
Boekwaarde 1 januari 2014
Investeringen
Desinvesteringen
Boekwaarde 31 december 2014
1.443 1.443
-
1.443 1.443
-
Aandelen Obligaties Overige
Overige vorderingen De overige vorderingen bestaan uit verstrekte leningen aan medewerkers van OMO, met name in het kader van deelneming aan de Stichting OMO Fonds. Deelnemers aan dit OMO Fonds kunnen, indien zij in moeilijke financiële omstandigheden verkeren, een beroep doen op geldelijke steun vanuit deze stichting. VORDERINGEN 1.5
Vorderingen
1.5.1 1.5.2 1.5.5 1.5.6.
Debiteuren OCW Leerlingen Overige overheden
31 december 2014
31 december 2013
1.550 860 1.796
Personeel Overige 1.5.7 Overige vorderingen
7 1.938
Vooruitbetaalde kosten Verstrekte voorschotten Overige 1.5.8 Overlopende activa 1.5.9 Af: Voorzieningen wegens oninbaarheid
5.145 -
997 1.853 1.355 1.005 6 4.409
1.945
4.415 5.182 -
5.145 -
5.182 -
11.296
14.807
Debiteuren Ultimo 2014 is een vordering van 0,8 miljoen opgenomen wegens de verkoop van een stuk grond aan de Jan van Cuijkstraat in Cuijk aan een projectontwikkelaar. Dit bedrag is in 2015 ontvangen. De overige debiteuren betreffen voornamelijk vorderingen inzake samenwerkingsverbanden en detacheringen. OCW Ultimo 2014 is er geen vordering op het ministerie van OCW. Alle toegekende subsidies zijn ontvangen. Leerlingen Het betreft hier de vorderingen op ouders van leerlingen inzake de vrijwillige ouderbijdrage, bijdragen in reizen en excursies en bijdragen lesmaterialen. Overige overheden De vorderingen op gemeentes betreffen voornamelijk bijdrages in bouwprojecten, doordecentralisatievergoedingen, huurvergoedingen en ID banen. Tevens worden onder deze post de vorderingen inzake vanuit Europa gesubsidieerde projecten. Begin 2015 is de jaarlijkse huurvergoeding van de gemeente Tilburg ontvangen van 0,7 miljoen euro voor het jaar 2014.
pag. 117 van 183
Overige vorderingen De overige vorderingen betreffen met name nog te ontvangen bedragen van derden, nog te verrekenen bedragen met derden en te ontvangen overlopende rente op effecten. Het saldo eind 2013 bevatte een vordering inzake de éénmalige teruggave basispremie WAO/WIA 2013 van 1,5 miljoen euro. Dit bedrag is begin 2014 ontvangen. Overlopende activa De post overlopende activa bestaan voornamelijk uit in het huidige verslagjaar verrichte betalingen waarvan de kosten verantwoord worden in het volgende verslagjaar. Het betreft hier bijvoorbeeld de jaarlijkse betaling van contributies, licenties, contracten en de huurkosten die betaald zijn aan distributeurs van leermiddelen. LIQUIDE MIDDELEN 1.7
Liquide middelen
31 december 2014
1.7.1 1.7.2 1.7.3 1.7.4
Kasmiddelen Tegoeden op bank- en girorekeningen Deposito's Overige
31 december 2013
97 97
104 104
In het huidige verslagjaar heeft Ons Middelbaar Onderwijs gebruik gemaakt van de door het ministerie van Financiën verstrekte mogelijkheid om een negatieve positie in te nemen op de lopende rekening (“schatkistbankieren”). Per 31 december 2014 is de stand 32,9 miljoen euro negatief. Dit is verantwoord onder de kortlopende schulden. EIGEN VERMOGEN De mutaties in het eigen vermogen kunnen als volgt worden gespecificeerd: Saldo 1 januari 2014 2.1.1.
2.1.5
Algemene reserve Algemene reserve Totaal algemene reserve Bestemmingsfonds (privaat) Bestemmingsfonds private gelden Totaal bestemmingsfonds (privaat)
108.971 108.971
Resultaat
296296-
8.209 8.209
-
117.180
296-
Mutaties scholen
Saldo 31 december 2014
300300-
300-
108.375 108.375
8.209 8.209 116.584
Resultaat bestemming
Saldo 31 december 2014
1.316 1.316
109.691 109.691
1.3161.316-
6.893 6.893 116.584
Resultaat en resultaatbestemming Het exploitatieresultaat over 2014 bedraagt 0,3 miljoen euro negatief en is op basis van bestuursbesluiten volledig bestemd. Mutaties scholen Per 31 juli 2014 heeft er een bestuursoverdracht plaatsgevonden van het Lyceum Bisschop Bekkers aan de Stichting Eindhovens Christelijk Voortgezet Onderwijs. In de overdrachtsakte is overeengekomen dat het eigen vermogen per 31 juli 2014 0,3 miljoen euro bedraagt.
pag. 118 van 183
Bestemmingsfondsen De private bestemmingsfondsen zijn met name gevormd uit voormalige reserves van eigen activiteiten (3,7 miljoen euro) en voormalige reserves van opgeheven stichtingen boekenfondsen en steunstichtingen (3,2 miljoen euro).
VOORZIENINGEN 2.3
Stand per
Voorzieningen
Dotaties
1 januari 2014 Voorziening jubileumuitkeringen 2.3.1 Personeelsvoorzieningen Groot onderhoud 2.3.3 Overige voorzieningen
Ontrek-
Vrijval
kingen
Stand per
Kortlopend
Langlopend
31 december 2014
deel < 1 jaar
deel > 1 jaar
4.196
782
-
-
4.978
854
4.124
4.196
782
-
-
4.978
854
4.124
23.239 23.239
5.419 5.419
3.993 3.993
-
24.665 24.665
6.182 6.182
18.483 18.483
27.435
6.201
3.993
-
29.643
7.036
22.607
Personeelsvoorzieningen Conform de CAO VO heeft het personeel bij het bereiken van een jubileumdatum aanspraak op een jubileumgratificatie. Deze bedraagt bij een 25-jarig dienstverband 50% en bij een 40jarig dienstverband 100% van het maandsalaris. Hiervoor is een voorziening ‘Jubileumuitkeringen’ gevormd. Vanwege de verhoging van de pensioenleeftijd en de daarmee toenemende kans dat een medewerker een ambtsjubileum haalt, is in 2014 is aan de hand van een gangbaar rekenmodel van de huisaccountant een herberekening gemaakt van het bedrag per fte. De hoogte van de voorziening wordt bepaald door voor ieder personeelslid in de organisatie een bedrag van 900 euro op te nemen, naar rato van de betrekkingsomvang. Voorgaande jaren bedroeg dit bedrag nog 750 euro per fte. Voor de gehele OMO organisatie bedraagt de voorziening op 31 december 2014 5,0 miljoen euro. Overige voorzieningen Ter dekking van de uitgaven van het meerjarig onderhoud aan gebouwen, terreinen en installaties is een voorziening ‘Groot onderhoud’ gevormd. De dotaties en onttrekkingen aan deze voorziening zijn ontleend aan alle meerjaren onderhoudsplannen (MOP’s) en worden jaarlijks ten laste gebracht van de exploitatie.
LANGLOPENDE SCHULDEN 2.4
Langlopende schulden
2.4.5 Doordecentralisatiegelden
Boekwaarde 1 januari 2014
Aangegane leningen
Aflossingen
Boekwaarde 31 december 2014
Looptijd > 1 jaar
38.694
3.153
-
41.847
9.460
32.387
38.694
3.153
-
41.847
9.460
32.387
Doordecentralisatiegelden Met de doordecentralisatie van huisvestingsvoorzieningen komen jaarlijks middelen beschikbaar. Deze middelen zijn afkomstig van gemeenten waarmee een doordecentralisatieovereenkomst is gesloten en zijn bedoeld voor het realiseren en in stand houden van goede huisvestingsvoorzieningen in die gemeenten. In 2014 is een resultaat van 3,2 miljoen euro behaald op deze doordecentralisatieovereenkomsten. Dit resultaat wordt in een later jaar ingezet ten behoeve van de huisvesting in de betreffende gemeenten. Ten behoeve van de voorfinanciering van nieuwbouwprojecten binnen gemeenten waar sprake is van doordecentralisatie heeft de raad van bestuur afspraken gemaakt met het ministerie van Financiën. Dit is nader toegelicht bij de kortlopende schulden.
pag. 119 van 183
Looptijd > 5 jaar
KORTLOPENDE SCHULDEN 2.5
Kortlopende schulden
2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4
Kredietinstellingen Vooruitontvangen termijnen Crediteuren OCW
2.5.7
Loonheffing Omzetbelasting Premies sociale verzekeringen Belastingen en premies sociale verzekeringen
2.5.8
Schulden terzake van pensioenen
2.5.9
Werk door derden Overige Overige kortlopende schulden
Subsidies OCW niet-geoormerkt Subsidies OCW geoormerkt Vooruitontv. investeringssubsidies Vooruitontv. bedragen Vakantiegeld- en dagen Eindeschooljaarsuitkering Bindingstoelage Rente Overige 2.5.10 Overlopende passiva
31 december 2014
31 december 2013
32.918 7.450 99 16.364 165 -
32.489 8.827 719 16.452 53 -
16.529
16.505
5.074
5.768
4.429
6.292 4.429
4.573 6 17.468 4.815 12.179 306 1.257 24
6.292 3.733 927 11.639 5.721 12.220 304 1.242 55
40.628
35.841
107.127
106.441
Kredietinstellingen Met ingang van 1 maart 2012 is een overeenkomst gesloten met het ministerie van Financiën ten behoeve van de voorfinanciering van grootschalige nieuwbouwprojecten binnen gemeenten waar sprake is van doordecentralisatie (“schatkistbankieren”). Bij het schatkistbankieren staat het geld op een eigen rekeningcourant bij het ministerie van Financiën. Het dagelijkse betalingsverkeer loopt via de Rabobank. Dagelijks vindt er een volledige egalisatie plaats tussen de hoofdbetaalrekening en de rekeningcourant bij het ministerie van Financiën. Hierdoor is er nooit sprake van een renteverrekening tussen OMO en de Rabobank. Saldi van individuele betaalrekeningen blijven herleidbaar. Rood staan bij het ministerie van Financiën is geoorloofd tot maximaal 10% van de publieke jaaromzet, te weten 48,4 miljoen euro. Aan het einde van 2014 was sprake van een negatieve rekeningcourant positie van 32,9 miljoen euro. De rentebasis van deze kredietfaciliteit is gebaseerd op het EONIA-tarief. (De EONIA (Euro OverNight Index Average) is het eendaags-renteniveau voor het eurogebied), en daarmee gekoppeld aan de geldmarkt. Op deze basis is een opslag van toepassing van 0,25%. Het gemiddelde tarief in 2014 bedroeg overigens 0,094% (jaarbasis, exclusief opslag). OCW Ultimo 2014 is er een schuld aan OCW van 0,1 miljoen euro in verband met in het verslagjaar aflopende geoormerkte subsidies met verrekeningsclausule die nog niet geheel
pag. 120 van 183
besteed zijn. Voor een verdere toelichting op de aflopende geoormerkte subsidies met verrekeningsclausule wordt verwezen naar model G, onderdeel G2-A in bijlage 1. Overlopende passiva De overlopende passiva bestaan grotendeels uit in 2014 aangegane verplichtingen waarvan de betaling in kalenderjaar 2015 zal plaatsvinden en uit baten die in kalenderjaar 2015 zijn verantwoord, waarvan de vordering in 2014 is opgenomen. Het betreft hier bijvoorbeeld ouderbijdragen en huur van boeken. De niet-geoormerkte subsidies OCW hebben voor een bedrag van 1,7 miljoen euro betrekking op nog niet bestede subsidies die tot en met verslagjaar 2014 zijn toegekend. Daarnaast is onder deze post een bedrag van 2,8 miljoen euro opgenomen in verband met vooruit ontvangen niet-geoormerkte subsidies OCW die voor verslagjaar 2015 zijn toegekend. De vooruit ontvangen geoormerkte subsidies OCW hebben betrekking op nog niet bestede geoormerkte subsidies OCW met verrekeningsclausule. Voor een nadere toelichting op deze post wordt verwezen naar model G, onderdeel G2-B in bijlage 1.
NIET UIT DE BALANS BLIJKENDE RECHTEN EN VERPLICHTINGEN Rechten Vordering OCW Eind 2014 heeft de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs een vordering op het ministerie van OCW ten bedrage van 27,7 miljoen euro (eind 2013: 27,7 miljoen euro). Dit betreft een vordering uit hoofde van de "Regeling onvoorziene gevallen bij invoering vereenvoudiging bekostiging voortgezet onderwijs". Deze vordering heeft betrekking op de op balansdatum nog te ontvangen financiering voor de betaling van de ABP-premie en de loonheffing over de maand december en de opgebouwde vakantie-uitkering over de periode juni tot en met december. Aangezien deze vordering pas opeisbaar is bij discontinuïteit van de vereniging is de vordering in de jaarrekening gewaardeerd op nihil. Economisch claimrecht Bij notariële akte is vastgelegd dat OMO bij het verlaten van de Kempen Campus 12,3% van de verkoopwaarde van de gemeente Veldhoven zal verkrijgen. Daarnaast is met de gemeente Woensdrecht schriftelijk overeengekomen dat OMO bij toekomstige vervreemding van het ZuidWestHoek College een economisch claimrecht van 40% op de verkoopsom zal verkrijgen. Bij de oplevering van de nieuwbouw van het Merletcollege te Grave is besloten uit eigen middelen 0,9 miljoen euro te investeren. Als tegenprestatie is OMO van mening dat voor het aandeel van de inzet van eigen middelen OMO een economisch claimrecht heeft op het betreffende gebouw. Verplichtingen Bankgarantie In het kader van de nieuwbouw van het Zwijsen College is in 2009 is ten gunste van de gemeente Veghel een bankgarantie afgegeven ter hoogte van 25.000 euro. Voor de nieuwbouw diende een bestemmingsplanprocedure gevolgd te worden, waarvoor de gemeente een zekerheidsstelling voor mogelijke planschaderisico’s vroeg. Begin 2015 is deze bankgarantie opgezegd.
pag. 121 van 183
Collectieve inkoopcontracten Ons Middelbaar Onderwijs sluit op uiteenlopende terreinen collectieve inkoopcontracten af. De totale contractwaarde van de lopende inkoopcontracten bedraagt circa 145,8 miljoen euro. Ultimo 2014 bedraagt de restantwaarde van deze inkoopcontracten tot het einde van de contractperiodes 70,4 miljoen euro. In onderstaand overzicht is de restantwaarde per product/dienst weergegeven: Product/dienst Schoolboeken Energie Schoonmaak Software Telefonie Afdrukapparatuur Kantoorartikelen Verzekeringen Accountantsdiensten
Restant contractwaarde 34.040 14.400 13.790 3.760 3.000 930 280 130 90 70.420
Bouwprojecten Voor lopende bouwprojecten is ultimo 2014 voor een bedrag van circa 30,5 miljoen euro aan verplichtingen aangegaan: School Pleincollege Sint-Joriscollege 2College Theresialyceum Merletcollege Elzendaalcollege OMO SG Tongerlo Sint-Odulphuslyceum
Bouwproject Nieuwbouw vmbo Nieuwbouw Jozefmavo Uitbreiding en renovatie Nieuwbouw Cuijk Nieuwbouw Boxmeer Nieuwbouw Da Vinci College Uitbreiding en renovatie
Gemeente Eindhoven Tilburg Tilburg Cuijk Boxmeer Roosendaal Tilburg
Verplichting 11.695.000 201.000 308.000 1.418.000 210.000 16.588.000 126.000 30.546.000
Leasecontracten Per 3 januari 2005 is een leaseovereenkomst aangegaan met MKB Lease te Oosterhout. Deze leaseovereenkomst heeft betrekking op de invulling van de specifieke arbeidsvoorwaarden voor schoolleiders en leden van de raad van bestuur. Voor het kalenderjaar 2014 bedroegen de leasekosten (inclusief brandstofkosten) 406.000 euro. Ultimo 2014 bedraagt de restantwaarde van de leasecontracten tot het einde van de contractperiode circa 1,1 miljoen euro.
