Peter Wohlleben Het verborgen leven van bomen Peter Wohlleben – Het verborgen leven van bomen
In deze blogpost een bespreking van het fascinerende boek over het verborgen leven van bomen geschreven door de Duitse boswachter Peter Wohlleben.
Ik heb het nodige wantrouwen als het gaat om metafysische verschijnselen. De wereld zit vol pseudowetenschap en claims die niet of maar deels waar zijn. Ik probeer de dingen om mij heen rationeel te benaderen, al lukt mij dat – moet ik ook eerlijk zeggen – ook niet altijd. Toen ik in bezit kwam van Peter Wohlleben’s boek, Het verborgen leven van bomen, bekroop mij dan ook direct een gevoel van scepsis. Maar ook een gevoel van nieuwsgierigheid. Bij het leven van dieren en mensen kan ik mij wel iets voorstellen. We weten steeds meer over gevoelens en ervaringen van dieren. Die soms verder lijken te gaan dan wij mensen altijd dachten. De Nederlandse onderzoeker Frans de Waal ontdekte dat primaten ook iets van altruïsme kennen. Een eigenschap dat enige tijd geleden alleen aan mensen was voorbehouden. Ik ben een kind van de Veluwe en heb in mijn hele leven al heel wat uren tussen de bomen doorgebracht. Een boom is een vanzelfsprekendheid in het bos. Samen vormen ze het boslandschap, waar ik veel van hou. Maar ik heb nooit echt stilgestaan bij de levensvorm die bomen zijn. Hebben bomen iets van bewustzijn? Zijn het individuen? Voelen ze iets als we ze omzagen? Welke mechanismen zorgen ervoor dat bomen zich gedurende de evolutie aangepast hebben aan de omstandigheden waarbinnen ze groeien?
Bomen leven, dat is duidelijk; ze worden geboren, groeien, planten zich voort en sterven. Net als alle andere organismen. Een visie op bomen die verder gaat dan een instrumentele benadering wordt snel gezien als zweverig. Bomen zijn nuttig om hun houtproductie of als een object in de tuin of park. Prinses Irene wordt door haar boek ‘Dialoog met de Natuur’ en de interviews die ze naar aanleiding van het boek gaf, volledig onterecht geframed als softe bomenknuffelaar. Ondanks dat het meer dan twintig jaar geleden is, is dit nog de eerste associatie die veel mensen met haar hebben. Het is dus oppassen geblazen als je je op het terrein van de bomenknuffelaar begeeft. Peter Wohlleben doet dit echter zonder enige schroom en met grote passie en liefde voor bomen. In 37 korte en prima leesbare hoofdstukken beschrijft hij in Het verborgen leven van bomen het hele leven van een boom en schuwt daarbij de analogie met het leven van ons mensen niet. Het gaat dus over liefde, vriendschappen en sociaal leven, opvoeding, lerend vermogen, communicatie en gevoel van tijd en pijn. Bovendien worden we op een speelse manier meegenomen in alle aspecten van het complexe bestaan van bomen. Hoe werkt de fotosynthese waardoor bomen groeien? Hoe zit het met de waterhuishouding? Wat gebeurt er in de herfst en winter met de bomen? Op al deze vragen (en nog veel meer) geeft Wohlleben een antwoord.
Dit is de Mariaboom of ook wel Dikke Boom uit mijn geboortedorp Wapenveld. Hij staat in het natuurgebiedje Klooster Hulsbergen. De eeuwenoude beuk is rond 2010 aan zijn einde gekomen toen een flinke winterstorm in 2007 een schade aanrichtte die de boom niet meer te boven is gekomen. Wat rest is een staketsel en herinneringen aan een imposante woudreus van een jongetje dat in de jaren zestig van de vorige eeuw heel vaak bij de Dikke Boom te vinden was. En nog steeds een inspiratiebron voor kunstenaars, klik hier voor de Mariaboom van Teunie Bastiaan. Peter Wohlleben maakt ons duidelijk dat de wijze waarop wij met bomen en het bos om gaan tegennatuurlijk is. In het hoofdstuk ‘Straatkinderen’ schetst hij een beeld van de solitaire bomen langs onze straten en in onze parken. Ze leiden een zwaar en eenzaam bestaan. Het gemis aan ‘familie’ breekt ze uiteindelijk op. De groei en de gezondheid
van deze ‘straatkinderen’ is aanzienlijk minder dan die van soortgenoten die wel in een bos met soortgenoten opgroeien. Het verborgen leven van bomen is een groot pleidooi om in het beheer van de bossen weer terug te gaan naar zoals de natuur het bedoeld heeft. Het oerbos is in Nederland al helemaal verdwenen. Verder in Europa ook grotendeels; nog wat plukken in Polen en Wit Rusland en nog wat grote natuurlijke bossen in Scandinavië. Dat kan ook anders. In Duitsland zijn al enkele gemeenten die heel anders zijn gaan denken over de houtvesterij. Peter Wohlleben brengt dit in zijn woonplaats Hümmel in Duitsland (Eiffel) in praktijk. Hij is daar aangesteld als gemeentelijke houtvester. In ‘zijn’ beukenbos wordt het bosbeheer op een veel natuurlijker wijze vorm gegeven. Op den duur levert dat een veel gezonder en robuuster bos op. Het is wel een kwestie van tijd. Als we nu besluiten anders om te gaan (lees: natuurlijker) met ons bos, dan duurt het nog honderden jaren voordat er weer bossen zijn die lijken op de oerbossen uit het verleden.
