Verdiepende informatie op Leraar24 De kloof tussen onderzoek en praktijk en de behoeften van leraren
Verdiepende informatie op Leraar24 De kloof tussen onderzoek en praktijk en de behoeften van leraren
Bibi van Wolput Henk Vinken
Leraar24 rapportenreeks, nummer 15 juli 2011 Heerlen, Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit
In de Leraar24 rapportenreeks zijn eerder verschenen: 1. Evaluatieplan Leraar24 (april 2010) 2. Leraar24 in 2009. Gebruikersonderzoeken met de panels van SBL (april 2010) 3. Leraar24 in 2009. Bezoekcijfers in het licht van de contentontwikkeling (april 2010) 4. Leraar24 in 2009. Leraar24 langs de kwaliteitsindex van Kennisnet (april 2010) 5. Motivatie in Leraar24. Ontwerp van een conceptueel kader (april 2010) 6. Nascholingsbehoeften van leraren en aanbod in Leraar24 (juni 2010) 7. Leraar24 in de eerste vier maanden van 2010. Bezoekcijfers in het licht van aanbod en publiciteit (juni 2010) 8. Opinies van gebruikers over Leraar24. SBL-lerarenpanel januari - februari 2010 (juli 2010) 9. Leraren over Leraar24. Bijeenkomsten SBL-lerarenpanel maart - april 2010 (juli 2010) 10. Bekendheid, gebruik en waardering van Leraar24. Een meetexperiment bij leraren en directeuren primair onderwijs (september 2010) 11. Leraar24 van mei tot en met augustus 2010. Bezoek nader belicht (november 2010) 12. Het gebruik van de zoekfunctie op Leraar24 (november 2010) 13. Competenties, professionalisering, schoolklimaat en Leraar24. Een panelonderzoek onder leraren 2010 (februari 2011) 14. Hoe wordt Leraar24 gewaardeerd. Responsies van 1 september tot 1 december 2010 (april 2011)
Bibliografische gegevens Bibi van Wolput— Henk Vinken— Verdiepende informatie op Leraar24. De kloof tussen onderzoek en praktijk en de behoeften van leraren/ Bibi van Wolput en Henk Vinken; Leraar24 rapportenreeks, nummer 15 Druk: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit, Heerlen Copyright © 2011, Stichting Beroepskwaliteit Leraren, Utrecht, Nederland en Ruud de Moor Centrum, Heerlen, Nederland Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enigerlei vorm of op enigerlei wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.
Inhoud Voorwoord ............................................................................................................. iii Samenvatting .......................................................................................................... v Verdiepende informatie op Leraar24. De kloof tussen onderzoek en praktijk en de behoeften van leraren.................................................................................. 1 Inleiding................................................................................................................... 1 Praktisch of verdiepend ..................................................................................... 1 Panelbijeenkomsten............................................................................................. 2 Kenmerken deelnemers ...................................................................................... 2 Hoofdvragen ........................................................................................................ 3 Werkwijze en vervolg rapport........................................................................... 3 Impressies ............................................................................................................... 4 De opdracht .......................................................................................................... 4 Kwalificaties ....................................................................................................... 4 Ver van mijn bed ............................................................................................... 5 Groepsdynamica................................................................................................ 5 Individuele uitkomsten ........................................................................................ 6 Verdiepende informatie ..................................................................................... 6 Wat verstaan leraren onder verdiepende informatie? ................................. 6 Hoe vaak zoeken leraren verdiepende informatie op?................................ 8 Waarover zoeken leraren verdiepende informatie?..................................... 8 Ad 1. Over welke onderwerpen zoeken leraren verdiepende informatie? ............................................................................................................................ 9 Ad 2. Waarom zoeken leraren verdiepende informatie op? .................... 9 Ad 3. Op welke manieren zoeken leraren verdiepende informatie?..... 10 Ad 4. Wat hebben leraren gevonden als resultaat van hun zoekactie?. 10 Ad 5. Wat hebben leraren met de gevonden informatie gedaan? ......... 11 Redenen en manieren om verdiepende informatie op te zoeken............. 11 Zijn de dossiers op Leraar24 verdiepend genoeg ......................................... 12 Welke cruciale informatie ontbreekt in de dossiers? ................................. 14 Waar willen leraren de verdiepende informatie uit het dossier voor inzetten?..................................................................................................................... 14 Wat willen leraren dat verdiepende informatie met ze doet? .................. 15 Vinden de leraren de informatie bruikbaar voor hun professionele ontwikkeling? ........................................................................................................ 15 Onderzoeksresultaten als verdiepende informatie....................................... 16 Hebben de leraren iets aan de persberichten? ............................................ 16 Hebben leraren behoefte aan meer informatie na het lezen van een persbericht?.............................................................................................................. 17 Vinden leraren dat onderzoeksinformatie op Leraar24 te vinden moet zijn?.................................................................................................................... 18
Wat voor soort onderzoeksresultaten willen leraren zien op Leraar24?. 19 Groepsantwoorden .............................................................................................. 19 Dossiers ............................................................................................................... 20 Primair onderwijs ............................................................................................ 20 Voortgezet onderwijs...................................................................................... 21 Middelbaar beroepsonderwijs....................................................................... 22 Onderzoeksinformatie ...................................................................................... 23 Primair onderwijs ............................................................................................ 24 Voortgezet onderwijs...................................................................................... 25 Middelbaar beroepsonderwijs....................................................................... 25 Conclusies ............................................................................................................. 26 Referenties ............................................................................................................. 28 Bijlage 1. Het ‘huiswerk’ voor de deelnemers aan de panelbijeenkomsten Bijlage 2. Groepswerkblad diepgang dossiers Bijlage 3. Groepswerkblad onderzoeksresultaten Bijlage 4. Persberichten
Voorwoord Voor u ligt een onderzoeksrapport uit de Leraar24 rapportenreeks. Deze reeks is eind 2009 opgezet om de opbrengsten, conclusies en resultaten uit het aan de Leraar24 gekoppelde onderzoek op een systematische en inhoudelijk onafhankelijke wijze naar buiten te brengen. Deze rapportenreeks wordt uitgebracht onder auspiciën van het Ruud de Moor Centrum, maar met nadruk moet erop gewezen worden dat hierin onderzoek wordt gepresenteerd dat weliswaar vaak onder projectleiding van het Ruud de Moor Centrum valt, maar dat zeker ook bij één van de andere partijen die participeren in Leraar24, belegd kan zijn. Het gaat hierbij om verschillende organisaties in een samenwerkingsverband, namelijk Kennisnet, NTR, Ruud de Moor Centrum, en SBL. Leraar24 is een internetplatform van, voor en door leraren. Het doel van Leraar24 is leraren te ondersteunen bij hun eigen professionalisering. Leraar24 richt zich op leraren in het primaire, voortgezet en het middelbaar beroepsonderwijs. Leraar24 richt zich daarbij nadrukkelijk op álle leraren, beginners en meer ervaren leraren, vernieuwers en meer behoudende leraren. Leraar24 is een audiovisueel internet platform. Het bevat thematisch gerangschikte filmpjes en themadossiers met achtergrondinformatie, verdieping en verhalen uit de praktijk, samengesteld door groepen leraren en experts Het onderzoeken van de effecten van het materiaal dat in Leraar24 ontwikkeld is en dat wordt aangeboden via de website Leraar24.nl, op de professionalisering van leraren is bepaald niet eenvoudig. De centrale probleemstelling van dit onderzoek is of en hoe Leraar24 een bijdrage kan leveren aan de breed gesignaleerde, grote noodzaak tot professionalisering bij docenten. Zelfs het interpreteren van tamelijk voor de hand liggende gegevens zoals de gebruikersstatistieken blijkt vaak al een bron van misverstanden en verwarring te zijn. De belangrijkste functie van deze rapportenreeks is daarom op een systematische wijze verzamelde kennis en inzichten naar buiten te brengen, voorzien van een "leeswijzer" waarin zo duidelijk en beknopt mogelijk wordt uitgelegd hoe de resultaten het beste geïnterpreteerd kunnen worden en wat ze betekenen voor Leraar24. Steeds wordt daarbij nagegaan hoe de beschreven resultaten passen in het Leraar24 onderzoeksprogramma. In dat programma wordt gedetailleerd beschreven wat mogelijke effecten kunnen zijn van Leraar24 en hoe deze onderzocht worden. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat er verschillende voorwaardelijkheden zijn. Deze hebben we omschreven als een dominostenen-effect. We vatten dat heel kort samen hier:
iv Wil Leraar24 een beklijvend effect hebben op de professionalisering van Nederlandse onderwijsgevenden, dan is een eerste voorwaarde dat de naamsbekendheid van Leraar24 zodanig is dat ook een behoorlijk percentage van Nederlandse onderwijsgevenden weet dat zij gebruik kunnen maken van de multimediale database. De volgende logische stap (of dominosteen) is dan logischerwijs of naamsbekendheid ook leidt tot waardering en tot bezoek van de website Leraar24.nl. Vervolgens kan onderzocht worden welke delen het meest bekeken worden of welke dossiers het meest worden opgevraagd. Ook kan worden nagegaan wat de professionaliseringseffecten zijn van het gebruik van het materiaal in Leraar24. Omdat dit materiaal zeer divers is, is het echter lastig om te zeggen dat Leraar24 tot een bepaald percentage toename van professionalisering leidt. Het gaat altijd erom om bij specifieke delen te kijken wat de effecten zijn. Het bepalen van het effect op professionalisering is ook niet eenvoudig. Wanneer docenten bepaald beeldmateriaal gebruiken en/of erover discussiëren, verwachten wij dat dit met name een invloed zal hebben op hun professionaliseringsintentie. Met andere woorden: het gebruik van Leraar24 uur zal aanzetten tot professionaliseringsgedrag. Ook deze effecten worden onderzocht waarbij met name vanuit een motivatietheoretisch perspectief gekeken wordt. Tot slot zal ook op beperkte schaal geëxperimenteerd worden met het beeldmateriaal uit de Leraar24, in die zin dat in specifieke contexten gekeken wordt wat het effect van het materiaal is op professionaliseringsgedrag van docenten. Dit alles maakt dat het onderzoek rondom Leraar24 complex is. Dat is onvermijdelijk. Maar dat maakt het ook interessant. Deze rapportenreeks probeert dit te laten zien en zal ook steeds mogelijke conclusies aangeven van het geschetste onderzoek. Die conclusies kunnen consequenties hebben voor de verdere ontwikkeling van Leraar24 en ze kunnen worden gebruikt om een algemeen beeld te krijgen van de effecten van dit interessante initiatief. Rob Martens, programmaleider Onderzoek Leraar24.
v
Samenvatting Leraar24 kan een rol spelen in het verkleinen van de kloof tussen (wetenschappelijk) onderwijsonderzoek en de onderwijspraktijk. Dat kan onder andere door verdiepende informatie aan te bieden die nauw aansluit bij de behoefte van leraren. Wat verstaan leraren onder verdiepende informatie, wat moet er in dossiers op Leraar24 komen te staan, en wat voor onderzoeksinformatie kan in welke vorm aangeboden worden? Deze vragen staan centraal in dit rapport dat verslag doet van een onderzoek onder zogenaamde SBL-dieptepanelbijeenkomsten, gehouden met zo’n 70 leraren in zes regio’s in Nederland. Na een inleiding komen achtereenvolgens de impressies, de individuele en de groepsantwoorden in deze rapportage aan de orde. Uit de impressies van deze bijeenkomsten blijkt dat leraren het goed afgaat om over verdiepende informatie te brainstormen. Vooraf hadden de leraren, afkomstig uit primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs, al een aantal vragen over het onderwerp beantwoord. In wat leraren verstaan onder verdiepende informatie zijn grofweg 3 groepen leraren te onderscheiden: een ‘waarom-informatie’ groep, een ‘hoedoe-ik-het-informatie’ groep’ en een ‘waarom-en-hoe-informatie’ groep. De laatste groep is de grootste, gevolgd door de ‘waarom’ groep. De ‘waarom’ groep zoekt achtergrondinformatie, perspectieven en (theoretische) invalshoeken bij een onderwerp. De ‘waarom-en-hoe’ groep wil daarbij ook een koppeling met de eigen onderwijspraktijk gelegd zien. Alle leraren zeggen verdiepende informatie te zoeken om leerlingen beter van dienst te kunnen zijn, beter te kunnen begeleiden, meer te vertellen te hebben. Internet is de eerste toegangspoort. Wat er aan verdiepende informatie gevonden werd, is gebruikt om lesstof te ontwikkelen. Zo’n tweederde van de leraren vindt de informatie in de Leraar24-dossiers verdiepend, al tekenen de meesten aan dat dit vooral voor de bijlagen opgaat, en de overige informatie vooral geschikt is voor startende leraren. Gewenst worden meer informatie over achtergronden en visies op thema’s, en vooral in de praktijk te gebruiken voorbeelden. Dit type informatie willen leraren vinden op Leraar24, zodat ze zelf leren en vervolgens de nieuwe kennis kunnen toepassen. Steevast wordt de link tussen kennis en de praktijk gelegd. Onderzoeksresultaten willen leraren liefst in samenvattende vorm op Leraar24 vinden (met een link naar de volledige resultaten en rapportages). Vooral de ‘waarom’ groep wacht op dit type informatie. De meeste leraren lijken een omnivoorbehoefte te etaleren: alles wat aan onderzoek relevant is voor de praktijk moet op Leraar24. Ook hier dus weer de link met de praktijk. Dat komt ook uit de groepsantwoorden naar voren. De dossiers worden niet altijd als even diep aangemerkt, maar er is een breed gevoel dat de dossiers bijdragen aan de
eigen professionalisering. Het meest pregnant is de aandacht die leraren over alle sectoren heen vragen voor eigen kennisvermeerdering als ook voor de inzetbaarheid van die kennis.
Verdiepende informatie op Leraar24 De kloof tussen onderzoek en praktijk en de behoeften van leraren Inleiding Kennis die in onderzoekskringen wordt gegenereerd, sluit niet altijd goed aan bij de praktijk, zo constateert onder anderen onderwijsonderzoeker Rob Martens (2010) in zijn oratie. Het onderwijs weet niet altijd even goed wat er zich afspeelt onder onderzoekers, wat er aan kennis geproduceerd wordt, en hoe die in de eigen onderwijspraktijk in te zetten. Andersom is voor onderzoekers niet altijd duidelijk wat nu precies de kennisbehoefte van onderwijzenden is. Het ontbreekt vooralsnog aan een instantie die een brugfunctie vervult tussen beide werelden van onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk. Hierin zit beweging. Er worden verschillende initiatieven genomen om deze kloof te overbruggen. Het netwerk van Skola is bijvoorbeeld opgericht juist om resultaten uit wetenschappelijk onderwijsonderzoek voor het veld te ontsluiten. De al eerder in het leven geroepen lectoraten aan de Hogescholen spelen ook een rol bij het verkleinen van de kloof tussen wetenschap en onderwijspraktijk. En de steeds vaker voorkomende samenwerking tussen onderzoeksinstellingen en scholen zijn een uiting van een poging wetenschap en praktijk dichter bij elkaar te brengen. Leraar24 kan een platform zijn waar kennis zo geformuleerd en gepresenteerd wordt dat de praktijk hier optimaal gebruik van kan maken en andersom waar onderzoekers met hun kennisproducten inspelen op de kennisbehoefte uit de praktijk. Om beiden op elkaar aan te laten sluiten is belangrijk dat achterhaald wordt waar de gebruikers van Leraar24 precies naar op zoek zijn.
