Verantwoording bij de lessenserie Redactioneel schrijven Wij, Marita Swinkels en Jesse van Rijn, hebben de lessenserie ‘Redactioneel schrijven’ met veel enthousiasme ontwikkeld. Deze lessenserie is een onderdeel van de afsluiting van de cursus Schrijfvaardigheid die wij volgen voor de master Nederlands aan de Hogeschool Utrecht. Het materiaal voor de lessenserie is online te vinden, op www.schrijfvaardigheid.wordpress.com. In deze tekst verantwoorden wij de keuzes die we hebben gemaakt bij het ontwikkelen van deze lessenserie. De verantwoording bestaat uit de volgende delen:
1) Leeswijzer website 2) Relatie doelgroep - lessenserie 3) Beginsituatie en voorkennis 4) Legitimering doelstellingen en beoordeling 5) Legitimering didactische keuzes 6) Samenwerking 7) Gebruikt materiaal 8) Literatuurlijst 1) Leeswijzer website De website die bij deze lessenserie hoort, bevat vrijwel al het materiaal dat nodig is om de lessenserie uit te voeren. De website bestaat uit twee delen: een gedeelte voor de docent en een gedeelte voor de leerlingen. Hieronder vindt u een beschrijving van de twee gedeeltes. Het docentgedeelte bevat onder het menu ‘Projectopzet‘ de pagina’s ‘Instructiemateriaal & praktische tips’, ‘D.A.-modellen‘ en ‘Beoordelingsmodel’. Op de pagina ‘Instructiemateriaal & praktische tips‘ staan de powerpointpresentaties per les en een document met praktische aanwijzingen voor de gehele lessenserie. De beoordelingsrubric is te vinden op de pagina ‘Beoordelingsmodel’. De pagina ‘Verantwoording‘ bevat het document dat u nu aan het lezen bent. Het gedeelte voor de leerling bevat een aantal pagina’s met opdrachtbeschrijvingen, achtergrondinformatie en formulieren die ze nodig hebben om de opdrachten uit te voeren. We hebben voor deze opzet gekozen, omdat we de mogelijkheid willen bieden om de lessenserie zowel digitaal als op papier uit te voeren. Doordat alle documenten voor leerlingen op school én thuis beschikbaar zijn, kan de docent allerlei (tussen)vormen kiezen van volledig digitaal en tot volledig op papier. 2) Relatie doelgroep - lessenserie In de opdracht zoals beschreven in de syllabus staat bij de doelgroep de keuze tussen 4havo of 5vwo. Omdat wij beide lesgeven in een 4havo-klas, leek de keuze snel gemaakt. De praktijkervaring zouden we goed kunnen gebruiken bij het ontwikkelen van de lessenserie. Dit was echter niet de enige reden waarom wij voor 4havo hebben gekozen. Door de cursus Didactiek van het schoolvak Nederlands hadden wij ons al verdiept in deze doelgroep en wisten we welke aandachtspunten er zijn bij het selecteren van didactische werkvormen Een 4havoklas kenmerkt zich vaak door een sterk heterogene samenstelling. Leerlingen die regulier vanuit 3havo zijn doorgestroomd, doubleurs uit havo4 of vwo4, afstromers van vwo3 en opstromers van vmbo-T4 kunnen een havo4-klas vormen. Hierdoor “[bestaat] een niveauverschil tussen de leerlingen.” (Vermaas & Van der Linden, 2007) De heterogeniteit uit zich ook in de verschillende leerstijlen. “In een havoklas is vaak een breder spectrum van leerstijlen en intelligentieprofielen vertegenwoordigd” (Michels, 2006). Met zowel individuele opdrachten
als samenwerkingsopdrachten en zowel observerend leren als schrijven met tekstbespreking voorziet de lessenserie in de verschillende manieren van leren. Michels (2006) schrijft verder dat “havoleerlingen over het algemeen een wat minder brede algemene ontwikkeling [hebben]” en dat “hun belangstelling ligt bij onderwerpen die praktischer en meer toepassingsgericht zijn, direct aansluitend bij hun eigen belevingswereld.” De lessenserie sluit hier goed op aan. Het is een praktische opdracht, waarbij de leerlingen de instructies ook meteen moeten toepassen. Zij kunnen kiezen uit een krant die of tijdschrift dat (enigszins) aansluit bij hun belevingswereld. Ook het feit dat “havoleerlingen meer behoefte [hebben] aan