Een bekend beeld op de Veluwe. Hier in ’t Sysselt in Ede. De beuken keurig in lijn langs het pad en de naaldbomen netjes op een perceeltje er naast. Gelukkig is de afgelopen decennia het bosbeheer in Nederland ook sterk ten goede veranderd. Zo blijven omgewaaide bomen tegenwoordig meestal gewoon liggen als voedselbron voor een veelheid aan organismen zoals insecten en zwammen. Heel leuk en informatief zijn de vele weetjes en feiten uit het Het verborgen leven van bomen. Voor mij vaak een eyeopener. Een korte opsomming: Een boom van 120 jaar is naar menselijke maatstaven net uit de schoolbanken. In de moderne bosbouw worden bomen op een leeftijd van 80 – 120 jaar gekapt
Op de toendra kan een dwergboom van 20 centimeter meer dan 100 jaar oud zijn. Een beuk van 400 jaar geeft in zijn leven 60x vrucht en van die 1,8 miljoen beukennootjes groeit er slechts eentje uit tot een volgroeide boom. Populieren produceren jaarlijks tot 26 miljoen zaadjes, met ook maar één winnaar per bomenleven. Een beetje boom heeft 1200 vierkante meter bladoppervlakte ter beschikking voor fotosynthese Een volwassen beuk kan per dag meer dan 500 liter water door zijn takken jagen, en als dat kan doet hij dat ook Dit watertransport doet de beuk met een waterleiding van amper 0,5 mm doorsnee. Naaldbomen doen het met nog minder en komen op 0,2 mm. Een beetje storm rukt met een kracht van 200.000 kilo aan de takken van een boom
Dit zijn de Wodanseiken van Wolfheze. Het zijn de bekendste bomen van Nederland. Zij zijn waarschijnlijk tussen 450 en 600 jaar oud. De Wodanseiken zijn niet heel imposant, maar het is wel een gek idee dat ze er al stonden tijdens de Middeleeuwen. Het zijn voorbeelden van hoe lang een leven van een boom eigenlijk duurt en hoe weinig bomen de kans krijgen om echt oud te worden. Samenvatting Het verborgen leven van bomen is een ‘must’ voor iedere natuurliefhebber. Het gaat niet alleen over het verborgen leven van bomen dat ons grotendeels ontgaat omdat het allemaal zo traag gaat. Ook de minder verborgen kanten van de boom komen aan bod. Na lezing weet je precies hoe het er aan toe gaat in en om een boom. Meer respect voor bomen! Meer over bomen? Het boek kun je direct bij de uitgever bestellen. Klik hier Bomen herkennen onderweg doe je met de Compactgids Bomen (€ 8,99)
Vuursalamander
De Vuursalamander We hebben de vuursalamander niet voor niets als logo voor onze webwinkel gekozen. Met zijn felle kleuren is het een prachtig symbool wat voor moois de natuur kan voortbrengen. Helaas gaat het niet zo goed met de Nederlandse vuursalamanders.
Wat is een vuursalamander? De vuursalamander (wetenschappelijke naam is Salamandra salamandra) is een landsalamander en behoort tot de amfibieën. Amfibieën zijn koudbloedige gewervelde dieren (met ruggengraat dus) die – vaak alleen voor hun voortplanting – afhankelijk zijn van water. Zoals de naam al doet vermoeden (denk aan ‘amfibievoertuig’), kunnen ze op het land én in het water leven. Kikkers, padden, wormsalamander en gewone salamanders
zijn allemaal amfibieën. Soms worden ze verward met reptielen, zoals bijvoorbeeld hagedissen. Amfibieën zijn, zoals gezegd, koudbloedig. Dat wil zeggen dat de lichaamstemperatuur niet constant is, zoals bij ons maar afhankelijk van de omgevingstemperatuur. Wereldwijd zijn er meer dan 7500 soorten amfibieën. Met zijn prachtige diepzwarte en felgele kleuren is het een prachtig beest. Eigenlijk heeft hij meer weg van een plastic speelgoedbeest dan van een levende salamander. Die felle kleuren zijn er niets voor niets, ze zijn bedoeld als signaal voor roofdieren: Pas op! Ik ben giftig. Het is een van de grootste Europese amfibieën; er zijn exemplaren bekend van bijna 30 cm. De meeste vuursalamanders bereiken een lengte van ‘maar’ 20 cm. Ze worden tussen de 20 en 25 jaar oud.
Levenswijze De vuursalamander is niet zo’n hele snelle. Hij moet het dus hebben van prooien die ook niet zo vlug zijn. Naaktslakken en wormen zijn dan ook zijn lievelingskostje. En als die niet beschikbaar zijn dan laten pissebedden, spinnen of rupsen zich ook nog wel verschalken. De vuursalamander is ’s nachts actief. Vooral na een regenbui hebben ze de neiging om op pad te gaan. De vuursalamander heeft een voortplantingswijze die je niet zo veel ziet bij amfibieën. Ze zijn namelijk levendbarend. Dat wil zeggen dat de eitjes zich in het lichaam van de moeder ontwikkelen en als ze uitkomen worden de larven afgezet in een beek of waterplas.
Verspreiding
Verspreidi ng vuursalama nder Europa Zoals het kaartje hierboven laat zien (bron: Elseviers Gids van Amfibieën en Reptielen) komt de vuursalamander in grote delen van centraal en zuidelijk Europa voor. Vooral in bosrijke gebieden. Hij heeft het liefst een temperatuurtje van 15 -20 graden C, maar is al bij 10o C actief. In het kaartje hieronder is de verspreiding in Nederland anno eind vorige eeuw te zien (bron: Atlas van de Nederlandse Amfibieën en reptielen)
Verspreiding vuursalamander NL Zoals te zien is waren er destijds vindplaatsen bekend in Zuid Limburg en een enkele in Twente. Zouden we dit plaatje voor de actuele situatie plotten, dan rest de kaart van Nederland met lege uurhokken, geen groene stippen meer dus. Op dit moment is 99% van de Nederlandse populatie uitgestorven.
Schimmel Sinds 2010 loopt het aantal Nederlandse vuursalamanders sterk terug. In 2013 werd de oorzaak ontdekt, een onbekende schimmel. Deze zeer agressieve schimmel luistert naar de naam Batrachochytrium salamandrivorans. Geïnfecteerde vuursalamanders sterven binnen een tijdsbestek van een paar weken. Overigens bedreigt deze schimmel niet alleen de vuursalamander, maar vormt een wereldwijde bedreiging voor
alle amfibieën. Om te voorkomen dat de gehele Nederlandse populatie zal uitsterven is een deel van de niet besmette vuursalamanders gevangen en zal op termijn gaan dienen als kweekgroep. Het is dus heel belangrijk om te voorkomen dat de vuursalamander helemaal uit Nederland verdwijnt. Heel veel organisaties, waaronder RAVON (een organisatie die zich met de bescherming van Nederlandse reptielen en amfibieën bezighoudt), overheid en universiteiten werken samen om het tij te keren. Ga naar http://www.sosvuursalamander.nl om dit belangrijke werk te steunen. En voor actueel nieuws over de schimmel, spreekbeurten, flyers en nog veel meer!
Tips om zelf vuursalamanders te zien Gelukkig zijn er niet al te ver weg nog wel vuursalamanders te vinden. De beste tijd om ze te zoeken is april. Je kunt dan de larven vinden en op sommige plekken zo massaal dat er zelfs in karrensporen larven te vinden zijn. In de zomervakantie is het wat lastiger te om ze vinden. Ga zoeken in de schemering na een regenbui met een zaklamp. Zoek verder onder stronken en stenen, niet ver van beken en waterstroompjes. Plekken waar we ze zelf vroeger veel vonden zijn Normandië en Bretagne in Frankrijk en het Teutoburgerwald in Duitsland. Ook de Dordogne is een goede plek. De vuursalamander is wettelijk beschermd, neem dan ook nooit larven of dieren mee. Om verdere besmetting en verspreiding te voorkomen: pak nooit een vuursalamander op. En als je het toch echt niet laten kunt, zorg dan dat je een rubber handschoen bij je hebt. Een keertje vonden we in Bretagne iets heel bijzonders: een albino. Helaas bleek de dia na 35 jaar niet meer zo scherp
Lichtvervuiling: Welk filter gebruik ik op mijn telescoop?