Praktisch of verdiepend? Eerder, om precies te zijn maart-april 2010, hebben we al gekeken naar de behoefte aan praktische informatie op Leraar24 (Van Wolput & Vinken, 2010). Leraren roepen vaak dat ze behoefte hebben aan praktische informatie (Van Wolput, 2010), maar wat is praktisch dan eigenlijk in hun ogen? Dat bleek, wat de video’s op Leraar24 betreft, toch vooral samen te hangen met de het gemak waarmee de video’s direct inzetbaar zijn in de klas, en met duidelijke gedragsvoorbeelden en materialen die er te zien zijn. Zijn ze
2 niet direct inzetbaar en dus minder praktisch, dan zijn ze nog wel waardevol, vooral als inspiratiebron en als aanzet tot het zoeken naar meer informatie. De dossiers1 op Leraar24 worden (vroeg in 2010!) merendeels als onpraktisch ervaren, als te algemeen en weinig nieuws biedend. Leraren willen tips, voorbeelden en verwijzingen naar te gebruiken informatie. Een enkeling zocht juist verdieping in de dossiers over waarom een bepaald thema eigenlijk belangrijk is. De zoektocht naar verdieping is wat ons in dit geval bijzonder interesseert. Hierin zitten mogelijk aanwijzingen die meer informatie bieden over de aansluiting tussen (wetenschappelijke) kennis en de onderwijspraktijk. Waar zijn leraren naar op zoek, als ze verdiepende informatie zoeken? Is dat informatie die we bedoelen, als we het over (wetenschappelijke) kennis hebben? Zijn er bijzondere eisen die leraren stellen aan het materiaal op Leraar24 (zowel video’s als dossiers)? Willen zij die als verdiepend aanmerken? In welke vorm zouden leraren kennis willen nemen van dit type informatie? Om dergelijke vragen te beantwoorden hebben we een aantal panelbijeenkomsten met leraren georganiseerd.
Panelbijeenkomsten Tussen half februari en half maart 2011 zijn er zes zogenaamde SBLpanelbijeenkomsten geweest, van Velp tot Oijen, van Wildervank tot Terneuzen en van Amsterdam tot Maastricht. Steeds zijn uit de regio rondom deze plaatsen (de zogenaamde SBL-regio’s) minstens 12 leraren uit het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs bijeenkomen onder leiding van een panelcoördinator.
Kenmerken deelnemers In totaal hebben 70 leraren verspreid over het land deelgenomen aan de bijeenkomSector % sten. Ruim een derde van de leraren is Primair onderwijs 37 werkzaam in het primair onderwijs. Veertig Voortgezet onderwijs 41 procent komt uit het voortgezet onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs 22 en een vijfde uit het middelbaar beroepsonderwijs. Het middelbaar beroepsonderwijs was daarmee wat minder vertegenwoordigd Tabel 2: Verdeling van deelnemers dan de andere twee sectoren. over ervaringscategorieën. Gemiddeld hebben de leraren 16 jaar on- Aantal jaar ervaring % derwijservaring. Een vijfde van de leraren zit in 1 – 5 21 de beginfase van het leraarschap en heeft tot en 6 – 10 27 met vijf jaar ervaring. De helft heeft zes tot en 11 – 20 24 met twintig jaar ervaring, waarvan de ene helft 21 – 30 10 t/m 10 jaar en de andere helft t/m 20 jaar erva- 31 en meer 17
Tabel 1: Verdeling van deelnemers over onderwijssectoren.
1
Een dossier op Leraar24 bestaat uit een inleidende tekst, bijlagen, links en video’s over een bepaald onderwerp.
3 ring. Eén op de tien leraren heeft tussen de 21 en 30 jaar ervaring en zeventien procent meer dan eenendertig jaar. Tabel 3: Verdeling van Er hebben meer vrouwelijke dan mannelijke leraren deelnemers naar geslacht. deelgenomen aan de bijeenkomsten. Tweederde van de Sekse % deelnemers was vrouw. Dit komt overeen met het aan- Man 33 deel vrouwelijke leraren in de populatie: in 2008 62,5 Vrouw 67 procent volgens gegevens Stamos (z.j.) en sindsdien naar verwachting verder gestegen.
Hoofdvragen Centraal stond de vraag welke verdiepende informatie volgens leraren op Leraar24 aangeboden zou moeten worden. Dat hebben we gedaan aan de hand van de volgende deelvragen: 1. Wat verstaan leraren onder verdiepende informatie? Maken ze daar gebruik van en hoe doen ze dat? Waar halen ze de informatie vandaan? 2. Is de informatie in drie concrete dossiers (met bijbehorende video’s) op Leraar24 volgens leraren verdiepend genoeg? Als dat niet zo is, wat ontbreekt er dan volgens leraren? 3. Hebben leraren behoefte aan onderzoekresultaten uit onderwijsonderzoek en in welke vorm dan? Kan Leraar24 een rol spelen om de kloof tussen wetenschap en praktijk te dichten? In de Bijlage staat de complete vragenlijst met werkbladen. De meeste vragen zijn open vragen naar indrukken van leraren over wat verdiepende informatie is en hoe Leraar24 daarmee om kan gaan. Ook zijn er enkele gesloten vragen bijgevoegd.
Werkwijze en vervolg van het rapport Voorafgaand aan de bijeenkomsten hebben alle leraren zelfstandig de vragen beantwoord, vragen die vervolgens op de panelbijeenkomsten groepsgewijs behandeld zijn. Op deze manier zijn we aan twee type gegevens gekomen: individuele en groepsinformatie. Ook hebben de auteurs van dit onderzoek de meeste van panelbijeenkomsten bijgewoond. De impressies die daarbij zijn opgedaan worden in het volgende hoofdstuk besproken. Dan volgt een verslag van de individuele resultaten, zowel wat de open als de gesloten vragen betreft. Zo mogelijk kijken we hier naar verschillen tussen groepen leraren, die ieder voor zich wat anders verstaan onder verdiepende informatie. Hierna volgt een verslag van de groepsantwoorden, onderverdeeld naar oordelen over de dossiers en behoefte aan onderzoeksinformatie, en uiteengelegd naar onderwijssector. We sluiten de rapportage af met een conclusiehoofdstuk.
4
Impressies In de zes regiobijeenkomsten is steeds een heel aantal leraren aan de slag gegaan met de vragen over verdiepende informatie. Bij vijf van de zes bijeenkomsten (overal behalve in regio Noord) zijn de auteurs van dit rapport aanwezig geweest. We hebben op die momenten, zo nodig, de panelcoördinator ondersteund bij het beantwoorden van vragen van de leraren. Belangrijk was ook te observeren hoe de gesprekken in de groepjes en in de bijeenkomst als geheel verliepen. Vooraf hebben we afgesproken te letten op hoe er over het thema gesproken wordt. Is dat bij voorbeeld kwalificerend, misschien cynisch, of juist positief? Spreken de leraren over (wetenschappelijk) onderzoek en het (eigen) onderwijs als twee verschillende werelden? We wilden ook kijken of het proces goed verliep; ging het ze moeilijk of juist makkelijk af om samen over het thema aan de slag te zijn; was het makkelijk of juist moeilijk om de juiste woorden of concepten te vinden; hadden ze moeite met de terminologie, zoals die in de werkbladen gehanteerd werd. Ook wilden we letten op eventuele dominantie van bepaalde groepsleden, een dominantie die natuurlijk het uiteindelijk groepsantwoord kan beïnvloeden. Deze observatiepunten hebben we overigens niet strikt gehanteerd. Hier geven we kort weer wat de belangrijkste observaties waren.
De opdracht Er wordt in bijna alle groepen geklaagd dat het een zware opdracht was, met veel tijd te besteden aan huiswerk en nog eens aan het groepswerk. Op een enkeling na, die openlijk zegt te hebben getwijfeld om deel te nemen, doen de meesten bijzonder veel moeite om op de regiobijeenkomst mee te werken aan de opdracht. Dat sommige behoorlijke reistijden achter de rug (en voor de boeg) hebben om soms naar echt afgelegen plekken te reizen, is in dit verband veelzeggend. De discussies zijn over het algemeen geanimeerd, dus de indruk lijkt juist dat de leraren deze opdracht leuk en leerzaam hebben gevonden. Er is wel een kwalitatief verschil tussen de zwaarte en breedte van de thema’s. Bij het primair onderwijs is het dossier ‘Kennisbasis Nederlands’ groot en voorzien van vele links, ook naar video’s. Dat betekent dat enthousiaste leraren uit deze sector soms veel materiaal hebben doorgewerkt. Kwalificaties Verdiepende informatie is voor de meesten eenvoudig te duiden als informatie uit theorie en onderzoek waarin verschillende (soms tegenstrijdige) perspectieven te vinden zijn, maar waarbij de link met de praktijk altijd present is, en je dus ook te weten komt, waarom je bepaalde dingen op die
5 manier moet doen. Niet zelden lijkt de gewenste informatie een soort onderbouwing te moeten bieden voor de staande handelingspraktijk. Veel leraren lijken vooral geïnteresseerd in hoe zij hun eigen standpunt kunnen bepalen. Vaak neemt dat de vorm aan van een roep om bewijzen uit onderzoek, waaruit blijkt dat wat zij doen, goed is. Leraar24 wordt overigens als het platform gezien om dit type informatie te verzamelen en toegankelijk te maken. Leraar24 wordt geassocieerd met een platform waar een betrouwbare stroomlijning van de grote hoeveelheid informatie kan plaatsvinden. Van cynisme was geen enkele sprake. Wel van hoop en verwachting dat Leraar24 straks allerlei informatie biedt, praktisch en verdiepend, en vooral een combinatie hiervan. Ver van mijn bed Discussies komen vlot op gang. Er is wel bij aanvang wat aarzeling en soms is de sfeer eerst wat mat en afwachtend, maar de gesprekken zijn al snel levendig en op niveau. Er lijkt geen reden aan te nemen dat het thema ‘verdiepende informatie’ als moeilijk wordt ervaren, of dat dit type informatie en het onderliggende (wetenschappelijk) onderzoek vreemde thema’s zijn. Wel wordt soms gemeld dat leraren weinig tijd hebben om zelf spontaan op zoek te gaan naar verdiepende informatie, of om dat te doen buiten een context waarin een direct doel gediend is (als men bij een werkgroep over een thema betrokken is of werkt aan beleid). Het lijkt er wel op dat leraren met minder ervaring vaker onder de indruk zijn van de geboden informatie in dossiers en persberichten. Het prettige is dat zij hun enthousiasme niet onder stoelen of banken steken, ook niet ten overstaan van meer ervaren collega’s. De thema’s die binnen elke groep worden aangesneden worden door iedereen als positief en relevant aangezien. Er worden ook soms suggesties gedaan om leraren sterker bij het thema te betrekken, bij voorbeeld het ontwerpen en beheren van verdiepende informatie op Leraar24 via een soort Wikipedia-achtige constructies. Het lijkt erop dat de betrokkenheid bij het thema groot is, en dat dwars door de lerarenpopulatie heen, ongeacht sector, niveau van de scholen (van vmbo tot gymnasium), ervaringsjaren of zelfs de rollen van de leraren (leraar, mentor, IB’er, etc.). Groepsdynamica De sfeer wordt niet zelden bepaald door een aantal dominante, vaak zeer ervaren personen in de regiobijeenkomsten. Vaak zijn dat ook de mensen die aangeven dat ze niet veel hebben aan en met het onderwerp. De panelcoördinatoren hebben hier veelal een scherp oog voor en kappen de door deze dominante personen gevoerde negatieve discussies meestal tijdig af. Ook valt op dat de groepsleden binnen elke regio elkaar vaak al wat langer kennen. In sommige gevallen werken ze op dezelfde school en/of hebben ze
6 al eerder aan dit type bijeenkomsten deelgenomen. Ook als dat niet het geval is, laten mensen elkaar over het algemeen (de momenten waarin de dominante personen schitteren daar gelaten) in hun waarde, luisteren ze zonder te interrumperen en vullen ze elkaar soms aan. De panelcoördinatoren hebben over het algemeen een stevige greep op het proces, alleen al omdat er redelijk hard gewerkt moet worden om de taken binnen de twee á drie uur gedaan te krijgen. Zij benadrukken regelmatig gedurende de bijeenkomsten dat de informatie belangrijk is om Leraar24 ook echt een platform voor en door leraren te maken.
Individuele uitkomsten Voorafgaand aan de bijeenkomst hebben de leraren zich, zoals vermeld, voorbereid door individueel een aantal open en gesloten vragen te beantwoorden over de onderwerpen die in de bijeenkomst besproken zouden worden. De drie, in de inleiding genoemde, hoofdvragen vormen de leidraad van de beschrijving van deze resultaten. Als eerste komt aan de orde wat verdiepende informatie voor leraren is, en hoe en waarom ze daar gebruik van maken. Dan worden de oordelen van de leraren over de diepgang van de door hen bekeken dossiers besproken. Als laatste gaat het over de eventuele behoefte van leraren aan onderzoeksinformatie.
