VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED CONCLUSIES EN VERSLAG EXPERTSESSIE 8 JUNI 2007 RIJKSWATERSTAAT RIZA
13 augustus 2007 110643/CE7/197/000823
VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED
Inhoud 1
Expertsessie ‘Veiligheid en zoetwatervoorziening in het IJsselmeergebied’ _______ 3 1.1 Doel expertsessie _________________________________________________________ 3 1.2 De conclusies ____________________________________________________________ 4
2
Verslag bijeenkomst _________________________________________________________ 6 2.1 Presentaties ______________________________________________________________ 6 2.2 Sleutelvragen ____________________________________________________________ 7 2.3 Overige belangrijke aandachtspunten _______________________________________ 12 2.4 Niet realistisch geachte alternatieven ________________________________________ 13
Bijlage 1
Deelnemers ___________________________________________________________ 14
Bijlage 2
Uitwerking van mogelijk toekomstig peilbeheer ____________________________ 15
110643/CE7/197/000823
ARCADIS
2
VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED
HOOFDSTUK
1
Expertsessie ‘Veiligheid en zoetwatervoorziening in het IJsselmeergebied’ 1.1
DOEL EXPERTSESSIE Verschillend peilbeheer per bekken? Compartimenteren IJmeer? Een luwtedam als veiligheidsmaatregel? Binnen diverse beleidskaders worden visies ontwikkeld over beheer en inrichting van het IJsselmeer, dan wel IJsselmeergebied inclusief Markermeer en IJmeer. Als we naar de betrokkenen luisteren, zijn op iedere vraag meerdere antwoorden mogelijk. Om inzicht te krijgen in verschillende visies en om zoveel mogelijk argumenten voor visies boven water te halen, heeft een expertsessie op 8 juni 2007 plaats gevonden in opdracht van Rijkswaterstaat RIZA, onder leiding van ARCADIS. Een overzicht van de deelnemers is als bijlage bijgevoegd. De kernvraag van de dag was: Hoe waarborgen wij de veiligheid en de zoetwatervoorraad van het IJsselmeergebied in te toekomst en hoe cq in hoeverre kunnen gewenste ontwikkelingen geaccommodeerd worden? Op de dag zijn de cruciale onderwerpen en vragen die dit jaar aan de orde moeten komen in beeld gebracht, evenals voorlopige antwoorden. Dit is gebeurd op basis van beschikbare kennis. De knoppen waaraan gedraaid kan worden zijn peilbeheer en fysieke ingrepen. In de expertsessie is bekeken wat er mogelijk is, uitgaande van deze twee knoppen. Het watersysteem is hierbij niet als een geïsoleerd geheel beschouwd, maar als onderdeel van de integrale ruimte. De functies van water(-lichamen) bepalen de relatie van water met de omgeving. Er wordt hierbij gekeken hoe mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen binnen de behoefte van het watersysteem passen, en niet andersom.
110643/CE7/197/000823
ARCADIS
3
VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED
1.2
DE CONCLUSIES De belangrijkste conclusies van de expertmeeting zijn:
Vanuit het huidige beleid is de veiligheid tot ca 2100 onder controle te houden. Na 2050 is een matige peilstijging (30 à 60 cm) in het IJsselmeer noodzakelijk, in het Markermeer niet.
Het droogteprobleem wordt sneller urgent dan het probleem van de (on)veiligheid. Een verandering van het peilregime zorgt niet voor versterking van de natuur indien het bodemprofiel van Markermeer/IJsselmeer wordt aangepast. Indien het wél wordt aangepast is duidelijk wat vanuit ecologisch gezichtspunt het meest wenselijke peilregime is, maar is nog niet duidelijk welk werkbaar compromis met andere functies mogelijk is.
Decompartimenteren is met mate mogelijk, met name het semi-doorlatend maken van de Houtribdijk.
Compartimentering van het IJmeer is voor de veiligheid van het Markermeer niet noodzakelijk.
Vooroevers zijn nuttig aan Noord-Hollandse kant en aan Flevolandse kant. Afname bergend oppervlak kan.
Onderstaand wordt uitgebreider op de conclusies ingegaan.