Infrarood opname van de paardenkopnevel met de ruimtetelescoop Hubble
Lichtvervuiling: Welk filter gebruik ik op mijn telescoop? In deze blogpost de verschillen tussen drie veel verkochte astronomische filters tegen lichtvervuiling voor de telescoop: het CLS filter, het UHC filter en het O-III filter.
Lichtvervuiling
Lichtvervuiling is een groot probleem. Door de vele nachtelijke kunstmatige lichtbronnen, zoals verlichting van snelwegen, straten, huizen en glastuinbouw, licht de nachtelijke hemel flink op. In het Engels heet dit ‘skyglow’. Het verschilt per plek; in de randstad is de Nederlandse lichtvervuiling het sterkst. Op sommige plekken op de Waddeneilanden of hartje Veluwe zijn er plaatsen waarop de duisternis nog een beetje naam mag hebben. Echt donker is het nergens meer. Lichtvervuiling is niet alleen een probleem voor de amateur-astronoom die met zijn telescoop naar hemelobjecten kijkt, ook de natuur ondervindt er hinder van. Lichtvervuiling is een van de belangrijkste oorzaak van de achteruitgang van nachtvlinders en verstoort de biologische klok van dieren en planten. Ieder
jaar
houden
milieuverenigingen
en
astronomische
verenigingen in de nacht dat de wintertijd ingaat (eind oktober) de Nacht van de Nacht, met veel natuurexcursies in het donker en andere publieksactiviteiten. Dit allemaal om de aandacht te vestigen op lichtvervuiling en de mooie kanten van de duisternis.
Filters tegen lichtvervuiling Een filter is gelaagd of gekleurd glas en draai je onderin een oculair. Oculairs (en dus filters) zijn er in de maten 1,25 Inch (31,8mm) en 2 Inch (50,8mm). Op de meest gangbare telescopen wordt de maat 1,25 Inch gebruikt. Filters tegen lichtvervuiling (LPR filters – Light Pollution Reduction) en nevelfilters zijn bedoeld om het beeld in de telescoop van deepsky objecten te verbeteren. Deepsky objecten zijn lichtzwakke objecten (geen sterren of planeten) die ver
van de aarde staan, vaak buiten ons eigen melkwegstelsel. De belangrijkste deepsky objecten zijn andere melkwegstelsels, sterrenhopen, emissie- en reflectienevels en gaswolken. Het gebruik van een filter maakt de achtergrond donkerder, waardoor het object beter zichtbaar wordt. Het object zelf wordt dus niet helderder. Bij de waarneming van de maan en de planeten heeft een filter tegen lichtvervuiling niet veel zin. Deze objecten zijn van zichzelf lichtsterk genoeg en kunnen wel wat lichtvervuiling verdragen om goed zichtbaar te blijven. Een kleurenfilter kan overigens wel helpen om bepaalde details in planeten of maan naar voren te halen, maar dat is een ander onderwerp – wellicht voor een blog in de toekomst. Om de werking van de filters verder duidelijk te maken gaan we eerst kijken naar het spectrum van het voor ons oog visuele licht. Het zichtbare spectrum heeft een golflengte tussen 380 nanometer (nm) en 780 nm (violet en rood). Dat ziet er als volgt uit:
Het effect van filters is gebaseerd op het selectief tegenhouden en doorlaten van bepaalde golflengtes licht. Veel bronnen van lichtvervuiling zitten in het gele en oranje spectrum van het voor ons oog zichtbare licht. Ieder LPR filter zal dit spectrum willen tegenhouden. Om het effect van filters goed tot hun recht te laten komen houd je ook rekening met de volgende aandachtspunten: Het is een misverstand dat een filter pas goed werkt op plaatsen met lichtvervuiling, ook met een filter is het
goed een zo donker mogelijke plek te zoeken. Het is ook belangrijk dat je zorgt goed ‘nachtzicht’ te hebben. Dat bereik je door 20-25 minuten in het donker te zijn met een minimum aan blootstelling aan straat- en stadsverlichting. Bij het waarnemen door de telescoop gebruik je als je licht nodig hebt om iets te pakken of een oculair te wisselen altijd een speciale rode hoofdlamp zodat je je zorgvuldig opgebouwde nachtzicht behoudt. Als je kijkt naar vage, lichtzwakke objecten probeer dan de techniek van perifeer kijken. Je kijkt door het oculair een beetje langs het object en zo stimuleer en gebruik je het gevoeligste deel van je oog. Het is even wennen, maar je zult zeker het verschil merken. Gebruik de filters niet om naar sterren en melkwegstelsels te kijken, die zenden licht uit in het spectrum dat de filters tegenhouden. De drie belangrijkste type filters die je kunt onderscheiden zijn: 1. Breedband nevel filters 2. Smalband nevel filters 3. Filters die slechts een kleur doorlaten (lijn-filters) Ieder type heeft zo zijn eigen specifieke eigenschappen en toepassing. Deze beïnvloeden jouw keuze. Het breedband filter (deepsky filter)
Als voorbeeld nemen we hier het Explore Scientific CLS filter. Alle filters van het merk Explore Scientific worden individueel door de fabrikant getest. In het bijgeleverde testcertificaat staan voor het hele spectrum de resultaten aangegeven, wat betreft de golflengtes licht die worden tegengehouden dan wel doorgelaten. In dit diagram is goed te zien dat het filter al de gele en oranje golflengtes tegenhoudt, evenals het violet licht. Zoals eerder gezegd, is veel van de door mens veroorzaakte lichtvervuiling in dit deel van het spectrum te vinden. Wat ook direct opvalt is dat rood (rechts in het diagram) licht 100% wordt doorgelaten. Dit komt doordat mensen in de nacht geen rood licht kunnen zien. Het is dus eigenlijk niet nodig om dit licht door een filter tegen te laten houden. CLS filters geven het helderste beeld omdat ze het meeste licht doorlaten. Je kiest een deepsky filter als je van plan bent af en toe foto’s te maken met je telescoop of je vaak in een redelijk lichtvervuilde omgeving met een telescoop kijkt. Heb je een telescoop met een kleine opening (50 – 70 mm) dan is dit filter ook een goede keus. Een deepsky filter heeft als extraatje dat het als een blauwfilter werkt, waardoor je de poolkappen en wolken op Mars beter kunt onderscheiden en meer detail kunt zien in de wolkenbanden van Jupiter. Het smalband filter
Hier aan de rechterkant het testresultaat van een Explore Scientific UHC filter. De letters UHC staan voor Ultra High Contrast. En dat is precies wat hij doet: het contrast flink verhogen. Wat direct opvalt is dat de piek (band) in de grafiek dat licht doorlaat is een stuk smaller dan die van het CLS filter. Smalbandfilters laten het spectrum door dat uitgezonden wordt dat door gasnevels en planetaire nevels wordt afgegeven. Voor de meer gevorderden: OIII (een zuurstofverbinding – geïoniseerd) en H-beta (Hydrogen-beta; eveneens een zuurstofverbinding). Ook dit filter laat het rode spectrum onbelemmerd door (zie bij CLS filter). In de regel is het UHC filter de juiste keus als je maar een filter wilt aanschaffen. Het is een filter dat breed inzetbaar is en eigenlijk wel op alle telescopen te gebruiken is. Filters die maar een kleur doorlaten (lijn)
In deze testsheet is de band nog smaller. Het OIII filter laat namelijk alleen het spectrum door dat door de zuurstofverbinding OIII wordt uitgezonden. Ook het rode licht wordt helemaal tegengehouden. Omdat er maar zo weinig licht wordt doorgelaten komt dit filter het beste tot zijn recht op telescopen met een grote opening vanaf 8 Inch (20 cm). Er is nog een lijnfilter, dat is het H-beta filter dat alleen het H-beta spectrum doorlaat. Dit is een specialistisch filter dat wordt gebruikt om o.a. de paardenkopnevel te kunnen zien. Het OIII filters is vooral nuttig als je planetaire nevels en emissienevels wilt waarnemen, het beste met een grote opening en vaak is het beste resultaat waarneembaar met een flinke vergroting.