Verdiepende informatie Om een beeld te krijgen van wat leraren verstaan onder verdiepende informatie is leraren in de voorbereiding op de bijeenkomst gevraagd individueel op te schrijven wat dit voor hen is, en hoe vaak ze verdiepende informatie opzoeken. Om dit te concretiseren is hen gevraagd een voorbeeld te geven van een onderwerp, waarover ze recentelijk verdiepende informatie opgezocht hebben, en hoe ze dat gedaan hebben. Als laatste zijn een tweetal gesloten vragen voorgelegd over mogelijke redenen om verdiepende informatie te zoeken en manieren waarop dat gedaan zou kunnen worden. Wat verstaan leraren onder verdiepende informatie? De antwoorden op de vraag “Wat vind jij verdiepende informatie?” zijn in drie groepen te verdelen. Er is een groep leraren (de ‘waarom-informatie’ groep) die aangeeft dat verdiepende informatie voor hen vooral achtergrondinformatie is, die dieper op een onderwerp ingaat, waarbij verschillende invalshoeken aan de orde komen, waarbij ingegaan wordt op het hoe en waarom van het onderwerp, waarin (wetenschappelijke) onderzoeksresultaten en theoretische uitgangspunten staan, waarin voor- en nadelen besproken worden, waarin de oorsprong van bepaalde denkwijzen, argumen-
7 ten en bewijzen de revue passeren. Sommige leraren geven daarbij aan, dat ze deze informatie nodig hebben om hun eigen visie over een thema te kunnen bepalen en geregeld bij te stellen. Daarnaast is er een groep leraren (de ‘waarom en hoe informatie’ groep) die voor een deel dezelfde aspecten als de eerste groep noemt, maar daarbij heel expliciet de koppeling naar de eigen onderwijspraktijk maakt. Ze hebben de verdiepende informatie nodig om antwoorden op werkproblemen te vinden. Zoals iemand het beschrijft: “informatie waarbij er oorzaken voor problemen in de praktijk worden aangegeven, waarbij problemen in een breder verband worden geplaatst en onderzoeksinformatie of literatuur wordt aangeboden die een mogelijk antwoord geven en/of waarbij ik aanwijzingen of theoretische ondersteuning vind voor mijn eigen werkwijze en manier van lesgeven”. Iemand anders zegt: “het is meer theoretische kennis. Omdat niet iedereen die kan omzetten naar de praktijk horen daar praktijkvoorbeelden bij”. Er is bij deze groep leraren wel belangstelling voor wat de wetenschap oplevert, maar de nadruk moet daarbij liggen op wat dat betekent voor de dagelijkse praktijk. Er is duidelijk behoefte aan een vertaalslag van wetenschappelijke inzichten naar toepassingsmogelijkheden: “ik hoef geen wetenschappelijke verhandeling, maar een vertaling van de processen en bevindingen naar mijn werksituatie toe. Statistiek daarbij is prima, maar dan wel in begrijpelijke taal. Wat is er gedaan met welke resultaten en hoe moet/mag ik die interpreteren?”. Als derde is er een groep leraren (de ‘hoe-doe-ik-het-informatie’ groep) die verdiepende informatie vooral ziet als voor hen nieuwe, hele praktijkgerichte informatie die ze direct kunnen toepassen in hun eigen onderwijspraktijk. Deze groep verwijst niet naar theoretische achtergronden of onderzoeksresultaten. Het gaat hier om nieuwe informatie waarmee ze bijvoorbeeld lesstof beter kunnen uitleggen aan hun leerlingen, of om werkvormen en manieren om leerlingen beter te kunnen begeleiden. Het gaat hen niet zozeer om de achtergrond (bijvoorbeeld hoe komt het dat bepaalde manieren beter werken), maar om welke manieren zijn er, en hoe en wanneer gebruik ik die. Voorbeelden van wat deze groep leraren opgeschreven heeft zijn: “verdiepende info over de lesstof. Informatie over de manieren waarop je die lesstof kunt brengen. Tips voor de lessen”, “meer informatie over onderwerpen dan in lesboeken vermeld” of “achtergrondinformatie die je nodig hebt bij de inzet van je lessen of benadering van leerlingen.” In tabel 4 is de verdeling van de leraren Tabel 4: Indeling in drie groepen naar opover de drie groepen te zien. Van de drie vatting over verdiepende informatie. Groep % groepen is de groep ‘waarom-en-hoe’ het 39 grootst. Doordat er in de toelichting op de Waarom-informatie voorbereiding een omschrijving van ver- Waarom-en-hoe-informatie 54 diepende informatie gegeven is, zou het zo hoe-doe-ik-het-informatie 7
8 kunnen zijn dat de eerste en tweede groep hierdoor beïnvloed zijn, en niet onbevooroordeeld hun eigen opvatting hebben opgeschreven. Mogelijk lijken deze groepen daardoor groter dan ze feitelijk zouden zijn. Voor meer dan de helft van de leraren heeft verdiepende informatie te maken met het vinden van antwoorden op vragen die ze vanuit hun praktijk krijgen, waarover ze zowel diepgaande achtergrondinformatie willen weten—zoals een vraagverkenning vanuit verschillende perspectieven, (theoretische) achtergronden, het ontstaan en de geschiedenis van, en onderzoeksresultaten over het betreffende thema—als ook de daaruit voortvloeiende praktische consequenties—zoals toepassingsmogelijkheden en ervaringen van anderen hiermee. Uit de antwoorden kan opgemaakt worden dat de leraren de combinatie van deze beide soorten informatie geregeld missen: het is of theoretisch/ wetenschappelijk of toepassingsgericht. De groep leraren die diepgaande achtergrondinformatie wenst, valt in twee subgroepen uiteen. In de eerste subgroep lijken sommige leraren uit de veelheid aan verdiepende informatie zelf te kunnen destilleren wat ze nodig hebben of bruikbaar vinden. Anderen geven daarentegen aan dat lastig te vinden en zeggen dat het goed zou zijn als er een vertaalslag (voor ze) gemaakt zou worden, in de vorm van richtlijnen, aanbevelingen, aanwijzingen. Zij vinden het blijkbaar te ingewikkeld of te tijdrovend om praktische consequenties te halen uit de verschillende theorieën en onderzoeksresultaten. Hoe vaak zoeken leraren verdiepende informatie op? De leraren is vervolgens gevraagd naar het aantal keren dat ze verdiepende informatie opzoeken. Ruim een derde van de leraren zegt minstens één keer per week (verdiepende) informatie op te zoeken. De overige leraren doen dat minder dan één keer per week. De antwoorden lopen erg uiteen, van vijf keer Tabel 5: Frequentie van opzoeken van verdiepende informatie. per week tot ieAantal keren opzoeken (verdiepende) informatie % mand die aangeeft 1 of meerdere keren per week 38 vier keer per Minder dan 1 keer per week 62 maand vakinhoudelijke informatie op te zoeken en twee keer per jaar verdiepende informatie. Duidelijk is dat afhankelijk van wat een ieder onder verdiepende informatie verstaat, de frequentie waarmee dat gebeurt, verschillend is. Waarover en hoe zoeken leraren verdiepende informatie? Om niet alleen een abstracte omschrijving van verdiepende informatie van leraren te krijgen maar ook meer beeld te krijgen van hoe dat er dan in de praktijk uitziet, is hen gevraagd een voorbeeld te geven van een onder-
9 werp, waarover ze recentelijk verdiepende informatie gezocht hebben. Gevraagd is aan te geven: 1. waarover ze informatie gezocht hebben, 2. waarom ze dat gedaan hebben, 3. hoe ze gezocht hebben, 4. wat ze gevonden hebben, en 5. wat ze er uiteindelijk mee gedaan hebben. Ad 1. Over welke onderwerpen zoeken leraren verdiepende informatie? De onderwerpen waarover de deelnemende leraren verdiepende informatie gezocht hebben, zijn erg divers. Drie leraren hebben een onderwerp genoemd dat te maken heeft met de hersenontwikkeling van kinderen, twee leraren noemden dyslexie en twee odd (= Oppositional Defiant Disorder). De overige 63 hebben allemaal iets anders genoemd. Een aantal leraren noemt onderwerpen die te maken hebben met de vakinhoud, zoals het zoeken van informatie en filmpjes over de werking van het hart en de bloedsomloop, het gebruik van het ‘acivboard’ in de lessen Frans en het op een andere manier uitleggen van het begrip eigen vermogen bij economie. Anderen noemen onderwerpen die meer vakdidactisch van aard zijn, zoals compacten en verrijken, instructie bij spelling en didactische werkvormen. Behalve dyslexie en odd noemen leraren nog meer stoornissen, waarover ze verdiepende informatie hebben opgezocht, zoals rekenstoornissen en borderline. Verder hebben leraren ook verdieping gezocht over actuele onderwijsontwikkelingen, zoals passend onderwijs en opbrengstgericht onderwijs. Ad. 2 Waarom zoeken leraren verdiepende informatie op? Over het algemeen is de reden waarom leraren verdiepende informatie over deze onderwerpen opzoeken, dat ze hier in hun klas of op hun school mee geconfronteerd worden. Op klassenniveau heeft het vaak te maken met het beter kunnen begeleiden van de leerlingen, de lessen beter voor te kunnen bereiden, leerlingen meer te kunnen vertellen dan in het boek staat, een leerling met een bepaalde problematiek beter te kunnen ondersteunen en opdrachten te actualiseren. Sommige leraren geven aan verdiepende informatie te zoeken, omdat de school een keuze heeft gemaakt voor een bepaalde manier van werken of aan het zoeken is naar een nieuwe methode. Deze leraren willen meer van die manier weten of welke manieren/methoden er allemaal zijn, en wat waarom wel of niet werkt in welke situatie. Uit de gegeven antwoorden valt niet goed op te maken hoe ‘diep’ de leraren gaan bij het zoeken naar informatie. In de algemene omschrijving van wat verdiepende informatie is, wordt geregeld gezegd dat het om het bekijken van een thema vanuit verschillende (theoretische en/of weten-
10 schappelijke) perspectieven gaat en om na te gaan wat er al bekend is aan resultaten, maar of leraren ook zo ver zijn gegaan bij het zoeken naar informatie over de genoemde voorbeelden, valt uit de gegeven antwoorden niet op te maken. De indruk is dat dit niet altijd zo diepgaand gedaan wordt, als vanuit de algemene omschrijving verwacht zou kunnen worden. Ad. 3 Op welke manieren zoeken leraren verdiepende informatie? De leraren blijken op verschillende manieren verdiepende informatie te zoeken. Bijna tweederde heeft via internet gezocht, zowel via zoekwoorden in Google, als direct via hen bekende onderwijssites. Bijna een kwart gebruikt boeken om aan de gewenste informatie te komen. Ze zeggen vakliteratuur of oude studieboeken te raadplegen of te gaan zoeken in de bibliotheek. Eén op de tien keer gaan leraren met hun vraag naar collega’s of leggen ze die neer in hun netwerk van bijvoorbeeld andere ib-ers of contacten die ze met wetenschappers of onderwijsondersteunende instellingen hebben. Een deel van de leraren Tabel 6: Indeling naar manieren van zoeken. Zoekmanier % heeft op één van de genoemde 62 manieren gezocht naar de beno- Internet (google en diverse onderwijssites) 23 digde informatie, terwijl er ook Boeken, vakliteratuur, bibliotheek e.d. leraren zijn die op meerdere ma- Raadplegen collega’s of andere netwerken 10 nieren gezocht hebben. De wijze Volgen cursus/bijwonen bijeenkomst 3 van antwoorden is erg uiteenlo- Overig 2 pend. Sommige leraren geven heel summier aan dat ze bijvoorbeeld via internet gezocht hebben, anderen geven uitgebreid weer via welke zoekwoorden ze gezocht hebben en welke sites ze bezocht hebben. Ad. 4 Wat hebben leraren gevonden als resultaat van hun zoekactie? Het zoeken naar informatie heeft bijna voor iedereen wel resultaat opgeleverd. Een enkeling geeft aan uiteindelijk niets bruikbaars gevonden te hebben. Afhankelijk van de manieren van zoeken en de onderwerpen waarover, hebben de leraren voor hen nuttige websites, filmpjes, boeken en artikelen gevonden. De antwoorden zijn weer heel verschillend. Sommigen zeggen kortweg “ja, ik heb gevonden wat ik zocht”, anderen beschrijven uitgebreid hun zoekresultaat: “... de koppeling tussen automatiseren en meervoudige intelligentie was lastig te vinden. Ik heb wel belangrijke achtergrondinformatie over het belang van automatiseren gevonden. En ook informatie over meervoudige intelligentie is er genoeg, met voors en tegens en de inzet ervan…”. Anderen noemen de boeken die ze gevonden hebben met betrekking tot het thema, waar ze naar op zoek waren. De soort informatie die gevonden is (verschillende perspectieven en theoretische achter-
11 gronden of bruikbare tips en voorbeelden of een combinatie van beiden), ligt vooral op het gebied van toepassing in de praktijk, soms gekoppeld aan achtergrondinformatie. Gezien het feit dat de meesten informatie zochten over hoe ze bepaalde ‘zaken in de klas’ (beter) zouden kunnen aanpakken of begeleiden, is dit niet vreemd. Eén persoon geeft heel expliciet aan genoeg praktische informatie, maar niet voldoende verdiepende achtergrondinformatie gevonden te hebben: “…veel praktijkvoorbeelden van een bepaalde manier van werken, maar helaas nog geen onderzoeksresultaten die mij overtuigen van deze manier van werken.” Ad. 5 Wat hebben de leraren met de gevonden informatie gedaan? Het merendeel van de leraren heeft de gevonden informatie op de een of andere manier kunnen gebruiken in hun onderwijspraktijk. Ze hebben het gebruikt om lesstof, lesmateriaal of toetsen te ontwikkelen, om nieuwe werkvormen uit te proberen, verwerkt in een handelingsplan of praktijkvoorbeelden uitgeprobeerd. Een deel van de leraren zegt dat ze door de gevonden informatie meer kennis of inzicht gekregen hebben over het thema. Sommigen merken daarbij op dat ze daardoor meer begrip voor bepaalde zaken hebben gekregen, of hiermee in hun handelen rekening proberen te houden. Enkele leraren hebben de gevonden informatie (ook) met collega’s besproken of aan collega’s doorgegeven, omdat ze dachten dat het voor hen ook interessant zou kunnen zijn. Redenen en manieren om verdiepende informatie op te zoeken Uit voorgaande blijkt dat leraren vooral verdiepende informatie opzoeken, omdat ze tegen ‘problemen’ of vragen in hun klasse- of schoolsituatie aanlopen. Meestal gaat het om het oplossen van handelingsverlegenheid in de klas, waarbij de leraren op zoek zijn naar praktisch bruikbare informatie. We hebben de leraren nog een viertal (andere) redenen voorgelegd met de vraag of dat bij hen meespeelt in het zoeken naar verdiepende informatie. In onderstaande tabel is te zien dat voor bijna alle leraren het op de hoogte blijven van ontwikkelingen een belangrijke reden daarvoor is. Bij driekwart van de leraren speelt het achterhalen van verschillende (theoretische) standpunten om een eigen visie te kunnen bepalen mee bij het zoeken naar verdiepende informatie. Bewijzen vinden voor de eigen manier van werken of die van de school wordt door veel minder leraren als reden voor het zoeken naar verdiepende informatie genoemd. Opvallend is dat deze redenen voor een deel wel terug te vinden zijn in de omschrijving die leraren geven van verdiepende informatie, maar in de praktijkvoorbeelden van het zoeken naar dergelijke informatie maar weinig genoemd worden. Dit zou misschien veroorzaakt kunnen worden door het feit dat de leraren, zoals geregeld aan de orde kwam, vaak weinig tijd heb-
12 ben om lang te zoeken en veel te lezen, waardoor ze niet altijd in de gelegenheid zijn ‘diep’ te gaan bij het zoeken naar informatie, terwijl ze dit misschien wel zouden willen. Tabel 7: Redenen om verdiepende informatie te zoeken. Ik zoek verdiepende informatie op om…
% ja
…verschillende (theoretische) standpunten achterhalen om van daaruit mijn eigen visie te kunnen bepalen …bewijzen kunnen vinden voor hoe ik werk/mijn school werkt
74 29
…op de hoogte blijven van ontwikkelen
87
…om (bewezen) theorieën in de praktijk te kunnen brengen
60
Anders
29