pag. 122 van 183
Staat van baten en lasten RIJKSBIJDRAGEN 3.1
Rijksbijdragen
3.1.1 Rijksbijdrage OCW Geoormerkte OCW-subsidies Niet geoormerkte OCW-subsidies Toerekening investeringssubsidies 3.1.2 Overige subsidies OCW 3.1.3 Ontvangen doorbetalingen Rijksbijdrage SWV
2014
begroting 2014
2013
436.969
438.847
452.428
85 22.868 22.953
336 22.060 22.396
1.317 30.573 31.890
461.243
484.318
1.356 461.278
Rijksbijdrage OCW De gerealiseerde (normatieve) rijksbijdrage OCW bedraagt in het verslagjaar 437,0 miljoen euro. De rijksbijdrage OCW maakt daarmee 88,0% uit van de totale baten in 2014 (idem in 2013) en is 1,9 miljoen euro (0,4%) lager dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er leerlingen op twee scholen stonden ingeschreven op een opleiding waarvoor niet de juiste licenties aanwezig waren. Beide scholen hebben voor deze leerlingen geen lumpsum vergoeding ontvangen. Verder is er sprake van een lagere lumpsum door de wijziging in bekostiging van LWOO/PrO leerlingen. Geoormerkte en niet-geoormerkte OCW subsidies Geoormerkte OCW-subsidies De geoormerkte subsidies OCW zijn 0,2 miljoen euro lager ten opzichte van de begroting. Niet-geoormerkte OCW-subsidies Per 1 augustus 2014 ontvangen de scholen niet langer een rijksbijdrage voor passend onderwijs, deze middelen (regionale zorgbudget en rebound) lopen voortaan via de hiervoor opgerichte samenwerkingsverbanden. Deze gelden worden onder post 3.1.3 “Ontvangen doorbetalingen Rijksbijdrage SWV” gepresenteerd. De niet geoormerkte OCW-subsidies inclusief de gelden voor passend onderwijs zijn 2,2 miljoen euro hoger dan begroot. Ontvangen doorbetalingen Rijksbijdrage Samenwerkingsverband De financiële middelen voor passend onderwijs verlopen vanaf 1 augustus 2014 via doorbetalingen vanuit samenwerkingsbanden. Voorheen ontvingen de scholen hiervoor nietgeoormerkte subsidies OCW.
OVERIGE OVERHEIDSBIJDRAGEN EN –SUBSIDIES 3.2
Overige overheidsbijdragen en -subsidies
3.2.1 Gemeentelijke bijdragen en subsidies 3.2.2 Overige overheidsbijdragen
2014 8.980 760 9.740
begroting 2014
2013
8.573 770 9.343
Gemeentelijke bijdragen en subsidies De gemeentelijke bijdragen en subsidies bestaan grotendeels uit inkomsten vanwege afgesloten doordecentralisatieovereenkomsten. Met een aantal gemeenten, waarmee een doordecentralisatieovereenkomst is gesloten en het nieuwe bedrag uit het gemeentefonds
pag. 123 van 183
8.459 1.245 9.704
lager is dan het bedrag per leerling, wordt overleg gevoerd over aanpassingen van de bijdragen. Overige overheidsbijdragen De overige overheidsbijdragen betreffen ontvangen vergoedingen van overheden anders dan het ministerie van OCW en gemeenten. Voorbeelden hiervan zijn het Europees Sociaal Fonds en de provincie.
OVERIGE BATEN 3.5
Overige baten
2014
3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.5.4 3.5.5 3.5.6
Verhuur Detachering personeel Schenking Sponsoring Ouderbijdragen Overige
1.941 1.573 227 7 10.696 10.414 24.858
begroting 2014 1.604 1.014 7 9 9.565 9.215 21.414
2013 1.520 997 11 10.086 7.676 20.290
Ouderbijdragen De gerealiseerde bijdragen van ouders en leerlingen voor een bedrag van 10,7 miljoen euro is 11,5% hoger dan de begroting. Dit is met name veroorzaakt doordat de bijdragen van ouders in educatieve excursies en culturele activiteiten hoger zijn dan begroot. Hiertegenover staan hogere kosten, welke zijn verantwoord onder de ‘Overige lasten’. Overige Met betrekking tot overige opbrengsten is een bate van 10,4 miljoen euro gerealiseerd. Deze realisatie is 11,8% hoger dan begroot. Hiervan heeft 2,3 miljoen euro betrekking op een bijzonder bate. Dit betreft een correctie van de langlopende schuld op doordecentralisatiegelden wegens gerealiseerde winst uit verkochte panden aan de gemeenten. Daarnaast is door de verkoop van de Jan van Cuijkstraat aan een derde partij een opbrengst van 0,6 miljoen euro gerealiseerd.
PERSONEELSLASTEN 4.1
Personeelslasten
Brutolonen en salarissen Sociale lasten Pensioenpremies 4.1.1 Lonen en salarissen Dotaties personele voorzieningen Personeel niet in loondienst Overig 4.1.2 Overige personele lasten 4.1.3 Af: Uitkeringen
2014
begroting 2014
298.702 35.132 44.010 377.844
296.052 34.820 43.619 374.491
835 17.735 8.944 27.514
13 16.185 9.866 26.064
2.281403.077
831399.724
2013 296.616 31.533 45.099 373.248 3218.523 8.983 27.474 1.911398.811
De kosten van lonen en salarissen bedragen 377,8 miljoen euro en zijn daarmee 3,3 miljoen euro (0,9%) hoger uitgevallen dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door een hogere dan begrote formatie in verband met het niet of op een later moment realiseren van begrote personele taakstellingen (zie onderstaande tabel).
pag. 124 van 183
Daarnaast zijn de kosten van inhuur van personeel niet in loondienst 1,5 miljoen euro hoger dan begroot. Hiertegenover staan hogere inkomsten bestaande uit uitkeringen van het UWV (1,5 miljoen euro). De dotatie personele voorzieningen is 0,8 miljoen euro hoger dan begroot vanwege een geüpdatete berekeningsmethode van de hoogte van de voorziening jubilea. Tenslotte zijn de overige personele lasten 0,9 miljoen euro lager dan begroot. Dit is met name een gevolg van lagere studielasten en minder kosten voor sociaal medische begeleiding. Aantal personeelsleden op basis van fte’s Het gemiddeld aantal personeelsleden over kalenderjaar 2014 op basis van full time equivalenten (fte) is in onderstaande tabel met de gegevens van 2013 vergeleken: Gemiddeld aantal personele fte's
2014
begroting 2014
2013
148
157
157
Overhead
897 1.045
889 1.046
920 1.077
Onderwijzend personeel Onderwijs ondersteunend personeel (primair proces) Onderwijs proces
4.094 379 4.473
4.015 364 4.379
4.146 366 4.512
Totaal
5.518
5.425
5.589
Directie Onderwijs ondersteunend personeel (overig)
In 2014 is het gemiddelde aantal fte’s met 93 fte (1,7%) hoger dan de begroting. Dit komt vanuit temporisering in het kader van de afspraken over de besteding van de budgetten. Afgesproken is de middelen uit het herfstakkoord 2013, die reeds als baten zijn verantwoord in 2013, de komende jaren extra in te zetten ten behoeve van het onderwijs. In bijlage 9 zijn meerdere personele kerngegevens grafisch weergegeven.
AFSCHRIJVINGEN 4.2
Afschrijvingen materiële vaste activa
4.2.2 Afschrijvingen Bijzondere waardevermindering gebouwen Terugname bijzondere waardevermindering gebouwen Boekwinst/-verlies desinvesteringen
2014 18.301 1.459 5461.299 20.513
begroting 2014 19.431 245 19.676
2013 18.391 2.506 1.5712.748 22.074
De afschrijvingen over de materiële vaste activa bedragen 20,5 miljoen euro. Ten opzichte van de begroting zijn de gerealiseerde afschrijvingen 0,8 miljoen euro hoger (4,3%). Vanwege het om niet opnemen van de gebouwen en terreinen, de verbouwingen en de installaties in de overdrachtsbalans van Lyceum Bisschop Bekkers heeft er een versnelde afschrijving plaats gevonden van 0,6 miljoen euro. Onder de post afschrijvingen zijn onder meer bijzondere waardeverminderingen met betrekking tot de doordecentralisatiecontracten van de gemeenten Valkenswaard en Etten Leur begrepen.
pag. 125 van 183
Vanwege lagere indexeringen (VNG index) van het bedrag per leerling dan verwacht is binnen het doordecentralisatie-contract van de gemeente Valkenswaard sprake van een lagere realiseerbare waarde dan de boekwaarde van het gerealiseerde actief. Conform RJ 121 heeft hierop in 2014 een bijzondere waardevermindering plaatsgevonden ten bedrage van 1,5 miljoen euro. In 2013 had al een bijzondere waardevermindering plaatsgevonden van 2,5 miljoen euro vanwege bijgestelde leerlingprognoses lager dan verwacht. Voor het doordecentralisatiecontract van de gemeente Etten-Leur was in 2012 al sprake van een bijzondere waardevermindering ten bedrage van 6,1 miljoen euro. Vanwege hogere indexeringen (OCW index) van de het bedrag per leerling dan verwacht heeft in 2013 en in het huidig jaar een terugname van de bijzondere waardevermindering uit 2012 plaatsgevonden van respectievelijk 1,6 miljoen euro en 0,5 miljoen euro. Verder is er in 2014 sprake van een boekverlies desinvesteringen ten bedrage van 1,3 miljoen euro. Dit verlies wordt grotendeels veroorzaakt door een genomen boekverlies op de verkoop van boeken van 1,0 miljoen euro (oorspronkelijke aanschafwaarde 3,0 miljoen euro euro) op een van de scholen. Daarnaast is er door de verkoop van een locatie in Waalwijk nog eens 0,2 miljoen euro aan boekverlies genomen doordat er nog een boekwaarde op de verbouwingen en nagelvaste installaties zat.
HUISVESTINGSLASTEN 4.3
Huisvestingslasten
2014
4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5 4.3.6 4.3.7
Huur Verzekeringen Onderhoud Energie en water Schoonmaakkosten Heffingen Overige
2.541 638 8.490 6.811 314 1.246 2.816 22.856
begroting 2014 2.390 615 8.003 7.224 299 1.184 2.647 22.362
2013 2.486 578 8.375 7.374 290 1.127 2.834 23.064
De huisvestingslasten bedragen 22,9 miljoen euro en zijn daarmee 2,2% hoger dan de begroting. Dit wordt met name veroorzaakt door hogere huurlasten en hogere onderhoudslasten.
OVERIGE LASTEN 4.4
Overige lasten
2014
4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4
Administratie- en beheerslasten Inventaris, apparatuur en leermiddelen Dotatie overige voorzieningen Overige
14.201 22.474 13.489 50.164
begroting 2014 15.038 21.934 12.930 49.902
2013 13.361 22.503 12.405 48.269
Administratie- en beheerslasten De administratie- en beheerslasten zijn 0,8 miljoen euro lager dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door lagere kosten van licenties (0,8 miljoen euro lager), lagere advieskosten (0,2 miljoen euro lager) en hogere contributiekosten (0,2 miljoen hoger). Inventaris, apparatuur en leermiddelen De hogere dan begrote kosten van inventaris, apparatuur en leermiddelen worden grotendeels veroorzaakt door hogere kosten van huur boeken.
pag. 126 van 183
Dotatie overige voorzieningen De dotatie aan de voorziening groot onderhoud is opgenomen onder de huisvestingslasten. Overige De kosten van educatieve excursies en culturele activiteiten voor leerlingen zijn 1,1 miljoen euro hoger dan begroot. Hiertegenover staan hogere bijdragen van ouders, welke zijn verantwoord onder de ‘Overige baten’. Daarentegen zijn de algemene kosten 0,5 miljoen lager dan begroot. Per saldo zijn hierdoor de overige lasten 0,6 miljoen hoger dan begroot.
FINANCIËLE BATEN EN LASTEN 5 Financiële baten en lasten 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Rentebaten Resultaat deelnemingen Waardeveranderingen financiële vaste activa en effecten Overige opbrengsten financiële vaste activa en effecten Rentelasten
2014 72 573 206439
begroting 2014 14 573 2.0441.457-
2013 21 70 45 16327-
Waardeverandering financiële vaste activa en effecten Door de verkoop van de effecten van het OMO fonds is er een koersresultaat gerealiseerd van 0,6 miljoen euro. Rentelasten In 2014 zijn de rentelasten, voortkomend uit de kortlopende kredietfaciliteit bij het ministerie van Financiën, 1,8 miljoen euro lager dan begroot. In juli 2014 is er een krediet arrangement van 70 miljoen euro afgesloten bij de BNG bank ter dekking van de voorfinanciering van toekomstige bouwprojecten in gemeentes waarmee doordecentralisatie overeenkomsten zijn aangegaan. In de begroting was rekening gehouden met een rentelast van 2,0 miljoen euro. Echter, in 2014 is nog geen gebruik gemaakt van dit krediet arrangement. Dit komt doordat een aantal grote bouwprojecten zijn vertraagd en in december 2013 een incidentele ophoging van de lumpsum 2013 met 18,4 miljoen euro naar aanleiding van het begrotingsakkoord 2014 is ontvangen. Per 1 oktober 2015 wordt een bedrag van 45 miljoen euro geleend bij de BNG met een looptijd van 25 jaar tegen een rentetarief van circa 3,0% per jaar (rentevastperiode 15 jaar).