Voorbeelden Tot slot 10 voorbeelden van nevels en welk filter je kunt gebruiken voor de beste resultaten (bron: prairieastronomyclub) M1 Krabnevel: CLS of UHC M8 Lagunenevel: UHC of OIII
M16 Adelaarsnevel: UHC of OIII M17 Omeganevel: OIII of UHC M20 Trifidnevel: UHC HM 27 Halternevel: UHC M42 Orion nevel: CLS, UHC en OIII NGC 40 Planetaire nevel in Cepheus: CLS NGC 2392 Eskimonevel: OIII/UHC IC 434 Paardenkopnevel: H-beta (UHC helpt een beetje)
Filter aanschaffen? Was deze blogpost helpend bij je keuze en wil je een filter aanschaffen? Overweeg dan je aanschaf in onze webwinkel te doen.
Explore Scientific CLS filter. Klik hier!
Explore Scientific UHC filter. Klik hier!
Explore Scientific OIII filter. Klik hier!
Mercuriusovergang 9 mei 2016
Eigenlijk geen Mercuriusovergang maar eentje van Venus
Mercuriusovergang op 9 mei 2016 Op maandag 9 mei 2016 is er een interessant verschijnsel aan de hemel te zien. Een Mercuriusovergang. Wat is dat precies en hoe kan ik die zien?
Mercuriusovergang Op maandag 9 mei 2016 loopt de planeet Mercurius tussen de aarde en de zon door. Dit noemen astronomen: “Mercurius is in benedenconjunctie”. Omdat de planeet zich precies in de baan bevindt als wij naar de zon kijken, trekt hij voor de zon langs en is op de zon te zien als een stip (schaduw). In Nederland en België kunnen we de gehele overgang volgen. Om 13.12 uur raakt het schijfje van Mercurius de zon voor het eerst, om 20.41 uur is hij weer helemaal weg. De zon is dan bijna onder. Hetzelfde verschijnsel doet zich ook voor met de planeet Venus. De foto boven dit artikel heb ik genomen op 8 juni 2004, toen er een prachtige Venusovergang te zien was. Dit komt omdat Venus en Mercurius zogenoemde ‘binnenplaneten’ zijn, dat zijn de planeten die tussen de aarde en de zon in staan. De overige planeten zoals onder andere Mars en Jupiter zijn ‘buitenplaneten’. Mercurius bevindt zich geregeld (gemiddeld bijna 4x per jaar) tussen de aarde en zon, maar een Mercuriusovergang doet zich slechts gemiddeld 14x per eeuw voor. Dit komt doordat de planeet vaak boven of onder ons gezichtsveld de zon passeert en zo geen minuscuul stukje van de zon aan ons blikveld onttrekt. Een Mercuriusovergang is niet vanaf iedere plek op aarde te zien. De vorige in 2008 was in Nederland niet waarneembaar, de laatste die we konden zien was op 7 mei 2003. De eerstvolgende op 11 november 2019 is bij ons gedeeltelijk te zien. Vervolgens moeten we lang wachten tot 2032 en is er weer een gedeeltelijke Mercuriusovergang te zien. Hoe de Mercuriusovergang op 9 mei 2016 te zien is, wordt in onderstaande korte animatie duidelijk:
Deze animatie is gemaakt met Stellarium. Stellarium is een gratis open source planetarium. Het toont een realistische 3D hemel. Stellarium werkt op Windows, OS X en Linux. Kijk voor meer informatie op: http://www.stellarium.org/nl/
Mercurius
Mercurius is de planeet die het dichtst bij de zon staat. Tussen de 47 en de 70 miljoen kilometer. De baan de Mercurius is niet mooi rond, maar elliptisch (uitgerekt). Doordat Mercurius dicht bij de zon staat betekent dit dat hij niet altijd goed te zien is. Soms is kort na zonsondergang Mercurius in het westen te zien is als ‘avondster’, of als ‘ochtendster’ in het oosten. Goede perioden in 2016 zijn:
maart en april aan de avondhemel. Begin mei 2016 verdwijnt hij van het toneel om eind september weer aan de ochtendhemel op te duiken. In december staat hij laag in het zuidwesten. Klik hier als je wilt weten of Mercurius vandaag te zien is. Omdat Mercurius dicht bij de zon staat is het er erg warm. Dat kan variëren van 300 tot 400 graden Celsius. Deze variatie komt door de elliptische baan. Hij staat dus soms dichter bij de zon en soms wat verder er van af. Hoe dichter bij de zon, hoe warmer. ’s Nachts koelt het lekker af tot -200 graden. Een jaar (rondje om de zon) duurt bij Mercurius 88 aardse dagen, je bent dus vaak jarig. Een dagje werken duurt wel erg lang. Mercurius draait heel langzaam om zijn as. Een rondje om zijn as waar, de aarde in 24 uur over doet, duurt op Mercurius wel 59 aardse dagen. Het oppervlakte van Mercurius lijkt erg veel op de maan en is bezaaid met kraters. Een dampkring ontbreekt nagenoeg. Waarschijnlijk is Mercurius 4 miljard jaar oud. Mercurius is de kleinste planeet van ons zonnestelsel, sinds 2006 toen Pluto zijn planeetstatus verloor en werd gedegradeerd tot dwergplaneet. Mercurius heeft een diameter van 4878 km, dat is ongeveer 2/5 van de aarde. Dat is vergelijkbaar met de Verenigde Staten van kust tot kust.