Vanuit het huidige beleid de veiligheid tot ca 2100 onder controle te houden Het beeld van de experts is dat gedacht vanuit het huidige beleid de veiligheid tot ca 2100 onder controle te houden is (mits de KNMI-scenario’s aangaande zeespiegelstijging realiteit blijken; bij onverhoopt veel sterkere stijging dient de infrastructuur opnieuw te worden bezien). Het IJsselmeer- en Markermeerpeil1 is dan de komende decennia goed te handhaven met extra spuicapaciteit in de Afsluitdijk. De uiteindelijke peilstijging van het IJsselmeer per 2100 zal waarschijnlijk 30 à 60 cm zijn en dus niet 1 meter! Onder controle houden betekent dat na ca 2050 de dijken rondom het IJsselmeer versterkt dienen te worden.
Peilstijging in het IJsselmeer na 2050 noodzakelijk, in het Markermeer niet De peilstijging na 2050 in het IJsselmeer is noodzakelijk in verband met het afvoeren van water. Het alternatief zou namelijk zijn het peil te beheersen door middel van bemalen. Dit is voor het IJsselmeer heel ingrijpend, aangezien daar de IJssel instroomt. De experts zijn van mening dat bemaling geen reële optie is. In het Markermeer is peilstijging niet noodzakelijk, omdat daar veel minder water instroomt, dat daardoor wél te bemalen is. Het waterbezwaar op het Markermeer is te bemalen met een eventuele maalcapaciteit in de orde van grootte van 100 a 300 m³/s.
Droogteprobleem wordt sneller urgent Het droogteprobleem wordt veel sneller urgent dan het probleem van de (on)veiligheid (mits opnieuw de KNMI-scenario’s realiteit blijken). Momenteel loopt een uitwerking van de Nationale Droogtestudie. Uit deze studie zal waarschijnlijk blijken, dat voor handhaving van de huidige functies in Noord-Nederland (incl. Noord-Holland) en eventueel aanvullend
1
Ivm de discussie over verschillend peil IJsselmeer (zonder Markermeer) en Markermeer noemen we
deze twee steeds apart.
110643/CE7/197/000823
ARCADIS
4
VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED
het Groene Hart, binnen enkele decennia een extra waterbuffer nodig is van enige decimeters in het IJsselmeer en misschien ook het Markermeer. Een waterbuffer is het verschil tussen laagste en hoogste peil , dus is dit te bereiken door (seizoensgebonden) peilverhoging en/of peilverlaging.
Meer dynamiek ten behoeve van natuurwaarden? Een natuurlijker peilverloop ten behoeve van de natuurwaarden (d.w.z. in late winter/vroege voorjaar hoger dan in de zomer) is alleen nuttig als het bodemprofiel is aangepast met brede, ondiepe zones zodat zich daar natuur kan ontwikkelen. Een natuurlijker peilverloop betekent in beginsel meer dynamiek. Dit is misschien te combineren met vergroting van de zoetwaterbuffer, namelijk hoger opzetten in het voorjaar, en ten behoeve van waterlevering elders, het peil verder uit laten zakken in de zomer. Dergelijke veranderingen in het meerpeil kunnen grote consequenties hebben voor de peilhandhaving in omliggende gebieden. Ook deze consequenties dienen nader in kaart te worden gebracht en bij de overwegingen over mogelijke peilverandering te worden betrokken.
Decompartimenteren is met mate mogelijk Decompartimenteren door het volledig weghalen van de Houtribdijk en/of de Afsluitdijk is geen reële optie vanwege de veiligheidsrisico’s en wat betreft de Afsluitdijk vanwege de zoetwatervoorraad. Meer uitwisseling tussen de compartimenten is wel mogelijk, maar dan met mate. Bijvoorbeeld door afsluitbare gaten in de Houtribdijk. Zout water in het IJsselmeer inlaten voor een brakke zone is mogelijk, indien op een beperkt oppervlak en hydrologisch afgescheiden van de rest van het IJsselmeer (behoud zoetwatervoorraad).