Naast de eerder beschreven open vraag waarin leraren bij hun beschrijvingen van een recente zoekactie gevraagd is aan te geven hoe ze gezocht hebben, hebben we ze nog een zestal manieren voorgelegd met de vraag of ze deze activiteiten regelmatig ondernemen om verdiepende informatie te zoeken. Ruim driekwart van de leraren leest onderwijsartikelen in dagbladen en krijgt via die weg verdiepende informatie over onderwijszaken. Ruim tweederde geeft aan wetenschappelijke boeken/tijdschriften/artikelen te lezen, terwijl maar een derde zegt populair wetenschappelijke onderwijstijdschriften te lezen. Gezien de antwoorden op de vragen over hoe de leraren gezocht hebben naar verdiepende informatie, waarin slechts een enkeling naar een wetenschappelijk werk verwijst, lijkt dit een onwaarschijnlijk groot percentage. Ruim de helft krijgt informatie door het lezen van nieuwsbrieven en de helft door het bijwonen van bijeenkomsten over onderwijs. Tabel 8: Activiteiten om verdiepende informatie te vinden. Activiteiten die leraren regelmatig ondernemen om verdiepende informatie te vinden: Lezen wetenschappelijke boeken/tijdschriften/artikelen
% ja 70
Lezen populair wetenschappelijke onderwijstijdschriften zoals Didactief, van 12 tot 18
33
Lezen onderwijsartikelen in dagbladen
77
Lezen van nieuwsbrieven van onderwijsondersteunende instellingen (lpc’s, onderzoeksinstellingen, onderwijsraad, onderwijssites, enz.) Bijwonen van bijeenkomsten over onderwijs (via vakvereniging, kenniskring, bovenschools netwerk, enz.), deelnemen aan onderwijscongressen e.d. Lid zijn van een kenniskring, vakvereniging of iets vergelijkbaars
59
Anders
30
51 37
Zijn de dossiers op Leraar24 verdiepend genoeg? Om na te gaan of er volgens leraren voldoende verdiepende informatie op Leraar24 te vinden is, hebben we de leraren per sector gevraagd een concreet dossier te bekijken, dat te beoordelen op diepgang en aan te geven wat
13 er eventueel toegevoegd zou moeten worden om ervoor te zorgen dat de informatie diepgang krijgt. We hebben vooraf de SBL-redactie van Leraar24 gevraagd dossiers van Leraar24 te noemen die zij zelf als geslaagd aanmerken, die aansluiten bij de actualiteit binnen de diverse onderwijssectoren en die breed binnen de eigen sector spelen (bijvoorbeeld niet alleen voor een bepaald vak gelden). Als onderzoekers hebben we in samenspraak met de redactie aangegeven dat we voor het primair onderwijs dossiers zoeken rondom Nederlands (uiteindelijk is dossiernummer 2137 gekozen: Kennisbasis Nederlandse taal). Voor het voortgezet onderwijs zouden we gedragsproblematiek centraal willen stellen (dossiernummer 38: moeilijk gedrag). Voor het middelbaar beroepsonderwijs hadden we graag dossiers rondom competentiegericht opleiden laten selecteren, maar deze waren nog te sterk ondervertegenwoordigd op Leraar24. Als alternatief is gevraagd te kijken naar dossiers rondom de introductie van Nederlands en rekenen breed binnen het middelbaar beroepsonderwijs (dossiernummer 2092: Nederlands en rekenen mbo). Na het individueel bekijken van het dos- Tabel 9: Vinden leraren de dossiers sier, bestaande uit een inleidende tekst, bijla- verdiepend? % gen, links en video’s, geeft zestig procent van Dossiers verdiepend 62 de leraren aan het dossier verdiepend te vin- Ja 38 den. Ruim een derde vindt het bekeken dos- Nee sier niet verdiepend. De meesten die het dossier verdiepend vinden, geven aan dat het vooral (sommige) links en bijlagen zijn die daarvoor zorgen. Een deel van de leraren merkt op dat het dossier alleen verdiepend is voor startende leraren of studenten, voor henzelf is de geboden informatie bekend. Zoals iemand zegt: “ … wat hier staat hoort elke docent toch te weten…”. Enkelen vinden dat de verdieping in het dossier wordt gegeven door de video’s. Deze gefilmde voorbeelden brengen praktijkervaring in, die voor hen verdieping betekent. Aan de andere kant zijn er ook leraren die vinden dat de video’s door die praktijkervaring juist niet verdiepend zijn, want het geeft geen antwoord op behoefte aan achterliggende informatie. Zo licht iemand toe een specifieke video niet verdiepend te vinden, omdat de reden waarom voor een bepaalde methode gekozen is, daarin niet aan de orde komt. Een ander geeft aan dat in een andere video maar één methodiek aan de orde komt, waardoor je het niet kunt vergelijken met andere manieren. Er zouden volgens deze leraar ook bij de video’s links naar verrijkingsmateriaal toegevoegd moeten worden. Wat een dossier verdiepend maakt, is niet voor alle leraren hetzelfde. Voor een deel van de leraren zit de verdieping in achtergrondinformatie die antwoorden geeft op waarom vragen, voor een ander deel van de leraren
14 zit het juist in de praktijktoepassingen, de hoe-doe-ik-het-informatie. Het percentage van zestig procent dat de dossiers verdiepend vindt, is dus niet eensgezind over het soort informatie dat daarvoor zorgt. Als degenen die onder verdieping praktijkvoorbeelden en praktijktoepassingen verstaan, niet meegerekend worden met het percentage leraren dat het dossier verdiepend vindt, zakt het percentage naar 41 procent. Welke cruciale informatie ontbreekt in de dossiers? De leraren is gevraagd aan te geven welke volgens hen cruciale informatie ontbreekt in het dossier om het verdiepend te maken. In totaal geeft 64 procent aan dat er volgens hen informatie toegevoegd zou moeten worden. Van deze leraren vindt een vijfde dat er meer achtergrondinformatie aan de bekeken dossiers toegevoegd zou moeten worden, zoals verschillende visies over het thema, onderzoeksresultaten en video’s over de theorie. Veertig procent zegt dat er meer in de praktijk te gebruiken voorbeelden en handvatten gegeven moeten worden. Eén op de tien leraren geeft aan dat er zowel meer theoretische informatie, als een vertaling van theorie naar praktijk toegevoegd zou moeten worden. Verder geeft een kwart andere suggesties. Het gaat vaak om hele concrete verbetertips, zoals het toevoegen van een korte omschrijving bij de links, zodat direct duidelijk wordt wat de link te bieden heeft. Daarnaast merkt iemand op dat niet duidelijk is op basis van welke criteria besloten is waarom welke onderwerpen op Leraar24 komen. Zoals ook uit de bijeenkomsten naar voren kwam, hebben leraren behoefte aan een centrale plaats, waar objectieve en betrouwbare informatie te vinden is. Blijkbaar is niet altijd duidelijk, wat de status van de informatie op Leraar24 is: “Nu lijken filmpjes subjectief, duidelijk zou moeten worden hoe en door wie bepaald wordt of wat in een filmpje gedaan wordt goed is en ondersteunend is voor het dossier.” Tabel 10: Informatie die toegevoegd zou moeten worden op Leraar24. Wat voor info moet toegevoegd worden?
% ja
Meer verdiepende info (nieuwe inzichten verschillende visies mbt thema, video’s over theorie, onderzoeksresultaten e.d.) Meer info voor gebruik in praktijk (tips, handvatten, hoe te handelen in bepaalde situaties e.d.) Zowel verdiepende informatie als vertaling naar toepassing daarvan in de praktijk
21
Overig (toevoegen korte omschrijving bij links, doorverwijzing naar literatuur, bijlagen die meer kwaliteit uitstralen, meer vakinhoud e.d.)
27
41 11
Waar willen leraren de verdiepende informatie uit het dossier voor inzetten? Ongeveer tweederde van de leraren geeft aan dat ze de verdiepende informatie uit de dossiers wil inzetten in de klas, bijvoorbeeld “in de omgang met gedragsmoeilijke leerlingen”. Ook: “onze school is hier ook mee gestart en het is goed om te zien hoe andere scholen hiermee werken”. Tussen een
15 kwart en een derde van de leraren zegt de verdiepende informatie uit het dossier zowel in te zetten voor eigen ontwikkeling (nieuwe kennis opdoen), als gebruik in de praktijk (toepassen van deze kennis in de klas). De leraren lijken uiteindelijk bij het inzetten van verdiepende informatie toch de nadruk op het hoe te leggen. Hierbij is geen verschil tussen leraren of verdiepende informatie met name te maken heeft met het waarom van verschijnselen, dan wel zowel met het waarom, als het hoe. Dit kan natuurlijk mede veroorzaakt worden door de vraagstelling, waar het om inzetten van informatie gaat, wat toch snel uitgelegd wordt als gebruik in de praktijk. Wat willen leraren dat verdiepende informatie met ze doet? Bijna tweederde van de leraren geeft aan dat verdiepende informatie vooral (nieuwe) kennis aan moet reiken waarvan ze zelf leren, en die ze vervolgens toe kunnen passen in de praktijk, of waardoor ze informatie krijgen over hoe te handelen in de praktijk. Daarnaast zegt ongeveer een vijfde van de leraren dat verdiepende informatie vooral informatie is, die in de praktijk bruikbaar is, waardoor ze beter les kunnen geven. Iets minder dan een vijfde zegt dat verdiepende informatie hen moet verrijken, nieuwe inzichten moet bieden, leerzaam moet zijn en hen bewust moet maken en tot reflectie aan moet zetten, zonder daarbij direct een koppeling naar de praktijk te maken. In tegenstelling tot wat misschien verwacht zou kunnen worden, zijn er weer geen verschillen in wat leraren willen dat deze informatie met ze doet, als gekeken wordt naar hoe ze verdiepende informatie omschrijven. Degenen die in hun beschrijving aangeven dat verdiepende informatie met name over het waarom gaat (‘waarom-groep’), antwoorden op deze vraag niet anders als degenen waarvoor verdiepende informatie over het waarom en hoe gaat (‘waarom-en-hoe-groep’). Vinden de leraren de informatie bruikbaar voor hun professionele ontwikkeling? Driekwart van de leraren vindt dat de informatie uit het dossier bruikbaar is voor hun professionalisering. Omdat een kleiner deel, namelijk 62 procent van de leraren, aangeeft dat het dossier verdiepend is, zou je hieruit kunnen opmaken dat een dossier niet voor alle leraren verdiepend hoeft te zijn om toch van betekenis voor hun professionele ontwikkeling te kunnen zijn. Uit de toelichting die een deel van de leraren geeft bij deze vraag, blijkt wederom dat hier enerzijds verwezen wordt naar het bieden van in de praktijk bruikbare informatie (in de video’s) en anderzijds naar bewustwording en tot nadenken aangezet worden. Sommige leraren merken op dat het voor henzelf niet bijdraagt, omdat de informatie nogal basaal is, maar dat het voor met name starters nuttig kan zijn.
16
Onderzoeksresultaten als verdiepende informatie Wetenschappelijke kennis in de vorm van onderzoeksresultaten zou een vorm van verdiepende informatie kunnen zijn en Leraar24 een medium om deze informatie bij de leraren te brengen. Om te achterhalen hoe de leraren hierover denken, is hen gevraagd een persbericht of korte samenvatting over een wetenschappelijk onderzoek door te lezen en op basis hiervan een aantal vragen te beantwoorden om na te gaan, of er behoefte is aan dergelijke informatie, en in welke vorm eventueel. Elke sector heeft een bij de sector passend onderzoeksbericht te lezen gekregen over een relatief ‘algemeen’ thema, zodat het relevant zou kunnen zijn voor zo veel mogelijk deelnemers (zie de Bijlagen voor de drie persberichten). Het persbericht voor het primaire onderwijs gaat over schooltaalvaardigheid. Meertaligheid lijkt niet uit te maken voor deze taalvaardigheid, tenminste niet voor kinderen met een Turkse en Marokkaanse achtergrond. Het persbericht gaat over een promotieonderzoek aan de Universiteit Utrecht en bevat een link naar de samenvatting van het onderzoek. Het persbericht voor het voortgezet onderwijs maakt melding van een publicatie van de Onderwijsraad over onderwijs en gedragproblemen. Bij het persbericht wordt melding gemaakt van een symposium naar aanleiding van de publicatie. Het persbericht bevat ook links naar dit rapport en de diverse presentaties op het symposium. Het persbericht gericht op het middelbaar beroepsonderwijs ging over Nederlands en meertalige mbo-studenten. Nederlands is moeilijk voor deze studenten en docenten lijken juist geen hoge eisen te stellen aan hun studenten op dit vlak. Het gaat hier om een persbericht opgesteld door de persvoorlichting van de Universiteit van Tilburg over een aldaar uitgevoerd promotieonderzoek. Over de persberichten hebben we diverse vragen gesteld (zie Werkblad 2 van de vragenlijst in de Bijlagen). Hebben de leraren iets aan de persberichten? Net iets meer dan de helft van de leraren zegt niets aan het persbericht te hebben. De redenen waarom variëren van het te algemeen zijn van de informatie, te weinig inhoudelijk of geen nieuwe informatie bieden tot het ontbreken van onderzoeksresultaten. Degenen die er wel wat aan zeggen te hebben, lichten dit toe met opmerkingen als dat het hen nieuwe informatie geeft, bijvoorbeeld “het maakt mij duidelijk dat ik niet alleen bepalend ben voor mijn vakgebied maar ook voor de Nederlandse taal”, “het verduidelijkt waarom sommige tweetalige kinderen moeite hebben met het verwerven van de Nederlandse taal” of “het geeft in korte goed leesbare samenvatting uitkomsten van het onderzoek weer. Zo ben ik snel geïnformeerd en het prikkelt om meer te weten te komen”. Waar voor de één de samenvatting te weinig informatie geeft, kan deze voor een ander voldoende zijn om
17 op zijn minst van de hoofdconclusies op de hoogte te zijn of een stimulans om verder te gaan zoeken. Hebben leraren behoefte aan meer informatie na het lezen van het persbericht? Omdat een persbericht of samenvatting natuurlijk slechts kort de belangrijkste bevindingen weer geeft, is gevraagd of de leraren naar aanleiding van het bericht behoefte hebben aan meer informatie over het onderwerp en mogelijk het hele onderzoeksrapport zouden gaan lezen. Van de leraren die verdiepende informatie definiëren als ‘waarom-informatie’ geeft tweederde aan behoefte te hebben aan meer informatie over het onderwerp. Dit wordt toegelicht met redenen als “ik wil graag preciezer weten wat de Tabel 11: Behoefte aan meer informatie naar aan- uitkomsten van het onderzoek zijn”, leiding van het gelezen persbericht. “ik nieuwsgierig ben naar de achterBehoefte aan meer informatie % ja liggende cijfers, hoewel dit beroeps‘waarom-groep’ 65 matig misschien niet nodig is” of ‘waarom-en-hoe-groep’ 41 “mijn interesse gewekt is en ik meer ‘hoe-groep’ 20 wil weten”. Degenen waarvoor verGemiddeld 49 diepende informatie over ‘waarom en hoe informatie’ hebben minder behoefte aan verdere informatie, namelijk veertig procent. Als toelichting waarom er geen behoefte aan meer informatie is zeggen leraren onder andere “de informatiebehoefte zit aan de oplossingskant en niet aan de kant van probleemanalyse”, “het in mijn eigen praktijk niet aan de orde is”en “ik er als docent niet veel mee kan, het is voor mij meer achtergrondinformatie”. Behoefte aan meer informatie wil Tabel 12: Gaan leraren het hele rapport lezen? % ja niet altijd zeggen dat leraren dan ook Behoefte aan meer informatie 48 het hele rapport gaan lezen. Van de ‘waarom-groep’ 24 leraren uit de ‘waarom-groep’ zegt ‘waarom-en-hoe-groep’ bijna de helft het hele rapport te zul- ‘hoe-groep’ 20 len lezen tegenover een kwart uit de gemiddeld 31 ‘waarom-en-hoe-groep’. In beide gevallen is dit minder dan de leraren die zeggen behoefte aan meer informatie te hebben. De voornaamste reden hiervoor is dat deze leraren door gebrek aan tijd uiteindelijk niet het hele rapport gaan lezen. Ze zouden onderdelen ervan lezen of geven aan dat een uitgebreide samenvatting of aanbevelingen voor de praktijk voor hen handiger zouden zijn. Daarnaast zeggen enkelen dat ze wel behoefte aan meer informatie over dit onderwerp hebben, maar dan niet als eerste een dergelijk rapport zouden lezen. De behoefte aan meer informatie is groter in de ‘waarom-groep’ leraren. En ondanks dat het ook maar de helft van die groep is, zullen zij vaker een onderzoeksrapport lezen dan leraren uit de andere groep.