structuur en controle, kleinere ‘stappen’ [moeten] maken en meer oefenen” komt terug in de lessenserie. Vermaas & Van der Linden (2007) schrijven dat “de concentratieboog van de havoleerlingen kort [is].” en “dat activerende didactiek een zeer waardevol instrument is”. Daarnaast adviseren zij om “de ‘buitenwereld binnen [te] halen’”. De lessenserie haalt de buitenwereld binnen door de echtheid (Ekens, 2008) van de opdrachten. Leerlingen maken namelijk een krantenpagina of tijdschriftpagina van een bestaande krant of bestaand tijdschrift. Daarnaast hebben ze keuzevrijheid, doordat ze (redelijk) vrij zijn in het selecteren van teksteonderwerpen en bronnen. Door de korte, verschillende werkvormen wordt rekening gehouden met de korte concentratieboog van de havoleerlingen. Het feit dat de lessenserie aandacht besteedt aan reflectie en evaluatie sluit ook aan bij de behoeften van de doelgroep, omdat “de leerlingen moeite [hebben] om te reflecteren” (Vermaas & Van der Linden). Ook Michels (2006) ziet die moeite: “havoleerlingen zijn wat oppervlakkiger in hun reflecties ten aanzien van de leerstof en hun eigen werk”. In de lessenserie werken de leerlingen op verschillende manieren aan reflectie en evaluatie. Ten eerste stelt de leerling eigen leerdoelen op en na iedere les volgt een evaluatie van die leerdoelen. Aan het einde van de lessenserie schrijft de leerling ook een evaluatieverslag. Daarnaast reflecteren de leerlingen ook op hun eigen schrijfproducten, want in verschillende fases van het schrijfproces vinden er tekstbesprekingen plaats. Aangezien de leerlingen moeite hebben om te reflecteren, gebeurt dit vrij gestructureerd. De docent treedt hierbij nadrukkelijk op als begeleider van het reflectieproces. 3) Beginsituatie en voorkennis De hiervoor beschreven heterogeniteit van de doelgroep maakt het moeilijk om uit te gaan van een gezamenlijke beginsituatie. Twee ijkpunten zijn echter wel vast te stellen (we laten het examenprogramma VMBO-T buiten beschouwing). Het eerste ijkpunt zijn de kerndoelen voor de onderbouw. Deze kerndoelen zijn vrij algemeen geformuleerd en het is lastig om daar concrete voorkennis uit af te leiden. Vanuit de kerndoelen mogen we er wel van uitgaan dat de leerlingen in ieder geval bekend zijn met begrippen als reflectie, conventies en het voorbereiden van schrijftaken (De Boer, 2007). De lessenserie sluit aan bij de veronderstelde voorkennis vanuit de kerndoelen door opdrachten die voortborduren op deze voorkennis. Een voorbeeld van zo’n opdracht is het maken van een evaluatieverslag. De leerling moet dan niet alleen kunnen reflecteren op een concreet product, maar ook het grotere geheel kunnen zien. Het Referentiekader taal is het tweede ijkpunt. Leerlingen die in 4havo zitten, moeten zich minimaal op niveau 2F bevinden. Dit houdt in dat ze “samenhangende teksten [kunnen] schrijven met een eenvoudige, lineaire opbouw, over uiteenlopende vertrouwde onderwerpen...” (Ministerie van OCW, 2009, p. 15). De teksten die horen bij niveau 2F hebben een kern, inleiding en slot en een logische alineaindeling waarin verbanden expliciet worden aangegeven (Ministerie van OCW, 2009). Dit zijn ook de vaardigheden die leerlingen nodig hebben om de lessenserie te kunnen volgen. Er wordt van uitgegaan dat de basisvaardigheid aanwezig is en de lessenserie bouwt daarop voort door de tekstonderwerpen minder vertrouwd te maken en hogere eisen te stellen aan de tekststructuur en de gehanteerde schrijfstijl.
Andere voorkennis die leerlingen nodig hebben voor de lessenserie bevindt zich vooral op het gebied van terminologie. Zo moeten leerlingen vanuit de leesvaardigheid en fictie (beperkte) kennis hebben van verschillende tekstvormen, zoals de ingezonden brief of de recensie. Als je kijkt naar de verschillende lesmethodes, kun je concluderen dat deze termen behandeld horen te zijn in de onderbouw.