pag. 127 van 183
Enkelvoudige jaarrekening In de enkelvoudige jaarrekening zijn de financiële gegevens van de scholen, verenigingsactiviteiten, raad van bestuur en het OMO bureau opgenomen, echter niet de deelnemingen. De deelnemingen worden in de enkelvoudige balans gepresenteerd onder de financiële vaste activa en gewaardeerd op basis van het aandeel van de vereniging in de netto vermogenswaarde van de deelnemingen (zie ook de waarderingsgrondslagen). ACTIVA
31 december 2014
31 december 2013
VASTE ACTIVA 1.1
Immateriële vaste activa
1.2 1.3
Materiële vaste activa Financiële vaste activa
-
-
283.557 7.606
273.121 7.363
291.163
280.484
-
-
11.256
14.790
-
-
VLOTTENDE ACTIVA 1.4
Voorraden
1.5
Vorderingen
1.6
Effecten
1.7
Liquide middelen
TOTAAL ACTIVA PASSIVA
pag. 128 van 183
2.1
GROEPSVERMOGEN
2.3
97
104
11.353
14.894
302.516
295.378
31 december 2014
31 december 2013
116.584
117.180
VOORZIENINGEN
29.643
27.435
2.4
LANGLOPENDE SCHULDEN
41.847
38.694
2.5
KORTLOPENDE SCHULDEN
114.442
112.069
TOTAAL PASSIVA
302.516
295.378
A.1. ENKELVOUDIGE STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER KALENDERJAAR 2014 2014 Resultaat deelnemingen
242
242
Overig resultaat RESULTAAT
538296-
1.3621.120-
Uitgaven t.l.v. bestemmingsfondsen
518
455
222
665-
TOTAAL RESULTAAT GEWONE BEDRIJFSVOERING
pag. 129 van 183
Begroting 2014
2013 44022.507 22.067 186 22.253
Toelichting enkelvoudige jaarrekening
Balans MATERIËLE VASTE ACTIVA Het verloop van de materiële vaste activa is als volgt: 1.2 Materiële vaste activa
Aanschafwaarde op 1 januari 2014 Afschrijvingen tot 1 januari 2014 Boekwaarde 1 januari 2014 Mutaties: Cum. aanschafwaarde Lyceum Bisschop Bekkers Cum. afschrijvingen Lyceum Bisschop Bekkers Investeringen Gerealiseerde bouwprojecten Afschrijvingen Bijzondere waardevermindering Terugname bijzondere waardevermindering Desinvesteringen Afschrijving over desinvesteringen
Aanschafwaarde op 31 december 2014 Afschrijvingen t/m 31 december 2014 Boekwaarde 31 december 2014
1.2.1 Gebouwen en terreinen
1.2.2 Inventaris en apparatuur
1.2.3 Andere vaste bedrijfsmiddelen
271.316 92.868178.448
99.464 44.74354.721
7.253 4.1613.092
1.2201.220 3.380 35.140 7.4331.459546 2.7352.560
1.234789 9.952 2.355 9.5856.4866.431
41 1.693 1.4894.5323.469
3.276 24.199-
862-
20.923-
10.436
4.410 2.1802.230
15.937 15.937
430.279 146.722283.557
29.999
2.222
305.881 97.434208.447
104.051 47.10856.943
1.2.4 In uitvoering
36.860 36.860
Totaal
414.893 141.772273.121
2.4582.010 18.301 13.296 18.5071.459546 13.75312.460
Gebouwen en terreinen De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs is juridisch eigenaar van het grootste gedeelte van de gebouwen en terreinen van de scholen. Door wettelijke bepalingen kunnen de onroerende zaken, die door gemeenten zijn gefinancierd, uitsluitend na toestemming van en onder verrekening met gemeenten worden vervreemd. Sinds 1 januari 2000 is een aantal doordecentralisatieovereenkomsten met gemeenten afgesloten. Bij de hieronder vallende (school)gebouwen komt het economische eigendom gedurende de looptijd van de overeenkomst toe aan Ons Middelbaar Onderwijs. Het economisch eigendom wordt, in aansluiting op de uitgangspunten van de decentralisatie van Rijk naar Gemeenten in 1997, ten principale door Ons Middelbaar Onderwijs om niet overgenomen. Aan de hand van financieringsmodellen worden de toekomstige kosten en vergoedingen per doordecentralisatiecontract voor de gehele contractduur inzichtelijk gemaakt om de beschikbare investeringsruimte te bepalen. Hierbij wordt uitgegaan van een aantal vaste uitgangspunten zoals een kosten- en vergoedingenindex, een interne rekenrente, een risicoreservering, vervangingsinvesteringen, verkoop van boekwaarden gronden per einde contract en eigen bijdragen vanuit scholen. Vanwege naar beneden bijgestelde leerling prognoses is binnen het doordecentralisatiecontract van Valkenswaard sprake van een lagere realiseerbare waarde dan de boekwaarde van het gerealiseerde actief. Conform RJ 121 heeft hierop in 2013 een bijzondere waardevermindering plaatsgevonden van 2,5 miljoen euro. In het huidige jaar is als gevolg van lagere indexeringen van het bedrag per leerling dan verwacht (de VNG index wordt gevolgd), nogmaals een bijzondere waardevermindering doorgevoerd van 1,5 miljoen euro.
pag. 130 van 183
In 2012 was binnen het doordecentralisatiecontract Etten-Leur al sprake van een lagere realiseerbare waarde dan de boekwaarde van het gerealiseerde actief, waarop conform RJ 121 een bijzondere waardevermindering heeft plaatsgevonden (6,1 miljoen euro). Vanwege hogere indexeringen (OCW index) van het bedrag per leerling dan verwacht heeft in 2013 en in het huidig jaar een terugname van de bijzondere waardevermindering uit 2012 plaatsgevonden van respectievelijk 1,6 miljoen euro en 0,5 miljoen euro. In 2014 is er vanwege de ingebruikname van nieuwbouw voor 2,7 miljoen euro gedesinvesteerd op verkochte locaties en nog niet volledig afgeschreven verbouwingen van oude panden en verwijderde noodlokalen. Als gevolg van bestuurlijke afspraken, omtrent de overdacht van het Lyceum Bisschop Bekkers aan Stichting Eindhovens Christelijk Voortgezet Onderwijs, zijn de gebouwen en terreinen, de verbouwingen en de installaties om niet opgenomen in de desbetreffende overdrachtsbalans. Hiervoor heeft een versnelde afschrijving van 0,6 miljoen euro plaatsgevonden. Daarnaast is er inventaris en apparatuur met een boekwaarde van 0,4 miljoen overgedragen aan Stichting Eindhovens Christelijk Voortgezet Onderwijs. Inventaris en apparatuur / andere vaste bedrijfsmiddelen In 2014 is er voor een bedrag van 11,0 miljoen euro aan desinvesteringen opgenomen. Hiervan heeft 7,8 miljoen euro betrekking op jaarlijkse administratieve desinvesteringen en 3,0 miljoen euro op de desinvestering van de boeken vanwege de overstap van een intern naar extern boekenfonds op een van de scholen. Projecten in uitvoering Gedurende de uitvoering van bouwkundige activiteiten worden de uitgaven verantwoord onder de post 'projecten in uitvoering'. Nadat de werkzaamheden zijn afgerond, worden de kosten gesaldeerd met de ter financiering ontvangen bouwsubsidies (investeringssubsidies). De projecten die voor eigen rekening gebouwd en gefinancierd zijn worden geactiveerd onder gebouwen en terreinen en afgeschreven. Voor een nadere toelichting op de projecten in uitvoering wordt verwezen naar paragraaf 4.7 van het bestuursverslag.
FINANCIËLE VASTE ACTIVA 1.3
Financiële vaste activa
1.3.2. Deelnemingen 1.3.5 Vorderingen OCW 1.3.6 Overige effecten 1.3.7 Overige vorderingen
pag. 131 van 183
Boekwaarde 1 januari 2014
Investeringen en verstrekte leningen
Desinvesteringen en afgeloste leningen
Boekwaarde 31 december 2014
7.363 7.363
242 242
-
7.605 7.605
Deelnemingen Het verloop van de deelnemingen is als volgt: Stand per 1 januari 2014 - Deelnemingen - Deelnemingen met negatief vermogen
7.363 -
Resultaat deelnemingen Stand per 31 december 2014 - Deelnemingen - Deelnemingen met negatief vermogen
7.363 242
7.605 7.605
Voor een overzicht van de in de enkelvoudige jaarrekening opgenomen deelnemingen wordt verwezen naar bijlage 3.
VORDERINGEN 1.5
Vorderingen
1.5.1 1.5.2 1.5.5 1.5.6.
Debiteuren OCW Leerlingen Overige overheden
31 december 2014
31 december 2013
1.550 860 1.796
Personeel Overige 1.5.7 Overige vorderingen
7 1.935
Vooruitbetaalde kosten Verstrekte voorschotten Overige 1.5.8 Overlopende activa 1.5.9 Af: Voorzieningen wegens oninbaarheid
5.107 -
997 1.853 1.355 1.005 6 4.401
1.942
4.407 5.173 -
5.107 -
5.173 -
11.255
14.790
Vordering OCW Ultimo 2014 is er geen vordering op het ministerie van OCW. Alle toegekende subsidies zijn ontvangen. Overige vorderingen De overige vorderingen betreffen met name nog te ontvangen bedragen van derden, nog te verrekenen bedragen met derden en te ontvangen overlopende rente op effecten. Het saldo eind 2013 bevatte een vordering inzake de éénmalige teruggave basispremie WAO/WIA 2013 van 1,5 miljoen euro. Dit bedrag is begin 2014 ontvangen. Overlopende activa De post overlopende activa bestaan voornamelijk uit in het huidige verslagjaar verrichte betalingen waarvan de kosten verantwoord worden in het volgende verslagjaar. Het betreft hier bijvoorbeeld de jaarlijkse betaling van contributies, licenties, contracten en de huurkosten die betaald zijn aan distributeurs van leermiddelen.
pag. 132 van 183
LIQUIDE MIDDELEN 1.7
Liquide middelen
31 december 2014
1.7.1 1.7.2 1.7.3 1.7.4
Kasmiddelen Tegoeden op bank- en girorekeningen Deposito's Overige
31 december 2013
97 97
104 104
In het verslagjaar heeft Ons Middelbaar Onderwijs gebruik gemaakt van de door het ministerie van financiën verstrekte mogelijkheid om een negatieve positie in te nemen op de lopende rekening (“schatkistbankieren”). Per 31 december 2014 is de stand 33,1 miljoen euro negatief. Dit is verantwoord onder de kortlopende schulden.
EIGEN VERMOGEN De mutaties in het eigen vermogen kunnen als volgt worden gespecificeerd: Saldo 1 januari 2014 2.1.1.
2.1.5
Algemene reserve Algemene reserve Reserve deelnemingen Totaal algemene reserve
Resultaat
101.608 7.363 108.971
Bestemmingsfonds (privaat) Bestemmingsfonds private gelden Totaal bestemmingsfonds (privaat)
Mutaties scholen
538242 296-
8.209 8.209
-
117.180
296-
300300-
Saldo 31 december 2014
Resultaat bestemming
100.770 7.605 108.375
1.316 1.316
8.209 8.209
300-
Saldo 31 december 2014 102.086 7.605 109.691
1.3161.316-
116.584
6.893 6.893
-
116.584
Resultaat Het exploitatieresultaat over 2014 bedraagt 0,3 miljoen euro negatief en is op basis van bestuursbesluiten volledig bestemd. Bestemmingsfondsen De private bestemmingsfondsen zijn met name gevormd uit voormalige reserves van eigen activiteiten (3,7 miljoen euro) en voormalige reserves van opgeheven stichtingen boekenfondsen en steunstichtingen (3,2 miljoen euro).
VOORZIENINGEN 2.3
Voorzieningen
Stand per
Dotaties
1 januari 2014 Voorziening jubileumuitkeringen 2.3.1 Personeelsvoorzieningen Groot onderhoud 2.3.3 Overige voorzieningen
pag. 133 van 183
Ontrek-
Vrijval
kingen
Stand per
Kortlopend
Langlopend
31 december 2014
deel < 1 jaar
deel > 1 jaar
4.196
782
-
-
4.978
854
4.124
4.196
782
-
-
4.978
854
4.124
23.239 23.239
5.419 5.419
3.993 3.993
-
24.665 24.665
6.182 6.182
18.483 18.483
27.435
6.201
3.993
-
29.643
7.036
22.607
Personeelsvoorzieningen Conform de CAO VO heeft het personeel bij het bereiken van een jubileumdatum aanspraak op een jubileumgratificatie. Deze bedraagt bij een 25-jarig dienstverband 50% en bij een 40jarig dienstverband 100% van het maandsalaris. Hiervoor is een voorziening ‘Jubileumuitkeringen’ gevormd. Vanwege de verhoging van de pensioenleeftijd en de daarmee toenemende kans dat een medewerker een ambtsjubileum haalt, is in 2014 is aan de hand van een gangbaar rekenmodel van de huisaccountant een herberekening gemaakt van het bedrag per fte. De hoogte van de voorziening wordt bepaald door voor ieder personeelslid in de organisatie een bedrag van 900 euro op te nemen, naar rato van de betrekkingsomvang. Voorgaande jaren bedroeg dit bedrag nog 750 euro per fte. Voor de gehele OMO organisatie bedraagt de voorziening op 31 december 2014 5,0 miljoen euro. Overige voorzieningen Voor het dekken van de uitgaven van het meerjarig onderhoud aan gebouwen, terreinen en installaties is een voorziening ‘Groot onderhoud’ gevormd. De dotaties en onttrekkingen aan deze voorziening zijn ontleend aan alle meerjaren onderhoudsplannen (MOP’s) en worden jaarlijks ten laste gebracht van de exploitatie.
LANGLOPENDE SCHULDEN 2.4
Langlopende schulden
2.4.5 Doordecentralisatiegelden
Boekwaarde 1 januari 2014
Aangegane leningen
Aflossingen
Boekwaarde 31 december 2014
Looptijd > 1 jaar
38.694
3.153
-
41.847
9.460
32.387
38.694
3.153
-
41.847
9.460
32.387
Doordecentralisatiegelden Met de doordecentralisatie van huisvestingsvoorzieningen komen jaarlijks middelen beschikbaar. Deze middelen zijn afkomstig van gemeenten waarmee een doordecentralisatie overeenkomst is gesloten en zijn bedoeld voor het realiseren en in stand houden van goede huisvestingsvoorzieningen in die gemeenten. In 2014 is een resultaat van 3,1 miljoen euro behaald op deze doordecentralisatieovereenkomsten. Dit resultaat wordt in een later jaar ingezet ten behoeve van de huisvesting in de betreffende gemeenten. Ten behoeve van de voorfinanciering van nieuwbouwprojecten binnen gemeenten waar sprake is van doordecentralisatie zijn afspraken gemaakt met het ministerie van Financiën. Dit is nader toegelicht bij de kortlopende schulden.
pag. 134 van 183
Looptijd > 5 jaar
KORTLOPENDE SCHULDEN 2.5
Kortlopende schulden
2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4
Kredietinstellingen Vooruitontvangen termijnen Crediteuren OCW
2.5.7
Loonheffing Omzetbelasting Premies sociale verzekeringen Belastingen en premies sociale verzekeringen
2.5.8
Schulden terzake van pensioenen
2.5.9
Werk door derden Overige Overige kortlopende schulden
Subsidies OCW niet-geoormerkt Subsidies OCW geoormerkt Vooruitontv. investeringssubsidies Vooruitontv. bedragen Vakantiegeld- en dagen Eindeschooljaarsuitkering Bindingstoelage Rente Overige 2.5.10 Overlopende passiva
31 december 2014
31 december 2013
40.337 7.450 99 16.364 165 -
38.232 8.827 719 16.452 53 -
16.529
16.505
5.074
5.768
4.428
6.292 4.428
4.573 6 17.468 4.710 12.179 306 1.257 26
6.292 3.733 927 11.639 5.606 12.220 304 1.242 55
40.525
35.726
114.442
112.069
Kredietinstellingen Met ingang van 1 maart 2012 is een overeenkomst gesloten met het ministerie van Financiën ten behoeve van de voorfinanciering van grootschalige nieuwbouwprojecten binnen gemeenten waar sprake is van doordecentralisatie (“schatkistbankieren”). Bij het schatkistbankieren staat het geld op een eigen rekeningcourant bij het ministerie van Financiën. Het dagelijkse betalingsverkeer loopt via de Rabobank. Dagelijks vindt er een volledige egalisatie plaats tussen de hoofdbetaalrekening en de rekeningcourant bij het ministerie van Financiën. Hierdoor is er nooit sprake van een renteverrekening tussen OMO en de Rabobank. Saldi van individuele betaalrekeningen blijven herleidbaar. Rood staan bij het ministerie van Financiën is geoorloofd tot maximaal 10% van de publieke jaaromzet, te weten 48,4 miljoen euro. Aan het einde van 2014 was sprake van een negatieve rekeningcourant positie van 33,1 miljoen euro. De rentebasis van deze kredietfaciliteit is gebaseerd op het EONIA-tarief. (De EONIA (Euro OverNight Index Average) is het eendaags-renteniveau voor het eurogebied), en daarmee gekoppeld aan de geldmarkt. Op deze basis is een opslag van toepassing van 0,25%. Het gemiddelde tarief in 2014 bedroeg overigens 0,094% (jaarbasis, exclusief opslag). OCW Ultimo 2014 is er een schuld aan OCW van 0,1 miljoen euro in verband met in het verslagjaar aflopende geoormerkte subsidies met verrekeningsclausule die nog niet geheel besteed zijn. Voor een verdere toelichting op de aflopende geoormerkte subsidies met verrekeningsclausule wordt verwezen naar model G, onderdeel G2-A in bijlage 1.
pag. 135 van 183
Overlopende passiva De overlopende passiva bestaan grotendeels uit in 2014 aangegane verplichtingen waarvan de betaling in kalenderjaar 2015 zal plaatsvinden en uit baten die in kalenderjaar 2015 zijn verantwoord, waarvan de vordering in 2014 is opgenomen. Het betreft hier bijvoorbeeld ouderbijdragen en huur van boeken. De niet-geoormerkte subsidies OCW hebben voor een bedrag van 1,7 miljoen euro betrekking op nog niet bestede subsidies die tot en met verslagjaar 2014 zijn toegekend. Daarnaast is onder deze post een bedrag van 2,8 miljoen euro opgenomen in verband met vooruit ontvangen niet-geoormerkte subsidies OCW die voor verslagjaar 2015 zijn toegekend. De vooruit ontvangen geoormerkte subsidies OCW hebben betrekking op nog niet bestede geoormerkte subsidies OCW met verrekeningsclausule. Voor een nadere toelichting op deze post wordt verwezen naar model G, onderdeel G2-B in bijlage 1.