Mercuriusovergang bekijken Mercurius is een kleine planeet en het schijfje dat op 9 mei 2016 te zien is, past bijna 160x in het zichtbare oppervlakte van de zon. Om het goed te kunnen zien is gebruik van een verrekijker of een telescoop nodig. LET OP, want met een verrekijker of telescoop zonder goede bescherming naar de zon kijken beschadigt jouw ogen onherstelbaar. Hoe je de zon veilig kunt waarnemen lees je hier. Altijd
al
een
goede
niet
zo’n
dure
telescoop
willen
aanschaffen? Koop dan nu de Bresser Solarix. Met zijn professionele zonnefilter en smartphoneadapter zie je de mooiste beelden van de overgang en maakt er ook nog goede foto’s van met je smartphone. En als het donker wordt is hij gewoon te gebruiken als telescoop voor de maan, planeten en bepaalde deepsky objecten. Koop hem voor de overgang en ontvang gratis het boek ‘De oerknal’ van Govert Schilling.
spotting
scope:
rechte
of
schuine inkijk?
spotting scope: rechte of schuine inkijk?
Spotting scope: kies ik een rechte of een schuine inkijk? Inleiding Een spotting scope is een optisch instrument dat gebruikt wordt voor het bekijken van objecten op een verre afstand. Een spotting scope heeft in de regel een veel hogere vergroting dan een verrekijker. Zo komt die vogel op grote afstand nog heel mooi in beeld. Er is ook een belangrijk nadeel, iemand
met een vaste hand kan nog goed kijken door een verrekijker met een vergroting van 12x. Hierboven houdt het wel op. Dit betekent dat een spotting scope bijna altijd in combinatie met een statief zal moeten worden gebruikt. Meer gesjouw dus of meer gebondenheid aan dezelfde plek. Een uitzondering is de Barska 15-45×50 Naturescape spotting scope. Met deze compacte en lichtgewicht spotting scope kan nog net uit de hand worden gekeken op de laagste vergroting van 15x. Dit komt doordat een verrekijker die 15x vergroot veel zwaarder is, doordat een verrekijker twee buizen heeft. De Barska Benchmark 12-60×78 heeft een kleinste vergroting van 12x en wordt standaard geleverd met een handgrip, waardoor hij ook goed uit de hand te gebruiken is.
Kies ik een rechte of een schuine inkijk? Wat betreft optiek en techniek zijn er veel overeenkomsten tussen spotting scopes en verrekijkers. Ze zijn er in dakkant en porro uitvoeringen, verschillende lensdiameters, vergrotingen, lens- en prismakwaliteit en coatings. Lees meer hierover in onze koopwijzer verrekijkers. Spotting scopes zijn er in uitvoeringen met een rechte inkijk en met een schuine inkijk van 45o. Wat zijn de voor- en nadelen van deze twee opties? Wij zetten het in deze blogpost op een rijtje. Overeenkomsten Laten we eerst kijken waarin de schuine en de rechte inkijk niet verschillen. Het belangrijkste is wel de optiek; optisch gelijk dus. Ook voor digiscoping, dat is foto’s maken door de spotting scope met behulp van een camera of smartphone, maakt het niet veel uit. Ook bij het observeren uit het autoraam (met raamstatief) is er weinig verschil. De meeste spotting scopes met een schuine inkijk kunnen gedraaid worden.
Neerwaarts en opwaarts kijken Met een schuine inkijk is het makkelijk om opwaarts te kijken. Die vogel boven in de boom of de maan en de planeten in een heldere nacht, het gaat allemaal net wat makkelijker. Vogels, dieren of andere objecten bevinden zich vaak op de grond. Neerwaarts kijken is eenvoudiger te doen met een rechte inkijk. Wil je je spotting scope naast natuurwaarnemingen geregeld voor astronomische waarnemingen gebruiken? Kies dan voor een schuine inkijk. Wil je dit uitsluitend? Kies dan voor een telescoop. Welke kijkt comfortabeler? Welke van de beide opties comfortabeler is, is ook een kwestie van persoonlijke voorkeur. Voor mensen die snel last hebben van de rug is een rechte inkijk waarschijnlijk comfortabeler. Je stelt de spotting scope in op de juiste lengte en kunt rechtop blijven staan en hoeft niet te bukken om te kijken. Meerdere personen Gebruik je de spotting scope met meerdere personen van verschillende lengte dan is een schuine inkijk handiger. De spotting scope hoeft niet iedere keer op een andere hoogte te worden ingesteld, met het risico dat de vogel in de tussentijd gevlogen is. Afgesteld op de lengte van de kleinste persoon kan iedereen met wat bukken kijken. Stabiliteit Een spotting scope met een rechte inkijk wordt hoger afgesteld dan die met een schuine inkijk, waar je van bovenaf in kijkt. Dit vraagt meer stabiliteit van het gebruikte statief. Hier geldt de regel, hoe lager de pootjes van het statief, hoe stabieler hij staat. Er is ook wel een nadeel aan verbonden; bij een lagere instelling staan lage begroeiing of andere obstakels eerder in de weg. Richten
De spotting scope met een rechte inkijk heeft de naam dat het object makkelijker in beeld te krijgen is. Dit is onmiskenbaar het geval, zeker beginners zullen dit ervaren. Echter, ervaren spotters met een schuine inkijk doen niet onder voor de rechte inkijkers. Het kost alleen meer tijd en gewenning. Compact Als ruimtebesparing bijvoorbeeld in de rugzak belangrijk is, dan is de rechte inkijk in het voordeel, omdat de bocht ontbreekt. Vrije oog Als je door een spotting scope kijkt dan heb je nog één oog over. Als je die open doet zie je met een schuine inkijk de grond en met een rechte inkijk de horizon. Je krijgt meer van je omgeving mee en hebt dus een grotere kans om het volgende interessante object te zien.