18 Vinden leraren dat onderzoeksinformatie op Leraar24 te vinden moet zijn? Hoewel uit voorgaande blijkt dat niet alle leraren behoefte hebben aan onderzoeksinformatie en dat de groep die een heel onderzoeksrapport zal lezen nog kleiner is (hoewel gemiddeld nog een derde aangeeft dit te zullen doen), vinden alle leraren dat onderzoeksinformatie op Leraar24 te vinden zou moeten zijn. Er is duidelijk behoefte aan een centrale plaats, waar dergelijke informatie makkelijk te vinden is. Ook leraren die hier zelf niet zo’n behoefte aan hebben, vinden dat het wel beschikbaar moet zijn, omdat er altijd anderen zijn die deze informatie wel kunnen gebruiken. Nu is dergelijke informatie veel te versnipperd aanwezig op plaatsen waar leraren niet komen. Leraar24 is een voor leraren makkelijk toegankelijke plaats, waar voor leraren relevante onderzoeksinformatie verzameld zou kunnen worden, zodat zij, op momenten dat ze er behoefte aan hebben, snel alles bij elkaar kunnen vinden. Enkele leraren geven ook meer inhoudelijke argumenten waarom onderwijs gerelateerde onderzoeksinformatie op Leraar24 zou moeten staan: “het belangrijk is om achtergrondinfo van een onderwerp te weten, zodat je beter snapt en onthoudt waarom iets is en waarom je dingen op een bepaalde manier doet”, “ik juist op zoek ben naar dit soort onderzoeksinformatie. Het biedt meerwaarde en is sterk verdiepend” en “het net als mij anderen kan prikkelen om zich verder te gaan verdiepen en verbreden in alles wat met het onderwijs te maken heeft, zodat je niet beperkt wordt tot je eigen vakgebied of zelf je eigen afdeling waar je werkt”. De meerderheid van de leraren zegt dat onderzoeksinformatie in de vorm van een samenvatting op Leraar24 zou moeten staan. Daarbij wordt geregeld opgemerkt dat daarbij een link naar het hele rapport opgenomen kan worden, zodat dege- Tabel 13: Gewenste presentatie van onderzoeksresultaten nen die verder willen le- (meerdere antwoorden mogelijk). zen, dat makkelijk kun- Vorm van presenteren onderzoeksresultaten % ja nen. Het hele onder- Hele onderzoeksrapport 43 zoeksrapport zelf hoeft Samenvatting belangrijkste resultaten 86 dan niet op Leraar24. Iets Persbericht 17 minder dan de helft geeft Vertaling naar praktijk 73 aan dat het hele rapport Video 53 wel op Leraar24 te vinAnders 11 den zou moeten zijn (uit de bijeenkomsten blijkt echter dat het niet uitmaakt of dit rapport op Leraar24 zelf staat of dat het via een link bereikbaar is). Bijna driekwart van de leraren zou graag een vertaling van de onderzoeksresultaten naar de praktijk willen.
19 Wat voor soort onderzoeksresultaten willen leraren zien op Leraar24? Omdat er veel soorten onderwijsonderzoek naar zeer uiteenlopende onderwerpen uitgevoerd worden, wilden we weten wat voor soorten onderzoeksresultaten leraren op Leraar24 zouden willen zien. De antwoorden zijn zeer divers. Een groot deel geeft heel globaal antwoord zoals “alle onderzoeksresultaten die relevant zijn voor de onderwijspraktijk” en “alles wat van belang kan zijn voor de ontwikkeling van een kind en het anticiperen van het onderwijs daarop”. Ook in algemene zin wordt door sommigen aangeven dat het vooral onderzoek moet zijn dat praktijkgericht is, waarvan de resultaten makkelijk toe te passen zijn in de praktijk. Een deel noemt wat specifiekere thema’s waarover ze graag onderzoek op Leraar24 zouden willen zien. Vaker genoemd worden onder andere: ο Effecten van verschillende onderwijsvormen, methoden, didactische werkvormen en verschillende manieren van pedagogisch handelen. Meer algemeen: wat werkt en wat niet. ο Leren van leerlingen (waaronder hersenonderzoek) ο Ict: effecten van multimedia op leesvaardigheid, ervaringen en resultaten van werken met digitaal lesmateriaal ο Leerstoornissen en gedragsproblemen (bijvoorbeeld effecten van verschillende vormen van begeleiding).
Groepsantwoorden Dit is de plaats om te bezien wat de groepsbesprekingen tijdens de regiobijeenkomsten hebben opgeleverd. De deelnemers aan de regiobijeenkomsten werden zoveel mogelijk naar sector verdeeld, dus de leraren uit het primair onderwijs bij elkaar, uit het voortgezet onderwijs ook en tot slot uit het middelbaar beroepsonderwijs. Vervolgens werd door de panelcoördinator expliciet benadrukt dat de groepsantwoorden meer moesten zijn dan een verzameling van individuele antwoorden. Er moest een zoveel mogelijk gezamenlijk antwoord gegeven worden. De groepen legden hun antwoorden vast in hetzelfde formulier dat ze voor hun individuele huiswerk gebruikt hadden. (Zie de Bijlagen voor de Werkbladen.) Voor zover we kunnen overzien is dit proces allemaal soepel verlopen en gingen de leraren soms na enige aarzeling of na enkele korte vragen aan de coördinator snel zelfstandig aan de slag. Het lukte meestal maar niet altijd om de groepen uniform naar sector samen te stellen, vaak omdat er leraren bijzaten die op verschillende sectoren lesgeven of die lesgegeven hadden op een school voor voortgezet onderwijs, maar nu bij voorbeeld in het hoger onderwijs lesgeven. In sommige groepen waren ook niet alle sectoren in gelijke mate vertegenwoordigd. Ook zagen we in de groepsnotities dat in enkele gevallen verschillende individuele antwoorden genoteerd zijn (‘1 vindt het wel en twee vinden het niet verdiepend’). Toch kan worden ge-
20 concludeerd dat de organisatie en het verloop van de regiobijeenkomsten goed zijn geweest.
Dossiers Zoals gezegd hebben de docenten uit het primair onderwijs gekeken naar een dossier rondom Nederlands (dossiernummer 2137), de leraren uit het voortgezet onderwijs naar een dossier rondom gedragsproblematiek (dossiernummer 38) en de docenten middelbaar beroepsonderwijs naar een dossier over de introductie van Nederlands en rekenen binnen het middelbaar beroepsonderwijs (dossiernummer 2092). Bij de hieronder beschreven verschillen tussen de sectoren gaat het niet per se om eigenschappen die kenmerkend zijn voor leraren in een bepaalde sector, maar om eigenschappen die uiteraard ook kunnen samenhangen met de thematieken van de beoordeelde dossiers. Het dossier Kennisbasis in het primair onderwijs met alle nieuwe regelgeving kan gemakkelijker worden aangemerkt als een dossier dat kennis oplevert (of zou moeten leveren) ‘om bij te blijven’. Het dossier ‘moeilijk gedrag’ is voor (vak) docenten in het voortgezet onderwijs iets waarvan ze wellicht gemakkelijker de vraag stellen, wat dat voor hun praktijk (vak) betekent. En het dossier Nederlands en rekenen in het middelbaar beroepsonderwijs is niet per definitie relevant voor elke docent in het middelbaar beroepsonderwijs, ten minste niet tot op heden, en daar gaan deze leraren dus wellicht naar kijken als iets dat eerder voor anderen in hun netwerk opgaat. Primair onderwijs De groepen uit het primair onderwijs hebben naar een dossier gekeken over de Kennisbasis Nederlandse taal. Grosso modo vinden de leraren het dossier verdiepende informatie bieden. Er is ‘voor veel mensen’ veel nieuwe informatie in het dossier. De meeste groepen zijn positief. Enkele groepen zijn negatief en zij missen reflectie, zien juist geen nieuwe inzichten en vinden de informatie eenzijdig (‘reclamepraat’). De relatie met de video’s vindt men onduidelijk en/of worden als niet aansluitend gezien. Wat dan die verdiepende elementen in de dossiers zijn hebben we vervolgens gevraagd. Bijlagen noemt men en informatie over ontwikkelperspectieven, leerlijnen, achtergronden over het toetsen en het ontstaan van projecten zoals de taalpilots. Als men de verdiepende elementen in het dossier mist, is gevraagd naar wat er dan toegevoegd zou moeten worden. We laten de talrijke nietszeggende antwoorden zoals ‘relevante links’ even buiten beschouwing. Men wil links naar concurrerende concepten en naar contactpersonen/organisaties, samenvattingen naast de hele rapporttekst, achtergrondinformatie over het waarom van de taalpilots, meer uitwerkvoorbeelden. Missen we cruciale elementen in de dossiers die de informatie verdiepend kunnen
21 maken? Hier zijn de antwoorden kort en een herhaling van het voorgaande. Wel valt op dat er vaak een link gelegd wordt met de video’s, waarin men meer over taalpilots of uitleg door de schrijvers van de bijlagen of feedback van de werkvloer op de kennisbasis zou willen zien. Video, kortom, lijkt als een onlosmakelijk onderdeel van dossiers te worden gewaardeerd. De bruikbaarheid van de dossiers voor de eigen professionalisering wordt over het algemeen positief beoordeeld. Vooral de kennismaking met het begrip Kennisbasis wordt gewaardeerd. De eerder al kritische groep voegt toe dat het zeker een verrijking is van de bagagetas van de pabostudent om tussen haakjes ook te melden dat het voor een leerkracht ook verrijking kan zijn. We hebben specifieker gevraagd naar de competenties waar de informatie op inspeelt. Vakdidactiek en vakinhoudelijk worden dan vooral genoemd. De inzet van verdiepende informatie uit dossiers is het voorlaatste onderwerp en hier zien we een grote variatie aan antwoorden, van lesvoorbereiding tot eigen professionalisering, van ontwikkelen van je eigen visie tot inspiratiebron, om voeding te krijgen, als kennisverwerking. Hier dus niet ‘alleen maar’ een link met de lespraktijk. De antwoorden op de vraag wat verdiepende informatie met de leraar doet of wat het de leraar oplevert, sluiten hierop aan. Betekenis geven, sterker staan, inzicht in verschillende visies en werkwijzen, kennis, begrip zijn de genoemde termen. Maar ook informatie waarmee je een vertaalslag kan maken naar de praktijk of informatie die je kan overbrengen (naar collega’s, naar ouders), en informatie die de praktijk verbetert. Hier dus wel iets meer links met de praktijk, zij het niet per se de lespraktijk. Voortgezet onderwijs De dossiers rondom moeilijk gedrag bieden verdiepende informatie voor vele groepen. Het is kort en krachtig, is goed opgebouwd, prikkelt, het snijdt de problemen breed aan en je ziet praktijkvoorbeelden. Er is ook kritiek: amateuristisch, voor de beginnende student pabo/lero, bruikbaar voor beginnende docenten (maar de conclusies zijn de gevorderde docent al bekend). En: “dit is hoe… ik wil weten waarom”. De genoemde verdiepende elementen zijn de bijlagen en dan met name een artikel hierin, en soms de video’s. Opnieuw zien leraren video’s als een integraal onderdeel van de dossiers zelf. Verdiepende elementen die toegevoegd zouden kunnen worden, hebben volgens de leraren verband met recente ontwikkelingen en toepassingen van theorie in praktijk, handelingsplannen, handvatten voor in de klas, en meer differentiatie naar niveaus binnen het voortgezet onderwijs. Opmerkelijkerwijs roepen de leraren voortgezet onderwijs meer dan hun primair onderwijs-tegenhangers om praktische vertalingen. Ook is er wel een roep om achtergrondinformatie, om kenmerken van stoornissen, en zelfs goede wetenschappelijke artikelen. De gemiste cruciale elementen vol-
22 gen dit patroon: praktische toepasbaarheid, docenteninformatie, concrete handvatten worden dan vooral genoemd. De bruikbaarheid voor de eigen professionalisering wordt redelijk positief ingeschat. Tenminste op een basisniveau vindt men de dossiers toegevoegde waarde hebben en is het een stap op weg naar meer verdieping. Ook wordt gemeld dat het theoretische houvast voor de concrete lespraktijk biedt en dat het nieuwe informatie is die je kan toepassen. Opnieuw valt de toepasbaarheidseis op. Niet iedereen is dan positief, want juist vanuit de praktijk redenerend zegt een groepje de link met de praktische toepassing te missen: “hoe doe je het nou in een klas met 25 leerlingen?”. Verrassenderwijs kunnen de leraren wel een hele rij competenties noemen, waaraan de informatie ontwikkelenderwijs kan bijdragen: pedagogisch handelen staat dan wel hoog in de lijst van meest genoemde competenties, gevolgd door interpersoonlijk handelen (omgaan met). De vraag over de inzet van verdiepende informatie is dicht tegen het dossier beantwoord. De leraren hadden ook een algemene indruk kunnen geven van hoe zij deze informatie vooral inzetten, maar de antwoorden laten zien dat ze vooral refereren aan het dossier moeilijk gedrag: “omgaan met probleemgedrag”, “omgaan met gedragsmoeilijke leerlingen”, “contact leerlingen”, “leerlingen beter begrijpen”. Ook is er wat distantie: om te “reflecteren op eigen onderwijspraktijk, nieuwe inzichten te verkrijgen, eens iets extra’s te kunnen vertellen, verbeteren van kennis”. Ook nu levert de vraag naar wat verdiepende informatie hen als leraar doet en oplevert, veel respons op. Het is informatie om op te bouwen, zodat leerlingen beter geholpen kunnen worden, om je beroepskwaliteit te ontwikkelen, kennis uit te breiden, een kader te hebben om problemen te plaatsen, verdieping te krijgen qua methodiek en inzicht in problemen in de onderwijswereld, gemotiveerd te blijven en niet langer als eenling je lesje af te draaien. Middelbaar Beroepsonderwijs De docenten middelbaar beroepsonderwijs hebben naar het dossier Nederlands en rekenen gekeken. Een dossier dat ze in het algemeen als verdiepend aanmerken en dan vooral, omdat het veel uitlegt van de nieuwe ontwikkelingen in het middelbaar beroepsonderwijs en het vooral handig lijkt bij de implementatie van de nieuwe regelingen bij anderen dan de docenten Nederlands. De verdiepende elementen zijn gevonden in de balans tussen generieke en specifieke informatie, de wetenschappelijke achtergronden, de bewustwording van de noodzaak iets aan taal te doen, de wegwijzer naar instanties en materiaal. Wellicht anders dan de collega’s in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs gaat het de middelbaar beroepsonderwijsdocenten schijnbaar vooral om inzicht in bredere netwerkinformatie rondom een probleem: wat moeten wij zelf weten, wie zijn er betrokken en
23 waar vind ik die. Geen kennis om bij te blijven, zoals veeleer bij het primair onderwijs, ook geen kennis om toe te passen in de eigen praktijk, zoals we bij leraren voortgezet onderwijs vaak zagen, maar kennis van de eigen rol en handelen in het netwerk van betrokkenen. Dat zien we terug als we vragen naar elementen die toegevoegd kunnen worden en de cruciale elementen die gemist worden: “wat kun je als vakdocent (niet taal en rekenen) met deze onderwerpen”, “hoe om te gaan met generiek en beroepsspecifiek toetsen”, “verhouding tot andere vakken”, Wetenschappelijke onderzoeksresultaten van oorzaak en gevolg… en hoe er structureel mee omgegaan dient te worden”, “waarom is het belangrijk”. Er is ook wel een oriëntatie op de praktijk of op hoe-vragen aanwezig bij de docenten: “hoe dit vorm kan krijgen in de praktijk”, “praktijkvoorbeelden”, “casussen om mee te oefenen”. De leraren middelbaar beroepsonderwijs zijn bescheiden over de bijdrage die het dossier aan de eigen professionalisering kan leveren. Hoewel ze het dossier dus als verdiepend aanmerken, vinden ze het ook wat te algemeen, te vaag, en – lijkt het – te moeilijk: “Het mag wel iets meer Jip en Janneke taal zijn”. De competenties die met het dossier worden aangesproken, zijn wel helder in beeld: vakinhoudelijke, vakdidactische en organisatorische competenties (soms gedetailleerd uitgesplitst naar in het middelbaar beroepsonderwijs gangbare nummers) worden genoemd. De inzet van verdiepende informatie is opnieuw dicht tegen het thema van het voorgehouden dossier geformuleerd: “rekening houden met de taal- en rekeneisen”, “inzicht in achterstanden, precies weten waar je aan moet voldoen”. Ook meer algemene zaken worden genoemd: “verbeteren van onderwijsplan”, “activeren en motiveren”, “extra kennis om lastige situaties op te lossen”. De laatste vraag gaat over wat de informatie met de leraar doet, wat het oplevert. Het “verantwoorden van zaken”, “niet opnieuw wiel uitvinden”, “werk makkelijk maken”, “informatie om een reader te maken”. De eerder gesignaleerde behoefte aan informatie die inzicht geeft in wie wat wel en niet moet doen in het eigen netwerk, loopt hier in de pas met de behoefte aan informatie die de eigen inzet precies definieert, verheldert en vergemakkelijkt. Ook is er een kennisbehoefte die op zichzelf gericht is: “om zelf meer kennis te vergaren”, “om met prikkelende informatie meer tot nadenken over eigen functioneren te worden uitgedaagd”, om “handvatten voor reflectie” te hebben. Maar de link met de praktijk is nooit ver weg: “om meer inzicht te krijgen en boeiender les te geven”, “bruikbaar voor lessen, lesplannen en lesmaterialen”, “om inspiratie op te doen”.