Exploitatie Het positieve exploitatieresultaat van de deelnemingen (i.e. gelieerde stichtingen) ten bedrage van 242.000 euro positief wordt met name veroorzaakt door het gerealiseerde koersresultaat van 0,6 miljoen euro op de verkoop van de effecten van Stichting Ons Middelbaar Onderwijsfonds. Daar tegen over staat een schenking van de Sint Canisiusstichting van 0,3 miljoen euro aan een viertal OMO-scholen.
pag. 136 van 183
pag. van183 183 pag. 138 137 van
Deel D: Bijlagen
pag. 138 van 183
Bijlage 1. Geoormerkte subsidies OCW (model G) G1 Verantwoording van subsidies zonder verrekeningsclausule Omschrijving subsidie
Brin nummer
Sociale veiligheid LHBT 16OX Sociale veiligheid LHBT 21EX Samenwerking lerarenopleidingen en scholen 16OX Samenwerking lerarenopleidingen en scholen 04SU Samenwerking lerarenopleidingen en scholen 20ZK Experiment maatschapsvorming 41211 Zij-instromers 2009-2011 04YX Zij-instromers 17JY Zij-instromers 20BQ Zij-instromers 21FV Zij-instromers 2013-2014 04SU Zij-instromers 2013-2014 13PE Zij-instromers 2013-2014 19RX Verlofsubsidie 2014 02FY Verlofsubsidie 2014 02QT Verlofsubsidie 2014 04SU Verlofsubsidie 2014 04YX Verlofsubsidie 2014 07MU Verlofsubsidie 2014 13PE Verlofsubsidie 2014 14SW Verlofsubsidie 2014 15BS Verlofsubsidie 2014 16OX Verlofsubsidie 2014 16VK Verlofsubsidie 2014 17HN Verlofsubsidie 2014 17KF Verlofsubsidie 2014 17VP Verlofsubsidie 2014 18XR Verlofsubsidie 2014 19RX Verlofsubsidie 2014 20AT Verlofsubsidie 2014 20BQ Verlofsubsidie 2014 20GA Verlofsubsidie 2014 20IB Verlofsubsidie 2014 20JX Verlofsubsidie 2014 20ST Verlofsubsidie 2014 20SY Verlofsubsidie 2014 20WI Verlofsubsidie 2014 20ZK Verlofsubsidie 2014 21EX Verlofsubsidie 2014 21FV Verlofsubsidie 2014 21GV Verlofsubsidie 2014 21GZ Verlofsubsidie 2014 23FY Verlofsubsidie 2013 02FY Verlofsubsidie 2013 02QT Verlofsubsidie 2013 04SU Verlofsubsidie 2013 04XU Verlofsubsidie 2013 04YX Verlofsubsidie 2013 07MU Verlofsubsidie 2013 13PE Verlofsubsidie 2013 15BS Verlofsubsidie 2013 16RB Verlofsubsidie 2013 16VK Verlofsubsidie 2013 17HN Verlofsubsidie 2013 17JY Verlofsubsidie 2013 17KF Verlofsubsidie 2013 17VP Verlofsubsidie 2013 18XR Verlofsubsidie 2013 19RX Verlofsubsidie 2013 20AT Verlofsubsidie 2013 20BQ Verlofsubsidie 2013 20GA Verlofsubsidie 2013 20IB Verlofsubsidie 2013 20JX Verlofsubsidie 2013 20ST Verlofsubsidie 2013 20SY Verlofsubsidie 2013 20WI Verlofsubsidie 2013 20ZK Verlofsubsidie 2013 21EX Verlofsubsidie 2013 21FV Verlofsubsidie 2013 21GV Verlofsubsidie 2013 21GZ Verlofsubsidie 2013 23FY Verlofsubsidie 2013 27ZF Verlofsubsidie 2012 02FY Verlofsubsidie 2012 02QT Verlofsubsidie 2012 17HN Verlofsubsidie 2011 02QT Totaal subsidies zonder verrekeningsclausule
pag. 139 van 183
Jaar
2012 2012 2013 2013 2013 2014 2012 2014 2014 2014 2013 2013 2013 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2014 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2013 2012 2012 2012 2011
Toewijzing Kenmerk OND2012/75614M OND2012/75614M 2013/2/350381 2013/2/350381 2013/2/350381 OND/ODB-2014/19958 U 430310-1 646507-1 655075-1 645574-1 563525-1 563534-1 573566-1 643362-1 601914-1 643125-1 601956-1 601967-1 601976-1 644370-1 644268-1 644174-1 611914-1 644908-1 644929-1 644831-1 644699-1 638720-1 602000-1 645182-1 645073-1 645099-1 645108-1 610006-1 644983-1 645035-1 645039-1 644924-1 644923-1 602060-1 644934-1 645469-1 548641-1 548686-1 549173-1 561166-1 549031-1 548815-1 549196-1 549974-1 549789-1 535589-1 512072-1 549691-1 501805-1 549721-1 549549-1 547007-1 550250-1 550192-1 550094-1 550113-1 535587-1 550209-1 550164-1 550124-1 550048-1 550141-1 550135-1 550396-1 550382-1 550431-1 550109-1 473139-2 473154-2 413318-1 375535-1
Datum 23-11-2012 23-11-2012 18-12-2013 18-12-2013 18-12-2013 09-06-2014 02-03-2012 22-09-2014 20-11-2014 20-08-2014 21-10-2013 21-10-2013 20-11-2013 20-08-2014 20-10-2014 20-11-2014 20-11-2014 20-11-2014 20-10-2014 20-10-2014 22-09-2014 20-11-2014 22-09-2014 20-11-2014 22-09-2014 20-11-2014 22-09-2014 20-11-2014 20-11-2014 20-08-2014 20-08-2014 22-09-2014 20-11-2014 18-12-2014 18-12-2014 20-08-2014 20-11-2014 20-10-2014 20-08-2014 20-08-2014 20-11-2014 22-09-2014 21-10-2013 20-11-2013 18-12-2013 20-09-2013 21-10-2013 20-09-2013 21-10-2013 18-12-2013 20-08-2013 20-11-2013 21-10-2013 20-08-2013 21-10-2013 20-09-2013 20-09-2013 20-11-2013 20-11-2013 20-09-2013 20-08-2013 20-11-2013 21-10-2013 21-10-2013 20-11-2013 20-09-2013 20-09-2013 20-08-2013 20-11-2013 18-12-2013 21-10-2013 21-11-2013 20-09-2013 30-08-2012 30-08-2012 30-07-2012 03-11-2011
Bedrag van toewijzing
Ontvangen t/m 2014
10.000 10.000 520.000 520.000 520.000 122.500 19.000 20.000 20.000 20.000 60.000 20.000 40.000 20.845 13.276 78.170 6.766 19.579 7.589 27.167 22.041 115.597 49.476 38.967 28.426 49.626 14.687 24.840 65.392 15.792 11.528 43.586 80.776 37.986 17.055 32.847 74.815 18.319 25.899 31.595 17.372 11.370 28.375 18.286 66.051 3.153 33.735 20.808 40.356 39.410 6.306 40.381 36.596 7.882 18.940 35.942 11.350 50.003 75.037 8.197 7.724 27.135 64.579 58.480 29.001 32.789 42.878 20.808 14.503 71.904 29.006 34.977 28.375 30.144 28.260 26.508 43.050
10.000 10.000 260.000 260.000 260.000 122.500 19.000 20.000 20.000 20.000 40.000 20.000 20.845 13.276 78.170 6.766 19.579 7.589 27.167 22.041 115.597 49.476 38.967 28.426 49.626 14.687 24.840 65.392 15.792 11.528 43.586 80.776 37.986 17.055 32.847 74.815 18.319 25.899 31.595 17.372 11.370 28.375 18.286 66.051 3.153 33.735 20.808 40.356 39.410 6.306 40.381 36.596 7.882 18.940 35.942 11.350 50.003 75.037 8.197 7.724 27.135 64.579 58.480 29.001 32.789 42.878 20.808 14.503 71.904 29.006 34.977 28.375 30.144 28.260 26.508 43.050
4.033.815
3.193.815
Prestatie afgerond Ja Ja Nee Nee Nee Nee Ja Nee Ja Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
G2 Verantwoording van subsidies met verrekeningsclausule G2-A Aflopend ultimo 31 december 2014 Omschrijving subsidie
Brin nummer
Jaar
16OX 16VK 16VK 17HN 20AT 20GA 21FV 21FV 19RX 16VK 21GV 19RX 04YX 04SU 20ZK 02FY 16OX
2010 2010 2010 2010 2010 2010 2010 2008 2009 2010 2010 2010 2010 2010 2010 2010 2010
Binnenmilieu VO EBOV Binnenmilieu VO EBOV Binnenmilieu VO EBOV Binnenmilieu VO EBOV Binnenmilieu VO EBOV Binnenmilieu VO EBOV Binnenmilieu VO EBOV Maatschappelijke stage Praktijkleren groen Innovatie Impuls Onderwijs Innovatie Impuls Onderwijs Innovatie Impuls Onderwijs Innovatie Impuls Onderwijs Innovatie Impuls Onderwijs Innovatie Impuls Onderwijs Innovatie Impuls Onderwijs Innovatie Impuls Onderwijs
Toewijzing Kenmerk BEK-09/126510 U BEK-09/126476 U BEK-09/126489 U BEK-09/127774 U BEK-09/126523 U BEK-09/128762 U BEK-09/132297 U BEK-08/91139 M 156624-3 308964-1 308967-1 308960-1 308962-1 308961-1 308959-1 308963-1 308954-1
Datum 18-02-2010 18-02-2010 18-02-2010 18-02-2010 18-02-2010 18-02-2010 18-02-2010 23-09-2008 18-03-2009 20-12-2010 20-12-2010 20-12-2010 20-12-2010 20-12-2010 20-12-2010 20-12-2010 20-12-2010
Totaal aflopende subsidies met verrekeningsclausule
Bedrag van toewijzing
Ontvangen t/m 2014
Totale kosten t/m 2014
Te verrekenen 31 december 2014
358.600 39.502 1.000 49.474 110.080 186.310 1.000 466.757 644 123.000 123.000 123.000 123.000 123.000 246.000 123.000 123.000
358.600 39.502 1.000 49.474 110.080 186.310 1.000 466.757 644 113.000 123.000 123.000 123.000 113.000 200.000 123.000 123.000
358.600 39.502 1.000 49.474 110.080 186.310 1.000 466.757 376 86.738 123.000 115.068 123.000 100.000 148.202 123.000 123.000
268 26.262 7.932 13.000 51.798 -
2.320.367
2.254.367
2.155.107
99.260
Saldo 1 januari 2014
Ontvangen in 2014
G2-B Doorlopend na 31 december 2014 Omschrijving subsidie
Praktijkleren groen
Brin nummer
Jaar
17VP
2013
Totaal doorlopende subsidies met verrekeningsclausule
Toewijzing Kenmerk 490029-1
Datum 18-12-2012
Bedrag van toewijzing
Totale kosten 31 december 2014
Saldo nog te besteden 31 december 2014
21.303
-
10.941
5.205
5.736
21.303
-
10.941
5.205
5.736
Toelichting:
pag. 140 van 183
subsidie sociale veiligheid LHBT: aanvullende bekostiging die bijdraagt aan een veilig schoolklimaat voor jongeren, waarin aandacht is voor seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid.
samenwerking lerarenopleiding en scholen: aanvullende bekostiging om de aansluiting te verbeteren tussen eerste en tweedegraads lerarenopleidingen.
experiment maatschapsvorming: aanvullende bekostiging op basis van het ingediende activiteiten plan waarbij wordt binnen veilige randvoorwaarden een begeleide simulatie gecreëerd wordt voor het functioneren van twee autonome maatschappen op bovenschools niveau voor tekortvakken in een regio binnen Noord Brabant.
subsidie energiezuinigheid/binnenmilieu: aanvullende bekostiging voor de verbetering van energiezuinigheid en van het binnenmilieu van oudere, bestaande schoolgebouwen in het voortgezet onderwijs;
subsidie pilot maatschappelijke stage: tijdelijke stimuleringsregeling voor samenwerkingsverbanden in het voorgezet onderwijs die willen participeren in een project maatschappelijke stage;
subsidie praktijkleren groen: aanvullende subsidie voor agrarisch onderwijs om samen met een bedrijf een voorziening voor praktijkleren op te richten;
subsidie innovatie impuls: aanvullende subsidie voor het implementeren van innovatieve maatregelen in de schoolorganisatie gericht op de verhoging van de arbeidsproductiviteit en voor het meten van de effecten van deze maatregelen op de arbeidsproductiviteit;
verlofsubsidie lerarenbeurs voor scholing en zijinstroom/verlofsubsidie: aanvullende subsidieregeling om leraren (door middel van studieverlof) en zij-instromers in scholing en opleiding te faciliteren.
Bijlage 2. Bezoldiging van bestuurders / toezichthouders (model H) Met ingang van 2013 is de Wet Normering Topinkomens (WNT) van kracht geworden. Functionarissen mogen dan niet meer verdienen dan 130 procent van een ministersalaris. Voor bestuurders in het voortgezet onderwijs geldt voor 2014 een maximum van 184.448 euro. Voor voorzitters van raden van toezicht ligt het maximum op 13.834 euro; voor leden op 9.222 euro. In onderstaande tabel is de bezoldiging van de bestuurders en toezichthouders van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs opgenomen. Vermelding topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen 1 O m v a ng F unc t ie
N aam
Inga ngs da t um
E indda t um
die ns t v e rba nd
die ns t v e rba nd
die ns t v e rba nd
in F T E
15-1-2009 1-1-2001
11-4-2015
B e lo ning
B e la s t ba re
V o o rzie ninge n
Uit k e ringe n we ge ns
M o t iv a t ie
o nk o s t e n
be lo ning
be ë indiging v a n he t
o v e rs c hrijding
v e rgo e ding
o p t e rm ijn
die ns t v e rba nd
v a n de no rm
Bestuurders met dienstbetrekking Voorzitter Lid
Eugène Bernard Pieter Hendrikse
1,0 1,0
156.960 * 148.446
n.v.t. n.v.t.