Compartimentering van het IJmeer is voor de veiligheid niet noodzakelijk De compartimentering van het IJmeer en het Markermeer kent veel onzekerheden op alle water-gerelateerde thema’s. Voor veiligheid is compartimentering niet noodzakelijk tot 2050, zolang aan de huidige veiligheidsniveaus wordt vastgehouden. Compartimentering zou wel extra robuustheid geven aan de veiligheid rondom het IJmeer en de zuidelijke randmeren.
Vooroevers nuttig aan Noord-Hollandse kant en aan Flevolandse kant In sommige studies zijn vooroevers voorgesteld aan de Noord-Hollandse kant. Vooroevers in de diepere gedeelten van het gebied aan de Flevolandse kant kunnen ook nuttig zijn. Zij hebben voor de veiligheid zelfs meer effect dan aan Noord-Hollandse kant. De precieze locaties van vooroevers zullen vooral bepaald worden door het willen ontwikkelen van heldere zones en ondieptes.
Afname bergend oppervlak kan De afname van het wateroppervlak voor andere functies (bijvoorbeeld natuur, brakke zone, stedelijke functies of vooroevers) kan, mits er meer peildynamiek mogelijk is naar boven en naar beneden (toevoeging water in de verticale ruimte). De mening van de experts is dat afname van 1% tot 5% van het huidige wateroppervlak mogelijk is, omdat dat een verhoging van de maatgevende hoogwaterstanden geeft van slechts enkele centimeters.
110643/CE7/197/000823
ARCADIS
5
VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED
HOOFDSTUK
2.1
2
Verslag bijeenkomst
PRESENTATIES
Visie Rijk Als vervolg op het rapport ‘Een ander IJsselmeergebied, een ander beleid’ vindt er vanuit het Rijk (V&W, VROM en LNV) momenteel een consultatieronde plaats van provincies, gemeenten, natuurbeherende organisaties etc. Het genoemde rapport gaat uit van verschillend peilbeheer in Markermeer en IJsselmeer. De conclusies van het rapport worden gesteund door de Staatssecretaris. Het project wordt vervolgd, deels met dezelfde mensen als degenen die het genoemde rapport hebben geschreven. Het idee is om dit jaar nog een beleidskader voor het IJsselmeergebied te maken.
Toekomstagenda Markermeer/IJmeer De provincie Flevoland en haar partners (provincie Noord-Holland, V&W, LNV, VROM, Amsterdam, Almere, ANWB, Natuurmonumenten) gaan in de toekomstagenda uit van 4 opgaven voor toekomstbestendig ontwerp van het IJsselmeergebied: 1) recreatie, 2) natuur, 3) waterbeheer en 4) de bebouwde omgeving. De belangrijkste vragen hierbij zijn:
Zoetwatervoorziening
o o
Hoeveel water moet het IJsselmeergebied in de toekomst leveren? Wat betekent dit voor het Markermeer?
Veiligheid
o o
Wat zijn denkbare adaptatiestrategieën voor klimaatverandering? Wat betekent dit voor het Markermeer?
Op basis van de eisen wordt toegewerkt naar diverse inrichtingvarianten. Aanname hierbij is (voorlopig) dat in de toekomst het Markermeer en het IJsselmeer los gekoppeld blijven. De forse populatie kranswier die dankzij de luwte in het Gouwmeer leeft, wordt als bewijs gezien voor het natuurpotentieel in - relatief luwe – deelgebieden van het Markermeer. Het is nog onduidelijk hoe de beleidskaders van het Rijk en van de Toekomstagenda met elkaar verbonden worden. De resultaten van deze expertsessie zal in ieder geval voedend zijn voor beiden.
110643/CE7/197/000823
ARCADIS
6
VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED
2.2
SLEUTELVRAGEN Om zoveel als mogelijk kennis in beeld te brengen en overeenstemming over functies, randvoorwaarden en uitgangspunten te krijgen, is tijdens de expertsessie gewerkt aan de beantwoording van de volgende 3 vragen: 1 Ongewijzigd beleid: Wat zijn bij ongewijzigd beheer en beleid tot 2100 de effecten van klimaatverandering op de waterhuishouding in het IJsselmeergebied? 2 Optimalisatie van huidig systeem: Wat zijn de mogelijkheden voor optimalisatie en nadere uitwerking van het bestaande beleid? (peilen per bekken, zoetwatervoorziening, bergend oppervlak) 3 Aanpassingen systeem: Wat zijn mogelijke beheer- of systeemaanpassingen om de toekomstige veiligheid en watervoorziening te waarborgen en wat zijn de consequenties daarvan?