Slot Een schuine of een rechte inkijk? Het is vooral een kwestie van persoonlijke voorkeur. Met beide opties kun je alle facetten van het observeren doen, het ene gaat misschien net iets makkelijker dan het andere. Bedenkt vooraf goed waarvoor je de spotting scope wilt gebruiken en weeg de voor- en nadelen zorgvuldig af in het licht van je eigen gebruik en omstandigheden. Klik hier voor een overzicht van onze spotting scopes Onderstaande witte kwikstaart is met bede opties prima in beeld te vangen
Petersons vogelgids
Petersons vogelgids De jubileum uitgave van Petersons vogelgids is helemaal bij de tijd en mooier dan ooit. De Petersons vogelgids was mijn eerst vogelgids. Als 10 jarige werd ik in 1968 de trotse bezitter van een exemplaar. Nu bijna 50 jaar later is het een vogelgids die ik nog steeds gebruik. De tekst is niet meer bij alle vogels helemaal actueel; zo is de laatste keer dat de grauwe gans in Nederland broedde niet meer 1909, de buizerd geen zeldzame broedvogel en gaat het met de spreeuw wat minder dan in 1965. Ondanks dit, de plaatje kloppen nog helemaal. Vijftig jaar is net iets te weinig op de tijdschaal van de evolutie om grote morfologische veranderingen in de gedaante van vogels teweeg te brengen. De Peterson vogelgids van 1965 heeft in een diep verlangen
naar de hop in mij opgeroepen. Hoe dit precies zit en hoe ik aan deze Petersons vogelgids ben gekomen lees je in deze blogpost. De Petersons vogelgids is volgens velen de ultieme vogelgids. Voor mij is het niet alleen dat, het is ook jeugdsentiment. Emotie.
Wat is de Petersons Vogelgids? De Petersons vogelgids is waarschijnlijk de meest verkochte gids ter wereld. De eerste druk verscheen in 1954. De oorspronkelijke titel is: A field guide to the birds of Britain and Europe. De gids behandelt alle Europes vogels en is hierdoor een handige metgezel op vakantie. Er worden 576 vogelsoorten beschreven die in Nederland voorkomen en 170 dwaalgasten. De gids begint met een algemene inleiding over vogels, levenswijze, voortplanting, vlucht, bouw en nog veel meer. Van iedere vogel is een kleurenillustratie, een beschrijving en een verspreidingskaartje opgenomen. Sommige vogelaars vinden het niet zo prettig dat tekst en illustraties gescheiden staan. Dit is een consequentie van het grote voordeel van de gids dat verwante vogels op één illustratie (pagina) bij elkaar staan. Met streepjes zijn de belangrijkste onderscheidende kenmerken aangegeven, zodat je snel tot de juiste bepaling van de soort komt. Inmiddels zijn we bij de 30ste druk aangekomen. Al jaren met medewerking van Vogelbescherming Nederland.
Vijf redenen waarom je Peterson Vogelgids zou moeten kopen 1. De eerste en belangrijkste reden is, dat het gewoon een van de beste, zo niet de beste vogelgids is. 2. De gids beschrijft alle Europese vogels en is daarom op reis binnen Europa overal bruikbaar.
3. Geef de vogelgids cadeau aan je beste vriend(in), kind of kleinkind – schrijf er een persoonlijke opdracht in en je hebt een cadeau ‘for life’ gegeven. Een vogelgids met een verhaal, dit keer jouw verhaal. 4. Mijn gids is na vijftig jaar, ondanks intensief gebruik, nog steeds in redelijke staat. De pagina’s met tekst zijn een beetje vergeeld, dat wel. De hoogglans kleurenillustraties spatten daarentegen nog steeds van het papier. 5. De Petersons Vogelgids is de enige gids die prominent figureert in een conference (Bert Visser). Daar kan geen enkele vogelgids aan tippen De Petersons vogelgids koop je natuurlijk bij Natuurgadgets.nl. We maken er desgewenst kostenloos een mooi natuurcadeautje van en rekenen geen verzendkosten. Klik hier om te bestellen!
Waterdrop: bespaar 1 miljard liter water
Bespaar 1000 liter water met Waterdrop Wist je dat je per jaar meer dan 1000 liter water verspilt met dagelijks douchen? Per douchebeurt verdwijnt 3 tot 6 liter water terwijl je de douche warm laat worden. Water dat je perfect kan gebruiken in plaats van te verspillen. Met WaterDrop in combinatie met een app voor je smartphone, is het Spaanse Esferic Better Things op een missie om wereldwijd waterbesparing te promoten. Douchen neemt bijvoorbeeld 17% van het totale watergebruik in een huishouden in beslag. Maar waterbesparen kan ook bij andere kranen waar nu water wordt verspild met opwarmen. Als we in Europa en Amerika minstens 1 keer per dag WaterDrop gebruiken, kunnen we 1.000.000.000.000 (een miljard ) liter besparen*! Dit water kan bijvoorbeeld gebruikt worden om de WC door te spoelen of planten water te geven. Waarom zou je douchewater besparen? Water is in Nederland
goedkoop. Gelukkig voor ons Nederlanders. Maar helaas voor het bewustzijn over duurzaamheid. Want water uit de kraan is een zeer kostbare natuurbron waar we best wat bewuster mee om mogen gaan. Of zoals de bedenker van WaterDrop zelf zegt: “Of mensen nu WaterDrop of zelfs een emmer gebruiken. Onze missie is om mensen zich te laten realiseren elke keer dat ze de kraan laten lopen dat water een zeer kostbare bron is. En we er samen voor kunnen zorgen dat we er bewuster en duurzamer mee omgaan.” – Suso Chulvi (Esferic Better Things) Soms is er namelijk een kleine actie nodig om een grote verandering teweeg te brengen. En met WaterDrop in combinatie met de app wordt dit snel duidelijk. Gebruikers kunnen in real time zien hoeveel water ze besparen. Tegelijkertijd is te zien hoeveel water er wereldwijd door WaterDrop gebruikers wordt bespaard. Hiermee wordt heel concreet individuele actie voor impact heeft.
wat
een
kleine
Wat is WaterDrop nou precies? Dit is een waterzak met een speciaal design zodat deze makkelijk te bevestigen is aan je douche, maar ook snel verplaatst kan worden. De zak is gemaakt van het recyclebare materiaal thermoplastic polyurethaan voor maximale sterkte en duurzaamheid. Dit idee steunen WaterDrop heeft momenteel op Kickstarter €15.000 opgehaald voor de productie. 260 mensen wereldwijd hebben inmiddels de campagne gesteund. Jij hebt nog 5 dagen de kans om ook een WaterDrop te bemachtigen: https://www.kickstarter.com/projects/614674700/water-drop/ Bekijk ook deze video: Dus start het nieuwe jaar met een goed voornemen en steun dit idee: Stop met het verspillen van water en help mee om wereldwijd 1 miljard liter water te besparen.
Natuurbingo
Natuurbingo Ben je meester of juf van kinderen in groep 5, 6 ,7 of 8 en wil je ze iets meer over de natuur leren? Dat kan met dit nieuwe natuurbingo! Dit is een leuk en educatief spel waarmee je kinderen op een laagdrempelige manier bezig laat zijn met de namen en bijbehorende plaatjes van o.a. vlinders, diersporen, bloemen, planten, libellen en paddenstoelen. Elk spel bestaat uit 36 bingokaarten met elk 12 afbeeldingen. In totaal zijn er 36 verschillende afbeeldingen van dieren of planten opgenomen. Verder zitten er 450 fiches bij, een namenlijst van alle soorten en een blad met extra informatie over de wat onbekendere plant- en diersoorten. Leuk voor in een projectweek of zomaar tussendoor, natuurbingo waar je het hele jaar wat aan hebt!