27.431 21.519
n.v.t. n.v.t.
n.v.t. n.v.t.
* Inclusief een jubileumgratificatie, ad €10.623 in verband met 40 jaar dienstverband
Vermelding toezichthouders F unc t ie
Voorzitter Lid Lid Lid Lid Lid Lid Lid Lid Lid
N aam
Pieter van Geel Bob van Geffen Elies Lemkes-Straver Hans Huijbers Frank Verhoeven Jan Bouwens Nicole van der Wolk Wim de Kok Marijke Kral Barbara Snijder
Inga ng
E inde
f unc t ie -
f unc t ie -
v e rv ulling
v e rv ulling
30-1-2011 1-7-2012 1-1-2013 31-1-2008 1-2-2014 31-1-2010 31-1-2011 31-1-2010 31-1-2013 1-9-2013
B e lo ning
** 1-9-2014 31-1-2014 **
8.536 5.000 3.333 417 4.583 2.686 6.500 6.500 5.000 6.500
B e la s t ba re
V o o rzie ninge n
Uit k e ringe n we ge ns
M o t iv a t ie
o nk o s t e n
be lo ning
be ë indiging v a n he t
o v e rs c hrijding
v e rgo e ding
o p t e rm ijn
die ns t v e rba nd
v a n de no rm
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
** exclusief btw. So mmige raadsleden -afhankelijk van hun situatie- ko men niet in aanmerkingen vo o r een "o ntheffing administratieve verplichtingen o mzetbelasting".
Er zijn geen personen van wie de bezoldiging de van toepassing zijnde norm van 2014 te boven gaat. 2015 Vanaf 2015 mag het inkomen van topfunctionarissen in de (semi) publieke sector maximaal nog 100% van het ministersalaris zijn. Dat komt in 2015 neer op 178.000 euro, inclusief onkosten en pensioenbijdrage. Voor voorzitters van raden van toezicht ligt het maximum op 26.700 euro; voor leden op 17.800 euro.
pag. 141 van 183
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Bijlage 3. Deelnemingen/verbonden partijen behorend tot de vereniging (model E) Naam
Juridische vorm
Statutaire Zetel
Code activiteiten
Carolus Borromeusstichting Stichting ter behartiging van de belangen van het VO Valkenswaard Stichting Steunfonds Jeroen Bosch College Stichting Steunfonds Sint-Janslyceum Stichting Steun OMO Scholengemeenschap Tongerlo Sint Canisiusstichting Stichting LOOT Stichting Ons Middelbaar Onderwijsfonds Subtotaal
Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting
Helmond Valkenswaard 's-Hertogenbosch 's-Hertogenbosch Roosendaal Tilburg Eindhoven Tilburg
Overige Overige Overige Overige Overige Overige Overige Overige
St Boekenfonds van het Sint Joris-College te Eindhoven St Boekenfonds van het Van Maerlantlyceum te Eindhoven Subtotaal
Stichting Stichting
Eindhoven Eindhoven
Overige Overige
Stichting Stichting
St. Michielsgestel 's-Hertogenbosch
Overige Overige
Deelnemingen die niet door OMO worden geadministreerd Stichting Beekvliet Internationale contacten Stichting Schoolreizen Sint-Janslyceum 's-Hertogenbosch Subtotaal Totaal
Eigen vermogen 31-12-2014
Art 2:403 Ja/Nee
Deelname %
Consolidatie %
1232429632 267
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
100 100 100 100 100 100 100 100
100 100 100 100 100 100 100 100
453 466 919
17825-
Nee Nee
100 100
100 100
37 5 42
11 -
Nee Nee
100 100
100 100
160 65 71 305 786 213 5.246 6.644
7.605
Resultaat 2014
242
Van de volgende deelnemingen waren op het moment van het opmaken van de jaarrekening 2014 geen financiële jaarverslagen in bezit: Naam
Juridische vorm
Statutaire Zetel
Code activiteiten
Steunstichting Dr. Hub van Doorne-School Stichting Boekenfonds Gertudiscollege Katholieke Stichting Ter Bevordering van Economisch en Administratief Onderwijs Gerben de Vriesstichting Stichting steunfonds Knippenberg College Helmond Katholieke stichting voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs Stichting Beekvliet Stichting Job 8
Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting
Deurne Roosendaal Helmond Waalwijk Helmond Deurne St.Michielsgestel Tilburg
Overige Overige Overige Overige Overige Overige Overige Overige
pag. 142 van 183
Eigen vermogen 31-12-2014 p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m.
Resultaat 2014 p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m.
Art 2:403 Ja/Nee
Deelname %
Consolidatie %
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
100 100 100 100 100 100 100 100
100 100 100 100 100 100 100 100
Bijlage 4. Organisatie Ons Middelbaar Onderwijs De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs kent drie organen: de ledenraad, de raad van toezicht en de raad van bestuur. In onderstaand schema zijn de onderlinge samenhangen weergegeven.
Schoolleiders Alle schoolleiders van Ons Middelbaar Onderwijs zijn in algemene dienst. Op 31 december 2014 waren zij verbonden aan de volgende scholen (indien een wisseling heeft plaatsgevonden is tussen haakjes de schoolleider per 1 januari 2014 genoemd):
pag. 143 van 183
2College Baanderheren College De Nieuwste School Duhamel College Eckartcollege Elzendaalcollege Fioretti College Gymnasium Beekvliet Hervion College Instelling VO Deurne Jacob-Roelandslyceum Jeroen Bosch College Kwadrant SG Maaslandcollege Maurick College Merletcollege Mill-Hillcollege Munnikenheide College OMO SG Bergen op Zoom OMO SG De Langstraat OMO SG Helmond OMO SG Tongerlo Rodenborch-College Roncalli Scholengroep
de heer Ad Poulisse de heer Leon Spaan mevrouw Maria Michels de heer Edward de Gier de heer Jean Wiertz de heer Jacques Marsmans de heer Ad Machielse mevrouw Carla Faassen de heer Edward de Gier mevrouw Monique van Roosmalen de heer Leon Spaan mevrouw Lian Derks de heer Titus Frankemölle de heer Jacq. van Meegen de heer Huub van der Linden de heer Paul Metzemaekers mevrouw Carin Zandbergen mevrouw Carina Reuvers de heer Marcel van Loo de heer Jan van Pelt de heer Hans Schapenk mevrouw Marijke Broodbakker mevrouw Marjo van IJzendoorn de heer Ludo Heesters
Rythovius College SG Het Plein SG Were Di Sint-Janslyceum Sint-Odulphuslyceum Sondervick College Theresialyceum Van Maerlantlyceum Varendonck College Zwijsen College Veghel
de heer Frans Claassens mevrouw Corinne Sebregts de heer Kees Streng de heer Roel Scheepens mevrouw Delianne Hoekstra de heer Nol van Beurden de heer Tomas Oudejans mevrouw Liz Chermin mevrouw Irma van Nieuwenhuijsen mevrouw Anita O’Connor
Ledenraad Voor de samenstelling van de ledenraad, alsmede het verslag van de activiteiten in 2014 wordt verwezen naar het 'Verslag ledenraad'. Raad van toezicht Voor de samenstelling van de raad van toezicht, alsmede het verslag van de activiteiten in 2014 wordt verwezen naar het 'Verslag raad van toezicht'. Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad Voor de samenstelling van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, alsmede het verslag van de activiteiten in 2014 wordt verwezen naar het ‘Verslag gemeenschappelijke medezeggenschapsraad'. Raad van bestuur De raad van bestuur is het bevoegd gezag van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs en bestaat uit twee statutaire leden. Daarnaast is een ambtelijk secretaris aangesteld. De voorzitter van de raad van bestuur vertegenwoordigt de vereniging en legt aan de raad van toezicht verantwoording af voor het door de raad van bestuur gevoerde beleid. De raad van bestuur bestaat uit de volgende personen:
de heer Eugène Bernard, voorzitter de heer Pieter Hendrikse, lid. Ambtelijk secretaris van de raad van bestuur is de heer Hans van Dijk. Hij is tevens algemeen directeur van het OMO bureau. Bureau Ons Middelbaar Onderwijs Het OMO-bureau is de interne serviceorganisatie van Ons Middelbaar Onderwijs. Het OMObureau ondersteunt de raad van bestuur en de scholen. Algemeen directeur is de heer Hans van Dijk, concerncontroller is de heer Walter Weterings. Voor een beschrijving van de ontwikkelingen en activiteiten van het OMO bureau in 2014 wordt verwezen naar het 'Verslag Bureau Ons Middelbaar Onderwijs'. Klachtencommissie De vereniging heeft een klachtencommissie ingesteld voor de klachtenregeling en de regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie. De samenstelling van de Klachtencommissie is gerelateerd aan de aard van haar werkzaamheden: zij bestaat uit twee voormalige schoolleiders, een arts, een psycholoog en vier juristen, onder wie de voorzitter en de vicevoorzitter. De samenstelling van de Klachtencommissie in 2014: Mevrouw A.M.C.E. van Drunen-Brandts (lid) De heer F.M.M. van Dijck (lid) De heer A.M. van Kalmthout (voorzitter) Mevrouw T.J.A.G.M. Raedts-Thomassen (lid)
pag. 144 van 183
De De De De
heer heer heer heer
S. Sonke (lid) A.C.M. Steenbergen (lid) A.J. van Velzen (lid) P.J.J. Zoontjes (plaatsvervangend voorzitter)
Vertrouwenspersoon is de heer Piet de Kroon.
pag. 145 van 183
Bijlage 5. Honorarium externe accountant In het verslagjaar zijn de volgende honoraria van Deloitte ten laste gebracht van de Ons Middelbaar Onderwijs, een en ander zoals bedoeld in artikel 2:328a BW: 4.4.1
Specificatie honorarium accountant
2014
begroting 2014
2013
4.4.1.1 Onderzoek jaarrekening
55.000
50.000
64.000
4.4.1.2 Controle bekostiging
18.000
20.000
29.000
4.4.1.2 Andere controle opdrachten
24.000
10.000
12.000
-
-
5.000
6.000
-
1.000
103.000
80.000
111.000
4.4.1.3 Fiscale adviezen 4.4.1.4 Andere niet-controledienst
Conform de (aanbestedings)overeenkomst met Deloitte bedraagt het in rekening gebrachte honorarium voor het controleproces jaarrekening 48.000 euro en voor de controle bekostigingsgegevens 18.000 euro, inclusief btw.
pag. 146 van 183
Bijlage 6. Slaagpercentages 2014 Eerder in het jaarverslag staan de slaagpercentages van de leerlingen van Ons Middelbaar Onderwijs ten opzichte van het landelijk gemiddelde. De tabel in deze bijlage geeft de slaagpercentages per school en opleiding weer na het tweede tijdvak 2014. School / vestiging
vmbo-b
vmbo-k
vmbo-g/t
havo
vwo
97%
94%
2College Durendael
100%
94%
91%
Cobbenhagen
94%
84%
70%
Wandelbos
91%
Ruiven
98%
100%
89%
100%
90%
90%
93%
92%
98%
Jozefmavo Baanderherencollege
98% 98%
98%
Bossche Vakschool Duhamel
82%
97%
Bossche Vakschool Hervion
92%
92%
100%
95%
100%
Bossche Vakschool
Bossche Vakschool Hervion, van Maerlant De Nieuwste School
100%
Eckartcollege Eckartcollege Pleincollege Nuenen
100%
99%
88%
100%
99%
90%
100%
100%
96%
Elzendaalcollege Boxmeer Gennep Fioretti College
92%
Gymnasium Beekvliet
85%
Instelling Voortgezet Onderwijs Deurne Peellandcollege Alfrinkcollege Hub van Doornecollege
89%
96%
93%
93%
85%
83%
95%
83%
100% 99%
97%
Jacob-Roelandslyceum Jeroen Bosch College
91%
Kwadrant Scholengroep Hanze College Cambreurcollege
95%
94%
100%
100%
97%
94%
Lyceum Bisschop Bekkers Maaslandcollege Maurick College
98%
98%
97%
90%
88%
94%
96%
94%
91%
100%
100%
96%
100%
96%
100%
Merletcollege Mill Cuijk Grotestraat
pag. 147 van 183
Cuijk Robijnlaan
100%
100%
91%
Grave
100%
100%
92%
79%
Mill-Hillcollege
96%
91%
98%
86%
96%
81%
86%
Munnikenheide College Rucphen Etten-Leur
100%
93%
100%
96%
98%
100%
89%
94%
100%
100%
100%
100%
OMO Scholengroep Bergen op Zoom Mollerlyceum Zuidwesthoek College ‘t Ravelijn Zoom mavo
80%
OMO Scholengroep De Langstraat Walewyc
95%
Dr. Mollercollege, Waalwijk Van Haestrechtcollege
87% 86%
92%
91%
100%
96%
93%
82%
87%
98%
99%
Carolus Borromeus College
96%
94%
88%
Dr. Knippenbergcollege
96%
94%
96%
Ivo-mavo
94%
Sint-Joriscollege
88%
d'Oultremontcollege OMO Scholengroep Helmond Vakcollege Helmond
Scholengroep Het Plein Pleincollege Helder Aloysius/De Roosten
88%
86%
100%
100%
88%
87%
90%
Antoon Schellens Vakcollege Eindhoven
86%
93%
99%
94%
OMO Scholengroep Tongerlo Da Vinci College Gertrudiscollege
94%
Norbertuscollege
92%
91%
Rodenborch-College
88%
95%
95%
Roncalli Scholengemeenschap
99%
93%
91%
96%
91%
88%
96%
96%
94%
93%
84%
91%
78%
93%
Rythovius College Scholengemeenschap Were Di
100%
98%
Sint-Janslyceum Sint-Odulphuslyceum Sondervick College
87%
90%
Theresialyceum
98%
100%
99%
90%
99%
Van Maerlantlyceum
82%
89%
96%
89%
86%
92%
Varendonck-College Asten Someren
100%
100%
96%
Zwijsen College Veghel
pag. 148 van 183
Gemiddelde OMO scholen
97%
97%
95%
89%
91%
Landelijk gemiddelde
97%
95%
93%
88%
90%
Bijlage 7: Toezichtarrangementen onderwijsinspectie Onderstaande tabel geeft de arrangementen per locatie weer voor de per 31 december 2014 toegekende toezichtarrangementen van de OMO organisatie. Voor een aantal opleidingen is door de inspectie geen oordeel afgegeven. Dit kan verschillende oorzaken hebben: De leerlingenpopulatie wijkt teveel af van die van reguliere vestigingen om een vergelijking te kunnen maken; Het betreft een kleine vestiging binnen een grotere school die voor de opbrengstenkaart is samengevoegd met een andere vestiging; De betreffende schoolsoort wordt op de vestiging in onder- en/of bovenbouw niet aangeboden of er zijn te weinig gegevens beschikbaar. Legenda: B Basisarrangement Z Aangepast toezichtarrangement ‘zwak’ ZZ Aangepast toezichtarrangement ‘zeer zwak’ n.v.t. Geen oordeel Naam school/vestiging
pro
vmbo-b vmbo-k
vmbo-g/t
havo
vwo
B B B B B B B B
B
B
B
B
B
B
2College Durendael Cobbenhagenmavo Cobbenhagenlyceum Wandelbos Ruiven Jozefmavo Baanderherencollege De Nieuwste School Duhamel college Eckartcollege Eckart Nuenen Elzendaalcollege Boxmeer Gennep Fioretti college Gymnasium Beekvliet Hervion college Hervensebaan Jacob van Maerlantstraat IVO Deurne Peellandcollege Alfrinkcollege Hub van Doornecollege De Sprong Jacob-Roelandslyceum Jeroen Bosch College Kwadrant SG Hanze College Cambreurcollege Maaslandcollege Maurick College Merletcollege Mill
pag. 149 van 183
B
B
B
B
B
B
B
B B
B
B B
B
B
B
B B
B B B
B
B B
B B B
B B
B
B
B
B
B
B
B B
B B
B B B
B B B
B B
B B
B B
B
B
B B B B
B
B
B
Cuijk Grotestraat Cuijk Robijnlaan Grave
B B
B B
Mill-Hillcollege Munnikenheide college Rucphen Etten-Leur OMO SG Bergen op Zoom Mollerlyceum ZuidWestoekcollege t Ravelijn OMO SG De Langstraat Walewyc: vmbo g/t Dr. Mollercollege, Waalwijk Dr. Mollercollege, Kaatsheuvel d'Oultremontcollege OMO SG Helmond Carolus Borromeuscollege dr. Knip, Nachtegaallaan IVO-mavo, Hurksestraat Vakcollege, Keiz. Marialaan OMO SG Tongerlo Da Vinci College Gertrudiscollege Norbertuscollege Roncalli Scholengemeenschap Rodenborch College Rythovius College Scholengroep Het Plein Sint-Joris Antoon Schellenscollege Aloysius/De Roosten Vakcollege Eindhoven Praktijkschool Eindhoven Pleincollege Helder Scholengemeenschap Were Di Sint-Janslyceum Sint-Odulphuslyceum Sondervick College Theresialyceum Van Maerlantlyceum Varendonck-College Asten Someren Zwijsen College Veghel Totaal basis Totaal zwak Totaal zeer zwak Totaal n.v.t. Totaal opleidingen
pag. 150 van 183
B
B B
B
B
B
B
ZZ
B
B
B B B
B B
B B
B B B B B
B B B B B
B B B B B
B n.v.t. B B
B
B
n.v.t. B B B B B B
n.v.t. B B B B B B B
B B
B B
B B
B B
B B
B B B
B B
B B B B
B B
B
B B B B
B
B
Z
Z
B
B
B
B
n.v.t. B B
B
B
B
B
B
B B B
B
B
B
B
6 0 0 0 6
26 1 0 0 27
26 1 0 0 27
49 0 0 2 51
33 0 0 1 34
32 0 1 1 34
B
172 2 1 4 179
Bijlage 8: Resultaten OMO-Veiligheidsmonitor 2014 In 2014 is onder 22.085 leerlingen en 4.041 medewerkers de OMO-veiligheidsmonitor afgenomen. De resultaten van het onderzoek zijn per school en voor de gehele vereniging vergeleken met de resultaten van 2008. Veiligheidsbeleving Uit de meting van 2014 bleek dat de veiligheidsbeleving van leerlingen en medewerkers is toegenomen. Het percentage leerlingen dat zich meestal of altijd veilig voelt op of rondom school is ten opzichte van 2008 gestegen met 3%. Voor medewerkers is dit percentage met 1% toegenomen.