Vraag 1 Ongewijzigd beleid: Wat zijn bij ongewijzigd beheer en beleid tot 2100 de effecten van klimaatverandering op de waterhuishouding in het IJsselmeergebied?
Verwachte bandbreedte. De verwachte bandbreedte tot 2100 voor de peilstijging van de
zeespiegel is 20 tot 90-95 cm, dat betekent een stijging van het IJsselmeerpeil van circa 30 cm tot 60 cm. Vanwege de voorziene uitbreiding van de spuicapaciteit in de Afsluitdijk blijft het tot 2050 mogelijk om water onder vrij verval te lozen op de Waddenzee. Het IJsselmeerpeil hoeft daarom naar verwachting tot circa 2050 niet te stijgen, ook bij verhoogde waterafvoer via de IJssel. Daarna zal het meerpeil mee moeten stijgen met de zeespiegel Na 2050 (tot 2100) zal het water van het IJsselmeer gaan meestijgen met de zeespiegelstijging tot 30-60 cm in de winter. Omdat het Markermeer en het IJmeer hydrologisch van het IJsselmeer geïsoleerd zijn, raakt de waterafvoerproblematiek door klimaatverandering deze meren minder dan het IJsselmeer. Maar wat gebeurt er als de afvoer van de IJssel grilliger wordt? Kunnen pieken opgevangen worden? Tot 2050 lijkt er voldoende speelruimte (het systeem kan de maximale verwachtingen aan), maar modellen en statistische verwachtingen moeten opgefrist worden op basis van nieuwe inzichten. De spuisluizen van de Afsluitdijk zullen af en toe geopend worden voor visintrek en behoud van het brakke milieu, maar het effect hiervan is gering op het totaal.
Droogte. Hoe urgent is de droogteproblematiek voor noordelijk en westelijk Nederland?
Gaat het hier om een toekomstontwikkeling of noopt de droogte nu tot handelen? En in hoeverre kunnen wij bijdragen aan een oplossing? Is een zoetwaterbuffer altijd een antwoord op verdroging, of kan ander landgebruik de zoetwaterbehoefte verminderen? Kan brak water een grotere rol vervullen? Rondom het IJsselmeer zullen urgente effecten tot 2050 met name aan de droogtekant merkbaar zijn. Waar waterafvoer en zeespiegelstijging voor 2050 zonder grootschalige systeemveranderingen beheerst kunnen worden, kan droogte er voor zorgen dat het peil
110643/CE7/197/000823
ARCADIS
7
VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED
omhoog (of lager mag uitzakken) moet om aan zoetwatervraag op het land te kunnen voldoen. Dit kan leiden tot noodzakelijke systeemveranderingen. In de uitwerking van de Nationale Droogtestudie, die na de zomer beschikbaar komt, worden de sommen gemaakt die antwoord geven op de vraag hoe groot de behoefte aan water wordt als we willen voorzien in hetzelfde watergebruik als nu. De droogtestudie geeft geen antwoord op de afweging van belangen, maar geeft wel verschillende scenario’s voor toekomstige waterbehoefte. Naar het zich laat aanzien is er vanuit deze uitgangspunten op termijn van enige jaren of enige decennia een extra waterbuffer van enkele decimeters gewenst. Als besloten wordt het IJsselmeerpeil verder te laten uitzakken kan het voor sommige gebieden noodzakelijk zijn water in te laten middels pompen. De hoeveelheden hiervan lijken te overzien.
Bodemdaling is een autonome ontwikkeling en gaat relatief sneller dan de
zeespiegelstijging. Aan de gevolgen daarvan is tot nu toe te weinig aandacht besteed.