Onderzoeksinformatie De leraren uit de drie sectoren hebben, zoals aangegeven in het vorige hoofdstuk, verschillende persberichten gelezen over wetenschappelijke onderzoek. Het primair onderwijs-persbericht gaat over schooltaalvaardig-
24 heid. Het persbericht voor het voortgezet onderwijs over onderwijs en gedragproblemen naar aanleiding van een publicatie van de Onderwijsraad en een symposium hieromtrent. Het persbericht voor het middelbaar beroepsonderwijs ging over Nederlands en meertalige studenten in het middelbaar beroepsonderwijs. Over de persberichten hebben we diverse vragen gesteld (zie Werkblad 2 van de vragenlijst in de Bijlagen). Hier rapporteren we de antwoorden in kort bestek. Primair Onderwijs We hebben allereerst gevraagd of de leraren iets aan het persbericht hebben. Het persbericht over tweetaligheid maakt wel indruk op de leraren. Sommigen vinden het een ‘eye opener’ en hebben zelfs de kennis die ze tot nu toe hadden, bij moeten stellen. De link naar de samenvatting wordt ook gewaardeerd. Enkelen dingen af dat er een vertaling naar de praktijk gemaakt had moeten worden en dat het er maar vanaf hangt, of je op een ‘witte’ of ‘zwarte’ school werkt. Hadden leraren na het lezen van het persbericht behoefte aan meer informatie? De meesten zeggen van wel. En wel om te weten waar de informatie vandaan komt, antwoord op vragen te krijgen, meer te weten te komen voor eigen lessen in taalontwikkeling of werk als IB’er. Sommigen geven aan geen behoefte aan verdere informatie te hebben en het graag bij dit “interessante” persbericht te willen laten. Een groepje heeft geen behoefte, omdat de “onderwijspraktijk dat niet vereist”. Dan is gevraagd of ze het hele rapport zouden lezen. De meesten zeggen van niet en het bij de samenvatting te willen laten. Dat geeft al voldoende informatie. Sommigen melden dat Engels lezen een belemmering is. Gevraagd of deze informatie op Leraar24 terecht hoort, zeggen alle groepjes volmondig ja, zij het graag in een (Nederlandstalige) samenvatting. Leraar24 vinden enkelen toch het vaste punt waar je betrouwbare informatie vindt, en “als je weet waar je iets kunt vinden, scheelt dat tijd”. Ook doet een groepje de suggestie om een auteur aan het woord te laten en een leraar die NT2-lessen geeft. De vorm waarop de informatie op Leraar24 moet komen te staan, hebben we bevraagd door een keuzelijst aan te bieden. Vaak wordt alles aangekruist: het hele rapport, een samenvatting, een persbericht, een vertaling naar de praktijk, video’s, etc., alles wordt wel goed gevonden lijkt het. Veelzeggend is de toevoeging bij de groep die alles aankruist: “laat aan de bezoeker de keuze”. Tot slot hebben we gevraagd naar het soort onderzoeksresultaten dat leraren op Leraar24 zouden willen aantreffen. Ook hier weer een breed antwoord: alles wat maar relevant kan zijn, wat het primair proces betreft, waar je in je beroep mee te maken hebt, “alles rondom ontwikkeling”, “ontwikkelingen in de diverse vormen van onderwijs”, “over gedrag, kennisgebieden en didactiek”.
25 Voortgezet onderwijs Ook hier om te beginnen de vraag of leraren iets aan het persbericht hebben. De stemming is somber. De meesten zeggen niets aan dit bericht te hebben, het is “te summier”, “te gedateerd”, “te veel open deuren”, “bekende kost... bureaucratische prietpraat”, “te breed en oppervlakkig; niet duidelijk of het iets bijdraagt aan eigen praktijk”. Opmerkelijk is dat de meeste leraren aangeven wel behoefte aan meer informatie te hebben. Het persbericht was blijkbaar wel uitnodigend om meer over het onderwerp te lezen, “als het verder zou helpen”. Drie groepjes zijn het hier niet mee eens en vinden het juist niet uitnodigend “om naar verdere verdieping op zoek te gaan”. Het hele rapport lezen zou het grootste deel wel willen, “omdat we meer willen weten”, het interessant is, goede kwaliteit informatie bevat, “omdat we verder geholpen willen worden” en omdat “er meer voorbeelden kunnen staan van best practices en aanpakken”. Ook nu weer het merendeel van de leraren die willen dat deze informatie op Leraar24 te vinden zou moeten zijn, omdat het “een toegevoegde waarde heeft voor de onderwijspraktijk” en omdat “er op scholen een aantal keer per jaar schoolbreed, maar ook in kleinere groepen nagedacht wordt hoe verbeteringen aan te brengen. Leraar24 kan hier aan bijdragen door verdiepende informatie op onderwerp, niveau of vakgebied te verzamelen”. “Zo blijf je bij op je vakgebied”. Als het gaat om de vorm waarop het op Leraar24 moet komen, wordt opnieuw weer een breed aantal mogelijkheden aangekruist. Een samenvatting lijkt wel het meest populair (wordt vaak nog eens met extra tekst benadrukt). Ook de suggestie voor een “soort van wikipedia samengesteld door onderwijzend Nederland”. De vraag naar het soort onderzoeksresultaten dat op Leraar24 onder de aandacht gebracht kan worden, wordt zeer breed en gedetailleerd beantwoord. De nadruk op praktisch bruikbare en oplossinggerichte informatie valt op: “specifieke oplossingen en leerstrategieën voor leerlingen met gedrags- en leerproblemen”. Ook “vernieuwende inzichten met betrekking tot lesmethodiek en pedagogisch handelen” en “resultaten van evidence-based onderzoek!”. Suggestie: “Tweewekelijkse nieuwsbrief met aankondigingen van en links naar verschenen publicaties bij voorkeur met samenvattingen”. Middelbaar beroepsonderwijs De leraren in deze sector reageren gemengd op de vraag of ze iets aan het persbericht hebben. De stemmen staken. Ongeveer de helft van de groepjes zegt wel en de andere helft niets aan het persbericht te hebben. De nietszeggers geven aan geen vakdocent te zijn, dit alleen als een inleiding te ervaren, zelf veel meer interessants te vinden via Google en graag aangesproken te willen worden in “Jip & Janneketaal”. De iets-zeggers vinden het interessant, worden geprikkeld, waarderen de wetenschappelijke onderbou-
26 wing, vinden het een uit de praktijk herkenbaar probleem, krijgen inzicht en begrip voor de beginsituatie van instromende leerlingen. Er is grosso modo wel behoefte aan meer informatie na het lezen van het persbericht. Men wil graag het hele onderzoek lezen, meer weten over het onderzoek zelf of omdat men het er net over heeft op de eigen school. Sommigen ontkennen de resultaten, omdat zij puur redeneren vanuit hun eigen situatie: zij stellen wel hoge eisen stellen en hebben wel goede docenten. Ongeveer de helft zegt wel en niet het hele rapport te lezen. Niet, omdat het in het Engels is, geen concrete handreikingen voor beter onderwijs biedt en “waarschijnlijk veel te gedetailleerd” is. Wel, omdat het als belangrijk wordt gezien voor de eigen ontwikkeling en de ontwikkeling van het middelbaar beroepsonderwijs en “je een grondslag hebt waarom je dingen doet”. De vraag of Leraar24 een plaats is om onderzoeksinformatie te vinden, wordt met volmondig ja beantwoord. De vorm waarop de informatie op Leraar24 kan komen, lijkt de leraren opnieuw niet veel uit te maken. Ze kruisen opnieuw ongeveer alle mogelijkheden aan met ook opnieuw een hogere score voor de samenvatting en een lagere voor heel het onderzoeksrapport. Ook de vraag naar het soort onderzoeksresultaten dat op Leraar24 kan worden gepresenteerd, lijkt weer tot een scala van antwoorden. Meer dan in de andere sectoren lijkt er een nadruk op praktijkrelaties: “aansluiting theorie/praktijk”, “vooral praktijkonderzoek in de les”, “onderzoeksresultaten die relevant zijn voor de uitvoering van de onderwijspraktijk”. Hier ook het duidelijkst de behoefte dat Leraar24 moet voorzien in een wetenschappelijke onderbouwing voor tal van ontwikkelingen in het onderwijs (van Cito tot onderwijsconcepten). Soms worden op het niveau van vakgebieden binnen het middelbaar beroepsonderwijs tips gegeven over de thema’s die behandeld zouden kunnen worden. Kenmerkend hierbij is de roep om praktijken die wetenschappelijk bewezen zijn: “wat werk wel en wat niet”.
Conclusies In zes SBL-panelbijeenkomsten is begin 2011 nagegaan wat leraren verdiepende informatie vinden, of de dossiers op Leraar24 verdiepend genoeg zijn en wat hun behoefte aan informatie uit wetenschappelijk onderwijsonderzoek te verspreiden via Leraar24 is. We vatten hier de resultaten van onze peiling samen en trekken enkele conclusies. Uit de antwoorden van individuele leraren blijkt dat een grote groep de combinatie zoekt van (theoretische) achtergrondinformatie waarin het waarom, visies en perspectieven aan de orde komen (waarom-groep; 4 op 10 leraren). De grootste groep (ruim 5 op 10) zoekt de combinatie hiervan met de praktijk (de waarom-en-hoe-groep): de vertaalslag naar de praktijk is onontbeerlijk volgens deze groep. De combinatie van kennis en vertaling wordt node gemist en veel leraren willen een aanwijzing over wat de conse-
27 quentie is van het onderzoek voor hun praktijk. Die behoefte lijkt ook voor de waarom-groep op te gaan, immers het merendeel geeft aan dat de verdiepende informatie (informatie die gaat over een brede waaier aan onderwerpen) die ze zoeken, voortkomt uit een praktijkprobleem, dat de informatie hun kan helpen sterker te staan in de klas en tegenover leerlingen, en dat ze dus de (theoretische) informatie graag willen toepassen in hun onderwijspraktijk. Handelingsverlegenheid is vaker aanleiding voor een zoektocht naar informatie dan op de hoogte te blijven of een eigen visie te kunnen bepalen. De laatste twee facetten spelen desgevraagd (in gesloten vragen) wel een rol volgens leraren zelf, maar als we de open vragen erbij pakken zien we toch vooral het beeld dat leraren uitgaan van een onlosmakelijke link tussen (wetenschappelijke) kennis en hun dagelijkse praktijk. De dossiers op Leraar24 worden door de meeste leraren (60%) als verdiepend gezien, maar bij nader inzien gaat dat vooral op voor de informatie die doorverwijst naar links of bijlagen. De dossiertekst zelf vindt men meer iets voor starters. Als we diegenen buiten beschouwing laten die de dossiers verdiepend vinden juist vanwege de praktische tips, dan daalt het aantal leraren dat de dossiers verdiepend vindt (van 60% naar 40%). Het is weer een vingerwijzing dat leraren een verband zien tussen kennis an sich en de praktijk. In de groepsgesprekken wordt dit beeld bevestigd. In primair onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs worden de dossiers overwegend als verdiepend aangemerkt, alleen in het voortgezet onderwijs heerst wat meer verdeeldheid. Daar ontbreekt een praktische vertaalslag. Het middelbaar beroepsonderwijs waardeert de balans tussen achtergrond- en praktijkinformatie in het dossier. Wat men toegevoegd zou willen zien aan de dossiers, is opnieuw vooral de vertaalslag van de kennis naar de praktijk. Dit komt zowel op individueel niveau, als in de drie sectoren naar voren. Puur aanvulling op visies en meer theorie wil een vijfde. Dit is weer een bewijs voor de onlosmakelijkheid van kennis en praktijk. Dit gegeven vindt ondersteuning in de uitkomst dat tweederde de verdiepende informatie vooral wil (kunnen) inzetten in de eigen klas. Als naar sector wordt gekeken, lijken de leraren uit het primair onderwijs iets minder dan die uit de andere twee sectoren de naar de inzet in de klas te verwijzen. Ondanks het gereserveerde oordeel over de diepgang van de dossiers vindt de overgrote meerderheid ze bruikbaar voor de eigen professionalisering. Wellicht geldt ook hier dat de bruikbaarheid niet zozeer in de persoonlijke kennisvermeerdering zit, als wel in de inzetbaarheid van die kennis. Dat de leraren uit het mbo wat minder te spreken zijn over de bijdrage aan hun professionele ontwikkeling, kan mede hierdoor veroorzaakt zijn. Zij vinden het dossier, ondanks dat het als verdiepend wordt gezien, te algemeen en wellicht daardoor niet genoeg inzetbaar in de praktijk.
28 Kijken we naar de oordelen over wetenschappelijke onderzoeksinformatie via de persberichten die we de leraren voorgelegd hebben, dan valt op dat helft dit type informatie wel, en de helft dit type informatie niet waardeert. Per sector bezien zijn vooral de leraren primair onderwijs positief, de inhoud uit het persbericht is voor sommigen zelfs een eye-opener. De leraren voortgezet onderwijs daarentegen lijken wat negatief. Toch prikkelen de persberichten blijkbaar wel, want bijna alle leraren willen meer weten over de gepresenteerde onderzoeken en redelijk wat leraren willen de achterliggende onderzoeksrapporten lezen. Vooral de ‘waarom-groep’ wil deze beide dingen. Als naar sector gekeken wordt, zijn het vooral de leraren uit het voortgezet onderwijs die zeggen het hele rapport te willen lezen, die uit het primair onderwijs zijn daartoe het minst geneigd. Alle leraren willen dat de onderzoeksinformatie een plaats krijgt op Leraar24, met name de samenvatting en een vertaalslag naar de praktijk ervan. Het type onderzoeksinformatie dat men wil, is heel divers. Wat er uitspringt, is de behoefte aan informatie over wat werkt en wat niet. Onder leraren leeft dus de behoefte aan evidence-based of evidence-informed informatie. Die behoefte is breed en niet alleen beperkt tot de leraren die graag waaromvragen beantwoord zien. Deze leraren lijken wel de ‘nieuwsgierige lezers’ binnen het lerarenkorps, maar met de meer praktisch ingestelde leraren delen zij de behoefte aan onderzoeksinformatie die vertaald is naar de onderwijspraktijk.