Slachtofferschap medewerkers De OMO-veiligheidsmonitor meet naast de mate waarin leerlingen en medewerkers zich veilig voelen ook de mate waarin zij slachtoffer zijn geweest van incidenten. De slachtofferpercentages van medewerkers zijn voor alle categorieën afgenomen ten opzichte van 2008. Ook beoordelen medewerkers de kwaliteit van de relatie met hun collega’s positiever dan in 2008. Als medewerkers in situaties terecht komen waarin leerlingen, ouders of collega´s zich agressief gedragen, wordt er bijna altijd ingegrepen en voelen medewerkers zich gesteund door collega’s (93% in 2014) en door de schoolleiding (90% in 2014).
pag. 151 van 183
Slachtofferschap leerlingen Ook onder leerlingen is het slachtofferschap afgenomen. Het percentage leerlingen dat slachtoffer werd van seksuele grapjes of gebaren nam toe. Voor alle andere categorieën nam het slachtofferschap af. Hoewel het slachtofferpercentage voor verbaal pesten is gedaald, geven leerlingen aan dat dit veel indruk op hen maakt. Ongeveer een derde van de slachtoffers heeft er langere tijd last van. In de veiligheidsplannen nemen de scholen het voorkomen van pestgedrag nadrukkelijk op.
Het schoolklimaat ontwikkelt zich positief. De kwaliteit van relaties tussen leraren en leerlingen en tussen leerlingen onderling werd bij deze meting hoger beoordeeld dan in 2008. Ook op samenwerken in de klas scoorden de OMO-scholen samen hoger dan gemiddeld.
pag. 152 van 183
Bijlage 9: Personeel in cijfers In deze bijlage worden enkele personele kengetallen van 2014 in relatie tot voorgaande jaren grafisch gepresenteerd. Onder elke grafiek staat een korte toelichting. 1. Samenstelling personeelsbestand Achtereenvolgens worden de cijfers van het totale personeelsbestand van Ons Middelbaar Onderwijs en de instroom- en uitstroomgegevens weergegeven. 1.1. Grootte personeelsbestand
Aantal personeelsleden
7.500
7.000
6.500
6.000
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Aantal personen 6.459 6.638 6.777 6.893 6.966 6.892 7.098 6.982 6.868 7.043 6.996
Het totaal aantal personeelsleden dat in 2014 in dienst is, is gedaald opzichte van 2013. De afname is met name het gevolg van de bestuursoverdracht van het Lyceum Bisschop Bekkers aan de Stichting Eindhovens Christelijk Voortgezet Onderwijs. De toename van 2009 naar 2010 werd veroorzaakt door de komst van het Hervion College. Afgelopen jaar zijn er geen nieuwe scholen toegetreden tot de vereniging. 1.2 In- en uitstroomgegevens
Aantal personeelsleden
1.200 1.100 1.000 900 800 700 600 500
pag. 153 van 183
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Instroom
748
760
851
1.117
986
870
972
836
766
752
1.085
Uitstroom
807
747
886
912
980
932
889
962
878
785
905
Het betreft het totaal aantal personen (inclusief bureau en raad van bestuur) dat in dienst is getreden of uit dienst is gegaan, maar ook uitbreidingen of inkortingen van de betrekkingsomvang bij de vereniging. 2. Verdeling naar categorieën Achtereenvolgens wordt een aantal grafieken weergegeven die betrekking hebben op de verdeling van het personeelsbestand naar diverse categorieën. Het betreft: 1. uitsplitsing naar leeftijdscategorieën; 2. verdeling in fulltime en parttime aanstellingen; 3. vaste en tijdelijk aanstellingen; 4. verhouding docenten in LB, LC en LD ( functiemix); 5. verdeling man en vrouw; 6. verdeling naar vrouw en man in leidinggevende posities. 2.1 Leeftijdsverdeling totale personeelsbestand 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
<31
31 t/m 40
41 t/m 50
51 t/m 60
> 60
2002
12,0%
14,1%
34,8%
37,2%
1,9%
2003
13,3%
14,8%
32,5%
36,9%
2,5%
2004
13,2%
15,1%
31,5%
37,6%
2,7%
2005
13,2%
15,2%
30,7%
38,2%
2,7%
2006
15,8%
14,7%
29,1%
37,7%
2,8%
2007
14,9%
15,4%
27,3%
39,0%
3,5%
2008
15,1%
15,7%
25,2%
38,2%
5,8%
2009
14,9%
16,3%
23,4%
38,7%
6,7%
2010
14,3%
17,1%
21,3%
39,0%
8,3%
2011
14,5%
17,6%
20,4%
38,8%
8,6%
2012
14,6%
18,0%
19,8%
37,5%
10,1%
2013
14,8%
18,4%
19,6%
36,0%
11,2%
2014
15,0%
19,6%
19,3%
33,7%
12,5%
De trend dat de gemiddelde leeftijd van het personeelsbestand hoger wordt, zette zich ook in 2014 voort. De toename van het aantal 60 plussers wordt mede veroorzaakt door aanpassingen in de wet- en pensioenregelgeving waardoor steeds later gebruik gemaakt wordt van ABP Keuzepensioen.
pag. 154 van 183
2.2 Verdeling fulltime/parttime 100,0%
80,0%
60,0%
40,0%
20,0%
0,0%
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Parttime < 0,8
48,9%
36,6%
36,3%
39,8%
39,0%
32,3%
Fulltime => 0,8
51,1%
63,4%
63,7%
60,2%
61,0%
67,7%
2.3 Soort dienstverband 100%
80%
60%
40%
20%
0%
pag. 155 van 183
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Tijdelijk
11,2%
11,8%
11,8%
11,1%
11,2%
11,6%
Vast
88,8%
88,2%
88,2%
88,9%
88,8%
88,4%
2.4 Verhouding LB / LC / LD personeel (functiemix) 70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
OP LB
58,1%
57,4%
55,4%
51,5%
51,0%
48,1%
43,1%
OP LC
16,8%
17,2%
17,9%
20,2%
19,9%
21,6%
24,8%
OP LD / LE
25,1%
25,4%
26,7%
28,3%
29,1%
30,4%
32,2%
Voor de berekening van de verhouding van de LB-LC-LD/LE categorieën zijn de definities gebruikt zoals bij de regeling functiemix gelden, waarbij de salarisschaal leidend is. Personen met een salarisgarantie worden geteld in de categorie waarop het salaris daadwerkelijk wordt gebaseerd. De verhouding van de LB, LC en LD/LE formatie heeft zich in 2014 ontwikkeld in de richting van de streefformatie. Door de landelijke regelgeving is de beoogde streefformatie vervangen door een maatwerkafspraak functiemix, die op basis van de beschikbare middelen is vastgesteld. De huidige bezetting LB-LC en LD/LE is daardoor hoger dan de feitelijke maatwerkafspraak functiemix.
pag. 156 van 183
2.5 Verhouding man-vrouw 60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Man
52,4%
51,9%
56,8%
55,7%
54,0%
52,0%
52,44%
Vrouw
47,6%
48,1%
43,2%
44,3%
46,0%
48,0%
47,56%
2.6 Man-vrouw in leidinggevende posities 100%
80%
60%
40%
20%
0%
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Vrouw
24,1%
24,0%
21,7%
21,9%
21,2%
27,5%
30,3%
Man
75,9%
76,0%
78,3%
78,1%
78,8%
72,5%
69,7%
3. Overig Naast de verdeling van het personeelbestand in categorieën is er een aantal kengetallen vastgesteld op basis van arbeidsvoorwaardelijke regelingen, zoals: 1. gebruik OMO Seniorenregeling (OSR) 2. gebruik overgangsrecht Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen (BAPO) 3. gebruik ouderschapsverlof 4. aantal LIO-ers/stagiaires.
pag. 157 van 183
3.1 OMO Seniorenregeling (OSR)
aantal personeelsleden
3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 Deelnemers OSR
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
1.734
1.929
2.184
2.119
2.462
2.434
2.417
Op basis van de CAO-OMO bestaat de mogelijkheid om deel te nemen aan de OMOseniorenregeling. Elk personeelslid van 52 jaar en ouder krijgt een budget aan taakverlichting dat jaarlijks, naar believen, ingezet kan worden. 3.2 Overgangsrecht Bevordering ArbeidsParticipatie Onderwijs (BAPO) 180
aantal personeelsleden
160 140 120 100 80 60 40 20 0 Deelnemers BAPO
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
167
110
133
91
61
59
39
Voor personeelsleden van 52 jaar en ouder is op basis van de CAO-OMO nog het overgangsrecht BAPO mogelijk. Voor 170 (vanaf 52 jaar) of 340 (vanaf 56 jaar) klokuren per jaar kan werktijdverkorting worden ‘gekocht’.
pag. 158 van 183
3.3 Gebruik ouderschapsverlof 400
aantal personeelsleden
350 300 250 200 150 100 50 0 Ouderschapsverlof
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
140
157
247
274
348
123
370
Op basis van de CAO-OMO bestaat de mogelijkheid om (betaald) ouderschapsverlof op te nemen. Het recht op ouderschapsverlof op basis van de Wet Arbeid en Zorg is eveneens onderdeel van de CAO-OMO. De kengetallen geven het aantal personen aan dat in het kalenderjaar 2014 voor een bepaalde omvang, al dan niet met betaald verlof, gebruik heeft gemaakt van de regeling ouderschapsverlof. 3.4 Aantal LIO-ers/stagiaires
aantal personeelsleden
600 500 400 300 200 100 0 Staigiaires
pag. 159 van 183
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
421
393
410
359
535
558
464
Bijlage 10: Regionale samenwerkingsverbanden passend onderwijs
pag. 160 van 183
Bijlage 11: Instellingen voor hoger- en wetenschappelijk onderwijs Instellingen waarmee de vereniging samenwerkt zijn:
pag. 161 van 183
Tilburg University (TiU) o De Universitaire Lerarenopleiding Tilburg is in samenwerking met Ons Middelbaar Onderwijs tot stand gekomen o Het partnerschap met academische opleidingsscholen is verbreed van AOS-WestBrabant en AOS-Midden-Brabant naar AOS-Oost-Brabant o Verschillende OMO-scholen participeren in het Wetenschapsknooppunt Brabant, onder andere voor profielwerkstukken en open dagen o Samenwerking op het terrein van het zogenoemde ‘Econasium’ en op het terrein van ‘economie voor jou’ met als doel de belangstelling voor economie onder middelbare scholieren te vergroten o Samenwerking met scholen in het kader van de Dag van de Filosofie o Samenwerking in het Palladio programma o De ULT participeert in de redactie van Script!