Windrichting. Door de klimaatverandering zou ook de windrichting kunnen
veranderen. Dit kan gevolgen hebben voor de veiligheid.
Markermeer-achterland. Wat is de relatie van het Markermeer met het achterland? Bij
gekoppelde peilstijging van het Markermeer en het IJsselmeer blijft het peil tot 2050 op het huidige niveau. Na 2050 is er bij gelijkblijvende koppeling een verhoging te verwachten van 35 tot 60 cm (tot 2100). De consequenties van deze verhoging voor ruimtelijke ordening zullen voor het Markermeer echter complexer zijn dan voor het IJsselmeer: in het IJsselmeer gebeurt ruimtelijk niet zoveel. Ontwikkelingen rond het IJsselmeergebied zijn cruciaal voor Amsterdam. Hoe zit de relatie Amsterdam/ IJsselmeergebied precies in elkaar? Als besloten wordt voor afkoppelen van het Markermeer, verandert het vraagstuk. Er is geen helder antwoord op de vraag wie in de normale situatie met welke hoeveelheden de vragers zijn van water uit het Markermeer. Bij calamiteiten wordt hier echter van afgeweken. In Nederland worden voor watertoelevering waterakkoorden opgesteld. Is het fysiek een realistische optie dat het Markermeer een watervoorzieningfunctie heeft voor het Westen? Wat zijn in dat geval de noodzakelijke fysieke en bestuurlijke ingrepen? Wanneer tot compartimentering van het IJmeer besloten wordt moet er rekening mee gehouden worden dat er maar een klein oppervlak overblijft, wat extra gevoelig is voor fluctuaties in de watervraag.
Energieverbruik. Voor het bemalen van het IJsselmeergebied naar de zee toe is erg veel
energie nodig. Er is in ieder geval tot 2050 gekozen voor spuien onder vrij verval, wat te reguleren is vanuit bestaand beheer. Het energieverbruik wordt dan zodanig dat meestijgen met de zeespiegelstijging een reëlere optie is.
110643/CE7/197/000823
ARCADIS
8
VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED
Vraag 2 Optimalisatie van huidig systeem: Wat zijn de mogelijkheden voor optimalisatie en nadere uitwerking van het bestaande beleid? (peilen per bekken, zoetwatervoorziening, bergend oppervlak) Binnen het huidige systeem moet de rek zoveel als mogelijk benut worden. Het gaat hierbij om:
Optimalisatie streefpeilen voor veiligheid in 2030, 2050 en 2100. Vaststellen zomerstreefpeilen watervoorziening in 2030, 2050 en 2100, en bepaling bandbreedte.
Effect buitendijkse ontwikkelingen op de veiligheid en watervoorziening in 2030, 2050 en 2100.
De uitgangspunten waarover gediscussieerd kunnen worden zijn:
Meestijgen IJsselmeer met de zee ( IJsselafvoer). Aanpassingen in de marges totdat de veiligheid dijkverhoging verlangt (dus geen dijkverhoging voor natuur en zoetwatervoorziening).
Meestijgen Markermeer wel/niet noodzakelijk voor zoetwatervoorziening. Meestijgen Markermeer wel/niet noodzakelijk voor veiligheid.
De volgende punten zijn behandeld:
Wel/ niet gekoppelde stijging. Tot 2050 is een gekoppelde stijging mogelijk van het
IJsselmeer, het Markermeer en het IJmeer. Om tot 2050 bij ongewijzigd beleid hetzelfde peilbeheer te handhaven is er in ieder geval een extra spuimiddel in de Afsluitdijk nodig Hiervoor loopt een project (realisatie circa 2014). Bij extra wateronttrekking in de zomer, kan het opvullen van de bakken voor zoetwatervoorziening wel een probleem gaan vormen. Na 2050 stijgt het winterpeil voor het IJsselmeer. Vraag is of we dit ook willen voor het Markermeer. Bij een gekoppelde stijging van het Markermeer en het IJsselmeer is een lagere stijging van het IJsselmeer mogelijk in verband met het grotere wateroppervlak. Als na 2050 het peil van het Markermeer ontkoppeld zou worden van het IJsselmeer, dan moet in het Markermeer het peil geforceerd op het huidige niveau gehouden worden om de veiligheid te garanderen. Er is onderzoek nodig om te achterhalen waar het water heen gemalen kan worden na 2050.