Referenties Martens, R.L. (2010). Zin in onderzoek. Docentprofessionalisering. Oratie. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit Nederland. Stamos (z.j.). Werkgelegenheid, in personen naar geslacht. Verkregen op 15 juli 2011 van http://www.stamos.nl/index.bms?verb=showitem& item=1.2.1 Wolput, B. van (2010). Leraar24 in 2009. Gebruikersonderzoeken met de panels van SBL. Leraar24 rapportenreeks nummer 2. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit Nederland. Wolput, B. van, H. Vinken (2010). Leraren over Leraar24. Bijeenkomsten SBLlerarenpanel maart-april 2010. Leraar24 rapportenreeks nummer 9. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit Nederland.
Bijlage 1 Het ‘huiswerk’ voor de deelnemers aan de panelbijeenkomsten
Dieptepanelbijeenkomsten ‘verdiepende informatie op Leraar24: hoe en wat?’ Februari 2011
Inleiding Uit eerdere panelraadplegingen is naar voren gekomen dat veel leraren vooral praktische, direct in de lespraktijk toe te passen informatie op Leraar24 willen vinden. Daarnaast werd duidelijk dat er ook behoefte is aan verdiepende informatie. Wil Leraar24 tegemoet komen aan de informatie behoefte uit het veld zal er enerzijds hoe-doe-ik-het informatie aangeboden moeten worden en anderzijds achtergrondinformatie die antwoord geeft op vragen als het waarom van een fenomeen, bespreken van kenmerken ervan, de voors en tegens, bewijs hiervoor, enz. Er ontstaan steeds meer initiatieven om wetenschappelijke kennis te ontsluiten voor het veld, om de veel besproken kloof tussen wetenschap en praktijk te dichten. Ook via Leraar24 is een begin gemaakt om dossiers en video’s te maken met informatie uit wetenschappelijk onderwijs onderzoek. De behoefte bij leraren aan achtergrondinformatie en de tendens om resultaten uit wetenschappelijk onderwijsonderzoek voor het veld te ontsluiten lijken mooi bij elkaar aan te sluiten. Leraar24 zou een goed medium kunnen zijn om deze informatie voor het onderwijsveld toegankelijk te maken. Maar voordat Leraar24 op grotere schaal door gaat met het in beeld brengen van dergelijke resultaten is het goed om na te gaan of dit wel verdiepende informatie is die leraren willen zien. Van belang is niet alleen of deze informatie toegankelijk gemaakt moet worden, maar eveneens de vorm waarin dat eventueel gedaan zou moeten worden. In de panelbijeenkomsten, waar je je voor opgegeven hebt, willen we daarom verder ingaan op de vraag welke verdiepende informatie volgens jullie op Leraar24 aangeboden zou moeten worden. Dit doen we aan de hand van de volgende deelvragen: 1. Wat verstaan jullie onder verdiepende informatie. Maak je daar gebruik van en hoe doe je dat? Waar haal je die informatie vandaan? 2. Is de informatie in drie concrete dossiers (met bijbehorende video’s) op Leraar24 volgens jullie verdiepend genoeg is. Als dat niet zo is willen we graag weten wat er volgens jullie ontbreekt. 3. Hebben jullie behoefte aan onderzoeksresultaten uit onderwijsonderzoek en in welke vorm eventueel? Kan Leraar24 een rol spelen om de veel besproken kloof tussen wetenschap en praktijk te dichten? Om bovenstaande onderwerpen tijdens de panelbijeenkomsten goed te kunnen bespreken is het van belang dat jullie je van te voren voorbereiden door dit stuk en de tekst waarnaar doorgelinkt wordt (voor de zekerheid worden deze ook als bijlage meegestuurd) door te lezen en de vragen die aan de orde komen al vast voor je zelf te beantwoorden.
©SBL 2011
panelbijeenkomst: verdiepende informatie op Leraar24
1
Zouden jullie je antwoorden in dit document willen opschrijven? Om een goed beeld te krijgen van jullie meningen willen we die, naast de uitkomsten van de bijeenkomst, graag meenemen in het verwerken van de resultaten. Daarom verzamelen we jullie op papier ingevulde antwoorden na de bijeenkomst. Jullie reacties worden uiteraard vertrouwelijk behandeld en niet gekoppeld aan personen. Het gaat ons om het totaalbeeld, het beeld per sector, eventuele verschillen naar aantal jaren onderwijservaring en tussen mannelijke en vrouwelijke leraren en niet om individuele reacties.
Vul hier enkele achtergrond gegevens in: In welke sector ben je werkzaam?
Hoeveel jaren onderwijservaring heb je?
Ben je man of vrouw?
©SBL 2011
panelbijeenkomst: verdiepende informatie op Leraar24
2
1. Wat is verdiepende informatie? Omdat iedereen aan de term ‘verdiepende informatie’ een eigen invulling geeft willen we eerst een indruk krijgen van wat een ieder daaronder verstaat om vervolgens te komen tot een gemeenschappelijke invulling zodat we het de rest van de bijeenkomst over hetzelfde hebben. a. Schrijf hieronder op wat jij verdiepende informatie vindt.
Niet iedereen zal even vaak verdiepende informatie opzoeken. Ook het soort informatie en de manier waarop je dat doet zal per persoon verschillend zijn. Om een beeld te krijgen van de soort verdiepende informatie, de manier waarop en de frequentie waarmee leraren dat doen willen we je vragen hieronder aan te geven of je weleens verdiepende informatie opzoekt, om wat voor informatie het dan gaat, hoe vaak je dat ongeveer doet en dat vervolgens te illustreren aan de hand van een (aantal) praktijkvoorbeeld(en). Hou bij het beantwoorden van de vragen in gedachten dat we het bij verdiepende informatie, zoals in de inleiding aangegeven, willen hebben over achtergrondinformatie, waarom-vragen, voors en tegens, kenmerken van fenomenen, bewijs waarom iets werkt, enz. en niet over ‘hoe-doe-ik-datinformatie’. b. Zoek je wel eens verdiepende informatie op? Zo ja, kun je aangeven hoe vaak je dat ongeveer doet (bijv. één keer per week of één keer per maand). Zo nee, waarom niet?
○ Ik zoek gem. …… per week/maand verdiepende informatie op. ○ Ik zoek geen verdiepende informatie op, omdat ……………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………….
c.
Kun je een (aantal) voorbeeld(en) geven van verdiepende informatie die je recentelijk hebt opgezocht? Geef daarbij aan a. wat je wilde weten en waarom je dat wilde weten (bijv. ik wil mijn leerlingen meer zelfstandig laten werken en daarom wilde ik weten wat er eigenlijk bekend is over zelfstandig leren van leerlingen, of ik heb wel eens gehoord dat je
©SBL 2011
panelbijeenkomst: verdiepende informatie op Leraar24
3
b.
c.
d.
e.
games in je lessen kunt gebruiken en was daardoor benieuwd wat de resultaten van leren met games zijn), hoe je de informatie opgezocht hebt (bijv. bepaalde zoektermen (welke?) in google gezocht, op bepaalde sites gekeken (welke), in de bibliotheek gezocht, collega’s gevraagd enz.), wat je gevonden hebt (bijv. een boek, een wetenschappelijk artikel, een website met achtergrond informatie over het onderwerp, een forum over het onderwerp, enz.), wat je ermee hebt gedaan (bijv. omdat me duidelijk is geworden dat games zinvol gebruikt kunnen worden als onderdeel van de les ben ik een voor mijn leerlingen geschikte game uit gaan zoeken, of door de informatie die ik gevonden heb is me duidelijk geworden waarom ik zelfstandig werken in kan zetten in mijn onderwijs, of ik heb een aantal artikelen gevonden, maar ik kon er eigenlijk niets mee in mijn onderwijs) vind je dat de informatie die je gevonden hebt bijgedragen heeft aan het verder ontwikkelen van een bepaalde competentie? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Recentelijk gezochte verdiepende informatie: •
Waarover info gezocht en waarom?
•
Hoe gezocht?
•
Wat gevonden?
•
Wat met info gedaan?
©SBL 2011
panelbijeenkomst: verdiepende informatie op Leraar24
4
•
Bijgedragen aan welke competentie?
d. Uit jullie antwoorden blijkt al dat er diverse redenen zijn om verdiepende informatie te gaan zoeken? Hieronder staan er (nog) een aantal. Geef aan welke redenen voor jou over het algemeen een rol spelen (meerdere antwoorden mogelijk): o verschillende (theoretische) standpunten achterhalen om van daaruit mijn eigen visie te kunnen bepalen o bewijzen kunnen vinden voor hoe ik werk/ mijn school werkt o op de hoogte blijven van ontwikkelingen o om (bewezen) theorieën in de praktijk te kunnen brengen o anders, nl. …………………………….
e. Er zijn verschillende manieren om verdiepende informatie op te zoeken. Hiervoor hebben jullie al aangegeven hoe je dat recentelijk hebt gedaan. Hieronder staan (nog) een aantal manieren om verdiepende informatie te achterhalen. Geef aan welke van de volgende activiteiten je regelmatig onderneemt (meerdere antwoorden mogelijk): o Lezen wetenschappelijke boeken/artikelen/tijdschriften o Lezen populair wetenschappelijke onderwijstijdschriften zoals bijv. didactief, van 12 tot 18 e.d. o Lezen onderwijsartikelen in dagbladen o Lezen van nieuwsbrieven van onderwijsondersteunende instellingen (lpc’s, onderzoeksinstellingen, onderwijsraad, onderwijssites enz.) o
Bijwonen van bijeenkomsten over onderwijs (via vakvereniging, kenniskring, bovenschools netwerk enz.), deelnemen aan onderwijscongressen e.d.
o
Lid zijn van een kenniskring, vakvereniging of iets vergelijkbaars
o
Anders, nl. ……………………………………………………………………….
©SBL 2011
panelbijeenkomst: verdiepende informatie op Leraar24
5
2. Zijn de dossiers verdiepend genoeg? Om na te gaan hoe het staat met verdiepende informatie op Leraar24 gaan we gaan per sector een dossier bekijken. Een dossier bestaat uit de direct te lezen tekst, de te openen/downloaden bijlagen, de links en de video’s over een bepaald thema. De thema’s van de te bekijken dossiers zijn zo gekozen dat ze voor iedereen relevant kunnen zijn. Per sector worden de volgende dossiers bekeken en besproken: • • •
Po: kennisbasis Nederlandse taal: http://www.leraar24.nl/dossier/2137 Vo: moeilijk gedrag: http://www.leraar24.nl/dossier/38 Mbo: Nederlands en rekenen mbo: http://www.leraar24.nl/dossier/2092
Tijdens de panelbijeenkomst gaan we met jullie bespreken of de dossiers voldoende diepgang hebben. Zoals aangegeven gaat het nu niet om ‘hoe-doe-ik-het’ informatie, maar om achtergrondinformatie, het waarom van een fenomeen. Richtinggevende vraag hierbij is: wat zou je graag nog willen weten over dit onderwerp? Om het gesprek goed te kunnen voeren is het van belang dat iedereen het dossier (van de sector waarin je werkzaam bent) van te voren heeft bekeken. Lees daarom de tekst van het dossier door (let op: je hoeft alleen het dossier van je eigen sector te doen) en bekijk de bijlagen en de links (indien aanwezig). Bekijk tevens enkele fragmenten van de bij het dossier behorende video’s zodat je een indruk krijgt of deze volgens jou bijdragen aan de diepgang van het dossier. a. Beantwoord de volgende vragen bij het doornemen van het dossier: • Vind je het dossier (inclusief de video’s) verdiepende informatie geven? • Zo ja, welke elementen zorgen ervoor dat dossier verdiepend is? • Zo nee, wat zou erbij moeten om te zorgen dat het wel verdiepend is? • Mis je cruciale elementen, doorverwijzingen, filmpjes over bepaalde thema’s enz.? Zo ja, welke (concrete aanvullingen horen we graag)? •
Dossier geeft wel/geen verdiepende informatie.
•
Zo ja, verdiepende elementen zijn:
•
Zo nee, toegevoegd zou moeten worden:
©SBL 2011
panelbijeenkomst: verdiepende informatie op Leraar24
6
•
b.
Cruciale elementen die ik mis zijn:
En beantwoord de volgende vragen na het doornemen van het dossier:
•
Waar wil je de verdiepende informatie voor inzetten? Als je het bekeken dossier niet verdiepend vindt geef dan in algemene zin aan waarvoor je verdiepende informatie inzet.
•
Wat wil je dat verdiepende informatie met jou als leraar doet of je oplevert?
•
Vind je de informatie bruikbaar om voor je professionalisering? Zo ja, aan ontwikkeling op welke (competentie)gebieden draagt het bij?
Informatie bruikbaar voor professionalisering.
Draagt bij aan ontwikkeling van de volgende (competentie)gebieden:
©SBL 2011
panelbijeenkomst: verdiepende informatie op Leraar24
7
3. Onderzoeksresultaten als verdiepende informatie? De kennis die in de (onderwijs)wetenschap ontwikkeld wordt komt nauwelijks of niet terecht in het onderwijsveld. Is die kennis dan niet interessant voor de praktijk? Is dit niet de kennis waar in de praktijk behoefte aan is? Of weet de praktijk niet van het bestaan van deze kennis of is niet bekend waar deze te vinden is? Heeft het te maken met de manier van rapporteren, de wetenschappelijke taal? Onderzoek geeft een aantal antwoorden op deze vragen: de resultaten uit wetenschappelijke onderwijsonderzoeken zijn vaak niet praktisch (of praktijkgericht), onderzoeksresultaten maken niet duidelijk hoe je de uitkomsten in de praktijk kunt brengen en daarnaast levert onderzoek vaak open deuren op of abstracte conceptuele uitkomsten waarvan de vertaling naar de praktijk lastig is. En als resultaten betrekking hebben op één school is vaak niet duidelijk of deze dan ook geldig zijn voor een andere school. Omdat wetenschappelijke kennis een vorm van verdiepende informatie zou kunnen zijn om op Leraar24 zichtbaar te maken, en Leraar24 een medium kan zijn om de kloof tussen wetenschap en praktijk te dichten, willen we met jullie nagaan hoe dat dan zou kunnen. Uit voorgaande alinea blijkt al dat er wel een en ander bekend is over waarom resultaten niet in de praktijk terecht komen. In deze bijeenkomst willen we aan de hand van een voorbeeld per sector proberen concreet te maken hoe wetenschappelijke resultaten uit onderwijsonderzoek voor de praktijk via Leraar24 toegankelijk gemaakt zouden kunnen worden. Via de links hieronder vind je persberichten van wetenschappelijk onderzoek. De bedoeling is dat je het bericht voor jouw sector door leest. • • •
po: http://www.taalpilots.nl/onderzoek/tweetaligheid vo: http://www.onderwijsraad.nl/publicaties/2010/de-school-en-kinderen-metgedragsproblemen/item3165 mbo: http://uvtapp.uvt.nl/fsw/spits.npc.ShowPressReleaseCM?v_id=4969928605494794
Beantwoord daarna de volgende vragen: a.
Heb je iets aan dit bericht? Waarom wel of niet? Probeer dit zo duidelijk en concreet mogelijk aan te geven. Ik heb wel/niet iets aan dit bericht, omdat …
©SBL 2011
panelbijeenkomst: verdiepende informatie op Leraar24
8
b.
c.
d.