Radboud Universiteit (RU), in het bijzonder met de Radboud Docenten Academie (RDA) o Partner van de Academische Opleidingsschool Oost-Brabant o Dit partnerschap is uitgebreid naar AOS-Midden-Brabant en AOS-West-Brabant o De RDA maakt deel uit van de redactie van Script! o De RDA is betrokken bij onderzoek op een aantal OMO-scholen
Technische Universiteit Eindhoven (TU/e), in het bijzonder de Eindhoven School of Education (ESoE) o De ESoE is partner van Academische Opleidingsschool Oost-Brabant o Verzorgt begeleiding van de technasia van OMO o Samenwerking met OMO-scholen voor profielwerkstukken en keuze dagen o Leerlingen van de Eindhovense OMO-scholen volgen bèta programma’s bij de TU/e in het Pre-University College o Betrokken in de raden van advies van de OMO-scholen in Eindhoven o De ESoE is het project Begeleiding beginnende leraren gestart waaraan diverse OMOscholen meedoen o Samenwerking in het Palladio programma o ESoE participeert in de redactie van Script! o De ESoE is betrokken bij onderzoek op een aantal scholen
Open Universiteit, in het bijzonder het Welten-Instituut o Het Welten-instituut, het onderzoekscentrum van de Open Universiteit, verricht onderzoek naar de effecten van Koers 2016 op het professionaliseringsbeleid
pag. 162 van 183
Hogeschool van Rotterdam (HR) o Deze is verbonden aan de Academische Opleidingsschool West en verzorgt het opleidingsonderwijs in de westhoek van Brabant
Fontys Hogescholen o Hier vallen diverse lerarenopleidingen onder (Kunsten, Sport, PTH en FLOT). Met alle lerarenopleidingen werken OMO-scholen samen o FLOT is verbonden aan alle drie de Academische Opleidingsscholen. Verschillende lectoraten zijn hierbij betrokken o FLOT verzorgt de opleiding van school practicum docenten o Samenwerking met scholen voor profielwerkstukken en keuze dagen o Participeert in enkele raden van advies van OMO-scholen
Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) o Verbonden aan de Academische Opleidingsschool Oost en verzorgt het opleidingsonderwijs in de oosthoek van Brabant
Avans Hogescholen o Werkt samen met OMO-scholen in het kader van Project Gestuurd Onderwijs o Avans geeft scholen feedback over het succes van hun leerlingen in de vervolgopleiding
Bijlage 12: Zingeving en goed onderwijs Samen goed op weg Juni 2013 Voorwoord ‘Goed onderwijs’ richt zich op het laten opbloeien van iedere leerling. Iedereen telt, de gehele mens1. Het gaat niet alleen om het kwalificeren voor een vervolgopleiding of arbeidsloopbaan. Net zo goed gaat het om het voorbereiden van jonge mensen als deelnemer aan de maatschappij. De school is een wegwijzer naar een humane samenleving2. Letterlijk in doen en laten realiseert de school ‘goed onderwijs’3. ‘Goed onderwijs’ is meer dan een technisch didactische uitwerking van een onderwijskundige opvatting4. Het is een ethisch begrip en stoelt op een mensvisie en een kijk op de samenleving. Hoe komen we met elkaar betekenisvol in gesprek over dieperliggende opvattingen over ‘goed onderwijs’? Niet iedereen gaat uit van traditioneel gedeelde visies5. Hoe kunnen we met andere woorden identiteit een proces laten zijn van luisteren, in gesprek zijn en verstaan?6 In deze tekst voorzien we de discussie over identiteit van drie basisbegrippen: goed onderwijs, een goed mens en goed leven. We illustreren onze zoektocht met een metafoor van een reis. Onze wens is dat wij in het dagelijks leven geïnspireerd raken door getoond gedrag. Gedrag maakt immers zichtbaar, wat de betekenis van identiteit echt is. Als je de tocht aanvaardt naar Ithaka, wens dat de weg dan lang mag zijn, vol wederwaardigheden, vol belevenissen. uit: Ithaka, K.P. Kavafis Betekenisvolle waarden In ons onderwijs staat de mens centraal. Leerlingen ontwikkelen hun talenten van hoofd, handen en hart langs de lijnen van de onderwijskundige visie van hun school. Docenten, staf en schoolleiding ontplooien zich op hun beurt om dit proces zo goed mogelijk te laten verlopen. Samen geven we ‘goed onderwijs’. ‘Goed onderwijs’ motiveert mensen en verbindt alle deelnemers aan de schoolgemeenschap: leerlingen, ouders, leraren, andere medewerkers en schoolleiding. Maar wat verbindt de schoolgemeenschap als het in diepere zin gaat om levensbeschouwelijke waarden? Hoe betekenisvol zijn dergelijke waarden voor de kwaliteit van ‘goed onderwijs’ en voor ons gedrag naar elkaar toe? Het antwoord ligt niet voor het oprapen. We leven immers in een samenleving die steeds minder gemeenschappelijke tradities heeft. Vaker hebben collega’s, ouders en schoolleiding binnen of buiten een geloofstraditie een persoonlijke visie ontwikkeld over wat voor hen het leven betekent en welk gedrag daarbij past. Leerlingen komen in aanraking met onderscheiden levensvisies. Diversiteit in levensbeschouwelijke opvattingen is een maatschappelijke realiteit7. De reis Hoe komen we vanuit een individuele waardeoriëntatie tot gemeenschappelijk aanvaarde gedragingen en gedeelde doelen? Laten we een metafoor gebruiken die het zoeken naar een
pag. 163 van 183
antwoord op deze vraag verbeelden kan, en die bovendien onze zoektocht vanuit ieders individuele principes of bronnen met gemeenschappelijke doelen kan verbinden. Een metafoor die past bij het leven van Jezus van Nazareth: een reis8. Ieder vertrekt vanuit de coördinaten van zijn of haar overtuigingen. Deze overtuigingen heb je impliciet of expliciet in je systeem opgeslagen. We komen samen als deelnemers aan de school en vragen ons af wat we in onze gezamenlijke bagage meenemen. Uiteraard alle benodigdheden voor ‘goed onderwijs’, zoals een school dat wil vormgeven: vakinhoud, didactiek en pedagogiek9. En wat nemen we mee als het om levensbeschouwelijke uitgangspunten gaat? We richten ons op getoond gedrag: hoe laten we zelf zien wat een goed mens is en hoe we goed leven vorm geven?10 Onze bagage We nemen ‘aandacht’ voor elkaars vertrekpunt mee. De individuele deelnemers aan de reis hebben immers hun persoonlijke beginselen, principes en overtuigingen, al of niet gecodificeerd in bronnen: ieders vertrekpunt. ‘Aandacht’ in onze koffer gaat verder dan respect alleen; het gaat om oprechte interesse in elkaars opvattingen, in ontmoeting11. We nemen een sjabloon van een kaart mee die we voor een deel samen gaan invullen. Deze kaart helpt ons de schoolomgeving zo te zien dat het een plaats is waar je mag groeien, waarin je je veilig voelt, waarin een ander zich bij jou veilig kan voelen en waar een ander kan groeien en kan worden wie hij of zij is. Deze kaart helpt ons om scherper in beeld te krijgen wat goed onderwijs, een goed mens zijn en goed leven inhoudt. Wat verder niet mag ontbreken in onze bagage is een compendium met een historisch overzicht van waar de school vandaan komt. De school staat op een katholieke voedingsbodem, die het denken over de samenleving, over omgang met elkaar in hoge mate heeft beïnvloed. We erkennen en waarderen deze bron, een wezenlijk onderdeel van onze erfenis, en willen deze tot uitdrukking brengen in onze cultuur.12 Als we uitgaan van de metafoor, dan is een GPS onontbeerlijk. Deze geeft onze positie weer. We oriënteren ons op het gedrag dat leerlingen, docenten, staf en schoolleiding vertonen. Met een kompas zal eenieder vervolgens een eigen positie bepalen en dus ook de eigen bijdrage aan het collectief gedrag afmeten. Onze oriëntatiepunten Welke bakens zijn van belang? ‘Goed onderwijs’ omdat dit niet af is, als leerlingen zich niet kunnen spiegelen aan gedrag, passend bij de schoolgemeenschap, dat gericht is op een goed mens zijn en goed leven. Een goed mens als baken, maar wat verstaan we onder een goed mens? Veel mensen hebben direct een beeld of gevoel bij ‘een goed mens’13. Het gaat er vooral om dat we in ons gedrag laten zien en merken wat een goed mens is. Bijvoorbeeld dat je een ander wil ondersteunen, wil helpen en kansen wil bieden. In de verschillende godsdiensten, en ook in niet-godsdienstige levensbeschouwingen, zijn er regels, aanbevelingen, of ‘goede werken’ geformuleerd. Een goed mens is uiteraard ook zichtbaar in de dagelijkse omgang op school: iemand bijstaan met goede raad, zonder aarzeling hulp en ondersteuning bieden daar waar nodig. En misschien het meest moeilijke: het vergeven van elkaar vanuit de opvatting dat je iedere dag opnieuw mag beginnen. Goed leven ten slotte gaat verder dan een prima organisatie van de schoolgemeenschap en heldere afspraken. Onderlinge verbondenheid is het levenselixer van de gemeenschap. Goed
pag. 164 van 183
leven is daarmee vooral merkbaar aan de ontplooiingskansen, aan de tolerantie, aan intellectuele en morele vrijheden die je elkaar gunt, aan de steun en zorg die je elkaar geeft. Goed leven fundeert goed onderwijs en maakt het mogelijk een goed mens te zijn14. Op koers blijven Opvattingen over ‘een goed mens’ en ‘goed leven’ kunnen en mogen verschillen en vanuit diverse bronnen komen. We zijn op koers als uit ons gedrag blijkt dat we werk maken van een goed mens en goed leven. Vanuit onze katholieke voedingsbodem is Ons Middelbaar Onderwijs continu alert op ontwikkelingen in de samenleving. Wij blijven met elkaar in gesprek. Dit document beoogt een handreiking te zijn om het gesprek in elke afzonderlijke school aan te gaan. En in dialoog op de volgende vragen een antwoord vinden: wat betekent dit voor ons als leerlingen, als ouders, als docenten? Wat merk je ervan op school? Zo luidt de opdracht. Verantwoording proces en verwijzingen Deze tekst in tot stand gekomen in dialoog tussen de leden van de werkgroep identiteit, in dialoog met de rectoren en na raadpleging van externe belanghebbenden met als primaire vraag: hoe kunnen we in de schoolpraktijk in het gedrag betekenis geven aan het evangelie? Na totstandkoming van de tekst is gezocht naar ondersteunende wetenschappelijke literatuur. Overigens wordt slechts een beperkt overzicht geboden van literatuur met als voornaamste doel lezers in staat te stellen zich verder te verdiepen in achtergronden. Daarom zijn ook soms relevante citaten opgenomen. De verwijzingen sluiten aan bij bepaalde passages via genummerde verwijzingen. Bronnen 1 Het Evangelie is de primaire bron in deze tekst. 2 Kees Schuyt, Het onderbroken ritme. Opvoeding, onderwijs en sociale cohesie in een gefragmenteerde samenleving , Kohnstamm-lezing, 2001, Amsterdam. De grootste kracht van opvoeding en onderwijs ligt en heeft altijd gelegen in een autonome opdracht, die de belangrijkste doeleinden in zichzelf vindt. Die opdracht zou ik voor de opvoeding willen formuleren als het bijdragen aan de vorming van zelfstandig handelende, autonome personen, vooral door cognitieve, affectieve, morele en sociale vermogens van jonge ongevormde mensen tot ontwikkeling te brengen. Voor het onderwijs zou ik deze autonome doeleinden formuleren als het tot ontwikkeling brengen, tot bloei – als ik zo’n ouderwets aristotelisch woord mag gebruiken – brengen van leerlingen en studenten, zowel in intellectuele en morele, als in affectieve en sociale zin. Ton Roumen, Pedagogiek van de aandacht, 2008, p.32, Zoetermeer. Roumen stelt (verwijzend naar Anselm Grün): opvoeding en onderwijs zijn er op gericht jonge mensen de mogelijkheid te bieden hun eigen onaantastbare waardigheid te leren ontdekken en die met elkaar te leren delen, om zo de rijkdom van het menselijk leven en de menselijke liefde te ervaren. In het kielzog van Benedictus van Nursia (480-547) schrijft hij (p.39): Het benedictijnse pedagogische concept wordt in het Duits kernachtig aangeduid als ganzheitliche Bildung en laat zich daarmee karakteriseren als een integrale pedagogiek die zich richt op de gehele mens, op zijn ontwikkeling en zijn heling. Deze pedagogiek wil de beperkende opvatting van leren waarin alleen maar kennis wordt overgedragen, overstijgen. Naast de aandacht voor cognitieve vorming wordt daarom ook de nadruk gelegd op sociale, ethische, praktische, kunstzinnige en religieuze aspecten van de vorming. Het is de bedoeling dat de hele persoon
pag. 165 van 183
wordt aangesproken. Er wordt niet alleen een appel gedaan op het verstand, maar ook op het lijf, het sociale gevoel en de emoties. Leren is immers meer dan alleen verstandelijk leren. Lia van Aalsum, Spiritualiteit in het onderwijs. Een handreiking (Met een inleiding van prof. dr. Kees Waaijman), pp. 13-18, Delft. Zij belicht een viertal facetten van het pedagogisch handelen, te weten de bijdrage aan a) de zelfvorming tot zelfstandig en redelijk denkend wezen, b) de ontwikkeling van een altruïstisch ingestelde menselijkheid, c) het sociale vermogen, en d) de vorming ‘hoofd, hart en handen’. Elders beschrijft Van Aalsum in haar boek dat we in de afgelopen decennia de filosofische, levensbeschouwelijke, morele en spirituele vorming als een wezenlijk element van onderricht misschien wel het scherpst zijn gaan missen (p.110). 3 P. van Tongeren & K. Plasman-de Roo (red.), Voorbeeldig onderwijs 2007 (pp. 60-69) (Annalen van het Thijmgenootschap jg. 95, afl. 2), Nijmegen. 4 Parker Palmer, The Courage to Teach: Exploring the Inner Landscape of a Teacher’s Life. 1998, San Franscisco. Parker Palmer, Leraar met hart en ziel. Over persoonlijke en professionele groei (vertaling van Palmer, 1998), 2005, Groningen/Houten. 5 Monique van Dijk-Groeneboer (red.), Handboek jongeren en religie, Katholieke, protestantse en islamitische jongeren in Nederland. 2010, Almere. 6 Joost Dupont, Identiteit is kwaliteit. De identiteitstheorie van Paul Ricoeur – als voorstudie voor een verheldering van de identiteit van katholieke basisscholen in Nederland. 2010, Budel: Damon (dissertatie). De vraag naar identiteit is ook belangrijk zoals wij het woord ‘belangrijk’ meestal begrijpen, namelijk als ‘van grote betekenis voor ons’. Het is een vraag naar ‘de werkelijkheid die wij zijn’. En als wij iets van grote betekenis vinden dan is het wel die werkelijkheid. Met grote interesse houden wij ons bezig met onszelf. Wij zoeken onszelf. Wij willen onszelf vinden. Wij willen écht onszelf zijn. Wij willen authentiek zijn. We zoeken inspirerende bronnen, spirituele bronnen, ‘allerlei’ bronnen, die ons leren te worden wie wij zijn. Ook organisaties willen zich ‘authentiek’ profileren. Zij stellen daartoe een visie op. Zij verwoorden een missie. Zij wensen een krachtig imago. Zij denken na over wat de bedoeling is van wat zij doen en hoe zij dat beter kunnen doen. Het woord identiteit is een etiket voor al deze interesses van personen en organisaties (p.18). Zie pp. 222-224 voor een ethiek van het gesprek rond identiteit. 7 Erik Borgman, Overlopen naar de barbaren. Het publieke belang van religie en christendom. 2011, Kampen. Erik Borgman ziet deze levensbeschouwelijke diversiteit niet alleen als een realiteit of laat staan als een bedreiging, maar als een kans: deze diversiteit is ‘de geboorteplaats van nieuwe inzichten’. Zo toont precies de botsing van visies zich als de ruimte waarin de waarheid en de goedheid, die wij zoeken en waarvan wij leven, als wijkende horizon altijd al aanwezig zijn. Zij vallen niet samen met een van de ingenomen posities, maar lichten op in
pag. 166 van 183