Driedeling peilbeheer. Ons vaste systeem voor peilbeheer (volgens het peilbesluit) bestaat
momenteel uit een systematisch laag winterpeil en een hoog zomerpeil. In hoeverre kan dit vaste systeem veranderd worden? Een innovatief voorstel is om een driedeling in het peilbeheer aan te brengen door de bovengrens uit te rekken (binnen de mogelijkheden van het dijkensysteem):
1) een laag winterpeil, 2) een meer dan normaal oplopen van het peil
in het voorjaar, 3) continu laten uitzakken van het waterpeil in de zomer (zie de figuur in bijlage 2). Mocht dit problemen geven met de veiligheid, dan kan het basispeil verlaagd worden. Hierbij moet onderzocht worden wat de effecten zijn voor de verschillende functies.
110643/CE7/197/000823
ARCADIS
9
VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED
Weersvoorspellingen. Bij een systeem met een boven- en een ondergrens, zoals hierboven
voorgesteld, kan meer geanticipeerd worden op weersvoorspellingen. Er is een lange termijn voorspelling nodig voor lage afvoeren. Een ‘drought early warning’ is echter minder lastig dan een waarschuwing voor hoog water. Deze laatste heeft een langere voorspellingshorizon. Bovendien kan het enkele dagen tot weken duren om maatregelen te nemen, zoals het peil te verhogen.
Marges binnen het huidige peilbesluit. Binnen de huidige peilbesluiten is een marge van
centimeters als afwijking van het streefpeil mogelijk, maar bij welke omstandigheden moet het systeem voorbereid zijn op decimeters? En waar ligt de grens waarop het IJsselmeer nog kan bijdragen wat betreft de zoetwatervoorraad aan een oplossing voor de droogteproblematiek? Opgemerkt werd dat er veel water verdampt op het IJsselmeer en dat er daarom wellicht efficiëntere manieren van waterberging bij hoge temperaturen zijn..
Noordzeekwel. Bij een te grote verlaging van het peil van het Markermeer ontstaat
mogelijk zoute kwel vanuit zee en de polders (de polders liggen lager dan de waterbodem).
Toekomstig veiligheidsbeleid. WV21 (veiligheidsdiscussie) loopt nog volop en er zijn dit
jaar geen uitkomsten te verwachten die invloed zullen hebben op het systeem zoals dat nu bekend is.
Vigerend beleid waterbergend oppervlak. Volgens vigerend beleid (WB21) mag de
(waterbergende)oppervlakte van het water niet worden aangetast. Vanuit de inhoud kan gediscussieerd worden over de mogelijkheden van het systeem als het gaat om een optimalisatie van het waterbergend vermogen zonder bezwaren voor de veiligheid. Hoe klein of groot moet het oppervlak van zoet water zijn? We kunnen immers ook in de verticale ruimte ingrijpen. De experts zijn van mening dat we voorzichtig moeten zijn met het afstaan van een stuk zoet aan zout water. Een beperkt stuk brak water is acceptabel, maar waarvoor zou dat precies dienen? Wellicht als compensatie van natuur? De mening wordt gedeeld dat een afname van het bergend vermogen (bv voor buitendijks bouwen, voor vooroevers of voor een brakwaterzone) acceptabel is. Er is verschil van mening over het toegestane percentage, de marge ligt tussen 1 en 5 % (staat gelijk aan ongeveer 10.000 ha). Binnen de beleidslijn Meren & Delta’s worden berekeningen gemaakt over de effecten van verkleiningen van het oppervlak op de MHW’s. Hieruit zal een bestuurlijke keuze volgen. Pas zodra we met onderbouwde argumenten grip hebben op de noodzakelijke orde van grootte van wateroppervlaktes kan een harde ruimteclaim gemaakt worden. En kan bepaald worden aan welke functies de mogelijke ruimte wordt toebedeeld.