Het spel duurt ongeveer een half uur en is met maximaal 36 spelers (vanaf 8 jaar) te spelen. Elke deelnemer krijgt een bingokaart en 12 fiches. De leerkracht leest een naam voor en de deelnemers leggen een fiche op elk plaatje dat wordt genoemd. Degene die als eerste zijn kaart vol heeft, roept “bingo” en is de winnaar. Kortom: met dit natuurbingo heb je spelplezier voor de hele bovenbouw! Wat leren de kinderen ervan: Ze komen in aanraking met een heleboel dieren- en plantennamen door te kijken naar de foto’s en de erbij behorende namen. Zo maken ze spelenderwijs kennis met verschillende planten en dieren Ze krijgen extra informatie door de beschrijving/ uitleg van onbekende namen waardoor hun kennis wordt uitgebreid. Het geheugen wordt getraind door in verschillende spelrondes dezelfde kaarten te gebruiken. Er worden zoveel mogelijk personen ingeschakeld bij het spelen van één spel wat het samen spelen bevordert. Tijdens het spelen van het spel wordt er een beroep gedaan op het concentratievermogen. Verder heeft natuurbingo een heel andere opzet dan het gewone bingo door het gebruik van foto’s met namen i.p.v. nummers. Het spel wordt steeds spannender naarmate er minder fiches gelegd hoeven te worden. Opmerkingen die kinderen maakten na het spelen van natuurbingo waren o.a.: “ Leuk spel: een plaatje met een naam, dat was wel even zoeken!” “ Spannend, leuk om met een grote groep te doen.” “ We willen het spel graag kopen om in de klas of op school te hebben.”
“ Het is leerzaam, je leert er veel van, van sommige hei weet je nu hoe die heet.” “ Het lijkt op gewoon bingo, maar is alleen anders door de namen, leuk!” “ Het was extra spannend doordat een paar platen bijna hetzelfde zijn.” Een uitgebreide spelomschrijving, met verschillende manieren van spelen, wordt bij het spel meegeleverd. Het natuurbingo is verkrijgbaar voor € 30,- en wordt na bestelling geleverd binnen twee weken. Voor meer informatie of als je het spel wilt bestellen kun je gebruik maken van het contactformulier op deze site. Opmerking: Wij bevelen natuurbingo van harte aan! Natuurbingo is echter geen product van Natuurgadgets.nl. Wij nemen geen verantwoordelijkheid voor levering, betaling en garantie.
Andere natuurspelen: De Nieuwe Wildernis bordspel 8+ Dino memo 2+
Nestkast ophangen
Nestkast ophangen? Haal de natuur dichtbij huis door een nestkast in je tuin op te hangen. In deze blog tips voor een grotere kans op succes.
De nestkast Door het ophangen van een nestkast breng je het hele familieleven van de vogels in je tuin. Volg de bouwactiviteiten van de vogels, de broedsuccessen en ook de mislukkingen. Met als bekroning een rijtje jonge vogels op je schutting. Je bewijst de natuur een dienst en het is nog leerzaam ook. In deze blog gaat het over afgesloten nestkasten met een invliegopening. Deze kasten zien de vogels als een hol en zijn dus geschikt voor zogenoemde ‘holenbroeders’. In onze (stads)tuinen hebben we het dan over kleine vogels als mezen, boomklevers, spreeuwen, mussen, winterkoninkjes en gierzwaluwen. Voor roodborstjes, bijvoorbeeld moet je een halfopen nestgelegenheid ophangen.
Nestkasten zijn verkrijgbaar in alle soorten en maten en gemaakt van verschillende materialen en in verschillende kwaliteiten. Kijk in ieder geval kritisch of de kast stevig genoeg opgehangen kan worden, het dak goed waterdicht is en de nestkast open kan om hem schoon te maken. De meest verkochte nestkast is van hout, dan kan prima. Je kunt ook kiezen voor de duurzamere maar ook duurdere nestkast van houtbeton. Die gaan vaak tientallen jaren mee. Naast de duurzaamheid hebben deze nestkasten ook andere voordelen, bijvoorbeeld op het gebied van het klimaat in de nestkast en voorzieningen om katten en marters buiten de deur te houden. Bedenk van te voren welke vogels in je buurt voorkomen die je graag in je tuin wilt zien. De grootste kans maak je op mezen, met de koolmees voorop. Maar ook de pimpelmees broedt graag in een nestkast.
De volgende vuistregel kun je aanhouden met betrekking tot de invliegopening: Ø 32 mm: is een universele afmeting die bijna alle hierboven genoemde soorten (met uitzondering van de spreeuw) toegang biedt. Ø 26 mm: biedt toegang voor de kleine mezen, zoals de pimpelmees, glanskopmees, zwarte- en kuifmees. De grotere soorten worden geweerd. Bedenk dat bij een houten kast de vogel de opening zelf uitbikt. Wil je echt alleen maar een kleine soort, kies dan voor een nestkast van houtbeton. Ø 45mm: voor de grotere soorten, vooral de spreeuw. Het is niet vanzelfsprekend dat de kleine vogels deze nestkast links laten liggen. Ter vergelijking: een 2-euro muntstuk heeft een diameter van 25,75 cm.
Nestkast ophangen Beste plek? In een beschutte stadstuin hang je de nestkast op ooghoogte (1,5 – 2 meter). Zo kun je volop genieten van de activiteiten die zich rond de nestkast ontplooien. Wil je de zogenoemde ‘gebouwenbroeders’ (bijvoorbeeld gierzwaluw en mus) lokken dan is het een ander verhaal. Die hang je zo hoog mogelijk en zijn op een hoogte van 15 meter nog succesvol. Beide soorten broeden graag bij in een groepje (mus) of kolonie (gierzwaluw), dus zorg dat er meerdere nestgelegenheden zijn.