de botsing van deze posities. Het gaat er dus niet om al polderend te proberen de clash of universalisme te voorkomen. Het gaat erom deze clash zich constructief – dat wil zeggen zonder geweld en in zo groot mogelijke openheid en vrijheid – maar wel in alle noodzakelijke heftigheid te laten voltrekken. In het geloof dat zo niet de waarheid en de goedheid verloren gaan, maar zich tonen in de vonken die van de botsing afspatten. (pp.89-90). 8 T. Roumen, De spirituele weg van verandering. Zoeken naar authenticiteit. 2006, Zoetermeer. 9 Bill Banning, “Een professionele leraar geeft les met hart en ziel en met kennis van zaken”. In: L. Braeckmans (red.), De leraar met hart en ziel. Naar een pedagogiek van liefde en vrijheid 2011, pp. 65-182, Diroo Academia, nr. 17, Gent. 10 F.A.J. Korthagen, Leraren leren leren. Realistisch opleidingsonderwijs, geïnspireerd door Ph. A. Kohnstamm (Inaugurele rede, 1998, Universiteit van Amsterdam). Geraadpleegd op 7-22003,http://www.waarden.org/studie/hoeken/2artikelen/korthagen/. Ik sluit aan bij Kohnstamm als ik stel dat veel blijvende leerervaringen voortkomen uit een wezenlijke ontmoeting, die ontmoeting tussen leraar en leerling waarin beiden aanwezig zijn vanuit hun wezenlijke identiteit. (Kohnstamm,1929, p.60 spreekt over "het eigenste en diepste ik" en gaat in dit verband in op het wezen van de "ziel".) Dat vraagt van leraren durf, enthousiasme en betrokkenheid (op de leerling en op de eigen waarden), maar het veronderstelt ook dat leraar en leerlingen op een respectvolle wijze met elkaar leren omgaan. Geen geringe opgave in grote, multicultureel samengestelde klassen. In hun ontmoeting komen leraar en leerlingen dan ook tevens in contact met grenzen die inherent zijn aan hun persoonlijkheden en aan de situationele omstandigheden. Juist door het ervaren van zulke grenzen wordt bewustzijn over normen en waarden bevorderd en ontwikkelen zich het zelfverstaan èn respect voor de eigenheid van anderen. Behalve dat de ontmoeting de leraar en leerling (en leerlingen onderling) in contact brengt met grenzen, normen en waarden, schept ze ook de uitdagende noodzaak van het zoeken naar nieuwe, door alle actoren geaccepteerde mogelijkheden tot samen werken en leren; het gaat dus tevens om een proces van creatie (uiteraard binnen de randvoorwaarden van de school en de maatschappelijke context). Met betrekking tot de nadruk op ‘getoond gedrag’ kan verwezen worden naar de hier genoemde oratie van Korthagen waar hij het inmiddels bekende lagenmodel uitgewerkt heeft. Gedrag is voor Korthagen nooit alleen maar gedrag, maar staat altijd verbonden zijn met bekwaamheden, overtuigingen, gevoelens, (professionele en persoonlijke) identiteit en de laag van betrokkenheid. Anders gezegd, het gedrag wordt gekleurd door de persoon in alle lagen van zijn persoonlijkheid. Idem, Waar doen we het voor? Op zoek naar de essentie van goed leraarschap(Oratie Universiteit Utrecht). Utrecht. Geraadpleegd op 6-062009,http://kernreflectie.nl/Media/pdf/oratie_UU-Waar_doen_we_het_voor.pdf. Erik P.N.M. Borgman, Met het oog op goed leven, Cobbenhagen en onze universitaire cultuur. Tilburg, 2011. 11 Dupont hierboven aangehaald werk, 2010, p. 223: Een tweede voorwaarde voor een goed gesprek is dat gesprekspartners inderdaad partners zijn, dat wil zeggen het doel hebben samen te werken, en dat wil hier zeggen: het doel
pag. 167 van 183
hebben elkaar te begrijpen. (…) Gesprekspartner zijn betekent openstaan voor andere interpretaties van praxis dan de eigen interpretatie. Die openheid voor het andere is de voorwaarde voor vernieuwing van de eigen inzichten (…). Th. van Veldhoven, “Ontvangen als intersubjectieve act”, in: De intersubjectiviteit van het zijn: keuze uit het werk van Prof. dr. Th. van Velthoven, inleiding door J.A. Aertsen, 1988, Kampen. Een geslaagd gesprek bestaat niet in een confrontatie van twee of meer reeds in zich geconstitueerde gedachten om deze met elkaar te vergelijken of om ze tegen elkaar in door te zetten, maar in een ontmoeting, waardoor het denken van beiden door eigen en andermans bijdrage verder ontwikkeld wordt (p.67). In de voetnoot vermeldt hij een citaat van Hans-Georg Gadamer Wahrheit und Methode, Grundzüge einer philosophischen Hermeneutik, 1965/1975, Mohr, p.360): "Verständigung im Gespräch ist nicht ein blosses Sichausspielen und Durchsetzen des eigenen Standpunktes, sondern eine Verwandlung ins Gemeinsame hin, in der man nicht bleibt, was man war" Monique van Dijk-Groeneboer, “Het religieuze landschap van middelbare scholieren” In: Handboek jongeren en religie, Katholieke, protestantse en islamitische jongeren en Nederland, Almere, 2010, pp. 107-119. 12 Monique van Dijk-Groeneboer, “Het religieuze landschap van middelbare scholieren” In: Handboek jongeren en religie, Katholieke, protestantse en islamitische jongeren en Nederland, Almere, 2010, pp. 107-119. Toke Elshof, “Religieuze erfenissen” in: Handboek jongeren en religie, Katholieke, protestantse en islamitische jongeren en Nederland, Almere, 2010, pp121 139. YOUCAT, Nieuwe officiële jongerencatechismus, De nieuwe jeugdcatechismus voor de Wereldjongerendagen 2011, Lannoo. N. Dullemans en anderen (redactie), Katholieke scholen, vertrouwen in schoolpraktijken, deel 4 KBVO, november 1979. 13 Over deze vraag is een overvloed van informatie te vinden. Wij beperken ons hier tot een verwijzing naar google, scholieren.com, forum waar leerlingen (op 3/4/2012) discussiëren over een “wat is een goed mens”. 14 H.P.J Witte, Een ignatiaans perspectief op de ongemakkelijke verhouding van spiritualiteit en theologie. 2011, Tilburg
pag. 168 van 183
Bijlage 13: Begrippenlijst A Atheneum
B Basisberoepsgerichte leerweg Bureau OMO (of OMObureau) B-/K-leerwegen Bovenbouw
Brinnummer C Cambridge certificate Collectief schoolleiders overleg (CSO) Cultuurprofielschool Current ratio
Curriculum D Daltononderwijs
Doorstroom Deelneming E Eigen vermogen ELOS
Enkelvoudige jaarrekening
pag. 169 van 183
Zesjarige opleiding voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) zonder de klassieke talen Grieks en Latijn (voor 12 – 18 jarigen. Leerweg binnen het vmbo met de meeste praktijkelementen. Hierna kunnen leerlingen doorstromen naar mbo-opleidingen op niveau 2. Het gemeenschappelijke dienstverlenende orgaan van Ons Middelbaar Onderwijs, gehuisvest in Tilburg. Basisberoepsgerichte en Kaderberoepsgerichte leerwegen in het vmbo. De bovenbouw is de algemene benaming voor het derde en vierde leerjaar van het vmbo, de vierde en vijfde klassen van de havo, en de vierde, vijfde en zesde klassen van het vwo. Het Ministerie heeft aan alle onderwijsinstellingen een Brinnummer toegekend (Brin: basisregistratie instellingen). Internationaal erkend Engels examen. Vergadering bestaande uit alle (interim) OMO schoolleiders en de raad van bestuur. Het CSO vindt circa 7 keer per jaar plaats. School waarbij kunst en cultuur prominent op het rooster staat. Ook wel liquiditeit genoemd. Kengetal dat aangeeft in hoeverre een organisatie in staat is aan de korte termijn verplichtingen te kunnen voldoen. Wordt berekend door het totaal van de korte termijn vorderingen, beleggingen en de liquide middelen te delen door alle korte termijn verplichtingen. Het geheel van cursussen/programma’s en de inhoud ervan, die leerlingen op hun school krijgen aangeboden. Onderwijssoort waarbij de nadruk ligt op keuzevrijheid voor de leerling, samenwerking met andere leerlingen en de ontwikkeling van zelfstandigheid, De weg die leerlingen tijdens hun schoolcarrière binnen een school afleggen. Een rechtspersoon waarop direct of indirect invloed kan worden uitgeoefend. Voor te stellen als het bedrag dat resteert wanneer alle bezittingen worden verkocht en alle schulden afgelost. Netwerk van vo-scholen die hun leerlingen onder meer de mogelijkheid bieden twee talen op hoog niveau te leren. Het taalonderwijs dient te voldoen aan een bepaalde kwaliteitsstandaard per schooltype. In de enkelvoudige jaarrekening zijn alleen de financiële gegevens van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs opgenomen, zonder de financiële gegevens van verbonden
partijen. F Full time equivalent (fte)
Functiemix
G Geconsolideerde jaarrekening Gemengde leerweg
Gymnasium
H havo
I Impairment
Instroom J Jenaplanonderwijs
K Kaderberoepsgerichte leerweg Kapitalisatiefactor
L Leerweg ondersteunend onderwijs Liquiditeit
pag. 170 van 183
De omvang van een dienstverband. Ook wel werktijdfactor genoemd. Eén fte staat voor een volledig (full-time) dienstverband. De verdeling van leraren (in voltijdbanen, fte’s) over de verschillende salarisschalen (LB, LC, LD en LE).
In de geconsolideerd jaarrekening zijn, naast de financiële gegevens van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs, tevens de financiële gegevens van verbonden partijen opgenomen. Leerweg binnen het vmbo met een combinatie tussen theorie en praktijk. Bereidt leerlingen voor op mbo-opleidingen op niveau 3 en 4. Zesjarige opleiding voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) met de klassieke talen Grieks en Latijn (voor 12 – 18 jarigen). Hoger algemeen voortgezet onderwijs, het op één na hoogste niveau binnen het voortgezet onderwijs. Opleiding duurt vijf jaar. Het is algemeen vormend (theoretisch) en geen beroepsopleiding; het havodiploma is een startkwalificatie en is vooral bedoeld als voorbereiding op het hbo (hoger beroepsonderwijs) Vergelijking van de boekwaarde van materiële activa met de reële waarde die deze activa hebben. Als de reële waarde lager is dan de boekwaarde vindt een afboeking van de activa plaats ten laste van het resultaat. Het geheel van het aantal personen dat een nieuwe opleiding begint en daarom wordt geteld. Een vorm van vernieuwingsonderwijs. Kenmerken zijn dat meerdere leerjaren gemengd worden in een klas, die vervolgens weer in verschillende klassen wordt gesplitst. Daarnaast is zelfstandigheid belangrijk, in combinatie met het werken in en presteren als groep. Leerweg binnen het vmbo voor praktisch ingestelde leerlingen. Bereidt leerlingen voor op mbo-opleidingen op niveau 3 en 4. Kengetal dat laat zien of een instelling te veel kapitaal aanhoudt voor zijn activiteiten. De kapitalisatiefactor wordt berekend door van het balanstotaal van een instelling de bedragen voor gebouwen en terreinen af te trekken en het dan overblijvende bedrag te delen door het totaal van de jaarlijkse baten. Onderwijs in de leerwegen van het vmbo met extra zorg en begeleiding. Zie current ratio.
LOOT-school
Lyceum
M mavo N O Onderbouw
Onderwijsondersteunend personeel
Overhead P Praktijkonderwijs
Q R Rentabiliteit S Schoolondersteuningsprofiel Solvabiliteit Startkwalificatie
T Technasium Theoretische leerweg
Treasury Tweetalig onderwijs (TTO)
pag. 171 van 183
Landelijk overleg onderwijs en topsport-school. Een school voor voortgezet onderwijs die toptalenten in sport ondersteunt om hun schoolcarrière met hun topsport te combineren. School voor voortgezet onderwijs waar voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) en hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) gevolgd kan worden (voor 12- tot 18-jarigen) Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs. Ook wel de theoretische leerweg van het vmbo of vmbo-t genoemd.
De onderbouw is de algemene benaming voor het eerste en tweede leerjaar van het vmbo, de eerste, de tweede en derde klassen van de havo, en de eerste, tweede en derde klassen van het vwo. Personeel niet behorend tot de functiecategorieën directie en onderwijzend personeel; voorbeelden administratief medewerker, conciërge, onderwijsassistent, technisch assistent etc. Het aandeel van de financiële middelen die, of het personeel dat niet direct ten goede komt van het onderwijsproces. Verzorgt onderwijs voor jongeren in de leeftijd van 12 tot 20 jaar die op grond van hun capaciteiten niet in staat zijn om een diploma van het vmbo te behalen. Een leerling kan worden toegelaten op grond van een beschikking van een regionale Verwijzingscommissie (RVC). Het praktijkonderwijs heeft als doel leerlingen voor te bereiden op een zo zelfstandig mogelijk functioneren in de samenleving.
De verhouding tussen het financiële resultaat en de totale baten. In het schoolondersteuningsprofiel legt een school ten minste eenmaal per 4 jaar vast welke ondersteuning de school kan bieden aan leerlingen die dat nodig hebben. Verhouding tussen het eigen vermogen en vreemd vermogen op de balans. Het in de ogen van de Nederlandse overheid minimale onderwijsniveau dat nodig is om kans te maken op duurzaam geschoold werk in Nederland. Onderwijsstroom voor havo en vwo, waarin de bėtavakken centraal staan. Leerweg binnen het vmbo voor theoretisch ingestelde leerlingen. Bereidt leerlingen voor op mbo-opleidingen op niveau 3 en 4. Het beheren van het geld van de organisatie. Tweetalig onderwijs houdt in dat bij niet talenvakken, als bijvoorbeeld geschiedenis en biologie, een andere taal dan de
moedertaal als instructie- en communicatietaal wordt gebruikt. U Uitstroom
Universumschool V Vmbo
Vmbo intersectoraal
Voortgezet onderwijs Voorziening
Vwo W Weerstandsvermogen
X Y Z
pag. 172 van 183
Het geheel van het aantal personen dat op een bepaald tijdstip een bepaalde fase van onderwijs verlaat, al of niet met een diploma. Een universumschool onderscheidt zich van andere scholen doordat het extra aandacht geeft aan het bèta-onderwijs. Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Is ontstaan uit de samenvoeging van vbo en mavo en sommige vormen van voortgezet speciaal onderwijs. Bestaat uit 4 leerwegen: theoretisch, gemengd, kaderberoepsgericht en basisberoepsgericht. vmbo intersectoraal betreft die beroepsgerichte programma’s, waarbij in het niet-doorstroom relevante deel van het programma van de vier leerwegen onderdelen van de sectoren Techniek, Zorg en Welzijn en Economie in samenhang worden aangeboden. Onderwijs dat volgt op basisonderwijs. Bestaat uit het praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo. Boekhoudkundig een grootboekrekening waarop meestal periodiek bedragen worden gestort met als oogmerk het saldo op enig moment in de toekomst aan te wenden voor het doel waar de voorziening oorspronkelijk voor gevormd werd. Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, bestaande uit atheneum en gymnasium. Het vermogen om tegenvallers te kunnen opvangen; het eigen vermogen in verhouding tot de totale baten (inclusief rentebaten).
Bijlage 14: Lijst van veelgebruikte afkortingen AOS Bapo BRIN CSO ELO ESoE FPU Fte GMR havo hbo ICT IdU LB/LC/LD/LE LOOT lwoo mavo mbo MR NKO OCW o/g OMO OOP OP OSR PrO ROC RvB RvT Tto u/g vmbo vwo
pag. 173 van 183
Academische opleidingsschool Bevordering arbeidsparticipatie ouderen Basisregistratie instellingen Collectief schoolleidersoverleg Elektronische leeromgeving Eindhoven School of Education Flexibel pensioen en uittreden Full time equivalent Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad Hoger algemeen vormend onderwijs Hoger beroepsonderwijs Informatie- en communicatietechnologie In-, door- en uitstroom Salarisschaal voor docenten Landelijk overleg onderwijs en topsport Leerwegondersteunend onderwijs Middelbaar algemeen vormend onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs Medezeggenschapsraad Nederlandse Katholieke vereniging van Ouders Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Opgenomen geld Ons Middelbaar Onderwijs Onderwijsondersteunend personeel Onderwijsgevend personeel OMO seniorenregeling Praktijkonderwijs Regionaal opleidingencentrum Raad van bestuur Raad van toezicht Tweetalig onderwijs Uitgegeven geld Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
Overige gegevens
pag. 174 van 183
Resultaatbestemming Het resultaat 2014 van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs van 0,3 miljoen euro is ten gunste van de algemene reserve gebracht, waarbij 1,3 miljoen euro is onttrokken aan het bestemmingsfonds private gelden.
Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben zich geen gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan, die aanleiding geven tot het wijzigen van de jaarrekening.
pag. 183 van 183