110643/CE7/197/000823
ARCADIS
10
VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED
Vraag 3 Aanpassingen systeem: Wat zijn mogelijke beheer- of systeemaanpassingen om de toekomstige veiligheid en watervoorziening te waarborgen en wat zijn de consequenties daarvan? Systeemaanpassingen waar aan gedacht wordt als het gaat om veiligheid, ecologie, watervoorziening en stedelijke ontwikkeling zijn de volgende: Veiligheid
Gemaal IJmuiden of nieuw gemaal Houtribdijk om winterstreefpeil in het Markermeer te handhaven.
Kering Hollandse brug (dit plan is afgekeurd om andere redenen dan veiligheid of zoetwatervoorziening).
Veiligheid/ecologie/watervoorziening
Alternatieve vormen dijkverzwaring (bijvoorbeeld overslagdijken, vooroevers). Garantie doorstroming: uitwisseling water tussen compartimenten.
Veiligheid/ecologie/stedelijke ontwikkeling
(Deels) compartimentering Markermeer en IJmeer.
De uitgangspunten waarover gediscussieerd worden zijn:
Afsluitdijk en Houtribdijk blijven voor veiligheid. Binnen halen van zout water kan, mits dit afgescheiden blijft van het zoet IJsselmeerwater (= afname bergend vermogen).
De volgende punten zijn behandeld:
No regret. Bij rivierafvoer en zeespiegelstijging hebben we met onzekerheden te maken (klimaatverandering). Strategieën moeten afgestemd worden op de bovengrens van de bandbreedte (90/95 cm) met no regret maatregelen. Robuustheid en flexibiliteit (bijvoorbeeld zand in plaats van beton) zijn criteria. Definieer maatregelen waar je geen spijt van krijgt, en die altijd zin hebben.
Dijkverzwaring. Alternatieve vormen van dijkverzwaring zoals vooroevers worden als positief gezien, maar vormen geen 100 % oplossing. Voordelen zijn de mogelijkheid om mee te koppelen aan ander functies (waarbij regionale verschillen meegenomen moeten worden.) Het is een dogma dat open water en ondiepe oeverzones behouden moeten worden. Vanuit veiligheid en ecologie gedacht levert een vooroever het meeste op bij een dijk liggend aan diep water. Kosten-technisch (3 miljoen per strekkende kilometer) is dit echter prijzig. Voordeel is dat het wateroppervlak niet afneemt. Anderen zijn van mening dat vooroevers juist aan oude dijkjes gelegd moeten worden, omdat dit landschappelijk beter past. Een overslagdijk waarbij de dijk niet verzwaard hoeft te worden kan een goede optie zijn, maar levert vanuit waterbeheer en voor natte natuur relatief weinig op. Ook een onderwaterdijk levert nauwelijks winst op.
110643/CE7/197/000823
ARCADIS
11
VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED
Scheefstand. Compartimentering wordt gezien als de beste oplossing voor scheefstand. Dit draagt bij aan de veiligheid, maar heeft tot 2050 geen toegevoegde waarde. De keuze voor wel/ niet compartimenteren zal met name afhangen van de voorkeur voor openheid en de effecten op waterkwaliteit (als rustige hoekjes toenemen, kan dat problemen geven met blauwalgen etc.).
Lager basispeil Markermeer. Het Markermeer wordt gevoed vanuit de Eem, door regendynamiek (40%) en door waterinlaat vanuit het IJsselmeer. In verband met de veiligheid kan na 2050 het peil van het Markermeer niet stijgen zonder dijkverhoging. Zonder dijkverhoging zal het peil in het Markermeer lager zijn dan in het IJsselmeer, waardoor er niet onder vrij verval op het IJsselmeer geloosd kan worden of via gemaal IJmuiden (hogere zeespiegel). Het voorstel is om van het Markermeer een neerslagsysteem te maken (natuurlijker) met een lager basispeil dan nu. Het peilbeheer wordt hiermee losgelaten (de verwachting is dat het peil ‘natuurlijk’ zal fluctueren met een halve meter) en alleen boven een bepaald peil worden er maatregelen genomen in de vorm van bemaling. Onderzoeksvraag hierbij is: Hoeveel ruimte biedt het Markermeer voor gebiedseigen water en wanneer wordt het punt bereikt dat er moet worden afgevoerd vanuit veiligheidsperspectief? En hoe kan dit georganiseerd worden? En wat gebeurt er in dat geval met het Eemmeer? En wat zijn de consequenties voor verstedelijkt gebied?