Heb je na het lezen van dit bericht behoefte aan verdere informatie over wat je gelezen hebt? waarom wel/niet? Zou je het hele rapport gaan lezen? Waarom wel/niet? (Bij de po en vo tekst kan je doorklikken naar een samenvatting of het hele onderzoek.) •
Na het lezen van dit bericht heb ik wel/geen behoefte aan meer informatie, omdat
•
Ik zou het hele rapport wel/niet lezen, omdat …
Vind je dat informatie over deze en dergelijke onderzoeken op of via Leraar24 te vinden zou moeten zijn? Zo ja in welke vorm dan? Zoals de tekst die je net gelezen hebt of de samenvatting of het hele rapport of via een video (wat moet daar dan in te zien zijn?) of op nog een andere manier? •
Ik vind dat dergelijke onderzoeksinformatie wel/niet op Leraar24 te vinden moet zijn, omdat …
• o o o o o o
Indien wel, in welke vorm dan? Hele onderzoeksrapport Samenvatting belangrijkste resultaten Persbericht Vertaling naar wat dit in de praktijk betekent Een video Anders, nl. …
Wat voor soort onderzoeksresultaten zouden onder de aandacht gebracht moeten worden?
©SBL 2011
panelbijeenkomst: verdiepende informatie op Leraar24
9
Alvast dank voor het voorbereiden en invullen van de vragen! We hopen daarmee een zinvolle en inspirerende bijeenkomst te hebben.
©SBL 2011
panelbijeenkomst: verdiepende informatie op Leraar24
10
Bijlage 2 Groepswerkblad diepgang dossiers
Werkblad 1: diepgang dossiers a. Vul in welk dossier jullie bekeken hebben: ………………………………………………………………………………………. b. Vinden jullie het dossier (inclusief de video’s)verdiepende informatie geven? N.B. jullie hoeven de antwoorden die hetzelfde zijn als wat jullie al individueel opgeschreven hebben niet nogmaals op te schrijven. Het gaat hier om gezamenlijke nieuwe/aanvullende antwoorden. • • •
Zo ja, welke elementen zorgen ervoor dat dossier verdiepend is? Zo nee, wat zou erbij moeten om te zorgen dat het wel verdiepend is? Missen jullie cruciale elementen, doorverwijzingen, filmpjes over bepaalde thema’s enz.? Zo ja, welke (concrete aanvullingen horen we graag)?
•
Dossier geeft wel/geen verdiepende informatie, want ……
•
Zo ja, verdiepende elementen zijn:
•
Zo nee, toegevoegd zou moeten worden:
•
Cruciale elementen die we missen zijn:
c. Vinden jullie de informatie uit het dossier bruikbaar voor je professionalisering? Zo ja, aan ontwikkeling op welke (competentie)gebieden draagt het bij? Informatie wel/niet bruikbaar voor onze professionalisering, omdat ….
Draagt bij aan ontwikkeling van de volgende (competentie)gebieden:
d. Als jullie het dossier verdiepend vinden, kunnen jullie dan aangeven waar je de verdiepende informatie voor kunt inzetten? Als jullie het bekeken dossier niet verdiepend vinden geef dan in algemene zin aan waarvoor jullie verdiepende informatie inzetten.
e. Wat willen jullie, over het algemeen, dat verdiepende informatie met jullie als leraar doet of jullie oplevert?
Bijlage 3 Groepswerkblad onderzoeksresultaten
Werkblad 2: Onderzoeksresultaten als verdiepende informatie
a.
Vul in welk persbericht jullie gelezen hebben: ……………………………………………………………………………..
b.
Hebben jullie iets aan dit bericht? Waarom wel of niet? Probeer dit zo duidelijk en concreet mogelijk aan te geven. We hebben wel iets /niets aan dit bericht, omdat …
c.
d.
Hebben jullie na het lezen van dit bericht behoefte aan verdere informatie over wat je gelezen hebt? waarom wel/niet? Zou je het hele rapport gaan lezen? Waarom wel/niet? (Bij de po en vo tekst kan je doorklikken naar een samenvatting of het hele onderzoek.) •
Na het lezen van dit bericht hebben we wel/geen behoefte aan meer informatie, omdat
•
We zouden het hele rapport wel/niet lezen, omdat …
Vinden jullie dat informatie over deze en dergelijke onderzoeken op of via Leraar24 te vinden zou moeten zijn? Zo ja, in welke vorm? Zoals de tekst die je net gelezen hebt of de samenvatting of het hele rapport of via een video (wat moet daar dan in te zien zijn?) of op nog een andere manier? •
We vinden dat dergelijke onderzoeksinformatie wel/niet op Leraar24 te vinden moet zijn, omdat …
• o o o o o o
e.
Indien wel, in welke vorm? Hele onderzoeksrapport Samenvatting belangrijkste resultaten Persbericht Vertaling naar wat dit in de praktijk betekent Een video Anders, nl. …
Wat voor soort onderzoeksresultaten zouden volgens jullie op Leraar24 onder de aandacht gebracht moeten worden?
Bijlage 4 Persberichten ο Tweetaligheid maakt niet uit voor schooltaalvaardigheid (persbericht primair onderwijs) ο De school en leerlingen met gedragsproblemen (persbericht voortgezet onderwijs) ο Nederland moeilijk voor meertalige mbo-studenten (persbericht middelbaar beroepsonderwijs)
Tweetaligheid maakt niet uit voor schooltaalvaardigheid
Ondanks gelijke leervermogens vertonen jonge Turkse en Marokkaanse kinderen zowel in hun eerste taal als in het Nederlands een taalachterstand ten aanzien van hun Nederlandse leeftijdsgenootjes. De mate waarin er thuis Turks of Marokkaans gesproken wordt in vergelijking met Nederlands, speelt verrassend genoeg geen rol in de Nederlandse schooltaalvaardigheid van 6-jarige kinderen. Dit blijkt uit het onderzoek van Anna Scheele. Zij promoveert op 11 juni aan de Universiteit Utrecht. Hoe meer kinderen thuis worden voorgelezen en bijvoorbeeld gesprekken voeren met de ouders over meegemaakte gebeurtenissen, hoe beter de schooltaalvaardigheid van de kinderen, zo blijkt uit het onderzoek van Anna Scheele. Hier liggen verschillen tussen de verschillende nationaliteiten. Marokkaans-Nederlandse ouders kunnen hun kinderen niet in hun eerste taal, het Tarifit-Berber, voorlezen omdat de taal geen wijdverbreid schrift heeft. Turkse ouders kunnen dit wel. Opvallend is verder dat in de Turkse gezinnen meer Turks gesproken wordt, dan dat er Tarifit-Berber gesproken wordt in de Marokkaanse gezinnen. Verder was er geen belemmering in de verwerving van Nederlandse schooltaal waarneembaar in de Turkse en Marokkaanse gezinnen waarin relatief veel in de oorspronkelijke eigen taal werd gesproken. Tweetaligheid heeft voors en tegens Scheele concludeert dat er twee tegengestelde mechanismen aan het werk lijken te zijn bij de taalverwerving van tweetalige kinderen: enerzijds kampen ze met minder aanbod per taal door verdeling van het taalaanbod over twee talen (nadelig effect), anderzijds kunnen ze bij het verwerven van de tweede taal gebruik maken van kennis die ze in de eerste taal hebben opgebouwd (voordelig effect). Tweetalig opgroeien stelt hoge eisen aan taalontwikkeling Door de wereldwijd toenemende migratie groeien steeds meer kinderen tweetalig op. Dit stelt hoge eisen aan hun taalontwikkeling: om zowel op school als thuis goed te kunnen functioneren moeten ze twee talen beheersen. Vooral de school vraagt veel van hun taalvaardigheid, omdat kinderen daar kennis verwerven over abstracte onderwerpen, zoals aardrijkskunde, biologie en geschiedenis. Anna Scheele onderzocht de (tweetalige) ontwikkeling van schooltaalvaardigheid van 58 Nederlandse, 46 Marokkaans-Berberse en 55 Turkse kinderen in de leeftijd van drie tot zes. Ze vergeleek het taalaanbod in de gezinnen, de taalontwikkeling in de eerste en tweede taal en de cognitieve vaardigheden (het geheugen en de non-verbale intelligentie) van de kinderen. Anna Scheele promoveert aan de Universiteit Utrecht op het proefschrift 'Home language and mono- and bilintual children's emergent academic language: A longitudinal study of Dutch, Moroccan-Dutch, and Turkish-Dutch 3- to 6-year-olds'. Promotoren zijn Prof. dr. P.P.M. Leseman en Prof. dr. E.P.J.M. Elbers. Het onderzoek is gefinancierd door de Programmaraad voor het Onderwijsonderzoek, onderdeel van NWO.
Samenvatting proefschrift over invloed van tweetaligheid [PDF 21 Kb ]
De Onderwijsraad heeft vandaag zijn advies De school en leerlingen met gedragsproblemen gepubliceerd. In het advies staan de volgende vragen centraal: Hoe kan het onderwijs aan leerlingen met gedragsproblemen verbeterd worden? Welke rol heeft de overheid hierin? Uitverkocht. 15 februari 2010 De Onderwijsraad stelt in zijn advies dat het werken aan gedragsproblemen begint met sterk onderwijs door een professioneel lerarenteam. Dit gebeurt in een duidelijk gestructureerde school met heldere regels. Daarbinnen is er voldoende aandacht en ruimte voor persoonlijke relaties tussen leraren en leerlingen. Het basiszorgaanbod bestaat uit een helder pedagogischdidactische structuur waarin gewenst gedrag wordt vastgesteld, geoefend en beloond en ongewenst gedrag wordt genegeerd en zo nodig bestraft. De raad is van mening dat een nuchtere houding ten aanzien van classificatie van probleemgedrag gewenst is, en vraagt betrokkenen (scholen, leraren maar ook overheid) deze houding te onderschrijven en uit te dragen. Het etiketteren van een probleem of een stoornis kan helpen, maar hindert soms ook in de verdere loopbaan van de leerling. Het gaat erom leerlingen op te voeden tot zelfverantwoordelijkheid. Signaleren van (probleem)gedrag is goed, maar diagnosticeren is voorbehouden aan experts. De leraar heeft een cruciale rol in het omgaan met gedragsproblemen, en hij (of zij) verdient steun van de school. Dit kan de school doen door een duidelijke visie te hebben, heldere verwachtingen uit te spreken, ruimte te bieden voor professionalisering, een goede (zorg)infrastructuur te bieden op school, en inzet voor goede samenwerkingsrelaties met partijen buiten de school. Verder pleit de raad voor het opnemen van het vak handelingsgerichte omgang met gedragsproblemen in het kerncurriculum van de lerarenopleidingen en houdt hij een pleidooi voor het delen van kennis - in een academische werkgemeenschap – tussen praktijk (leraren, scholen en ouders) en wetenschap. •
Samenvatting (pdf, 57kB)
•
Integrale Tekst (pdf, 697kB)
Minisymposium voortgezet onderwijs en gedragsproblemen Vooruitlopend op de publicatie heeft de Onderwijsraad op 9 februari jl. een minisymposium georganiseerd over voortgezet onderwijs en gedragsproblemen. De raad was hiervoor te gast op het Transvaal College/J.C. Pleysierschool in Den Haag. In aanwezigheid van ervaringsdeskundigen, leraren, schoolleiders (regulier en speciaal onderwijs), beleidsmakers, gedragswetenschappers en andere belangstellenden heeft de raad zijn advies gepresenteerd en toegelicht. Daarnaast werden diverse aspecten uit de praktijk belicht door externe sprekers. Van deze bijeenkomst is een filmpje en een verslag gemaakt. Hieronder vindt u de presentaties van de sprekers: • •
Effectief en gestructureerd omgaan als basis voor het omgaan met gedragsproblemen, Joke Reijman, lid Onderwijsraad; Gedragsproblemen op een reguliere VO-school: wat doe je eraan en waar liggen knelpunten Madelon Kruijff, rector Teyler College Haarlem;
• •
Het omgaan met gedragsproblemen en het gebruik van handelingsplannen op een cluster 4-school, Els Westerhuis, directeur Transvaal College / J.C. Pleysierschool; Noodzaak van een academische werkgemeenschap rond gedragsproblemen, Aryan van der Leij, hoogleraar orthopedagogiek/Universiteit van Amsterdam.
Nederlands moeilijk voor meertalige mbo-studenten Er gaapt een grote kloof tussen de ideaalbeelden van het onderwijs Nederlands in het middelbaar beroepsonderwijs en de dagelijkse lespraktijk. Meer inzicht in die praktijk met aandacht voor de ervaringen en opvattingen van docenten en studenten biedt aanknopingspunten voor kwaliteitsverbetering van het onderwijs. Dat concludeert promovenda Marja van Knippenberg op basis van een casestudy in een meertalige klas met zowel instromers vanuit het vmbo als vanuit een inburgeringsprogramma. Een van de conclusies van het onderzoek is dat vooral docenten bepalen hoe de praktijk van het onderwijs Nederlands er uitziet. Dit gebeurt, bewust en onbewust, op basis van hun kennis, opvattingen, waarden en ervaringen. Van Knippenberg constateert dat de betrokken vakdocenten een sterke zorg voor hun studenten hebben en daardoor geen hoge eisen stellen aan hun Nederlandse taalvaardigheid. Vanwege de complexiteit is het voor beleidsmakers van het Ministerie van OCW en het onderwijsmanagement moeilijk in te schatten wat ervoor nodig is om in meertalige klassen goed taalonderwijs te geven. Dat vraagt specifieke didactische competenties van zowel taal- als vakdocenten die daarvoor meestal niet adequaat zijn opgeleid. Daarnaast stelt Van Knippenberg vast dat ook de Nederlandse taalcompetenties van docenten niet altijd op voldoende niveau zijn. Ten slotte ontbreekt het volgens haar aan voldoende geschikt lesmateriaal voor mbo-studenten die hun taalvaardigheid nog in belangrijke mate verder moeten ontwikkelen. Voortdurende veranderingen Het onderzoek is uitgevoerd in een onderwijsveld dat wordt gekenmerkt door voortdurende veranderingen. In de loop van de jaren negentig van de vorige eeuw zijn de eisen aan taalvaardigheid Nederlands in het mbo geïntegreerd in de beroepseisen. Als gevolg daarvan is het vak Nederlands ondertussen in een groot aantal opleidingen van het lesrooster verdwenen. Anno 2010 maakt Nederlands wel weer deel uit van de kwalificatieeisen in alle mbo-opleidingen. Dat is op zich een goede zaak, aldus Van Knippenberg, die daarbij aantekent dat er nog veel moet gebeuren om de kwaliteit van het onderwijs Nederlands overal op peil te krijgen. Marja van Knippenberg (1957, Ubach over Worms) studeerde Taalwetenschap aan de Universiteit van Tilburg. Zij is werkzaam als taalbeleidsmedewerker bij een regionaal opleidingencentrum. Noot voor de pers Marja van Knippenberg is gepromoveerd op 14 december. Titel proefschrift: Nederlands in het Middelbaar Beroepsonderwijs. Een casestudy in de opleiding Helpende Zorg. Promotoren: prof. dr. Sjaak Kroon, prof. dr. Ton Vallen, copromotor: dr. Jeanne Kurvers. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de afdeling Communicatie & Marketing:
[email protected] of tel. 013-4662000. Een handelseditie van het proefschrift is verkrijgbaar via uitgeverij Eburon (ISBN 9789059724525).