4) Legitimering doelstellingen en beoordeling Bij het formuleren van de doelstellingen hebben we rekening gehouden met een aantal factoren. Ten eerste moet de lessenserie goed aansluiten bij het schoolexamen schrijfvaardigheid in 5havo. Hier hangen ook de eindtermen Nederlands voor havo/vwo mee samen. Leerlingen moeten voor het schoolexamen een gedocumenteerde uiteenzetting, betoog of beschouwing kunnen schrijven. Ze moeten hun tekst kunnen reviseren en oog hebben voor het publiek waarvoor ze schrijven. De lessenserie heeft deze vaardigheden opgenomen als doelstellingen. Door te werken aan bovenstaande vaardigheden bereiden leerlingen zich voor op het examenjaar. Bovendien biedt de lessenserie handvatten aan de leerling om zichzelf te verbeteren in zijn schrijfvaardigheid. Zo stellen leerlingen eigen leerdoelen op en gaan ze na in hoeverre ze die leerdoelen behaald hebben. Een andere belangrijke factor zijn de referentieniveaus taal. Leerlingen moeten zich aan het einde van 5havo bevinden op niveau 3F. Op dit niveau moeten de leerlingen coherente teksten kunnen schrijven voor een algemeen publiek. Ze kunnen bronnen selecteren en gebruiken bij het schrijven van de teksten en ze moeten in staan zijn om layout en schrijfstijl aan te passen op het publiek (Ministerie van OCW, 2009). Aan deze doelstellingen werken de leerlingen door zich te verdiepen in de lezer van hun krant of tijdschrift. Ze moeten bij hun tekst ook minimaal één bron gebruiken. Bij deze doelstellingen is het belangrijk om te bedenken dat de vastgestelde eisen gelden voor 5havo. Je kunt niet van alle 4havo-leerlingen verwachten dat ze aan het einde van deze lessenserie alle vaardigheden bezitten. De lessenserie is nadrukkelijk bedoeld om leerlingen zich te laten ontwikkelen in deze vaardigheden. Dit is ook terug te vinden in het beoordelingsmodel. De leerling wordt niet alleen beoordeeld op het schrijfproduct, ook het schrijfproces telt mee in de beoordeling. Op die manier wordt het belang van aandacht aan het schrijfproces vergroot. Het beoordelingsmodel bij deze lessenserie is een rubric. Hiervoor hebben we gekozen, omdat de leerling zo een goed beeld krijgt van de eisen die aan hen gesteld worden. De rubric sluit aan op de doelstellingen van de lessenserie en heeft een duidelijke puntenschaal, waarbij concrete omschrijvingen staan. Om aan te sluiten bij hetgeen in de vorige alinea staat, biedt de rubric de mogelijkheid om ook voldoendes te geven wanneer een leerling een bepaalde doelstelling niet volledig heeft behaald. 5) Legitimering didactische keuzes Wij maken in deze lessenserie gebruik van diverse didactische werkvormen. Zo passeren onder andere schrijven met tekstbespreking, observerend leren en werken in een redactie de revue. In deze paragraaf verantwoorden we onze keuze voor deze werkvormen. Werken in een redactie Leerlingen werken in een redactie samen om een kranten- of tijdschriftpagina te maken. Ze houden redactievergaderingen, stellen gezamenlijk een lezersprofiel op en bespreken op regelmatige basis de vorderingen van de redactieleden. Deze werkwijze vergroot de echtheid van de opdracht, waardoor leerlingen zich meer betrokken voelen bij de opdracht en de intrinsieke motivatie toeneemt (Ekens, 2008). De redacties schrijven voor een bestaand lezerspubliek en hebben een keuzevrijheid wat betreft de tekstonderwerpen.
Daarnaast past deze werkwijze goed in de didactiek van de Tweede Fase. Leerlingen moeten namelijk samenwerken om tot een goed resultaat te komen. De redactievergaderingen en de deadlines waaraan de redactieleden zich moeten houden vergen een actieve studiehouding en een goede planning, iets wat in de didactiek van de tweede fase centraal staat. Daarnaast past ook het idee dat leerlingen vrij zelfstandig aan de opdrachten kunnen werken binnen het onderwijs van de tweede fase. Om aan te sluiten met de mogelijkheden van de havoleerlingen, hebben we er wel voor gekozen om de opdrachten vrij gestructureerd aan te bieden, onder andere met behulp van formulieren voor diverse opdrachten. Observerend leren en schrijven met tekstbespreking ! Doordat zij [de leerlingen] niet zelf schrijven, kunnen zij zich beter richten op de leertaak, het ! !
leren schrijven. !Leerlingen kunnen kijken en luisteren hoe lezers met een tekst omgaan. Zo krijgen !ze inzicht in de interactie tussen kenmerken van de tekst en leerprocessen en gaat
!
voor hen een wereld open. Leerlingen krijgen zicht op tekstwerking. Maar leerlingen kunnen ook zien
! !