2.3
OVERIGE BELANGRIJKE AANDACHTSPUNTEN
Timing heeft invloed op de meeliftmogelijkheden voor andere maatregelen. Om de consequenties van maatregelen voor water en omgeving te kunnen begrijpen is het belangrijk het watersysteem als integraal onderdeel van de ruimte te bezien. Wel moeten er pragmatische keuzes voor afbakening gemaakt worden om de scope niet te breed te maken.
De zoetwaterinlaat bij het IJmeer voor drinkwatervoorziening Is het wel mogelijk de richting te bepalen voor veiligheid en zoetwatervoorziening zonder de link met natuur te leggen? Hoe ziet een natuurvriendelijk peil eruit? Bij verwachte droogte kan het peil tot 2050 met 20 cm omhoog worden gebracht. Dit brengt een dynamiek met zich mee, die wellicht gunstig is voor natuur. Aan ecologen kan de vraag gesteld worden of een versterking van het bestaande kunstmatige systeem gunstig of ongunstig is voor natuur. Peilingrepen moeten altijd bezien worden in combinatie met investeringen in (water)bodemmorfologie.
Maatschappelijke processen zijn belangrijk om op aan te sluiten. Drastische consequenties moeten in beeld gebracht worden. Als voorbeeld wordt genoemd: het Markermeer en het Naardermeer zijn communicerende vaten. Het is bijvoorbeeld niet wenselijk dat het waterpeil in het Naardermeer zakt.
110643/CE7/197/000823
ARCADIS
12
VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED
2.4
NIET REALISTISCH GEACHTE ALTERNATIEVEN
Een structurele peilverlaging voor het creëren van land-waterovergangen met het huidige bodemprofiel is geen optie, omdat dan fors verlaagd moet worden. Helemaal gezien de verwachte toekomstige tekorten aan water in de zomer is dit een niet realistisch idee.
Het bergend oppervlak kan vergroot worden door het terug leggen van dijken in de Zuidoost hoek van het systeem, waarbij natuur wordt meegekoppeld. Kosten-technisch wordt dit echter niet als een reële optie gezien.
Ontkoppeling IJmeer en Markermeer in combinatie met een zoetwaterverbinding van het Markermeer met het Groene Hart via een pijpleiding.
Integrale verdieping (project WINN) Voor significante effecten op scheefstand moeten verdiepingen, geulen etc. te groot worden.
110643/CE7/197/000823
ARCADIS
13
VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED
BIJLAGE
1
Deelnemers
Aanwezig Ronald Roosjen
RWS RIZA
Dirk Vlag
RWS RIZA
Carolien Breukers
RWS IJG
Erik Regeling
RWS IJG
Jacco Maissan
Ministerie van LNV
Dennis Menting
Provincie Flevoland
Pim Vermeulen
Gemeente Amsterdam
Rinus Vis
WL Delft Hydraulics
Hein Sas
onafhankelijk adviseur / Stichting Wetlands in het IJsselmeer
Boris Hocks
Posad – spatial strategies
Ursula Blom
ARCADIS
Liesbeth Eshuis
ARCADIS
110643/CE7/197/000823
ARCADIS
14
VEILIGHEID EN ZOETWATERVOORZIENING IN HET IJSSELMEERGEBIED
BIJLAGE
2
Uitwerking van mogelijk toekomstig peilbeheer
De volgende figuur geeft een uitwerking van de voorstellen voor het peilbeheer die tijdens de expertmeeting zijn gedaan. In de bovenste figuur geeft de blauwe lijn het huidige peilbeheer aan en de rode lijn het voorgestelde toekomstige peilbeheer. De onderste twee figuren geven aan dat het peilbeheer van het IJsselmeer en het Markermeer ontkoppeld kan worden na 2050.
110643/CE7/197/000823
ARCADIS
15