Voor het winterkoninkje maak je een uitzondering, die hang je laag (circa 1 meter) in struiken, stapels hout e.d. Voor het winterkoninkje geldt als extra eis dat je meerdere nestkasten in je tuin ophangt. Het mannetje maakt meerdere nesten in zijn territorium, het vrouwtje kiest er eentje uit. Een beplante tuin met struiken en bomen maakt meer kans op succes dan een kale tuin met veel tegelwerk. Welke windrichting? Over de windrichting waarin je de opening plaatst gaan veel verhalen de ronde. De vogelbescherming adviseert het noordoosten, anderen zweren bij het zuidoosten. Eigenlijk maakt het niet zoveel uit, zolang het om een tegen de wind beschutte plek gaat. In de meeste omheinde stadstuinen is dat wel zo. Is de beoogde plek minder beschut, mijdt dan het westen en zuidwesten omdat daar meestal de harde wind en de regenvlagen vandaan komen. Beste periode? Je kunt uiteraard het hele jaar door een nestkast ophangen. De beste tijd is echter vlak voor de winter. Je biedt de vogels een schuilplaats tegen slecht weer die ze meteen als
toekomstige broedkamer voor het kroost beoordelen. Door in de winter lekker veel bij te voeren, wordt jouw tuin wel een heel interessant plekje voor het komende nageslacht.
Overige tips Leg geen nestmateriaal in de nestkast. Kleine vogels maken liever het nest helemaal zelf. Hang op verschillende plekjes korfjes op met hondenhaar, draadje wol, mos etc . Maak de nestkast jaarlijks schoon. Het nest verwijderen is in de regel voldoende. Is de nestkast extreem vervuild of besmet met parasieten, gebruik dan lauw water met eventueel een afbreekbaar sopje. Laat je het nest zitten, dan is de kans groot dat er zich het volgend voorjaar een hommelvolk in vestigt. Ook leuk. Als er veel katten in de buurt zijn, koop dan een nestkast met een voorziening die katten en marters weert. De nestkasten van Schwegler die voor bevestiging aan een boom, worden geleverd met een voor bossen goedgekeurde aluminium spijker. Een duurzame nestkast bestel je natuurlijk in onze webwinkel. We hebben speciale nestkasten voor mezen (klein en groot), mussen, spreeuwen en winterkoninkjes. Klik hier voor ons assortiment.
Waarom
de
koolmees
onze
nationale vogel moet worden
Waarom moet de koolmees onze nationale vogel worden? Burgers van Nederland. Er staat binnenkort iets te gebeuren. De Vogelbescherming in samenwerking met Vara Vroege Vogels hebben namelijk besloten dat Nederland in navolging van veel andere landen ook een Nationale Vogel zou moeten willen. Inmiddels is de longlist van 28 vogels geslonken tot een shortlist van 10. Hoog tijd om kleur te bekennen. Ik geef relativerend toe, het is een triviale kwestie in deze tijd van immens menselijk leed, maar dit onderwerp zal toch even de aandacht moeten krijgen. Hier zijn de 10 overgebleven genomineerden:
In deze tijd van vrank en vrij feedback geven aan elkaar krijg ik vaak te horen een goed oog te hebben voor de dingen die niet goed gaan en wat minder voor de dingen die wel goed gaan. Dit leidt tot een ondergemiddeld aantal complimentjes van mij aan derden. Geheel in mijn aard is het dan ook voor mij vele malen eenvoudiger om op te schrijven waarom een bepaalde vogel het niet zou moeten zijn. We beginnen bij de Reiger. Met zijn allen schijten ze hele bomen vol en jatten friet uit onze puntzakken. Met zijn kop tussen de schouderbladen niet echt een indrukwekkende verschijning. Een respect afdwingende levenskunstenaar en overlever, dat wel. Nationale trots? Nou neuh. Vervolgens hebben we een groep ‘mooi weer vogels’ die als het een beetje slechter weer wordt de wieken nemen naar zonniger oorden. Ik kan ze geen ongelijk geven, maar in mijn ogen verspeel je wel een groot deel van je kansen om Nederlands Nationale Vogel te worden. Deze overwinteraars zijn de
Boerenzwaluw, Grutto, Kievit en Ooievaar. Wat betreft de Grutto is het met pijn in de hartstreek, dit is een typisch Nederlandse weidevogel, die zo’n beetje alleen nog in ons land broedt. Keuzes zijn soms pijnlijk. Kortom, wij genieten ten volle van al deze prachtige trekvogels als ze bij ons zijn, maar het is niet genoeg om Vogel des Vaderlands te worden. Dan blijven er nog vijf over: De Huismus, een vrolijke kwetteraar die van gezelligheid houdt. Met zijn allen in de broedkast. Hij heeft alleen zijn imago tegen; een huismus is de gangbare aanduiding voor een wat saaiig mens persoon die het liefst thuis op de bank zit. Tja, liever niet. Neem dan de Merel. Eigenlijk ook wel een sterke kandidaat. Komt voor in bos, tuin, park. Iedereen kent hem wel. Broedt en scharrelt in iedere tuin. Het enige dat je tegen de merel kunt aanvoeren is dat hij een wat saai jasje aan heeft. De merel behoort hoog te eindigen, dat wel, maar heeft de X-factor niet. De IJsvogel is een verhaal apart. Was het de verkiezing van de mooiste vogel van Nederland geweest, dan waren we er snel uit. Misschien was er (op afstand) nog enige concurrentie van de ingetogen schoonheid van het puttertje. De uitbundigheid van deze vissenvanger gaat boven alles. Waarom de IJsvogel niet de Vogel des Vaderlands kan worden is evident. Het is werkelijk een onverdraaglijke gedachte dat als heel Nederland feest viert en warme chocolademelk loopt te drinken bij de volgende Elfstedentocht, onze nationale vogel bij bosjes het loodje legt. Dat kan echt niet! De Roodborst voldoet aan alle criteria om onze Nationale Vogel te worden. Er is maar een minpuntje. Hij is het al van Engeland. Om nou ook nog de onze te worden is te veel van het goede en getuigt van onze zijde niet erg van originaliteit.
Blijft over de koolmees. Hij verdient niet onze steun omdat hij toevallig van de 10 kleine kleutertjes het langst op mijn hek blijft zitten, maar om zijn uitstekende kwaliteiten. Onze Nationale Vogel moet een vogel zijn die iedereen kent. Ook de niet hardcore vogelaar. Wie kent de Koolmees niet? Je komt de Koolmees werkelijk overal tegen waar een boom of struik staat. In het voorjaar broedt hij in de nestkasten die we in onze tuinen hangen en in de winter jongleert hij behendig aan onze vetbollen. Kinderen genieten hier van en zijn dol op deze opvallende gast in de tuin. Sommige ouders gaan zelfs zo ver om hun nageslacht Mees te noemen, wat je overigens van geen van de andere genomineerden kunt zeggen. Hij ziet er bovendien goed uit met zijn stropdas en kleurige en strakke verenpak. De Koolmees is een nijver en actief beestje dat niet bang is uitgevallen. De Koolmees staat zijn mannetje in de grote buitenwereld, kortom een doodgewoon vogeltje om trots op te zijn en van te genieten: Onze
Nationale Vogel! Begin november 2015 wordt de winnaar bekendgemaakt. Stem op de Koolmees
STEM NU! Henk