hoe andere leerlingen leertaken oplossen, kunnen uitvoeringen !vergelijken en reflecteren dan op de schrijftaak. (Rijlaarsdam & Braaksma, 2004, p.7)
Leerlingen hebben vaak moeite met het opbouwen, schrijven en herschrijven van hun teksten. Om meer inzicht in hun schrijfproces en -strategie te krijgen, maakt observerend leren deel uit van onze lessenserie. Observerend leren wordt in deze lessenserie gebruikt bij het opstellen van een schrijfplan, het schrijven van een inleiding en het schrijven van een slot. Het inzicht in eigen schrijfproces en -strategie wordt ook vergroot door het geven en krijgen van feedback, wat vanaf les 3 een rol gaat spelen. Leerlingen geven elkaar feedback op inleiding, kern en slot van de tekst. Ekens (2008) geeft diverse voordelen van schrijven met tekstbespreking:
- Leerlingen krijgen in de meeste gevallen geen inhoudelijke feedback op hun schrijfproduct noch op hun schrijfproces. - Leerlingen ontwikkelen zelfvertrouwen, omdat de tekstbespreking niet met de beoordelaar plaatsvindt.
- Leerlingen krijgen meer feedback krijgen tijdens het schrijfproces. Hij kan daardoor al tijdens het schrijfproces vorderingen maken.
- Leren schrijven met tekstbespreking leidt tot een betere ontwikkeling van een procesmatige schrijfaanpak. Door in de lessenserie zowel aandacht aan observerend leren als aan schrijven met tekstbespreking te besteden, werken de leerlingen op regelmatige basis aan het verbeteren van hun schrijfproces, en daarmee hun schrijfproduct. Bij deze twee werkvormen werken de leerlingen in expertgroepen, waardoor alle leerlingen te maken hebben met dezelfde schrijfopdracht en dus goed op de hoogte zijn van de eisen die aan die opdracht gesteld worden. 6) Samenwerking Nadat we gezamenlijk een concept hadden bedacht voor de lessenserie zijn we taken gaan verdelen. Tijdens het uitvoeren van die taken hebben we veelvuldig overleg gehad. We hebben elkaars producten kritisch bekeken en waar nodig aangepast of aangevuld. Hieronder staat een verdeling van die taken: Concept lessenserie!
!
Marita & Jesse
Website! ! Docentgedeelte:
!
Jesse
Verantwoording!!
!
Marita & Jesse
D.A.-modellen! ! ! Praktische informatie! !
Marita Jesse
PowerPointpresentaties!!
Marita
Beoordelingsmodel! Leerlinggedeelte:
!
Jesse
Schrijfopdrachten!
!
Jesse
Achtergrondinformatie! ! Schrijfplanformulieren! !
Marita Jesse
Observatieformulieren! ! Feedbackformulieren! !
Marita Marita
Evaluatieformulieren!
Jesse
!
7) Gebruikt materiaal Voor de lessenserie maken we gebruik van materiaal van de methode Ta!ent 4/5havo. Dit materiaal komt terug in het leerlinggedeelte, bij de pagina ‘Achtergrondinformatie’. We hebben voor dit materiaal gekozen, omdat het concrete tips en aanwijzingen geeft voor het schrijven van een tekst. Daarnaast kunnen leerlingen via dit materiaal meer te weten komen over de tekstvorm die ze moeten schrijven. Het materiaal is duidelijk bedoeld als ondersteuning bij de opdrachten en is niet het materiaal waar primair mee gewerkt wordt. Leerlingen maken ook geen opdrachten uit de methode. Naast Ta!ent hebben we materiaal gebruikt bij twee opdrachten: het maken van een lezersprofiel en het opstellen van leerdoelen voor de lessenserie (lesevaluatie 1). Dit materiaal hebben we slechts gebruikt als inspiratie. De bronnen staan aangegeven in de twee opdrachten zelf. 8) Literatuurlijst Boer, M. de. (2007). Concretisering van de kerndoelen Nederlands. Enschede. Braaksma, M. & Rijlaarsdam, G. (2004). Schrijven en leren schrijven. In: Vonk, 33 (3), 3-16. Ekens, T. (2008). Activerende lees- en schrijflessen. Een handreiking voor het vak Nederlands in de 2e fase. Enschede: SLO. Michels, B. (2006). Verschil moet er wezen. Een werkdocument over verschillen tussen havo- en vwoleerlingen in de tweede fase en handreikingen om daarmee om te gaan. Enschede: SLO. Ministerie van OCW (2009). Referentiekader taal en rekenen. De referentieniveaus. Enschede. Projectgroep Nederlands V.O. (2002). Nederlands in de tweede fase. Een praktische didactiek. Bussum: Coutinho. Ravesloot, C., Mallaant, I., Hart, F. 't, & Blik, A. Talent Nederlands voor de tweede fase handboek 4/5 havo. (1e druk). 's-Hertogenbosch: Malmberg. Vermaas J. & Van der Linden, R. (2007). Beter inspelen op havo-leerlingen. Tilburg: IVA Beleidsonderzoek en advies.